Kan deze expositie niet beter worden uitgesteld? Museum van Loon toont de van seksueel geweld beschuldigde Amerikaanse kunstenaar Kehinde Wiley

Disclaimer: wie bij een kunstrecensie als eerste kijkt naar het aantal ballen, is gewaarschuwd. Want bij dit stuk is geen enkele bal te vinden. Dit stuk gaat over de problematische houding van Museum van Loon in Amsterdam tegenover de bekende, van seksueel geweld beschuldigde Amerikaanse schilder Kehinde Wiley (48). Afgelopen week opende in Van Loon een tentoonstelling met fonkelnieuw werk van Wiley.

Wiley is geen kleine jongen. Hij werd beroemd met de in 2005 in het Brooklyn Museum of Art in New York geëxposeerde serie Rumors of Wars – ruiterportretten, geïnspireerd op afbeeldingen van beroemde militaire leiders, zoals het portret van Napoleon uit 1801 door Jacques-Louis David. In de plaats van Napoleon, Hannibal of Karel de Grote zette Wiley zwarte mannen in het zadel: trots en fier. Sindsdien is het razendsnel gegaan. Wiley’s felkleurige, met bloemen gedecoreerde portretten zijn te vinden in grote musea. Oud-president Obama vroeg hem in 2018 om een statieportret, en de kunstenaar is allang niet meer degene die exclusief de kwast hanteert in het atelier. Er zijn grote Wiley-studio’s in New York, Los Angeles, Dakar en Beijing. Wiley’s grote verdienste is dat hij black awareness een radiale en super esthetische allure heeft gegeven.

Is het een goed idee om als museum een kunstenaar te exposeren tegen wie inmiddels vier mannen beschuldigingen hebben geuit wegens verkrachting en/of seksueel geweld, en één vrouw een rechtszaak is begonnen wegens aanranding? Museum Van Loon, bij monde van directeur Gijs Schunselaar, vindt van wel.

Werk van Kehinde Wiley in Museum van Loon.

Foto Thijs Wolzak

Schunselaar nodigde Wiley in 2020 uit om nieuwe werken te maken. Dat werk is geïnspireerd op de achttiende- en negentiende-eeuwse en best duffe portretten die in het museum hangen. De Van Loon-portretten stralen vooral status uit: de familie werd steenrijk met koloniale handel.

Eerst kwam Wiley naar Amsterdam, vertelt Schunselaar. Hij nam een map vol prints van portretten mee terug naar New York. Vervolgens gingen hij en Wiley een week voor onderzoek naar Suriname. Daartussendoor kwam corona, en toen kwamen in 2024 de beschuldigingen.

‘Overweldigende esthetiek’

Schunselaar wil er woensdag eigenlijk niet over praten tijdens de voorbezichtiging van de tentoonstelling Flourish. Wiley laat in Van Loon levensgrote portretten zien van vooral beeldschone, jonge zwarte mannen die hij in Suriname via street casting – dus gewoon lopend op straat, op de markt – heeft gevraagd voor hem te poseren. Ze zijn realistisch en frontaal afgebeeld tegen een achtergrond van – Wiley’s handelsmerk – bloemen. De modellen stralen zelfbewustzijn uit én macht. ‘Hier ben ik – raak me niet aan.’

Kehinde Wiley, Anna Ruychaver, ‘Guillermo Apinsa’, 2025.

Foto Thijs Wolzak

Schunselaar had het graag gelaten bij de „overweldigende esthetiek” en „elegantie” van Wiley’s werk dat tussen de vaste portretcollectie hangt in de ‘Vogelkamer’, de ‘Rode Slaapkamer’, de ‘Schaapjeskamer’ en de andere historische stijlkamers in museum Van Loon. Hij had graag over de kunst willen praten. En nu dan toch die vervelende vragen. Waarom?

Ja – waarom?

In de Verenigde Staten is ontsteld gereageerd op de aantijgingen aan Wiley’s adres. Twee musea die exposities met de kunstenaar op stapel hadden staan, hebben deze on hold gezet. Eén museum – het Minneapolis Institute of Art – besloot de tentoonstelling met Wiley te annuleren, vanwege „de onfortuinlijke beschuldigingen”, aldus een woordvoerder in juni vorig jaar in de LA Times. Dat was in 2024, toen vier mannen afzonderlijk van elkaar via sociale media naar buiten kwamen met beschuldigingen van verkrachting en aanranding.

Eén van hen was de Black Lives Matter-activist Derrick Ingram, die een relatie kreeg met de kunstenaar. In deze relatie – zo vertelt Ingram tegen het internet-tijdschrift Vulture – werd Wiley steeds dominanter. De kunstenaar dicteerde Ingram welke kleren hij moest dragen, wanneer en wat hij mocht zeggen op feestjes. Ook werd hij – zo zegt Ingram – één keer in een taxi door Wiley geslagen en uiteindelijk – in 2021 – verkracht. Dat betekende het eind van de relatie die Wiley wilde bezegelen met een NDA – een niet openbaarheidsverklaring. Ingram weigerde.

Dagvaarding

Naast de beschuldigingen van de mannen ligt er sinds 28 februari – niet toevallig de verjaardag van Wiley – een officiële dagvaarding bij de rechtbank in New York. Kunstenaar Ogechi Chieke klaagt daarin Wiley samen met haar advocaten aan wegens een aanranding in 2007. De dagvaarding leest als een klassieke ‘grab ’em by the pussy’-actie, die plaatsvond in de wachtrij bij een restaurant na de opening van een tentoonstelling. Chieke zegt door de aanranding zo getraumatiseerd te zijn dat ze de stad New York verliet, stopte met de kunst en naar de andere kant van het land verhuisde.

Wiley noemt alle beschuldigingen een „scam”. Tegenover het internationale kunsttijdschrift Art Newspaper zegt hij in april dit jaar Chieke nooit te hebben ontmoet. Ook twee van de vier mannen die hem in 2024 hebben beschuldigd, zegt hij niet te kennen. De beschuldigingen zijn volgens Wiley ingegeven door jaloezie en hebzucht. De dagvaarding van Chieke noemt hij „flagrante geldklopperij”. Met Ingram zegt hij geen relatie te hebben gehad, maar slechts één keer seks. De seks was volgens hem „consensual”. Het afgelopen jaar, zo benadrukt hij, was voor hem „een nachtmerrie”.

De beschuldigingen zijn volgens Wiley ingegeven door jaloezie en hebzucht

Museum Van Loon wil de tentoonstelling met Wiley niet uitstellen, omdat Schunselaar een „trial by musea geen goede route” vindt. „De rechtsstaat is het beste afwegingskader dat we hebben”, aldus de directeur. En: „Iemand is onschuldig tot het tegendeel is bewezen.”

Dat laatste klinkt mooi, maar het is ook wishfull thinking. Want de gang naar de rechter is juist zo moeilijk in zedenzaken. Slachtoffers van seksueel geweld zien zelden dat daders berecht worden. Daar zijn advocaten, officieren van justitie, politie en slachtoffers het unaniem over eens. Van de ruim tweeduizend meldingen van verkrachting die in 2021 bij de politie binnenkwamen, werd nog geen tweehonderd keer straf opgelegd. Voor slachtoffers van zedenmisdrijven, zo stelde landelijk zedenofficier Judith van Schoonderwoerd in 2022 in NRC, is het „heel moeilijk om hun recht te halen. Dat is de harde werkelijkheid waarin we leven.”

Verantwoordelijkheid

Wat wil Gijs Schunselaar met deze expositie? Wil hij die ‘harde werkelijkheid’ waarover Schoonderwoerd spreekt, bespreekbaar maken door middel van deze tentoonstelling? Wil hij de discussies rond #MeToo in de kunst kaderen?

Nee. Want in geen publieksuiting – niet op zaal, niet op de website – wordt gerefereerd aan de zedenzaken waarin Wiley sinds 2024 verzeild is geraakt. En dat gebrek aan contextualisering is voor een openbare publieksinstelling kwalijk.

Het Centrum Seksueel Geweld stelt op zijn website dat 1 op de 8 vrouwen en 1 op de 25 mannen ooit is verkracht. Het CBS constateert dat in 2024 1,7 miljoen mensen van 16 jaar en ouder in Nederland slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld.

Het zijn onvoorstelbare aantallen, en juist om die reden vragen ze om verantwoordelijkheid. Wil je als openbare museale instelling een gecompromitteerde kunstenaar als Kehinde Wiley tonen? Dan hoor je je publiek grondig te informeren over de achtergronden van deze tentoonstelling en je beweegredenen.

Het is des te opmerkelijker dat museum Van Loon zich juist sinds het aantreden van Schunselaar in 2019 laat voorstaan op: „Tentoonstellingen die aansluiten bij (inter)nationale maatschappelijke gesprekken over de andere kanten van (-) prachtig erfgoed.” Dat betekent in het geval van museum Van Loon dat er wel kritische tentoonstellingen zijn gehouden over het besmette verleden van de Nederlandse koopmannen en -vrouwen in de Oostelijke en Westelijke wingewesten. Maar belangrijke (inter)nationale discussies over zedenzaken, cancel culture en #MeToo rondom beroemde levende kunstenaars zijn zo te zien niet doorgedrongen. Of – dat kan ook – ze worden niet belangrijk genoeg gevonden.


