Ashar Medina (Mocro Maffia): ‘Je moet moord en doodslag niet relativeren’

De donderdagnacht van de Maccabi-rellen in Amsterdam zat scenarioschrijver Ashar Medina in zijn kantoor te werken. Het was de week van de première van het laatste seizoen van misdaadserie Mocro Maffia, en eerder hadden supporters van de Israëlische voetbalclub Maccabi Tel Aviv in Amsterdam luidkeels steun betuigd aan de genocide in Gaza. Die nacht werden supporters mishandeld door Amsterdamse jongeren.

„Het gebeurde hier precies voor de deur, ik moest binnen blijven. Het is gek ja, wij zijn druk met entertainment, we vertellen verhaaltjes, terwijl de wereld in de fik staat. Ik ben geen activist, wat ik te vertellen heb, doe ik in mijn series en films. Het wordt nu nog belangrijker om die verhaaltjes ook een maatschappelijke laag te geven, die de wereld om ons heen reflecteert.”

Medina zit in het kantoor van zijn productiebedrijf aan een Amsterdamse gracht om te vertellen over het jaar dat Mocro Maffia stopte en hij weer ruimte kreeg om aan nieuwe films en series te werken. Zes seizoenen lang volgde een grote schare fans de bendeoorlog tussen de voormalige vrienden Paus en Potlood. Met ongeremde wraakzucht als motor was de serie voor Nederlandse begrippen ongekend hard en gewelddadig. Tientallen hoofdpersonages haalden het eind van de serie niet. Mocro Maffia groeide uit tot een Nederlandse klassieker. De serie zette streamingdienst Videoland op de kaart, en verschafte een generatie acteurs en filmmakers van niet-westerse afkomst toegang tot de Nederlandse filmwereld.

Ashar Medina (39) stond aan de wieg van de serie, samen met bedenker en hoofdrolspeler Achmed Akkabi. Dit jaar was hij bovendien showrunner (creatieve serieleider) van het laatste seizoen, aanwezig van de eerste schetsen tot de laatste montagedag. Mocro Maffia opende deuren voor Medina. Vorig jaar maakte hij voor de publieke omroep de serie Santos – een ‘Romeo en Julia’ in de Rotterdamse onderwereld die werd bekroond met een Gouden Kalf. In februari 2025 verschijnt zijn scifi-comedy Straatcoaches vs. Aliens, waarin diverse bevolkingsgroepen in een volkswijk van het fictieve Schijndrecht samenkomen om een buitenaardse invasie te trotseren.

Nederland Narcostaat

Zijn scifi-film wordt entertainment met een menselijke en maatschappelijke laag, zegt hij, net als Mocro Maffia: „Kogels en bloed zijn op zich niet interessant. Vanaf het begin was het idee van Mocro Maffia: je moet ook de menselijke kant laten zien, en de verstrekkende gevolgen van geweld. Het is om te beginnen entertainment, maar ik vind dat je als maker de plicht hebt om de impact van geweld te laten voelen. Je moet moord en doodslag niet relativeren.”

Dus zit in het begin van de serie al een begrafenis van een jonge jongen, je ziet het grote verdriet van de familie, de culturele verschillen op een begrafenis, en een geschiedenislesje over gastarbeiders. Medina: „Om die reden beginnen we ook met de scholier Muis, die dreigt te ontsporen. Je ziet zijn vader aan hem trekken, om hem aan de goede kant te houden. Maar ook de gemeenschap, de maatschappij trekt aan hem.”

Als het journaal over georganiseerde misdaad gaat, zegt Medina, zie je alleen onbekende boeven die zo snel en zo lang mogelijk de gevangenis in moeten. „Dat vind ik op zich ook, maar het is interessanter om eens te kijken waarom Nederland volgens experts op weg is om een narcostaat te worden, waarom het zo’n belangrijk doorvoerland voor drugs is geworden.”


Foto Hedayatullah Amid

„Kogels en bloed zijn op zich niet interessant, je moet ook de impact van geweld tonen”


Nederland wil graag een belastingparadijs zijn, stelt Medina, een land dat grote bedrijven ruim baan geeft. Dat zie je volgens hem terug in de Rotterdamse haven. „Er is daar onvoldoende toezicht omdat strenge controle vertraging voor de transportbedrijven zou betekenen, en dan blijven ze weg. We willen als Nederland heel veel geld verdienen aan internationale handel, de drugstransporten zijn daar een bijwerking van.”

Verder wilde Medina in Mocro Maffia ook de sociaaleconomische kant van misdaad laten zien. „Georganiseerde misdaad is een beroep, gericht op economische belangen. Misdaad krijgt het beste voet aan de grond in gemeenschappen waar huisvesting en onderwijs slecht zijn, waar jongeren geen toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. Onvrede en een gevoel van onbestemdheid zijn een goede voedingsbodem voor georganiseerde misdaad. Wie aan het kortste eind trekt, is het meest gevoelig.”

Hij lacht: „Nou, dat probeerden we er dus allemaal in te krijgen, zonder dat de actie en het vermaak eronder leden.”

Amsterdam-Zuid en Amsterdam-West

Als kind wilde Medina rapper worden, maar drama schrijven deed hij ook al. „Ik was heel druk. Op school was ik altijd het eerste klaar met mijn werk en dan ging ik mijn klasgenoten lastigvallen. Dus zei de leraar: ga jij maar op de gang een toneelstuk schrijven. Dat was deels bezigheidstherapie, en deels bedoeld om me te inspireren. Op het einde van de dag voerden we dat toneelstuk op in de klas.”

Zijn vader is musicus en acteur. Die speelde onder meer in de serie De negen dagen van de gier uit 2001: „Supervet om mijn vader op tv te zien.” Zijn moeder werkt al decennia voor de gemeente Amsterdam. „Ze heeft hele wijken opgezet, ze heeft geprobeerd de Bijlmer bewoonbaarder te maken. Daarnaast heeft ze altijd mensen geholpen. Ik heb heel veel geleerd van mijn moeder.” De artistieke kant komt niet alleen van zijn vader: „Mijn moeders vader was een Surinaamse cabaretier. Ze had altijd kunstenaars in haar omgeving. Ze was bevriend met Clark Accord, oom Clark, schrijver van [roman] De koningin van Paramaribo. Zo leerde ik dat je je brood kon verdienen met schrijven.”

