De cultuurweek van biograaf Ariëtte Dekker: ‘Het schilderij is bijzonder, mede omdat het een tamelijk vulgair naakt is’

Cultuurdagboek | Ariëtte Dekker Auteur Ariëtte Dekker presenteerde deze week haar biografie van Sam van Deventer, directeur van Museum Kröller-Müller tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Als ik klaar ben met signeren, is de catering al bezig met opruimen.”


Foto Eric Brinkhorst

Donderdag 18 april

Vertrouweling van Kröller-Müller

Vandaag is de laatste dag vóór de grote dag. Morgen wordt in het Kröller-Müller Museum in Otterlo mijn biografie van Sam van Deventer, getiteld De Vertrouweling, ten doop gehouden. Ruim vier jaar heb ik aan het boek gewerkt. Van Deventer was de jarenlange assistent van het echtpaar Kröller-Müller en de directeur van hun museum en landgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn leven kende een tragisch verloop: hij was hondstrouw aan het echtpaar, maar na de oorlog, toen zij al overleden waren, werd hij wegens collaboratie ontslagen als museumdirecteur en langdurig vervolgd. De schilderijen van Vincent van Gogh, die hij, naast Helene Kröller-Müller, privé had verzameld en bestemd waren voor haar collectie, moest hij gaandeweg verkopen om in zijn levensonderhoud te voorzien.

Morgen worden ruim tweehonderd gasten verwacht. Zelf rest mij vandaag alleen nog het oefenen van de lezing die ik morgen ga geven. Ik besluit er op de valreep toch nog een extra plaatje in te stoppen van het schilderij Liggend naakt van Van Gogh, maar voor de rest kan ik het verhaal dromen. Het schilderij is bijzonder, omdat het het enige schilderij is dat hij uiteindelijk aan het museum heeft nagelaten, maar ook omdat het zo’n expliciet, tamelijk vulgair naakt is, terwijl Van Deventer, zolang Helene leefde, geacht werd een celibatair bestaan te leiden.

Foto’s Eric Brinkhorst

Vrijdag 19 april

Door het signeren de borrel gemist

Om 12 uur vertrekken we vanuit Amsterdam met de auto richting Otterlo. De spanning stijgt onmiddellijk, want het verkeer staat muurvast. Drie kwartier later dan gepland rijden we landgoed De Hoge Veluwe op, dat zoals altijd een oase is. Razendsnel doen we de soundcheck en testen de presentatie, de eerste gasten druppelen dan al binnen. Het is hartverwarmend om te zien hoe allerlei nazaten van hoofdpersonen uit het boek elkaar na vele jaren weerzien en contactgegevens uitwisselen.

De introductie en lezing verlopen vloeiend. Museumdirecteur Benno Tempel reikt de eerste exemplaren van het boek uit aan burgemeester René Verhulst van Ede en mij. Ik moet daarna onmiddellijk door naar de signeertafel. Naast mij zit vriendin en eregast Eva Rovers, de gelauwerde biograaf van Helene Kröller-Müller.

Als ik klaar ben met signeren, is de catering al bezig met opruimen. Tegen 19.00 uur vertrek ik richting Bussum, waar mijn beste vrienden mij opwachten met lekker eten. Terug in Amsterdam kan ik nog net mijn hond bij de oppas ophalen.

Zaterdag 20 april

Roeien

Vandaag vroeg op, want op zaterdagochtend roei ik. Dat doe ik al meer dan dertig jaar en heb deze keer expres niet afgezegd, want het leek mij heerlijk om the day after lekker uit te waaien op het water. Dat uitwaaien lukt uitstekend, want het is koud en windkracht 4. Tijdens het roeien gaat de hele vorige dag door mijn hoofd en nu pas daalt het besef in wat er allemaal gebeurd en gezegd is. Dan blijkt ook pas hoe adrenaline blijkbaar alle spanning heeft weten te onderdrukken: tijdens het roeien schiet er een hevige kramp in mijn rug. Een verjaardagsborrel ’s middags in het Kennemerland kan slechts op pijnstillers doorstaan worden.

Zondag 21 april

Eerste recensie

Vandaag is de eerste dag dat ik echt tot rust kan komen en ik besluit uitgebreid tijd voor de krant te nemen. De vermoeidheid komt onmiddellijk op en lezen lukt nauwelijks: ik val constant in slaap. Het lukt me ’s avonds ook maar moeilijk om wakker te blijven voor radioprogramma Met het oog op morgen, waarin mijn boek besproken zal worden. Gelukkig word ik net op tijd wakker als Mieke van der Weij de vaste boekenrecensent Hans Renders aankondigt. Tot mijn grote vreugde noemt hij het „een uitstekend boek”.

Maandag 22 april

Boeken rondbrengen

In een milieubewuste bui heb ik besloten de presentexemplaren zelf naar de subsidiegevers te brengen, ook omdat sommigen zich hemelsbreed op nog geen kilometer afstand van mijn uitgever bevinden. Bij het zonnige weer toer ik vandaag op mijn fiets door de stad met de boeken in het fietskrat.

Foto’s Eric Brinkhorst

Dinsdag 23 april

Info aanleveren

Deze dag wordt bijna geheel opgeslokt door het aanleveren van informatie aan een journalist van The Art Newspaper, die een blog over Van Gogh heeft. Hij wil van alle vijf de schilderijen en de drie tekeningen die Van Deventer bezat, de aan- en verkoopdata weten, de vorige eigenaren, de kopers, en de namen van de kunsthandelaren. Op zichzelf heb ik de gevraagde informatie paraat, maar alles omzetten in het Engels, blijkt toch altijd meer werk dan je denkt.

Woensdag 24 april

Interview

’s Ochtends heb ik een belafspraak met Het Financieele Dagblad, dat in de weekendkrant van 11 mei aandacht aan mijn boek wil besteden. We praten een uur. De journalist vraagt waarom er, na biografieën van Anton en Helene Kröller, nog een derde boek moest komen. Mijn antwoord: de oorlog, maar ook de intrigerende relatie tussen Van Deventer en de beide echtelieden, en de verstorende rol die hij speelde in hun gezin, door de voorkeurspositie die Helene hem toebedeelde. Daarna ga ik snel even tuinieren, want de planten op mijn stoep en dakterrasje zijn dringend aan vervanging toe.

Donderdag 25 april

Nieuw project

Vandaag lijkt de eerste dag sinds weken dat ik weer even ongestoord kan werken aan mijn nieuwe project. Dat is het bevreemdende aan een boekintroductie: tussen inleveren van het manuscript en de uiteindelijke lancering zit soms wel een halfjaar, en ik werk al sinds november 2023 parttime mee aan het onderzoek naar het koloniale verleden van het huis van Oranje-Nassau. Ik doe onderzoek naar de geldstromen tijdens de koninkrijksperiode, dus vanaf 1815.

Lang duurt de rust echter niet: het concept-blog voor The Art Newspaper vraagt nog de nodige aandacht. De kop boven het stuk zal uiteindelijk behoorlijk tendentieus blijken, maar wel pakkend: ‘The Nazicollaborator who sheltered nearly 300 Van Gogh works during the war’.

Als het Songfestival 200 jaar geleden al had bestaan, hoe zou het dan geklonken hebben?

Nu klinkt er even geen ‘Alle Menschen werden Brüder’ uit ‘Ode an die Freude’, het Europese volkslied uit de Negende symfonie van Beethoven, maar ‘Welkom in Europa, blijf hier tot ik doodga’. Voorlopig is het Joost Klein die de geest van de Europese broederschap belichaamt. Zijn gabbernummer ‘Europapa’ wordt her en der gekscherend al de officieuze Europese hymne genoemd.

Maar voor Beethoven is het deze maand óók feest. Zijn grensverleggende Negende symfonie, waaruit de Europese Raad in 1972 het Europese volkslied knipte, bestaat tweehonderd jaar. De première in het Weense Kärntnertortheater op 7 mei 1824 zorgde voor een muzikale aardverschuiving: 1824 ging de boeken in als een kantelpunt in de muziekgeschiedenis.

Maar wat viel er precies te kantelen? Wat spookten andere componisten in Europa uit in deze tijd, waartegen Beethovens Negende zo opvallend afstak? Laten we een gedachte-experiment doen: stel dat er in 1824 een Songfestival georganiseerd zou zijn, wat zou daar dan geklonken kunnen hebben? Welke componisten zouden de Europese landen afvaardigen? Wagen ze hun kansen met kamermuziek, lied, opera of symfonie?

Openingstune

We zitten in het Teatro San Carlo in Napels. Vorig jaar won Italië met het Derde Gran Concerto voor gitaar en orkest van de gitaarvirtuoos Mauro Giuliani, vandaar dat het Songfestival in 1824 in de laars van Europa plaatsvindt. Voordat de kandidaten van zich laten horen, klinkt eerst natuurlijk die welbekende openingstune. Die acht maten catchy trompetgeschal kent iedereen, maar niet iedereen weet dat het Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) was, die hiervoor de noten leverde met de prelude uit zijn Te Deum.

Er is één probleem: in dat jaar ligt Charpentiers partituur te verstoffen in de bibliotheek van Parijs en het duurt nog tot 1953 voor de Franse musicoloog Carl de Nys per toeval op de muziek stuit die nu al bijna zeventig jaar door miljoenen huiskamers schalt. Daarmee is Charpentier dus van tafel. Misschien een stuk dat Sint Cecilia eert, de patroonheilige van de muziek? De ouverture uit Händels Ode to Saint Cecilia bijvoorbeeld. In 1824 is men vooral geïnteresseerd in hedendaagse muziek; barokmuziek is nog niet zo hip als tegenwoordig. Zoeken we iets vergelijkbaars als Charpentier (triomfantelijk sfeertje, marstempo, veel slagwerk), dan is de heroïsche ouverture uit Euryanthe van Carl Maria von Weber (1786-1826) een goede optie – overigens ook de enige muziek uit die opera die de tand des tijds heeft doorstaan.

De Nederlandse Beethoven

Het is tijd voor de eerste inzending. Nederland mag beginnen: het orkest van het Amsterdamse genootschap Felix Meritis, begin 19de eeuw het beste orkest van Nederland, is afgereisd met de Zesde symfonie van Johann Wilhelm Wilms (1772-1847). Deze ‘Nederlandse Beethoven’, zoals hij onder tijdgenoten bekend staat, groeit op in Duitsland, maar verkast op zijn 19de naar Amsterdam. Daar maakt hij naam als de klaviervirtuoos die de Nederlandse premières van de pianoconcerten van Beethoven speelt, tot genoegen van Beethoven zelf.

Begin 19de eeuw is Wilms bekend genoeg om in het buitenland geprogammeerd te worden, onder meer in het Leipziger Gewandhaus, niet de minste zaal. Volgens het Zeitschrift für die elegante Welt doen Wilms’ symfonieën (‘van groot karakter’) niet onder voor die van Haydn, Mozart en Beethoven en de Allgemeine Musikalische Zeitung noemt hem een van de „geestrijksten, levendigste en meest ontwikkelde kunstenaars”. Maar al bij leven raakt Wilms in de obscuriteit en na zijn dood klinkt zijn naam alleen nog na door zijn zetting van het eerste Nederlandse volkslied, ‘Wien Neêrlands bloed’.