Nanine Linning, de nieuwe artistiek leider van Scapino Ballet Rotterdam, trekt in ‘Anima Obscura’ alle registers open

Met Anima Obscura heeft Nanine Linning haar visitekaartje afgegeven als de nieuwe artistiek leidster van Scapino Ballet Rotterdam. Midden in de coronaperiode, in 2021, maakte zij deze monsterproductie voor Theater Bielefeld – Linning werkte de laatste jaren voor een aantal regionale theaters in Duitsland. In Rotterdam, de stad waar zij haar eerste schreden als choreografe zette voor datzelfde Scapino Ballet Rotterdam, wordt de voorstelling van ruim anderhalf uur nu uitgevoerd door een ensemble van 23 dansers, 67 musici van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, 48 zangers van Laurens Symfonisch, harpist Remy van Kesteren, sopraan Aphrodite Patoulidou en bariton James Atkinson. Groot durven denken heeft zij altijd al gedaan en in Duitsland is die eigenschap tot volle wasdom gekomen.

Anima Obscura is een theatrale verhandeling over ons verlangen naar onsterfelijkheid. Dat is zo oud als de mensheid zelf en tegelijkertijd actueler dan ooit, aldus Linning. Zij stelt dat het opgepompte en opgepimpte ideaalbeeld dat mensen van zichzelf presenteren op sociale media net zo goed als bezwering van de eigen sterfelijkheid gezien kan worden. Angst vermengd met verlangen en ijdelheid. Net zo verschilt de zoektocht van de alchemisten naar het levenselixer niet zo veel van de technologische ontwikkelingen die het sterfelijke, menselijke lichaam steeds ‘overbodiger’ maken.

Linning stelt dat het opgepompte ideaalbeeld op sociale media als bezwering van de eigen sterfelijkheid kan worden gezien

Nieuw zijn die gedachten niet. Met haar vormgeversteam trekt Linning weer alle registers open. Ontwerpster Irina Shaposhnikova ontwierp met ultralicht neopreen renaissancistisch geïnspireerde kostuums en videokunstenares Claudia Rohrmoser schiep beelden van sierlijke handen, hologrammen en animaties die als organismen onder de microscoop ronddrijven. Ondanks de inzet van dergelijke nieuwe(re) technologie komt Anima Obscura wat ouderwets over.

Sierturnen

Dat ligt in de eerste plaats aan de choreografie, die eigenlijk nooit doorstroomt maar van plastische pose naar sculpturaal tableau beweegt, steeds gericht op heftige uitdrukking van angst, verlangen, verdriet, wanhoop. Maar met de telkens ver reikende, gespannen armen, de fraai uitgelichte beweeglijke rompen en de hoog getilde benen draait het meestal uit op een soort naar expressiviteit lonkend sierturnen. Binnen de verschillende delen van de choreografie is bovendien weinig sprake van ontwikkeling, deels omdat het tempo vaak laag is. Op de dynamische delen in Brahms’ Deutsches Requiem vormen de dansers een wervelende en tollende massa. Andere scènes waarin zij in groepen over het toneel bewegen, ogen gewoon rommelig.

In het plaatjesboek waarvan Lining de pagina’s langzaam omslaat, wordt de ontwikkeling van de mensheid geschetst. Daarbij gebruikt Linning nu en dan effectieve, bekende beelden, zoals de pietà en de gemartelde Sint Sebastiaan. Het einde stemt niet vrolijk; in een vuurrode hellegloed schrijden de dansers over een diagonale lijn plechtig hun onvermijdelijke lot tegemoet.

Door de algehele traagheid en de voortdurende suggestie van diepgang is Anima Obscura, hoe goed ook gespeeld, gezongen en gedanst, een hele zit. Het premièrepubliek heeft er geen moeite mee en geeft een donderende ovatie. Maar het grootste genot in de voorstelling komt als harpist Remy van Kesteren de snaren kastijdt of sopraan Patoulidou haar partijen zingt, van fluisterzacht tot vol en krachtig. Bij de emotie die zij in haar stem weet te leggen, helder en puur, valt alle theatrale opsmuk even in het niet.

Lees ook

Lees ook Choreograaf Ed Wubbe: ‘Mijn grote lol is natuurlijk dat ik het 32 jaar heb volgehouden’

Choreograaf Ed Wubbe neemt na 32 jaar afscheid als artistiek directeur van Scapino Ballet Rotterdam.


Hoe de opera ‘Wozzeck’ van ‘ethisch bedorven’ veranderde in het 20ste-eeuwse meesterwerk over een antiheld

‘Ik heb wat verschrikkelijks meegemaakt”, schrijft componist Alban Berg op 14 april 1916 aan een vriend. Hij vertelt hoe in een kazerne een infanterist is doorgedraaid en op medesoldaten begon te schieten. Vijf infanteristen komen om het leven, enkele anderen raken gewond. Berg: „Een van de beschotenen – hij was al driemaal aan het front, nu zou hij voor de vierde keer gaan – moest thans hier ver achter de linies op deze wijze zijn einde vinden.”

Berg had zich ruim een jaar eerder met zijn leermeester Arnold Schönberg vol enthousiasme aangemeld voor het Duitse leger. De oorlog was de beste manier om die decadente Fransen eindelijk eens een lesje te leren, meende Schönberg die in een dagboekje de weersomstandigheden bijhield omdat hij ervan overtuigd was dat de wolken de overwinning van Duitsland zouden voorspellen. Er zijn foto’s van de twee in uniform, schrijft Alex Ross in zijn muziekgeschiedenis van de 20ste eeuw The Rest Is Noise: „Schönberg staat erop als de dorpsschoolleraar die zich heeft aangemeld uit plichtsbesef. Berg ziet eruit als een acteur in een stomme film, misschien wel het verhaal van een jonge soldaat die verliefd is op een meisje van de vijand.” Van vechten kwam het niet: Schönberg werd in een militair orkestje geplaatst en Berg stortte tijdens de opleiding psychisch in om daarna administratief werk te krijgen. Daar kreeg hij te maken met een baas die hem het leven zuur maakte.

Wie stilstaat bij Bergs ervaringen met de ingestorte soldaat, de kwaadaardige baas en weet dat hij op zijn zeventiende een dienstmeisje van de familie zwanger had gemaakt, zal niet verbaasd zijn dat hij zich aangetrokken voelde tot de soldaat Woyzeck uit het gelijknamige toneelstuk van Georg Büchner (1813-1837). In 1915 begon hij aan een opera over deze soldaat. Berg verkortte het verhaal: de antiheld Wozzeck hoort stemmen, wordt door een dokter gebruikt als proefkonijn en gepest door zijn kapitein. De vrouw met wie hij een kind heeft, bedriegt hem. Wozzeck vermoordt haar, en verdrinkt zichzelf daarna in het meer. Het kind blijft achter op zijn stokpaardje.

Door de oorlog kreeg Berg het werk pas in 1921 af, maar het duurde nog even voordat iemand deze allereerste opera over een antiheld, ook nog eens de eerste grote atonale opera, wilde uitvoeren. Dat gebeurde in 1925 in Berlijn. Het publiek was verbluft, constateert de Berlijnse correspondent van het Algemeen Handelsblad op in 17 december 1925. Sommigen lachen en fluiten tijdens de opera, anderen blijven ijzig koel, al is er ook enthousiasme. De correspondent duidt de wisselende reacties: „Deze atonale klanken doen lichamelijk pijn. Het is wreed en wrang, het is zonder meedoogen, het zwiept en striemt en knijpt en geeselt. Het heeft een souvereine minachting voor alle tradities.” Toch hoort hij ook het „helsche vuur” dat in Berg gegloeid moest hebben toen hij het schreef, en hij raadt mensen aan ervoor naar Berlijn te gaan: „‘Wozzeck’ is een gebeurtenis, een mijlpaal, een revolutionnaire daad.” Niet iedereen was zo lovend: in 1926 heeft muziekrecensent Cecilia Hoven het in De Maasbode over de „ethische bedorvenheid” van Wozzeck, en bekent een voorkeur te hebben voor Mozart.

Interpretaties van Wozzeck

Berg liet met zijn opera in het midden hoe hij het lot zag van de volgende generatie. De correspondent in Berlijn zag in 1925 in Wozzeck de tragiek van de „massamensch”. Componist Willem Pijper schreef in De Telegraaf op 26 februari 1930 dat bij de interpretatie van de opera een keuze gemaakt moest worden tussen de „psychologische benadering of de marxistische”.