Foto’s: Hedayatullah Amid

Na de scheiding van zijn ouders groeide Ashar Medina simultaan op in de Stadionbuurt (Zuid) en in de Mercatorbuurt (West) – twee nogal verschillende buurten in Amsterdam. De eerste wijk was wit en rijk, de tweede gemengd en arm. In Zuid, waar zijn Surinaamse moeder woonde, zat hij op witte elitescholen. In West, waar zijn Kaapverdische vader woonde, zat hij tussen zijn straatvrienden.

Gaf het leven in twee werelden hem een verscheurd gevoel? „Zo’n jeugd biedt je verschillende perspectieven op het leven, dat is een verrijking. Ik was in het weekend bij mijn pa in West, donderdags had ik daar karate. Als kind stond ik niet stil bij de verschillen, dat vind je dan normaal. Ik zag vooral overeenkomsten. Mensen zijn mensen, ze zijn met dezelfde dingen bezig: familie, liefde, vriendschap, ambitie.”

Zijn vrienden op het Balboaplein in Amsterdam-West noemden hem „de stuud”, vertelt Medina, maar hij hoorde er wel helemaal bij. „En toen ik naar de Filmacademie ging, waren ze trots op mij. Ze leefden met mij mee. Op straat gun je elkaar heel veel. Je leert: je hebt elkaar nodig en je moet iedere kans pakken die langskomt.

Op de Zuidas

Na zijn middelbare school ging Medina bedrijfskunde studeren. „Mijn moeder leerde me: educatie en hard werken zijn belangrijk. En als je iets wil bereiken moet je tien keer zo hard rennen als je witte klasgenoten. Mijn vwo-vrienden gingen ook allemaal economie, bedrijfskunde of rechten studeren.” Tijdens een bijbaan bij een beleggingskantoor op de Zuidas zag hij eens hoe een jongen uit West op een brommer cocaïne kwam brengen voor de advocaten. Getergd: „Let op, ik heb dat dus één keer gezien. Daar kun je dus geen algemene conclusies uit trekken over jongens op brommers of advocaten.”

Na anderhalf jaar stopte hij met de studie, die toch niet geschikt voor hem bleek. In de twee tussenjaren hierna was hij vooral bezig met rappen. Ook tijdens zijn tijd op de Filmacademie bleef hij rappen. In 2015 won hij met zijn groep AlphaDNA de publieksprijs bij De Grote Prijs van Nederland, een belangrijke prijs voor muziektalent.

Ook de Filmacademie is een overwegend witte school. Merkte Medina dat? „We maakten er ooit een film over twee vrienden van wie er eentje sterft. Ik vroeg: waarom is niet een van de vrienden zwart of Marokkaans? Toen zeiden ze: ‘Ja, maar dan denken de mensen dat de film dáár over gaat. Dat is verwarrend.’ Blijkbaar is de wet: als er een niet-witte persoon in een film zit, moet die film over ras gaan. Dat een zwarte acteur ook gewoon een vriend kan spelen, dat vonden ze moeilijk. Onze taak als makers is niet om het publiek te geven wat ze willen. Maar om het publiek te geven waarvan ze nog niet wisten dat ze het nodig hadden. Dat je ze verrast. Dat je ze beweegt. Dat je ze laat huilen, lachen, schreeuwen.”

Foto’s: Hedayatullah Amid

Zijn meest persoonlijke film, zegt Medina, is Tom Adelaar uit 2018. Yannick Jozefzoon speelt daarin een Surinaamse jongen die in cryptocurrency werkt, en zich aan de telefoon voordoet als witte man om beter te verkopen. Autobiografisch, zo blijkt: „Toen ik in de telemarketing zat, noemde ik me ook Tom Adelaar of Daan Bakker. Ik praatte ook anders aan de telefoon.” Medina zet nu een keurig ‘wit’ accent op: „Goedemiddag, u spreekt met Tom Adelaar. Ik wil u graag informeren over een hele mooie aanbieding.” Volgens hem doen heel veel niet-witte mensen dat, om discriminatie te voorkomen. „Maar ik verloochende wel mezelf, mijn afkomst, waardoor ik me heel naar voelde. Dat kon ik dus beter niet doen.”

Sinds Mocro Maffia kan Ashar Medina zijn eigen naam gebruiken. Heeft Mocro Maffia de filmwereld veranderd? „Nou, ga ze maar tellen, de niet-witte series, dan weet je het antwoord. Tegelijk zijn Achmed Akkabi en ik allebei bezig aan eigen nieuwe series, en zie je de andere mensen uit Mocro Maffia en Santos ook lekker aan het werk. Dat maakt me erg trots. En binnen de mainstreamfilms zie je wel degelijk enige verschuiving. De bestbezochte films van de afgelopen jaren waren De Tatta’s en de Bon Bini-films van Jandino Asporaat. Loverboy: Emoties Uit van Cyriel Guds is de bestbezochte Nederlandse film van 2024. Voor financiers is het dus eigenlijk slim om te investeren in films met een gemengde cast en crew, zou je zeggen.”


Foto Hedayatullah Amid

„De vraag is niet of Mocro Maffia stigmatiseert, de vraag is: waarom is er geen breed aanbod van series met gekleurde hoofdrollen?”


Was Medina ervoor beducht dat Mocro Maffia het stigma van Marokkanen als criminelen zou versterken? „Ten eerste zitten in de serie niet alleen Marokkanen maar mensen uit allerlei groepen. Zo heb je Tata, gespeeld door Robert de Hoog, een van de populairste, meest meedogenloze en nare personages. Dat is een witte man. En in seizoen drie hebben we de witte kampers uit Brabant, die met de martelcontainers.”

Ten tweede, zegt hij: is dit wel de verantwoordelijkheid van een groep die één kans krijgen om één serie te maken? Medina: „Vóór Mocro Maffia was Penoza de populairste Nederlandse misdaadserie. Niemand zei toen: alle witte huisvrouwen zijn criminelen. Omdat je naast Penoza ook Gooische Vrouwen hebt, en tientallen andere witte series. Dus viel niemand over een serie met witte criminelen. De vraag is dus niet of Mocro Maffia stigmatiseert, de vraag is: waarom is er geen breed aanbod van series met gekleurde hoofdrollen?”

Legt dit gesprek niet te zeer de nadruk op kleur en afkomst, vraagt Medina zich af. Zijn ambities als scenarioschrijver liggen immers elders: „Ik ben schrijver geworden omdat ik mensen wilde vermaken en betoveren. Een verhaal hoeft niet altijd een les of een waarschuwing te bevatten. Zo ben ik nu bezig met de spionageserie Benz, die zich afspeelt bij de EU in Brussel – ik ben fan van John le Carré, ik heb op één na al zijn boeken gelezen.” En zijn komende voetbalserie Lions gaat gewoon over vriendschap: „Ik voetbalde zelf bij AFC in Zuid, ik was niet slecht, een felle middenvelder type Edgar Davids.”