Amsterdam luisterde naar Johann Wilhelm Wilms, ‘de Nederlandse Beethoven’.

Wilms is niet zo vernieuwend als Beethoven. Zijn symfonieën doen meer aan Haydn en Mozart denken, al horen we in zijn Zesde symfonie wel wat vleugjes Romantische turbulentie. Word je van je sokken geblazen? Dat niet, maar dit is wel waar het Amsterdamse publiek begin 19de eeuw naar luisterde.

Houtblazerscapriolen

De Scandinavische componisten blinken al een tijdje uit in muziek voor houtblazers. De Denen kiezen voor dit Songfestival voor de fluitcapriolen van hun grootste naam: Friedrich Kuhlau (1786-1832). We horen zijn Grand solo voor fluit en piano, Op. 57, nr. 2. Uit Stockholm komt de Zweeds-Finse Bernhard Henrik Crusell. Veertig jaar lang is hij eerste klarinettist in het hoforkest en als solist neemt hij daar de nieuwste soloconcerten van Mozart, Beethoven en zichzelf voor zijn rekening. Een functie als hofkapelmeester moet hij aan zich voorbij laten gaan: men vond hem er ‘veel te beminnelijk’ voor. Onder klarinettisten is Crusell allang geen geheimtip meer. Van zijn drie klarinetkwartetten is de derde de beste en de populairste: melodieus, charmant en met een vleugje van de militaire sound uit zijn jonge jaren bij het regimentsmuziekkorps.

Meer kamermuziek met houtblazers levert de Franse kandidaat: Anton Reicha (1770-1836). Hij is eigenlijk een Boheem en voordat hij in 1818 voorgoed in Parijs belandt, heeft hij al een hobbelig leven achter de rug. In zijn tijd in het hoforkest van Bonn was hij als knaap van 19 bevriend geraakt met de jonge Beethoven – ze zijn van hetzelfde jaar. Maar dat is intussen alweer vier decennia geleden. In Parijs componeert Reicha van alles, maar vooral zijn blaaskwintetten worden Europese succesnummers. Dit Songfestival komt hij met een nieuw stuk: Grand quatuor concertant, met een fijne contrasterende combinatie fluit en fagot (plus cello en piano).

Wonderkinderen

Tegenwoordig moet je minimaal 16 zijn om mee te mogen doen aan het Songfestival, maar in de 19de eeuw heeft men er geen probleem mee om musici al heel jong aan het werk te zetten. In Pruisen en Polen wonen een paar pianotalentjes die later nog vele zieltjes zouden gaan winnen. In Berlijn bestormt een dynamisch toetsenduo de zondagse salons: de veertienjarige Felix en zijn vier jaar oudere zus Fanny, uit de familie Mendelssohn. Componist Crusell hoort ze in de zomer van 1822: „Men denkt dat hij [Felix] misschien wel een nieuwe Mozart wordt”, rapporteert hij in zijn dagboek. In 1824 levert Felix zijn Concert voor twee piano’s en orkest in E af, zijn vierde probeersel in het genre soloconcert. Zelf is hij er niet zo tevreden mee, maar het mag er echt wel zijn: onbezorgde melodieën en aan het eind sprankelende riedels, helemaal on trend voor de Duitse virtuose pianistenschool van die tijd. Trouwens, alleen al met de buzz rondom twee schattige kinderen kun je ver komen in het wedstrijdgewoel. Toen ook al.

De Mendelssohntjes nemen het op tegen een ander toetsenwonder: de eveneens veertienjarige Frédéric Chopin uit Polen. Inmiddels heeft hij zeven jaar concertervaring en er staan al wat composities op zijn naam. Met de glinsterende watervalletjes in zijn zwierige Polonaise in gis is hij namens Polen de ideale persoon om het festivalpubliek in te pakken.

Vocale acrobatiek

Italië, destijds nog een samenraapsel van losse staatjes, laat zich vertegenwoordigen door opera. De keuze is reuze, maar er is maar één Italiaan die anno 1824 heel operaminnend Europa in z’n macht heeft: Rossini. Dik dertig opera’s heeft de 32-jarige componist dan al geschreven en hij heeft net Semiramide af. Met de aria ‘Bel raggio lusinghier’ maakt Italië indruk. De sopraan op het podium is Rossini’s vrouw Isabella Colbran, aan het begin van de 19de eeuw Europa’s beroemdste sopraan. Al jaren stopt Rossini de rollen die hij voor haar schrijft tjokvol snelle loopjes en sprongen om haar virtuositeit tentoon te spreiden. Ze zijn zelfs zo veeleisend dat haar stem geen lange carrière beschoren is. Maar anno 1824 weet ze het publiek te imponeren.

En hoor, ook de Engelsen komen met vocale muziek, maar zij gooien het over een andere boeg. Uit Engeland geen ingewikkelde loopjes, maar een doodeenvoudig mooi liedje over heimwee naar je thuisland: ‘Home, Sweet Home’ van Henry Bishop. Zijn bijnaam ‘de Engelse Mozart’ heeft-ie niet lang hoog weten te houden, maar fijne deuntjes schrijven kon hij wel. Deze ballad uit de opera Clari, or the Maid of Milan wordt aan de andere kant van de Atlantische Oceaan een tranentrekker onder Amerikaanse soldaten tijdens de Burgeroorlog. Zo populair wordt het lied dat de legerleiders het verbieden: het zou desertie in de hand werken. Maar dat weten we in 1824 natuurlijk nog niet.

Weens zwaargewicht

In Oostenrijk heeft de selectiecommissie ruime keuze. Ja, de Duitser Beethoven – 53 jaar en intussen stokdoof – is een muzikaal zwaargewicht in Wenen, maar hij is zeker niet de enige wedstrijdwaardige componist. Wat dacht je van Jan Nepomuk Hummel, de grootste pianovirtuoos en duurste pianoleraar van Europa? Of Franz Schubert, met zijn weergaloze liedkunst? En dan is er nog František Vincenc Kramář. ‘Wie?’ zul je denken, maar anno 1824 werd deze uit Moravië afkomstige componist beschouwd als een serieuze Beethoven-rivaal.

Toch is met Beethovens track record de keuze snel gemaakt: de Oostenrijkse kanshebber is die gloednieuwe Negende symfonie. En een klapper wordt het. Beethoven breidt het orkest uit tot ongekende proporties: geen twee maar vier hoornisten moeten komen opdraven, en voor wat extra kleur stopt hij er ook twee trombones, een contrafagot, piccolo, triangel en cymbaal bij. Vocale solisten, strijkers en houtblazers worden tot het uiterste van hun kunnen gedreven. En er gebeuren allerlei onverwachte dingen. Een luchtig ‘scherzo’ als tweede deel? Merkwaardig. Maar wat heeft het een schwung! En een koor in een symfonie? Ongehoord! Friedrich Schillers Ode an die Freude, het lofdicht op de universele vriendschap van de mensheid, wandelt op een verbazingwekkend simpel melodietje over de notenbalk heen en weer, maar wordt meesterlijk uitgebouwd tot een symfonie in zichzelf. Met dit muzikale monument zet Beethoven de poort wagenwijd open naar een nieuwe dimensie: die van Wagner, Bruckner en Mahler.

De winnaar van dit klassieke songfestival tekent zich aan alle kanten af. Beethoven, douze points!


Met wie bedenkt Joost Klein zijn kunsten? TikTokkers weten dat allang

Van vrienden op het internet naar een Eurovisie-podiumact: Joost Klein neemt twee van zijn beste vrienden mee op het podium van het Eurovisie Songfestival. Wie TikTok of Instagram gebruikt, zal hem vast herkend hebben: acteur en comedian Appie Mussa (Abdulahi Mussa Ali) geeft Joost Klein twaalf punten in de videoclip van ‘Europapa’. In een volgend shot scheuren Klein en internetfenomeen Stuntkabouter (Martijn van Eijzeren) door het platteland op een scootmobiel. De mannen geven elkaar een high five en juichen. Het deelnemen aan het Eurovisie Songfestival is een droom die uitkomt voor Klein en zijn vrienden staan hem ook nu bij.

Voor Joost Klein rond 2016 aan zijn muzikale carrière begon, volgden jongeren zijn leven al online. Nadat hij zijn beide ouders verloor, begon de 10-jarige Klein met een YouTube-kanaal genaamd EenhoornJoost, gewoon om wat te doen te hebben als hij zich weer slecht voelde en moest huilen. Hij bedacht sketches met personages als de ninja meneer Kaas, danste met vrienden en dronk koffie voor de camera. In 2015 had zijn kanaal al bijna 88.000 abonnees waarna hij besloot verder te gaan als rappende kunstenaar.

Al die vrienden – die allemaal langskomen in zijn content – kent hij van het internet, gewoon van Instagram en Twitter. In de loop van zijn muzikale carrière, van optredens tot in de studio, omringde Klein zich met deze talentvolle makers met uiteenlopende carrières binnen de Nederlandse muziek-, kunst- en filmwereld. In de muziekvideo van ‘Europapa’ lijken ze allemaal bij elkaar te zijn gekomen om deze mijlpaal voor de artiest te vieren. Als personages, maar ook als ontwerper, creatieve director, producer en regisseur. „Ik vind het gewoon heel vet dat ik mijn kunst mag laten zien die mijn vrienden en ik samen maken”, zei hij tijdens de release van ‘Europapa’ in De Avondshow met Arjen Lubach.

Foto ANP


Stuntkabouter – Beste vriend

Tijdens zijn debuutshow op het festival Lowlands in 2018 verrast Joost Klein zijn publiek met een optreden van zijn beste vriend. Het publiek gaat los als Stuntkabouter (Martijn van Eijzeren) het podium oploopt. Klein, Van Eijzeren en hun vrienden figureren regelmatig in elkaars vlogs en berichten op sociale media en dus voelt het voor de kijker alsof ze een kijkje nemen in hun vriendenkring.

Op platforms als YouTube, Instagram en TikTok is Van Eijzeren bekend om zijn grappige, meestal absurdistische filmpjes met zijn retro Tomos-brommer. Stuntje – zoals hij ook wel wordt genoemd – is een superster in een niche binnen het Nederlandse internetecosysteem waarin kunst, muziek en komedie elkaar ontmoeten. Hij is een maker die overal wel de lol van inziet; tijdens een natuurkundeles werd een proef gedaan met een kabouterpoppetje dat zijn docent Stuntkabouter noemde. „Ik ging toen zo hard stuk om die naam dat ik besloot mijn socialemedianaam daarin te veranderen”, vertelt Van Eijzeren via een appje aan NRC. Hij heeft in films, reclamecampagnes en vele Joost Klein-filmpjes gespeeld en regisseerde videoclips van artiesten.

Foto ANP


Appie Mussa – Acteertalent

Acteertalent Appie Mussa (Vakkenvullers, Herres) gaat regelmatig viral met zijn sketches op Instagram (178.000 volgers) en TikTok (1.1 miljoen volgers), waarin hij de wereld om zich heen parodieert met zijn kenmerkende overdreven bewegingen en uitdrukkingen.
In 2021 bracht hij met Joost Klein het liedje ‘Sexy Song’ uit en hij verscheen in meerdere van zijn videoclips, zoals die van ‘Go, Acid!’ en ‘Ik Wil Je’. En hij maakte laatst nog een filmpje waarin hij, samen met Joost Klein en Arjen Lubach, de tekenfilm Family Guy parodieert. Zijn stijl is vooral onbeschaamd; zo nam hij op Rotterdam Centraal een sketch op waarin hij wordt gedumpt. Hij gooit zichzelf op de grond en smeekt aan de voeten van een jonge vrouw het niet uit te maken – terwijl omstanders proberen het tafereel te begrijpen.


