‘Oerhollandse’ Fien & Teun gaan de concurrentie aan met Mickey Mouse

Hollandser kan het bijna niet, als je over de wegen van de Alblasserwaard rijdt. Groene weilanden waar zwartbonte koeien staan te herkauwen. Een groepje jongens, met rode wangen en gekromde ruggen, fietst onverstoorbaar tegen de wind in op eindeloze fietspaden. Niet ver van hier staan de beroemde molens van Kinderdijk.

Midden in deze polder ligt het plaatsje Molenaarsgraaf met 1.201 inwoners, twee kerken én Van Hoorne Studios, waar de film Fien & Teun Gaan op Schattenjacht werd opgenomen. De kinderfilm ging eerder in april in première en werd inmiddels zo’n 35.000 keer bezocht. Het is de vierde bioscoopfilm van dit duo. Maar wie zijn Fien & Teun? Mensen zonder kinderen óf kinderen ouder dan een jaar of 8 zullen er misschien nooit van hebben gehoord. Behoor je wel tot de doelgroep, dan zal het refrein van het titelnummer, een onverbiddelijke oorwurm, wellicht meteen in je hoofd zitten:

Fien en Teun, een boer en een boerinnetje

Fien en Teun, jouw vriendje en vriendinnetje

Wij houden veel van dieren

En we zijn ontzettend stoer

Fien een lief boerinnetje

En Teun een echte boer

De broer en zus – gekleed in blauwe tuinbroek, roze jurk, klompen aan de voeten en Fien met een traditioneel kanten mutsje op het hoofd – beleven allerhande ‘avonturen’ op hun boerderij. In deze nieuwste film komt neefje Sem logeren. Ze vinden een oude boot met een kist vol piratenkleding en een schatkaart. Dus gaan ze op schattenjacht. Fien & Teun lijken op weg om de Ot en Sien, of Jip en Janneke van de 21ste eeuw te worden. Of gaan ze de concurrentie aan met Mickey Mouse?

Het duo bestaat inmiddels elf jaar en figureerde in een tv-serie, vier bioscoopfilms, boeken en theatershows. Er is een themapark in het nabijgelegen Groot-Ammers, Avonturenboerderij Molenwaard, en een vakantiepark Familie Resort Molenwaard in het ook nabijgelegen Ottoland. In 2023 opende in China het eerste Fien & Teun-themapark in Wenzhou en op dit moment worden er in China nóg twee parken gebouwd.

Disney van de Lage Landen

De man achter dit ‘oerhollandse’ duo is Michael van Hoorne (44), eigenaar van de Van Hoorne-groep. „We willen de Disney van de Lage Landen worden”, vertelt hij op het hoofdkantoor in Molenaarsgraaf. Van buiten lijkt de verzameling gebouwen op een willekeurig kleinschalig bedrijventerrein, maar eenmaal door de deuren kom je binnen in de wereld die Van Hoorne tot in het kleinste detail heeft vormgegeven. Er is koffie met een Teun-vormig koekje. „Ik had nooit durven dromen dat dit zo’n succes zou worden”, zegt Van Hoorne.

Ooit begon hij in de paardensport, met de ambitie de nieuwe Anky van Grunsven te worden. „Uiteindelijk had ik te weinig talent”, vertelt hij. Niet veel later kreeg hij een nieuwe droom: musicalster worden. „Ik houd erg van op het toneel staan.” Wat minder leuk was: de audities die je daarvoor moet doen. „Dus ben ik voor mezelf begonnen.” Van Hoorne begon in 2003 met een eigen productie van tien voorstellingen over een kok in Madurodam. Hierna volgden meerdere musicals en samenwerkingen met andere bedrijven.

Michael van Hoorne op familieresort Molenwaard.

Foto John van Hamond

Van Hoorne maakte kennis met Fien & Teun, toen nog eigendom van het bedrijf Lief! Dit lifestylemerk ontwierp en verkocht voornamelijk baby- en kinderartikelen, van tassen tot kleding en dierenaccessoires. De karakters waren al door Lief! ontwikkeld en door illustrator Anet van de Vorst grafisch tot leven gewekt.

Van Hoornes bedrijf, om de hoek bij Lief!, werd gevraagd mee te denken. „Wij wilden er meteen educatieve karakters van maken. Ze moesten een verhaal vertellen over het landleven op de boerderij. Dat is ook de basis van het succes, denk ik. Het is leuk voor kinderen, maar ze leren ook over alles wat groeit en bloeit.” Voor inspiratie hoefde hij niet ver van huis. „Ik kom uit deze regio. Mijn ene opa was fruitteler, de andere had melkvee. Dit was ook de periode dat een tv-programma als Boer zoekt Vrouw door het dak ging. En je had bij Albert Heijn van die tuintjes die je kon sparen, ook dat was een groot succes.”

Uit deze samenwerking volgden tv-series voor RTL, muziekalbums met de liedjes en theatershows. Lief! ging failliet, Van Hoorne zag potentie en besloot met Fien & Teun door te gaan. Tot dusver lagen de projecten nog vrij dicht bij Van Hoornes oorspronkelijke musicalambities, maar hij had heimelijk nóg een droom: „Als kind zei ik altijd al dat ik een eigen pretpark wilde.”

Pannenkoekenlied

In 2018 kwam deze droom uit met de opening van Avonturenboerderij Molenwaard. „De burgemeester en de stichting die het terrein beheerde wilden die locatie herontwikkelen, met een educatief karakter. Daar pasten Fien & Teun naadloos in. We richten ons op de jongste doelgroep van 0 tot een jaar of 8, dat bleek een geweldige niche.”

Nog geen drie jaar later nam hij de volgende stap. Hij kocht een camping in Ottoland en transformeerde die tot Familie Resort Molenwaard, een vakantiepark met (binnen)speeltuinen, theater, een manege waar je op excursie kunt, een knutselschuur en een Disney-waardige parade op het dorpsplein. Je slaapt in kleine boerderijtjes of lieflijke huisjes. Een binnenzwembad is in aanbouw en er wordt gesproken over de aankoop van omliggend land.

Er wordt geoefend in de repetitieruimte voor theatervoorstellingen. In deze studio worden ook de Fien & Teun-films opgenomen.

Foto John van Hamond

De slogan van de Van Hoorne-groep is ‘360 graden geluk’. „Dat is wat we verkopen. En dat doen we door alles te laten kloppen. In de parken, op het toneel, in de films. Zo testen we onze films op een jong testpubliek. Waar moet even een dansliedje komen om de aandacht te trekken?”

De totaalbeleving is er ook buiten de bioscoopzaal, in de parken. In het pannenkoekenrestaurantligt op tafel het door Van Hoorne geschreven boekje In 10 stappen naar 5 sterren dat elke medewerker dient te lezen.

Het concept sloeg aan, ondanks ‘corona’ en de daarmee gepaarde beperkingen. Vorig jaar bezochten 300.000 bezoekers de Avonturenboerderij en verbleven 50.000 mensen op het resort. Van Hoorne: „We schuwen clichébeelden niet: klompen, melkbussen, molens, kaas. Mensen vinden dat helemaal niet erg, ze omarmen het.”

En de clichébeelden worden niet alleen omarmd door Nederlanders. Inmiddels zingen Fien und Teun op het vakantiepark hun welkomstlied ook in het Duits, er liggen souvenirs voor toeristen bij Kinderdijk en er is dus zelfs een Chinees themapark. „Dat doen we onder licentie, ik ben daar verder zakelijk niet bij betrokken. We ontwerpen het wel hier in huis, ook de twee parken die nu in aanbouw zijn. Het is fantastisch om daar rond te lopen, maar zakelijk ligt mijn ambitie er niet. Ik wil wel de grens over, maar dichter bij huis: België of Duitsland bijvoorbeeld.”

Michael van Hoorne in gesprek met een winkelmedewerker op familieresort Molenwaard.

Foto John van Hamond

Woezel & Pip

Tijd voor een rondleiding. Alle gebouwen op dit bedrijventerrein horen bij Van Hoorne. Er werken inmiddels zo’n vierhonderd mensen bij het bedrijf, onder wie zijn broer en zijn moeder. In een omgebouwde vrachtwagenloods bevindt zich de studio waar alle Fien & Teun-films zijn opgenomen en nu twee vrouwen staan te repeteren voor Shrek De Musical. Musicals produceert Van Hoorne nog steeds.