Mocro Maffia zorgde voor een toestroom van jongens met een niet-westerse achtergrond bij castingbureaus. Medina wordt geregeld uitgenodigd om in buurthuizen te komen praten. „Laatst gaf ik een workshop op het Balboaplein in Amsterdam-West, waar ik dus zelf als kind eindeloos heb gevoetbald. Ze wilden allemaal in de film of in de muziek. Heel dope om de ambities en energie van die kinderen te zien. Als ik mensen kan inspireren, dan doe ik dat. Ik had ook die droom.”




Foto Hedayatullah Amid


NAVO-topmilitair Rob Bauer: ‘Als je wordt aangevallen is er geen tijd om te vergaderen’

In de tuin van restaurant de Plantage in Amsterdam gaat Rob Bauer met zijn publiek op de foto. Het is een zonnige vrijdag in oktober, hij heeft net gesproken met vertegenwoordigers van de Europese bankensector. Op uitnodiging van de bestuursvoorzitter van ABN Amro.

„In het begin zie je ze denken: wat moet die man in dat uniform hier”, zegt Bauer even later over zijn ontmoeting met de bankiers. „Maar dan pakken ze hun schriftje. Dan gaan ze aantekeningen maken. Na afloop komen ze me bedanken en zeggen ze: hier moeten we iets mee.”

Rob Bauer is de voorzitter van het Militair Comité van de NAVO, het overleg van de commandanten van de 32 krijgsmachten die samen de alliantie vormen. De commandanten geven adviezen aan de politici die, onder leiding van secretaris-generaal Mark Rutte, beraadslagen in de Noord-Atlantische Raad. Is er eenmaal een politiek besluit, dan geeft Bauers Comité onder andere opdrachten aan generaal Christopher Cavoli, de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR), die in geval van nood in Europa de militaire leiding heeft.

Rob Bauer is ook een influencer. In het najaar sprak hij in Amsterdam, Brussel, Doha, Maastricht, Praag, Berlijn, en Halifax – om maar een paar locaties te noemen. De NAVO heeft geen eigen vliegtuigen, dus vliegen Bauer, zijn staf en zijn beveiliging meestal commercieel. Bijna tweehonderd reizen in drieënhalf jaar. Het is een straf schema. Na weer zo’n dag ontspant hij graag met zijn hele team in de hotelbar bij een gin-tonic.

Zijn boodschap? Veiligheid kun je niet enkel uitbesteden aan militairen. De hele samenleving moet bijdragen. Dus spreekt hij met journalisten en politici, met burgers en studenten, met ondernemers, bankiers en zelfs met vertegenwoordigers van goede doelen. In januari adviseerde hij burgers om een noodpakket in huis te halen. In november riep hij ondernemers op zich voor te bereiden op oorlog. Als je vaak naar Rob Bauer luistert, ga je vanzelf onrustiger slapen.

Met krachtige, kalme stem laat Bauer de ene waarschuwing op de andere volgen. Zonder overdreven pathos. Streng, soms. Vaak met een vleugje sarcasme. En bijna altijd met de vanzelfsprekendheid van iemand met een rotsvast geloof in zijn verhaal. Het uniform helpt. Acht koperen knopen. Vier sterren. Op de mouw een brede gouden band en een dunne met krul. Ankers op de revers. Een marineman. Luitenant-admiraal, de hoogste rang.

De bankiers in Amsterdam spoorde hij aan te investeren in defensie. Om Oekraïne te steunen, maar ook om de verdediging van Europa te verbeteren. Het steekt hem dat de financiële sector nauwelijks in defensiebedrijven investeert omdat wapens en munitie in strijd zijn met duurzaamheidsdoelen.

„Ze zeggen: het is tegen de sustainabality goals. Dan zeg ik: nou jongens, het allergrootste sustainability-probleem is oorlog zelf. Ga maar kijken in Oekraïne, in Gaza, in Syrië. Dus moet je in wapens investeren om oorlog te voorkomen.”

Bauer voert al maanden een privé-oorlog met zijn pensioenfonds, het ABP. „Die waren heel boos dat ik telkens lelijke dingen over ze zei omdat ze hun portefeuille van de defensie-industrie aan het afbouwen waren. Ik zei: dat is toch ráár als er oorlog in Europa is? Mijn pensioen loopt bij het ABP. Dat mag wel. Maar jullie zijn niet bereid te investeren in de spullen die ik nodig heb om mijn werk te doen. Het gaat vaak over milieu en biodiversiteit. Hartstikke belangrijk. Maar jullie moeten wel een beetje op blijven letten. Want dat nieuwe probleem is er ook: Oekraïne, Rusland en China. En dat is, in tijd gezien, zelfs dichterbij dan die hele klimaatdiscussie.”

Zijn ze bereid hun standpunt te herzien? „Knarsetandend, denk ik. Ik heb gesproken met de voorzitter van de raad van bestuur en hij kan niet weerspreken wat ik zeg.”

Zoals elke performer heeft ook Bauer vaste nummers in zijn repertoire. Deze bijvoorbeeld: „Ik ben helemaal niet uit op oorlog. Ik ben uit op afschrikking”, zegt hij in Amsterdam. „De ten feet bouncer voor de deur van de nachtclub. Dat je denkt: zonder zwarte band in karate kom ik daar niet langs, ik ga niet zonder te betalen naar binnen. Dát is afschrikking.” Weken later, tijdens een lezing in Brussel, komt de uitsmijter weer voorbij – al is hij dan gekrompen tot seven feet.


Foto Aurelien Goubau

Als je vaak naar Rob Bauer luistert, ga je vanzelf onrustiger slapen


Bauer zit sinds 2017 in het Militair Comité, eerst als Nederlandse Commandant der Strijdkrachten, vanaf 2021 als voorzitter. Hij is bezig aan zijn laatste maanden. De NAVO onderging in die jaren een dramatische transformatie. Jarenlang stonden missies in een ver buitenland voorop, nu is het weer de collectieve verdediging van het eigen grondgebied. Het verschil? „We kunnen niet langer zelf bepalen wat en wanneer we iets doen. Dat bepaalt nu de vijand. En daarom moet je het onverwachte verwachten. In elke regio. In elk militair domein. Te allen tijde. Er kunnen meerdere aanvallen plaatsvinden, in meerdere regio’s, op hetzelfde moment”, zo vat hij het samen.

Er moesten nieuwe plannen komen voor de verdediging van Europa. De aanhoudende dreiging die uitgaat van terroristen en de hernieuwde agressie uit Rusland maakten dat nodig.

