Het Mahlerfestival 2025 kon de hoge verwachtingen van de geannuleerde 2020-editie maar deels bijbenen

Het grote derde Mahlerfestival is weer voorbij. Het verloop van het festival volgens onze recensies: goed begin (Eerste en Tweede symfonie), een lange dip halverwege (Derde tot en met de Zevende), maar gelukkig een sterke redding op het einde (Achtste, Negende en Das Lied von der Erde).

Het eigenlijke derde Mahlerfestival, waar jaren naartoe geleefd werd, stond gepland voor 2020. De grote orkesten die Mahler zelf dirigeerde zouden spelen: de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker, de New York Philharmonic en natuurlijk ons eigen Concertgebouworkest. Kaarten zouden verschrikkelijk duur worden, maar dat viel wel te begrijpen, met zo’n ongelofelijke line-up.

Voorpret bouwde opnieuw op toen het Concertgebouw een reanimatie-editie in 2025 aankondigde. Tot ze de line-up bekendmaakten: geen New York, geen Wiener – wel Chicago, Boedapest en het bij weinigen bekende NHK-orkest uit Tokio. Het Boedapest Festival Orkest kan goed spelen, maar is geen A+ orkest. En NHK, geen idee. Langzaam slonk de buzz. Sommige frustraties groeiden.

Met name over de exclusiviteit van het festival door de ticketprijs. 75 euro kostten de slechtste kaarten, 235 de duurste. Het goedkoopste passe-partout was iets meer dan 1.000 euro, een eersterangs bijna het dubbele. Dat is veel geld, maar je kunt ook redeneren dat je voor tien concerten beste rang tussen de gecancelde editie en deze ‘slechts’ 30 euro per maand hoefde te sparen. Één concert op z’n duurst meemaken kostte dan een kleine vier euro per wachtmaand.

Pissig

Frustratie over de ticketprijs is begrijpelijker in vergelijking met de kaartprijs van 2020. Die was nu weliswaar iets lager dan toen, maar of dat iets in verhouding staat tot de ‘iets’ minder goede orkesten, is een gevoelskwestie. Bij de drie concerten die ik bijwoonde (Mahler 3, 5 en 6) dacht ik steeds: „Ik zou goed pissig zijn als ik hier een paar honderd euro voor betaald zou hebben.” Geen van de drie waren slechte uitvoeringen, maar van het prestigieuze Mahlerfestival verwacht je meer.

Toch zal Het Concertgebouw niet rijk zijn geworden: de inflatie tussen de jaren waarin de passe-partouts in de verkoop gingen (2018 en 2023) is bijna 20 procent. Een eersterangs passe-partout had van 2.100 euro in 2018 naar rond de 2.500 euro in 2023 moeten gaan, maar ging naar 1.950 euro.

Gratis toegankelijkheid?

Lukte het niet een van de hooguit tweeduizend stoelen per concert te bemachtigen, dan kon je terecht bij een gratis livestream. Niet, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, voor tweeduizend mensen tegenover het Concertgebouw op het Museumplein – wat de festivalsfeer ter plekke een stuk verhoogd zou hebben – want Ajax had beloofd kampioen te worden en moest daar worden gehuldigd. Het paviljoen ging naar het openluchttheater in het Vondelpark.

Verhoogde dat de toegankelijkheid? Deels. Klassieke muziek uit festivalspeakers klinkt nooit goed: de klank is flets, schel in de hoogte, dof in het midden en bijna non-existent in de laagte. Daar kan het Mahlerfestival niets aan doen. Wel behoorlijk suf was het ontbreken van ondertiteling bij gezongen muziek; wat heeft een nieuw, toevallig langslopend publiek aan Das Lied von der Erde als het niet weet waar het over gaat? Dat gecombineerd met anderhalf uur op harde bankjes zonder rugleuning, maakte dat je weglopers wel begreep.

Maar, het goede nieuws zat al in deze opsomming: er zat tussen de meerdaags terugkomende liefhebbers wel degelijk nieuw, toevallig langslopend publiek. De vrolijke sfeer was er niet te missen: er stonden rijen voor de bar, foodtrucks langs de kant en er was een tent met promotiemateriaal. Er klonk vrolijk gebabbel en gelach vooraf en in de pauze. Én er heerste, op gezang van roodborstjes en winterkoninkjes na, doodse stilte en aandacht tijdens de muziek.


De Biënnale van Venetië zoekt een rol voor de architectuur bij het oplossen van de klimaatcrisis

Het is hier om te stikken, in deze eerste zaal van de hoofdtentoonstelling op de Architectuurbiënnale van Venetië. Het is er aardedonker en er hangen tientallen airco’s die met veel herrie stromen kleffe lucht over ons uitbraken. Wegwezen hier, zegt je instinct. Pas op, is dan ook de boodschap: dit is wat ons te wachten staat in onze snel opwarmende wereld.

Maar na dit dystopische begin krijgt het optimisme toch al snel de overhand. Deze biënnale schotelt ons een vindingrijk mengsel voor van technologie en natuur waarmee de mensheid zich niet alleen tegen de elementen kan beschermen, maar vooral tegen zichzelf.

Daarvoor hebben we wel verschillende soorten intelligentie nodig, is het uitgangspunt van de curator van deze editie, de Italiaanse ingenieur-architect Carlo Ratti. Hij is als hoogleraar Urban Technologies aan de MIT in Boston verbonden en ook aan het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS). Zijn hoofdtentoonstelling heet dan ook Intelligens. Natural. Artificial. Collective., waarbij ‘gens’ in Intelligens staat voor het Latijnse woord voor mens. De expositie omvat 750 deelnemers en ruim 300 projecten. En dan zijn er nog de 66 landenpaviljoens met elk een eigen verhaal (behalve Israël en Rusland, die dit jaar dicht bleven).

Alles bij elkaar is het is een stortvloed aan ideeën, ontwerpen, beelden en teksten, even vermoeiend als inspirerend, maar uiteindelijk hoopgevend. Dat moet ook wel: als je als architect (en bezoeker) niet gelooft dat het allemaal ergens toe dient, begin je er al niet aan. De behoefte aan een andere manier van werken en samenwerken is urgent. Dat de bouw wereldwijd verantwoordelijk is voor 40 procent van de CO2 uitstoot is juist een aansporing nog harder te zoeken naar een constructieve rol voor de architectuur bij het oplossen van de klimaatcrisis. De tijd van de bezielde eenling, de ‘starchitect’, is voorbij. Dit moeten we samen doen.

Op de veranda

Naast alle technologische oplossingen zijn er veel projecten in Venetië die op een lo-tech manier beogen mensen samen te brengen. Het Amerikaanse paviljoen bijvoorbeeld heeft als thema de porch, zeg maar de veranda – een overgangsgebied tussen publiek en privaat dat contact en ontmoeting aanmoedigt. Binnen is een prototype te zien van het bekendste artefact van de porch, een hedendaagse variant op de schommelstoel.

Ierland laat ook een prototype zien, van een ruimte voor de Citizens’ Assembly, een soort burgerberaad waarin sinds 2016 een groep Ieren bij elkaar komt om voorstellen aan de overheid te doen. Het is een mooi rond houten gebouwtje met bijbehorende soundscape; van binnen is het enige meubelstuk een lange ronde houten bank voor ‘niet-hiërarchische communicatie tussen vreemden’.

Een opbeurend voorbeeld van het inzetten van het digitale domein om het fysieke te verbeteren, komt uit Albanië, waar schoolkinderen de game Minecraft gebruiken om hun eigen wijk te verbeteren. Dit staaltje participatief urbanisme is van de Block by Block Foundation, een nonprofit van Minecraft die hierin samenwerkt met de Verenigde Naties.