Op kantoor zijn ontwerpers bezig met een nieuw themapark dat volgend jaar in Noord-Brabant geopend moet worden. Geen Fien & Teun dit keer, maar Woezel & Pip. Ook peuterdarlings – de hondjes zijn sinds 2023 eigendom van Van Hoorne. En dan een ruimte bomvol merchandising. T-shirts, knuffels, pyjama’s, bordspellen, regenlaarzen, kleurboeken, dekbedovertrekken, knutselkoffers, stepjes – een duizelingwekkend aanbod.

De merchandising bij Van Hoorne.

Foto John van Hamond

Van Hoorne verklaart: „We zijn een commercieel bedrijf, we zitten nu op 30 miljoen omzet en de ambitie is dat het in 2030 rond de 100 miljoen zit.” Van Hoorne wijst naar een hoek gewijd aan ‘Mike & Molly’, de schaapjes van Fien & Teun, die nu ook hun eigen serie hebben op RTL en Videoland. „Neutrale kleuren zijn nu heel erg in bij de ouders van baby’s, daar passen Mike & Molly perfect bij.”

Rustige doelgroep

Het resort ligt op vijf minuten rijden van het hoofdkantoor. Achter de parkeerplaats liggen de voetbalvelden van de lokale voetbalclub. Van Hoorne is hoofdsponsor; de jeugd voetbalt in Fien & Teun-tenues.

Het is half zes ’s avonds, het park is volgeboekt, maar er heerst complete rust. „Dat is ook een voordeel van deze doelgroep”, zegt Van Hoorne, „niemand heeft er last van.” Van Hoorne heeft zelf geen kinderen, ze staan ook niet op de planning. Waarom dan toch een heel leven wijden aan deze doelgroep? „Ik kan me heel goed in hun wereld inleven en ben ook nog wel kinds, denk ik.”

Van Hoorne maakt praatjes met het personeel, raapt papiertjes op en zet stoelen recht. „Ik let echt altijd op alle details”, zegt hij. Elk bordje, elke plantenbak past in de wereld van Fien & Teun. Toch valt een huisje uit de toon, er blijken mensen te wonen. „Toen we de camping kochten, was alleen dit stukje eigen grond. Deze mensen wonen er dus nog.” Het huisje werd wel in de kleuren van het park geverfd, in overleg volgens Van Hoorne. „Mensen denken vaak dat dit de opa en oma van Fien & Teun zijn. Zij horen nu ook bij de familie.”


Eindelijk komt Lolita zelf aan het woord

Lolita. U weet wel, dat meisje met de hartvormige zonnebril. Dat kind dat onder de tuinsproeier in een doorweekt, doorschijnend jurkje, een magazine ligt te lezen. Zeventig jaar geleden, in 1955, maakte men voor het eerst kennis met haar, in Vladimir Nabokovs gelijknamige roman, en sindsdien is ze een begrip. Of je dat boek nu gelezen hebt of niet, je hebt van haar gehoord, deze jonge ‘nimfijn’, het onweerstaanbare kindvrouwtje, achilleshiel van elke brave man. Althans, zo wordt ze doorgaans geïnterpreteerd.

We kennen haar überhaupt haast alleen via andermans interpretaties. In zijn roman laat Nabokov Humbert Humbert over haar aan het woord, een man van middelbare leeftijd. Humbert beschrijft hoe hij een kamer huurde bij de weduwe Haze en haar twaalfjarige dochtertje Dolores (Lolita is zijn koosnaampje voor haar). Hij begeert het meisje en er ontwikkelt zich een seksuele relatie tussen hen. Subtiel – te subtiel voor veel lezers – maakt Nabokov duidelijk dat Humbert een onbetrouwbare verteller is. Hij beweert door het meisje verleid te worden, maar niets in haar handelingen wijst daarop. Hij is het zelf, die haar verschijning erotiseert.

Nabokov heeft willen onderzoeken hoe iemand zich zodanig kan verliezen in een erotische obsessie, dat hij, om die obsessie te voeden, bereid is alle morele grenzen te negeren. Nabokovs Humbert houdt zichzelf voor zich in een opwindend liefdesverhaal te begeven, terwijl hij in wezen onderwerp (lees: aanstichter) is van een verhaal over pedofilie, kidnapping en verkrachting. Hoe ver kun je een lezer meenemen in de zelfrechtvaardiging van zo iemand, daarin was Nabokov geïnteresseerd.

Ver dus, kennelijk. Want wrang genoeg is het het door Humbert geseksualiseerde beeld van het kind, en niet de afschuwwekkende grensoverschrijdingen die hij begaat, wat bij de meeste lezers beklijft. Lolita wordt in woordenboeken gedefinieerd als ‘een jong, wellustig meisje’.

F*ck Lolita van Het Zuidelijk Toneel. Foto Sofie Knijff

In de fantastische theatervoorstelling F*ck Lolita laten regisseur Silke van Kamp en schrijver Annet Bremen dit meisje nu zelf aan het woord. Humbert is er wel, vertolkt door Joep van der Geest, maar zwijgt. Lolita ontsteeg eerder het lijdend voorwerp in het Nederlands theater, bijvoorbeeld in Lolita van Club Lam uit 2021.

F*ck Lolita is een genuanceerde, scherpe, krachtige monoloog, die niet alleen gaat over de dynamiek tussen Lolita en Humbert maar, via hen, over de alomtegenwoordige seksualisering van jonge meisjes (wrang zijn bijvoorbeeld de biografieën van de actrices die Lolita speelden in de verfilmingen); over hoezeer men bereid is weg te kijken van seksueel misbruik; over de macht van degene die het woord krijgt; over hoe misbruikslachtoffers geneigd zijn zichzelf te beschouwen als aanstichter; over hoe trauma werkt; over de misvatting dat daders ‘monsters’ zouden zijn – vaak zijn het schokkend normale, vriendelijke mensen. Twee uur lang enerverend, hoogst urgent theater is het.

Keja Klaasje Kwestro speelt Lolita, en doet dat weergaloos. Op de een of andere manier zijn vrouwenrollen in haar vertolking nooit verontschuldigend, nooit geïnfecteerd door schaamte of spot, hoe kwetsbaar of naïef of gretig-kirrend ze ze ook neerzet. Haar Lolita is prachtig veelkantig. Afwisselend speels en bazig en geestig en razend eist ze die ruimte voor zichzelf op.

Ze laat je kennismaken met de kleine Dolores, grootgebracht door een door rouw verscheurde moeder, die haar niet vast kan houden „omdat ze denkt: als je iets vasthoudt gaat het dood.” Het kind dat er desondanks naar hunkert aangeraakt te worden. Het kind dat onstuimig nieuwsgierig is naar hoe dat is, tongen met jongens. Het kind dat op de hoge hakken van de moeder van een vriendinnetje over straat paradeert, in de hoop dat er een man naar haar kijkt.

En we zien de volwassen versie van haar, de oude vrouw die, na een lang leven getekend door zelfverwijt, nu inziet dat geen enkele kinderlijke hunkering of gedraging ooit een rechtvaardiging mag vormen voor kindermisbruik. Een vrouw die weigert nog langer als andermans guilty pleasure te fungeren. Die de schaamte, vergelijkbaar met heldin Gisèle Pelicot, teruggeeft aan degene die hem toebehoort.

Dolores Haze was niet wellustig. Ze was geen achilleshiel. Misschien is het tijd dat we dat beeld van haar overschrijven.

Ze was twaalf.

Lees ook

Deze recensie van een essaybundel: ‘Wat betekent Lolita in onze tijd?’

Foto Getty Images/iStockphoto


Idool Pommelien Thijs is innemend en springerig op Koningsnacht in Amsterdam

De Vlaamse Pommelien Thijs uit zich in meerdere disciplines: ze is bekend als actrice in Vlaamse tv-series, ze maakt haar eigen duurzame kleding, en is populair als zangeres. De stijl van haar liedjes valt onder opbeurende popmuziek, maar inhoudelijk is ze veelzijdig.

Pommelien Thijs (24, Kessel) groeide de afgelopen jaren uit tot een ster dankzij hits als ‘Atlas’ en ‘Nu Wij Niet Meer Praten’ die haar eerst in België en snel ook in Nederland bekend maakte. Dat ze een idool is voor velen, bleek in een uitverkocht Paradiso, Amsterdam, waar ze op Koningsnacht optrad. Het publiek zong de teksten mee en was aandachtig vanaf het moment dat Thijs en haar vijf bandleden het podium opkwamen.

Een windmachine waaide haar blonde haar door de war, drie muzikanten stonden ieder op een eigen verhoogde kubus, naast Thijs speelden twee dynamische gitaristen. Zo ontstond een levendig beeld, bekroond door het grootste drumstel dat de afgelopen tijd in Paradiso stond.