„We hebben ons huiswerk gedaan”, zegt hij in de Plantage. „We hebben de strategie veranderd. We hebben het duidelijk gemaakt en iedereen heeft het geaccepteerd. We hebben gezegd: dit is de verzameling zooi die we nodig hebben. Dit zijn de mensen die we nodig hebben. Ik hoef daar steeds minder over te kletsen. Omdat al die militaire adviezen zijn gegeven, had ik kunnen gaan golfen, of elke dag naar Artis kunnen gaan. Maar één probleem is nog niet opgelost. De defensie-industrie is nog niet up to speed.”

Holy fuck

Bauer heeft duidelijk schik in zijn rol als opiniemaker. Hij leerde al snel dat je niet te technisch moet praten als je mensen ergens bewust van wilt maken. Zijn oproep om een noodpakket in huis te halen maakte tot zijn verbazing heel veel los. Het was eigenlijk bedoeld als een klein voorbeeld. Bauer sprak al anderhalf jaar over weerbaarheid. Op een persconferentie kreeg hij de vraag: kunt u dat heel concreet maken, zodat burgers het begrijpen? „Ik ben toen met dat voorbeeld gekomen van water, batterijen, een radio, een zaklamp.”

Bauer vergelijkt de rol van militairen in een oorlog graag met die van virologen in een pandemie. „Politici gingen opeens luisteren naar virologen omdat ze het zelf niet begrepen. Politici luisteren alleen als het spannend is en heel groot wordt. Toen de oorlog uitbrak in Oekraïne zijn politici weer gaan luisteren naar militairen. Ze begrijpen dat ze van veel verstand hebben, maar niet van oorlog. Politici en diplomaten hebben heel lang gesproken over de wereld zoals ze zouden willen dat die eruitzag. En niet over hoe die eruitzag. Ministers van Buitenlandse Zaken spraken een beetje met dédain. ‘Wij bepalen waar jullie naartoe mogen. En dan mogen jullie dit en dat doen. En natuurlijk, de techniek laten we aan jullie’.”

Maar dat is toch precies zoals het hoort in een democratie: de politiek beslist, het leger voert uit?

Njein!” Waarmee Bauer bedoelt: ja en nee. „Ik pleit ervoor dat er meer en beter geluisterd wordt naar professionals en niet alleen maar naar mensen die dénken dat ze ergens verstand van hebben. Ik ben helemaal voor democratie waarbij burgers de leiding hebben en het besluit nemen. Maar het is de accountant die het overal voor het zeggen heeft gekregen. Het ging alleen maar over efficiency en niet over de inhoud, de effectiviteit.”

Toen Rusland in 2022 op grote schaal Oekraïne binnenviel, vertelt hij, kwamen die ministers vragen: wat moeten we doen? „‘Holy fuck. Dit is zó ingewikkeld!’ Je kunt heel lang het gevoel hebben dat je erover kunt kletsen, dat je erover gaat. Maar als je wordt aangevallen dan is er niet heel veel tijd om te vergaderen. Dan kijkt iedereen naar SACEUR en zegt: ‘red ons’. Heel lang hebben we gedacht dat het nooit meer nodig zou zijn om dat te zeggen. En ineens kwam het besef dat het misschien toch nog wel eens zou kunnen gebeuren… het kwam heel dichtbij. En in die situatie zitten we nog steeds.”

Beetje stout geweest

Ook al beslist uiteindelijk de politiek, de huidige defensieplannen van de NAVO zijn gebaseerd op een strategie die de militairen al in 2019 opstelden. Het politieke besluit volgde pas in 2022. „Als commandanten der strijdkrachten zijn we toen een beetje stout geweest. We hebben nieuw beleid geïntroduceerd. Wij hebben toen gezegd: we moeten ons kunnen verdedigen tegen twee dreigingen: Rusland en terroristische organisaties. Pas in juli 2022 hebben de regeringsleiders besloten dat de Russen niet langer onze partners waren, maar onze grootste dreiging. Wij hebben dat dus geïntroduceerd. Niet heel veel mensen zaten toen op te letten.”

De militairen legden hun strategie vervolgens voor aan de politici met het verzoek de uitgangspunten te onderschrijven. Dat gebeurde niet. „Ze zeiden: dat is een militair document, dat kan niet belangrijk zijn.”

De militairen werkten de strategie verder uit. Bauer somt er een aantal op, de afkortingen vliegen over tafel. Ze schreven een strategie voor afschrikking, Concept for the Deterrence and Defense of the Euro-Atlantic-Area (DDA). Ze keken ook 20 jaar vooruit in het NATO Warfighting Capstone Concept (NWCC). Ze schreven plannen voor de verschillende regio’s in de NAVO en becijferden hoeveel mensen en materieel nodig zijn, de Force Structure Requirements (FSR). Bauer: „Als je aan collectieve verdediging doet heb je meer militairen nodig met een hogere gereedheid. Als je aangevallen wordt, moet je klaar zijn.” De NAVO kan nu in dertig dagen 500.000 militairen op de been brengen, van wie een deel binnen tien dagen.

Foto’s: Aurelien Goubau

Om die manschappen te laten manoeuvreren en voor de verdediging zijn grote investeringen nodig in materieel, wapens en munitie. Het gesprek met de lidstaten over geld is onder druk van de nieuwe dreiging dan ook ingrijpend veranderd.

„Nog niet zo lang geleden keken landen in hun portemonnee hoeveel ze konden uitgeven en binnen die kaders moesten wij dan iets bedenken. Nu zeggen wij: er is een dreiging en zolang die dreiging er is hebben we de volgende spullen nodig. Je kunt dan natuurlijk zeggen: ik ga de helft van die dreiging aanpakken, maar dat is een raar verhaal. We moeten gewoon de vijand kunnen verslaan als het erop aankomt. En dan schrikt iedereen van wat dat allemaal kost.”

Na tien jaar touwtrekken en onder druk van Poetins oorlog geeft twee derde van de NAVO-lidstaten inmiddels minimaal 2 procent van het bruto binnenlands product uit aan de eigen krijgsmacht. Maar die veelbesproken 2 procent is niet meer genoeg. „Als je kijkt naar wat die spullen kosten, dan heb je 3,0 tot 3,5 procent nodig en dan lieg ik niet. Of we dat gaan uitgeven is een politiek besluit. Ik wil dat mensen begrijpen dat 2 procent niet heel erg veel is. In de Koude Oorlog was het 3 tot 6 procent. Ik zou ook willen dat het niet nodig was, maar de werkelijkheid is dat de wereld er niet veiliger op geworden is. We weten dat de Russen grotere ambities hebben dan Oekraïne. We zien ook dat China de regels steeds vaker aan zijn laars lapt. Nu zijn de Chinezen niet onze geografische buren, maar ze zijn wel dagelijks actief in cyber en in de ruimte. Dus ze zijn ook niet zo heel ver weg.”