Tantu Beats – Beatmaker

Teun de Kruif, alias Tantu Beats, is de vaste producer en vriend van Joost Klein. Zijn stijl is speels en catchy en samen maken ze muziek met culturele referenties zoals de gabberpop. Zonder De Kruif zou er ook geen ‘Europapa’ zijn. In de Berlijnse studio van De Kruif werkten ze vorig jaar aan het perfecte Eurovisieliedje. In de videoclip is hij te zien achter een sample drummachine en sequencer uit 1997, een van de vele verwijzingen naar de jaren negentig. De muziekproducent en beatmaker heeft samengewerkt met grote namen uit de Nederlandse hiphop en rapscene, zoals Snelle, Lil’ Kleine en Frenna. ‘Verleden Tijd’ van Frenna & Lil’ Kleine die De Kuif produceerde, werd een van de meest gestreamde nummers van het jaar na de release in 2018.

Foto ANP


Gover Meit – Stefano Keizers

Als creative director is cabaretier Gover Meit alias Donny Ronny (en lange tijd bekend onder de naam Stefano Keizers) verantwoordelijk voor de podiumact op het Eurovisie Songfestival van zijn goede vriend Joost Klein. Meit heeft eerder al meegewerkt aan de creatieve invulling van de concerten van Klein op Lowlands en Pinkpop. In een verklaring zegt hij erg blij te zijn dat hij kan helpen ‘Europa’ kennis te laten maken met Klein.

Foto ANP


Véras Fawaz – Cinematische wereld

De van afkomst Libanese Véras Fawaz is als regisseur het brein achter de muziekvideo van ‘Europapa’. De filmmaker, scenarioschrijver en regisseur maakte vele muziekvideos van onder meer Joost Klein, Merol, Faberyayo, Maan en Goldband. Als muzikant heeft hij twee singles op zijn naam staan, zijn debuutalbum Het Niets kwam uit in 2023. Dat verhaalde over het verbreken van het contact met zijn familie.

In de beelden bij ‘Europapa’ is de breed beïnvloedde cinematische wereld van Klein te zien, die Fawaz ondertussen goed begrijpt. Al in 2017 regisseerde hij de video voor de Klein-hits ‘Scandinavian Boy’ en ‘Kogels’.

Foto Annabel Oosteweeghel


Daan Koens – Neushoorn

Daan Koens had ooit op Twitter een profielfoto van een neushoorn en dat vond Joost Klein grappig. Zo raakten ze aan de praat en sindsdien zijn ze vrienden. Bij de gabberhouse-scène met dj Paul Elstak staat Daan Koens – de ontwerper van het kobaltblauwe Eurovisiepak van Joost Klein – tussen hakkende gabbers. Het begon met het maken van een tekening op de iPad, vertelt Joost Klein in de Avondshow met Arjen Lubach. De kunstenaar Koens, een trouwe vriend waarmee hij zelfs een tijdje heeft samengewoond, heeft de schets geperfectioneerd. Tijdens Kleins Lowlands-optreden vorig jaar stond Koens, verkleed als mimespeler, te schilderen op het podium.

Foto ANP


Donnie – Welk land rijmt op…

In de zomer van 2018 brengen Joost Klein en de Nederlandse rapper Donnie (Donald Scloszkie) het hiphopalbum M van Marketing uit. Donnie is ook aanwezig bij de eerste Lowlandsshow van Klein. Ter ondersteuning van het album vindt in 2018 de voorstelling Viraal plaats in Koninklijk Theater Carré in Amsterdam. Jaren later zitten de twee vrienden samen aan het Laatste Avondmaal in de muziekclip van ‘Europapa’.

Klein belde Donnie voor zijn Eurovisie-nummer en vroeg of hij een paar landen en rijmwoorden wilde noemen. Donnie zou onmiddellijk met een regel zijn gekomen die nu te horen is in ‘Europapa’: „Ik neem de benen naar Wenen”. 


Jan van Eycks ‘De Maagd van kanselier Rolin’ uit 1430 is schoongemaakt: kunsthistorisch een evenement van de eerste orde

Blaas een hogeresolutiefoto van een schilderij op tot absurde proporties en de overtuigingen van zelfs de meest geharde liefhebber worden aan het wankelen gebracht. In de expositie in het Louvre naar aanleiding van de restauratie van de Maagd van kanselier Rolin die Jan van Eyck omstreeks 1430 schilderde, gebeurt precies dat. Van Eyck staat erom bekend dat hij ieder grijzend baardstoppeltje op de kin van een middelbare man, elk haartje van een bontmantel of draadje van een fluwelen damesjurk, en ieder minuscuul bloemetje in de tuin met een verbijsterende nauwgezetheid schilderde. Maar wie dacht dat deze grootmeester van het natuurgetrouwe detail uit het vijftiende-eeuwse Brugge zijn toverachtige talent tot in het oneindige kon voortzetten, heeft het mis.

Een filmpje in de tentoonstelling toont, tientallen of misschien honderden malen vergrote details uit het schilderij. Het laat zien dat beeldelementen zoals de piepkleine figuurtjes met hun paarden en ezels op de brug in de verte, of de architectonische vormen van gebouwen in de achtergrond, met snelle penseelstreekjes in slechts enkele kleuren en lichtaccenten zijn neergezet, zo te zien een beetje op de gok. Maar het miraculeuze is dat ze in het schilderij zelf, op ware grootte, toch de indruk wekken net zo gedetailleerd te zijn geschilderd als de figuren op de voorgrond. Uiteindelijk bevestigt dat de virtuositeit van de schilder.

Omwille van die uitzonderlijke artistieke begaafdheid was Jan van Eyck (ca. 1390-1441) in 1425 door de Bourgondische hertog Filips de Goede, die heerste over een gebied dat zich uitstrekte over delen van Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden, in dienst genomen als hofschilder en valet de chambre (kamerdienaar). Om dezelfde redenen, maar dan vanwege een talent op juridisch en bestuurlijk gebied, was ook Nicolas Rolin (ca. 1376-1462) terechtgekomen aan dat hertogelijke hof. Hij was in 1422 door Filips benoemd tot kanselier en had decennialang een cruciale positie als rechterhand van de hertog. Rolin en Van Eyck hebben elkaar zeker persoonlijk gekend en de welgestelde kanselier gaf de schilder omstreeks 1430 opdracht voor het schilderij dat na zijn dood lang werd bewaard in zijn grafkerk in zijn geboortestad Autun in de huidige Franse regio Bourgogne. Nicolas Rolin staat er zelf op, terwijl hij de Maagd Maria en het Christuskind aanbidt die kennelijk in zijn eigen huis zijn verschenen.

Naakte Jezus

Het eikenhouten paneel van 71 x 65 centimeter bevindt zich sinds 1800 in het Louvre en is nu voor het eerst grondig schoongemaakt en gerestaureerd. Het resultaat is een kunsthistorisch evenement van de eerste orde. Zoals dat onvermijdelijk is bij een schilderij met de respectabele leeftijd van zo’n zeshonderd jaar, was de verflaag hier en daar beschadigd geraakt, het vernis vergeeld en het oppervlak vervuild. Na de werkzaamheden oogt het schilderij fris, met levendige kleuren en kraakheldere details. De suggestie van volume in afzonderlijke beeldelementen zoals de grote figuren op de voorgrond of de glimmende stenen zuilen op het middenplan is terug, en de doffe vlakheid die door de verdonkering van het vernis was geslopen in het interieur van de kamer en het landschap daarachter, heeft weer plaatsgemaakt voor een overtuigende dieptewerking.

‘De Maagd van kanselier Rolin’ voor en na de restauratie

Musée du Louvre

Daardoor wordt ook duidelijker hoe uitzonderlijk de stijl en thematiek van het werk eigenlijk zijn, ook in vergelijking met schilderijen en miniaturen die in de vijftiende eeuw elders in Frankrijk werden gemaakt (en waarover nu, ook in Parijs, de mooie tentoonstelling Les arts en France sous Charles VII te zien is in het Musée de Cluny).

Nicolas Rolin, gekleed in een kostbare, bontgevoerde mantel van auberginekleurige, Italiaanse stof met grote bloemmotieven, knielt links op een bidstoel. Met gevouwen handen richt hij zich tot de massieve, in het rood geklede gestalte van Maria die rechts zetelt met op haar schoot haar zoontje Jezus. Die laatste is opvallend genoeg geheel naakt, maar ondanks dit kwetsbare aspect maakt hij met autoriteit een zegenend gebaar richting de kanselier, en houdt hij in zijn linkerhand een kleine bol van rotskristal met een kruis van goud en edelstenen erbovenop. Daardoor neemt de ogenschijnlijk krachteloze zuigeling tegelijkertijd de zware rol op zich van Salvator mundi – verlosser van de wereld. Een engel rechts geeft ook aan Maria een bovenwereldlijk cachet door een rijk bewerkte gouden kroon boven haar hoofd te balanceren. Door drie ronde bogen rustend op zuilen is een ommuurde tuin te zien – de hortus conclusus of ‘gesloten hof’, die Maria’s maagdelijkheid symboliseert. Ook de bloemen verwijzen naar Maria, zoals de lelie (haar zuiverheid), of de roos (de rozenkrans en haar onbevlekte staat). Daarachter ligt een stad aan een rivier en strekt zich een liefelijk landschap uit dat op de achtergrond overgaat in hoge, blauwwitte bergen.

Bloempotkapsel

De tentoonstelling rond het gerestaureerde schilderij in de betrekkelijk kleine Salle de la Chapelle in het Louvre (bij drukte wordt de bezoekersstroom gefaseerd) licht aan de hand van zo’n zestig schilderijen en manuscriptilluminaties, sculpturen en edelsmeedwerk, verschillende onderdelen van de Rolin Madonna toe. Het portret van de kanselier met zijn markante kop met brede mond en opgeschoren bloempotkapsel, bijvoorbeeld, komt terug in een miniatuur door Van Eycks beroemde tijdgenoot Rogier van der Weyden. Diezelfde schilder portretteerde de kanselier omstreeks 1445 op een paneel dat normaal gesproken deel uitmaakt van het befaamde Laatste Oordeel-altaarstuk voor het hospitaal in de stad Beaune dat door Rolin was gesticht. Verschillende handschriftillustraties en schilderijen tonen op de achtergrond vergelijkbare, gedetailleerd weergegeven stadsgezichten en landschappen. De Stigmatisatie van de heilige Franciscus door Van Eyck zelf of een Maria met kind en een kartuizer monnik van diens navolger Petrus Christus, nodigen de devote beschouwer op dezelfde manier uit om een spirituele wandeling te maken door het schilderij.

