Cultuurdagboek filmmaker Hala Elkoussy: ‘Cannes gaat laat slapen’

Hala Elkoussy De nieuwe speelfilm ‘East of Noon’ van de Egyptisch-Nederlandse regisseur Hala Elkoussy (50) ging in première in Cannes: „Actrice Fayza Shama raakte maar niet uitgepraat over hoe dicht ze bij Emma Stone en Jacob Elordi had gezeten.”

Hala Elkoussy op de See NL Party op het Cannes Film Festival.

Hala Elkoussy op de See NL Party op het Cannes Film Festival.

Foto Frederic Pasquini

Woensdag 15 mei

Nachtvlucht

Na een nachtvlucht uit Caïro in Nice aangekomen met het Egyptische deel van de crew, onder wie de jonge hoofdrolspeler Fayza Shama. Volgende week gaat mijn nieuwe speelfilm East of Noon in première in Cannes, als onderdeel van de ‘Quinzaine’ – een parallelle, onafhankelijke selectie films, zonder wedstrijdelement. Ik vind het moeilijk de film in een paar woorden samen te vatten, maar het is een deels dystopische, deels fantastische fabel over moed en de kracht van de verbeelding.

Na het inchecken in mijn Airbnb aan de Boulevard de la Croisette – met geweldig uitzicht over de oude haven – ben ik de omgeving gaan verkennen. Bij het Palais des Festivals was de rode loper-ceremonie voor openingsfilm Furiosa: A Mad Max Saga aan de gang. Daarna het paviljoen van See NL bezocht, de organisatie die Nederlandse films in het buitenland promoot. De trailer van East of Noon was samen met de andere Nederlandse (co-)producties in het programma op een groot scherm te zien. Acht in totaal dit jaar.

Daarna op een bankje aan de Croisette gewacht op mijn producenten die naar de openingsfilm van de Quinzaine waren gaan kijken: Ma vie ma gueule van Sophie Fillières. Was te moe voor iets anders. Die eindeloze eb en vloed van voorbijgangers is met niets te vergelijken: een mix van inwoners van het kleine kustplaatsje en filmprofessionals van over de hele wereld.

Donderdag 16 mei

Cannes gaat laat slapen

Vroeg wakker. Accreditaties voor het team opgehaald, daarna mijn eerste koffie en pain au chocolat op een terrasje vlak bij het Palais. Vervolgens de rest van de crew opgehaald met de auto en naar hun Airbnb gebracht. Ik ben soms mijn eigen productieassistent.

Om zes uur de cocktail van het Institut Français voor de alumni van de Fabrique Cinemas du Monde waar ik mijn eerste speelfilm Cactus Flower (2017) heb ontwikkeld. Ze hadden de rooftop van Hotel Five Seas afgehuurd: wat een uitzicht. Met de organisatie besproken hoe lastig het was om visa te krijgen voor mijn Egyptische crew. Daarna pizza gegeten en late night drinks met mijn team. Cannes gaat laat slapen.

Vrijdag 17 mei

Om 8:30 naar de film

Heel vroeg opgestaan voor de ochtendscreening van Francis Ford Coppola’s Megalopolis in Grand Théâtre Lumière die al om half negen ’s ochtends begon. Daarna de Egyptische documentaire The Brink of Dreams over een Egyptische theatergroep van Koptische vrouwen gezien. Als je in Cannes filmtickets wilt bemachtigen, moet je al om zeven in de ochtend achter je computer zitten. Ze worden verdeeld per categorie accreditatie (filmmakers, pers, distributeurs) en zijn meestal heel snel weg.

Fayza, die Nunna speelt in mijn film, was erin geslaagd om kaartjes voor twee premières te bemachtigen. Kinds of Kindness, de nieuwe film van Yorgios Lanthimos, weer met Emma Stone, en Oh Canada van Paul Schrader met Richard Gere en Jacob Elordi. Ze zat midden in de zaal en toen ze zich later bij ons voegde voor een drankje raakte ze maar niet uitgepraat over hoe dicht ze bij de sterren had gezeten.

We kunnen pas om één uur ’s nachts, na de laatste film, geluid en beeld van onze film in de premièrezaal testen.

Zaterdag 18 mei

Staatssecretaris

De dagen worden steeds drukker. Met Lonnie van Brummelen, de Nederlandse producent van East of Noon naar een lunch van het Nederlands Filmfonds bij Mademoiselle Gray Plage Barrière aan het strand. Met Staatssecretaris voor Cultuur en Media Fleur Gräper-Koolwijk lang gesproken over de ingewikkelde weg die een film als East of Noon moet afleggen voordat die hier in Cannes in première kan gaan.

