‘Vergeet die naam, dat is een onruststoker”, zei de vader van Doris Sabajo, toen ze als tiener met een boek van Anton de Kom thuiskwam. Het boek werd haar afgepakt. Doris, hoofdpersonage in de theatermonoloog Anton de Kom, mijn vader, wist toen nog niet dat haar vader niet haar biologische vader was. En dat de nalatenschap van De Kom, wiens werk ze later alsnog zou verslinden, haar leven zou veranderen. De Surinaamse, antikoloniale schrijver en verzetsheld zou voor Doris de schakel gaan vormen tussen haarzelf en de rest van de wereld, waarin ze zich tot dan toe uitermate alleen en ontheemd had gevoeld.
In hun monoloog geven schrijvers Erik Snel en Raymi Sambo het woord dus aan deze Doris, een fictieve auteur en demograaf, die hier is om een praatje te houden, zo kondigt een voice-over aan, omdat ze is verkozen tot nieuwe hoogleraar op de – niet-fictieve – Anton de Kom-leerstoel, aan de VU. (In werkelijkheid wordt de functie momenteel bekleed door antropoloog Guno Jones.) Doris’ eigen boek, met de misschien wat al te nadrukkelijke titel ‘De weg naar huis’, staat prominent op een tafeltje geëtaleerd. Trots is ze, zegt ze bij binnenkomst, dat ze „een heel klein beetje met [haar] kleine voetjes in de grote schoenen van Anton de Kom mag gaan staan”.
De ontheemdheid van Doris had twee oorzaken: ze is een vrouw van kleur in Nederland, en ze is als baby geadopteerd. Haar vader drukte haar op het hart vooral niet op te vallen, maar krijg dat maar eens voor elkaar, als meisje van kleur tussen de witte klasgenoten. Binnen het gezin – haar adoptieouders zijn weliswaar van kleur, maar „hypernederlands”, vertelt ze – had ze zich altijd een buitenstaander gevoeld. Het is waarom demografie haar trok, vertelt ze; een beroep dat zich bezighoudt met de vraag hoe gemeenschappen zich vormen, en ontwikkelen. „Hoe geven we de wereld vorm, zodat we erin thuis zijn?”, zo vat ze haar onderzoek samen.
Ironie
Urmie Plein speelt haar, prettig nuchter en onsentimenteel van toon, met een heerlijk gevoel voor ironie. Ondanks de serieuze thematiek is er veel te lachen. Bijvoorbeeld als Doris het heeft over Pieter Bruegels schilderij Volkstelling te Bethlehem, ergens rond de geboorte van Jezus. „Kent u dat schilderij?” Schalkse blik richting het publiek. „Pieter Bruegel schildert Bethlehem als een Brabants dorp in de winter.” Gelach. Doris: „Nou, zo voel ik me ook weleens.”
Thuis is niet per se een plaats, of het gezin waarin je opgroeit, is wat ze maar wil zeggen
Dat Bruegel Jozef en Maria op zijn schilderij door de sneeuw liet banjeren, zegt Doris, is niet omdat hij zich geen accuratere voorstelling van Bethlehem kon maken, maar „omdat hij weet voor wie hij schildert. Omdat hij weet dat zijn publiek thuis is in Brabant. Dus hij brengt zijn tafereel thuis bij deze mensen. Hij brengt de geboorte van Jezus thuis bij zijn publiek.”
Thuis is niet per se een plaats, of het gezin waarin je opgroeit, is wat ze maar wil zeggen. Je kunt een thuisgevoel importeren naar een plek die niets met jou te maken heeft. Zo vindt Doris, al dwalende, een thuis in de muziek (Plein wordt aanstekelijk begeleid door muzikant Walther Muringen, op trompet, flügelhorn en cajon), in de verhalen over Anansi de spin. In de herrie en de geur van rijpende papaja’s, als ze op haar achttiende voor het eerst bewust in Suriname is. En bovenal: in de woorden van ‘papa De Kom’. „Geen volk kan tot volle wasdom komen dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft”, schreef hij. Het is Doris’ ontmoeting met De Koms inzichten, die haar de kracht geeft zich te weren („het is net of ik antistoffen binnen heb gekregen”), als iemand haar racistisch bejegent in de tram.
Zijn woorden zijn het uiteindelijk ook die haar helpen om zich los te maken van de houdgreep waarin haar loyaliteitsgevoelens voor haar adoptieouders haar al die jaren klem hadden gezet. Pas nu ze besloten heeft de adoptie officieel ongedaan te maken, lijkt er opeens liefde in haar woorden door te klinken, als ze over hen spreekt.
„Mi doro”, zegt ze. Ze is bijna vijftig, net tot hoogleraar op de Anton de Kom-leerstoel benoemd. „Ik ben gearriveerd.”
Als we Adi vijf woorden horen zeggen in Three Kilometers to the End of the World is het veel. Hij is de hoofdpersoon van deze Roemeense artfilm die vorig jaar in Cannes met de Queer Palm werd bekroond. Hij zit in elk shot. Zijn warrige krullenbol. Zijn ineengedoken schouders. En zijn gezicht. Dat is het grootste gedeelte van de film een slagveld van blauwe plekken, schrammen, bloederige hechtingen en een opgezwollen oog, waardoor het nog eens extra lastig is te lezen wat er in dit personage omgaat. Alleen al naar hem kijken doet pijn.
Een film met een queer thema, maar Three Kilometers is ook een heel herkenbare film uit de Roemeense filmgolf die sinds 2000 door het internationale artfilmcircuit spoelt. Regisseur Emanuel Pârvu (1979) begon zijn carrière als acteur bij landgenoot Cristian Mungiu, die met een Gouden Palm in Cannes voor het minimalistische abortusdrama 4 maanden, 3 weken en 2 dagen (2007) eigenhandig de Roemeense Noul val (‘nieuwe golf’) op de kaart zette.