Jan van Eyck, ‘Madonna van Lucca’, ca. 1436.
Städel Museum

Een verklaring voor de ongewone voorstelling komt voort uit de oorspronkelijke functie van de Madonna van Rolin. Anders dan in veel andere voorstellingen van Maria met kind uit de Middeleeuwen of Renaissance, neemt in dit schilderij een sterveling namelijk een opvallend prominente plaats in. Het verschil is duidelijk te zien als je dat vergelijkt met een Mariavoorstelling van Jan van Eyck, de zogenaamde ‘Madonna van Lucca’, die tegenwoordig wordt bewaard in het Städel Museum in Frankfurt en bij uitzondering is uitgeleend.

De tronende Maria, die deze keer haar kind de borst geeft, is frontaal naar de kijker toegekeerd. Die bevindt zich dus in een positie die vergelijkbaar is met die van de geschilderde Nicolas Rolin. Maar in diens schilderij is Maria een kwartslag gedraaid en verschijnt zij, precies zoals de opdrachtgever, in profielaanzicht. Rolin bevindt zich daardoor op een bevoorrechte plaats in dezelfde ruimte als Maria, en zijn lichaam heeft dezelfde proporties. Bovendien heeft hij zich, anders dan gebruikelijk, niet laten vergezellen door een patroonheilige die voorspraak voor hem afsmeekt. Rolin is alleen met de Maagd en richt zijn aandacht direct op haar.

De Maagd van kanselier Rolin blijkt daarmee aan te sluiten bij de traditie van memorietafels: voorstellingen in schilder- of beeldhouwkunst waarin een overledene wordt herdacht door hem of haar knielend, in profielaanzicht te plaatsen tegenover Maria met Kind. Opschriften op de lijst of aan de voorstelling bevestigde tekstborden, zoals Rolins Madonna die wellicht ook ooit heeft gehad, maken aan de achterblijvers duidelijk wie de overledene was en wat de redenen waren waarom die wordt herdacht.

<zoom-story aspectratio="1.041" introduction items="[{"position":{"x":0.73,"y":0.5100899999999999},"zoom":2.5,"description":"Jezus is een naakte zuigeling die, met in de hand een miniatuurglobe, tegelijkertijd indruk maakt als verlosser van de wereld. "},{"position":{"x":0.58,"y":0.13533},"zoom":2.5,"description":"De architectuur is voor de vijftiende eeuw ouderwets. Maar juist om de romaanse bouwstijl staat Rolins Bourgondische thuisstad Autun bekend."},{"position":{"x":0.17,"y":0.28107},"zoom":2.5,"description":"Kapitelen tonen Oudtestamentische verhalen zoals de Zondeval, die verwijzen naar de belofte van verlossing die de geboorte van Christus brengt."},{"position":{"x":0.42,"y":0.59337},"zoom":5,"description":"Details zoals geplette hazen onder de zuil zijn, zoals randversieringen in handschriften, verrassende elementen om de aandacht vast te houden."},{"position":{"x":0.5,"y":0.6037799999999999},"zoom":2.5,"description":"De ommuurde tuin staat symbool voor Maria’s maagdelijkheid, net als verschillende planten en dieren die er in zijn te herkennen."},{"position":{"x":0.48,"y":0.44763},"zoom":2.5,"description":"Een gids (misschien de schilder zelf) en een leerling, nodigen de kijker uit de virtuele reis door het schilderij te volbrengen."},{"position":{"x":0.66,"y":0.34353},"zoom":3.5,"description":"Met haar vele kerkgebouwen, waarvan er een lijkt op de Dom van Utrecht, verwijst de stad naar het Hemelse Jeruzalem."}]” navigation>Afbeelding met meerdere focuspunten die samen een verhaal vormenZoom in op ‘De Maagd van kanselier Rolin’ van Jan van EyckKlik op de punten voor uitleg over de details

Nicolas Rolin besteedde bij leven veel aandacht aan de stichting van een grafkapel in Notre-Dame du Châtel in Autun, de kerk waar zijn ouders hem ooit hadden laten dopen. Van Eycks schilderij kwam er inderdaad te hangen en zou er blijven tot het gebouw tijdens de Franse Revolutie in 1794 werd verwoest.

Rolin had Van Eycks schilderij echter al zo’n dertig jaar voor zijn dood besteld en zal het lang zelf hebben gekoesterd en gebruikt. Gezien de betrekkelijk geringe afmetingen van het paneel was het een schilderij om vast te pakken of, zoals destijds ook werd gedaan met kostbare boeken, op een schuine lezenaar te zetten. Zo kon de kanselier zich in zijn privévertrekken en allicht ook op reis door het Bourgondische hertogdom, wijden aan zijn particuliere devotie voor de Heilige Maagd. Zijn oog liet hij dwalen over de talloze details die in zijn schilderij verwijzen naar haar persoon, zichzelf en de christelijke deugden.


Rauwdirect en internationaal: de Nederjazz is grenzenloos dankzij zijn conservatoria

Alessandro Fongaro kruipt in zijn instrument als hij contrabas speelt. Met harde ‘blobs’ trekken zijn rechtervingers fel aan de bassnaren. Terwijl zijn getatoeëerde linkerarm de bashals omarmt, drukken zijn linkervingers de snaren hard in, zoekend naar de juiste noten, bovenin of diep laag. De rauwdirecte indiejazz-composities met zijn kwartet Pietre (bas, altsax, baritonsax en drums) zijn kleine, veelzeggende verhalen. Zeker in een stuk als ‘Actually this is what I meant to tell you’ is de intensiteit hoog: een laatste gesprek met een ex-partner via muziek. Hoe het kan kolken van binnen, van boosheid, verdriet, liefde nog. Hoeveel je nog zou willen zeggen, of uitschreeuwen juist. Onrustig ijsbeert de bas rond.

Buiten adem bedankt Fongaro zijn publiek. De ‘Halle 7.2’ op Jazzahead, een meerdaags, soort Eurosonic-festival voor jazz in het Duitse Bremen met een groot showcasefestival, een muziekbeurs en conferentie voor bijna 3.000 jazzprofessionals, is volgestroomd. In het half uurtje speeltijd heeft Fongaro vijf nummers weten te stoppen. Nu giert de adrenaline door het lijf. „Wat een geweldige ervaring was dit”, zegt hij. „Een superenthousiast publiek. Ik hoorde mensen schreeuwen, zag verbaasde blikken en kreeg veel liefde na afloop. Iemand zei dat de muziek emotioneel raakte. Dat vind ik het mooiste. Wie weet wat dit gaat brengen.”

Kans van formaat

Bassist en componist Alessandro Fongaro (33) is zich er volledig van bewust: dit is een kans van formaat zijn muziek te laten horen aan programmeurs van podia, internationale boekers en promotors „die je anders moeilijk te pakken krijgt”. De selectie voor dit optreden past goed in wat een beetje als ‘zijn’ jaar gaat voelen: een nieuwe plaat in juni, later die maand ‘artist in focus’ bij het Rotterdamse fringe-festival van North Sea Jazz: North Sea Round Town.

Elf jaar woont de in het plaatsje Valdagno in de Kleine Dolomieten geboren muzikant nu in Nederland. Als een van de vele internationale jazzstudenten (een uitwisseling bij het Rotterdamse Codarts en een master bij het conservatorium Amsterdam) bleef hij. Fongaro is een opvallende speler in de nieuwe lichting Nederlandse jazz. Thuis is nu Rotterdam, waar hij sinds vijf jaar basimprovisatie en ensemble doceert bij Codarts. Vurig hoopt hij ook in het buitenland te kunnen gaan optreden. „En het blijft een droom mijn muziek ook in Italië te kunnen brengen.”

Het vierdaagse Jazzahead in de Messe van Bremen presenteert de nieuwste jazz: veelzijdige, dikwijls zeer gelaagde Europese jazz, maar dit jaar ook Afrikaanse jazz. Het krioelt er van de programmeurs en organisatoren die ideeën komen opdoen voor komend seizoen en het jaar daarna. Dat Nederland dit jaar themaland is op deze 18de editie van Jazzahead is van openingsceremonie tot aan de slotdag goed te merken. Van de flink prominente Nederlandse stand op de beurs – met ook een zwarte miniversie van het Amsterdamse jazzpodium Bimhuis waar concerten zijn terug te kijken – tot een Jazz Bike Tour door de stad.

De Guy Salamon Group op Jazzahead.
Foto Eric van Nieuwland

Vindingrijk

Dat de Nederjazz spannend, vindingrijk en van een hoog niveau is moeten negentien bands bewijzen. Van Ben van Gelder & Reinier Baas (elkaar blind vindend in improvisaties – saxstrofen van velours in een weefpatroon van gitaar) tot de vrolijke, direct voor zich innemende Guy Salamon Group op het podium van de naast de beurshallen gelegen, industriële maar briljant intieme concertzaal Schlachthof. De bands van in het oog springende blazers als Kika Sprangers en Tineke Postma, zangeres Boi Akih en de punkjazz van Raw Fish. En dan is er nog een hele rij namen (bands als Waan en de vermaarde Instant Composers Pool) op twee Nederlandse ‘clubnights’ in het Zentrum für Kunst en de Sendesaal.

Internationaal heeft de Nederjazz al lang een goede naam om zijn levendige improjazz van vroegere hemelbestormers als Willem Breuker, Han Bennink en Mischa Mengelberg. Door het hoge niveau van de Nederlandse conservatoria, waar veel buitenlandse muziekstudenten komen studeren is de jazz behoorlijk verrijkt. De nieuwe generatie Nederjazz gaat in een van de dichtstbevolkte landen in Europa letterlijk over grenzen heen met veel nationaliteiten en „is dus rijk aan culturele invloeden van buitenaf”, aldus Joachim Junghanss, adjunct-directeur/hoofd Jazz & Pop van het Conservatorium van Amsterdam. Hij spreekt van individuele talenten die op een exceptioneel hoog artistiek niveau opereren. En dat wordt gezien. „Nederland heeft geen betere strategie dan het aantrekken van getalenteerde mensen die hier komen leren en studeren, om vervolgens deze uitmuntende reputatie wereldwijd uit te dragen. Dit is een waardevol bezit dat Nederland moet koesteren.”

De scene valt deze dagen in de smaak. De internationale jazzmarkt lijkt onder de indruk van het gebodene. Het optreden van Alessandro Fongaro blies haast als een metalband de mensen weg. En ook het optreden van saxofonist Kika Sprangers en haar gevoelvolle Large Ensemble. „Wunderful”, roept een Duitse bezoeker na afloop. Há, zegt een promotor, „twaalf mannen en vrouwen die juist eens níét op lessenaars met bladmuziek staan te staren”. En Sprangers manager heeft direct meetings met een festival uit Hongkong, een Engelse radiomaker van een streamingplatform en een boeker uit Zweden.

De promotie van de Nederjazz werd groots aangepakt op het Jazzahead in Bremen.
Foto Eric van Nieuwland

Maximale promotie

Met bijdrages van Fonds Podium Kunsten en Buma Cultuur wordt Nederland in Bremen maximaal gepromoot met meer bands dan ooit. Dat gebeurt voor een „fractie van wat er in Amsterdam Dance Event en EurosonicNoorderslag wordt gestoken”, aldus Mark van Schaick, genremanager jazz, world en contemporary classical van Buma Cultuur. Hij wil geen bedragen noemen. „Maar het is echt niet veel. Omdat Jazzahead zelf geen artiesten voor optredens betaalt – als je wordt gekozen voor een showcase zeggen ze: ‘leuk kom maar, je krijgt een podium’ – zorgen wij voor de betaling, netjes volgens Sena-norm. Zo ook de standruimte. Gratis, maar zelf in te richten.”