Thijs is innemend, springerig en vol overgave. Binnen enkele liedjes was de stemming verhit, zowel in de zaal als op het podium. Snel verscheen zangeres Meau om twee nummers samen te zingen: Meau’s ingetogen ‘Dat Heb Jij Gedaan’, met tweede stem van Thijs, en hun gezamenlijke ‘Droom Het Donker Weg’ waarin de energieke (Thijs) en melancholische zangstem (Meau) elkaar mooi afwisselden.

Al aan het begin speelde ze de nieuwe single ‘Tegenwoordige Tijd’. In deze tekst doorbreekt Thijs de gebruikelijke persoonlijke thema’s met kritische observaties over de huidige tijd. Zonder hem bij naam te noemen verwijst ze naar Elon Musk (‘ze vliegen in raketten naar de hemel’) en ‘De kleine mens betaalt zich blut/ Een kleinigheid voor de één procent die overblijft’. En ze maakt zich druk over ‘de jeugd van tegenwoordig’, want ‘die weet niks meer van politiek’.

In haar woorden is Thijs vaker origineel. Bijvoorbeeld in de onderkoelde opmerking in ‘Erop of Eronder’: ‘Ik las het deze week op het internet..’ – het werd enthousiast meegezongen in Paradiso. ‘Kleine Tornado’ is een teder betoog over haar eigen jeugd als ‘druk’ meisje, en was grappig genoeg een van haar weinige kalme nummers.

Thijs heeft veel mogelijkheden, blijkt, toch kiest ze muzikaal voor een bekend geluid. De nummers van het album ‘Per Ongeluk’ en haar singles, zijn opgewonden uitbarstingen, vitaal gezongen met soms schel overslaande stem. Zo is de omlijsting minder avontuurlijk dan haar teksten. Gitaar en drum hebben een doorsnee geluid en de opbouw van de nummers zie je aankomen, door hoe de drums invallen en de pauzes worden getimed.

In Paradiso waren de uitvoeringen pittiger, bijna elk liedje kreeg bijval: ‘Zilver’, ‘Meisjes Van Honing’, ‘Authentiek’. De tekst van ‘Wat Een Idee’ is weer inventief. ‘Ik hou van het idee van jou’ werd hier met volle overtuiging geëchood door ook de jongste fans in de zaal, rond de acht jaar.

Lees ook

Pommelien Thijs werd onder meer bekend van de serie Knokke Off, lees hier een recensie uit 2023

De serie Knokke Off doet het goed op Netflix.


Waarom veranderen klassieke ensembles en festivals zo graag hun naam? ‘Ik vind ‘de muziek’ nu ineens heel stom klinken’

Meestal sta je er niet bij stil: ‘boom’, ‘droom’, ‘Rotterdams Philharmonisch Orkest’, zo heten die dingen gewoon. Een naam valt pas op wanneer hij verandert. Vorige week maakte nieuwemuziekensemble Asko|Schönberg bekend dat het vanaf volgend seizoen onder een nieuwe naam zal opereren: Het Muziek.

„Ai, dat belooft weinig goeds”, was de reactie van muziekpublicist Thea Derks. Taalschrijver Paulien Cornelisse worstelde zich naar een vorm van begrip: je zult maar een nieuwemuziekensemble zijn „in deze cultuurhatende tijd”, dan word je „natuurlijk op een bepaald moment gek, en dan denk je dat de verlossing ligt in rebranding.” Muziekjournalist Merlijn Kerkhof van de Volkskrant: „‘Het Muziek’ is infantiel, een modegril, en stompzinnig: onvindbaar in iedere zoekmachine.”

‘Niet te googelen’ is een veel geuit bezwaar tegen de nieuwe naam, maar volgens artistiek directeur van Asko|Schönberg Fedor Teunisse valt het mee: de online vindbaarheid van ‘Het Muziek’ is uitgebreid getest door designbureau Lava, met wie het ensemble de nieuwe naam bedacht heeft, en zoekmachines kunnen er prima mee overweg, ook zonder aanhalingstekens.

Blijft de vraag: waarom zou je de naam Asko|Schönberg, een sterk ‘merk’, vervangen door een naam met een ‘taalkundige breuk’ (aldus het persbericht) die kennelijk veel weerzin wekt?

Met streepje, zonder streepje

„Wat fascinerend is aan de vele reacties”, zegt Teunisse in een videogesprek, „is dat al die mensen met sterke meningen onze huidige naam anders schrijven. Met streepje, zonder streepje, met een ander streepje, met een spatie, wel of geen umlaut, als afkorting. Ik neem het ze niet kwalijk! Ook hebben we een onhandig e-mailadres, met ‘oe’ in plaats van ‘ö’, omdat url’s geen umlaut aankunnen. Belangrijker: ‘Asko|Schönberg’ is geladen met betekenis, dat voel ik ook, maar in feite heeft de naam geen betrekking op wie we nu zijn. Het is een vreemde fusienaam met een muurtje tussen de delen. Dat muurtje wilden we neerhalen, zo is dit proces begonnen.”

Het Asko Ensemble (in 1977 voortgekomen uit het Amsterdams Studenten Kamer Orkest) en het Schönberg Ensemble (in 1974 opgericht door Reinbert de Leeuw en studenten van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag) werkten al decennia veel samen voordat ze in 2009 fuseerden. Het nieuwe gezelschap geldt sindsdien als het voornaamste nieuwemuziekensemble van Nederland, met een repertoire dat constant in ontwikkeling is.

Na de covidperiode en het overlijden van spilfiguren Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw merkte het ensemble dat er „een bladzijde is omgeslagen”, zegt Teunisse: in de huidige tijd is het belangrijk om nieuw publiek en nieuwe speelplekken te vinden, en daarbij bleek ‘Asko|Schönberg’ een naam die deuren sluit. Testen met klankbordgroepen toonden dat die deuren voor ‘Het Muziek’ juist opengaan.

„We wilden geen saaie beschrijvende naam, maar iets met karakter, dat onze identiteit weerspiegelt.” De zoektocht voerde langs verschillende titels van Andriessen, godfather van de Nederlandse ensemblecultuur, zoals De Stijl of De Materie. Teunisse: „‘Het Muziek’ kwam zomaar uit de lucht vallen. Simpel, speels, gek genoeg toch ook gelaagd. Het is een naam die ons erfgoed centraal zet: eigenwijze hedendaagse muziek. Bij mij is het omgekeerd, ik vind ‘de muziek’ nu ineens heel stom klinken.”

Teunisse begrijpt de heftige reacties best, zegt hij. „Ik heb me er zelf ook schuldig aan gemaakt. Toen VocaalLab ooit verderging als Silbersee dacht ik: waarom, in hemelsnaam? Maar ze waren de lab-functie ontgroeid, het was een logische stap. Nu vind ik Silbersee een ijzersterke naam. De mens is een gewoontedier, misschien moet dat de conclusie zijn.”

Veel namen veranderden al

Nee, het is niet voor het eerst dat een ensemble van naam verandert. Onlangs nog liet het Nederlands Philharmonisch Orkest het ‘Orkest’ uit zijn naam vallen. Holland Symfonia werd Het Balletorkest. Het Orkest van het Oosten probeerde het ooit onder de enigszins lachwekkende noemer ‘HET Symfonieorkest’, draaide de wijziging een jaar later terug en is inmiddels opgegaan in Phion. Teunisse van Asko|Schönberg is zelf ook ervaringsdeskundige: het andere ensemble waar hij artistiek directeur is veranderde in 2023 van Slagwerk Den Haag in HIIIT. Het is nog te vroeg om cijfers over publieksbereik te kunnen vergelijken, zegt Teunisse, maar de respons op ‘HIIIT’ is „overwegend positief” geweest.

Ook Neil Wallace, artistiek directeur van festival The Big Sing in Haarlem, heeft nog geen harde cijfers: het festival dat hij in 2001 oprichtte als ‘de Internationale Koorbiënnale’ veranderde in 2022 van naam. Wallace: „Laten we eerlijk zijn: koormuziek heeft een imagoprobleem. Men denkt vaak aan amateurs die vals Mozart zingen. En wie weet nou wat ‘biënnale’ betekent? Festivals in de actuele pop hebben fantasievolle namen als Le Guess Who? of Into The Great Wide Open. Waarom kan zo’n naam met energie, ambitie en uitstraling niet in de klassiek? The Big Sing was best een controversiële keuze – ook nog eens in het Engels – en een klein groepje vindt het nog steeds niets, maar de algemene teneur is: fris, aantrekkelijk, passend voor wat we zíjn.” Over ‘Het Muziek’ is Wallace uitgesproken: „Dat komt wel goed, want hoe radicaal dan ook, het is een keuze die getuigt van lef.”

