Kun je ontsnappen aan tijdstress? Ja, maar niet dankzij TikTok-adviezen

Eén zegen biedt het Design Museum: je hoort ze niet tikken. In de enorme zaal waar de tentoonstelling Alle tijd van de wereld staat opgesteld, word je compleet omringd door staande klokken, pendules, en vitrines met horloges. Maar tikken, dat doen ze niet. Al is het een schrale troost. Immers, we houden toch wel de tijd bij, hebben haast, planningen. De klok, kortom, is een terreur. Daarover gaat deze tentoonstelling, of eigenlijk: over de vormgeving van tijd. Hoe is die ontstaan? En, is er iets aan te doen?

Het begon vooral in de 13de eeuw, vertelt de tentoonstelling. Boeren hadden genoeg aan de stand van de zon, maar kloosterlingen moesten op vaste tijden bidden. Het eerste uurmechaniek werd toen vermoedelijk voor kloosters ontwikkeld, en werd vanaf de 16de eeuw steeds meer verfijnd. Klokken werden pronkstukken, waarvan de tentoonstellingsmakers een flinke variatie verzamelden. Als toonbeeld van innovatie werden uurwerken middelen voor diplomatie (cadeautjes) en later kwamen ze in huis. Een statige slingerklok uit 1750 is zo’n familiestuk, dat van generatie op generatie werd doorgegeven: symbolen van goede smaak en wetenschappelijke interesse.

Mis ging het pas in de 19de eeuw. Door de industrialisatie werden straffe dagindelingen opgelegd (dat vertelt de expositie helaas niet) terwijl intussen nog geen klok gelijk liep. Elk dorp kon een eigen tijdzone hebben. Dat werd een probleem bij het treinverkeer. In Engeland gingen conducteurs vaak met elkaar overleggen waarbij het compromis bepaalde of een aansluitende trein vertrok. In 1847 werd de tijd gelijkgetrokken en uiteindelijk werden wereldwijde tijdzones uitgerold: niet om de mens te dienen, maar een mondiale economie. Zo ontstond de terreur. En die werd alleen maar erger.

In de 19de eeuw kwam de stempel- of fabrieksklok, waarmee fabrieksarbeiders hun werknemerskaart afstempelden (de Bundyklok). In de 20ste eeuw kwamen steeds meer klokken, horloges, analoog, digitaal, programmeerbaar: geen seconde kon nog ongezien ontsnappen. Droevig is de kantoorklok van de PTT uit de jaren zestig, waar de minuten niet in 60 seconden maar in 100 tijdseenheden zijn opgedeeld: om de productiviteit van werknemers nóg meer te verhogen.

Door de kernbommen in 1945 groeide het besef dat het leven op de wereld wel gauw voorbij zou zijn, waarop het Bulletin of Atomic Scientists vanaf 1947 de Doomsday Clock ging bijhouden. Het aantal minuten voor middernacht geeft aan hoe dichtbij de catastrofe ongeveer is – momenteel nog 89 seconden. Het dient dus om ons bang te maken. Dat waren we al. Ook zijn er ontwerpen voor ons individuele einde-der-tijden: de Shortlife Clock van Dries Depoorter uit 2020 laat op basis van statistieken alvast zien hoeveel tijd van je leven verstreken is. Oftewel: dat schiet op.

Verschillende soorten klokken op de tentoonstelling ‘Alle tijd van de wereld’.

Foto Ben Nienhuis

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Een skeletklok met decimale wijzerplaat uit ca. 1793-1795.

©Fondation Napoléon/ Patrice Maurin-Berthier

” data-figure-id=”0″ data-variant=”row” readability=”2″><img alt data-description="Een skeletklok met decimale wijzerplaat uit ca. 1793-1795.

©Fondation Napoléon/ Patrice Maurin-Berthier

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/23130539/data131198684-52eb6a.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/psgdyn83u_4gB8YbjZkXoYStdr4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/23130539/data131198684-52eb6a.jpg 1920w”>

Een skeletklok met decimale wijzerplaat uit ca. 1793-1795.

©Fondation Napoléon/ Patrice Maurin-Berthier

©Fondation Napoléon/ Patrice Maurin-Berthier

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De ‘Watch’ van Gijs Bakker, geproduceerd door HEMA in 1996.

Collectie Design Museum Den Bosch

” data-figure-id=”1″ data-variant=”row” readability=”2″><img alt data-description="De ‘Watch’ van Gijs Bakker, geproduceerd door HEMA in 1996.

Collectie Design Museum Den Bosch

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/23130541/data131198667-968d44.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/kun-je-ontsnappen-aan-tijdstress-ja-maar-niet-dankzij-tiktok-adviezen-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/XU0GdtsJ_2iRh6jj5Al_jomE5P0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/23130541/data131198667-968d44.jpg 1920w”>

De ‘Watch’ van Gijs Bakker, geproduceerd door HEMA in 1996.

Collectie Design Museum Den Bosch

Collectie Design Museum Den Bosch

Valse Rolex

Sinds tijd enkel nog arbeidstijd werd, een quotum om te halen, moet vrije tijd ook goed besteed worden. Waardoor mensen met terminale ziektes de stress ervaren dat ze hun resterende tijd zinvol moeten besteden. Want dat leren we. De 20ste eeuw maakte van tijd een politiemacht en wat de tentoonstelling niet vertelt, is hoe de 21ste-eeuwse aandachtseconomie dit verergert: die smeert ons geen spullen aan, maar rooft via sociale media onze schaarse tijd.

Wel is er een scherm waarop tiktokkers snelle tips geven voor time management – maak vooral to-do-lists, en draag elke dag dezelfde kleren. Hangt dit er als ironisch statement? Waarschijnlijk. Maar daar stelt de expositie niet iets anders tegenover. Het abstracte tapijt van Susan Morris uit 2014 wil ons aanmoedigen om na te denken over de rol van tijd in ons leven – dat werkt niet.

Uiteindelijk is de expositie dusdanig met uurwerken gevuld dat ze niet ontsnapt aan de slaafsheid van de technologie die ze bekritiseert. Wat boeit het om een valse Rolex te zien, of een duur horloge dat Elizabeth Taylor droeg? Er zijn geen anti-klokken, geen tijdverruimende dyslectische opstartsystemen – niet dat die bestaan, maar wat zou zoiets fijn zijn.

Hoe tijd los kan staan van een wijzerplaat, vertelt filosoof Joke Hermsen, genoemd in een zaaltekst, in haar essays over tijd. Zij ziet ontsnappingsmogelijkheden in de muziek en literatuur. Componist Simeon ten Holt pleit met zijn repetitieve muziek voor vrijheid: elk stuk kan kort of lang duren, niets staat vast. Zulke muziek kan de luisteraar ontvankelijk maken voor tijd als ‘duur’, waarin een ervaring alle ruimte voor een eigen tijdsverloop heeft.