De methode-Mungiu: talig, juridisch en procedureel in combinatie met totaalshots die vaak net níet laten zien wat er precies aan de hand is – zie ook Three Kilometers. Adi wordt het slachtoffer van een haatmisdrijf nadat de twee zonen van de lokale maffiabaas hem met een vakantieganger hebben ‘betrapt’. Dat er iets sluimerde tussen die twee hebben we zelf met eigen ogen in de openingsscènes kunnen zien. Ze slenteren door de avondschemer. Adi blesseert zijn hand – een doorn, een insect? De vakantievriend zuigt het wondje uit. In de ogen van twee ouwe dronkenlappen die dat vanuit het café zien, waren ze elkaar aan het aflikken. Het escaleert. Als de lokale gangster, aan wie Adi’s vader nog geld verschuldigd is, het navertelt (roddel gaat sneller dan WhatsApp in dit kleine gehucht in de Donaudelta) dan horen we: „Zo komen ze hier op vakantie, dan gaan ze op de hoek staan neuken. Voor je het weet zit het er vol mee.” Ook die retoriek kennen we.
Artfilms met een queer thema doen het de afgelopen jaren goed op filmfestivals en in de filmtheaters. Vorig jaar rond deze tijd draaide het Macedonische, in Venetië met een Queer Lion bekroonde Housekeeping for Beginners in de Nederlandse bioscopen. Uit Polen kwamen het Call Me By Your Name-achtige Elefant en coming-out-film Norwegian Dream. De Georgische regisseur Levan Akin had veel succes met And Then We Danced en het in de transscene in Istanbul gesitueerde Crossing Istanbul – een film die hij in eigen land niet kon maken. Want net als het Roemenië van Three Kilometers zijn dat landen waar queers gevaar lopen, zowel van overheidswege als van homofobe burgers.
Iedereen praat in Three Kilometers. Maar wat zeggen ze nu echt? Ook dat is karakteristiek voor de Roemeense film. Een agent stelt een vraag. Een getuige zegt dat dit niet de goede vraag is. En voor je het weet hebben ze het woordenboek erbij gehaald om over de betekenis van woorden te discussiëren. Zo blijven de belangrijke dingen onbenoemd. De vooroordelen. De onuitgesproken trias van corruptie, religie en justitie.
Wie niet oplet, kan zomaar denken dat de film over de geldproblemen van Adi’s vader gaat. Zo’n man die alles over heeft voor zijn zoon. Maar die stiekem ook vindt dat dit homoseksuele gedoe hem nu even niet zo goed uitkomt. Het zijn woorden die echoën in de oren van oudere Nederlanders, toen ook hier nog meer intolerantie en repressie was. En we zien ook nu wereldwijd hoe fragiel de situatie op het gebied van mensenrechten is. En dat de erosie daarvan begint bij queerrechten, de kanarie in de kolenmijn.
Niet alleen kijken naar Adi doet pijn, ook het luisteren naar de manier waarop hij monddood wordt gemaakt. En zijn zwijgen.
De Turkse film Son hasat voert ons mee naar een dorpje in Anatolië, waar de bewoners een arm bestaan leiden. Zoals Ali en zijn vrouw Aysel. Elke dag vaart Ali met een bootje uit naar de rietvelden, om riet te snijden. Aysel doet het huishouden en vlecht matten. Al snel wordt duidelijk dat Aysel niet kan leven in constante armoede en dat Ali en de andere rietsnijders uitgebuit worden door maffiose types die geweld niet schuwen om hun belangen te beschermen. De zwijgzame Ali ziet het met lede ogen aan en zint op een manier tegen deze machtige mannen in verzet te gaan. Die proberen elkaar te slim af te zijn, wat mogelijkheden biedt aan de rebelse Ali. Maar zijn vrouw heeft geen weet van zijn plannen en gaat haar eigen gang. Als er doden vallen, blijkt riet ook heel handig als materiaal om de slachtoffers mee te bedekken.
Net als zijn landgenoot Nuri Bilge Ceylan, wiens fotowerk nog de hele maand te zien is in Eye Filmmuseum in Amsterdam, is regisseur Cemil Agacikoglu van oorsprong fotograaf. De beelden in Son hasat, zijn vijfde speelfilm, zijn adembenemend. De rietvelden in het meer, met besneeuwde bergtoppen op de achtergrond, zijn een bijzonder fotogenieke plek, al is de troosteloosheid ook voelbaar. In het koffiehuis bewenen oude mannen dat jongeren het desolate dorp verlaten. Ook de kalme manier waarop Agacikoglu aandacht besteedt aan de ambachtelijke rietaspecten, van het snijden tot het verwerken ervan, is prijzenswaardig. Maar het gaat schuren als er allerlei conflicten spelen die verknoopt worden aan een ambitieuze thematiek: dat van verzet tegen uitbuitende machthebbers en de eeuwige strijd tussen goed en kwaad. Corrumpeert armoede de moraal? Die meer verhalende elementen zijn het minst interessante aspect van een film die het vooral van sfeer moet hebben en pittoreske scènes die elementair zijn: mens versus natuur.
Eigenlijk zijn ze helemaal nog niet zo oud, want wat zijn ze helemaal? 74! Dat is de leeftijd waarop je in de Verenigde Staten nog president kan worden. Misschien komen er andere eigenschappen bij met leeftijd, zoals onbuigzaamheid; want stijfkoppig zijn ze, Vincent en Hannigan (welke scenarist bedenkt zulke namen?!). Wat ze zelf voor koelbloedigheid aanzien, is in feite halsstarrigheid. En dat is voor niemand een goede karaktertrek, en al helemaal niet voor twee kruimelcriminelen die een familiekwestie moeten oplossen.
Ze worden gespeeld door acteerveteranen Ed Harris en Bill Murray (voor het eerst samen in een film) en die kunnen elkaars bloed wel drinken. Ze zijn elkaar jarenlang zorgvuldig uit de weg gegaan het afgelopen decennium, iets met verraad en dubbele agenda’s. Maar nu brengt het noodlot ze weer samen. Het eerste wat Murray’s Hannigan tegen aartsvijand Vincent zegt als ze elkaar na jaren weer zien is: „Je bent oud geworden. Als ik jou zie, dan zie ik hoe oud ik ben.” Hun leeftijd is een terugkerende grap in de plot.