Nog een voorbeeld: de Operadagen Rotterdam. Daarvan bleef vier jaar geleden enkel de beginkapitaal over: ‘O.’, met als ondertitel ‘Festival for Opera. Music. Theatre’. „De naam Operadagen was internationaal ingeburgerd en we kregen best boze reacties. Mensen zeiden: ‘Jullie hebben ons festival afgepakt!’ terwijl er niets veranderde aan de inhoud”, zegt artistiek directeur Guy Coolen. Maar: „Onze vlaggen in de stad werden ineens veel meer opgemerkt. We kregen projectvoorstellen uit gemeenschappen die we voorheen nauwelijks bereikten. Toen ik vroeg waarom ze niet eerder bij ons waren gekomen kreeg ik te horen: ‘Ach, opera, dat is niks voor ons.’” Het woord ‘opera’ bleek mensen af te schrikken. Nu programmeert O. meer kleinschalige producties en trekt het een diverser en jonger publiek. Het kwam het festival op lof te staan van de beoordelingscommissie van de Raad voor Cultuur.

Zelf vond Coolen ‘O.’ aanvankelijk ook nogal radicaal, maar achteraf is hij „zeer blij” met de naamswijziging, omdat de oude naam „niet meer klopte met de inhoud”. Ze zijn niet iets anders gaan doen, benadrukt Coolen: „We programmeren nu alleen mét de mensen in plaats van vóór hen. Ze komen zelf naar ons toe. Dat komt echt door de naam. En van het oude publiek dat is gebleven horen we ook dat ze blij zijn met de nieuwe energie en de jonge bezoekers.”


Anouk gooit opnieuw het roer om – en een onverschrokken duik in de verbeelding van Isidora Zebeljan

Anouk gooit opnieuw het roer om

Groots maar niet bombastisch, rock maar niet clichématig. Voor de verzameling liedjes op haar nieuwe, vijftiende album Set This Thing On Fire koos Anouk een ruigere stijl dan ze de laatste jaren liet horen. Het is een van de eigenschappen die haar uitzonderlijk maakt: de behoefte om het roer om te gooien. Is het wispelturigheid? Angst voor verveling? Of is het leven te kort voor één muzikale kleur? Want Anouk (Den Haag, 1975) heeft een brede smaak.

De liedjes op haar vorige album, Deena & Jim (2023), kregen een ‘filmische’ begeleiding, met groot orkest en dramatische wendingen, ingegeven door haar liefde voor Disney-soundtracks. Eerder maakte ze het Nederlandstalige Wen d’r maar aan (2018), met singer-songwriterachtige nummers met verstaanbare teksten.

Haar flair verlegt ze nu naar opwindende rock. Anouk zal deze zomer geregeld optreden op festivals en festivals gedijen bij rocknummers, vindt ze. Vandaar dat negen van de tien nieuwe liedjes opruien en vlammen.

Zo is ze nu terug bij het begin van haar carrière, die ooit werd aangezwengeld door het succes van rocksong ‘Nobody’s Wife’ (1977). Afgezien van het ruigere Fake It Till We Die (2016), en een poppy rockliedje als ‘Girl’ werd het rockthema goeddeels gepasseerd.

Maar daar zijn ze weer: de gierende uithalen in de zang, knetterende akkoordreeksen op gitaar en hoog opgestuwde tempo’s van de drums. Muzikanten van eerdere versies van haar band, zoals gitarist Leendert Haaksma en bassist Michel van Schie, spelen het met verve.

Producer Thomas Azier, die ook de rocknummers op het recente album van Hang Youth een verrassend randje gaf, werkte eerder aan haar Deena & Jim. Als producer weeft hij hier lucht tussen de zware elementen. Zo dreunen de drums nooit werkelijk, veel nummers krijgen een licht keyboarddeuntje als leitmotiv.

Aanjager van de opwinding is Anouk zelf, haar stem krult en kronkelt als een demoon langs de toonladders. Ze geeft ruim baan aan alle soorten expressie, ze klinkt gemeen, fel, pruilerig. Haar stem klinkt vers geslepen en daardoor scherper, strakker en dynamischer dan in het verleden.

Ze schreef de liedjes deels alleen en deels met vaste medewerker Martin Gjerstad. De teksten passen bij rock, met hun bozige toon en negatief zelfbeeld. Want hoe succesvol ook, bij Anouk is het glas doorgaans half leeg. In een tijd waarin veel muzikanten zich graag op de borst slaan, is dat verfrissend. Anouk bezingt zichzelf zo: „Forgive me and my manners, I’d rather be alone” (in ‘Can’t Fix Repeaters’); „My heart is just a big ego rooted in dark dirt” (‘Where The Mind Goes’), en soms kwetsbaar, „You better be careful/ That’s my heart you hold” (‘That’s My Heart You Hold’).

Na de aangenaam schel-frisse rock-douche van opener ‘That’s My Heart You Hold’ zijn ook ‘How To Clear A Room’ en het titelnummer geslaagd. Afsluiter ‘Vicky Lane’ is de enige ballade, een vroeg kerstnummer met licht sentimentele tekst („Will you be home for Christmas?”). Tussen de rake uithalen zijn er enkele missers. Zo klinkt de hoge zang te dramatisch in ‘Losing My Mind’ en ‘Outrage 3,2,1’. ‘I See You’ daarentegen ontwikkelt zich mooi geleidelijk van lichte rock tot steeds ruigere smeekbede.

Een ode aan de muzikale ziel van Isidora Zebeljan

Het schemerde in Belgrado die eerste dag van september vorig jaar. Met zijn tweeën wandelden we door de wijk Vračar met zijn monumentale christelijk-orthodoxe kerk. En niet ver hiervandaan stond hun huis, vertelde Borislav Cicovacki, bioloog, hoboïst en schrijver van beeldrijke en melancholieke romans over het uiteenvallen van Joegoslavië.

Het schemerde in Belgrado die eerste dag van september vorig jaar. Met zijn tweeën wandelden we door de wijk Vračar met zijn monumentale christelijk-orthodoxe kerk. En niet ver hiervandaan stond hun huis, vertelde Borislav Cicovacki, bioloog, hoboïst en schrijver van beeldrijke en melancholieke romans over het uiteenvallen van Joegoslavië.

In dat huis woonde hij met zijn vrouw, componist Isidora Zebeljan. Vijf jaar geleden, twee dagen na haar 53ste verjaardag, stierf zijn grote liefde. „Ze was iemand”, mijmerde hij, „met een onweerstaanbare muzikale ziel. Haar noten brachten tranen in onze ogen en droogden ze in het voorbijgaan. Isidora liet liefde ontwaken in het gemoed van haar luisteraars.”

Vrijdag verscheen het album Three Curious Loves, een ode aan Zebeljan door de Nederlands-Britse violist Daniel Rowland en zijn – en haar – vrienden. De titel van het klarinetkwintet ‘Song of a Traveller in the Night’ vat treffend het wezen van haar muziek samen: een onverschrokken duik in de verbeelding, inwendig luisterend naar wat licht en duisternis te vertellen hebben, vaak vrijmoedig dansend met alles wat angst kan aanjagen.

Zebeljans stukken zijn grillig en mysterieus, maar altijd vol levenslust, zelfs de meest verstilde ervan, bijvoorbeeld ‘Dark velvet’ en ‘Intimate Letter from Judean Desert’, beide gloedvol vertolkt door het ‘Nederlandse’ Arethusa Quartet. ‘Dark velvet’ schreef Zebeljan twintig jaar geleden bij wijze van In Memoriam voor de componist Gustav Mahler, de man die zocht – en dat lijkt zij ook te doen – naar een spirituele kern.

Zebeljan schreef ook twee wonderlijk mooie en verhalende stukken, ‘The Cherry Orchard’ en ‘Andrey’s Violin’, bij de twee beroemde toneelwerken De Kersentuin en Drie zusters van de Russische schrijver Anton Tsjechov. Het album omvat een staalkaart van haar kunnen. De stukken bewijzen andermaal de ontwikkeling van de laatste jaren dat de hedendaagse componisten de naoorlogse intellectualistische veren hebben afgeschud, want met die veren konden ze niet vliegen. Tegenwoordig krijgt de fantasie weer gewoon de vrijheid. En Zebeljans kunst is er een goed voorbeeld van.