Het ontwerp van de stand is benaderd zoals de Nederjazz ook is: zonder muurtjes – een grote open ontmoetingsruimte. Van Schaick: „Zoals hoe op de conservatoria de hele wereld samenkomt, elkaar inspireert en niet beconcurreert. En zo mooi en opvallend aan de jonge scene: alle muzikanten zijn fan van elkaar en moedigen elkaar aan.”

Terug naar de muziek. Want de kleine jazzbites die Jazzahead biedt, vallen goed. De in Nederland wonende drumster Sun-Mi Hong speelt op vele plekken. En wie ook een goede beurt maakte is de deels in Spanje, deels in Nederland woonachtige pianist Xavi Torres. Om de haverklap is hij te horen, als Spaanse inzending met zijn eigen trio, in het Spaans-Nederlandse Alto for Two, om vervolgens hup weer een taxi in te springen om ook als sideman mee te spelen met de Zuid-Afrikaanse gitarist Vuma Levin (die ook studeerde in Amsterdam).

Ondertussen laat de Israëlische in Amsterdam woonachtige drummer Guy Salamon, een hoogst originele muzikale geest imponerend met zijn achtmansband vol talent, het Slachthof zingen. Zingen? Dat had hij zelf ook niet verwacht. Lang dacht hij na over een setlist die zijn kleurrijke oeuvre zou tonen: een nieuwe song, iets humorvols, een ballade en de publieksmeezinger ‘Sailor Song’. Grijnzend: „Ik had lage verwachtingen of ik echt contact zou kunnen maken hier. Maar de respons was zo warm.”

Toekomst

Een vinger leggen op de uitkomst van deze grootschalige jazzpromotie blijft moeilijk. Buma Cultuur zou ook het liefst direct horen hoeveel boekingen er zijn gescoord, knikt Mark van Schaick. Maar zo werkt het niet. „De uitwerking is pas over een jaar zichtbaar. Een groot Duitse festival kan nu zijn laatste bandjes voor komende editie komen shoppen, maar het kan ook zo zijn dat de Opus Jazz club in Boedapest pas in 2025 Fongaro’s Pietre wil hebben.”

Merkwaardig is dat nergens wordt bijgehouden hoeveel Nederlandse jazzoptredens er per jaar zijn in het buitenland. In het jaarlijkse onderzoek van Buma Cultuur naar de exportwaarde van Nederlandse populaire muziek komt jazz nauwelijks voor. Het is Van Schaick een doorn in het oog. „Ik probeer elke artiest zover te krijgen dat ze steeds doorgeven wanneer ze in het buitenland spelen, hoe de tournees zijn, in welke clubs ze spelen. Dan valt pas goed te zien dat er best veel voortkomt uit dit soort showcases. Helaas gaat dat meestal een maand goed en alle goede bedoelingen ten spijt, daarna vergeten ze het.”


Regisseur Jetske Mijnssen ensceneert Donizetti bij De Nationale Opera: ‘Je kunt niet alles achter je schrijftafel bedenken’

Jetske Mijnssen Operaregisseur Jetske Mijnssen legt, na jaren voorbereiding, de laatste hand aan Roberto Devereux. Dit laatste deel van een drieluik Donizetti-opera’s is vanaf 18 april te zien bij De Nationale Opera.

Regisseur Jetske Mijnssen bij de repetities van Roberto Devereux.

Regisseur Jetske Mijnssen bij de repetities van Roberto Devereux.

Foto Simon Lenskens

Dinsdag 5 maart

Terug in het operahuis

Om 09.05 neem ik de trein naar Amsterdam. Vandaag is de eerste repetitiedag van Roberto Devereux, het slotdeel van de Tudor-trilogie van componist Gaetano Donizetti. Zo’n eerste dag is altijd bijzonder: in de Grote Studio presenteren we het concept aan de solisten en medewerkers van de opera. Bij binnenkomst is het een vrolijk weerzien met mijn team (decorontwerper, kostuumontwerper, lichtontwerper en dramaturg), de assistenten en met de voorstellingsleiders van de opera. De Grote Studio is afgeladen, heel veel medewerkers van de verschillende afdelingen zijn gekomen, zelfs van het koor is een aantal zangers aanwezig.

De eerste ontmoeting met de solisten is belangrijk voor me, tijdens de presentatie van het regieconcept richt ik me vooral tot hen. Naast me staat de maquette van het decor en er hangen tekeningen van de kostuums. Terwijl ik onze ideeën voor deze opera uiteenzet, kijk ik naar de solisten: slaat ons concept aan? Of gaan de gezichten juist op slot?

In 2018 organiseerde Sophie de Lint, directeur van De Nationale Opera, de eerste ontmoeting tussen dirigent Enrique Mazzola en mij in Zürich. Het was het begin van een lange, spannende maar vooral inspirerend Belcanto-avontuur.

In de middag bezoeken decorontwerper Ben Baur en ik het decoratelier van De Nationale Opera in de Amsterdamse Bijlmer. De imposante zwarte wanden die we gebruikten bij Anna Bolena en Maria Stuarda zijn opnieuw opgebouwd, nieuw is de slaapkamer van Elisabetta: een hoge, moderne roomwitte ruimte. Je ziet meteen dat we Roberto Devereux hedendaags gaan spelen.

Op de korte terugweg naar huis realiseer ik me wat een voorrecht het is in Amsterdam te regisseren. Wanneer ik voorstellingen in het buitenland maak, ben ik zes weken weg en mis ik mijn gezin intens – hoe ontzettend leuk het ook is om steeds in andere Europese steden te wonen. Maar vanavond zitten we gewoon samen aan tafel!

Vrijdag 15 maart

Alles moet anders

Repetitie met het koor: begin tweede akte. Vorige week heb ik deze scène met het koor opgebouwd. Daarna ben ik met de solisten verder gegaan in de tweede akte en realiseerde me dat de koorscène zoals we die oorspronkelijk bedacht hadden, niet goed is. De sfeer, de kleur, de handeling, álles moet anders. Dit is zo’n beroemd ‘kill your darlings’-moment, want van deze scène was ik de afgelopen jaren tijdens de voorbereiding juist heel zeker. Het koor reageert professioneel, we proberen de nieuwe versie. Samen vinden we de nieuwe vorm. Sommige zangers in het koor ken ik al uit de periode rond 1999, toen ik hier regieassistent was. Er zijn ook veel nieuwe gezichten. Het is een getalenteerde, uitgesproken groep zangers, waarmee ik goed kan werken.

Foto’s Simon Lenskens

Vrijdag 22 maartt

Het einde van de operas

Tijdens de dagelijkse wandeling van Amsterdam CS naar De Nationale Opera loop ik te mijmeren over allerlei thema’s in mijn leven. Daarbij ontstaat ook een nieuwe gedachte over het einde van Devereux. Anna Bolena en Maria Stuarda eindigen met een stervende koningin, in Devereux laat Donizetti meer ruimte voor interpretatie. De vraag is of Elisabetta lijdend of stervend achterblijft, of dat we een andere vorm vinden.

Mijn idee over het einde van een opera verandert meestal nog gedurende het repetitieproces. In samenspraak met de solisten ontstaat vaak ruimte voor iets nieuws. Maar aan die ‘ingebouwde onzekerheid’ ben ik inmiddels wel gewend. Er zijn dingen die je niet achter je schrijftafel kunt bedenken.

Dinsdag 26 maart

Wennen

De eerste toneelrepetitie is altijd een spannende dag. Iedere keer denk ik dat we nu een enorme stap vooruit gaan zetten, maar het tegendeel is waar: de zangers moeten wennen aan de zaal, de akoestiek, de afstand tot de dirigent, het decor. Het is zoeken, ook voor mij. Vanuit de zaal bezie ik het geheel meer dan in de repetitiestudio, waar ik heel dicht op de zangers zat. Mijn team en ik krijgen daardoor nieuwe ideeën, en we zien ook wat níet werkt aan dat we tot nu toe ontwikkeld hebben.

Dinsdag 26 maart

Schoolconcert

Vanavond zingt mijn jongste dochter met school het Requiem van Mozart in de Philharmonie in Haarlem. Maar hier in Amsterdam is er een belangrijke repetitie op het toneel. Ik kan onmogelijk naar het Requiem komen. Mijn dochter gaat er luchtig mee om, maar ik vind het ontzettend jammer. Dit is haar laatste schoolconcert, gelukkig zijn mijn man en schoonmoeder er wel. Rond 22.00 krijg ik een foto van een stralend kind. Zo fijn.

Vrijdag 5 april

KHP

Piano generale – in het Duits Klavierhauptprobe (KHP). Een Engelse decor- en kostuumontwerper met wie ik veel werk zegt altijd: „KHP, the three most terrifying words in German: Klavier – Haupt – Probe, each word on its own is fine, but the combination is killing”.

In deze doorloop komt alles voor het eerst samen: begeleid door piano gaan we door de hele opera heen met decor, kostuums, kap en grime en licht. We kijken of alles wat we de afgelopen jaren bedacht hebben werkt. Tegelijkertijd is het de eerste repetitie waarbij mensen van het operahuis kijken en we feedback krijgen.

Om 23 uur ben ik thuis, mijn oudste dochter zit aan de keukentafel. Ze is voor het weekend terug uit Groningen, waar ze sinds september studeert. Ik geniet van alle verhalen over haar nieuwe leven, over haar studie en over nieuwe en oude vrienden.

Maandag 15 april

Het rode doek

Generale repetitie. We zijn er klaar voor. Een volle zaal. Enrique Mazzola en het Nederlands Kamerorkest spelen de ouverture als liefdesverklaring aan Donizetti. Aan het eind valt het rode doek over leven, leed en liefdes van Elisabetta. Het sluit de trilogie af: na twee stervende koninginnen staat daar een eenzame maar sterke vrouw met haar blik vooruit. Een vrouw die verdergaat.

https://youtu.be/Z3LbWS8kEJ8?si=hhHAEN8GbrlRsH1B

Roberto Devereux van Donizetti door De Nat. Opera, 18/4 t/m 16/5. Info/res.: operaballet.nl

Opinie | Klaus Mäkelä dient twee orkesten: ‘Het Concertgebouworkest had dit niet moeten accepteren’

Bliksemcarrières zijn zeldzaam en de nu 28-jarige Klaus Mäkelä klimt voor twee. In 2020 werd hij chefdirigent van de Filharmonie Oslo en een jaar later van het Orchestre de Paris. Na zijn afscheid van Oslo en Parijs wordt hij met ingang van 2027 chef van zowel het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) als het Chicago Symphony Orchestra, een van de beste orkesten in de Verenigde Staten.

Toen Chicago deze maand zijn benoeming bekendmaakte, volgden op X hartelijke felicitaties van het Concertgebouworkest. Dat kwalificeerde Mäkelä’s benoeming, „samenvallend met Klaus’ start als onze chefdirigent”, als bevestiging van zijn buitengewone begaafdheid. Moge het „samenvallend met” een vuile steek onder de gordel zijn, anders zou de onnozelheid ten hemel schreien.