In een hoekje achterin

Half november. Bauer zit in restaurant Luster aan het Vrijthof onderuitgezakt op een bank. Hij heeft een hoekje achterin de zaak gekozen, tegenover de open keuken. Zijn beveiligers zitten even verderop. In de afgelopen dagen was hij in Qatar en daarna in Praag, nu is hij in Maastricht. Over een paar uur moet hij de Prinses Beatrix-lezing over Europese integratie geven.

De wereld is er sinds die oktobermiddag in de Plantage niet overzichtelijker op geworden. Donald Trump heeft de verkiezingen gewonnen en de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-un heeft manschappen naar Rusland gestuurd om te vechten tegen Oekraïners. In het Westen wordt sinds Trumps overwinning gesproken over snelle onderhandelingen met Rusland om een einde aan de oorlog te maken.

Zal Trump Oekraïne onder de bus gooien? „Ik kan me niet voorstellen dat de Verenigde Staten er belang bij hebben dat Poetin als overwinnaar uit de onderhandelingen komt. Doordat Noord-Korea nu aan de oorlog deelneemt, is de Indo-Pacific als het ware aan Europa geknoopt in het Oekraïne-conflict. Een discussie over het einde van de oorlog is dus niet alleen een Europese aangelegenheid, maar ook een kwestie voor de Indo-Pacific en de belangen die de VS daar hebben.”

Noord-Korea, vreest de NAVO, krijgt in ruil voor deelname aan de oorlog wapens en technologie van Rusland. Daarmee kan Noord-Korea een groter gevaar worden voor Zuid-Korea, een bondgenoot van de VS.

Bauer heeft weinig op met Europeanen die de verkiezing van Trump met ach en wee begroeten. Vaak zijn dat Europese politici die niet voldoen aan de NAVO-uitgavennorm voor defensie, zegt hij. „Eén: Trump wordt gewoon de president van de VS, dus je kunt daarover blijven zaniken, maar dat verandert niets. Twee: iedereen die nu negatief praat over Trump moet in de spiegel kijken en zich de vraag stellen: heb ík alles gedaan wat ik heb beloofd? Is het antwoord daarop ‘nee’, dan moet je eerst doen wat je hebt beloofd, voordat je negatief praat over iemand anders. Als we allemaal doen wat we hebben beloofd – genoeg geld uitgeven aan defensie – dan heeft Trump een prima houding tegenover de NAVO.”


Foto Aurelien Goubau

„We kunnen niet langer zelf bepalen wat en wanneer we iets doen. Dat bepaalt nu de vijand”


Bauer ziet de VS „absoluut niet” vertrekken uit de NAVO. „Dat geluid hoor je eigenlijk steeds minder. In Azië, in Afrika, in Zuid-Amerika heeft Trump niet automatisch 31 partners waarmee dagelijks politiek en militair overlegd kan worden. Het grootste belang van de VS bij de NAVO is dat Europa de belangrijkste handelspartner is van de VS. En je kunt alleen maar handel drijven met een gebied dat stabiel en veilig is. En, vergeet niet: in de NAVO is er maar één de leider en dat is de VS.”

De VS zijn de baas om een aantal redenen. Een daarvan is dat de VS de grootste lasten dragen, ook van de nucleaire afschrikking. „De ideeën die je wel eens hoort dat de [nucleaire staten] Engeland en Frankrijk dat zouden kunnen overnemen, dat is echt aperte nonsens.”

Wel wordt er al langer naar gestreefd de NAVO voor sommige militaire capaciteiten minder afhankelijk te maken van de VS. Als Europa taken op zich neemt die de VS nu uitvoeren, dan kunnen de VS hun systemen eenvoudiger weghalen en elders, bijvoorbeeld in Azië, inzetten. Bauer noemt langeafstandsraketsystemen, communicatiesystemen, satellieten en systemen voor raketverdediging op schepen. Die verschuiving heeft nóg een voordeel. Systemen die Europese krijgsmachten kopen, kunnen óók worden ingezet buiten NAVO-verband.

Om uit te leggen hoe dat werkt, verbouwt Bauer even de lunchtafel. „Nederland heeft een krijgsmacht die bestaat uit twee flessen water, een pepermolen en een glas. Dat is gebaseerd op wat de NAVO van Nederland vraagt. Maar niet alle spullen zijn altijd aan de NAVO beschikbaar gesteld. Dat gebeurt alleen in tijden van oorlog.” Nederland kan de pepermolen tijdelijk inbrengen in een EU-operatie in Afrika, terwijl een fles deelneemt aan een NAVO-missie. Hoe de verhouding tussen Europa en de VS is binnen de NAVO als het gaat om die onmisbare instrumenten, wil hij niet kwijt. Geheim.

Bauer denkt dat het nog zeker vijftien jaar onrustig zal blijven in de wereld, zeg hij later die middag in de Sint Janskerk. Oekraïne is nog maar het begin, er kunnen nog meer regionale oorlogen volgen. De concurrentie tussen China en de Verenigde Staten is als de botsing van twee continentale platen, zeg hij. In de natuur ontstaan dan aardbevingen, in de politieke wereld regionale conflicten.

Schildjes en insignes

„Deze hal is gebouwd om te imponeren”, zegt Bauer, als hij in december door het gigantische en altijd schemerige atrium van het NAVO-hoofdkwartier in Brussel loopt. Als je binnenkomt moet je denken „wauw”, grote club die alliantie.

Zijn kantoor is niet gebouwd om te imponeren. Bauer deelt een lange gang met Mark Rutte en zijn staf. Lage plafonds, functionele ruimtes achter grijze deuren. Voor het kantoor van Rutte staat een kerstboom, geflankeerd door twee witte orchideeën. Voor het kantoor van Bauer staan twee vitrines met herinneringsmunten, insignes, schildjes en cadeaus. Militairen zijn er dol op. Bauer geeft er niet zoveel om.

Aan de andere kant van Brussel, in de EU-wijk, zijn in de loop van het najaar nieuwe politici aan het roer gekomen. En ze hebben het nog maar over één kwestie: veiligheid en defensie. Heeft de campagne van Bauer effect? „Het gaat nog steeds niet snel genoeg, maar er ontstaat momentum. In de EU kán echt veel geld vrijkomen, als zij bijvoorbeeld een beetje van dat landbouwgeld naar defensie schuiven.”