Het titelwerk ‘Three Curious Loves’ – een vioolconcert opgedragen aan Daniel Rowland – werd door de componist aan hem beschreven als een avontuurlijke speurtocht over „zeven bergen en oceanen, naar drie magische schatten, die verborgen zaten in gouden eieren in de beboste Twentse heuvels”. Rowland zou daarin, zei ze, drie liefdes vinden. Hij had er maar één, de Servische cellist Maja Bogdanovic, wierp de violist tegen. Maar Zebeljan kreeg gelijk: in de jaren erna werden er twee dochters geboren.

Deze aanstekelijke verbeelding – bij de componist en de musici – verklankt een muzikale ziel die niet alleen, om met Cicovacki te spreken, „onweerstaanbaar” is, maar ook onsterfelijk lijkt.

Latin
Natalia Lafourcade
Cancionera

Cancionera is een album dat je steeds een beetje harder zet. Je wil die piano in, tegen de gitaarsnaren kruipen, de stem van Lafourcade nog net iets dichterbij halen. Het is een prachtig, kraakhelder album, waarop ze de perfecte balans tussen Latijns-Amerikaanse traditie (son jarocho, ranchera, bolero en meer) en haar indiepop-neigingen vindt, in songs die als one-takes zijn opgenomen en ook zo klinken: levend, urgent, vol emotie. (Peter van der Ploeg)

Indie rock
Josephine Odhil
Monstera

Het solo-debuut van de Amsterdamse zangers Odhil, ooit bekend als voorvrouw van The Mysterons, heeft niet de grote charme die ze live wel heeft. De Twin Peaks-achtige mysterieuze geluidswolken ontbreken hier. Een mooie volle stem, een aantal hoekige synthesizerliedjes (‘Empathy’) en het catchy ‘In The Dark’ trekken nu de aandacht. (HC)

rock
Messa
The Spin

Op het heel grote podium van Roadburn verdronken ze een beetje, en dat is zonde want muzikaal staat het vierde album van Messa als een (verlaten, behekst) huis. De doomrockband uit het Italiaanse Cittadella ademt mysterie, en is ondanks de donkere onderstroom meeslepend en warm – denk Moonspell, Sinistro en Windhand. Sara Bianchin heeft de perfecte stem voor die Mediterraanse melancholie. (PvdP)

country
Julien Baker en Torres
Send A Prayer My Way

Aangenaam schonkig en rudimentair klinkt het country-album van zangeres Julien Baker (bekend van Boygenius) en Torres. Er is jammerende samenzang en er klinkt een vlammende pedalsteel-gitaar. Hun alternatieve versie van de Nashville-stijl wordt extra opgefrist door de ode aan homoseksuele liefde in het liedje ‘Sugar In The Tank’. (HC)

klassiek
Nicola Benedetti & Aurora Orchestra o.l.v. Nicholas Collon
Beethoven – Vioolconcert

Het Vioolconcert van Beethoven werd talloze keren opgenomen. Maar voor wie nog een cd-kast bezit: ruim een mooie plek in voor de nieuwe betoverend frisse en kamermuzikale benadering van de Schotse violist Nicola Benedetti en de uit het hoofd – of mooier: by heart – spelende musici van het Aurora Orchestra en dirigent Nicholas Collon. (JG)


Het geweldige / vreselijke verhaal van Fischer-Price-punker Mark Hoppus

Waarom Fahrenheit-182 een geweldig boek is

Is de kans één op een miljoen? Dan gaat het sowieso gebeuren. Zo vat Mark Hoppus (53) zijn leven samen. Alles wat schijnbaar onmogelijk is, lijkt hem te overkomen, schrijft de zanger-bassist van de Amerikaanse punkband Blink-182 in zijn autobiografie Fahrenheit-182.

Om maar meteen met de grootste toevalstreffer te beginnen: hoe kon het anders dat drie opstandige tieners de wereld veroverden en meer dan vijftig miljoen platen verkochten met uitsluitend een paar akkoorden en rijmende onderbroekenlol?

Maar er is meer, betoogt Hoppus. Waarom brak er precies op het moment dat zijn smetvrees en virus- en bacteriefobie piekte (hij waste zijn handen al jaren stuk en hield bij ontmoetingen met fans zijn adem in) een wereldwijde pandemie uit? Waarom moest uitgerekend drummer Travis Barker – het enige bandlid met chronische vliegangst – uit de lucht vallen (maar wist hij óók weer als een van de weinigen die crash te overleven)? En de hoofdprijs van Hoppus’ miljoenenjacht: waarom overleefde hij wél kanker, en zo veel anderen niet?

Moraal van het verhaal: „One-in-a-million happens to me all the time.”

Dat mantra maakt van Fahrenheit-182 een waargebeurd jongensboek waarin alles tóch nog goed afloopt en alle dromen uitkomen, ondanks alle jeugdtrauma’s, angsten, depressies, dwangstoornissen en zelfmoordgedachten. En nee, het is goddank geen zweverige zelfhulpbijbel die verklapt hoe je wereldwijd succes behaalt of tumoren weg kunt manifesteren. Hoppus schrijft alles (met dank aan journalist en ghostwriter Dan Ozzi) broodnuchter, zelfrelativerend en vol humor op, alsof het hem ook maar is overkomen.

Kanker overleven is niet ‘moedig’ of ‘dapper’, benadrukt hij, hoeveel mensen dat hem ook proberen wijs te maken. „Het enige wat ik heb gedaan was in een stoel zitten en gif innemen.” Dat gif is zo heftig dat zijn gezin tot drie dagen na de behandeling niet hetzelfde toilet mag gebruiken, blijkt uit een fragment van het dagboek dat hij op aanraden van zijn therapeut tijdens de chemokuur heeft bijgehouden en waaruit hij – wél dapper – veelvuldig citeert.

Hoe vreemd dat ook klinkt, uiteindelijk heeft kanker hem veel goeds gebracht, vindt Hoppus. De ziekte verdrijft niet alleen zijn depressies maar zorgt ook voor een hereniging met zijn verloren gewaande boezemvriend. Zanger-gitarist Tom DeLonge leek Blink-182 definitief te hebben verlaten om zich te storten op zijn andere band, techbedrijf en (tsja) ufo-onderzoek. Na vier jaar radiostilte belt hij opeens weer.

Hun chemie is het geheim van Blink-182. Vanaf de eerste toevallige (één-in-een-miljoen!) ontmoeting zijn de twee tieners instant soulmates. Ze voelen elkaars pijn over de vechtscheiding van hun ouders, zijn even roekeloos in skateboarden, vertikken het om volwassen te worden en delen daarom dezelfde obsessie voor poep-, pies-, en piemelgrappen.

Vanaf het eerste moment maken ze elkaars zinnen én liedjes af. Over snel stuiterende punkrockbeats en elementaire gitaardeuntjes plakken ze mierzoete melodieën die blijven kleven als kauwgom. De als poppunk verpakte kinderliedjes sluiten uitstekend aan bij de (skate-)-punkhype die halverwege de jaren negentig zijn hoogtepunt beleeft met bands als The Offspring en Green Day. Platenbazen vechten om de band.

Als de zelfbenoemde „Lennon and McCartney of dick jokes” elkaar als vijftigers weer in de armen vallen, blaast dat de band nieuw leven in, met als hoogtepunt een last-minute-show als headliner op het Amerikaanse festival Coachella. Het wordt het grootste optreden ooit, voor ruim 150.000 uitzinnige fans, van wie „de meeste jonger zijn dan wij toen we de band begonnen”.

Het is precies die bevredigende climax (huh-huh) die Hoppus een paar pagina’s eerder had aangekondigd: „I promise this story will give you a happy ending (grow up).”

Waarom Fahrenheit-182 een afschuwelijk boek is

Altijd als de moeder van Mark Hoppus naar een optreden van haar zoon komt kijken, begroet hij haar vanaf het podium op dezelfde manier: „That’s my mom. She gives great blowjobs!

Tsja, de maatschappij of het grootkapitaal zal Blink-182 met hun recalcitrantie niet omverwerpen. Maar dat was ook nooit de bedoeling, schrijft Hoppus. „We waren nooit punk”, geeft hij volmondig toe. „We waren Fischer-Price-punk.”

Had hij het daar maar bij gehouden. Dan was er namelijk helemaal niets aan de hand geweest. Willen jullie kleuterpunk maken? Prima joh! Ga vooral zo door (maar pas een beetje op je moeder).