Als je op deze voorbeelden terugkijkt, valt op dat het middel – een fysiek gebouw, videogame, robot – er niet eens zozeer toe doet. De middelen dienen een doel en dat is de gezamenlijkheid. Het collectieve.

Praten met een robot

Het ‘Artificial’ gedeelte van de tentoonstelling voelt inderdaad het meest… kunstmatig. Praten met een mooie vrouwelijke robot over het klimaat, een robot die jou nadoet als je op een steeldrum slaat: leuk, maar het is niet meteen duidelijk hoe dat ons verder brengt. Dat zie je wel meteen aan de talloze nieuwe bouwmaterialen uit bestaande grondstoffen. 3D-printen met houtvezel, bijvoorbeeld. Of bacteriën toevoegen aan bouwpuin om nieuwe bakstenen te maken van graniet, beton, zand of zaagsel. In het Spaanse paviljoen, dat er als beste in slaagt het evenwicht te vinden tussen uitleg, beeld, techniek en toepassing, staan twee zuilen, een van materialen die je in de bouwmarkt zo uit de schappen kunt halen, en een van hergebruikte materialen. Aan jou de keus.

In deze overweldigende hoeveelheid ideeën, ontwerpen, beelden, video’s en teksten worden de kleine ideeën die juist voor iets groots staan, extra aantrekkelijk. Niet voor niets komt de Amerikaanse architect Jeanne Gang, die grote gebouwen ontwerpt, met vogel- en vleermuishuisjes en een app waarmee bezoekers de diersoorten die ze op het terrein van de biënnale zien, kunnen registreren. Of zoals de eveneens Amerikaanse architect Liz Diller de waterproblematiek aanpakt door water uit het Venetiaanse kanaal te zuiveren om er een espressootje van te maken.

Bezoekers van het Deense paviljoen waarvan een deel van de vloer eruit ligt en bergen puin tegen de muren gestort zijn.
Foto Hampus Berndtsom
De verbouwing van het Deense paviljoen tijdens de Architectuurbiënnale van Venetië.
Foto Hampus Berndtsom
De verbouwing van het Deense paviljoen tijdens de Architectuurbiënnale van Venetië.
Foto Hampus Berndtsom
Bezoekers van het Deense paviljoen waarvan een deel van de vloer eruit ligt en bergen puin tegen de muren gestort zijn.
Foto Hampus Berndtsom
Stukken vloeren bergen puin in het Deense paviljoen.
Foto Hampus Berndtsom

Zacht wit breiwerk

Deze biënnale laat een kentering in het denken zien die allang aan de gang is, over wat gebouwen en ontwerpen méér kunnen zijn dan een gebouw, een woonwijk, een snelweg. Het is opvallend hoeveel inzendingen als doel hebben geen sporen achter te laten. Curieus voor een discipline die helemaal gaat of ging over dingen máken. Zo hangt het paviljoen van Servië vol met een zacht wit breiwerk dat heel langzaam, steekje voor steekje, uit elkaar wordt gehaald. Aan het einde van de biënnale in november blijven er dezelfde 125 bollen wol over waarmee het breiwerk begon.

Het verst gaat curator Søren Pihlmann van het Deense paviljoen, die een voorschot op de renovatie neemt. Een deel van de vloer ligt eruit, de tegels staan tegen de muur, in de hoeken liggen bergen puin. Straks wordt alles weer teruggeplaatst in het gebouwtje. „We nemen niets mee naar huis”, schrijft hij, „Behalve de affiches.” Ook deze non-architectuur is vandaag de dag architectuur.

Curator Carlo Ratti wordt door optimisme gedreven, zegt hij, en door geloof in wat de architectuur in zijn vele gedaantes vermag. Hij heeft voor de biënnale met een reusachtig schepnet heel veel, te veel inspirerende ideeën verzameld. De kracht van al deze verzamelde creativiteit móét in de buitenwereld te voelen zijn, zou je denken. Zal het helpen? Nu maar hopen dat de architectuur de wereld kan overtuigen – en de mensheid van zichzelf kan redden.

Een bezoeker van de tentoonstelling ‘Internalities’ in het Spaanse paviljoen.
Foto Andrea Merola


Lof in Cannes voor Iraanse filmmaker Jafar Panahi – niet alleen uit sympathie, ook omdat hij verdomd goede films maakt

Acht minuten staande ovatie kreeg de Iraanse dissident Jafar Panahi dinsdag, het record dit jaar – zelfs in Cannes lijkt het besef door te dringen dat 22 minuten applaus (Pan’s Labyrinth, 2006) wat excessief is. Als iemand zo’n staande ovatie verdient dan is het Panahi, een martelaar voor de cinema.

Jafar Panahi werd in 2010 gearresteerd vanwege zijn engagement met de Groene Beweging, de toenmalige protestgolf tegen de Iraanse theocratie. Hij werd veroordeeld tot zes jaar celstraf en een twintigjarig filmverbod wegens ‘propaganda tegen het systeem’. Die celstraf liet het regime boven zijn hoofd bungelen tot hij in juli 2022 alsnog in de Evin-gevangenis werd opgesloten. Eind 2023 kwam Panahi weer vrij, na een hongerstaking.

De veel gelauwerde Panahi bleef na 2011 illegaal filmen: met zijn iPhone (This is not a Film, 2011) of in een auto (Taxi, 2015). Ook die films werden onder westerse filmprijzen bedolven, niet alleen uit sympathie, ook omdat ze gewoon verdomd goed zijn. Dinsdag vergeleek de geroerde Jafar Panahi in Cannes’ Theater Lumière zijn huidige verblijf in Cannes met zijn vrijlating in 2023, toen familie en vrienden hem voor de gevangenispoort opwachtten. „Ik keerde me om en zag die hele hoge muur waarachter al die andere vrienden nog steeds gevangen zaten. Ik vroeg me af: hoe kan ik gelukkig en werkelijk vrij zijn als zij daar nog steeds zijn opgesloten? Vandaag ben ik bij u en geniet uw sympathie, maar hoe kan ik echt blij zijn?”

Heel Iran is een gevangenis, wil Panahi maar zeggen: hij vliegt terug naar Teheran en kiest niet voor ballingschap, zoals mede-dissident en regisseur Mohammad Rasoulof, die naar Duitsland wist te vluchten – Panahi belandde in 2022 in de cel toen hij naar Rasoulofs arrestatie informeerde.

Welk welkomstcomité Panahi in Teheran staat te wachten, is een andere vraag. Enerzijds bakt het Iraanse regime na de bloedige onderdrukking van het recente straatprotest over hoofddoekjes nu zoete broodjes, in het besef dat de interne impopulariteit en een verkruimelde machtspositie in het Midden-Oosten een fatale combinatie kan zijn. Daarom mocht Panahi vermoedelijk ook naar Cannes. Maar tolereert het regime een illegaal geschoten film waarin vrouwen geen hijab dragen en de schurk een religieuze fanaticus in dienst van het regime is?

Lees ook

Iraanse filmmakers zijn meesters in verhulling

Goed en kwaad  leveren  worstelingen,  keuzes met  nare gevolgen en schuld op in ‘There Is No Evil’.