En in literatuur lopen tijden altijd door elkaar. Bij Marcel Proust is een uur niet een uur, maar een vat gevuld met geuren, geluiden, voornemens. Dat gaat tegen het klokregime in, naar een tijd die essentiëler is dan de begrippen toekomst of verleden.

Misschien had het museum meer beeldende kunst moeten opzoeken. Immersieve installatiekunst, die het heden uitbreidt via stilte en eeuwigheid. Denk aan The Clock van Christian Marclay, die 24 uur lang real time Hollywoodfilmscènes vertoont van uurwerken: je raakt betoverd, gevangen in het heden, waarvan elke seconde in dit kunstwerk intensief wordt opgerekt.

Al bieden de klokken van Maarten Baas in de tentoonstelling ook zoiets. Eén ervan draait in een apart zaaltje: van bovenaf zijn twee straatvegers gefilmd die twee wijzers, opgebouwd uit puin, telkens iets naar voren vegen. Je zit er compleet in het heden, in alle rust. Hoewel je ergens wel beter weet. Immers, je ziet de seconden verstrijken. De klok tikt door.

De ‘Pendant Watch’ van Meret Oppenheim. Een ontwerp uit 1945, uitgevoerd in 1985.

Foto Sander Vermeer/ Collectie Design Museum Den Bosch


La Tempête laat de tijd verdwijnen in lumineuze ‘Vespers’ van Rachmaninov

Wie zou er niet voor tekenen om even van plaats te wisselen met dirigent Simon-Pierre Bestion, staand midden in zijn kring van 32 zangers, en je op de vloeiende lijnen van Rachmaninov naar het domein van de tijdloosheid te laten voeren? Rachmaninovs Vespers bezitten van zichzelf al tonnen emotionele diepgang en louterende schoonheid. Het Franse ensemble La Tempête zette dat dinsdagavond in Utrecht nog eens extra in het licht, letterlijk en figuurlijk.

Slechts tien jaar bestaat het collectief rond de eigenzinnige Bestion (37), maar het wist in die tijd met ruimtelijk opgezette concertrituelen en onalledaagse programmacombinaties een opvallende niche in het muzieklandschap uit te houwen. Vooral binnen de oude muziek, waar de artistieke focus ligt – in 2023 was La Tempête nog artist in residence op het Festival Oude Muziek Utrecht.

Bestion aarzelt evenmin om zich op repertoire van veel later datum te werpen. De in 2022 verschenen opname van deze Vespers werd in deze krant al lovend besproken. Maar voor de volle ervaring moet je dit ensemble live horen én zien, want wat zich in de zaal voor het oog ontvouwt, vormt een betekenisvolle laag op wat je hoort.

Totaalervaring

Bestion staat bekend om zijn gebruik van licht, ruimte en beweging om zijn concerten tot een totaalervaring te maken. De achthoekige Grote Zaal van TivoliVredenburg is daar met haar trappetjes en balustrades een ideale speelruimte voor. Het koor staat dan ook geen enkele keer in een ‘gewone’ kooropstelling. De zangers lopen langs het publiek (benen intrekken!), meanderen over het podium, zitten op de grond, staan in een kring of juist in rijen ver tegenover elkaar.

Die ruimtelijkheid geeft de contrasterende muziek tussen mannen- en vrouwenstemmen, en tussen koor en solisten, extra zeggingskracht. Als een solotenor zich van hoog uit de zaal laat horen boven serene vrouwenstemmen, verdwijnt de tijd. De Byzantijnse zangmeester Adrian Sîrbu verankert dat gevoel in kronkelende, eenstemmige gezangen, die tussen Rachmaninovs koordelen door afdalen naar de eeuwenoude diepte van de oosters-orthodoxe liturgie.

Op het podium en langs de wanden flakkeren witte en bronskleurige peertjes in verschillende snelheden en dynamieken met de muziek mee. Het meest memorabele moment: het door velen zo geliefde ‘Bogoroditse Devo’ (‘Ave Maria’). Geknield komen de zangers rond een centraal lichtpunt samen, waardoor het licht zich in een stervorm tussen hen door perst. Als ze vervolgens in een wervelstroom uiteenwaaieren, kaatsen hun schaduwen als een gigantische zoötroop tegen de zaalmuren.

La Tempête bezit een koorklank die ook in de indrukwekkende forte-momenten transparant blijft. Hier en daar zijn er wat oneffenheden – een herkansing van een inzet, Slavische medeklinkers die niet helemaal lekker uit de verf komen – maar die doen niet af aan de vervoering van deze muziek. Wat dat wel doet: een mobieltje. Dat er tijdens een concert weleens eentje afgaat zijn we wel gewend, en je kunt er meestal prima overheen luisteren. Maar als er tijdens een avond als deze, waarop zó het mysterie wordt opgezocht, uitgerekend op het meest breekbare moment van ‘Bogoroditse Devo’ een ringtone door het gevoel van oneindigheid heen prikt, dan is dat op z’n zachtst gezegd buitengewoon jammer.


Operasopraan Maartje Rammeloo: ‘Van musical word ik heel erg gelukkig’

Op het debuutalbum van operazangeres Maartje Rammeloo staat geen noot opera. Wel musical, het andere genre dat haar nooit losliet. Op Longing to be Loved zingt ze songs uit de gouden eeuw van Broadway, de jaren 20 tot 50. Denk: Kurt Weill, Cole Porter, George Gershwin, Irving Berlin. „Ik heb lang gedacht: op mijn eerste cd moet op zijn minst Mozart of Richard Strauss staan, anders word ik niet meer serieus genomen. Terwijl ik diep van binnen wist: musical is muziek waar ik heel erg gelukkig van word.”

Musical komt direct binnen, zegt Rammeloo (42) op een zonovergoten middag in een Haags café. „Bij opera is het altijd een zoektocht om zo direct mogelijk te kunnen zingen zonder dat het ten koste gaat van je klankschoonheid. Maar zo direct als bij een musical komt het niet. Bij opera ligt de tessituur [het toonbereik van een zangstem] een stuk hoger en is het lastiger om verstaanbaar te zingen. Vocaal eist het meer van je uithoudingsvermogen en volume. Bij musical kun je echt woordelijk alles volgen. Daardoor spreekt het meteen mijn gevoel aan.”