Op de See NL-party voor de Nederlandse films in Cannes hield ze ’s avonds een speech over het vermogen van de verbeelding om mensen te verbinden. Daarna meteen door naar het Kodak-feestje in het Amerikaanse paviljoen voor de films in Cannes die op filmmateriaal van Kodak zijn gedraaid. Ondanks de digitalisering zijn dat er flink wat, waaronder die van ons. Wij hebben gebruik gemaakt van 16mm zwart-wit en 35mm kleur voor de verschillende verhaallagen in de film.

Terwijl ik met Director of Photography Robbie Ryan een lang technisch gesprek heb over de twee competitiefilms die hij op celluloid heeft gedraaid (Bird van Andrea Arnold op 16mm en Kinds of Kindness op 35) verdwijnt mijn crew om foto’s te nemen bij het levensgrote Cannes-logo op het strand. Fayza wordt ook nog gefilmd voor het Cannes-behind-de-scènes journaal.

Hala Elkoussy op de See NL Party op het Cannes Film Festival.
Foto’s Frederic Pasquini

Zondag 19 mei

Doodop

Was de hele dag moe. Alsof al het harde werk me hier eindelijk heeft ingehaald. Met onze persattaché en Lonnie het protocol voor de première doorgenomen. We hebben het team van de Quinzaine weten over te halen om bijna iedereen van onze cast en crew dinsdag op het podium te mogen vragen. Bijna. Want Lonnie mag er niet bij zijn: „Bij de Quinzaine des cinéastes staan er nooit producenten op het podium.” Maar zonder producenten is er geen film! ’s Avonds met iedereen op het terras van mijn Airbnb gegeten. We waren allemaal doodop.

Maandag 20 mei

Proefdraaien

Zesendertig jaar nadat ze voor het eerst, en in haar eerste filmrol ooit, op het grote doek van de Quinzaine te zien was, kwam mijn vrouwelijke hoofdrolspeler en grande dame van het theater Menha Elbatraoui aan in Cannes. Ik verwelkomde haar met twee verfrissende virgin mojitos in een café in de buurt van haar hotel. Sinds vandaag staat de trailer van de film online, en ’s avonds tijdens een drankje op het strand met de crew de eerste onlinereacties bekeken. Dat viel niet tegen. Daarna weer aan de koffie, want we kunnen pas om één uur ’s nachts, na de laatste film, geluid en beeld van onze film in de premièrezaal testen. Samen met de sounddesigner stond ik daar midden in de nacht voor een dichte deur. Zenuwslopend. Uiteindelijk waren er vier technici om ons in de ondergrondse zaal met z’n 825 rode stoelen binnen te laten. Alles zag er goed uit. Toen natuurlijk niet geslapen door de koffie, maar in ieder geval ben ik niet zenuwachtig meer.

Dinsdag 21 mei

Première!

Vandaag om kwart over vijf ’s middags de première in het ondergrondse Théâtre Croisette. Dat betekent: om negen uur al in de door Dior gesponsorde haar- en make-upstoel. Om tien uur een video-interview met de onvermijdelijke vraag wat het voor mij betekent om voor de Quinzaine te zijn geselecteerd. Voor mij is het allerbelangrijkste om hier samen te zijn met iedereen die al die jaren aan de film heeft gewerkt. Twaalf uur: peptalk voor de crew. Twee uur: naar mijn appartement om me om te kleden. Ik weet nog steeds niet of ik rood of zwart zal dragen, maar wat ik wel zeker weet, is dat ik een speldje zal dragen als support aan de mensen in Palestina. Geen idee hoe deze avond zal verlopen, maar op dit moment ben ik in de wolken!

Nacht woensdag 22 mei

Publiek

De première was een van de gelukkigste momenten van mijn leven. Er is geen grotere vreugde dan de vrucht van zo veel jaren werk met een publiek te kunnen delen. De film is afgeleverd aan de wereld, en krijgt nu zijn eigen leven. Ik ben klaar voor een nieuwe uitdaging.