Harris en Murray zijn waarschijnlijk de laatste twee acteurs in Hollywood die hebben kunnen ontsnappen aan botox en fillers. En het is niet omdat ze oud zijn geworden, dat het fascinerend is om naar hun acteerwerk te kijken, maar omdat hun gezichten leven. Je kunt achter al die koelbloedigheid zien wat er zich in hun hoofd afspeelt. Dat is niet fraai overigens. Een en al wraakzucht en verraad.
Lees ook
Bill Murray, boomer die geen trieste hond wil zijn
Oudtestamentisch
Riff Raff, zo heet de film, een mooi ouderwets woord dat zoiets als tuig van de richel betekent. Kruimelcriminelen die voor een bord pasta nog hun schoonmoeder zouden vermoorden. En dat zijn ze. Vincent en Hannigan. Maar het gedonder is oudtestamentisch: de zoon van de één heeft de zoon van de ander gedood.
Voor Murray, de ster van klassiekers als Ghostbusters en Groundhog Day, maar ook als huisacteur van Wes Anderson (The Grand Budapest Hotel), is misdaadkomedie Riff Raff een beetje een comeback. De acteur die niet alleen bekend staat om zijn onvoorspelbare rolkeuze, maar ook om zijn grillige gedrag, was namelijk even gecanceld en toen weer niet.
Dat klinkt luchthartiger dan bedoeld. Wat was namelijk het geval? In 2022 zou hij op de set van Being Mortal (wat het regiedebuut had moeten worden van de populaire komiek Aziz Ansari) een vrouwelijke medewerker hebben klemgezet en hebben geprobeerd te kussen. De productie werd stilgezet, de vrouw en Murray schikten. Wat de boel extra gênant maakt is dat Murray in interviews uitgebreid de gelegenheid krijgt om uit te leggen dat het allemaal op een misverstand berustte. Ze zouden namelijk als gevolg van Covid-maatregelen allebei een neus- en mondmasker hebben gedragen. Dat vond hij een grappig idee, vertelde hij onder meer aan The New York Times, iemand door een gezichtsmasker heen kussen. Dan is het net alsof je iemand niet kust. Hij had het eerder gedaan en toen vond iedereen het grappig.
Het is makkelijk om te denken: echt net iets voor Murray. Is dat niet de acteur die een socialemedia-fenomeen werd doordat hij plotseling werd gespot terwijl hij in Brooklyn aan het barkeepen was? Of opduikt op de bruiloft van een volslagen vreemdeling en dan vraagt of hij even met de bruid mag dansen? Zich voordoet als berggids? De verhalen zijn talloos, soms vergezeld van foto’s die meestal alleen bewijzen dat hij graag met zijn fans op de foto gaat. Dat iemand impulsief is en ervan houdt om een stunt of geintje uit te halen, verklaart misschien waarom Murray ook sneller over de schreef gaat als hij denkt iemand een poets te bakken. Een excuus is dat eigenlijk niet.
Bovendien heeft de acteur al een veel langer track record van lomp, vervelend en soms ronduit grensoverschrijdend gedrag. Voor ons toeschouwers blijft het worstelen. De ene keer blijf je kijken, de andere keer wil je vergeven, het volgende moment vraag je je af waarom de filmindustrie zichzelf bijna tien jaar na #MeToo niet beter tot de orde roept. Even los van het feit dat een volwassen man zo idioot toondoof is, wat deden de anderen op die set? Dan zie je het opeens: Murray is in Riff Raff waarschijnlijk gewoon getypecast om zijn stijfkoppigheid.
Het stemt wat mismoedig, maar de filmwereld zit vol met levens als dat van Dito Montiel (1965). Zanger van diverse country macho hardrockbands, beste vriend van Channing Tatum, in 2006 als filmregisseur gedebuteerd met het autobiografische coming-of-age A Guide To Recognizing Your Saints. Een beetje een klassieker in het genre: beroemde schrijver keert terug naar zijn roots en herinnert zich zijn gangverleden. De jonge en de oude Dito werden gespeeld door Shia LaBeouf en Robert Downey Jr. Je kunt het slechter treffen.
Toch kwam Montiels carrière niet helemaal van de grond. En opeens is het begrijpelijk waarom hij zich aangetrokken moet hebben gevoeld door het toneelstuk waar zijn meest recente misdaadkomedie Riff Raff op is gebaseerd. De plot is bekend: boontje komt om zijn loontje. Als de zoon van de één de zoon van de ander doodt, dan ontvlamt de wraak. Het zou zomaar een parallel universum van Saints en dus zijn eigen leven kunnen zijn. Vol complexe vader-zoonverhoudingen, vol overpeinzingen over waar een leven als kruimelcrimineel (al dan niet) toe leidt. Vol misdaadmelancholie en spijt.
Met Ed Harris, Bill Murray en Jennifer Coolidge in goed getypecaste rollen is er genoeg te beleven: veel tekst, veel terzijdes, veel onthullingen want veel personages die iets te verzwijgen hebben. Soms warrig, vaak voorspelbaar. Het interessantst is de jongste zoon, die af en toe via een voice-over zijn gedachten deelt. Mooi debuut ook van acteur Miles J. Harvey. Het is een genre dat doet terugverlangen naar de jaren negentig, naar de jonge Tarantino, naar de films waar Montiel zelf mee is opgegroeid.
Een man met grijs oplichtend haar in een marineblauw jack staat aan de kust. Het strand is leeg, de uitgestrekte zee voor hem ligt er stil bij. Dat is schijn, betoogt de man in blauw. Hij zegt: „Onder die watervlakte bevindt zich een ongekende rijkdom. Alle leven is ontstaan in de zee, haar kracht is gevreesd, ze spreekt tot onze verbeelding, ze verbergt een mysterie. De zee is magie.”
Zoals hij spreekt over de deep blue ocean kan het maar één iemand zijn: de Britse natuurfilmer Sir David Attenborough. Ter gelegenheid van zijn 99ste verjaardag op 8 mei komt Ocean with David Attenborough uit, zijn witness statement, een indrukwekkende getuigenis over de lotgevallen en de toekomst van het leven in de wereldzeeën en alle bedreigingen: overbevissing, klimaatverandering, biotoopvernietiging.