Het symbolische effect van deze benoeming op de internationale positie van het Concertgebouworkest en zijn vertrouwensband met de jonge chef kan fataal zijn. In één klap is het van Droombestemming Toptalent tot filiaal van de Mäkelä-keten afgegleden. Het zal plaatopnamen, premières en groot repertoire delen met de concurrent. En hoe lang kan het gezien Mäkelä’s pijlsnelle cv-opbouw op hem rekenen vóór de Berliner Philharmoniker en Wiener Staatsoper aan hem gaan trekken?

Voor maestro’s met Mäkelä’s status zijn twee petten doodgewoon. In de jaren twintig van de vorige eeuw was Willem Mengelberg chef in Amsterdam en New York. Een andere voorganger van Mäkelä in Amsterdam, Mariss Jansons, leidde tegelijkertijd het Symphonieorchester des Bayrischen Rundfunks.

Nieuw en verontrustend is dat een piepjong talent in de puberteit van zijn muzikale ontwikkeling over drie jaar simultaan regeert bij twee orkesten die op het internationale speelveld rechtstreeks met elkaar concurreren en dwingend nood hebben aan een eigen koers die zich niet verdraagt met deze dubbelfunctie.

Onderscheiden

In Mengelbergs glorietijd kon New York hem alleen live leren kennen. Radio en geluidsdragers stonden in de kinderschoenen, er waren geen streamingdiensten en wereldtournees. Nu staan Amsterdam en Chicago zij aan zij op Spotify en kruisen hun wegen op de grote wereldpodia. Daar moeten ze zich onderscheiden met een eigen toon en authentieke artistieke lijn die ze straks offeren aan het uniforme profiel van die ene gezagvoerder.

Beide orkesten waren van oudsher characters, die hun glans dankten aan uitzonderlijke technisch-muzikale kwaliteiten en een identificeerbare speelstijl. Chicago werd onder de Hongaarse potentaat Fritz Reiner en later Georg Solti de overdonderend krachtige, ritmisch adembenemende muziekmachine die het de afgelopen veertien jaar onder de vurige Riccardo Muti bleef. Bernard Haitink vormde het Concertgebouworkest, weker en geserreerder van klank dan de Amerikaanse turbo-ensembles, tot dat magisch zangrijke precisie-instrument voor Mahler.

In één klap is het KCO van Droom- bestemming Toptalent tot filiaal van de Mäkelä-keten afgegleden.

Orkesten zijn niet van steen. Ze kunnen evolueren. Het Concertgebouworkest onder Mengelberg was een ander orkest dan onder Riccardo Chailly, die de klankspiegel herdefinieerde. Toch bleef de kloof tussen Amerikaanse en Europese of Duitse en Franse orkesten hoor- en voelbaar; klonken Haitinks Mahler-opnamen met de Berliner Philharmoniker breder, minder elastisch dan de Amsterdamse. In de bijna marmeren klank van de Berliner voelde je de massieve voetafdruk van Herbert von Karajan. Die onvervreemdbare eigenschappen dragen de uniciteit van de top.

Dat erfgoed wordt in Amsterdam en Chicago straks aan één man toevertrouwd. Een kind ziet in waarom dat niet moet gebeuren. Haitink waarschuwde al dat rondvliegende jetsetdirigenten door hun wereldwijde alomtegenwoordigheid de klankdiversiteit in de eredivisie kunnen schaden. Jonge maestro’s moeten juist nu honkvaster worden om de hun toevertrouwde kroonjuwelen de zorg te geven die ze nodig hebben en zichzelf voor de vrije val van de vervlakking te behoeden. Eén winkel is genoeg.

Mäkelä heeft een gecompliceerde opdracht. Het Koninklijk Concertgebouworkest doorstond moeilijke jaren na het ontslag van zijn voorganger Daniele Gatti, die in 2018 werd ontslagen na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. De behoefte aan stabiliteit en een constructieve langetermijnpolitiek is des te dringender nu het instituut symfonieorkest in een fragmenterend multicultureel landschap wankelt.

Het oude publiek sterft uit, veel jongeren mijden de concertzaal, het ijzeren repertoire is live kapotgespeeld en thuis in de best denkbare uitvoeringen gratis op internet te vinden. Het vertrouwen en de rust die Mäkelä op veel te jonge leeftijd met zijn overvolle agenda moet creëren verdragen zich ongelukkig met een zichtbaar loyaliteitsprobleem.

Vooruitgang

Bovendien is Mäkelä kind van een tijd waarin de evolutionaire dynamiek zich naar buiten de cultuur lijkt te verplaatsen. De nieuwe vaandeldragers van de vooruitgang zijn niet Beethoven en Schönberg maar Elon Musk en Jensen Huang van tech-reus Nvidia. Zij effenen met utopische vasthoudendheid de weg naar de toekomst. Ze dromen van Marsreizen, hersengestuurde computers en autonome auto’s. Ze realiseren het onvoorstelbare met een revolutionaire overgave die tot en met Stockhausen een culturele drijfveer was. Ze draaien op wonderen met meer impact dan de gratuit geworden postmoderne verbeeldingskracht van het zoveelste kleurrijk stromende orkeststuk. Silicon Valley gaat ten goede en ten kwade over iets groters dan de spelende mens. Het gaat over zijn lotsbestemming. Als de kunst die grensverleggende urgentie niet snel terugvindt kan het met de muze zo voorbij zijn.

Mäkelä kan in Amsterdam daarom niet klakkeloos Mahler- en Brucknertradities voortzetten. Hij moet het Koninklijk Concertgebouworkest door een moeilijke en wellicht pijnlijke transitie leiden. Hij moet een vijftigjarig moratorium op Sjostakovitsj afkondigen en de toekomst van de symfonische muziek borgen. Hij moet traditie maken van het nieuwe. Hij moet jonge componisten binnenhalen en de rode loper uitrollen voor gerijpte meesters van Willem Jeths tot Rob Zuidam, opdat ze weer pijlers van een nu kwijnende nationale muziekcultuur kunnen worden. Hij moet zijn blikveld verruimen en verleggen naar gebieden buiten het beperkte cultuurdomein.

Tegelijkertijd moet hij dat prachtige orkest zo onvervreemdbaar laten schitteren dat weer iedereen begrijpt waaraan het zijn uitzonderingspositie verdiende.

Nee dus. Een blik op zijn agenda leert dat Mäkelä hard onderweg is de zoveelste uitwisselbare topdirigent te worden. Op de rol dit jaar in Amsterdam Mahlers en Bruckners, Brahms, Strauss en Rachmaninoff, gekruid met een gepast homeopathische dosis eigentijdse muziek van onberispelijke herkomst en een binnen het reactionaire totaalpakket weinig meer dan decoratieve rol. Het is een typisch sterrenportfolio van pappen en nathouden.

Mäkelä moet ook voor zijn eigen bestwil leren kiezen. Dit kolossale talent tekent zijn doodvonnis wanneer mensen op hem uitgekeken raken. Dat kan verbazingwekkend snel gaan als je overal de baas bent. Bij Mäkelä worden de eerste sporen van routine zichtbaar. De nieuwe Stravinsky- en Debussy-opnamen voor platenmaatschappij Decca kunnen gemist worden. Alle opwinding in Stravinsky’s Sacre du Printemps is koud vuur en de lallend vibrerende fluitsolo in Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune stijlloos. In de partituur staat ‘zacht en expressief’, niet ‘walmend’.

Het KCO had dit geëscaleerde carrièrisme nooit mogen accepteren. Het zou nu tegen die jongen moeten zeggen: „Beste Klaus, in 2027 begin je officieel ook bij ons. We gunnen je de wereld, maar het houdt een keer op met die trofeeënjacht. We laten je je vijfjarige contract uitdienen, maar daarna gaan we op zoek naar iemand die wel echt voor ons kiest.”

Tot dat moment geldt het vonnis van de Amerikaanse muziekpublicist Alex Ross in The New Yorker: „De Mäkelä-mania is het flagrantste voorbeeld van een wijdverbreid en artistiek dubieus syndroom.” Van blinde eerzucht en premature verering, voeg ik toe. Doe er iets aan, Concertgebouworkest. Anders kan de ijdele gretigheid van de kroonprins jullie duur komen te staan, en sneller dan jullie denken.


Musicalacteur Milan van Waardenburg speelt in Les Misérables op West End: ‘Bij deze rol heb ik nog geen week probleemloos op het podium gestaan’

Milan van Waardenburg Musicalacteur Milan van Waardenburg kreeg vorig jaar een Musical Award-nominatie voor zijn rol in ‘Les Misérables’. Nu speelt hij deze hoofdrol op West End in Londen. ‘What a week it has been!’

Milan van Waardenburg in de kleedkamer van het Sondheim Theatre in West End, Londen.

Milan van Waardenburg in de kleedkamer van het Sondheim Theatre in West End, Londen.

Foto Justin Griffiths-Williams

Zondag 31 maart

Elke voorstelling een strijd

Na een week Jean Valjean spelen, ben ik vandaag en morgen vrij. Zondag is de enige dag waarop ik het mezelf toesta om he-le-maal niets te doen. Ik lig op de bank een beetje te netflixen. Dat heb ik echt nodig, want het ging niet zo lekker met mijn stem deze week. Elke voorstelling was een strijd, ook mentaal. Bij elke show heb ik me afgevraagd: ga ik hier doorheen komen? Gaat mijn stem het trekken? Dat was pittig. Vandaag reflecteer ik daarop: ik ben de dag begonnen met schrijven in mijn dagboek en ga zo een yogales doen, zodat ik dinsdag weer met een schone lei kan beginnen – hopelijk aan een makkelijkere, minder belastende week.

Maandag 1 april

IJs- en stoombad

De maandag staat voor mij altijd in het teken van voorbereidingen voor de volgende shows. Ik doe boodschappen voor de hele week, ga naar de sportschool, zwem een uur, neem een ijs- en een stoombad, mediteer en doe ademhalingsoefeningen. Tussendoor ben ik bezig met de zangroutine, die ik elke dag doe.

Dit keer doe ik ze om de motor, mijn stem, weer soepel te laten lopen. De dag sluit ik af met tv-serie The Crown. Het is leuk om het koningshuis te leren kennen van het land waar ik nu woon en het is vooral ook een masterclass in acteren.

Milan van Waardenburg komt aan bij het Sondheim Theatre in Londen. Foto Justin Griffiths-Williams

Dinsdag 2 april

Foute nootjes

Vanochtend was ik bij de KNO-arts. Dat klinkt heftig, maar ik laat mijn stem regelmatig even checken. Het zag er gelukkig goed uit: gewoon twee gezonde stembandjes. Daarna heb ik een ‘vocal massage’ laten doen, een soort sportmassage voor het gebied rond je stembanden. Dat is iets nieuws, maar ik weet eigenlijk niet hoe mensen het vroeger zónder deden! Eens per week laat ik alles los masseren. Heel fijn is dat.