Wanneer in 1951 in Salzburg de opera, die lang als Entartete Kunst was weggezet, weer wordt uitgevoerd, is dat zelfs bij de doorgaans wat „conservatievere” Oostenrijkers een groot succes. „De toehoorders zijn door oorlog en ellende rijper geworden en ze hebben vooral een beter begrip gekregen voor de diepe tragedie”, schrijft de Weense correspondent in De Gooi en Eemlander. Individueel mededogen wordt hier een waarschuwing aan het collectief. In 1994 wordt door De Nederlandse Opera in Amsterdam het accent op de ontheemding van Wozzeck gelegd, met een indrukwekkend abstract decor. In de regie van kunstenaar William Kentridge in 2018, wederom in Salzburg, lag het accent het nadrukkelijkst op het collectief: hij benadrukte de banaliteit van de oorlog door zijn vertrouwde houtkooltekeningen te combineren met filmbeelden van verwoeste straten en afgehakte hoofden. Deze interpretatie stond bijna haaks op die van een jaar eerder: regisseur Krzysztof Warlikowski had er bij De Nationale Opera een scène aan toegevoegd met kinderen die aan een juniordanscompetitie meedoen. Dat lijkt schattig, maar één kind mag niet meedoen. Het jongetje en zijn vader Wozzeck worden weggepest. Hier ligt de nadruk op het individuele mededogen van de toeschouwer, waarbij de eeuwig terugkerende tragiek van de eenling moet leiden tot een waarschuwing aan het collectief.

Zo lijkt regisseur Johan Simons zijn Wozzeck bij Opera Ballet Vlaanderen, die vanaf zondag achtereenvolgens in Antwerpen en Gent te zien is, ook in te steken. Simons legt het accent op wat er gebeurt wanneer mensen als Wozzeck onrechtvaardig behandeld worden. In hun woede en wanhoop worden ze een gevaar voor de samenleving.

Individuele uitsluiting, collectieve apocalyps of juist de binnenwereld van één man: voor alle interpretaties is wat te zeggen. Uiteindelijk komen ze allemaal neer op de woorden die de filosoof Theodor Adorno in 1968 mee gaf aan de opera: „Niemand zou moeten terugdeinzen voor een liefde die onvoorwaardelijk de mensheid opzoekt waar die het meest behoeftig is.”

Lees ook

‘Wozzeck’ is het ijskoude hoogtepunt van het operafestival van Aix-en-Provence

Christian Gerhaher als Wozzeck op het operafestival van Aix-en-Provence.


De Gouden Palm voor Jafar Panahi is niet alleen een mijlpaal voor hem, maar voor de hele (gecensureerde) Iraanse cinema

De uitreiking van de Gouden Palm aan It Was Just An Accident, de nieuwste film van de Iraanse filmmaker Jafar Panahi afgelopen weekeinde op het filmfestival in Cannes, heeft de nodige reacties losgemaakt in Iran en de Iraanse diaspora in het buitenland. De prijs is niet alleen een belangrijke mijlpaal voor Panahi zelf, een dissidente regisseur die ondanks jaren van gevangenschap en reisverboden prachtige films blijft maken, maar ook een erkenning van de creatieve veerkracht van Iraanse cinema in weerwil van alle overheidsrestricties.

In een gezamenlijke verklaring vierden ruim 150 Iraanse kunstenaars, schrijvers en activisten, binnen en buiten Iran Panahi’s onderscheiding. Ze prezen zijn „creativiteit en doorzettingsvermogen” en schreven dat de Gouden Palm bewijst dat „de stem van waarheid en kunst nooit het zwijgen zal worden opgelegd in het licht van onderdrukking”. De Iraanse staatsmedia waren niet onder de indruk en deden de prijs af als een politieke manoeuvre uit de koker van het filmfestival en de buitenlandse vijanden van Iran.

Het was bijzonder dat Panahi in Cannes was om de prijs in ontvangst te nemen, want het was zijn eerste bezoek aan een internationaal festival in vijftien jaar na een lang reisverbod. Na een staande ovatie van het publiek hield hij een emotionele toespraak. Hij vertelde dat hij zich schuldig voelde toen hij uit de gevangenis werd vrijgelaten, terwijl zo veel andere Iraanse filmmakers nog gevangen zitten. „Ik vroeg me af hoe ik gelukkig kon zijn, hoe ik me vrij kon voelen, als zij daar nog steeds zijn.”

Overheidscensuur

It Was Just an Accident werd in het geheim opgenomen en is deels gebaseerd op Panahi’s laatste verblijf in de gevangenis in 2022-2023. De film vertelt het verhaal van vijf voormalige gevangenen die een man ontmoeten van wie ze vermoeden dat hij hen martelde in de gevangenis. Maar is hij wel wie ze denken dat hij is? Wat volgt is een thriller die ethische vragen niet schuwt. Zoals: is het gerechtvaardigd om dezelfde methodes te gebruiken als je beul?

Het is pas de tweede keer dat een Iraanse film de Gouden Palm krijgt, de belangrijkste prijs in Cannes (al kregen Panahi’s eerdere films wel andere prijzen in Cannes). De eerste was Taste of Cherry van regisseur Abbas Kiarostami in 1997, een film over een mysterieuze man die door de buitenwijken van Teheran rijdt, op zoek naar iemand die bereid is om hem te begraven nadat hij zelfmoord heeft gepleegd. Vertoning van de film werd verboden in Iran, en er kwam zelfs bijna een exportverbod, want zelfmoord is verboden volgens de islamitische wet.

De Gouden Palm voor Kiarostami betekende de internationale doorbraak van de bloeiende Iraanse filmcultuur. Vanwege de strenge overheidscensuur en een enorme hoeveelheid ongeschreven regels bleven Iraanse regisseurs originele en maatschappelijk relevante films maken zonder expliciet politiek te worden. Vaak gaan die films over de problemen van de (seculiere) middenklasse in de grote steden, die zich staande probeert te houden in een star religieus systeem.

Iraanse New Wave

Kiarostami en Panahi zijn allebei exponenten van de Iraanse New Wave (Panahi begon zijn carrière als Kiarostami’s assistent). Deze filmbeweging ontstond in de jaren zestig van de vorige eeuw, en combineerde maatschappelijk realisme met poëtische elementen, metaforen en allegorieën. De strikte overheidscensuur na de Islamitische Revolutie in 1979 stond de bloei van de Iraanse cinema niet in de weg. Integendeel zelfs. Omdat er zo veel beperkingen zijn, worden filmmakers gedwongen om creatief en origineel te zijn. De autoriteiten hebben Panahi’s non-conformisme lang gedoogd, zolang zijn films maar niet openlijk politiek getint waren. It Was Just An Accident is wat dat betreft zijn meest uitgesproken film.

Panahi is na afloop van het filmfestival teruggekeerd naar Iran, al is dat niet zonder risico. Hij vertelde dat hij en zijn cast onder druk staan sinds It Was Just an Accident werd geselecteerd voor Cannes. Verschillende leden van de crew zijn ondervraagd door de autoriteiten. Desondanks klonk Panahi strijdbaar. Hij riep zijn landgenoten op om hun meningsverschillen opzij te zetten. „Het belangrijkste is nu ons land en de vrijheid van ons land”, zei hij. „Laten we onze krachten bundelen. Niemand mag ons durven te vertellen wat voor kleding we moeten dragen, wat we wel of niet moeten doen.”


Boze vrouwen, tragische mannen, dappere volhouders: op festival Cement ontdek je nieuwe stemmen

Kun je kunst maken als je niet over de rand van je eigen hoofd kunt kijken. Aldus Hanneke van der Paardt. Ze is opgeleid als actrice, maar nu al zes jaar „duf”. Na een feest met te veel MDMA ontwikkelt ze een angststoornis. En die gaat niet weg. Het is geen kater. Volgens haar therapeut is het geen trauma, maar ze gelooft hem niet. De jezelf-terugvinden-boeken die ze leest, helpen ook niet.

In Bang confronteert Van der Paardt het publiek genadeloos met de pijn van een stoornis: cirkelgedachten, onmacht, schrikmomenten. Het is een verhaal vol wanhoop en boosheid, maar haar toon is kordaat en beslist. Die keuze kleurt de voorstelling: meer gevoel of een onderstroom van sarcasme zouden haar woorden toegankelijker maken, maar ook meer distantie opleveren. Nu klinkt alles rauw en ongefilterd.

De momenten dat ze de controle even loslaat, in een flauwe glimlach of een schreeuw, zijn daardoor extra krachtig. Maar zelfs als ze uitschreeuwt dat ze haar lichaam geen ramp wil vinden, klinkt daar geen vraag om medelijden in door. Het maakt kijken naar Bang tot een schurende ervaring, van een 25-jarige die geen toneel lijkt te spelen, maar dringend haar verhaal kwijt moet. Zo voelt het als je geen grip hebt op je leven.

Frederico Araujo in ‘Shark’
Foto Joachim Dette

Seksmachine

Het Bossche festival Cement biedt ruimte aan een veelvoud van zulke opmerkelijke, nieuwe stemmen in het theater, die eigenzinnigheid paren aan bijzondere vormen. Een treffend voorbeeld is de volleybalhooghoudproef van de in België werkzame, Braziliaanse acteur en regisseur Frederico Araujo in Shark. Hij houdt eindeloos een bal in de lucht, die opveert van zijn gespreide vingers of gekruiste polsen. Wat je je meteen afvraagt: krijg je geen pijn in je nek van dat almaar omhoog kijken?