Rammeloo groeide op in Limburg, waar ze op jonge leeftijd met koor en zangles haar hart eerst verloor aan klassieke muziek en opera. „Maar toen ik veertien of vijftien was, zag ik The Phantom of the Opera en dacht ik: ‘Oeh! Dit is ook wel leuk.’ Meer acteren, meer dansen. Het hele spektakel vond ik gaaf.” Aan het conservatorium van Tilburg studeerde ze zowel klassieke zang als muziektheater. Daarna werd het lastiger om de twee genres te combineren. „Ik heb een aantal keer op het punt gestaan om bij Van den Ende [nu Stage Entertainment] in een productie te stappen. Maar bij musicals zit je vaak een heel jaar vast in een productie en dan kon ik een heleboel klassieke dingen niet doen. Dan koos ik toch altijd voor klassiek.”

Uit de operawereld kwam bovendien de boodschap: ‘Als je musical gaat zingen, kun je een operacarrière vaarwel zeggen: slecht voor je stem, slecht voor je reputatie.’ „Casting directors zien een ‘musicalmeisje’ voor zich en gaan ervan uit dat je bepaalde dingen niet of minder kan. Terwijl ik meer klassiek zing dan musical.”

Andersom trof Rammeloo in cross-over-producties, waarbij opera en andere vormen van muziektheater elkaar ontmoeten, ook meer dan eens een regisseur „die wilde doordrukken dat het toch versterkt moest. Omdat mensen tegenwoordig gewend zijn om de muziek op zich afgevuurd te krijgen. Terwijl alleen al het ervaren van muziek op een akoestische manier zo’n meerwaarde is. Het is hetzelfde als met filters op Instagram. Men weet niet meer hoe een echte stem klinkt en wat de fysieke ervaring van zulke trillingen met je kan doen op een diep niveau. Daarvoor hoeft de klank niet flawless te zijn.”

In de Nederlandse operawereld ziet ze een voorzichtige kentering in de houding tegenover musical en cross-over. „Omdat het klassieke publiek terugloopt, proberen ze nieuw publiek aan te boren. Supergoed. Maar het voelt soms een beetje als een moetje. Zo van: ‘Ik heb al een Mozart-opera, ik heb een moderne opera, laat ik nou ook een toegankelijke opera programmeren. En daar zetten we dan de mindere goden in.’ In Amerika en Duitsland is dat anders, daar bestaan opera en musical veel meer naast elkaar.”

Lees ook

‘Lady in the Dark’ is een verrukkelijke, veel te onbekende ‘Broadway-opera’

Lady in the Dark door Opera Zuid is meer musical dan opera. Foto Bjorn Frins

Cross-over-voorstellingen hebben in Rammeloos ogen juist veel potentie om een nieuw operapubliek te bereiken. „Rammeloo heeft de rol van haar leven als Liza Elliott”, schreef deze krant in 2022 over haar hoofdrol bij Opera Zuid in Kurt Weills musical Lady in the Dark uit 1941. „Die voorstelling sprak zo’n groot publiek aan: musicalpubliek, operapubliek, mensen die nog nooit van Kurt Weill hadden gehoord, mensen die meer van de theaterkant kwamen. Alle voorstellingen zaten afgeladen vol. Het was de Opera van het Jaar [de verkiezing van opera-website Place de l’Opera]. En het werd echt gemaakt vanuit liefde voor het genre.

„Die oude musicals hebben hun wortels in de klassieke muziek. Ze zijn net als opera ook geschreven om onversterkt over een orkest heen te zingen. Ik denk dat musical een goede gateway naar opera is voor mensen die die muziek fijn vinden: de melodieën, de melancholie, de romantiek. Dat ze denken: O wacht, dat ligt in het verlengde van elkaar. Dan kan ik misschien ook eens een keer luisteren naar een Puccini-aria.”

Het album Longing to be Loved verschijnt op 27 april. Liedcyclus ‘December Songs’ van Maury Yeston (1945) en musicalnummers van onder meer Gershwin, Berlin, Bernstein en Weill.


Christie’s mocht concluderen dat schilderij geen Rembrandt was, zegt rechter

Ja, als een schilderij dat je hebt verkocht als ‘omgeving van Rembrandt’ voor miljoenen meer wordt doorverkocht als daadwerkelijke ‘Rembrandt’, dan is dat jammer. Maar de vrouw die dit overkwam, heeft géén recht op een schadevergoeding van veilinghuis Christie’s. Dat oordeelde de rechtbank te Amsterdam in een vonnis dat vorige week werd gepubliceerd.

De rechter spreekt zich niet uit over de vraag of het nu wel of geen Rembrandt is, maar concludeert: Christie’s heeft het onderzoek naar die vraag goed genoeg uitgevoerd. De voormalig eigenaresse hoopte op een schadevergoeding van 10 miljoen euro, die krijgt ze niet.

De vrouw had Aanbidding der koningen sinds 1984 in haar bezit, het was een cadeau van haar inmiddels overleden man, een Duitse kunsthandelaar. Hij kocht het werk destijds voor 35.000 gulden als schilderij uit de ‘kring’ van Rembrandt. Het is een klein werk, 24,5 centimeter bij 18,7, een in geel-bruintinten opgezette bijbelse scène met een naamplaatje van ‘Rembrandt Harmensz van Rijn’. Het werk is in een paar onderzoeken uit de jaren vijftig en zestig wel toegeschreven aan Rembrandt, en ook wel eens tentoongesteld als Rembrandt, in 1955 in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, in 1960 in het Centraal Museum in Utrecht, bijvoorbeeld. In andere onderzoeken is de toeschrijving weer ‘afgeschreven’.

Anderhalf jaar onderzoek

Christie’s oordeelde in 2021 na zo’n anderhalf jaar onderzoek op verzoek van de toenmalige eigenaresse dat het werk géén Rembrandt was. Het stuk werd ruim boven de vraagprijs van 10.000 euro verkocht, voor 860.000 euro. Het werk had „potentie”, aldus een kunsthandelaar die het verloor van de hoogste bieder.

De nieuwe eigenaar, kunsthandelaar Hazlitt, Gooden & Fox, vroeg veilinghuis Sotheby’s onderzoek te doen naar het werk. Dat bedrijf concludeerde: „De eigenschappen van dit schilderij verbinden het werk zo nauw aan Rembrandts artistieke persoonlijkheid, dat het onredelijk zou zijn om te denken dat iemand anders dit geschilderd heeft kunnen hebben.” Wél een Rembrandt, kortom.

Daarop gebeurde wat de voorgaande eigenaresse zo steekt: het kleine schilderij werd verkocht voor 12,8 miljoen euro. Door een ‘garant’, weliswaar. Dat is een partij die het veilinghuis belooft een werk te kopen voor een vastgesteld minimumbedrag, als dat verder door niemand geboden wordt.