De documentaire neemt ons mee onder de wateroppervlakte, want wie eenmaal onder de wateroppervlakte is gedoken, kijkt nooit meer naar de aarde zoals tevoren. Attenborough noemt de oceaan „de laatste wildernis die we nu pas ontdekken”. En hij nodigt ons uit: „Let us take a dive under the waves.” Het onderwaterleven is beslissend voor het bovenwaterleven. Oceanen zijn cruciaal voor het afvangen van CO2 en het voorkomen van opwarming van de aarde. Het is in Ocean with David Attenborough niet de eerste keer dat Attenborough de verborgen dynamiek van de oceanen prijst én zijn bezorgdheid uit. Eerder deed hij dat in A Life on Our Planet (2020). Nu ligt de focus helemaal op het blauwe onderzeese leven, op golvende wonderwerelden met spectaculaire vissoorten, krabben, koralen en koraalvissen, walvissen. Afwisselend spreekt Attenborough over high sea en open ocean, respectievelijk de volle zee en de wijde oceaan. Dit is geen duister gebied of verlaten woestenij, maar een wereld bewoond door geheimzinnige schepselen.
Cruciale watermassa’s
Als je met Attenborough en zijn team van duikers en filmers, onder wie Toby Nowlon en Keith Sholey, eenmaal in de zeediepten bent geweest, begrijp je hoe cruciaal de watermassa’s zijn voor ons leven. In bedwelmende beelden laat de documentaire zien hoe alle leven in de oceanen met elkaar verweven is, van micro-organismen als plankton en algen tot de allergrootste dieren, de blauwe vinvis bijvoorbeeld, die tot dertig meter lang kan worden. Dat dit reusachtige wezen leeft van het allerkleinste voedsel, is een van die mysteries. De ecologische samenhang bepaalt de gezondheid van de oceanen, en dus van ons ‘thuis’, zoals Attenborough benadrukt. Hij ziet de neerslag van stikstof en de klimaatverandering als de grote bedreigingen van nu. Gezonde wereldzeeën zorgen voor minder stikstof en reduceren het broeikaseffect.
De film is krachtig op tegenstellingen gemonteerd. Nadat we getuige zijn geweest van de spectaculaire schoonheid van oceanen neemt de documentaire ons mee naar de schaduwzijde, die van overbevissing. Schokkende beelden tonen hoe trawlers de bodem met ijzeren balken en stalen netten ruïneren om Sint-Jakobsschelpen te bemachtigen, en daarbij een alles vernietigend spoor trekken. Daarna is het alsof er een „nucleaire winter” heerst. Veel bijvangst wordt weggegooid, of gebruikt voor onder meer kattenvoer. De vissersschepen zijn fabrieken die op industriële schaal opereren en het leven in de zeeën voor meer dan 30 procent hebben vernietigd. Dan zijn er nog de ‘muren’ van vislijnen met lokaas en reusachtige haken waaraan haaien en dolfijnen een langzame dood vinden.
Cruciaal moment
Attenboroughs statement komt op een cruciaal moment: in juni vindt in Nice een VN-conferentie plaats over de oceanen, waarin naar verwachting besloten wordt dat een derde beschermd gaat worden, plus dat er een einde komt aan destructieve visserij. Ocean with David Attenborough vormt hiertoe een belangwekkende voorzet. Want mét bescherming gloort er hoop op ‘oceaanherstel’. Zeeën bezitten een grote veerkracht, is de strekking van deze documentaire. Bescherm je een derde, dan is die veerkracht vele malen groter. Attenboroughs Ocean is een getuigenis van puur optimisme.
Dieren als „ruwe diamant” moesten er komen en vertellers van spannende, ongepolijste verhalen. Het is het begin van de jaren vijftig in Londen. De BBC heeft schoorvoetend een begin gemaakt met het uitzenden van natuurfilms op het enige kanaal waarover de zender beschikt, Channel 1. De jonge, pas afgestudeerde bioloog David Attenborough (Londen, 8 mei 1926) was bij de BBC aangenomen als eerste bediende. Omdat hij iets van dieren wist, mocht hij assisteren bij het programma Animal, Vegetable, Mineral?, een quiz waarbij een team van kenners, onder wie archeologen en kunsthistorici, zich boog over objecten uit een museum.
Na verloop van tijd werd het programma te stoffig bevonden en de deskundigen te saai. Attenborough mocht iets nieuws bedenken, iets met wilde natuur. Nu, hij kende wel iemand, een rattenvanger uit het Londense East End die geweldige verhalen had over ratten die „langs de rokken van hertoginnen omhoog klommen en die de keukens van de keurigste Londense hotels overspoelden”. Ze kwamen zelfs tevoorschijn uit toiletpottten. Deze rattenman moest voor de camera komen, was Attenboroughs briljante idee.
Met de auto werd hij van zijn huis naar de studio gebracht. Daar verscheen hij, geheel onverwacht, met twee enorme kooien, tjokvol ratten. „De cameramannen doken in elkaar. De geluidsman klom snel op zijn platform”, schrijft Attenborough in Life on Air. Memoirs of a Broadcaster (2002). Voor de draaiende camera’s trok de vanger een reusachtige rat uit de kooi en zwaaide hem rond aan zijn staart tot ieders verbijstering, vooral van de kijkers thuis.
Ruwe diamanten
Van een ruwe diamant als deze rat is het sindsdien nooit meer gekomen bij BBC 1, maar bij Attenborough was de overtuiging ontloken om het wilde natuurleven voor de camera te brengen en dus dichtbij de people at home, de mensen thuis. Tot in de verste, meest onherbergzame uithoeken van de wereld begon hij met een team te filmen: krokodillen, slangen, miereneters, luiaards, vogelbekdieren, piranha’s, gorilla’s, gouden klopvoetkikkers, goliathvogelspinnen, koningspinguïns, luipaarden, gnoes, ijsberen, sardines, blauwe vinvissen, paradijsvogels, rode krabben en zelfs plankton.