Zwaan-kleef-aan met folteraar

In Panahi’s It’s Just an Accident meent automonteur en voormalig politiek gevangene Vahid zijn folteraar Eqbal te herkennen aan zijn piepende kunstbeen. Hij slaat hem neer, knevelt hem, maar is hij het werkelijk? Indertijd was hij geblinddoekt. In plaats van de man levend in de woestijn te begraven verzamelt hij andere slachtoffers in een soort zwaan-kleef-aan in zijn witte busje om hem te identificeren. Er volgt een soms komische morele vertelling met een bittere ontknoping: humanisten trekken meestal aan het kortste eind.

Het is een bekend gegeven: slachtoffers die al dan niet terecht denken een oude folteraar – en verkrachter – te herkennen; zie onlangs de Franse thriller Ghost Trail. Panahi zegt in The Guardian, in zijn enige, formeel eveneens verboden interview in vijftien jaar, dat het idee voor zijn film al ontstond bij een eerste verblijf in de Evin-gevangenis, waar hij soms negen uur lang werd ondervraagd door een man die achter hem zat. Aan de hand van diens stem speculeerde hij over diens karakter. It’s just an Accident is opnieuw een Panahi-film die in de prijzen kan vallen, zoals het voortreffelijke No Bears dat in 2022 de Speciale Juryprijs won in Venetië. Daarin speelde Panahi min of meer zichzelf als dissidente regisseur die over de Turkse grens kan stappen als hij dat wil – het regime zou dat wellicht een hele opluchting vinden. Maar zo gemakkelijk komen ze niet van hem af.


Drie veelbelovende kunstenaars aan de Rijksakademie over werk, leven en de schoonheid van wederkerigheid

Nazif Lopulissa (Tiel,1991)Huiswaarts als methode

Nazif Lopulissa: „Ik probeer de geschiedenis te ‘helen’ – niet letterlijk, maar in de vorm van de brokstukken die er zijn.”
Foto Merlijn Doomernik

Eigenlijk kun je Nazif Lopulissa, in 2024 begonnen aan de Rijksakademie, het beste vergelijken met een schildpad. Want een schildpad, zegt hij, „zwemt terug naar de plek waar hij geboren is, zonder dat hij een idee heeft van de grenzen die thuis afbakenen”.

Om die reden liggen op de vloer van Lopulissa’s naar kruidnagel geurende atelier een kleine veertig glanzende rugschilden (geen echte) van schildpadden. Ze zijn neergelegd alsof ze op koers zijn: zuidwestwaarts gaat het, terug naar huis. „Ik maak van de instinctieve herinnering van deze dieren een methode. Mijn methode.”

Lopulissa is van Moluks/Turkse afkomst. „Mijn opa maakte deel uit van het KNIL en kwam na de Tweede Wereldoorlog met mijn vader naar Nederland. De belofte was dat ze later terug zouden keren naar een onafhankelijk land.” Daar kwam niets van terecht. Molukkers en Ambonezen werden in Nederland in voormalige concentratiekampen, zoals Vught, gehuisvest en konden niet meer terug.

„Mijn ouders en mijn opa zijn van een generatie vol wrok en schaamte”, zegt Lopulissa. „Er werd thuis niet gesproken over wat verloren is gegaan. Ik probeer de geschiedenis te ‘helen’ – niet letterlijk, maar in de vorm van de brokstukken die er zijn.”

Daarom hangen aan de muren van Lopulissa’s atelier grote doeken waarin de kunstenaar dit soort ‘brokstukken’ poëtisch verbeeldt. Een uitvergrote zwart-witfoto van de treinkaping door Zuid-Molukse vrijheidsstrijders bij De Punt in 1977, is kunstig ingesneden, waardoor weelderig groene tropische vegetatie zichtbaar wordt. Ook hangt er een soort geestverschijning van een kruidnagelboom: het schilderachtige beeld is met bleekmiddel bewerkt, waardoor de blaadjes aan de takken hun best moeten doen om op te rijzen uit het wit.

„Ik was nooit spiritueel”, zegt Lopulissa, „maar op Saparua, waar het vervallen huis van mijn opa staat, heeft die spiritualiteit vat op me gekregen. Ik leef daar niet volgens de westerse tijd, maar volgens de indeling van de gewassen om me heen: soms breekt de mango-tijd aan, dan de doerian-tijd.” Samen met zijn partner en vrienden daar knapt hij het huis van zijn opa op. „De periode van ‘no bullshit’ is voor mij aangebroken. Als derde generatie wil ik contact maken met de plek waar mijn voorvaderen vandaan komen. En als kunstenaar – dat is zo mooi aan mijn vak – ben ik vrij om alle brokstukken die er zijn, te laten zien en om te vormen tot iets wat ik betekenisvol vind. En ja, dat kan ook door mijn opa’s huis op Saparua op te knappen.”

Alexandra Hunts (Lviv, 1990)Energie geeft macht

Alexandra Hunts: „Met de oorlog in mijn land, ben ik me sterk bewust van het feit dat energie macht is.”
Foto Merlijn Doomernik

In Alexandra Hunts’ leven en werk is de oorlog in Oekraïne nooit ver weg. Haar broer vecht al drie jaar aan het Oekraïens-Russische front. Haar moeder was voor de oorlog al naar Nederland gekomen. Alexandra ging met haar mee.

Ze zit na een studie aan de KABK in Den Haag en een master in het Zweedse Malmö, nu in het tweede jaar van de Rijksakademie. Haar atelier, op de plaats waar vroeger paarden werden gestald, is omgebouwd tot een ruimte waar de energie uit het dak, uit de muren, uit de grond komt en weer in verzinkt. Dat bereikt Hunts (haar Oekraïense achternaam klinkt als ‘Goentz’) met de sobere, ijzersterke én verontrustende installatie One Horsepower is More than the Power of One Horse.

In die installatie – een soort reusachtige stalen kruisboog waar een van gele glasvezel gemaakte isolator en een bronzen paardenbeen een rol spelen – verwijst niets expliciet naar de oorlog in haar moederland. Heel traag bewegen de contragewichten van paardenbeen en isolator, totdat… (we verklappen niets).

„Ik groeide op in de jaren negentig”, zegt Hunts, „in de chaotische transitie van het communistische[Sovjet-] systeem naar het kapitalisme. We hadden voortdurend te maken met stroomstoringen. Even onverklaarbaar als plotseling gingen de lichten uit en weer aan. Nu, met de oorlog in mijn land”, zegt ze, „ben ik me nog sterker bewust van het feit dat energie macht is – niet alleen in politieke zin, maar ook in menselijke en dierlijke termen.”

De oorlog heeft veel voor haar veranderd. „Niet alleen de geluiden, want onder stilte kan geluid zitten en omgekeerd.” Daarnaast is haar perceptie veranderd van wat het betekent om systemen van energie te controleren. „Energie heeft met opoffering te maken – kijk naar mijn broer – met uithoudingsvermogen, met fysieke kracht en weerstand. Mijn vader was zestig toen de oorlog uitbrak. Vanwege zijn leeftijd hoeft hij niet meer in militaire dienst. Zijn fysieke weerstand wordt te klein geacht. Hij mag nu van en naar Oekraïne reizen. Daardoor kan hij vanavond naar mijn opening komen.”

Ashfika Rahman (Daka, 1988)Een monument tegen het vergeten

Ashfika Rahman: „Ik ben op zoek naar de schoonheid van wederkerigheid.”
Foto Merlijn Doomernik

Van haar moeder – een sociaal activiste in Bangladesh – leerde Ashfika Rahman hoe belangrijk het is om niet alleen te ‘halen’ maar ook te ‘brengen’. In haar kunstenaarspraktijk, een in principe individualistische tak van sport, probeert Rahman die lessen in de praktijk te brengen. Ze noemt zichzelf dan ook liever „een samenwerker”.