Lees ook

Dit bericht uit 2023: ‘Aanbidding der Koningen’ nu wel als Rembrandt naar veiling – met duizend keer hogere richtprijs

De aanbidding der koningen - twee jaar terug in Amsterdam een anoniem schilderijtje, wordt in december in Londen geveild als een herontdekte Rembrandt.


Hoe het buitenbeentje ‘Andor’ kon uitgroeien tot de beste Star Wars-serie

„Dit is absoluut mijn beste werk en ik ben op een kruistocht om het iedereen te vertellen.” Regisseur en schrijver Tony Gilroy is tegen de site IndieWire trots op zijn serie Andor en inmiddels hebben unaniem lyrische recensies hem gelijk gegeven. Het tweede seizoen van Star Wars-serie Andor maakt alle hoge verwachtingen waar en kan zich meten met de beste series van de afgelopen jaren. Hoewel de serie onderdeel is van het beroemde ‘merk’ Star Wars, was het een enorme gok voor Disney.

Op de jaarlijkse bijeenkomst voor Disney-investeerders presenteerde hoofd van Lucasfilm Kathleen Kennedy in 2020 de ambitieuze plannen voor komende projecten. De boodschap was destijds duidelijk: het Star Wars-universum zal agressief uitdijen en streamingkanaal Disney+ is dé plek om het mee te maken. Tussen titels als The Mandalorian en Obi-Wan Kenobi leek Andor (2022) het buitenbeentje van deze line-up: een prequel-serie van Rogue One (2016). Deze film speelt zich af voor de oorspronkelijke film Star Wars: A New Hope (1977) van bedenker George Lucas en volgt verzetsstrijder Cassian Andor (Diego Luna), een personage dat ook nog eens aan het einde van de film sterft.

Niet meteen een overtuigend concept om een hele serie voor op te tuigen, en al helemaal niet om een astronomisch budget te rechtvaardigen. Zakenblad Forbes wist door allerlei belastingconstructies en het creatief boekhouden heen te prikken en constateert dat beide seizoenen bij elkaar opgeteld 645 miljoen dollar hebben gekost. Zelfs in deze tijden van exploderende seriebudgetten zijn dat gigantische bedragen. Waarom kreeg Andor zoveel ruimte?

Star Wars voor volwassenen

Conceptueel roeit Andor tegen alle Star Wars-conventies in. De galactische strijd tussen goed en kwaad is meestal helder gedefinieerd in het Star Wars-universum zoals George Lucas het oorspronkelijk bedacht. Helden kunnen twijfelen of verleid worden door het kwaad, maar zullen uiteindelijk met morele zuiverheid overwinnen. Andor richt zich niet op de mythische Jedi of Sith maar volgt de opkomst van de Rebellenalliantie via gewone helden die zich soms tegen wil en dank verzetten tegen de oprukkende macht van het Keizerrijk.

Revolutionairen Cassian Andor en Luthen Rael (Stellan Skarsgård) weten dat ze vechten voor een doel dat alle middelen heiligt, anderen in het verzet zoals de diplomaat Mon Mothma (Genevieve O’Reilly) komen daar gaandeweg achter. Daarbij hoort het besef van de personages dat de overwinning hun alles – eer, familie of hun leven – zal kosten, zonder garantie dat ze er zelf nog bij zijn om op de winst te proosten. „Ik verbrand mijn leven voor een zonsopgang die ik zelf nooit zal zien”, zei Luthen in een onder fans inmiddels legendarische monoloog. Het tweede seizoen zal iedereen in het verzet nog veel verder op de proef stellen.

Foto Disney / Lucasfilm

Maker Tony Gilroy is bekend van onder andere de Bourne-trilogie en het dna van deze rauwe actiefilms zie je ook terug in deze serie. Andor is in de eerste plaats een politiek spionagedrama dat Star Wars gebruikt om alle ruimte op te zoeken die dit universum biedt. Deze keer geen kindviendelijke pulp maar een serieuze serie die fascisme bij de hoorns pakt en daarbij volwassen thema’s als (post-traumatische stress van) marteling, extremistisch verzet en seksueel geweld niet schuwt. Niet voor niets werd het eerste seizoen van Andor genomineerd voor acht Emmy’s, waaronder voor Beste Dramaserie. Andor was daarmee een ‘prestigeserie’ geworden in de categorie Game of Throne of Breaking Bad.

Kijkcijfers

Het merk Star Wars is allang geen garantie meer voor succes maar het is extra pijnlijk als projecten vroegtijdig worden afgeblazen. Dit overkwam The Acolyte (2024), een verfrissende maar wisselend ontvangen serie die zich nog voor de prequel-trilogie afspeelt. Deze serie werd het slachtoffer van een online haatcampagne, inclusief het massaal posten van slechte recensies en bedreigingen richting de (zwarte, vrouwelijke) cast. De haat was letterlijk blind: woest klikkend haalden boze ‘fans’ op filmdatabase IMDB ook de Australische horrorfilm Acolytes flink naar beneden. Buiten deze storm zijn er enkele overeenkomsten en verschillen met Andor.

Net zoals met budgetten zijn streamingdiensten doorgaans ook terughoudend met het delen van kijkcijfers. Om toch een beeld te krijgen, moeten we vertrouwen op de cijfers van Nielsen, het Amerikaanse instituut dat kijkgedrag registreert.

Lees ook

Lees ook: Het Star Wars-universum snakt naar een nieuwe visie

Op het eerste gezicht lijken het openingsseizoen van zowel Andor als The Acolyte duidelijke flops. Andor begint het slechtst: de eerste drie afleveringen die tegelijk online kwamen, halen slechts een gemiddelde van 5,07 miljoen kijkers per aflevering. The Acolyte deed het iets beter en begon met twee afleveringen waar gemiddeld 5,95 miljoen per aflevering naar keken. Deze serie piekte in aflevering drie met 8,8 miljoen kijkers. Ter vergelijking: het derde seizoen van vlaggenschip The Mandalorian opende met 18,76 miljoen kijkers.

Aangekomen bij de seizoensfinales kantelde dit beeld compleet. The Acolyte sloot af met 6,83 miljoen kijkers, terwijl Andor 12,48 miljoen kijkers binnenhaalde. Na een trage start had Andor zijn publiek gevonden, terwijl The Acolyte juist kijkers was kwijtgeraakt. Zonder de rugdekking van fans en critici werd het budget van zo’n 230 miljoen dollar een molensteen om de nek van The Acolyte. Disney trok al snel de stekker uit de serie.

Weg voorwaarts

Hoewel het verhaal van Andor juist wegblijft van mythische helden, heeft het achter de schermen wel degelijk veel te danken aan een messias-achtige figuur. Tony Gilroy werd aanvankelijk ingevlogen om te helpen nieuwe scènes te schieten voor Rogue One, een film die tot laat in het productieproces niet van de grond kwam. Dankzij deze reddingsoperatie werd Gilroy Star Wars ingezogen, een franchise waarvoor hij voorheen weinig eerbied had.