Araujo blijkt niet alleen: hij wordt op zijn huid gezeten door een vrouwelijke, Engelstalige voice-over die hem gebiedt dieper door de knieën te gaan en hem provoceert met vragen over zijn bereidheid en geschiktheid, voor het team, voor zijn nieuwe land.

Als ze overgaat op een beoordeling van zijn lichaam, en hem vergelijkt met een seksmachine, sluipen er in het commentaar ook racistische clichés over de fysieke prestaties van mensen van kleur en een nieuwe apartheid. Hoort hij hier wel als hij niet van hutspot houdt, vraagt ze.

Als deze ‘coach’ plots op de vloer verschijnt, en ze niet de oude, witte mevrouw blijkt die ze leek te zijn, is de verwarring compleet. Wat wil ze, en waarom?

Niettemin motiveert het de onvermoeibaar de bal hoog houdende Araujo om tot in detail te vertellen hoe goed het met hem gaat, en hoezeer hij op zijn plek is hier: de plek van zijn keuze. Het is een dapper en optimistisch antwoord op de ondermijning die een migrant ten deel kan vallen. De spanning over de vraag of hij bal alsnog laat vallen, blijft ondertussen onverminderd groot in deze even curieuze als meeslepende demonstratie van lichamelijk en psychologisch uithoudingsvermogen.

Gerben Vaillant in de voorstelling ‘on smoke and airconditioning’.
Foto Lonneke van der Palen

Arthousefilm

Onvergelijkbaar losser is on smoke and airconditioning van Gerben Vaillant en Fleur van den Berg. Hun parade van typetjes en scènes, waarvoor ze zich steeds verkleden, is vrolijk, ironisch, onthecht, bewust onsamenhangend, met snel wisselende muziekjes en geluidsflarden van de derde op de vloer, Timon Persoon. Het geheel heeft de aangename vibe van een trage, lege arthousefilm, waar de diepte in de getoonde oppervlakte zit: het veinzen, het proberen er iets van te maken.

Het publiek wordt direct aangesproken, in ruttiaans Engels, door Van den Berg. Ze zegt dat ze deel is van een plot, maar dat we geen verwachtingen moeten hebben. In een andere scène gooit ze boos een porseleinen beeld kapot en daarna is ze een kauwgom kauwende branie. Vaillant danst verleidelijk of beweegt juist koddig als een kromgetrokken cowboy met pistolen. Terwijl Persoon een holle beat drumt, zingt hij een volmaakte eighties-new-wave-pastiche (denk aan Joy Division). De tekst sluit aan bij wat de personages willen uitstralen: „He takes care of business”.

Zoals de titel belooft, is er veel toneelrook en blaast de windmachine hard. Zo lichtvoetig en vrij kan theater zijn, denk je na een uur. Er is genoeg om op te kauwen, toch kun je met een glimlach naar buiten lopen. Maar dan plakken ze er nog een kwartier aan vast waarin ze praten over twee personages, twee mannen, die grotendeels doen en zijn wat er is gepasseerd, met radiofragmenten over de opkomende aidsepidemie begin jaren tachtig, die alsnog wordt uitgewerkt, in de persoonlijke, tragische ervaring van deze geliefden.

Deze ommezwaai is enerzijds knap geconstrueerd, anderzijds voelt het ook als een wat schoolse uitleg achteraf. Gelukkig heeft de grommende, alles omver blazende windmachine het laatste woord.


Twee overweldigende werelden vol kleurrijke, wonderlijke figuren schiep kunstenaar William Kentridge. Maar zijn ze ook te volgen?

Niet over alle tentoonstellingen praat je na tien jaar nog wel eens met een onbekende op een feestje na. If We Ever Get to Heaven, de tentoonstelling met werk van William Kentridge (1955) in het Eye in Amsterdam in 2015, is er wel zo een. De eindeloze, voor Eye gemaakte optocht More Sweetly Play the Dance, met geweldige muziek van Johannes Serekeho, was voor velen de (her)ontdekking van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar en zijn herkenbare houtskooltekeningen en stop-motion animaties met terugkerende motieven, zoals maskers, luidsprekers, vlaggen, grote handen en percolators. Operagangers herinneren zich hem misschien nog als regisseur van Lulu in het Holland Festival bij de Nationale Opera, ook in 2015. Kentridge is wit, maar als afstammeling van Joodse ouders ziet hij zichzelf als etnisch Joods en daarom in zekere zin als tussenpersoon die Zuid-Afrikaanse sociale problemen kan aankaarten; kolonialisme, onderdrukking en identiteit staan bij hem hoog op de agenda.

Zo ook bij twee recente producties van Kentridge: zijn film Oh To Believe in Another World (2022), en zijn eigen opera The Great Yes, The Great No (2024). Het Internationaal Festival van Bergen in Noorwegen, het grootste muziek- en theaterfestival van Scandinavië, bood vorige week kans beide producties achter elkaar te zien. Kentridge is er dit jaar artist in residence.

De overeenkomsten tussen de twee recente producties zijn legio. Allebei bestaan ze uit los-vaste associatieve collages die als een droom voorbijvliegen, vol met dezelfde typische Kentridge-motieven: uitgeknipte zwart-withoofden die zangers en dansers in extravagante kartonnen kostuums voor hun hoofd houden, terwijl ze houterig maar actief dansen. We zien grote handen, luidsprekers en percolators (koffiemakers). Maar niet alleen de stijl is hetzelfde: in de opera The Great Yes, The Great No kopieert Kentridge ook letterlijk personages en hun hoofden en kostuums uit de film Oh To Believe in Another World.

Kentridge legt het Noorse publiek in een interview voorafgaand aan de voorstelling uit waarom: die kostuums waren „ongelooflijk duur om te maken, en ze zijn steviger dan katoenen kleding”. Hij vond het zo zonde dat die kostuums alleen in een film gebruikt waren, dat de kostuums niet een middel werden om een opera te maken, maar het doel. Andere overeenkomst: beide volgen geen rechtlijnig verhaal, maar zitten vol losse teksten, vaak in de vorm van oneliners.

Wijsheden van de lopende band

Het festival in Bergen opent met de jongste productie: The Great Yes, The Great No, de opera die vorig jaar in première ging tijdens het festival van Aix-en-Provence. Centrale gebeurtenis: de historische vlucht van de SS Capitaine Paul-Lemerle van Marseille naar de Franse kolonie Martinique in 1941. Aan boord waren intellectuelen en kunstenaars als André Breton, Claude Lévi-Strauss, Wifredo Lam, Victor Serge, Aimé Césaire, Suzanne Césaire, die Kentridge geheel in eigen stijl allemaal in zijn voorstelling stopt: heftig dansende grote kartonnen hoofden dus.

https://www.youtube.com/watch?v=tYPjZGIFy-I

Tot zover de historische gebeurtenis. Want op Kentridges vluchtelingenschip gaan nog veel meer mensen mee: Joséphine Bonaparte, vrouw van Napoleon, werd geboren op Martinique. Ze stierf weliswaar in 1814, maar kwam uit een slavenhoudersfamilie, en Napoleon herstelde de slavernij in de Franse koloniën, dus Kentridge biedt haar een plaatsje op de boot. En omdat ook de Amerikaans-Franse artiest, spion en vliegenier Joséphine Baker op de boot zat, zou het raar zijn niet „de andere grote Joséphine B” mee te laten varen, vertelt Kentridge in het interview. Net als, onder anderen, de Sovjets Lenin, Trotski en Stalin. Surrealist André Breton werd tijdens het repetitieproces per ongeluk door twee mensen gemaakt, dus Breton treedt in de voorstelling op als komisch duo. Verteller kapitein Charon introduceert alle personages, die een voor een hun zegje doen, vaak in de vorm van hun eigen teksten.

Die teksten verschijnen allemaal in groot geprojecteerde animaties op de achterwand. Omdat de acteurs de timing van die animaties volgen, vervult de achterwand de rol van dirigent.

Een mooie, kleurrijke chaos van wonderlijke figuren met wonderlijke hoofden (waaronder dus een heleboel percolators) in wonderlijke kleding met wonderlijke dansjes, met veel positieve energie gespeeld en gezongen bij enerverende, krachtige muziek op piano, cello, accordeon en slagwerk – dat blijft hangen na anderhalf uur The Great Yes, The Great No. De zeven zangers, met ieder een heel eigen klank, hebben zelf de melodieën bij de teksten verzonnen. Componist Nhlanhla Mahlangu zette die melodieën om tot volwaardige muziek. Ze zingen in het Engels, Frans, isiSwati, isiZulu, isiXhosa, Setswana en Xitsonga; zowel individueel als samen klinken ze geweldig. Vooral zanger en acteur Hamilton Dhlamini is als Charon uiterst meeslepend.

Scène uit de opera ‘The Great Yes, The Great No’ van William Kentridge.