Maar helaas: ondanks de stelligheid waarmee Hoppus verklaart géén punker te zijn, wurmt hij zich telkens in onmogelijke bochten en spagaten om te bewijzen dat hij dat toch wél is. Het gaat gruwelijk mis als hij claimt dat de band „bloedserieus” wilde werken aan een opvolger van het übergladde en overgeproduceerde doorbraakalbum Enema of the State (1999) dat was ontploft dankzij gelikte videoclips met naakt rondrennende (‘What’s My Age Again’) of als boybands verklede bandleden (‘All the Small Things’).

Dan volgt namelijk de meest wanstaltige passage uit een rock(auto)biografie ooit: „We vielen terug op veel van onze zwaardere, hoekigere invloeden, zoals Fugazi en Quicksand, en dat sijpelde door in de manier waarop we songs schreven. We putten meer uit emo- en post-hardcore-referenties. Zelfs de grappen waren heftiger, met nummers over klaarkomen in sokken en gepijpt worden door je vader, maar qua geluid klonk alles volwassener.”

Oef.

Even voor alle niet-ingewijden: Fugazi is de politiekcorrectste punk- (of eigenlijk: post-hardcore)band aller tijden waarvan de voorman en oppericoon Ian Mac-Kaye geldt als het ultieme geweten van de wereldwijde tegencultuur. De band bedacht een unieke cocktail van dwarse gitaarmuziek (die kan klinken als experimentele indie, razende punkrock of dansbare reggae). Fugazi heeft nul grappige (laat staan puberale) teksten en zal dus nooit of te nimmer komen aanzetten met banale rijmelarijen als „Unless your dad will suck me off”, „your mom will touch my cock” en „ejaculate into a sock” zoals Hoppus doet op de vierde Blink-plaat Take Off Your Pants and Jacket (2001) die exact even gelikt, überglad en overgeproduceerd klinkt als zijn voorganger.

Iedere suggestie van welke gelijkenis dan ook is kortom volkomen misplaatst… tenzij je door dikdoenerig te namedroppen je geloofwaardigheid wilt opkrikken om van je kleuterpunkcomplex af te komen. Hey fellow kids! Kijk mij eens credible zijn!

Die combinatie van zelfoverschatting en gebrek aan realiteitszin lijkt een leidraad te worden in de carrière van Blink-182. Even later is Fugazi alweer vergeten en claimt Hoppus uitsluitend nog met The Beatles, Pink Floyd en The Beach Boys te willen wedijveren. De band overweegt de vijfde plaat, die uiteindelijk geen titel krijgt, zelfs nog even Our Pet Sounds te noemen.

De bijbehorende promo-shows waarvoor de kaartjes slechts één dollar kosten, zijn dan juist weer wél „een terugkeer naar onze punkroots”. Alleen heeft het megalomane proces om die plaat te voltooien een miljoen dollar gekost, én zeven producers. Een paar jaar later worden behalve ontelbare producers ook voortdurend liedjesschrijvers schaamteloos ingevlogen. Do it yourself kun je ook uitbesteden natuurlijk!

Het toppunt van tegendraadsheid? Dat is natuurlijk optreden op een vliegdekschip in de Perzische Golf tijdens de War on Terror. Als een klein kind beschrijft Hoppus hoe indrukwekkend de tournee verloopt langs de in het Midden-Oosten gelegerde Amerikaanse troepen (voor alle niet-ingewijden: die vochten in Irak een op leugens gebaseerde oorlog uit). Trots signeert Hoppus geweerkolven van soldaten. Het is de definitieve dood van de Fischer-Price-punk.


Swingromantiek voor blije lindyhoppers

Misschien stond het al eens op je lijstje: een vintage jazzavond, zoals ze die bijvoorbeeld in de Kompaszaal in Amsterdam houden. Waar jonge jazzbands als The Fried Seven stomende hotjazz-battles voeren tegen The Roaring Cats. Waar ze het met competitieve speelfun op traditionele instrumenten als cornet, klarinet of banjo tegen elkaar opnemen in zwierige kostuums. Waar de New Yorkse swingromantiek van de jaren twintig van de vorige eeuw in een dampende zaal vol dansende lindyhoppers wordt omarmd.

Het is de nimmer dovende liefde voor ‘trads’ (traditionals) van zo’n honderd jaar terug. En denk dan niet aan belegen, op braderie en personeelsfeest gedijende muziekjes… Maar voel de juist hippe, in retrokleding gestoken opwinding, zeker met de al even opzwepende partnerdans lindyhop.

Een grote inspiratie voor de huidige swingjazzopleving: de Savoy Ballroom Battles, jaren twintig, New York. In die danszaal werd de huisband van drummer Chick Webb, met zijn mini-postuur een groot bandleider in swing, regelmatig uitgedaagd. Zoals in 1937, toen Webb het opnam tegen het orkest van Benny Goodman. Twee swingkoningen op hun scherpst voor een bomvolle zaal. Wie in het orkest noten miste, hoefde niet meer terug te komen.

Waar hebben we het over?

Traditionele jazz leunt op standards uit het Great American Songbook, (1920-50). Voor hotjazz of swingjazz gaan we dus dik honderd jaar terug. Artiesten als King Oliver (‘the jazz king’ uit New Orleans) en zijn protegé uit Chicago, trompettist Louis Armstrong. Of pianist Jelly Roll Morton. Ze brachten met hun orkesten swing in de danszalen. De daar heersende Afro-Amerikaanse lindyhop, misschien wel de bekendste swingdans, evolueerde uit de charleston, tapdans en de hotjazz.

Een iconisch verzamelpunt (1920-1930) vormde ook de New Yorkse jazzclub Cotton Club. Grote Afro-Amerikaanse namen van die tijd als Duke Ellington en Cab Calloway traden op. Maar de club zelf stond alleen open voor een wit publiek, wat de sociale en raciale verhoudingen op scherp zette.

Hoe klinkt het?

Hot! Ofwel snelle ritmes en een opwindende, vaak improviserende speelstijl met lyrische blazers. Heeft de vroege New Orleans-jazz, beter bekend als dixieland, een ander karakter – een harmonieuze samensmelting van ragtime, blues en de levendige tradities van de marchingbands uit de regio van New Orleans – meer vurigheid is te vinden in net iets latere swingjazz/hotjazz.

Swing is sterk syncopische muziek waarbij je niet stil kunt blijven staan. Het is ook een kwestie van gevoel: dansbaar, vol ritme en leven, met een vingerknip op de 2de en 4de tel, terwijl de ‘walking bass’ met sierlijke, melodische stappen door de vierkwartsmaat wandelt. Of per twee tellen een ‘slap’, een scherp klappende snaar (een diepe ‘klummmm’) tegen de hals van de contrabas. Strak op de tel stoffen eerdergenoemde nieuwe bandjes de groove en speciale ritmetechniek van toen af.

Wie moet ik kennen?

Begin bij Jelly Roll Morton, een van de eerste jazzcomponisten. Streekgenoot Buddy Bolden wordt gezien als eerste muzikant die improvisatie toevoegde aan wat bekend zou worden als jazz. Beroemde orkestleiders met geraffineerde arrangementen zijn Duke Ellington, Louis Armstrong, Glenn Miller en Benny Goodman.

Wat kan ik luisteren?

Kies gerust nummers die eindigen op ‘Stomp’, het woordje suggereerde het snelle dansbare aspect. Van ‘King Porter Stomp’, ‘Jubilee Stomp’ tot ‘Sugar Foot Stomp’. Al in 1925 een tophit van Fletcher Henderson and His Orchestra, aangedragen door het piepjonge talent Louis Armstrong.


Vroedvrouwen en vuurwapens in Katie Mitchells plastische vertelling van ‘Die Frau ohne Schatten’

De clichés kun je uittekenen. Wispelturige minnaressen, hysterische vrouwen, de krankzinnige femme fatale die iedereen in het ongeluk stort – vrouwelijke operapersonages komen er vaak beduidend slechter vanaf dan de mannen. Richard Strauss’ meesterlijke Die Frau ohne Schatten vormt daarop nauwelijks een uitzondering.

Het sprookjesachtige libretto van Hugo von Hofmannsthal schetst de mannen voornamelijk als sullige goedzakken, terwijl het van de echtgenotes grillige en problematische karakters maakt. Kerngedachte is de zoektocht naar menselijkheid, die de vrouwen vooral danken aan de schaduw (‘Schatten’) die ze werpen – een symbool voor de vrouwelijke vruchtbaarheid. Zónder ben je geen volwaardig mens, impliceert het stuk.