Het programma dat hij bedacht heette Zoo Quest (1956) en was gelieerd aan de London Zoo. De dieren werden niet alleen in de vrije natuur gefilmd, ook namen de Britten weleens enkele exemplaren mee om aan de oppassers te overhandigen, voor in de dierentuin. Maar na verloop van tijd besloot Attenborough het woord zoo te schrappen en te breken met de suggestie van wilde dieren in gevangenschap.
Waar het om gaat is dieren te filmen in het wild, in de wildernis, in hun eigen omgeving. En zo kwam de ene majestueuze reeks natuurhistorische documentaires na de andere tot stand, geschreven en gepresenteerd door Attenborough, met titels als Life on Earth, A Life on Our Planet, The Blue Planet, A Perfect Planet, Kingdom of Plants, The Life of Birds en Frozen Planet.
Cyclus van de natuur
Bekijk ze eens achter elkaar, dat kost ontelbare uren en heeft ook iets verslavends. Dan valt ook iets interessants op: alle documentaires zijn opgebouwd volgens het principe van de cyclus van de natuur, die van leven en dood, van de seizoenen, van dag en nacht, van jager en prooidier, van eten en gegeten worden, van slapen en waken. De eerste documentaires richtten zich puur op het planten- en dierenrijk, geleidelijk vervult de mensheid een steeds grotere rol. Die is niet altijd even gunstig. In A Life on Our Planet en The Blue Planet betoogt Attenborough dat het goedbeschouwd verbazingwekkend en beangstigend is dat die ene diersoort in staat is het hele natuurlijke ecosysteem aan te tasten. Ontbossing en vervuiling op het land, overbevissing van de zeeën, dramatisch verlies van biodiversiteit, koraalriffen die teloorgaan en opwarming van de aarde met catastrofale gevolgen: het natuurlijke evenwicht dreigt te bezwijken door menselijk toedoen.
Een van de regisseurs met wie Attenborough al ruim veertig jaar samenwerkt, is zoöloog en producer Keith Scholey (Dar es Salaam, Tanzania, 1957), oprichter van Silverback Films die onder meer de nieuwste documentaire uitbrengt, officieel Ocean with David Attenborough genoemd. „Als je naar presentator Attenborough kijkt, op de televisie of in de cinema, dan zie je slechts het topje van de ijsberg”, vertelt Scholey via Zoom vanuit het Verenigd Koninkrijk. „Behalve dat hij de stem symboliseert van natural history is hij een groot kenner van klassieke muziek en van literatuur. Je zou hem een Renaissance man kunnen noemen, iemand met vele talenten. Als geen ander is hij in staat het verhaal van de natuur te vertellen. Sir David is een krachtige én genereuze persoonlijkheid, die kijkers over de hele wereld bewondering voor de schoonheid van de natuur bijbrengt. Maar dat niet alleen, mooie beelden zijn niet voldoende. Hij laat het leven op aarde zien in zijn geheel, als een groot samenhangend systeem, alles leeft in uitwisseling met elkaar,” vertelt Scholey.
Overal samenhang
Het is een cruciaal woord dat nu valt: interaction. Het typeert meer dan wat ook Attenboroughs werk. Hij ziet overal samenhang en uitwisseling tussen alles wat leeft, inclusief de mens. Een van zijn uitspraken is dat alles wat we tot ons nemen, zelfs onze ademhaling, afkomstig is van de natuur. Dat leidt tot ongerustheid: de mens is in staat de natuur waarvan we zo afhankelijk zijn te vernietigen.
Scholey benadrukt dat Ocean welbewust gemaakt is om „miljoenen mensen over de hele wereld ervan bewust te maken hoe cruciaal de diepzeeën en oceanen zijn voor het voortbestaan van planeet aarde”. De interactie tussen het onderzeese leven en het landleven vormt de sleutel tot Ocean, aldus Scholey: „Wat we nastreven is de ritmiek van detail en groter geheel. Drie miljard mensen zijn direct afhankelijk van de gezonde visstand in de kustzone, bijvoorbeeld de mensen in Liberia in West-Afrika waar we hebben gefilmd.”
Het zijn aangrijpende, krachtig gepresenteerde scènes. Door overbevissing met reusachtige schepen die tonnen uit de oceaan slepen, vangen deze mensen nauwelijks nog een vis. Wat ze in hun netten vinden is vooral plastic zwerfafval. Vervolgens zoomt de camera in op een jongen die een spartelend visje vangt. Hiermee laten de makers zien dat de bevolking leeft van dezelfde vis als waarop de trawlers jagen. In dat ene jongetje zit bezorgdheid besloten: hoe moeten onze kinderen en vooral kleinkinderen straks in deze wereld leven? Momenten als deze geeft Attenborough in het script een plek. Zo toont hij aan hoe afhankelijk de oorspronkelijke leefgemeenschap is van de almacht van de anonieme visindustrie. In het grotere geheel zijn oceanen noodzakelijk om het klimaat te stabiliseren en voor de reductie van stikstof.
Nadrukkelijk timbre
De naam Attenborough is onverbrekelijk verbonden met zijn stem die met nadrukkelijk timbre, afgewisseld met stiltes, vertelt wat zich aan natuur op televisie of bioscoopscherm afspeelt. Om zijn vertelling kracht bij te zetten bedacht Attenborough al vroeg het fenomeen van de two-shot: het in beeld gebrachte dier én de mens die tegelijkertijd iets zegt over dat dier. In de loop van zijn leven raakte Attenborough steeds meer betrokken bij de ecologische beweging en de internationale natuurbescherming. Het besef begon te dagen dat door uitputting van de bodemschatten, door overbevissing, luchtvervuiling, vernietiging van oerbossen, het verdwijnen van ongerepte wildernis en klimaatverandering het leven op onze planeet tot aan de rand van uitsterven kwam, inclusief de mens zelf.