Na twee seizoenen sluit Andor nu chronologisch aan bij de film waaruit de serie ooit ontsproot, waarmee de cirkel rond is. Met Andor verlegt Gilroy de grenzen van wat en hoe goed Star Wars kan zijn, een welkom voorbeeld nu het in een identiteitscrisis verkeert. Niet slecht voor iemand die zelfverklaard „geen fan van Star Wars is”.

Andor seizoen 2 is nu te zien op Disney+. Elke week drie afleveringen en twaalf aflevering in totaal.


Cabaretier Sara Kroos bespreekt haar seksuele misbruik terwijl ze het over andere dingen heeft

Volgens Sara Kroos (44) bestaan er twee soorten mensen: thrillseekers die gek zijn op activiteiten als bungeejumpen en mensen die „net iets te vaak in vrije val zijn gevallen of geduwd door een ander”. Zij vermijden spanning en sensaties daarom zoveel als mogelijk.

Ondanks deze wel erg onnauwkeurige indeling van de mensheid, begrijp je dat Kroos zichzelf in de tweede categorie indeelt. En voor wie Kroos’ boek Rood is ja (2022) niet heeft gelezen, geeft ze in haar elfde voorstelling de ‘havo vijf ChatGPT-samenvatting’: als kind werd ze seksueel misbruikt door een familielid en een paar jaar geleden nogmaals door de therapeut die haar zou helpen bij de verwerking van het eerdere misbruik. Kroos: „Het voordeel van seksueel misbruikt worden door je eigen psycholoog is dat je er meteen met iemand over kan praten.”

Aan het begin van Prikkelarme kermis kondigt Kroos aan dat het slechts zeven minuten over seksueel geweld zal gaan. Slechts „3 procent van de hele avond”. Dus ze zal het gezellig houden, lijkt de suggestie: „Voor de rest is het alleen maar entertainment wat de klok slaat.”

Ruimte voor interpretatie

Het zijn uitspraken die ruimte laten voor interpretatie: is het kritiek op een cabaretpubliek dat vooral makkelijk verteerbare kost voorgezet wenst te krijgen? Of is Kroos zelf van mening dat dat het beste resultaat oplevert? Je neigt naar dat laatste – waarom doet ze het anders – hoewel een opmerking later in de voorstelling toch vooral schamper klinkt: „Maar dat zal wel een héle filosofische gedachte zijn op een avond vol entertainment.” Alsof Kroos eigenlijk wel trek heeft in meer filosofische gedachten, maar dat de cabaretwetten haar dwingend voorschrijven dat ze iets anders moet bieden.

Het resultaat hiervan is wisselend. Mooi is de manier waarop Kroos haar traumatische ervaringen bespreekt terwijl ze het er slechts zeven minuten expliciet over heeft. Gedragspatronen, waaronder het ten koste van bijna alles willen vermijden om nee te moeten zeggen tegen iemand, komen uiteraard in van alles tot uiting. Ook in minder benarde situaties, zoals wanneer een kaasbedrijf of kapper je producten wil verkopen waar je eigenlijk geen interesse in hebt. Door korte vooraankondigingen over trauma’s en seksueel geweld krijgen dergelijke herkenbare huis-tuin-en-keukensituaties meer betekenis.

Lees ook

een interview met Sara Kroos: ‘Seksueel geweld is echt de jackpot qua schaamte’

Sara Kroos.

Olijke kippennamen

Minder geslaagd is de overdaad aan grappen waar Kroos haar anekdotes mee volstouwt. Deze zijn vaak nogal flauw of voorspelbaar. Geregeld legt Kroos de lat voor wat entertainment moet zijn wel erg laag, bijvoorbeeld als ze nadrukkelijk stilstaat bij de olijke namen van haar kippen: Tandoori, Kerrie en Nugget. Leukere grappen zijn meer originele typeringen, zoals die over het ‘21-diner’ van haar dochter: „Een soort laatste avondmaal, maar in plaats van Jezus zit er een verwende Gen-Z’er met een fles pinot grigio in het midden die het huis niet wil verlaten.”

Het spervuur aan fletse grappen ontneemt er soms het zicht op dat Kroos een heel sterke en natuurlijke verteller is. Zowel over triviale als over meer serieuze onderwerpen kan ze aantrekkelijk en meeslepend praten. Op die momenten is ze het grappigst en voel je het meest contact met haar, en daar biedt Prikkelarme kermis ook het beste entertainment.


‘Gharib’ vertelt het verhaal van Marokkaanse soldaten in de Tweede Wereldoorlog

Twee vrienden uit Marokko besluiten tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Europa te reizen, om mee te vechten onder Frans koloniaal gezag. Ze sneuvelen op zee, spoelen aan in Nederland en worden begraven in het Zeeuwse Kapelle. Tachtig jaar later brengen twee theatermakers hun verhaal tot leven in de voorstelling Gharib. Marcos Valster Da Costa Ferreira (33) en Mahfoud Mokaddem (31) verweven de fictieve oorlogsgeschiedenis met hun persoonlijke perspectieven en identiteit.

Het idee voor Gharib, Arabisch voor ‘vreemdeling’, ontstond in een eethuisje in Rotterdam, de stad waar de twee eerder samenspeelden in een voorstelling en waar Gharib te zien zal zijn op 4 mei als onderdeel van Theater Na de Dam.

Valster Da Costa Ferreira en Mokaddem leerden elkaar ruim vijftien jaar geleden kennen op de Jeugdtheaterschool Dordrecht en studeerden ook samen aan de Academie voor Theater in Tilburg. Na een tijdlang ieder een eigen pad te hebben gevolgd, wilden ze toch graag weer samen het theater in. Mokaddem, van Marokkaanse afkomst, hoorde van zijn vader voor het eerst over de Marokkaanse soldaten die aan Franse zijde meevochten. Hij en Valster Da Costa Ferreira wilden begrijpen waarom jonge Marokkanen daar in een tijd van koloniale overheersing toe besloten. Ze bezochten daartoe onder meer het Franse militaire ereveld in het Zeeuwse dorpje Kapelle, waar zeventien Marokkaanse soldaten begraven liggen.

„Toen we daar stonden, wisten we direct: dit verhaal moet verteld worden”, zegt Mokaddem. Ze doken in archieven, en ontdekten dat de meeste soldaten die aanspoelden bij de Zeeuwse kust niet geïdentificeerd konden worden.