In het theater had ik een sessie met de muzikaal leider. Les Misérables is helemaal doorgecomponeerd: dat is veel muziek, dus er slippen wel eens wat foute nootjes in. De eerste voorstelling van de week ging niet zo goed. Voor mijn gevoel heb ik vocaal zelfs nog nooit zo’n slechte show gespeeld. Tsja, dat heb je soms. Soms wil ‘ie gewoon niet, de stem. Dat kan gebeuren. Na 230 voorstellingen lig ik er niet meer wakker van. De eerste keer dat ik zoiets meemaakte, dacht ik: dit komt nooit meer goed. Nu ga ik gewoon relaxen met een kop thee op de bank. Ik doe mijn vaste avondritueel: stomen en bubbelen voor mijn stem. En even stretchen, want ik heb een beetje last van mijn rug.

Woensdag 3 april

Broadwaylegende

Vandaag heb ik vooral zitten relaxen in mijn appartement in Richmond, een nogal ‘posh’ buurt in Londen. Ik zit in een appartement van Cameron Mackintosh, de producent van Les Misérables. Hij brengt hier gasten onder en acteurs die in zijn shows staan.

Zingen mag alleen niet in dit appartement. Vorig jaar woonde de Amerikaanse musicalster Bernadette Peters hier namelijk en zij was dagelijks aan het oefenen op haar trompetspel voor Stephen Sondheim’s Old Friends. De buren werden gillend gek. Ze wisten vast niet dat ze naar een Broadwaylegende luisterden!

Als ik nu wil inzingen, ga ik naar Camerons kantoor, om de hoek van de straat. Daar mag ik repeteren in een enorme ruimte, waar ook al zijn trofeeën staan uitgestald. Ik heb vandaag stiekem een foto gemaakt met Camerons Tony Award, die daar staat te glanzen. Alvast visualiseren hoe dat voelt voor over een paar jaar, hopelijk.

Foto Justin Griffiths-Williams

Donderdag 4 april

Angst dat het niet lukt

Na mijn show liep ik net – heel Brits – in de regen naar huis. Vandaag heb ik twee shows gespeeld. Ik zeg altijd: wie dat heeft uitgevonden, die wens ik wat. Je bent namelijk de hele tijd bezig met het indelen van je stem. Zorgen dat je niet te veel geeft, zodat je bij de tweede show nog genoeg over hebt. Dat vergt een hoge concentratie en veel discipline.

Op dit moment is zorgen dat ik fysiek fit blijf voor mij het allerbelangrijkste. Anders kun je dit soort dagen, met twee shows, niet aan. Na de eerste voorstelling denk ik vaak: o god, ik weet niet of ik het er vanavond nog allemaal uit krijg. Maar dan gaat er toch altijd een knop om. Toch went dat spelen van twee voorstellingen op één dag niet. De angst dat het niet lukt, blijf ik voelen. Maar het is vandaag ook weer gelukt. Ik ben blij.

Vrijdag 5 april

Fijne, chille show

Als je zeven of acht voorstellingen per week speelt, zijn dat nooit alleen maar perfecte shows. Integendeel. Wat eigenlijk altijd gebeurt: van die shows zijn er vier wel oké. Van twee voorstellingen denk je: ‘Zo, dat was echt goed!’ Daar tegenover staan er weer twee, die helemaal ruk zijn. Vanavond ging het goed. Het was een hele fijne, chille show. Dus die heb ik ook weer afgetikt.

Zaterdag 6 april

Gesloopt

What a week it has been!’ Ik ben ontzettend opgelucht dat het weer klaar is. Aan het eind van de week denk ik altijd: ‘We did it.’ Het is zo’n fijn gevoel, als je de laatste show van de week gespeeld hebt. Nu voel ik eigenlijk pas hoe moe ik ben, hoeveel energie het gekost heeft. Ik ben gesloopt.

Met mijn stem gaat het weer goed, maar ik ben vanochtend wel wakker geworden met een verkoudheidje. Zo blijft de cirkel gaan. Elke keer is er weer een andere uitdaging: een verkoudheid, last van je stem, pijn in je rug. Ik heb nog nooit een week probleemloos op het podium gestaan bij deze rol. In het begin zag ik dat als een obstakel. Maar ik ben erachter gekomen dat je dit niet zonder problemen – groot of klein – kan spelen. Dát erkennen, werkte voor mij bevrijdend. Het is fijn om deze week te kunnen afvinken. Dit heb ik ook weer overwonnen: er komt een week Les Misérables op mijn lijstje erbij. Op naar de volgende.

Opgetekend door Elisabeth Oosterling.

Column | Tegengif voor de terreur van bangalijstjes

In Wish, de nieuwste Disney-film, lijkt iedere vrouw op een hertje, maar de heldin het meest. Met de rondste ogen. Schrander, rank, bescheiden. Een stoethaspel, een slim schatje zonder karakter. Van Disneyfilms kan ik veel hebben, we hebben een band, want Sneeuwwitje was mijn eerste film, Pinocchio de mooiste, Vaiana een verrassing. Maar van Wish word ik kriegel. Deze handtamme Bambi dicteert precies het godgeklaagde rolmodel dat vrouwen wordt opgelegd, tot genot en gemak van de jagersmannen die haar aan stukken zullen scheuren.

Overdrijf ik? Nee hoor. Ga naar de grandioze voorstelling We’re all alone in this together waarmee theatermaakster en actrice Kim Karssen haar publiek onder de neus wrijft dat de wereld voor elk mens gevaarlijk is, maar voor vrouwen nog veel hachelijker.

Het hertje is hier een clown en de jager ook. Clowns zijn aandoenlijk. Clowns zijn tragisch, clowns zijn doodeng – kies maar, het klopt allemaal. Clowns zijn nooit vrienden, clownsroutines zijn altijd wreed, de ziel van de een wordt standaard geofferd op het ego-altaar van de ander. In de voorstelling leidt dat tot seksueel geweld van een man die niet snapt wat hij verkeerd doet. Dezer dagen neemt de voorstelling een grotere vlucht en doemen onmiskenbaar de zogeheten bangalijstjes op. Opgesteld door leden van studentenverenigingen en massaal gedeeld. Gewoon een grap, wie kan er nou niet tegen een grapje? Wat zijn die wijven toch een watjes.

Nog onder de indruk van Kim Karssen grabbel ik bij een kringloopwinkel in de neem-gratis-mee-bak en tref een lustrumalmanak van zo’n studentenvereniging. Die is alleen al interessant vanwege de adressenlijst van de leden sinds 1946. Maar ook vanwege de folklore van ongegeneerd wangedrag en bladzijden vol genotuleerde opmerkingen over vrouwen als: „Echt vet goor als je chick wil tongen nadat ze je gepijpt heeft”. Moeten die mannen zelf weten, kun je zeggen. Je kunt ook zeggen: hier begint het. Hier ligt de potgrond voor vanzelfsprekende minachting voor vrouwen, met de terreur van bangalijstjes als logische uitkomst.

Niet alle mannen zijn zo, hoort men daar direct aan toe te voegen. Ja, dat moest er nog bijkomen. Trouwens, wat houden de mannen die niet zo zijn zich koest, zeg. Vreemd, ook de mannelijke kunstenaars zwijgen, al danken ze veel aan de vrouwen, menig oeuvre bulkt van hun lichaam. Omgekeerd slaan vrouwelijke kunstenaars mannen opvallend vaak over. Mannen en hun lijven bepalen zelden hun wereld, iemand als Deborah Turbeville (1932-2013) kon er niks mee. In Huis Marseille hypnotiseert ze me met haar foto’s, inkijkjes in haar dromen, die ze scheurde, die ze weer vastspeldde. De foto met de vrouw in badpak doet me het meest. Ze zit met haar rug naar Turbevilles camera, haar hoofd voorover, ik denk dat ze leest. Steunend op haar rechterhand, met de linker wrijft ze haar scheenbeen. Deborah Turbeville fotografeerde deze vrouw niet zoals zij haar ziet, maar zoals zij is. Een naakt zonder naakt te zijn, bekeken zonder bekijks te zijn.

We’re all alone in this together
Foto Bas de Brouwer


Congolees collectief CATPC gaat namens Nederland naar de Biënnale van Venetië: ‘Door de monocultuur van Unilever werd ons land geblokkeerd’

‘Je kan kunst maken over andere werelden, je kan ook kijken of je je verantwoordelijkheid kan nemen met kunst”, duidt kunstenaar Renzo Martens (1973) zijn nieuwste project wanneer we elkaar spreken op een oude plantage in Lusanga (het oude Leverville) in Congo. Nog even en het wordt donker, waarbij niet alleen het licht verdwijnt maar ook de geluiden veranderen. Stemmen in de omgeving worden zachter, de Kwenge-rivier doet er het zwijgen toe, dierengeluiden zijn, op die van een enkele bronstige haan na, nauwelijks nog te horen. Terwijl de generatoren het van de zonne-energie overnemen en de tafels gedekt worden met eten dat de plantage oplevert, vertelt Martens over zijn nieuwste project.

Tien jaar geleden begon hij met de Congolese bioloog en milieuactivist René Ngongo (1961) aan een plan om een oud-Unileverplantage om te bouwen tot een ‘post-plantage’, een knipoog naar de oude plantage maar dan vanuit het idee wat een plantage ook kan zijn. Er komt een atelier voor kunstenaars, waarbij de helft van het geld dat ze met hun werken verdienen gebruikt wordt om grond aan te kopen. Het idee is dat de aardewerk sculpturen ontstaan uit de plantagegrond, en ook, wanneer ze wat opgeleverd hebben, dat de grond daarna weer gevoed wordt om zo een geheel van kunst en biodiversiteit te creëren.

De plantage, 200 hectare groot, is ruim 500 kilometer verwijderd van de hoofdstad Kinshasa, waarbij het laatste stuk weg dermate vol gaten zit dat je na de rit blij bent dat je maag en blaas nog op hun plek zitten. Wie aankomt, wordt hartelijk verwelkomd door de bewoners van de post-plantage: tussen enkele sculpturen die gemaakt zijn van rivierklei en rode aarde wordt er gezongen en gedanst. Op het eerste gezicht lijkt het gebied een paradijs, waar je alleen wat muggen moet doodslaan. Maar hoewel er hard gewerkt wordt aan biodiversiteit en kunstwerken, is de armoede groot.

De ‘post-plantage’ in Lusanga waar het CATPC-collectief werkt

Foto’s: Toef Jaeger

In 2014 konden bewoners rondom Lusanga zich inschrijven voor workshops, en na afloop bleven tien van hen achter, de basis van wat inmiddels een collectief is, het Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise (CATPC). De sculpturen worden op eigentijdse manier verspreid, namelijk als 3D-prints, die elders in cacao en palmvet (producten van de plantage) worden afgegoten.

De geldvogel

Vanaf volgende week zal dat verhaal te beleven zijn op de Biënnale van Venetië. Een samenwerking tussen Martens en CATPC, waarbij Hicham Khalidi (1972) de curator is, vormt de Nederlandse inzending op het Rietveldpaviljoen. Cacao- en palmvet-replica’s van 25 CATPC-kunstenaars zijn er te zien, naast korte films die CATPC-kunstenaar Céd’art Tamasala (1983) met Martens en cameraman Jurgen Lisse maakte. Die films gaan over de overgang van een monocultuur van de oude plantage naar biodiversiteit en het herstellen van wat er door de palmoliewinning kapot is gemaakt. Aan dat herstel van de natuur is ook het herstel van cultuur gekoppeld: een bijna honderd jaar oud beeld is tijdelijk teruggehaald uit een Amerikaans museum. In een van de films worden machtsstructuren waarop westerse musea hun collectie hebben gebouwd ‘aangeklaagd’. Via een livestreamverbinding worden Lusanga en Venetië met elkaar verbonden.