Hieruit kwam de serie State of the Planet (2000) voort. De two-shot blijkt het meest geëigende middel de kijker te betrekken bij een toekomstscenario waarin weinig hoop leeft voor de levende aarde. De vertelstem van Attenborough geeft je de indruk dat hij alleen voor jou spreekt, jou persoonlijk als een geheim gepresenteerde verhalen toefluistert. Je begrijpt de plek van elk levend organisme in zijn omgeving, je doorziet hoe de natuur werkt.
Hoe doet Attenborough dat? Het heeft alles te maken met de contrasten waarmee hij zijn natuurdocumentaires opbouwt. Hij betrekt de kijkers in de beweging van pessimisme naar optimisme of omgekeerd. Schoonheid en kwetsbaarheid gaan samen, fragiliteit en levenskracht. Eerst zien we het intense groen van het eindeloos lijkende oerwoud van de Amazone, dan zoomt de camera in: houthakkers jagen gierende kettingzagen door de woudreuzen, ze vallen om als lucifershoutjes. Volgende shot: kale vlakte, een eenzame aap zit op een bladerloze tak. Vogels vliegen rusteloos rond. Hun biotoop is vernietigd. Dat is het pessimisme.
Dan de hoop. Die spreekt van alle documentaires van Attenborough het meest uit Ocean. Recent onderzoek leert dat in de wereldzeeën een ‘overloopeffect’ geldt. De ontdekking daarvan laat Ocean zien. Besluit je een klein deel te beschermen met behulp van zeereservaten, dan herstelt mijlenver daarbuiten de zee zich en keert het leven terug. Voor natuurparken op het land geldt dat in mindere mate, daar blijft de biodiversiteit beperkt binnen de grenzen. De zeeën symboliseren de robuuste veerkracht van de natuur.
Klimaatconferentie
Het was Attenboroughs nadrukkelijke wens dat Ocean wereldwijd getoond wordt voorafgaand aan de grootste klimaatconferentie van de Verenigde Naties ooit, die van juni in Nice. Daar moet besloten worden dat een derde van de oceanen beschermd moet worden. Dat is noodzakelijk om het voortbestaan van planeet aarde te redden. Als een derde ‘redding’ eenmaal een feit is, dan volgt in Attenboroughs optimisme ook twee derde, dankzij dat overloopeffect.
De nieuwe documentaire Ocean with David Attenborough en tal van zijn eerdere spelen bij klimaatbijeenkomsten een beslissende rol. Wilde ratten zijn er nog steeds volop, zij overleven dankzij de verstedelijking van onze wereld, ook nu er nauwelijks nog hertoginnen zijn met lange rokken aan. Maar schitterende juwelen en ruwe diamanten als koraalvissen steeds minder. Of vogels. Of zoogdieren. Of planten. Als die verloren gaan, is dat een teken dat de aarde inboet aan biodiversiteit. En juist dat verlies, waarvan Attenborough ons in al zijn werk deelgenoot maakt, betekent het einde van álle leven.
Twee weken vóór de opening door koningin Máxima – op 15 mei – is Fenix nog volledig afgesloten met bouwhekken. Alleen wie een afspraak heeft, wordt door een kier tussen twee hekken binnengelaten in het nieuwe ‘kunstmuseum over migratie’ in Rotterdam. Vanuit de Fenixloodsen (er zijn er twee) aan de Nieuwe Maas verlieten miljoenen landverhuizers Europa. „Fenix”, stond in 2018 in het eerste bericht over het museum in NRC, „wil die landverhuizers een gezicht geven door hun emotie op je over te brengen.”
Het citaat is van Wim Pijbes, voormalig directeur van het Rijksmuseum en Rotterdammer. Sinds 2017 is hij directeur van de Stichting Droom en Daad, een vermogensfonds voor kunst en cultuur van de Rotterdamse miljardairsfamilie Van der Vorm. De familie Van der Vorm maakte fortuin met (onder meer) de Holland-Amerikalijn.
Fenix II werd in 2018 aangekocht door Droom en Daad. In de jaren erna is het verbouwd en is er kunst gekocht voor de zestienduizend vierkante meter die het museum telt. Uit de opsomming op de site: „Schilderijen, sculpturen, video’s, installaties en foto’s van zowel opkomende talenten als internationaal gevierde namen, zoals Francis Alÿs, Sophie Calle, Shilpa Gupta, William Kentridge, Kimsooja, Steve McQueen, Małgorzata Mirga-Tas, Adrian Paci, Gordon Parks, Grayson Perry, Yinka Shonibare, Bill Viola, Danh Võ en meer.”
We zitten in het kantoor van Anne Kremers, directeur van Fenix sinds 2020. Door een binnenraam heb je zicht op de enorme museumruimte op de eerste verdieping. Je ziet The Bus (1995), de levensgrote, van stof gemaakte kopie van een New Yorkse stadsbus door popartkunstenaar Red Grooms. Ook ontwaar je Bottari Truck – Migrateurs (2007-2009), een volgeladen, aftandse Peugeot 404 van de Koreaanse kunstenaar Kimsooja.
Anne Kremers, directeur van het nieuwe kunstmuseum Fenix. Foto Hedayatullah Amid / NRC
Anne Kremers (35) studeerde kunstgeschiedenis. Ze werd op haar 24ste directeur van Villa Mondriaan in Winterswijk. Van 2017 tot 2019 werkte ze in Hongkong bij de Chow Tai Fook Art Foundation. Als directeur van Fenix was ze vanaf 2020 mede-samensteller van de kunstcollectie. In die tijd kwamen er steeds meer mensen werken, intussen telt het museum zo’n honderd medewerkers. Anne Kremers woont in Rotterdam.
Je werd in 2020 gevraagd directeur te worden van Fenix. Dacht je niet: poeh, dat is een groot thema?
„Het is een emotionéél thema. Zolang er mensen bestaan, bewegen we, migreren we. Ik ben ervan overtuigd dat je in elke familie een verhaal over migratie kunt vinden, het is een universeel en tijdloos thema. En dat we juist hier verhalen vertellen over vertrek en aankomst, is heel logisch: miljoenen mensen vertrokken vanaf precies deze plek naar een ander land. Die sense of place is belangrijk, je voelt hier de geschiedenis, de getuigenissen.”
Ik bedoel ook: actueel en omstreden.