In haar atelier, dat is omgedoopt tot ‘Than Para – No Land Without Us’, heeft Rahman met verschillende materialen, waaronder duizend goudkleurige tempelklokjes, een monument opgericht tegen het vergeten. Het dorpje Than Para ligt in het grensgebied van Bangladesh, India en Myanmar. „De vaak analfabete dorpelingen worden bedreigd door grote industrieën”, zegt Rahman. „Er zijn plannen voor toeristische resorts, voor ontginning van de jungle voor grote plantages. Wat blijft er over van de stem van de dorpelingen, van hun bezigheden op dit land, zo vele generaties lang?”

Rahman geeft hun de mogelijkheid om te zeggen: ‘Hier was ik, hier ben ik. Kijk maar’. „Ik heb iedere dorpeling van Than Para gevraagd om de vinger in rode verf te drukken en te plaatsen op een tempelklokje.” De rood gemerkte klokjes hangen in de vorm van een zacht tinkelende globe aan het plafond. „Voorzichtig aanraken mag”, zegt ze. „Het is het geluid van welkom.”

Ook het prachtige, in gouddraad geborduurde tekstkleed in Chakma – een inheemse, bijna uitgestorven taal – benadrukt het verdriet om verlies van grond en cultuur. Een brief ernaast laat de vertaling van de sierlijke geborduurde letters begrijpen: „Lief huis – ben je nog steeds hier?” Zo begint het.

Naast haar eigen werk, zo benadrukt Rahman, doet ze iets terug voor de mensen in Bangladesh. „Ik wil niet alleen halen, maar ook iets teruggeven”, zegt ze. „Ik ben op zoek naar de schoonheid van wederkerigheid.”

Die schoonheid vertaalt ze in een „kleine school” die ze heeft opgericht op een boot in Bangladesh. „Daar geef ik kinderen les in tekenen en schilderen. En wie weet, worden zij later ook een artistieke samenwerker, net als ik, en geven ze hun voorouders een stem.”


Trump heeft de portretkunst de politieke arena ingetrokken, maar zijn portretten van politici niet altijd politiek?

Het politieke portret is sinds een paar maanden weer terug in de actualiteit.

Donald Trump gebruikt portretten actief om zijn boodschap mee te onderstrepen.

Maar is het portret van een politicus niet per definitie politiek?

Dit jaar kan het dan toch gaan gebeuren, zegt Angela Merkel, Duits bondskanselier in ruste, dit jaar gaat ze dan toch kiezen wie haar mag schilderen. Ze liet het zich tijdens een radio-interview ontvallen, toen haar naar het thema werd gevraagd dat al een paar weken in de Duitse media rondzingt. Want: wanneer komt nu eindelijk haar officiële portret in het Kanzleramt?

De directe aanleiding: in het werkgebouw van de bondskanselier bevindt zich een portrettengalerij van de zeven bondskanselieren na 1949, die zich traditioneel ná hun ambtstijd laten afbeelden. Maar vier jaar na haar afscheid hangt Merkel er nog steeds niet bij, dus mocht de voortijdig afgetreden Olaf Scholz ineens wél snel over zijn portret beslissen, dan zou er ineens een gat klieven tussen Merkels voorganger Gerhard Schröder en haar opvolger Scholz.

Het lijkt toeval dat zoiets beschouwelijks als de portretkunst ineens bovenin het rijtje prangende politieke thema’s terechtkomt, maar is dat zo? Het valt in ieder geval binnen een verhitte nieuwe context, waardoor het politieke portret ineens verrassend actueel is geworden. Uitgerekend de Amerikaanse president Donald Trump, die sinds zijn benoeming vooral als grote vijand van de kunstwereld geldt, trok het portret de afgelopen vier maanden met veel theatraliteit de politieke arena van het Westen binnen.

Heldeniconografie

Het begon direct al met de keuze van Trumps officiële presidentenfoto, die radicaal anders is dan die uit zijn eerste termijn, toen hij er nog vriendelijk op lachte. Dit nieuwe portret is direct gebaseerd op Trumps beruchte mugshot uit 2023, gemaakt in de Fulton-gevangenis nadat hij was aangeklaagd voor zijn ontkenning van de verkiezingsuitkomst van 2020. Hij kijkt grimmig vanonder zijn wenkbrauwen, hij houdt de mond strak, en „benadrukt zo een hardere, meer aanvallende houding”, zoals een politicoloog het portret voor de BBC analyseerde.

Trump liet zijn portret (rechts aan de muur) verwijderen.
Foto Helen H. Richardson/MediaNews Group/The Denver Post via Getty Images

Na deze breuk met de traditie van het ‘vriendelijke presidentenportet’, richtte Trump zijn pijlen op het eerbiedwaardige genre van het olieverfportret. Hij eiste dat zijn portret in het State Capitol van Colorado, dat daar al sinds 2019 in een galerij van VS-presidenten hangt en nauwelijks iemand was opgevallen, zou worden weggehaald. Trump noemde het een „belediging”, en suggereerde dat het portret uit de koker van de „radicaal-linkse gouverneur” kwam, die Obama wél vleiend had laten afbeelden. Het doek is nu verwijderd, totdat er een vervanging is die Trump bevalt.

Wat volgens Trump wél geschikt zou kunnen zijn, laat zich aflezen aan het schilderij dat hij in maart als geschenk van de Russische president Poetin zou hebben gekregen. Officieel gepresenteerd is het niet, maar CNN heeft de Russische schilder ervan opgespoord en het schilderij eind april in de openbaarheid gebracht: het toont Trump na de moordaanslag in juli 2024. We zien zijn bebloede gezicht van onderaf, hij houdt zijn vuist omhoog voor de Amerikaanse vlag. Het is niet moeilijk te zien: dit doek sluit eerder aan bij Sovjet-heldeniconografie dan bij de moderne westerse portrettraditie.

Ongekend voor het hedendaagse Westen lijkt het, hoe Trump hiermee portretten voor zijn politieke boodschap inzet. Theatrale heldengebaren of provocerende gangsterblikken zijn nu juist het laatste wat een westers politicus wil laten zien. Van Mark Rutte viel na zestien jaar premierschap geen schilderij te bekennen, zijn officiële foto moest vooral neutraal zijn; premier Dick Schoof heeft exact hetzelfde type foto als Rutte, voor dezelfde geruststellend blauwe achtergrond.

Maar toch is de vraag of het allemaal wel zo anders is. Want is het portret van een politicus niet per definitie politiek? De portretten van Rutte en Schoof zijn normaal, maar ook ostentatief normaal, omdat het op zichzelf ook de vereiste is in Nederland: de machthebber dient benaderbare ‘normaliteit’ uit te stralen – iets wat in radicaal-rechtse tijden niet is veranderd.

Voormalig bondskanselier Angela Merkel wordt vaak geroemd om haar bescheidenheid, maar is zich ook bewust van enscenering.
Foto Andreas Gora/ Pool/Getty Images

Subtiele statements

Geen betere plek om de subtiele statements van het machtsportret te bestuderen, dan het Kanzleramt in Berlijn. In de Bondsrepubliek hoeden ze zich angstvallig voor heldeniconografie, maar tegelijk wordt de nalatenschap hier uiterst nauwgezet georkestreerd. Helmut Kohl liet zich in 2002 als vriendelijke opa afbeelden, maar dat was toch ook zijn handelsmerk waarmee hij in 1990 Oost- en West-Duitsland wist te verenigen. Gerhard Schröder, inmiddels uiterst omstreden vanwege zijn vriendschap met Poetin, liet zich door schilder Jörg Immendorff als een soort marmeren Caesar vereeuwigen, passend bij zijn toenmalige macho-aanpak in de Duitse politiek, maar het had wel genoeg postmoderne ironie om het acceptabel te houden.