Foto Thor Brodreskift

Een coherent verhaal heeft de opera niet, een echte ontwikkeling evenmin: associatie is het cement van de voorstelling. Volg je een (van de vele) hersenspinsels van Kentridge niet, zit je je toch behoorlijk op je hoofd te krabben. De teksten maken het je ook al niet makkelijk: Kentridge citeert losse regels van zijn bootvluchtelingen (en Bertolt Brecht). Kentridge heeft een voorkeur voor hun diepe en poëtische, maar in contextloze overdaad ook een beetje clichématige oneliners. Tijd om erop te kauwen krijg je niet. Kentridge serveert ze uit met de efficiëntie van een lopende band: „Het enige wat het waard is om aan te beginnen, is aan het einde van de wereld.” „Waar je vandaan komt, word je niet gemist, waar je heen gaat ben je niet welkom.” „Er is mijn verhaal, er is de waarheid, én er is wat er daadwerkelijk gebeurd is.” „Ik heb een baksteen bij me om te laten zien hoe mooi mijn huis ooit was.” „Hou niet van een land, want landen verdwijnen.” Zo gaat het maar door.

De som: een mooie, plezierige en soms ook echt grappige voorstelling op zicht en gehoor, maar zo overvol dat een derde van de wijsheden, verwijzingen en absurditeiten ter plekke over je hoofd vliegt, en nog eens een kwart na afloop te veel blijkt voor het kortetermijngeheugen.

Sjostakovitsj ondergeschikt

Kentridge blijkt consistent: zijn film Oh To Believe in Another World (2022), die het Bergen Festival daarna laat zien, lijdt aan vergelijkbare problemen. De film, bedoeld om te vertonen boven een orkest dat live de Tiende symfonie van Sjostakovitsj speelt, is boeiend gefilmd in een kartonnen opstelling, als een soort poppenhuis, waarin met een beetje handige trucage echte mensen met kartonnen hoofden en kostuums bewegen.

https://www.youtube.com/watch?v=3JXFb7ZHB1g

Wederom op droomassociatieve wijze wil Kentridge je de Sovjetcontext waarin Sjostakovitsj werkte laten zien. De hoofden van Lenin, Trotski en Stalin dansen voorbij, net als van zijn student Elmira Nazirova en dichter Vladimir Mayakovsky en diens geliefde, kunstenaar Lili Brik. Tussendoor toont Kentridge zwart-witbeelden van de Sovjet-Unie, onder andere uit films waarin de industriële revolutie een hoofdrol speelt.

Weer is er geen duidelijk verhaal, weer overlaadt Kentridge je met wonderlijke figuren die je brein hard aan het werk zetten. Drie dansende knijptangen in groene rokjes, denkstap 1: gewoon absurdisme, of bedoelt hij dat Sjostakovitsj in een tang wordt gehouden? Denkstap 2: dat laatste zou weleens kunnen, maar is dit dan niet een beetje uitgekauwd?

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.

Foto Thor Brodreskift

” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.

Foto Thor Brodreskift

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131509/data132897015-cfc489.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-9.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-7.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-8.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-9.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-10.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/P0H3aaCxlVyilag1TjMkOAtkWOo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131509/data132897015-cfc489.jpg 1920w”>

Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.

Foto Thor Brodreskift

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.

Foto Thor Brodreskift

” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.

Foto Thor Brodreskift

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131506/data132896991-d97de3.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-13.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-11.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-12.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-13.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/twee-overweldigende-werelden-vol-kleurrijke-wonderlijke-figuren-schiep-kunstenaar-william-kentridge-maar-zijn-ze-ook-te-volgen-14.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/vOeKJYjZKOOIaC7V17ECl-G7eFo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28131506/data132896991-d97de3.jpg 1920w”>

Het orkest speelt Sjostakovitsj voor de film ‘To Believe In Another World’.

Foto Thor Brodreskift

Ook in deze (stomme) film zit veel tekst in oneliners die over het beeld schieten. Denkstap 3 tot en met 7: lezen, proberen te vatten, relateren aan het voorafgaande, of juist aan het volgende? Ondertussen zijn er alweer dertig maten Tiende symfonie aan je voorbijgegaan. Denkstap 8: waar zijn we ook alweer in de muziek?

Het is een uitputtende exercitie, en na ongeveer veertig minuten schakelen je hersenen automatisch in stand-by om oververhitting te voorkomen.

Er is natuurlijk niets mis met een oververhit brein op z’n tijd. Waar het wel mis gaat, is bij Kentridges eigen belangrijkste voorwaarde bij de film. In het voor-interview doet hij die uit de doeken: Sjostakovtisj’ Tiende mocht géén filmmuziek worden in dienst van het beeld. Hij vertelde ook hoe hij dat doel wilde bereiken: op belangrijke momenten in de muziek wil hij dat het beeld niet afleidt. „Eerst dacht ik nog dat ik dit bereikte door even niets in beeld te laten gebeuren, maar het effect daarvan was natuurlijk dat mensen juist verwachtingsvol naar het doek zaten te kijken. Op momenten dat de muziek belangrijk is, moet er in beeld dus juist iets heel voorspelbaars gebeuren.”

Inderdaad, als je dat trucje kent, herken je het voortdurend. Dansende figuren, zoals die dansende knijptangen, dansen meer voorspelbare dansjes op solootjes in de houtblazers, of gevoelige momenten in de strijkers.

Daarmee is Kentridge zijn doel volledig voorbijgeschoten, want het effect is dat de film schrijft voor welke stukken muziek meer of minder ‘belangrijk’ zijn. Andersom beslist de muziek niet wanneer je even op de film moet letten, want Sjostakovitsj schreef in zijn symfonie natuurlijk geen maten met de boodschap ‘let u nu maar even op wat anders’. Juist die ongelijkheid maakt de muziek per definitie ondergeschikt aan het beeld. Alleen speciaal geschreven filmmuziek kan symbiotisch gelijkwaardig zijn aan beeld.

Aan het Bergen Philharmonisch Orkest, traditioneel het tweede orkest van Noorwegen na het Oslo Philharmonisch, ligt het over het algemeen niet. Dat zet een adequate Sjostakovitsj neer, zeker nu het gelijkvloers moet zitten om het filmdoek de ruimte te geven. Vooral de natuurlijke muzikaliteit van zijn celli en bassen valt op: eensgezind flexibel, met veel snelle dynamische kleurvariaties. De violen steken daar wat plat bij af. De blazers schuiven heen en weer op dat spectrum.

Maar naar gelang het uur vordert, sluipt langzaam de energie uit het orkest – alsof de musici voelen dat het publiek met zijn stand-by-brein vooral met de film mee aan het dromen is. Musici hebben de energie van een aandachtig publiek nodig om te kunnen excelleren. Kentridges goede bedoelingen ten spijt: de musici zijn toch een begeleidingsorkest geworden.


Hoe werd de Holocaust na 1945 tentoongesteld? In ‘The Horror Camps’ werd het lot van de Joden niet expliciet genoemd

Eén van de eerste foto’s in een nieuwe tentoonstelling in het Deutsches Historisches Museum (DHM) toont een lange rij mensen voor een evenement dat in circuslettertype is aangekondigd als The Horror Camps.

The Horror Camps was een tentoonstelling die op 1 mei 1945 opende in Londen in de leeszaal van de krant Daily Express. In die zaal werd een aantal tot enorme proporties opgeblazen foto’s getoond die de fotografen van het Britse en Amerikaanse leger maakten bij de bevrijding van concentratiekampen: een massagraf, gevangenen die levend zijn verbrand, uitgemergelde overlevenden.

In Berlijn anno 2025 wijdt het DHM een tentoonstelling aan de allereerste exposities over het nationaal-socialisme in Europa, waaronder dus die in Londen in 1945. Volgens curator Agata Pietrasik werden er in Europa kort na de oorlog honderden, misschien wel duizenden georganiseerd. „Volgens een collega-onderzoeker waren er alleen in Boedapest in de jaren na de oorlog zo’n veertig tentoonstellingen”, aldus Pietrasik.

In het DHM worden er zes belicht: naast Londen tentoonstellingen uit Parijs, Warschau (twee), Liberec (Tsjechië) en Bergen-Belsen. De verschillende plaatsen en perspectieven laten goed zien hoe de nationale ervaringen de perceptie van de oorlog kleurden, en ook hoe weinig kennis er zo kort na de oorlog was.

De Daily Express in Londen trok het publiek naar The Horror Camps door daags tevoren een foto in de krant te publiceren van Britse politici die concentratiekamp Buchenwald bezoeken, waarin een stuk van de foto is weggelaten omdat die „te expliciet” zou zijn om te publiceren, en met de aankondiging dat die zeer expliciete beelden binnenkort te zien zouden zijn in hun leeszaal. Zo’n 700.000 bezoekers telde de Daily Express na acht maanden.