Het is geen eenvoudig verhaal, en hoe je het ook vertelt, er zullen vragen blijven. Kolonialisme is sowieso al geen geliefd onderwerp bij veel kunstliefhebbers omdat het de wens in de weg staat dat je ook gewoon moet kunnen genieten van kunst. Een kunstenaar, curator en kunstcollectief die de westerse kunstwereld een spiegel voorhouden op een westers podium zal de wenkbrauwen nog meer laten fronsen. „Zo moeilijk is het niet”, grijnst Martens op de vraag of het niet wat eenvoudiger kan. „Een gemeenschap maakt kunst van klei en koopt met de opbrengsten van die kunst land dat geconfisqueerd werd terug.”

V.l.n.r. Ced’art Tamasala, Matthieu Kasiama Kilapi, Renzo Martens, Hicham Khalidi, Lisette Mbuku Kimpala
Foto Koos Breukel

Philomène Lembusa (1989) probeert dat verhaal eveneens te vertellen, via haar beeld Ange Monnaie. Hierin gaat het over de manier waarop kapitalisme de ongelijkheid tussen koloniale machten en gekoloniseerde gebieden vergroot. Een overweldigende vogel met veren in de vorm van geldbiljetten en munten staat er symbool voor. „Het gevecht moet gevoerd worden tegen de ‘Geldengel’, die over het gebied heerst en de mensheid richting zelfvernietiging duwt”, vertelt ze, staand naast haar beeld, dat straks afgegoten in cacao en palmvet in Venetië te zien zal zijn. „Het is een wonderbaarlijke vogel, die de touwtjes in handen heeft en tegelijkertijd een schepper is. De vogel is de baas over de wereld en heeft veel geld, echt heel veel. Alleen is het geld nodig om anderen te helpen, gebieden te ontwikkelen, in plaats van te blokkeren.”

Op deze plantage laat de vogel symbolisch enkele van haar veren los, want inmiddels is er bijna 300.000 euro verdiend met de beelden die op verschillende plekken te zien waren. Maar het land levert ook op conventionele manier inkomsten op.

Sara Mapaya (1990) woont op de post-plantage waar ze als landbouwkundige werkt. „Tien jaar geleden was deze plantage een en al grasland. Inmiddels is hier een serieus bos en verbouwen we producten, waarvan we ook een deel verkopen op de markt verderop. Deze nieuwe plantage is belangrijk voor de identiteit van dit gebied. Wat er door de monocultuur van Unilever verloren is gegaan, wordt nu hersteld.”

Dat kan niet voor honderd procent, want „door klimaatverandering moet je rekening houden met een andere methode van herplanting. Er is veel droogte geweest, en de temperaturen zijn hoger. Maar de beste vorm van herstel in dit gebied is meer bomen planten.”

Missionaris

Curator Hicham Khalidi: „Wat CATPC goed laat zien is dat culturele- en biodiversiteit goed samengaan. Kolonisatie leidde ook tot culturele eenvormigheid. De oplossing is te vinden in lokale gemeenschappen, om een cultuur die bijna was weggevaagd in ere te herstellen.”

Een verhaal dat ook centraal staat in een kunstwerk van Tamasala, How My Grandfather Survived. „Mijn overgrootvader viel uit een palmboom en stierf toen hij er palmolie uit moest oogsten voor Unilever. Mijn grootvader werd na zijn dood opgevangen door een Belgische priester. De priester was enerzijds zijn redder, maar de missiepost stond ten dienste van het bedrijf en vernietigde onze cultuur en vaagde de bossen weg. Op het beeld zie je de missionaris met zijn arm om het kind heen. Samen houden ze de bijbel open, maar ik heb die bijbel bewust op de kop afgebeeld. ‘Zalig zijn de armen’. Dat is precies wat we nu zijn: totaal verarmd.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="CATPC (Mbuku Kimpala), Madame des Musées – Lady of Museums, 2023.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="CATPC (Mbuku Kimpala), Madame des Musées – Lady of Museums, 2023.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10165509/web-1104CULcongo01.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-23.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-21.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-22.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-23.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-24.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/X05XahZ0rtT2tYA770BJpYnp60w=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10165509/web-1104CULcongo01.jpg 1920w”>

CATPC (Mbuku Kimpala), Madame des Musées – Lady of Museums, 2023.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="CATPC (Ced’art Tamasala), Comment Mon Grand-Père a Survécu – How My Grandfather Survived, 2015.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="CATPC (Ced’art Tamasala), Comment Mon Grand-Père a Survécu – How My Grandfather Survived, 2015.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10170456/web-1104CULcongo02.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-27.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-25.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-26.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-27.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-28.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/yFF2vyfRsUVoyAXCXxmke2Peet4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10170456/web-1104CULcongo02.jpg 1920w”>

CATPC (Ced’art Tamasala), Comment Mon Grand-Père a Survécu – How My Grandfather Survived, 2015.

Foto’s: Peter Tijhuis

Tamasala’s verhaal is een van de vele die een persoonlijke achtergrond hebben. „De meeste zijn persoonlijk”, vertelt Mbuku Kimpala (1986). Van haar is in Venetië straks Madame des Musée te zien. „In mijn werk wil ik graag laten zien dat ik trots ben op mijn lichaam. Ik geloof in de schoonheid en de kracht ervan. Maar het gaat er ook om hoe anderen naar het lichaam van vrouwen kijken. Met het beeld Madame des Musée, dat ik zelf Mama Plantation noem, toon ik een moeder en een kind. Het kind zuigt de hersenen van de moeder leeg. Er omheen zie je allemaal white cubes.” De white cubes staan symbool voor westerse musea, die hun bestaan mede te danken hebben aan de inkomsten uit kolonies.

Het geld waarmee musea werden gebouwd werd verdiend op onze plantages.Mbuku Kimpala

Terwijl ze naast haar beeld staat wijst ze aan hoe de moeder zich leeg laat zuigen. „Het plantagesysteem heeft de vrouw gegijzeld. Het kind dat van een continent ver weg komt, maakt ontwikkeling onmogelijk. Het neemt de kennis over planten en het gebied van de moeder over, om dat naar eigen voordeel om te vormen. Wat dat betekent voor dit gebied hebben we gezien: de moeder zal zich altijd moeten vermenigvuldigen, steeds meer palmolie, van plantage tot plantage.”

De plantage en de musea in de vorm van kubusjes zijn wat haar betreft één en dezelfde. „Dat komt omdat het geld waarmee musea werden gebouwd om jullie verhalen te vertellen gebouwd zijn met geld van plantages. We voeden jullie, maar niet onszelf.”

Gekruisigde donor

Haar verhaal lijkt op dat van Martens, die in eerder werk ook al een relatie legde tussen kolonialisme, kapitaal en het consumeren van kunst. Khalidi had bezwaar tegen de manier waarop Martens dat deed in zijn film Enjoy Poverty (2008). Een confronterende film waarin Martens zichzelf neerzet als een stereotype witte man die Congolezen laat zien hoe ze hun armoede beter moeten verkopen aan hulporganisaties. „De mensen die gefilmd zijn in Enjoy Poverty spelen een rol zonder dat ze precies weten waar ze aan meewerken. Ik heb daar moeite mee”, legt Khalidi uit.

In dit nieuwe project gaat het erom dat CATPC-kunstenaars hun gebied, verhaal en verleden zelf exploiteren. „Het idee dat kunst zich bezighoudt met kunst is wat mij betreft achterhaald. Het idee dat kunst vrij moet zijn, is een politiek van de onschuld. Kunst moet juist verantwoording dragen voor de condities binnen de kunst”, aldus Khalidi.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="CATPC (Matthieu Kasiama and Ced’art Tamasala), Crucifixion du Bailleur – Crucifixion of the Art Collector, 2023.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="CATPC (Matthieu Kasiama and Ced’art Tamasala), Crucifixion du Bailleur – Crucifixion of the Art Collector, 2023.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10133636/data114122207-b842a3.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-31.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-29.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-30.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-31.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-32.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/VQEUQDEooAsHqhmDMRdfZCZbNOA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10133636/data114122207-b842a3.jpg 1920w”>

CATPC (Matthieu Kasiama and Ced’art Tamasala), Crucifixion du Bailleur – Crucifixion of the Art Collector, 2023.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="CATPC (Richard Leta): Pende Vengeance 1931” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="CATPC (Richard Leta): Pende Vengeance 1931” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-6.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10133630/data113897974-20e22a.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-35.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-33.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-34.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-35.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/congolees-collectief-catpc-gaat-namens-nederland-naar-de-biennale-van-venetie-door-de-monocultuur-van-unilever-werd-ons-land-geblokkeerd-36.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/rxDU_khNJxebSwXfMSI879buUuU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/10133630/data113897974-20e22a.jpg 1920w”>

CATPC (Richard Leta): Pende Vengeance 1931

Foto’s: Peter Tijhuis

Dat kan alleen nog steeds niet verteld worden zonder Martens, ook al treedt hij steeds meer op de achtergrond. „Ik heb een steeds kleinere een rol, en dat is prima”, zegt Martens meermaals. Khalidi lacht wanneer Martens voorstelt dat Khalidi zijn rol kan overnemen. Hij gaat prompt staan en doet Martens na. „Hallo, ik ben de witte man.” Khalidi maakt zich groot en doet alsof hij lange haren laat wapperen. Zo bespot hij het ongemak dat voor de buitenwereld kleeft aan dit project.

De vraag is dan ook: waarom kan dit project niet zonder Martens? En is het niet een vorm van culturele toe-eigening? „Ik geloof niet dat ik daaraan doe”, zegt Martens. „Ik ben op eerlijke voorwaarden het gesprek aangegaan en die gelijkwaardigheid is onze gedeelde basis.”

Lees ook
De sculptuur Balot is terug in het Congolese Lusanga – maar mag hij er ook voorgoed blijven?

Het beeld van Balot en de geest van Fundji

Matthieu Kasiama (1987) is het daarmee eens, vertelt hij op een donkere avond, nadat de generator is uitgevallen. Hij maakte het beeld Crucifixion du Bailleur waarin een Christuskruis de letters ‘mono culture’ draagt. „Het is de gekruisigde donor, de plantage-eigenaar dus, maar het kruis staat ook voor de wedergeboorte”, legt hij uit. Als het aan hem ligt, wordt met hulp van de kunstwerken de plantage 7.000 hectare groot. „Mijn verdere wensen? Uit de enorme armoede komen. We willen dat onze kinderen het beter krijgen, we willen goeie scholen, een goed ziekenhuis, betere wegen, voldoende voedsel en middelen om die te verkopen. Ik kan nog wel even doorgaan, maar dan is jouw opschrijfboekje wel vol.”

CATPC (Jean Kawata & Ced’art Tamasala): White Cube
Foto Peter Tijhuis

Lees ook
Erken dat uitgebuite plantagearbeiders co-auteurs van het Stedelijk Museum zijn

Op losse schroeven, Jan Dibbets, 1969