Niet alleen bondgenoten hebben de afgelopen maanden gehoord wat Bauer zei. Ook de vijand luisterde mee. Weken na de Beatrix-lezing werden op een persconferentie van het ministerie van defensie in Beijing door een Chinees staatsmedium vragen gesteld over de NAVO-militair die in Maastricht gezegd zou hebben dat het conflict tussen Rusland en Oekraïne onderdeel is van de machtsstrijd tussen China en de VS. De regeringswoordvoerder antwoordde: „We wijzen met kracht de bezoedeling van het imago van China af evenals pogingen de schuld voor de Oekraïne-kwestie op China af te schuiven.”

Foto’s: Aurelien Goubau

Het Russische staatspersbureau Tass maakte het nóg bonter. Op een grauwe maandagochtend eind november was Bauer te gast bij denktank EPC in Brussel, waar hij bedrijven opriep na te denken over oorlogsdreiging. Hij weidde er ook uit over het belang van luchtverdediging. Daar zijn twee methodes voor. Je kunt raketten die op je afgevuurd worden neerhalen en je kunt de raketinstallatie van de vijand uitschakelen in een deep precision strike. Omdat de NAVO een defensieve alliantie is die pas in actie komt als ze wordt aangevallen, moeten eerst raketten afgevangen worden. Ná zo’n aanval is de NAVO in oorlog en dan „pakken we de Russen dus in Rusland”.

Die avond zat Bauer aan een Thanksgiving-diner bij de opperbevelhebber voor Europa in Mons toen zijn woordvoerder belde. Er was iets vervelends gebeurd. Tass had net gemeld dat hij een „pre-emptive strike” tegen Rusland had bepleit. Oekraïense media namen het over, evenals televisiezender Al Arabiya. De Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov begon erover. Daarna gaven pro-Poetin-samenzweerders in de VS, zoals radiopresentator en complotdenker Alex Jones en FoxNews-commentator Tucker Carlson, er zuurstof aan. Jones liet een hoogleraar aan het woord die vond dat Bauer een derde wereldoorlog riskeerde.

Bauer: „Het heeft nog een tijdje nagegalmd. Een heel aantal media heeft gerectificeerd en factchecking-websites hebben er over geschreven. Maar het werd toch groot. Waarom? Omdat ik kennelijk langzamerhand een bepaald profiel heb en een boodschap verkondig die ons sterker maakt. Dus dan is er een belang bij om te proberen dat te ondermijnen.”




Foto Aurelien Goubau


Zangeres Eefje de Visser: ‘Ik ben een enorme twijfelaar. Maar ik krijg toch best veel voor elkaar’

Het is eind mei en ze weten het nog niet. Het leek heel lang alsof ze het wel wisten, maar er is weinig voor nodig om de twijfel te doen toeslaan. Klopt de dynamiek? De balans, de spanningsboog? Het leek zo, maar toen niet meer. Eefje de Visser en haar band hebben net voor de zoveelste keer hun hele live-set gespeeld in de grote studio in haar eigen achtertuin in Gent. Haar nieuwe album Heimwee komt over een paar maanden uit, release-shows zijn nog niet geboekt maar er is wel zicht op grote festivalshows en een paar try-outs. Voor die tijd moet het kloppen.

Ze spelen eerst het nieuwe ‘Uit Het Oog’, net een week uit, daarna een paar nummers van het vorige album Bitterzoet – ‘De Parade’, ‘Zwarte Zon’, ‘Lange Vinnen’, ‘Oh’ – en dan ‘Schip’, van het nog iets oudere Het Is. „Mooi die synths, het zijn net hoorns”, zegt producer en De Vissers partner Pieterjan Coppejans tegen niemand in het bijzonder, vanachter zijn tafel vol knoppen en schuiven.

Aan het slot van het nummer ‘Bitterzoet’ improviseert De Visser ineens twee zinnetjes in het Engels. Dat vindt Coppejans maar niks, maar geluidstechnicus Cis Van Robaeys vindt het wel kunnen. „Ze kan wonderschoon liedjes schrijven in het Engels”, verklapt die fluisterend. Bij ‘Lange Vinnen’ zingt een van de achtergrondzangeressen een valse noot, Coppejans’ gezicht betrekt. Maar och, zegt hij dan: „Ze zijn al de hele dag bezig hè, het gaat niet meer zo vlot.”

Als ze hun instrumenten al aan het inpakken zijn en de kabels over hun elleboog oprollen, vraagt drummer Klaas de Somer zich hardop af of ze wel moeten eindigen met ‘Scheef’, dat als een golf aanzwelt en vanuit een dromerige toestand uitnodigt tot dansen in volledige overgave – live meestal een knock-out. „Je mist zo’n wow-moment eigenlijk halverwege.” De Visser is het met hem eens en herinnert zich een andere volgorde van de nummers. „Ik weet niet meer waarom we het hebben omgegooid, was dat mijn idee? Nou maakt ook niet uit. Pfff. Volgende keer verder.”

Gevoel van thuiskomen

„Dit zijn echt lange dagen”, verzucht De Visser als de band is vertrokken, we zijn verkast naar haar woning. Ze woont in een statige Gentse wijk waar achter de ramen posters hangen van de groene partijen die aan de Europese verkiezingen meedoen, naast Oekraïense en Palestijnse vlaggen. „Dit zou eigenlijk efficiënter moeten kunnen. Maar ik weet gewoon niet hoe.”

Zangeres en multi-instrumentalist Eefje de Visser (38) maakt ruim vijftien jaar filmische, dromerige muziek met geweldig gevoel voor de Nederlandse taal. Ze won in 2009 muziekprijs de Grote Prijs van Nederland en bracht drie albums uit onder haar eigen label ‘Eefjes Platenmaatschappijtje’, tot ze in 2020 doorbrak naar een groot publiek met het album Bitterzoet (dat uitkwam bij Sony). Heimwee is de opvolger van die succesvolle plaat. Wat zou het worden: nog groter en ambitieuzer, of juist terug naar de kern? We praten er meerdere malen over gedurende het jaar: thuis in Gent waar ze sinds 2017 woont, bij een concert in Rotterdam, bij een videoclipopname in Amsterdam en per Zoom en telefoon.