Leger nodigde fotografen uit

De situatie was geheel nieuw, zegt curator Pietrasik: zowel de schaal van gruweldaden als de mogelijkheid foto’s ervan binnen enkele uren op de krantenredacties te krijgen. In het voorjaar en in de zomer van 1945 waren de beelden uit de concentratiekampen plotseling overal; met name het Amerikaanse leger nodigde op grote schaal fotografen uit, om vast te leggen wat ze aantroffen. In de jaren daarvoor bereikten zo nu en dan ook beelden uit concentratiekampen het VK en de VS, maar de respectievelijke regeringen wilden die foto’s nadrukkelijk niet verspreiden. Eén van de argumenten daarvoor was dat het niet moest lijken alsof de geallieerden de oorlog voor het lot van de Joden voerden.

In het Deutsches Historisches Museum in Berlijn zijn concentratiekampfoto’s terug te zien die meteen na de oorlog waren tentoongesteld in onder andere Londen, Parijs, Warschau, het Tsjechische Liberec en Bergen-Belsen.

Foto David von Becker

Ook uit The Horror Camps bleek niet dat de slachtoffers veelal Joods waren. De tentoonstelling gaf sowieso heel weinig informatie bij de beelden, die uit verschillende concentratiekampen kwamen, en die vooral zorgden voor een schok bij de bezoekers. Die titel van de expositie, zegt Pietrasik, was ontleend aan officiële berichten van het Britse leger.

Hakenkruis met crucifix

In Parijs, in het Grand Palais, opende in juni 1945 een tentoonstelling over de ‘crimes hitlériens’. Een opvallend beeld uit Parijs is een hakenkruis dat met een crucifix versmelt, dat het lijden onder het nationaal-socialisme moet uitdrukken. Joodse overlevenden uitten destijds al kritiek op de marginale rol die de Joden in het Parijse verhaal speelden. In het DHM zijn filmbeelden te zien van de bezoekers van het Grand Palais en hun confrontatie met de ongekend gewelddadige foto’s. Sommigen schudden met hun hoofd, anderen kijken met open mond of lachen nerveus.

In Warschau, in mei 1945, werd een tentoonstelling gewijd aan de vernietiging van de Poolse hoofdstad, in het zwaar beschadigde nationale museum. Onder meer het hoofd van het kapotte standbeeld van nationaal dichter Adam Mickiewicz werd getoond, de resten van verbrande boeken en andere vernielde kunstwerken.

In Bergen-Belsen, dat na de oorlog dienst deed als kamp voor ‘displaced persons’, organiseerden Joodse overlevenden in 1947 een grote tentoonstelling. In het DHM is onder meer een collage te zien, die ook in Bergen-Belsen werd getoond, die het verhaal vertelt van de synagoge en de Joodse gemeenschap in Lübeck. De overlevenden vertrokken in 1947 naar Palestina, ook omdat het antisemitisme in 1947 in Duitsland niet plotseling was overgewaaid. De Bergen-Belsen-expositie heette, in het Jiddisch ‘Undzer veg in der frayhayt’, ‘onze weg in de vrijheid’.

‘Ongedierte’

Een paar jaar na de oorlog neemt het aantal tentoonstellingen erover ook snel weer af, vooral vanwege de nieuwe, Koude Oorlog. Een bezoeker van The Horror Camps zei in een reactie op het zien van de beelden dat Duitsers „ongedierte” zijn dat moet worden „uitgerot”. Het westelijke blok kon dergelijke vijandige gevoelens tegenover de Duitsers niet gebruiken, stelt fotograaf en schrijver Janina Struk in een lezing bij de tentoonstelling. „Nazisme was niet langer het kwaad, dat was nu het communisme”, aldus Struk, waardoor in elk geval in het VK beelden van de Holocaust een stuk schaarser werden. Struk: „Beelden van de nazi-misdaden werden bijna een halve eeuw onttrokken aan het publieke oog.”

Deutsches Historisches Museum Berlin, Gewalt ausstellen: Erste Ausstellungen zur NS-Besatzung in Europa, 1945-1948. T/m 23 november 2025


Overtuigende engelenvleugels konden de oude meesters wel schilderen, maar hoe zitten ze aan het lichaam vast?

Schrijvers hebben het relatief makkelijk. Als zij iemand willen laten vliegen, hoeven ze het niet visueel te maken. Ze schrijven het op en het gebeurt, in overtuigende drukletters. We leven mee met Walt, de hoofdpersoon in Paul Austers roman Mr. Vertigo, die al op de eerste pagina te horen krijgt dat hij zal leren vliegen maar er dan nog een bladzijde of zestig over doet voordat hij (spoiler alert) een beetje van de grond komt. We stellen geen vragen als Harry Potter halverwege het eerste boek voor het eerst opstijgt met zijn bezemsteel. En we halen opgelucht adem als de dertienjarige vogelaar Peter Watson in Roald Dahls verhaal The Swan aan twee sadistische pestkoppen weet te ontkomen dankzij de zwanenvleugels die zij zelf kort daarvoor aan zijn armen hebben vastgebonden.

In theorie is vliegen niet zo ingewikkeld, schrijft Douglas Adams in The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy. Het is een kwestie van je laten vallen en vervolgens zorgen dat je de grond niet raakt. De kunst is om je tijdens de val zo te laten afleiden dat je vergeet dat je aan het vallen bent. Is de klap eenmaal afgewend, dan is het van groot belang om niet te luisteren naar omstanders, of naar stemmen in je eigen hoofd, die zeggen dat een mens niet op eigen kracht kan vliegen. „It is vitally important not to believe them or they will suddenly be right.”

In de verbeelding is alles mogelijk. Hoezo, zwaartekracht? Maar wat schrijvers in het vage kunnen houden, zullen schilders en beeldhouwers concreet moeten maken. In de beeldende kunst moet de verbeelding worden verbeeld. Dus hoe ziet dat eruit, een vliegend mens? Een schilder of tekenaar kan iemand zomaar in de lucht hangen, alsof hij inderdaad afgeleid is geraakt terwijl hij viel, maar het verschil met iemand die wel degelijk ter aarde stort is dan niet of nauwelijks te zien. Het helpt enorm als de figuur gevleugeld is. Dan weet de kijker: hier wordt welbewust gevlogen.

Een enkel duister creatuur heeft vleermuisvleugels, maar verreweg de meeste vliegende mensachtigen in de kunstgeschiedenis hebben vleugels die op die van vogels lijken. Vleugels met veren zijn ons bekend, daarvan begrijpen we in één oogopslag wat de bedoeling is.

Overtuigende vleugels

Caravaggio was er heel goed in, die schilderde levensechte vogelvleugels op mensenformaat. Op jongensformaat, meestal. In zijn eerste versie van Mattheüs en de engel uit 1602 (alleen nog in reproductie te bekijken omdat het origineel in de Tweede Wereldoorlog verloren is gegaan) hangt er een jongetje nét niet landerig tegen de bovenarm van de evangelist, mee te kijken en zelfs bij te sturen wat Mattheüs zoal neerpent. De jongen heeft twee grote witte vleugels aan zijn rug hangen en die hangen daar goed, die ogen volkomen vanzelfsprekend.

De Amor die Caravaggio in hetzelfde jaar schilderde – een uitdagende naakte minderjarige waarmee een kunstenaar vandaag de dag niet meer zou wegkomen – lijkt al net zo op zijn gemak met zijn donkere verenvleugels. De punt van zijn linkervleugel rust zó natuurgetrouw en flexibel op zijn opgetrokken bovenbeen dat het onrealistische hier even realistisch is geworden.

Hoe stellig wijlen Ron Brandsteder ook zong dat engelen niet bestaan, in de Bijbel zijn ze overal

De jonge boogschieter Amor (of Cupido) is een figuur uit de Griekse mythologie, maar als je in de kunst vanaf pakweg 500 na Christus een gevleugelde figuur ziet, heb je meestal te maken met de christelijke variant, de engel. Hoe stellig wijlen Ron Brandsteder ook zong dat engelen niet bestaan, in de Bijbel zijn ze overal: hemelse boodschappers en intermediairs, mensachtige figuren die onmenselijk verschijnen, neerdalen en opstijgen. Mattheüs wordt door een engel gedicteerd of bij de schrijfhand genomen. In de Annunciatie komt een engel aan Maria vertellen dat ze in verwachting is. Jakob raakt met een engel in gevecht en Tobias wordt op een lange, zware tocht door de aartsengel Rafaël bijgestaan. Zo blijven ze opduiken. Het is Gods Woord tegen dat van Ron Brandsteder.

Van de meeste engelachtigen wordt in de Bijbel geen precieze beschrijving gegeven. Ze zijn er ineens, man of androgyn, vaak in hemels licht, en door hun verschijning daar en dan is duidelijk dat ze boodschappers van God zijn. In de tekst is zelden sprake van vleugels, maar in de schilder- en beeldhouwkunst zijn vleugels zo ongeveer het eerste waaraan je een engel herkent. Die hebben kunstenaars er dus bij verzonnen, waarschijnlijk geïnspireerd door hun Griekse en Romeinse voorgangers, die figuren als Nikè en Amor al gevleugeld weergaven.

Anthony van Dyck, ‘De bewening van Christus’, 1935 (detail).