„Ja, het doet ertoe. En dat wil je ook: dat bezoekers van een museum iets vinden, iets voelen. Ons museum moet je prikkelen, het moet wat met je doen. Pas dan komt er iets los. Het zou bijna een belediging zijn als mensen niks van dit museum zouden vinden – dus kom maar op. We vergeten weleens dat migratie over ons allemaal gaat: een beter leven willen voor je kinderen is menselijk en invoelbaar.”
Het zou bijna een belediging zijn als mensen niks van dit museum zouden vinden – dus kom maar op
Het gaat ook over wel of niet welkom zijn.
„Natuurlijk, absoluut. De ene persoon mag wel een grens oversteken – en de ander mag dat niet. Maar wij geven geen antwoorden, we gaan vragen stellen. De kunstenaars gaan vragen stellen. Straks kijk je door de ogen van honderd kunstenaars naar migratie. Naar afscheid nemen, heimwee, vluchten, grenzen. Naar geluk zoeken, hoop houden.”
Hoe stel je een collectie samen rond dit thema? Wat zijn criteria?
„Waar we achter zijn gekomen als team: dat het relatief makkelijk is om een zwaar museum te maken over migratie. Heel veel kunst erover is heftig, de voorbeelden zijn zwaar. Dat is misschien ook de manier waarop wij denken over migratie, hoe we ernaar kijken. Maar een tentoonstelling moet in balans zijn – en die hebben we gezocht door heftige thematiek niet uit de weg te gaan, maar tegelijk ook mooie kanten te tonen. We vinden het ook belangrijk dat een tentoonstelling visueel aantrekkelijk is. Je wilt toch een open, toegankelijk museum zijn.”
Pas een jaar geleden, vertelt Anne Kremers, is besloten Fenix een ‘kunstmuseum’ te noemen. Er waren in de loop van de tijd veel meer kunstwerken verzameld voor de collectie dan persoonlijk en historisch materiaal: tachtig versus twintig procent. Dat persoonlijke en historische materiaal – waaronder een 3,6 meter hoog fragment van de Berlijnse Muur – wordt deels opgesteld tussen de kunstwerken, deels bestaat het uit een installatie van zo’n tweeduizend verzamelde koffers, Het Kofferdoolhof.
Die koffers en de erbij horende verhalen vind je op de begane grond, net als de fototentoonstelling The Family of Migrants: 200 foto’s rond het thema migratie van 136 fotografen uit 55 landen. Ook is daar Het Plein, een overdekte, vrij toegankelijke ruimte die bedoeld is om ook publiek te trekken dat niet meteen naar een museum zou gaan. Je kunt er op afspraak een programma organiseren, inclusief het gebruik van een grote keuken.
Kimsooja, Bottari Truck – Migrateurs, 2007.
Collectie Fenix
En dan begint op de begane grond nog De Tornado, een door Ma Yansong van het Chinese MAD Architects ontworpen, dubbele helix van roestvrij staal met in de omhoog draaiende spiralen houten trappen. Het is een blikvanger: al van een paar honderd meter afstand zie je het glanzende staal in bochten uit het dak van het museum komen.
Anne Kremers: „Omdat het een dubbele helix is, zijn er twee opgangen: je kunt zelf kiezen welke trap je neemt. Je loopt omhoog alsof je aan boord gaat van een schip, maar omdat de trappen in elkaar hangen kun je onderweg van route wisselen. Misschien voel je je onzeker: welke kant zal ik opgaan. De trappen zijn het ene moment breed, dan zijn ze weer smal. Soms zit de leuning hoger of juist lager. En in het roestvrij staal zie je de hele tijd je eigen reflectie, maar ook de reflecties van andere mensen: je loopt met z’n allen omhoog. Zo ervaar je heel zintuiglijk het thema van beweging, als een metafoor voor de reis van een migrant. Uiteindelijk kom je op het uitzichtplatform en zie je de kades waar zo veel mensen vandaan vertrokken.”
Met welk gevoel wil je dat mensen het museum verlaten?
„Ik wil graag dat je dan nét iets anders naar de wereld kijkt. Dat je misschien nadenkt over hoe je vriendengroep eruitziet. Bedenkt dat migratie te allen tijde over mensen gaat. Migratie is universeel en tijdloos, maar ook heel persoonlijk. Wat jij hebt meegemaakt in je leven, zal bepalend zijn voor hoe je straks het museum gaat ervaren. We kunnen die ervaring niet voor je invullen, maar we hopen wel dat het museum je blik verruimt.”
Kunstmuseum over migratie Fenix, Paul Nijghkade 5 in Rotterdam, opent 15 mei voor publiek. Info: fenix.nl
Wie durft mag op de onderste banken plaatsnemen, zegt een van de performers. Ze zitten tussen het publiek en zijn alleen van bezoekers te onderscheiden door hun blote voeten en hun handen, wit van de magnesium. „Als u een beetje een sterk hart heeft, zijn het de mooiste plaatsen.” Filosoof en regisseur Patrick Masset maakt met zijn gezelschap Théâtre d’un jour geen standaard ‘circusshows’; Reclaim (12+), de productie waarvoor het publiek op de cirkel van houten banken aanschuift, staat aangekondigd als een ‘collectief ritueel’.
De tent waarin Théâtre d’un jour de voorstelling normaal opvoert, is stuk gegaan bij het opzetten, dus speelt het gezelschap noodgedwongen in de openlucht, midden op het Rotterdamse Schouwburgplein. Dat maakt verschil. De beslotenheid van een tent, de intimiteit en focus die zo’n setting afdwingt, het magische net-wat-buiten-de-werkelijkheid-staan dat theaterlicht teweegbrengt – ze moeten het er zonder stellen.