Dus: wat gaat Merkel doen? Ze had afstand nodig om hierover na te denken, zegt ze zelf, maar nu is ze zover – bijna. „Zo bescheiden”, „zo weloverwogen”, klinkt het nu opvallend unaniem over Merkels omgang met haar portret. Maar juist de ‘bescheiden’ Merkel is – zie haar recente autobiografie, zie ook de portrettenreeks die fotografe Herlinde Koelbl van haar maakte – uiterst bewust van beeldvorming.

Wordt het een Oost-Duitse schilder, wordt het een vrouw, en: wat gaat ze uitstralen? Een ding is duidelijk: het portret van Merkel, die tijdens haar derde kanselierschap in 2017 al als de Europese anti-Trump werd bejubeld, zou in de huidige verhitte context zomaar een rol kunnen krijgen als het politiek-artistieke tegendeel van de portretten van Trump.


Ah… het paradijs. O nee, shit, piepschuim

Konijnen zijn geen goede kunstenaars. Althans, niet de twee konijnen die rondliepen in het atelier van Lin May Saeed (1973-2023), de kunstenaar wier werk nu te zien is in buitenplaats Kasteel Wijlre. Saeed was een groot dierenliefhebber en liet dat zien in de schilderijen, tekeningen, metalen hekwerken en vooral piepschuim sculpturen die ze in haar atelier in Berlijn maakte. Dat deed ze solo. Maar toen ze zag dat haar konijnen een stuk piepschuim hadden uitgehold, besloot ze dat in brons te gieten. Het is ergens een grapje, mag je aannemen, maar ook een statement over gelijkheid van mens en dier. Het resultaat ligt in de beeldentuin van buitenplaats Kasteel Wijlre, een soort bronzen schaal. En nee, artistiek geïnspireerd ziet het er niet uit.

Gelukkig is de tentoonstelling binnen een stuk aangenamer om te zien – heel aangenaam zelfs. Want de reliëfs van Saeed zijn betoverend mooi. Uit die piepschuim platen sneed ze wonderschone panorama’s met dier- en mensfiguren, in harmonie samenlevend onder regenbogen die ze met pastelkleurige verftoetsen bestreek. Soms spande ze wollen snaren die neerdalen als een hemelse harp zodat mens en dier samen musiceren, net zoals hoe zij met haar konijnen kunst maakte.

Dit klinkt zo zoetsappig dat het glazuur je van de tanden springt, toch is het dat niet. En dat komt door haar materiaalkeuze. Piepschuim is niet zoetsappig, het spul voelt akelig aan – zelf vond Saeed het ook geen pretje – en de niet-afbreekbaarheid ervan is een milieuprobleem. Piepschuim hoort dus niet in het paradijs. Terwijl Saeed ons wel telkens de paradijselijke natuur voorspiegelt. Alsof ze wil zeggen: hier kun je wel naar verlangen, maar dit bestaat niet meer. Wat wel nog bestaat, is piepschuim, met van die nare bolletjes. Eigen schuld.

Ecologische aanpak

Dit is de eerste tentoonstelling in Nederland met werk van de Duits-Iraakse kunstenaar, die op haar 50ste aan een hersentumor overleed. De tentoonstelling bevat negentien kunstwerken, gemaakt vanaf 2005. Haar ecologische aanpak past bij de groene kasteeltuin in het Zuid-Limburgse landschap, althans, deels. De tuin heeft een geometrisch aangelegd gedeelte met gesnoeide buxussen en ook de betonnen tentoonstellingsruimte is letterlijk rechtlijnig. Het heeft een kippenhok, maar daardoor zijn die kippen dus niet buiten in co-creatie met de mens abstracte sculpturen aan het produceren. De ene natuurliefde is kortom de andere niet.

Geboren in Würzburg ging Saeed in de jaren negentig naar de kunstacademie in Düsseldorf. Daar koos ze beeldhouwkunst omdat ze de mannelijke dominantie ervan wilde doorbreken. Maar zware materialen waren lastig: haar atelier was op de derde verdieping in een pand zonder lift. En dus studeerde ze in 2001 af met een wolvinnensculptuur, van lichtgewicht piepschuim. Dat materiaal bleek in overvloed te vinden bij bouwplaatsen die er na eenmalig gebruik toch niets meer mee konden, ze kon het zo meekrijgen.

Lin May Saeed: Liberation XVI, 2014.

Foto Eric Tschernow

De natuur was dus van meet af aan Saeeds thema, geïnspireerd door een essay van John Berger uit 1980. Daarin schreef hij dat we naar dieren moeten kijken omdat dit onze empathie vergroot. Als we meer afbeeldingen van dieren zien, zullen we ze meer waarderen, zei hij. En dus zette Saeed dieren op gelijke voet met de mens. In een groot papieren collagewerk uit 2014, zes meter breed, stormen bevrijde runderen naar voren. Twee mensen met bivakmutsen en betonscharen, hun bevrijders, zijn er gereduceerd tot bijfiguren in de coulissen aan weerszijden. Ook maakte ze van staal hekwerken met voorstellingen die natuurlijk een belofte zijn: zet ze open en tadaa, iedereen vrij.

Nuances

Bij de talloze tentoonstellingen die ze kreeg, werd er nog weleens het etiket dierenactivisme op geplakt, een lastige term. Zo is ze wel vergeleken met de Britse illustrator en activist Sue Coe, die haar grimmige grafische beeltenissen van dieren voorzag van slogans over veganisme. Kunst als wapen, zei Coe. Maar Saeeds werk is geen campagnemateriaal of protestbord (met piepschuim de straat op, slecht idee). Hoe effectief haar werk is, daar kun je nogal vraagtekens bij zetten. Niemand van de bezoekers in Wijlre op de zondag van de opening zag eruit alsof ze vervolgens met bivakmutsen dieren van de slacht gingen redden.

Lin May Saeed: St. Jerome and the Lion, 2016.

Foto Serge Hasenböhler

Saeed bood nuances die op protestborden niet tot hun recht komen. Het is niet rechttoe rechtaan. Ze mixte mythen en clichés, het gilgamesj-epos en de oude Grieken, heden en verleden – als in: let op beste mensen, oude wijsheid, dit speelt al langer.

Zo toont het kleine reliëf Verge Hawr al-Hammar II uit 2013 een clichématig landschap van een huisje en kameel en palmboom et voilà: we denken het Midden-Oosten te herkennen. De titel verwijst naar een moerasgebied in Irak dat met de mythologische Hof van Eden wordt geassocieerd. Maar dat moeras is in de jaren negentig door Saddam Hoessein drooggelegd. Later bleek, met de opwarming van de aarde, dat het natuurgebied niet meer te herstellen was.

Wonderschone oerzee

Zo doemt de Hof van Eden in Wijlre in meerdere gedaantes op. Bij Cambrian Relief uit 2016 kijk je een wonderschone oerzee in, waar inmiddels uitgestorven zeeanemoonachtigen samenleven, fragiel als het breekbare verpakkingsmateriaal waar ze het uit sneed. Het is onze verbeelding waardoor we verzuchten: ah… de wonderen der natuur. O nee, shit, piepschuim.