Misogynie? Ach, zoiets moet je zien in zijn eigen tijd, ruim een eeuw geleden, vindt de één. Niks daarvan, zegt de Britse regisseur Katie Mitchell, die het werk bij De Nationale Opera door een hedendaagse lens laat zien. Die Frau ohne Schatten regisseert ze als een feministische scifi-thriller, en dat pakt overtuigender uit dan het klinkt.

Verborgen krachten

Sterke vondst is het zichtbaar maken van huwelijkse spanningen en de verborgen krachten die de plot bespelen. Hangt de god Keikobad in het oorspronkelijke verhaal slechts als een dreiging in de lucht (‘Übermächte sind im spiel’), bij Mitchell komt hij steeds als zwijgzaam, gazelle-koppig personage ten tonele. Zijn handlangers uit het geestenrijk zijn hier nietsontziende wolven met maffiosopakken en handpistolen.

Mitchells plastische weergave laat weinig aan de twijfel over. Kunstmatige inseminatie en zwangerschapsecho’s vervangen de ‘schaduw’ als symbool voor vrouwelijke vruchtbaarheid. De stemmen van ongeboren kinderen worden niet buiten het toneelbeeld gehouden maar naar het midden van de handeling getrokken.

Dat maakt de complexe verhaallijn verrassend inzichtelijk, met hulp van de tot in filmisch detail uitgewerkte decors van Naomi Dawson. De minimalistisch-chique esthetiek van het keizerlijk appartement, het rommelige huis van Barak en zijn vrouw, met goedkoop behang en vergeelde keukenkastjes, en de betegelde wachtruimte als gure onderwereld.

Scène uit de opera ‘Die Frau ohne Schatten’. Foto Ruth Walz

Gewelddadige thriller

Het vier uur durende verhaal vliegt erin voorbij. Volgens het programmaboek heeft Mitchell, naar eigen zeggen, ‘de opera getransformeerd van een wat traag sprookje naar een snelle en gewelddadige thriller’. Dat is misschien wat veel eer voor haar eigen werk, en te weinig voor de fenomenale muziek van Richard Strauss. Die is al razend spannend op zichzelf, en brengt juist door het geraffineerde gebruik van muzikale motieven al de nodige grijstinten aan in die typisch zwart-witte verdeling ‘man-goed-vrouw-slecht’.

De fijngevoeligheden van de partituur zijn in goede handen bij dirigent Marc Albrecht. Die Frau ohne Schatten kent hij door en door: hij maakte er in 2008 zijn Amsterdamse debuut mee, en zou er in voorjaar 2020 zijn chef-dirigentschap bij De Nationale Opera mee afsluiten – ware het niet dat de covidpandemie de productie vijf jaar vooruit wierp in de tijd.

De 130 musici van het gigantisch bezette Nederlands Philharmonisch lijken alles te willen geven voor hun oude chef. De vonken spatten uit de orkestbak, elke solo gaat vlekkeloos. Al na de eerste pauze neemt Albrecht de eerste bravo’s in ontvangst. Terecht, want het weelderige orkestspel is onder zijn leiding al reden genoeg om deze productie niet te missen.

Scène uit de opera ‘Die Frau ohne Schatten’. Foto Ruth Walz

Sterke indruk

Ook de solisten maken een sterke indruk. Michaela Schuster is een heerlijk gehaaide voedster, Daniela Köhler en Aušrinė Stundytė portretteren gelaagde hoofdpersonages. Absolute uitblinkers in vocaal opzicht zijn, ironisch genoeg, hun mannelijke echtgenoten: de soepele tenorstem van AJ Glueckert als Kaiser en de fantastische bariton Josef Wagner in de rol van Barak.

Niet alles in Katie Mitchells personenregie is even goed te volgen. Sommige sleutelmomenten voltrekken zich in de marges van het toneelbeeld en ontsnappen zo bijna aan de aandacht. Van andere zaken blijft het gissen waarom ze zo pontificaal in beeld zijn. Waarom staat het kinderkoor na gezongen te hebben pizza te eten in een drugslab? En moet nou echt de halve bühne in de slotscène worden afgeknald? Dat voelt een beetje losgezongen van Strauss’ weldadige finaleklanken.

Maar de kracht van Mitchells vertelling is dat ze niet probeert om de opera in onmogelijke bochten te wringen en als een vrouwvriendelijk verhaal te presenteren. Ze belicht vooral de problematische elementen uit de opera, met bijbehorende gendergedragingen, zonder die te willen oplossen of wegpoetsen.

De boodschap blijft gehandhaafd: de twee vrouwen zijn zonder schaduw incompleet. Pas in het licht van een dubbele zwangerschap vinden ze beiden het geluk. En wat doen hun echtgenoten? Die ontkurken een flesje schuimwijn naast de echomonitor. Het blijven mannen.


Mensen die boodschappen doen, bidden, zingen, spelen, of gewoon zijn – dit is het Amsterdam dat Rembrandt op straat tegenkwam

Wat een weelde. Op de tentoonstelling van The Leiden Collection in het H’art Museum in Amsterdam zijn meteen een paar Rembrandts te zien, onder meer een heel kleine, van een oude man, geschilderd in 1633, en een ovale van een jong meisje met een goudomrande mantel uit 1632. En dat zijn er nog maar 2 van de in totaal 18 werken, en naast die 18 van Rembrandt zijn er nog 57 werken te zien uit de zeventiende eeuw, 75 in totaal dus, in het jaar dat Amsterdam 750 jaar bestaat.

Ter vergelijking: het Rijksmuseum bezit 22 schilderijen van de meester, van wie er ongeveer 300 bekend zijn. En dan is er ook nog, aan het eind van de tentoonstelling, een Vermeer, de laatste in een particuliere collectie, een schilderij van een vrouw aan een virginaal. Begeleid door muziek die zij had kunnen horen en maken, loop je de tentoonstelling weer uit.

Het is niet de eerste keer dat werk uit deze grootse particuliere collectie, die uit ongeveer 250 werken bestaat en pas sinds 2003 bij elkaar wordt gebracht door de Frans-Amerikaanse miljardairs Thomas Kaplan en Daphne Recanati Kaplan, in dit museum te zien is. Sinds 2017 beschouwen ze de collectie als een ‘uitleenbibliotheek’. In 2023 was in het museum aan de Amstel, toen nog Hermitage Amsterdam geheten, de expositie Rembrandt en tijdgenoten. Historiestukken uit The Leiden Collection. Toen waren voor een groot deel andere schilderijen te zien, omdat nu de focus niet op historiestukken ligt, maar op Amsterdam, op mensen die Rembrandt in de stad tegenkwam of tegen had kunnen komen, al zijn er ook wat uitstapjes naar andere steden en andere onderwerpen.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Gerrit Dou: Kat in een ateliervenster (olieverf op paneel, 34 × 26.9 cm)” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Gerrit Dou: Kat in een ateliervenster (olieverf op paneel, 34 × 26.9 cm)” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/24093540/web-2404culleidencollection7.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/hJv6m2ih3sH7u08VQXIQdQqNwwM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/24093540/web-2404culleidencollection7.jpg 1920w”>

Gerrit Dou: Kat in een ateliervenster (olieverf op paneel, 34 × 26.9 cm)

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Rembrandt: Minerva in haar studeervertrek (olieverf op doek, 138 ×116,5 cm)” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Rembrandt: Minerva in haar studeervertrek (olieverf op doek, 138 ×116,5 cm)” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/24093537/data131200480-876c22.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/8tMLEvpoqc0Ovnh3MCYHMtziTuM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/24093537/data131200480-876c22.jpg 1920w”>

Rembrandt: Minerva in haar studeervertrek (olieverf op doek, 138 ×116,5 cm)

<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Rembrandt: Zittende oude vrouw met gevouwen handen (olieverf op doek, 77,5×64,8 cm)” data-figure-id=”2″ data-variant=”row”><img alt data-description="Rembrandt: Zittende oude vrouw met gevouwen handen (olieverf op doek, 77,5×64,8 cm)” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/24093536/data131244539-243b56.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-18.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-16.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-17.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-18.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/mensen-die-boodschappen-doen-bidden-zingen-spelen-of-gewoon-zijn-dit-is-het-amsterdam-dat-rembrandt-op-straat-tegenkwam-19.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/db_wPgIqsmopqSd94jqr6EKBQi4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/24093536/data131244539-243b56.jpg 1920w”>