Foto Heritage Images

Overtuigende vleugels konden ze meestal wel maken, de oude meesters: Caravaggio ging het goed af, maar Rembrandt, Dürer, Lucas van Leyden en Anthony van Dyck ook. Van Dyck schilderde in De bewening van Christus (1635) een treurende blonde engel die zijn gezicht verbergt in een zwarte doek. De draperie loopt van de handen voor zijn gezicht via zijn arm naar zijn linker vleugel, die stevig uitgeklapt overeind staat op zijn blote rug.

Aanhechting

Het was door dit schilderij dat ik me begon te interesseren voor de aanhechting van engelenvleugels in de kunst. Want als je eenmaal een goede vleugel kunt maken, hoe zet je die dan vast aan de rug of schouderbladen? Waar laat je huid in veren overgaan? Hoe construeer je vleugels die er even vanzelfsprekend uitzien als ledematen, als lichaamsdelen die gewoon zo zijn gegroeid?

De meeste kunstenaars laten ons in het ongewisse. Ze geven engelen van voren weer, of schuin van voren, en dan zie je wel de uitstekende vleugels maar niet de bevestiging. Nogal wat engelen dragen bovenkleding, wat de vraag oproept of er dan op de rug twee gulpen in hun gewaad of harnas zitten, waar elke ochtend bij het aankleden (voorzichtig met de veren!) de vleugels doorheen worden gestoken. Maar ook als de rug en schouderbladen zichtbaar zijn, zoals bij Van Dyck, wordt het aanhechtingspunt nog vaak aan het zicht onttrokken door de vleugels zelf – soms heel geraffineerd en realistisch door de eerste donsveertjes.

Vorige maand zag ik Matthias Grünewalds beroemde Isenheimer altaar uit 1510-1515 in het echt en verbaasde me over een musicerende engel in een van de zijluiken. Om een zichtbare overgang tussen mensenlichaam en vleugels te vermijden heeft Grünewald daar doodleuk het hele engelenlijf van een verendek-achtige vacht voorzien. In dat bontgekleurde Pino-pak wordt de engel met zijn viola da gamba een soort laatmiddeleeuwse Songfestivalact: eerder curieus dan overtuigend.

Het Isenheimaltaar van Matthias Grünewald, 1510-1515. Linksboven de musicerende engel.
Foto Musée Unterlinden, Colmar

Kon je maar zien hoe het onder dat verendek zat, zoals bij een geplukte kip. Spieren, botjes, pennen. Maar een engel plukken geeft geen pas. Behalve in Hollywood. De special effects-afdelingen van speelfilms deinzen nergens voor terug, die maken alles wat je verzinnen kunt zichtbaar tot in de ongemakkelijkste details. In de derde X-Men-film The Last Stand (2006) krijgen we het personage Archangel in een flashback als kind te zien. Zijn vader bonst op de deur terwijl de jongen, dan nog Warren geheten, zich heeft opgesloten in de badkamer. Als de vader de deur geforceerd heeft, ontdekt hij dat zijn zoon in paniek bezig was om met een groot mes de ontkiemende vleugels van zijn rug te snijden. Op de vloer liggen witte donsveertjes en plasjes bloed. Dan zwenkt de camera van de jongen naar de spiegel naast hem en zien we zijn achterkant. Een rug zonder vleugels, met alleen nog de aanhechtingspunten. Daar heb je wat je zocht. Careful what you wish for. Dan misschien toch liever een beeld in woorden, suggestief maar niet plastisch. Van Ellen Deckwitz bijvoorbeeld, die haar gedicht ‘Bij de rand’ besluit met de zin ‘Mijn rug jeukte, ik dacht / nu komen vast mijn vleugels door.’

Lopend door musea en kerken blijf ik op vleugels letten. Soms zitten ze aan de schouders vast in plaats van aan de schouderbladen. Dat lijkt me niet lekker vliegen. Soms zitten ze juist veel te dicht bij elkaar in het midden van de rug: vogelvleugels in een scherp gevouwen vlinder-v. Ook niet handig. En als je bedenkt dat ze in het luchtruim een heel lichaam te dragen hebben, zijn de meeste engelenvleugels in de schilder- en beeldhouwkunst eerder te klein dan te groot.

Vrienden en collega’s kijken met me mee. De kunstchef van NRC, in Venetië voor de Biënnale, stuurde me afgelopen winter een foto van een bronzen engel die daar oorspronkelijk de punt van de klokkentoren van de San Giorgio Maggiore sierde. Zo hoog komt niemand, moet de maker van dat beeld hebben gedacht. De details doen er niet zo toe. Hij gaf de engel een aureool als een tractorstuur en hing de vleugels aan zijn rug met stevige scharnieren, als een soort staldeuren. In de beeldende kunst kan het er ook heel prozaïsch aan toe gaan.


Pinkpop zet legendarische concerten in z’n geheel online: alsnog springen bij Deftones, NOFX en Soundgarden

Paniek. Om het Pinkpopterrein op te komen heb je een polsbandje – heb ik – én een papieren festivalticket nodig – heb ik niet. En juist deze derde dag op Pinkpop 1998 speelt de band waar ik eigenlijk voor kom: Deftones. Vrienden zijn alvast maar het terrein op gegaan, ik besluit te wandelen en er niet meer aan denken. Uren later vind ik de vrienden weer, die hadden bedacht wat we meteen hadden kunnen doen: er gaan er twee naar binnen, eentje komt naar buiten met hun twee papieren tickets en zo kunnen we alsnog allemaal naar binnen.

Ze zeggen wat ik wil horen: Deftones viel tegen hoor. Zanger Chino Moreno was aan de coke, de band speelde rommelig. Niks gemist.

Lief, maar 27 jaar later weet ik dat dat niet klopt, want Pinkpop is begonnen hun archieven op Youtube-kanaal Pinkpoparchives te zetten en het hele concert van Deftones staat er op. Ruim drie kwartier, met een setlist waarin ze bijna heel hun briljante album Around the Fur speelden, retestrak, vol vuur en energie. Moreno heeft inderdaad schoteltjes in z’n ogen, maar zingt er niet minder om. En nu we weten dat die stuiterende bassist Chi Cheng een aantal jaar later na een auto-ongeluk zou overlijden, is het extra bijzonder. Vooral als je er bij was… Een klein beetje pijnlijk om dat uitzinnige publiek door de telkens over de hoofden scherende camera te zien, maar toch mooi om het op deze manier alsnog een beetje mee te maken, ruim een kwarteeuw later en in full hd. Je zou zo thuis op de bank gaan meespringen.

Een ei voor Anouk

Er staan meer parels op het kanaal, opgenomen door de NTR door de jaren heen. Zoals ruim twintig minuten Soundgarden in 1992, met een verschrikkelijk bevlogen Chris Cornell in de gietende stortregen – en godzijdank zonder het tenenkrommende interview achteraf met Jan Douwe Kroeske („Chris, it’s so loud… what do you want to reach with this noise, do you want to spread aggression?”). De moeite zijn ook de concerten van Faith No More (1995), Faithless (1999), Rammstein (1997) met nog maar een klein beetje vuurwerk, Queens of the Stone Age (2003), Alanis Morissette (1999) die je zelfs in de coulissen ziet wachten tot ze op gaat en Anouk (1998) die al bij het opkomen een ei op haar shirt krijgt – ze gaf geen krimp en besloot aan het eind van dat eerste nummer de rest van de show zonder shirt te spelen. Een van de sterkste middelvingers die een artiest op dat podium kon geven aan een deel van het publiek dat niet mee wilde bewegen met de muziek – ook gemist, ik kwam pas bij NOFX weer het terrein op. Van veel oudere shows staan losse songs online, zoals van de J Geils band, Dire Straits, Sinead O’Connor, Mink Deville, The Specials en Herman Brood.

Ook een van de meest legendarische Pinkpopshows staat online: Rage Against the Machine in 1993. Het meeste daarvan stond al op Youtube, maar nog niet in z’n geheel en niet in full hd, hoewel de camera’s van die tijd dat natuurlijk nog niet wisten. Rage had net hun explosieve debuutplaat uitgebracht en stond tot de tanden bewapend met riffs en ritmes in Landgraaf op het hoofdpodium – ze zouden daar een jaar later een kleine aardbeving veroorzaken, maar in 1993 maakten ze alvast de scheuren in de aarde.

Wat er nog meer komt is onbekend. Op het moment van schrijven staat een concert van Underworld in de wacht om over een paar dagen online te komen. „Omroep NTR heeft het festival opgenomen en uitgezonden, en meer dan 1500 Pinkpop-optredens vastgelegd. Veel daarvan zijn nu beschikbaar op het Pinkpop Archive kanaal”, schrijven ze. In de aankondigingsvideo zie je in elk geval beelden van klassieke shows van The Prodigy, Pearl Jam, de Rolling Stones, Bruce Springsteen, Live, Radiohead, Pink en Kensington.

En het beste: je hebt er geen papieren kaartje voor nodig. Dat lag trouwens, bleek bij het inpakken, onder m’n luchtbed.