Dan waren de konijnen nuchterder. Die maakten gewoon abstracte kunst. Waarin ze misschien geen begaafde kunstenaars waren maar wel ter zake doende ontwerpers. Hun sculptuur in Wijlre heeft namelijk een functie: er blijft water in staan waar de vele vogels in de kasteeltuin, hopelijk in harmonie, samen uit kunnen drinken.

Zaaloverzicht van de tentoonstelling ‘The Herd at the Watering Hole’.

Foto Peter Cox


Gronings festival ‘MENA is here’ wil meer zijn dan falafel en buikdansers – maar lukt dat?

Gretige bezoekers staan in de rij voor een stukje baklava, een broodje falafel of Arabische ‘zandkoffie’ in de foyer van de Oosterpoort in Groningen. Ondertussen geven vijf muzikanten in het midden van de zaal een optreden, gehuld in traditionele klederdracht. Om hen heen vormt zich een kring van mensen die de ‘dabke’ proberen te dansen; een modern Levantijns-Arabische volksdans die wordt uitgevoerd door hand in hand op het ritme in een cirkel te stampen.

Met het tiendaagse ‘MENA is here’ probeert de organisatie van het stadsprogramma de MENA-regio (Middle East and North Africa) naar Groningen te halen. Filmvertoningen, lezingen, muziekoptredens en andere culturele vormen geven het publiek een voorproefje van wat onder één noemer wordt geschaard als de MENA-regio.

Naast het programma in Groningen vinden in Nederland steeds meer van zulke festivals plaats, gericht op de MENA-regio. De festivals bevinden zich in het spanningsveld van culturele representatie. Hoe doe je recht aan een diverse regio met uiteenlopende geschiedenissen, tradities, religies en talen, zonder te vervallen in generalisering of stereotypering?

De afkorting MENA duidt de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In de praktijk roept de term vragen op over generalisering, vertelt Karène Sanchez-Summerer (50), hoogleraar Midden-Oostenstudies aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Er schuilt een risico in het gemak waarmee de term wordt gebruikt. Het suggereert homogeniteit, terwijl de regio erg divers is. Organisatoren lichten op festivals nauwelijks toe wat ze bedoelen met termen als ‘MENA’ of ‘Arabisch’.”

Stel je voor dat er een festival is over Europese culturen en het enige dat je tegenkomt is een croissant

Mayada Madbouly
universitair docent Midden-Oostenstudies in Groningen

Exotisering

Ook curator Anas Younes (33), die twee evenementen op het Groningse festival organiseerde, is kritisch. „Voor mij begint het bij de naam van het festival. Waarom zou je één festival maken over zo’n uiteenlopende regio? Dat kan al snel leiden tot exotisering of simplificatie”, zegt hij. Volgens hem ontbreekt het vaak aan context. „Bezoekers moeten weten dat wie er komt voor buikdanseressen, bij ‘MENA is here’ aan het verkeerde adres is.”

Dit jaar vindt de tweede editie van ‘MENA is here’ plaats. De organisatoren proberen zorgvuldig om te gaan met beeldvorming en de uitstraling van het programma, vertelt hoofd marketing Renate Meijering (44): „Vanaf de eerste editie is representatie en meerstemmigheid leidend geweest. We werken met een divers team van vormgevers, curatoren en ambassadeurs, onder wie mensen met een achtergrond in de MENA-regio. Zo kunnen we het programma vanuit meerdere perspectieven vormgeven en blinde vlekken zoveel mogelijk voorkomen.”

Het marketingteam richtte zich voor de huisstijl op het vinden van gemeenschappelijke elementen. „Verbinding is belangrijk voor ons. We hebben gezocht naar gemene delers die in meerdere landen terugkomen, die apolitiek en non-religieus zijn. We kozen voor patronen die geïnspireerd zijn op mozaïek en architectuur, met kleuren die verwijzen naar landschappen en de lucht. We gebruiken bijvoorbeeld geen Arabisch schrift, want dat representeert niet de hele regio”, vertelt Meijering.

Toch schuurt het ook bij Younes. „Ik heb met plezier aan het programma gewerkt en ik werd erg vrijgelaten, maar ik heb ook bedenkingen”, vertelt Younes. Hij noemt ‘MENA is coming’, het aanloopprogramma in de maanden voorafgaand aan ‘MENA is here’. „De nadruk lag op het trekken van een groot publiek. Er waren buikdanseressen en er werd falafel uitgedeeld. Het voelde alsof het beeld dat ik probeer te nuanceren weer werd platgeslagen. Ik kom zelf uit Syrië, sommige collega’s uit de regio leken makkelijker met die beeldvorming mee te bewegen, om meer publiek te bereiken.”

Cultuur als consumptieproduct

Volgens Mayada Madbouly (33), universitair docent Midden-Oostenstudies in Groningen, is het belangrijk om het spanningsveld te benoemen. „Stel je voor dat er een festival is over Europese culturen en het enige dat je tegenkomt is een croissant. Bij ‘westerse’ festivals die zich richten op de MENA-regio gebeurt dat met elementen zoals buikdansen of baklava eten. Het is belangrijk om je af te vragen welk beeld er wordt uitgedragen.”

Madbouly wijst op een bredere trend van culturele commercialisering. „Bij oriëntalisme gaat het om beelden waarin het ‘Oosten’ wordt voorgesteld als iets exotisch door het ‘Westen’, als ‘de ander’. Dat soort stereotiepe representatie zie je nog steeds terug in musea, schilderijen en artistieke vertoningen. Bij festivals gaat het ook om de bredere dynamiek van cultuur als consumptieproduct; uiteindelijk moeten de tickets worden verkocht aan het grote publiek. Dat geldt natuurlijk niet voor elk festival, maar we zien dit wel vaak terug in westerse landen.”

Publiek bij het openingsconcert van ‘MENA is here’ in Groningen.

Foto Siese Veenstra

Een platform voor diversiteit

‘MENA is here’ is niet het enige festival in Nederland dat zich richt op de MENA-regio. Het SOUK-festival in Amsterdam, Nawafiz in Utrecht en het Rotterdam Arab Film Festival zijn enkele voorbeelden van festivals die elk op een eigen manier omgaan met culturele representatie.

Sanchez-Summerer benadrukt dat festivals over de MENA-regio van grote waarde kunnen zijn, mits ze zorgvuldig zijn samengesteld. „Ze zijn hard nodig omdat er ook negatieve beelden heersen over de MENA-regio. In Noord-Nederland is het beeld van het Midden-Oosten vaak beperkt tot vluchtelingen en azc’s. Een festival zoals ‘MENA is here’ kan een platform zijn om de rijkdom en diversiteit van deze regio te weerspiegelen. Als je een kritisch en divers cultureel festival wilt organiseren, moet je dat doen met mensen uit de regio en mensen die gespecialiseerd zijn in de regio. Dat is van fundamenteel belang als je een divers publiek wilt bereiken.”

Madbouly voegt hieraan toe: „Er is geen magisch antwoord op de vraag hoe het goed kan. Er moet worden nagedacht over de grotere visie met experts die met de regio te maken hebben. Tijdens de eerste editie van ‘MENA is here’ lag de nadruk meer op interactieve activiteiten met deskundigen, zoals een workshop over eten. Daar ging het niet alleen over de bereidingswijze van gerechten, maar ook over de geschiedenis en de symbolische betekenis ervan. We hopen dat de volgende edities in Nederland meer kritische, samenwerkende en interactieve activiteiten zullen brengen.”