Om hun verhaal toch tot leven te brengen, bedachten ze de fictieve personages Khalid en Aburrahmane. Zij willen in de voorstelling strijden voor vrijheid – net als hun vaders dat een generatie eerder deden in het Atlasgebergte. De scènes over Khalid en Aburrahmane worden afgewisseld met dialogen tussen Mokaddem en Valster Da Costa Ferreira, over hun eigen visie op oorlog en de link met het heden.

Waarom kozen jullie voor deze vorm, voor het afwisselen tussen verleden en heden?

Mokaddem: „Natuurlijk vind ik het vreselijk wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is, maar als moslim met een migratieachtergrond ben ik ook bezig met de oorlogen van nu. Tijdens mijn jeugd was ik meer bezig met de oorlogen in Irak en Afghanistan dan met de Tweede Wereldoorlog.

„Wat we willen bereiken is dat we ons publiek aan het denken zetten over oorlog toen én nu: we zien allemaal wat er gebeurt in de wereld, als je het mij vraagt is er een genocide gaande in Gaza. Maar wat kunnen wij, hier, doen – zeker nu de politiek blind lijkt te zijn voor wat er speelt? Er zijn veel mogelijkheden, denk ik. Van het geven van een kleine donatie tot het delen van een post op sociale media, de straat opgaan of zelfs maar alleen erkennen wat er elders gebeurt.”

Valster Da Costa Ferreira: „We worden steeds meer gedwongen om met oorlog bezig te zijn. Juist daarom is het belangrijk om dit soort verhalen te vertellen. Als je hele dorp onderworpen is aan koloniale macht, waarom zou je dan überhaupt voor Frankrijk vechten? Waar ligt je loyaliteit? Maar in veel culturen, waaronder de Marokkaanse en de Braziliaanse, waarin mijn eigen roots liggen, gaat het veel meer om het wij-gevoel. Misschien moeten we dat in Nederland ook omarmen.”

Hoe brengen jullie die boodschap over in de voorstelling?

Mokaddem: „De kunst is het verhaal zo te brengen dat iedereen aan het denken wordt gezet. In een scène spelen we dat Khalid en Aburrahmane gebreide mutsjes krijgen van een Zeeuwse vrouw, tegen de kou. Dat is een voorbeeld van een kleine daad, met een groot gebaar.”

Hebben jullie zelf antwoorden gevonden op de vragen over loyaliteit?

Valster Da Costa Ferreira: „Het maken van de voorstelling bracht me wel nieuwe inzichten. Dat we ons misschien meer verbonden voelen met Nederland dan we durven toegeven, bijvoorbeeld. En als dat zo is, waarom durven we dat dan niet toe te geven?”

Mokaddem: „Ik realiseerde me dat we in Nederland een nieuwe cultuur moeten vormen. Hoe vaker cultuur wordt gebruikt om een ander buiten spel te zetten, hoe meer er een wij-zij denken ontstaat. Terwijl ik denk: cultuur is juist ook een uitwisseling.”

Wat hopen jullie te bereiken met ‘Gharib’?

Mokaddem: „Tijdens Eid ul-Fitr (Suikerfeest na de Ramadan) vertelde ik verre familieleden over de voorstelling. Ze hadden nog nooit gehoord van de Marokkaanse soldaten en vroegen of ik hen kon uitnodigen. Zij zijn nog nooit naar het theater geweest.”

Valster Da Costa Ferreira: „En ik denk ook dat juist wij, door onze achtergrond, mensen voor wie de drempel naar het theater normaal hoog is, kunnen bereiken en aanspreken. Ik ben zelf als kind geadopteerd uit Brazilië en opgegroeid in Nederland. Als ik dan toch iets positiefs moet noemen van die achtergrond, is het dat ik meer werelden ken, en me kan aanpassen aan het publiek. Als we spelen voor een wit publiek, vliegen we een scène over discriminatie anders aan dan voor een publiek dat dat zelf wel eens ervaart.”

Mokaddem: „Ja, we stemmen onze manier van spreken af op wie we voor ons hebben. Ik denk dat dat ook onze kracht is. We gaan moeilijkheden aan. Dit is een van de vele verhalen die we nog willen gaan vertellen.”

Op 4/5, om 21u, worden er onder de vlag Theater Na de Dam op div. plekken in Nederland 150 voorstellingen gespeeld . ‘Gharib’ speelt dan in Rotterdam. Ook te zien op 2/5 Den Haag; 3/5 Dordrecht; 5/5 Vlissingen en Middelburg. Info: theaternadedam.nl.


Washington imponeert met orkestrale hiphopjazz en spirituele solo’s

Voorafgaand aan een korte tijdrit fietsen wielrenners zich soms in het zweet op hometrainers, om bijna sprintend met hoge hartslag uit de startblokken te kunnen schieten. Deed saxofonist Kamasi Washington zondagavond iets soortgelijks in de kleedkamer van Paradiso? Want hoe is anders te verklaren dat hij, koud op het podium, direct een fenomenale solo van ruim zes minuten uit zijn longen kan persen. Hij scheert langs grote thema’s. Liefde, verlies, blijdschap, euforie; het zit er allemaal in. De laatste noten komen uit zijn tenen, de sax baart een tetterende olifant, maar het kan, het past, het klopt.

Terwijl zijn band doorspeelt puft Washington uit en wist glimlachend het zweet van zijn voorhoofd. Hij houdt van spierballenjazz en bereikt daarmee een veel breder publiek dan de gemiddelde jazzmuzikant. Met onder meer de legendarische DJ Battlecat in de gelederen legt de achtkoppige band links tussen hiphop, soul, funk en jazz, waarbij breed uitgesponnen vrije solo’s gretig worden begroet in een uitverkocht Paradiso. De man uit Los Angeles draagt een zwart gewaad met gouden stiksels die mee glimmen met het amulet om zijn hals en de sax voor zijn borst.

Onder de overweldigende spiritual jazz ligt de dikke boodschap van liefde en aandacht die hij uitwerkte op zijn album Fearless Movement uit 2024 waarvan de meeste nummers van de avond komen. Ontroerend en typerend is zijn aanpak op ‘Asha The First’, dat hij baseerde op het eerste piano-melodietje van zijn dochtertje. Op deze Eerste Paasdag speelt hij de vier noten voor, waarna zijn dj en zijn drummer een grootse beat neerleggen die wordt onderstreept door drie blazers en zangeres Patrice Quinn. Zo ontstaat een orkestraal jazzwerk waarop ook zijn vader, sopraansaxofonist Rickey Washington, soleert en er dus drie generaties op het podium klinken.

Een valkuil van de gulle Washington is dat hij wel erg veel ruimte geeft aan solo’s van zijn bandleden en die zijn doorgaans niet zo spannend als zijn eigen muzikale verkenningstochten. Zo loopt de energie er halverwege een beetje uit, mede doordat zangeres Quinn niet over de beste keel lijkt te beschikken. Een uitzondering is toetsenist Brandon Coleman die op eigenzinnige wijze aan de slag gaat met de stemvervormer en funky toetsenwerk.