Michel van der Aa bracht z’n VR-opera naar Cannes, en won: ‘Tien minuten later staan we giechelend op de boulevard’

Dinsdag 13 mei Persdag in Cannes

Mijn Virtual Reality-opera From Dust is geselecteerd voor het Cannes Film Festival. Na de Nederlandse première in de Doelen afgelopen najaar, is dit onze internationale vuurdoop. Vandaag is het Press Day, de festivalopening van de categorie Expérience Immersive. Spannend!

In het chique Carlton Hotel is op etage min 3 een grote ruimte ingericht voor de immersieve werken. From Dust is een van de negen geselecteerde werken die meedingen naar de Award. Het is een interactieve VR-opera-installatie, waarin zes zangeressen van vocaal ensemble Sjaella de toeschouwer – of eigenlijk: deelnemer, mede-maker- door een wereld leiden die gevormd wordt door de keuzes die de toeschouwer maakt. Ik ontmoet de publieksassistenten die de komende tien dagen de apparatuur zullen bedienen en bezoekers gaan helpen met de VR-headsets. Overal zijn developers nog bezig met laatste aanpassingen om alles op tijd klaar te krijgen.

In het hotel krioelt het van de filmsterren. Ik stap zo vaak mogelijk in de lift in de hoop Jennifer Lawrence, Jeremy Strong, Robert De Niro of Quentin Tarantino tegen te komen, maar vooralsnog zonder succes.

De eerste groep journalisten arriveert en wordt aan ons voorgesteld. De reacties op From Dust zijn positief; mensen vinden het een tof project. Yes!

Lees ook

Hoe voelt het om het middelpunt te zijn van een opera? In nieuwe VR-opera ‘From Dust’ krijgt iedere bezoeker een persoonlijke AI-wereld

Scène uit Michel van der Aa’s VR-opera From Dust. Beeld doubleA foundation

Daarna snel door naar de openingsborrel van het curators network, een groep programmeurs die door het festival is uitgenodigd op een enorme catamaran in de haven. Ik ben behoorlijk gesloopt en glip na een uurtje ongezien van het jacht. Aram Balian, de managing director van onze producerende stichting doubleA, neemt de honneurs waar. Op deze publiciteitsdagen voel ik van binnen een soort dubbelganger ontstaan: een socialere, enthousiasmerende versie van mijzelf.

Michel van der Aa won in Cannes de Award voor het beste immersieve werk

Foto Eleonora Paciullo

Terug in mijn hotelkamer verander ik weer in de maker, de twijfelaar. Ik weet nog twee uurtjes te componeren – therapie om dat verstikkende gevoel van naderende deadlines tijdelijk te verjagen. Volgens mijn horloge heb ik vandaag 21.000 stappen gezet, mijn laptop laat zien dat ik 20 seconden muziek heb gecomponeerd.

Woensdag 14 mei Premièredag

We hebben fietsen gehuurd (Hollanders!) om heen en weer te pendelen tussen het Carlton Hotel en het jacht met curatoren. Dit blijkt een slecht idee: alles is hier eenrichtingsverkeer, en agenten met mitrailleurs schreeuwen op elke straathoek onverstaanbare instructies naar ons.

From Dust is de komende tien dagen helemaal uitverkocht. Niet alle VIP’s hebben kaartjes kunnen bemachtigen, dus tijdens de lunchpauze smokkelen we een paar curatoren naar binnen. Cannes is vooral een soort markt, iedereen probeert iets te verkopen of kopen.

Op een grote catamaran doen Aram en ik elk half uur de pitch van From Dust tijdens speeddates met curatoren. Meestal voel je al snel of het enige kans van slagen heeft. Een aantal curatoren lijkt geïnteresseerd te zijn in een presentatie op hun festivals in Hongkong, Seoul of Wales.

Op een andere plek in de haven is de Innovation Village. Hier geven we samen met een curator van het Los Angeles Music Center een presentatie over ons werk en de rol van mixed reality in muziektheaterwerken. We zitten onder de moeder van alle airconditioning-units en we verstaan elkaar amper.

Terug in het hotel beantwoord ik nog snel wat urgente e-mails en componeer ik weer verder. Voor het slapen gaan kijk ik nog een aflevering van Andor, een serie over de opkomst van een fascistische samenleving.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Van der Aa ziet in Cannes een soort dubbelganger van zichzelf ontstaan: een socialere, enthousiasmerende versie

Foto Eleonora Paciullo

” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Van der Aa ziet in Cannes een soort dubbelganger van zichzelf ontstaan: een socialere, enthousiasmerende versie

Foto Eleonora Paciullo

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150847/data132850229-3920fa.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/8h1C8S1GBAvLOukShNZ67d-nSlE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150847/data132850229-3920fa.jpg 1920w”>

Van der Aa ziet in Cannes een soort dubbelganger van zichzelf ontstaan: een socialere, enthousiasmerende versie

Foto Eleonora Paciullo

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Cannes is als een soort markt, ziet Michel van der Aa: iedereen is er om te kopen, of verkopen

Foto Eleonora Paciullo

” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Cannes is als een soort markt, ziet Michel van der Aa: iedereen is er om te kopen, of verkopen

Foto Eleonora Paciullo

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150849/data132850306-a65edc.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/michel-van-der-aa-bracht-zn-vr-opera-naar-cannes-en-won-tien-minuten-later-staan-we-giechelend-op-de-boulevard-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/rD2hHS3hoYWpSTdEQ-dpIjR5tOM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150849/data132850306-a65edc.jpg 1920w”>

Cannes is als een soort markt, ziet Michel van der Aa: iedereen is er om te kopen, of verkopen

Foto Eleonora Paciullo

Foto’s Eleonora Paciullo

Donderdag 15 t/m dinsdag 20 meiTerug in Nederland: deadlines

De ochtenden houd ik zoveel mogelijk vrij om te componeren. Telefoon uit, internet geblokt op mijn computer. Ik werk parallel aan twee stukken: een voor Calefax en veertig andere rietkwintetten wereldwijd voor hun 40-jarig jubileum, en een nieuwe opera die volgend jaar bij DNO in première gaat. Ik ram akkoorden op de piano en zing hard en vals mee – fijn om zanglijnen voor mijn opera’s fysiek te voelen.

Audities voor het filmdeel van de nieuwe opera. Samen met mijn vaste dramaturg Madelon Kooijman lezen we met een aantal acteurs een sleutelscène in de opera. We casten twee rollen.

In de WhatsApp-groep van de publieksassistenten in Cannes lees ik mee hoe het ondertussen gaat met From Dust. Hier en daar een technische hick-up, maar die worden snel opgelost.

Woensdag 21 meiLaatste voorbereidingen

Voor het red carpet-moment na de prijsuitreiking morgen moeten alle mannen verplicht in smoking verschijnen. Die heb ik niet, dus moet ik er snel eentje huren.

Overleg met de 3D-ontwerpers die de virtuele scènes bouwen voor de filmopname van mijn opera in juni. Welk type auto moet ons hoofdpersonage krijgen, en welke kleur? Na het bekijken van tientallen digitale modellen valt de keuze op een rode Skoda.

Ik probeer nog wat te componeren, maar zit met mijn hoofd te veel in Cannes. Dan maar naar de sportschool om even te beulen op de roeimachine.

Leuk nieuws, een aantal zangers van vocaal ensemble Sjaella, die de muziek in From Dust uitvoeren, komt morgen ook naar Cannes. Een gulle donateur heeft aangeboden hun vluchten te betalen.

‘s Avonds nog even jammen met mijn jongste zoon, hij op gitaar, ik op bas. Rage Against the Machine, The Strokes en Metallica.

Donderdag 22 meiAward Ceremony

Terug in Cannes. Aram regelt snel toegangspasjes voor de Sjaella-zangers. In de lunchpauze zien ze From Dust voor het eerst en staan ze oog in oog met hun digitale tweelingen – een regelrechte out-of-body experience.

Dan de Award Ceremony, in een luxe restaurant op het strand. Na een korte nacht neem ik op nuchtere maag een glas wijn, en door het geruis van de zee raak ik langzaam in gedachten verzonken. Hoe ga ik de overgang tussen die twee scènes maken waaraan ik de laatste dagen heb gewerkt? De voorzitter van de jury noemt de winnaar. Het gegil van de Sjaella-zangers om me heen brengt me terug op aarde. Wacht, wat? We hebben gewonnen! Mijn telefoon ontploft met felicitaties; blijkbaar is het persbericht uitgegaan.

In een strak geoliede machine worden we opgelijnd voor een haag van fotografen op de beroemde trap van het Palais des Festivals. Uit de luidsprekers knalt Dua Lipa, onze namen worden omgeroepen als winnaars van de Award voor het beste Immersive work. Op een levensgroot scherm zien we close-ups van onze gezichten. De camera’s flitsen; we draaien ons om naar een andere groep fotografen. Hoe moet ik mijn handen eigenlijk houden? Bovenaan de rode trap worden we vriendelijk via een zijuitgang het gebouw uit geloodst. Tien minuten later staan we giechelend op de boulevard, tussen de andere smokings en galajurken. Did this really happen?

Michel van der Aa in Cannes.

Foto Eleonora Paciullo