Karmit Fadael geeft Puccini bij Opera Zuid een extra dimensie, en dat is geen overbodige luxe

Opera Zuid kan weer eventjes vooruit. Na het luiden van de zoveelste noodklok om subsidie sprongen onlangs de twee zuidelijke provincies bij, plus een aantal fondsen. De producties voor dit jaar zijn daarmee gered, al blijft de toekomst nog onzeker.

En dat terwijl ook deze nieuwe productie, Le Villi & Silenzio, maar weer eens laat zien dat Opera Zuid vaak slimme samenwerkingen programmeert. Componist Karmit Fadael (1996) schreef speciaal een opera ter inleiding van Puccini’s eenakter Le Villi, die absoluut méér is dan een prelude of proloogje. Ze voegt als het ware een extra dimensie toe aan Puccini’s stuk, en dat is geen overbodige luxe.

Want om maar met de deur in huis te vallen: Le Villi is niet Puccini’s beste opera. Het was zijn eerste werk voor het theater, dat hij componeerde als midden-twintiger. Muzikaal heeft hij zijn eigen stem al wel echt te pakken, de taal is onmiskenbaar Puccini, bijvoorbeeld in het heerlijk lyrische duet tussen Anna en Roberto.

Onhandig stuk

Maar dramaturgisch gezien is het een onhandig stuk. Er moet een boel worden uitgelegd in weinig tijd (het is Puccini’s kortste, als je de drie losse aktes van Il trittico telt als één geheel). Het verhaal is gebaseerd op de legende van de Wili’s: geesten van vrouwen die aan een gebroken hart zijn gestorven en bij hun ontrouwe minnaar komen spoken. Die moet zichzelf uiteindelijk dooddansen.

Ter verheldering staan er tijdens de orkest-intermezzo’s gesproken teksten in het libretto, die je bijpraten over de nogal essentiële tussenliggende gebeurtenissen. Het is niet zeker of Puccini die hardop door een verteller wilde laten voordragen of dat het publiek ze zelf maar ergens moest lezen, maar de meeste opnames en uitvoeringen van Le Villi kiezen voor het eerste.

Bij Opera Zuid is er geen verteller, alleen een samenvatting van de plot in het programmaboekje. In het kort: Anna is verloofd met Roberto, die nog even naar de grote stad moet om een erfenis op te halen. Daar raakt hij verliefd op een andere vrouw. Anna sterft van verdriet en wreekt zich als Wili op Roberto. Zo, zie dat maar eens in een uurtje te proppen. Zonder verteller of duidelijke scènewisseling blijft het in de regie van Dreya Weber een beetje vaag wie nou precies wat doet, en waar.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Scènebeeld van ‘Le Villi’ van Opera Zuid.

Foto Joost Milde

” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Scènebeeld van ‘Le Villi’ van Opera Zuid.

Foto Joost Milde

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19144400/data132521307-81fa95.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-5.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-3.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-4.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-5.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-6.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/I6-eBAKp9FwyWGWNl7Y89rRwbRw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19144400/data132521307-81fa95.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Scènebeeld van ‘Le Villi’ van Opera Zuid.

Foto Joost Milde

” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Scènebeeld van ‘Le Villi’ van Opera Zuid.

Foto Joost Milde

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19144402/data132521300-f6da82.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-9.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-7.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-8.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-9.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/karmit-fadael-geeft-puccini-bij-opera-zuid-een-extra-dimensie-en-dat-is-geen-overbodige-luxe-10.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/3T4Y7r6_1xdUMaNu6gXChNhjJ8g=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19144402/data132521300-f6da82.jpg 1920w”>

Scènebeelden uit ‘Le Villi’ van Opera Zuid.

Foto Joost Milde

Woud van lakens

Het decor is een woud aan doorzichtige lakens en verticale pijpen stof, waarin een groep dansers zich als Wili’s rond beweegt. Dat pakt goed uit, want als levend bos kunnen de Wili’s zich zo mengen in de toedracht op het toneel. In de regel geldt wel: hoe meer mensen in Webers regie op de bühne zijn, hoe overtuigender. De soloscènes missen vertelkracht, maar de dodendans op het eind, waarbij er Wili’s driftig door de lucht tollen, maakt indruk.

Tenor Denzil Delaere (Roberto) wordt voorafgaand aan de première verontschuldigd. Hij is ziek en heeft keelpijn, toch besluit hij vanmiddag te zingen. Grootmoedig en sympathiek natuurlijk, maar geen verstandig idee. Hij haalt zijn hoge noten niet en in de laagte is hij moeilijk te horen. Doordat hij zingt op standje veilig valt zijn geluid bijna weg in zijn trio’s en duo’s met bariton Ivan Thirion (Guglielmo) en sopraan Sílvia Sequiera (Anna), die met haar mooi voluptueuze stem gewoon lekker krachtig zingt.

‘Silenzio’

In Karmit Fadaels solo-opera Silenzio, die voor de pauze klinkt, heeft Sequiera de hoofdrol. Het decor is van hetzelfde laken een pak, Silenzio is gesitueerd in het verlengde van Le Villi. Waar Puccini zich vooral op Roberto’s gevoelsleven stort, brengt Fadael de innerlijke wereld van Anna tot uitdrukking.

Eenzaam dwaalt ze door het bos, door haar eigen gedachten, terwijl ze afwisselend zingt en spreekt in het Engels en Italiaans. Het resultaat is een beklemmend soort stream of consciousness die een beetje doet denken aan Arnold Schönbergs Erwartung – vrouw alleen, in het woud, wanhopig om haar geliefde.

Fadaels muziek geeft Anna’s innerlijk krachtig gestalte, soms met kleine middelen als een klokkenspel en een fluit boven dunnetjes aangezette strijkers, en dan weer met tetterend koper erbij als in een bliksemstorm. Met zo’n reliëfrijke karakterschets van Anna staan je oren en ogen toch weer even op scherp voor Puccini na de pauze.


Cannes sterk maar morbide: lachen doe je thuis maar

Geen naakt of volumineuze baljurken op de rode loper, slechts vijf superjachten in de baai en Variety die klaagt dat het marketingexces is verdwenen op het 78ste filmfestival van Cannes. De filmwereld doet het dit jaar even zuinig aan, dus mist het filmfestival dit jaar Sylvester Stallone die op een tank over de Boulevard de la Croisette davert (The Expendables 3), of straaljagers die de tricolor in de lucht schrijven (Maverick). Zelfs jumboschermen met non-stop trailers ontbreken.

Die soberheid draagt bij aan de serieuze, gefocuste sfeer van deze jaargang. Het filmfestival Cannes draait weer om Cinema met een grote C; er is geen plek meer voor tv-series van streamers. Het filmaanbod van de 78ste editie kan dat aan, met meesterlijke, zeer goede en interessante films en uiteraard een enkele teleurstelling. De algehele toon is fatalistisch, wanhopig of zelfs morbide.

Zo mist er een boos of hoopvol J’ accuse…!: politieke films halen eerder bitter of sarcastisch de schouders op. Van de Oekraïense somberman Sergej Loznitsa verwacht je niet anders dan een (zeer) traag naderend noodlot zoals in Two Prosecutors, waar een jonge communistische jurist zijn recht wil halen tijdens Stalins Grote Zuiveringen. Ook van paniqueur Ari Aster, bekend van arthousehorror als Midsommar en Hereditary, verwacht je geen pret, maar hij vertilt zich wat aan de neerbuigende politieke satire Eddington waarin kleinsteeds Amerika in het jaar van de pandemie en Black Lives Matter in een gekkenhuis verandert. Pedro Pascal speelt een linksige status-quo burgemeester in Texas die een streng mondkapjesbeleid invoert – voor anderen dan – terwijl hij er een nieuw datacentrum doorheen jast. Terwijl de jeugd absurd woke wordt, vervalt sheriff Joe Cross (Joaquin Phoenix) in MAGA-waanzin over reptielen en de pedofiele elite. Asters film desintegreert zelf van botte satire tot een bittere western-noir en paranoïde Rambo-extravaganza waar geen touw meer aan valt vast te knopen. Aster vertelde de pers na afloop dat Eddington zijn angsten reflecteert over een Amerika dat het niet meer eens is over wat echt is en wat niet. Dat hangt denkelijk samen met dat nieuwe datacentrum – ofwel internet.