Rembrandt: Zittende oude vrouw met gevouwen handen (olieverf op doek, 77,5×64,8 cm)
Foto’s The Leiden Gallery

Dode haring

Vierhonderd jaar na Rembrandt, die in 1606 of 1607 in Leiden geboren werd (vandaar de naam van de collectie) en omstreeks 1630 verhuisde naar Amsterdam, kunnen we iets zien van wat hij en zijn medeschilders zagen, op straat, op een markt of in een huis aan een gracht. Van Gerard Dou ligt er een kat in een raamkozijn, die de schilder die achter haar in zijn atelier bezig is volledig in de schaduw stelt. Maar naast een dode haring en nog wat dieren zien we vooral mensen, mensen die bidden, mensen die boodschappen doen, een ganzenveer scherpen, een brief lezen of schrijven, kaart spelen, zingen, muziek maken, of gewoon zijn, zoals dat meisje met de vlassige, rossige haren en de goudomrande mantel. En naar al die mensen in de stad staan mensen te kijken, ook velen, nog meer, want dit is een heel druk bezochte tentoonstelling. De Poolse schrijver Olga Tokarczuk zei vorig jaar in Den Haag, geciteerd door Niña Weijers in De Groene Amsterdammer: „Kun je je voorstellen dat er zo’n zestig miljard mensen aan ons zijn voorafgegaan op aarde? Zestig miljard individuele, denkende, spirituele wezens die, op hun eigen manier, leefden in allerhande klimatologische, geografische en historische omstandigheden. Wij zijn hun afstammelingen.” De informatiebordjes op de tentoonstelling onthullen vaak iets van die omstandigheden: brieven schrijven werd bijvoorbeeld populair omdat de posterijen verbeterden.

De schilderijen tonen vaak geen portretten van de mensen, wier namen soms vergeten zijn, maar tronies, gezichten die Rembrandt schilderde naar het leven, uit de geest of ‘van onthoud’. Wat zal het meisje met de mantel zijn?

Rembrandt: Borststuk van een jonge vrouw (olieverf op doek, 59×44 cm)
Foto The Leiden Gallery

Niet mooi

Er is iets geks met de vrouwen van Rembrandt en de zijnen; ze zijn vaak niet zo verleidelijk, in ieder geval niet mooi volgens de huidige standaard. Het maakt eigenlijk niet uit of het tronies zijn, portretten of godinnen, zoals de godin Minerva, in 1635 door Rembrandt afgebeeld in haar studeervertrek en nu aan de Amstel te zien.

Waarom zou Rembrandt dit zo doen? Maakt het de geschilderden levensechter? Is het een strijd tussen de kunstenaar en het leven? Er moeten ook in de zeventiende eeuw mooie vrouwen hebben bestaan, en die moet Rembrandt toch ook tegengekomen zijn. Dat onverleidelijke hebben meer geschilderde vrouwen uit de zeventiende eeuw, ook op de hier getoonde Vermeer. Ook hier is schoonheid van de afbeelding prominenter dan van de vrouw. Vooral haar gele omslagdoek vangt het licht, niet haar gezicht.

Het is een verademing, gewend als we nu zijn vrouwen vooral afgebeeld te zien om hun uiterlijk. Of zou het schoonheidsideaal in de zeventiende eeuw zo anders zijn geweest dan nu dat ik het, vier eeuwen later, niet meer kan herkennen? Hebben fotografie en filters de blik zo veranderd? Of mag je de schoonheid van een schilderij niet vergelijken met de schoonheid van een gezicht?

Volgens Thomas Kaplan, de eigenaar van The Leiden Collection, is schoonheid waarheid. In de inleiding van de catalogus schrijft hij over de verlossende kracht van schoonheid en dat Rembrandt „de spiritualiteit van schoonheid” symboliseert. Misschien heeft hij gelijk.

Zaaloverzicht van de tentoonstelling Van Rembrandt tot Vermeer in het H’art Museum in Amsterdam.

Foto’s Aad Hoogendoorn


Natuurlijk is er niks subtiel, toch is de wervelende Las Vegas-show van Usher onweerstaanbaar

De enorme catwalk heeft er vast wat van afgesnoept, maar in principe passen er 17.000 bezoekers in de Ziggo Dome. Doe dat keer vijf en je komt op meer bezoekers uit dan er in een uitverkochte Johan Cruijff Arena passen. En dat terwijl hij in 2015 dezelfde zaal slechts een keer vulde. Er is blijkbaar iets veranderd in de tussentijd. Er was vorig jaar nog een verrassend sterk album, maar dat was geen blockbuster die miljoenen keren over de toonbank ging zoals in zijn gloriejaren. Het is vooral gaan gonzen door de honderd shows die hij de laatste jaren in Las Vegas gaf en de vermakelijke Superbowl-halftimeshow in 2024.

De hele Vegas-trukendoos wordt opengetrokken in Amsterdam. Usher staat nog maar net op het podium, omringd door dansers, of hij maakt een handstand. Schijnbaar zonder reden. Zo lijkt hij telkens op zoek naar een overtreffende trap. Als de zaal begint te kolken wanneer hij in zijn kruis grijpt, overtreft hij het door die hand nog even echt in zijn broek te steken. Na de handstand? Een blokje rolschaatsen natuurlijk. Usher in glitterpak soepel zwierend en croonend over de catwalk, terwijl zijn dansers op wieltjes halsbrekende toeren uithalen.

Later duikt hij met wat paaldanseressen op achter in de zaal, terwijl het briefgeld regent. Of loopt hij met een bakje kersen door het publiek, om uiteindelijk een fan een vrucht te voeren op het podium. En dan heeft hij nog niet eens zijn shirt uitgetrokken. Want de zanger mag dan wel 46 zijn, zijn imposant getrainde lijf is nog altijd een belangrijk onderdeel van zijn sterrenstatus, blijkt uit het massale gejoel uit de zaal als hij zijn borstkas en schouderpartij ontbloot.

Lees ook

Usher maakt van het Super Bowl-concert een opwindende, razendsnelle medleyshow

Artiest Usher tijdens de halftimeshow van de Amerikaanse Super Bowl.

AI-kloonverhaaltje

Voor deze Past, Present, Future wereldtournee heeft Usher goed opgelet wat Taylor Swift bij haar laatste tournee deed. Zij deelde daar haar catalogus op in era’s, hij heeft een mal AI-kloonverhaaltje door zijn concert geweven om alle periodes uit zijn ruim dertig-jarige carrière langs te laten komen. Van kindster tot nu, switchend tussen zijn verschillende imago’s als verleider, ideale echtgenoot en charmante vreemdganger. Telkens weer laadt een computer oude herinneringen, om een andere rits hits te kunnen knallen.

Uiteraard crasht het systeem door een energiepiek als zijn grootste hit ‘Yeah’ vroeg op de avond al wordt ingezet, die moet bewaard worden voor de finale. Slim. Er zijn zelfs wat oude beelden bewerkt, om een piepjonge Usher te laten zeggen dat hij er altijd al van gedroomd heeft om in Amsterdam te spelen. Geen scifi-verhaal waar Philip K. Dick jaloers op zou zijn geweest, wel een vermakelijk haakje.

Ook zonder die dunne verhaallijn rond klonen en AI, valt op hoe verbazingwekkend houdbaar zijn muziek en hijzelf blijken. Zijn zacht zalvende stem heeft nog steeds een enorm bereik. Vaste waarde zijn de broeierige seks-jams, waar in glijerige R&B geen detail onbezongen blijft. Slim ook hoe er een flinke bups blazers, achtergrondzangers en andere muzikanten net niet helemaal verstopt aan de rand van het podium staan, om de gelikte R&B van rond het millennium wat meer spierballen te geven. Tijdens een blok hits uit de periode dat Usher de hitlijsten en feestcafés domineerde met meer plastic EDM-pop, mixt een dj achter in de zaal de nummers snel in elkaar over. Op die momenten voelt het opeens als een clubnacht.

Niet dat er niks aan te merken is. Bij vlagen zingt Usher alleen de uithalen voluit en laat hij zijn back-upzangers de rest opknappen. Als ‘Yeah’ eindelijk voluit gespeeld wordt, blijkt dat lang niet zo dynamisch als de rest van de set. Ook had de show best gekund zonder het oude nummer met P. Diddy, die de laatste jaren vooral bekend is door vreselijke misbruikgetuigenissen. Maar uiteindelijk zijn het de tijdloze hits en de schaamteloos kitscherige glamour die het een onweerstaanbare avond maken.