Het is dus in onverbiddelijk daglicht dat acrobate Chloé Chevalier met een houten pop in haar armen, een kleine jongen, de piste in stapt. Behoedzaam bindt ze hem een blinddoek voor, en wikkelt hem in een schapenvacht. Vanaf de tribune stappen vier mannen het ronde speelvlak op. In het ritueel dat volgt zien we de performers rondstampen in repetitieve choreografieën, met diepe, luide stemmen ‘ha!’ schreeuwend. Chevalier schuift zich een dierensnuit op het hoofd en kruipt als een voorwereldlijk beest over het witte zeildoek. De mannen trekken hun shirts uit, plaatsen dierenschedels op hun hoofden en bewegen zich grommend als wilde honden om elkaar heen. Ruw springen deze gespierde, dierlijke wezens de houten banken op, bezoekers opzij duwend. Er gaat een echte dreiging van uit. Voor ironie is in deze piste geen plaats.
Mens-zijn
Naast de vijf acrobaten doen er ook twee cellistes en een operazangeres mee. Er wordt gemusiceerd, er wordt gezongen. De acrobaten zoeken elkaar op, weifelend, en zoeken in duo’s, laag bij de grond, trillend, naar een gezamenlijke balans. Naarmate er meer fysiek contact ontstaat tussen de performers lijkt het vertrouwen tussen hen te groeien. Om beurten laten ze zich vallen, en vangen elkaar op. Steeds hoger zijn de menselijke torens die ze met elkaar opbouwen. Ook de operazangeres gaat al zingend de lucht in, een van de cellistes speelt onverstoorbaar door, staande op de schouders van iemand die zelf weer op de schouders van een ander staat.
Beeld uit de voorstelling ‘Reclaim’ van Théâtre d’un jour.
Foto Christophe Raynaud de Lage
Gaandeweg wordt ook het publiek in de oefeningen betrokken. Een meisje wordt opgetild en door de performers rondgedragen. Een oudere vrouw komt, bevend, op de schouders van een van de acrobaten te staan. Met onze handen ondersteunen we de zwetende acrobaat die twee anderen in de lucht houdt. Balans, de sprong, de val – het zijn in Reclaim geen trucjes, maar symbolisch geladen beelden die gaan over wederzijdse afhankelijkheid, overgave en vertrouwen. Over het individu als onderdeel van een collectief.
Wanneer de blinddoek bij de kleine jongenspop af gaat, wordt ook hij de lucht in geheven. Ook nieuwe generaties zullen zich weer moeten leren overgeven aan een collectief gedragen-worden, zoiets zegt dat beeld. Zo herinnert Reclaim je er in feite aan wat mens-zijn behelst: samen leven. Ons tot elkaar verhouden, met alle spanning, dreiging, ongemak van dien. Elkaar steunen. Op elkaar leunen. En als we vallen: hopen erop te mogen vertrouwen dat er iemand is die ons vangt.
‘Het volgende nummer gaat over…”, begint Aurora halverwege de avond voor de zoveelste keer. Ze heeft het zelf ook door. „Fuck it, ik hoef dat niet uit te leggen. Het gaat over iets belangrijks.” Het is typisch voor de avond, waar ze ondanks haar ontwapenende charme, telkens onhandig de vaart uit de show haalt door almaar pratend contact te zoeken en zaken te verklaren.
Haar concert had een aanloop als uit het boekje: in 2022 speelde Aurora twee keer in Paradiso, in 2024 kwam er een paar maanden na haar grote festivalshow op Down the Rabbit Hole een concert in AFAS Live, en dan dit jaar een avond in de Ziggo Dome. Elke nieuwe show is weer een stap richting een grotere. Er zit dan ook een bombastische grootsheid in de muziek van de Noorse zangeres. Ze brak door met liedjes met een spirituele inslag. Fantasierijk, alsof ze zo ergens een mythisch bos uitgelopen kwam. Inmiddels gaat het meer over aardsere zaken, zoals de omgang met pijn en verdriet in de maatschappij of zelfs de opkomst van AI. Noord-Europese folk loopt er altijd als rode draad doorheen, maar dan wel aangevuld met aanstekelijke melodieën, lompe dance en meezingmomenten.
Ook vanavond valt op hoe precies ze die mix tussen stijlen maakt. Het ene moment staat haar band als a capella koor in een cirkel om haar heen, als ze in ‘The River’ zingt over hoe emoties vooral niet opgekropt moeten worden, terwijl een van haar opvallend goede achtergrondzangeressen ver van een microfoon theatrale kreten uitslaat. Iets later brommen er weer diepe bassen rond een vrolijke mandoline-riff die zo uit een folklore rondedans getrokken lijkt. Lang blijft de stampende kickdrum enigszins mat en ingehouden, alsof het echte feest bij de buren plaatsvindt. Pas bij ‘Starvation’ gaat het techno-register helemaal open, en gaat de kick echt voluit. Ondertussen knoopt Aurora’s zang vol overslaande stemversieringen het allemaal logisch aan elkaar.
Vredesduiven, of feniksen?
Op al die momenten overrompelt de show. Of Aurora nou fel uithaalt, Enya-achtig galmt of als Kate Bush blootsvoets over het podium dartelt. Visueel stelt de show niet eens zo veel voor. Er hangen vier bordkartonnen vredesduiven boven het podium, al kunnen het gezien de lange staarten ook feniksen zijn. Er slingert wat vitrage aan beide kanten, en op een groot LED-scherm zijn af en toe slow-motion-beelden te zien van een zonsondergang of Aurora die met grote ogen de zaal in kijkt. Woedend, verbaasd, zielsgelukkig, alles met een stripfiguurachtige expressie. Ze zit op al die sterke momenten precies op de grens van hitgevoelig, grotesk, maar toch eigen en geloofwaardig.
Maar pfoe, wat zijn die verhalen tussen de nummers, lang en uitleggerig. Zonde, want tussendoor heeft ze ook een uitgesproken mening over de LHBTI+-gemeenschap of conflictgebieden als Congo, Palestina en Soedan. Die verdrinken alleen in de richtingloze monologen. Die verhalen zorgen er ook voor dat net te veel ballads doodslaan. Ze zouden een mooi contrast kunnen vormen met al die spierballen-popfolk, maar vanavond vervliegt het momentum net te vaak al in het praatje ervoor. Onwaarschijnlijk dat na deze Ziggo Dome haar volgende show in Nederland een grotere zal zijn, maar er is nog genoeg te winnen.