Beter is de politieke thriller Dossier 137 van de Franse veteraan Dominik Moll, waarin Léa Drucker als inspecteur Stéphanie van Interne Zaken een geweldsexces onderzoekt dat een jonge provinciaal blijvende hersenschade bezorgt tijdens een protest van gele hesjes eind 2018. Het is een minutieus, uitgebeend relaas over een functionaris van goede wil die ontdekt hoe het systeem tegen de burgers samenspant en haarscherp de procedurele loopgraven in kaart brengt waarin de overheid zich verschanst. En hoe dat wantrouwen en populisme voedt.

Spookfilms

De echte meesterwerken van het 78ste Cannes ademen niet zozeer politieke, maar existentiële wanhoop. The Sound of Falling van nieuwkomer Mascha Schilinski is een adembenemende, melancholieke en labyrintische spookfilm waar de levens van vier generaties vrouwen op een Duitse boerderij Altmark in elkaar vastdraaien. In een extreem subjectieve filmstijl met ouwelijke kleuren en ondiep focus gluren ze door kieren en sleutelgaten naar vrouwelijk lijden, trauma en doodsverlangen; een terugkerend motief is het 19de-eeuwse gebruik om een groepsfoto met het lijk van een overleden kind te maken, soms met de oogleden met naaigaren open gestikt.

Even spookachtig, maar iets minder geslaagd in het fatalistische postpartum-drama Die, My Love van Lynne Ramsay. Jennifer Lawrence is Oscarwaardig als jonge moeder Grace die haar greep op de realiteit verliest – met haar geliefde Jackson (Robert Pattinson) ging de muziek toch al steevast op maximaal volume als communicatie dreigde. Het kleurenpalet is griezelg mooi, maar het bij vlagen verbluffende Die, My Love biedt uitleg nog uitweg zodat de cyclus van psychose en tijdelijk herstel wat gaat benauwen.

Een sensatie in Cannes is Sirât, wat verwijst naar de brug tussen hel en hemel: dun als een haar, scherp als een mes. Vader Ruiz brengt een groot offer om die brug te bewandelen in dit meesterwerk van de Spaanse mysticus Oliver Laxe die je in je beenmerg voelt. Als je vullingen al niet lostrillen van de techno zijn het wel de nare verrassingen die de rave-pelgrims wachten in wat uitpakt als een dodendans. Het begint met de Spaanse vader Ruiz die met zijn zoontje op een alternatieve rave in de Marokkaanse woestijn naar zijn verdwenen dochter zoekt. Elders volstrekt zich een catastrofe, de Derde Wereldoorlog? „Ach, die is toch allang begonnen”, legde Laxe ons na afloop uit. Wat rest is het redden van zielen: een gehavende Ruigoord-clan – de één mist een been, de andere een arm – besluit bij het slechte nieuws nog dieper de woestijn in te trekken, met vader en zoon op sleeptouw. Waar op ’s werelds meest zenuwslopende wegen trauma’s wachten die zelfs drugs en techno niet verdoven.

Jean-Luc Godard

Een zeldzame lichte noot levert de Amerikaan Richard Linklater (Boyhood, Hit Man) met Nouvelle Vague, over filmjournalist Jean-Luc Godard die in 1959 iedereen tot wanhoop dreef op de set van zijn grensverleggende filmdebuut À bout de souffle. Hij toonde hoe opwindend het is om met alle regels te breken. Linklater reconstrueert dat in zeer nauwkeurig historisch detail, zonder te pontificeren of in karikaturen te vervallen zoals Le redoutable (2017) wel deed, waarin hij Godard vermoedelijk terecht als een hanige kwast neerzet. Nouvelle Vague toont met liefde, respect én humor hoe Godards eigengereide rebellie de wereld veranderde. Het zal wel te geestig en lucide zijn voor de grote filmprijzen: lachen doe je thuis maar.


Headboppend op Bartók zwaait chefdirigent Lorenzo Viotti het NedPhO gedag

Vaarwel Viotti. De chefdirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest is na slechts vier seizoenen aan zijn afscheidstournee bezig, om vanaf seizoen 2026-2027 chef bij het Tokyo Symphony Orchestra te worden. Naast de gebruikelijke speelplaatsen in de Randstad zakt het orkest voor deze gelegenheid ook driemaal af naar het zuiden van het land. Wie ook op het affiche staat, is Alexandre Kantorow, de 27-jarige dirigentenzoon die al een hele sterrenhemel bij elkaar speelde. Vrijdagavond in Muziekgebouw Eindhoven is het een geestig contrast: Viotti in strak gesneden kostuum, Kantorow in luchtig vallende blouse. Wat gaat deze combi maken van Brahms’ Eerste pianoconcert?

Viotti maakt nét een valse start: de striemende openingsnoten van de strijkers klinken alsof je rechteroordopje net wat later met de muziek synchroniseert dan het linker. Maar intens is het zeker: je voelt de houten vloer en stoelen mee vibreren. Tijdens de laatste klokslagen van trompet en pauken voegt Kantorow zich er bescheiden tussen. Bij hem geen theatrale acrobatiek en na iedere solopassage vouwt hij zijn armen rustig over elkaar. Zijn virtuositeit ademt een kalme autoriteit, die soms een tikkeltje bedachtzaam wordt. Zijn trillers zijn ragfijn, daar kan zo een strik om.

Maar hoezo klinkt de vleugel zo wollig? Die octaventrillers uit deel één prikken vanavond niet als mitrailleurvuur door het orkestgeluid heen. En ook van de vinnige pianonoten uit deel drie blijft op rij vijftien verbazend weinig over. Toegegeven: dit pianoconcert heeft een groot orkestraal aandeel (het is een omgebouwde symfonie) en is als een worsteling tussen solist en orkest. Maar nu wordt het wel erg gortig. Kan Viotti niet wat gas terugnemen? Het lieflijke middendeel krijgt met deze pianoklank wel een behaaglijke intimiteit, en ontroerend is het moment waarop duo’s van klarinetten en hobo’s de muziek van Kantorow overnemen.

Muzikaal parcours

Na de pauze volgt Bartóks Concert voor orkest, dat solo’s rondstrooit over alle instrumenten. Voor wie ooit de vriend die nog nooit naar een klassiek concert is geweest, wil meenemen: kies dit concert. Wat blijft het toch een heerlijk stuk: Bartók zette een muzikaal parcours uit vol haarspeldbochten en stiekeme zijweggetjes. Af en toe laat hij het sjezende orkest van het parcours afschieten en een duik nemen in een zee van mysterie, lyriek of ondeugendheid.

Viotti heeft het zichtbaar naar zijn zin in deze tintelende uitvoering, zijn hoofd headboppend op het guitige deuntje van twee fagotten. De fuga halverwege de finale kan strakker, maar over de hele linie zijn Bartóks halsbrekende toeren een glansrijke uitsmijter voor Viotti’s chefschap.