De indrukwekkende solo waarmee Washington de avond opende speelt hij op ‘Lesanu’, een nummer waarop naar eigen zeggen hij ‘het bestaan van muziek’ eert. „Door muziek lijkt het soms alsof ik vrienden van honderd jaar oud heb”, licht hij toe. Zo lopen door de hele avond meer intergenerationele lijnen. De funky hiphopjazz van ‘Get Lit’, geschreven met funklegende George Clinton, wordt door DJ Battlecat gemixt met nineties rap van Camp Lo.

Als een van de laatste nummers speelt de band ‘Prologue’, een bewerking van een compositie van de Argentijnse bandoneonist Astor Piazzolla. Opnieuw versmelten zang en blazers in een euforisch samenspel over een stevige beat. Eindelijk is daar weer ruimte voor Washington zelf om op avontuur te gaan. Op een stroom van noten neemt hij de luisteraar mee over de wereld en door de muziekgeschiedenis. Washington heeft na ruim twee uur en acht nummers nog altijd adem over, alsof ‘Prologue’ nog maar de eerste etappe is.


Treurwilgliedjes, een geflipte sjamaan en niet zo geheime secret shows: Roadburn bestaat in elk geval nog

‘Luisteren of fluisteren’ staat op bordjes in de Paradox, hét jazzpodium van Tilburg en omstreken. Er hangt donkerrood velours, er staan stoeltjes, men drinkt speciaalbier uit glazen op voetjes. Een enkele zanger met akoestische gitaar zingt met z’n ogen dicht: „Pour your love, all over me.” Welkom op metalfestival Roadburn?

Ceci n’est pas une metalfestival. Roadburn, dat vijf jaar geleden als eerste grootste festival door de coronacrisis werd geannuleerd, is sindsdien onherkenbaar veranderd. Dat komt ten eerste door slimme programmering: niet stilstaan, in beweging blijven, vernieuwing zoeken, experiment boven bekend. Dus dat Patrick Walker met zijn soloproject 40 Watt Sun op festival Roadburn die roerend mooie, kale liefdesliedjes staat te zingen in de Paradox, is geen, ehm, tegenstrijdig idee. Op het festival waar in 2017 nog raar werd opgekeken van hiphopgroep Dälek, en van de donkerhartige popzangeres Zola Jesus een jaar later, stond nu een bizar Japans ritueel (Kuunatic), Canadese americana (Ora Cogan), Welshe gothic-folk (Tristwch Y Fenywod), brommende Ierse drones (One Leg One Eye) en meer paradijsvogels.

Lees ook

Walter – mister Roadburn – Hoeijmakers: ‘Opeens kwam het besef: ik mag er wél zijn’

Foto Merlin Daleman

Triumph of death

Daarmee zijn er ook bijna geen grote namen meer geprogrammeerd, zie je geen spraakmakende reünies van verloren gewaande legendarische acts, en zijn ook de artists-in-residence relatief onbekende figuren. En dat is spannend, maar ook noodzaak, want ondanks de schaalverkleining zijn er zorgen over de kosten en was dit (opnieuw) naar verluidt de duurste editie ooit. Dus dat er veel acts op het hoofdpodium stonden die ondanks hun grote kwaliteiten (Messa, Thou) eigenlijk eerst nog wat meters zouden moeten maken in kleinere zalen, of dat je soms moest kiezen tussen vier bands die allemaal al meer dan drie keer op Roadburn hadden gespeeld zit ’m daar in. Kun je kritisch op zijn, en dat moet ook. Maar het zegt iets wezenlijks over de festivalindustrie, waar festivals groot en klein moeite hebben het hoofd boven water te houden door stijgende kosten, regeldruk en een publiek dat zich de steeds duurdere tickets steeds moeilijker kan veroorloven. Dat is het al niet zo nieuwe normaal. Roadburn is er in elk geval nog.

Lees ook

Opvallend veel popfestivals gaan dit jaar niet door – wat is er aan de hand?

Het terrein van Bevrijdingsfestival Overijssel in Zwolle, nadat meerdere festivals op 5 mei 2023 vanwege slecht weer werden stilgelegd. Foto ANP / Vincent Jannink

En ja, een paar echte headliners werden zeker gemist. Maar het is ook knap dat Roadburn ter plekke in elk geval springlevend, relevant en vol voelde, met een veelkleurig publiek waar de zwarte shirts met teksten als ‘triumph of death’ je welkom heten, schouder aan schouder met een groeiend aantal spijkerjasjes waar regenboogvlaggen en andere queer-symbolen op waren genaaid. En Chat Pile en Big|Brave, een paar van die meervoudige alumni, wisten met hun secret shows (die zo geheim waren dat er ruim van tevoren lange, lange rijen stonden) de matte vrijdag te redden.

Cadeautje van een show

Een hoogtepunt een dag later kwam van de Noorse metalband Dødheimsgard, die hun geweldige album Black Medium Current (2023) in z’n geheel speelde, met de geflipte sjamaan Yusaf Parvez als bezwerende showman – ze spelen zelden in Nederland, dit was een cadeautje van een show. Een paar uur later kreeg Øxn (met Lankum’s Radie Peat) de grote zaal van 013 stil met hun pas zevende show ooit, vol langzaam opgebouwde treurwilgen van folkliedjes, vol aan pastoraal gezongen moord- en doodslag. En met opnieuw een secret show voor in de boeken: de Japanse psychrockers van Bo Ningen sloopten het skatepark met grooves zo strak dat je er een Shinkansen op zou kunnen laten rijden.

En gelukkig, er was naast over het bizar complexe statiegeldsysteem met buttons waar ik volwassen barmannen om heb zien huilen, toch ook nog een band om over te bakeleien. De Turks-Nederlandse psychrockfeestband Altın Gün, die we in Nederland al op werkelijk elk festival hebben gezien. En wat blijkt: ook Roadburners hebben heupen, en die kunnen de dikke Anatolische grooves evenmin weerstaan als luisteraars elders.

Dus tsja, de vraag die bij dit soort waterscheidingsacts altijd rondgonst in Tilburg is: ‘Is het wel Roadburn?’ En het antwoord is: wat zou het? De wereld verandert, dit festival ook. Maar Roadburn is niet alleen de line-up. Het publiek, dat is Roadburn. Hun gemeenschappelijke hang naar verhalende, hypnotiserende en heel authentieke muziek én gemeenschap. Dat gaat niet zomaar verloren.

Festival Roadburn, gehoord 18 en 19/4 in 013, Spoorzone en Paradox, Tilburg. Aldaar t/m 20/4.