Eefje de Visser wil alles graag goed doen. Haar muziek, haar teksten, de repetities, de opnames, fotografie, de tours, de interviews, haar socials. Dat perfectionisme leidde tot een jaar van zoeken. Een jaar van schaven. Proberen. Piekeren. Nog meer zoeken. De Visser gaat door het leven met een zaklamp en vergrootglas, speurend naar die ene sound, dat ene woord dat bij haar past en aansluit op wat ze voelt of wat ze eigenlijk zou willen voelen. Zoeken naar vernieuwing, maar ook naar een gevoel van thuiskomen, naar iets dat wat betekent maar dat ook zonder betekenis ‘aankomt’. De uitkomst van de zoektocht kwam in september van dit jaar met Heimwee, haar vijfde album.


Foto Hedayatullah Amid

„In het Nederlands is het niet altijd makkelijk om iets te schrijven dat de juiste kleur heeft, dat niet te letterlijk of direct is”


Het is een warm album. Minstens zo gelaagd als voorganger Bitterzoet, het album uit 2020 dat haar ondanks (of misschien mede dankzij) de coronacrisis veel succes opleverde, vooral toen ze eindelijk meer kon spelen en haar shows met uitgekiende choreografie en lichtwerk grote indruk maakten. Heimwee is akoestischer. Iets minder elektronica en iets meer gitaar en piano, waardoor haar folky pop-kant naar voren is geschoven. „De beelden die ze oproept op Heimwee zijn ongrijpbaar en toch herkenbaar, even vreemd als vertrouwd”, schreef NRC in de recensie. „Er is verlangen naar het verleden, naar een andere plek of tijd. Er is angst om stil te staan, voor wat er komen gaat, of voor een mogelijk einde.”

Melancholiek dus, beaamt ze: de titel zegt het al. Maar wat dat dan is, die angst, dat einde, dat verlangen, die andere plek of tijd? Ze haalt diep adem. „Ja tekstueel is het, tja, net… Ik heb het wel over dingen natuurlijk. Over pijn uiteindelijk. Het gaat over iets willen repareren of zo. Snap je?”

Hmmm.

„Het gaat over iets repareren wat verloren gegaan is. Ja, dat zit er allemaal wel in. Maar ehm, tja. Dat is wat ik erover kan zeggen.” Met een glimlach: „Het is wat het is.”

Over de vloer komen, haar thee opdrinken, op haar vingers kijken bij de repetitie, haar bellen terwijl ze probeert in te parkeren in een te klein plekje in Brussel, of als ze in de lift staat met haar zoontje, da’s één ding – de deur van De Visser staat open voor wie over muziek wil praten. Maar praten over wat er achter haar teksten schuilgaat is iets anders. „Ik heb dat nooit gedaan”, zegt ze. „Het is zo persoonlijk en privé. Het voelt een beetje vreemd om dat aan vreemden te vertellen. Dan heb ik het over die persoon dit, en die persoon dat, mensen die niemand kent.”

En dan wordt het ook allemaal te letterlijk. „Het zijn universele gevoelens. Ik hoop dat mensen de globale strekking meekrijgen – of nou ja dat maakt me niet eens zoveel uit, maar dat ze geráákt worden.”

‘Ik val op en over je’

Alles luid en duidelijk uitspreken, daarmee gaat „iets heel belangrijks verloren”, zegt ze. Misschien begint ze daarom wel al haar nummers in het Engels, en nog mooi ook, zoals collega Cis zei. „Zei hij dat? Wat lief. Tja, het is heel vanzelfsprekend voor mij om te improviseren in het Engels. Ik vind het zelf ook bizar, eerlijk gezegd. Die eerste teksten betekenen nooit veel hoor.”

Terwijl ze vertelt hoe dat gaat verbetert ze zichzelf: „Nee, dat is toch niet helemaal waar, want er zitten veel zinnen in de uiteindelijke teksten die daar vandaan komen. Ik speel wat op mijn gitaar, een idee voor een melodie en een zanglijn, en dan moet ik natuurlijk iets van woorden hebben. Maar in het Nederlands kom ik gewoon nergens.” Ze moet er zelf om lachen. „In het begin dan hè!”

Juist haar gebruik van de Nederlandse taal in haar indiepop wordt al jaren geroemd: poëtisch en ritmisch, en even betekenisvol als aantrekkelijk voor wie het niet verstaat.

Foto’s Hedayatullah Amid

Flarden tekst uit titelnummer ‘Heimwee’ komen rechtstreeks uit haar Engelse improvisaties, vertelt ze. „Homesick in my hometown, I am lost for the old times”, zingt ze zachtjes op haar ruime sofa in de woonkamer met haar kop thee in de hand – het zou later ‘heimwee als ik thuis ben, als ik denk dat ik gek ben’ worden. „Bij ‘Oh’ [van Bitterzoet] ging dat ook zo.” Ze zingt, zoekend naar de woorden: „I’m all over you lover, dat werd ‘ik val op en over je’. Over my heart hurts, honey, ‘maar mijn hart breekt schatje’. Dan is het bijna een letterlijke vertaling. In het Nederlands is het niet altijd makkelijk om iets te schrijven dat de juiste kleur heeft, dat niet te letterlijk of direct is. Ik vind het heel belangrijk dat de tekst ook een beetje op de achtergrond kan bestaan, dat die niet de overhand neemt in de muziek en dat die ook kan spreken zonder dat je de tekst moet laten binnenkomen.”

Af en toe onderbreekt zoontje Pablo het gesprek, brandweerauto in de hand. „Hoor eens even Pablootje, ik ben even aan het praten met Peter. Ja ik doe je tasje even open, maar nu is het dan goed hè?” Even later springt hij plotseling op haar schoot, de thee klotst uit haar mok. Ze slikt haar schrik weg en blijft rustig. „Jij wil natuurlijk ook aandacht.” Ze kietelt hem, hij banjert door. Coppejans had hem eerder met de bakfiets opgehaald van school („de grote baas is binnen!”), ze legden er de repetitie even voor stil. Om nog even door te kunnen repeteren was er een iPad met filmpjes. „LSD voor kinderen”, zei Coppejans.

Pablo is geboren in de periode tussen Bitterzoet en Heimwee, tijdens de pandemie. De sfeer van de lockdowns – het introspectieve, het gebrek aan prikkels, de focus op vrienden, familie en gezin – bracht De Visser dicht bij de kern van wat haar dreef, vertelt ze. Het schrijven van de muziek voor Heimwee was een uitlaatklep. Ze noemt het een „vorm van harmonie zoeken”.

Maar ze zegt er meteen bij dat live spelen haar erg heeft geholpen in het begin van haar carrière. Dat heeft haar uit haar schulp getrokken. „Ik vind het schrijven en het introspectieve heel leuk, maar ik denk niet dat het me evenveel voldoening zou geven als ik het niet live kon brengen. Het gevoel dat je krijgt van een publiek, met z’n allen muziek beleven.”