Het tulpenveld is nét te theatraal en daarom perféct voor een selfie

Het tulpenveld is door de selfie een van de bekendste attracties voor toeristen in Nederland geworden.

Het succes heeft een groeiend aantal selfiespots opgeleverd, die op zichzelf ook weer een trekpleister worden.

Waarom is dit genre zo succesvol?

Met alle aanwijzingen zou het eigenlijk makkelijk moeten zijn. De kunst is te doen alsof je er middenin staat. Alsof jij daar alleen tussen de bloeiende tulpen bent, alleen jij dat laatste verborgen paradijs van stralende kleuren hebt gevonden. Niemand hoeft te zien dat je gewoon op een keurig aangeharkt paadje loopt, dat speciaal voor deze suggestie tússen de tulpenvelden is aangelegd.

Steeds meer lijken het er te worden, nóg meer tulpen-, hyacinthen of narcissenveldselfies. In de Keukenhof, sinds eind maart weer geopend voor zijn jaarlijkse miljoen bezoekers, is er afgelopen jaren een „toenemend” aantal selfiespots en Instagram-hoekjes ontstaan, zoals zelfs The Guardian begin april waard vond om te berichten: de grote klomp waar je in kan staan, de bloemige boogvorm, de paadjes tussen de bloemen. Op de velden rondom Hillegom wordt de Tulip Barn (Tulpenschuur) in de plaatselijke media als ‘selfietuin’ aangeprezen, en heeft in de vier jaar van haar bestaan een decoratieve molen, een gekleurde omafiets en grote rode hartjes als kaders tussen de repen bloemen geplaatst.

Het succes van de selfies heeft de bollenvelden de afgelopen tien jaar van oubollige attractie tot „one of the best Instagram spots in spring„ (DW, Duitse wereldomroep) gemaakt. De speciaal geïnstalleerde selfiespots zijn daarbij bedoeld om de stromen bezoekers te reguleren – te vaak werden bloemen vertrapt, te vaak werd over hekjes geklommen – maar zijn op zichzelf ook een trekpleister geworden, en daarmee ook alweer een cliché op zichzelf. Het toeristenbureau geeft tips online, de Keukenhof heeft selfiereclames bij de Dam in Amsterdam opgehangen. Het is nieuw Nederlands cultuurgoed; Rembrandt, Red Light District, tulpenveldselfie.

Dus: waarom is uitgerekend dit genre zo succesvol?

Een toerist maakt een selfie in de bloemenvelden.
Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP
Bezoekers maken een selfie tussen de bollenvelden in Lisse.
Foto Rob Engelaar

Boodschap

Echt verrassend zijn ze niet, de tips die holland.com ervoor geeft, maar wel veelzeggend. Denk aan een goede belichting, de juiste kadrering, en natuurlijk: „Vergeet niet vrolijk te lachen.” Want: niet de bloemen, maar het eigen gezicht staat hier uiteindelijk centraal – de bloemen zijn het decor voor jezelf.

Is de lach vrolijk genoeg? Je kan het zelf controleren. Het succes van selfies begon vijftien jaar geleden toen er twee technische mogelijkheden samenkwamen: de smartphone met frontcamera en smartscreen na 2010, en de opkomst van Instagram na 2012. Voor het eerst kon een zelfportret worden gemaakt terwijl je zelf op het schermpje kon controleren hoe je eruit zag – en het goedgekeurde beeld kon je daarna direct de wereld in sturen.

Een selfie is dus ontstaan als een vorm van communicatie, als een boodschap aan de wereld via een afbeelding van je gezicht. De Duitse psycholoog Martin Altmeyer heeft een mooie verklaring voor het succes ervan: de selfie is volgens hem niet ontstaan uit narcisme – narcissis-stick, zoals de selfiestick rond 2014 ook wel cultuurkritisch in Amerikaanse media werd genoemd – maar juist uit te wéinig eigenliefde. De selfie verklaart hij met het verlangen gezien te worden, met de behoefte aan resonantie in een vaak anonieme digitale wereld: ‘Kijk naar mij, zie dat ik besta.’

Alleen: hoe word je het best gezien? Om direct begrepen te worden moet de selfie zo helder mogelijk overkomen, schrijft kunsthistoricus Wolfgang Ullrich in zijn essay Selfie. Snel gaat het swipen, klein is het scherm, dus moet de selfie extra duidelijk zijn om goed over te komen. Binnen vijftien jaar zijn er daarom nieuwe, volgens hem ‘slapstick-achtige’ gezichtsuitdrukkingen, poses en decors ontstaan, die allemaal één kenmerk hebben: als je denkt dat ze overdreven zijn, je glimlach net te breed, je ogen net te twinkelend, de locatie nét te theatraal, dan is het precies goed voor de selfie.

Influencers bezoeken de Instagram Experience in Amsterdam-Noord.
Foto Evert Elzinga / ANP

Hoogspanningskabels

Als het verlangen om gezien te worden bij de selfie voorop staat, dan word je dankzij het perfecte bollenveldendecor nog net wat beter gezien. Met jezelf lachend voor de houten deco-molen tussen de tulpen of hyacinthen heb je de helderste toeristische boodschap: Nederland = tulpen + molens – het Hollandse equivalent van de selfie voor de Eiffeltoren in Parijs of voor de gletsjers in Zwitserland. Zoek je eerder een tijdloos beeld van pure idylle? Schuif dan even door op het paadje tussen de bloemen, doe net of die familie naast je of de vakantiestress in je er niet zijn, en suggereer een afgelegen paradijs van bloemen om je heen.

De bollenboeren begrijpen het verlangen, en passen hun velden aan voor de snelst werkbare boodschap

De bollenboeren begrijpen het verlangen, en passen hun velden aan voor de snelst werkbare boodschap. Platgetrapte tulpen, volle vuilnisbakken of hoogspanningskabels in de verte worden dankzij de aangegeven selfiespots vakkundig buiten beeld gelaten – behalve als de storende factor op zichzelf de boodschap is, dan mag je in een oversized klomp ironisch knipogen naar de toeristische gekte waar je aan meedoet.

En dan, als alles gereguleerd en ingekaderd is, lijken de velden ineens gemaakt voor het snelle swipen. De felle Mondriaan-kleuren, de bloemige Jugendstil-vormen en de scherpe abstracte vlakken van het tulpenveld lichten op het kleine scherm op, helder als boodschap en tegelijk lichtelijk desoriënterend. Ze zijn het real life-equivalent van dat wat de selfiestudio’s proberen op te roepen, met hun kamers met roze ballenbaden en grappig bedoelde props: herkenbaar, maar tegelijk nauwelijks realistisch – larger than life, en daarom precies goed.