Niet helemaal in sync

Eind februari zijn de opnames voor de videoclip van ‘Vlammen’, in een pand op een Amsterdams bedrijventerrein. Ze maken een video waarin drie hologrammen van een eerder gefilmde zingende Eefje de Visser naast, met en soms door elkaar dansen.

Er zijn twee mensen voor de regie, er zijn mensen van geluid, licht, er zijn cameramensen, management, van alles. Iedereen kijkt bij elk scheef lampje even naar De Visser. Ze kiest een kleur, kleurtemperatuur, licht wat warmer, perspectief, vormen, ze wijst op een gordijn dat nog in beeld is. „Jaaa!”, roept ze uit als iemand iets probeert met de lampen. Randomizers, diffusers, streeplicht, cirkels, harder, zachter. Ze laat af en toe op haar telefoon zien hoe ze het zelf bedacht had, met een mengeling van verlegenheid en doortastendheid. „Ik ben toch niet zo weg van dat paars jongens.”


Foto Hedayatullah Amid

„Ik vind het heel belangrijk dat de tekst ook een beetje op de achtergrond kan bestaan, dat die niet de overhand neemt in de muziek”


Vlak voor ze even pauze nemen – van de tafel vol snoep pakt ze een mandarijn – maken ze het licht wat roder, maar De Visser gaat meer ‘naar dat kille toe’, zegt ze. Er wordt gedraaid, met filters gewisseld en als de lampen tussen de hologrammen worden gepositioneerd licht ook zij op. „Zal ik eens roepen dat ik het mooi vind?” Ze lachen allemaal. En dan: „De rechtse Eefje is niet helemaal in sync met de rest. Mijn schuld hoor, laat maar anders. Ik heb ’m gewoon niet in sync gedanst. Even twijfel. „Is dit wel de goede take?”

„Ik ben een enorme twijfelaar”, zegt ze bij de mandarijn. „Maar ik krijg toch best veel voor elkaar. Het twijfelen is ook een vorm van dingen laten rijpen. Dingen kunnen testen, voordat ik echt ergens voor ga. Voor mij is dat een goeie manier.”

‘All eyes on Rafah’

Ook als het gaat over wat er in de wereld gebeurt is De Visser bedachtzaam, niet van de confrontatie. Maar wie er naar vraagt, krijgt een vurig verhaal over het kapitalistische systeem en hoe dat ons weerhoudt van iets doen voor minderbedeelden, tegen de verwoesting van de aarde, oorlog, zinloos bloedvergieten. Maar hoe zich daarover te uiten? „Zoekende.” Ze schiet in de lach. „Ook daarin ben ik zoekende!”

In november deelde ze de petitie om op te roepen tot een staakt het vuren, maar als in de lente veel Nederlandse artiesten een plaatje op hun sociale media plaatsen met ‘all eyes on Rafah’, post zij niets. Ze vindt de situatie in de Gazastrook afschuwelijk, maar wil niet alleen maar dingen zeggen die slechts haar eigen bubbel bereiken en „preken voor eigen parochie om het eigen geweten te sussen”.

Foto’s: Hedayatullah Amid

Enkele maanden later komt de actualiteit ineens dichterbij, als in november in Amsterdam gevechten uitbreken met supporters van voetbalclub Maccabi Tel Aviv, terwijl De Visser met haar band in Paradiso optreedt. „Ik sliep in een hotel aan het Leidseplein, m’n zoontje was mee, m’n moeder. We zaten er middenin. We hoorden mensen buiten schreeuwen, we hoorden knallen.”

Maar nee, op haar sociale media heeft zij er ook toen niets over gezegd, al deden bandleden dat wel. Het maakte haar wel boos, en fel. „Ik ga er binnenkort toch wel weer iets over plaatsen. De manier waarop deze oorlog wordt gevoerd, de massamoord, de hoeveelheid kinderen die er sterft, het is echt niet te rechtvaardigen. De Palestijnen worden niet gezien als mensen en deze manier van oorlogvoeren voedt het extremisme alleen maar. Natuurlijk zie ik dat je met Hamas niet kunt onderhandelen of samenwerken; maar dat geldt evengoed voor de regering Netanyahu. En ik heb een Israëlische vriendin die een hekel heeft aan Netanyahu en die oorlog, maar zij heeft ook mensen verloren bij de aanslagen van 7 oktober. Die kennis maakt mij extra voorzichtig en genuanceerder. Maar dat wil niet zeggen dat mijn mening niet sterk is. Want als je naar de geschiedenis kijkt, alle gebroken beloftes aan de mensen daar. Ja, ik word er echt kwaad van.”

Heimwee II

Ze concentreert zich liever op waar ze de controle over heeft: haar muziek. Of Heimwee eenzelfde impact zal hebben als Bitterzoet is de vraag; die plaat kreeg een onverwachte extra lading door de pandemie, de songs hebben een soort aura gekregen, weet ze. Het nummer ‘De Parade’ vatte het verlangen tijdens de lockdowns onbedoeld goed samen, met een tekst als ‘Alle mensen heffen het glas/ nergens en overal/ op niemand en iedereen’. „Dat moet ik natuurlijk nog maar zien op te bouwen met Heimwee. Dat is niet makkelijk maar ik wil ook helemaal niet voor makkelijk gaan, het gaat me ook om juist die uitdaging op te zoeken. Waarom zou ik anders nieuwe muziek maken?”

De toekomst? Ze is daar „heel erg mee bezig”. Een hint heeft ze achtergelaten op de vinyl-versie van Heimwee, tussen de kleine lettertjes van de auteursrechten: ‘Heimwee II will be released soon’ staat er.

Maar eerst deze plaat laten landen. „Ik hoop dat het een plaat is die mensen moeten doorgronden en dan lang luisteren, waarop steeds nieuwe nummers favoriet zijn. Wacht even, ik moet inparkeren” – ze is in Brussel voor een radio-optreden, Coppejans zit naast haar en zoekt naar parkeerplekjes. „Gaat die man weg? Hier passen we niet in hoor.”

Alle platen waar zij heel erg van houdt, gaven zich ook niet meteen prijs, wil ze nog zeggen. Albums waarvan je later niet meer begrijpt dat je ze ooit niet meteen voelde. Dat hoopt ze ook voor Heimwee. „Als mensen maar niet zeggen, ‘oh dit is weer de oude Eefje’. Daarvoor heb ik een te grote ontwikkeling doorgemaakt.”




Foto Hedayatullah Amid