Een Braziliaanse golf in de dans, met dank aan president Lula

Ah, Braziliaanse dans! Opzwepend, ritmisch, soepel en sensueel, kortom heerlijk om te zien, zalig om te doen. In ons kille landje warmen dansliefhebbers en amateurdansers zich al jaren aan populaire Braziliaanse dansvormen als salsa, samba, zouk, lambada, axé, forro en capoeira. Over de theaterdans van Brazilië vernamen we echter lange tijd weinig tot niets in Nederland. Een enkele keer bezochten grotere gezelschappen van enige naam theaters in de grote steden en er kwamen ook Braziliaanse aspirant-choreografen naar de School voor Nieuwe Dansontwikkeling, van wie sommigen in Nederland bleven hangen. Maar hedendaagse dans úít Brazilië? Die leek bijna niet te bestaan.

Tot er ineens een hele nieuwe generatie dansmakers bleek opgestaan. Ze duiken op tijdens internationale festivals, nu dus het Holland Festival, met enerverende choreografieën die sterk zijn geworteld in de veelheid aan culturen waaruit de Braziliaanse maatschappij is samengesteld. Zo houden de nieuwe dansmakers hun samenleving een spiegel voor. Samen-leving is misschien een iets te mooi woord voor een land dat wordt doorsneden door duidelijke, soms bijna ondoordringbare scheidslijnen die alles te maken hebben met afkomst, huidskleur, geografie en sociaal-economische status.

Die verdeeldheid blijkt ironisch genoeg een vruchtbare voedingsbodem voor dansvoorstellingen die bol staan van maatschappelijk activisme, politiek pamflettisme, anti-racisme, dekolonisatie, erfgoedonderzoek, aangrijpende zelf-expressie of empowerment. Soms verbazingwekkend ongefilterd, maar ook gestileerd tot mystieke rituelen of surrealistische taferelen en vaak met een enorme fysieke energie die niet is ingesnoerd door een technisch systeem.

Miskramen

In het Holland Festival geeft danseres-choreografe-fotografe Flavia Pinheiro in de solo The Unborn op een emotioneel herkenbare en ontroerende manier vorm aan het verdriet van haar moeder, die haar leven lang rouwde om de kinderen die zij door miskramen verloor. Haar dochter Flavia voelde die maar al te aanwezige last van afwezigen al van jongs af. Pinheiro, die in Amsterdam woont en werkt, kruipt en kronkelt in The Unborn door een duistere tussenwereld vol mysterieuze geluiden en stemmen in een poging contact te leggen met de geesten van die nooit geboren kinderen, alle nooit geboren kinderen én die van de kinderen die ook nooit geboren zullen worden.

Spiritualiteit tekent ook de solo van de Braziliaans-Franse danseres en antropologe Ana Pi die haar lichaam in The Divine Cypher in bezit laat nemen door de geest van experimenteel cineaste Maya Deren. Net als Pi deed deze vrouw onderzoek naar Haïtiaanse danstradities. Met urban dance, voodoo en scifi creëert Pi beelden waarin ze heden, verleden en toekomst verweeft tot een fascinerend ritueel.

Animisme

De spiritualiteit die de Braziliaanse dans vaak kleurt – animisme en contact met de geestenwereld – is terug te voeren op de oorspronkelijke culturen van Zuid-Amerika en de cultuur die de tot slaaf gemaakte Afrikanen meebrachten. Lange tijd werden die als minderwaardig gezien door de Europees georiënteerde elite. Die waardeerde en steunde (mondjesmaat) vooral ballet, bij uitstek een ‘witte’ kunstvorm, of stijlen die geschoeid waren op de klassieke techniek, verweven met Braziliaanse traditionele vormen. Deze groepen, onder andere Companhia Deborah Colker, Grupo Corpo en Balé da Cidade de Sao Paolo, bezochten ook Nederland.

President Lula da Silva zorgde voor een herwaardering van inheemse kunstenaars

Pas rond de millenniumwisseling kreeg de hedendaagse dans momentum, niet in de laatste plaats dankzij de cultuurpolitiek van de socialistische president Lula da Silva. Hij zorgde voor een herwaardering van inheemse kunstenaars en stimuleerde cultuurparticipatie in de favela’s, ook als vreedzaam wapen tegen het bendegeweld daar. Daarmee legde hij de basis voor een nieuwe generatie makers die creëert vanuit een enorme urgentie. Zo ontstond een kleine Braziliaanse golf in de dans, uma onda Brasileira. Ook de rest van de wereld maakte zo kennis met onder anderen Marcelo Levi & Lucía Russo, Bruno Beltrão, Lia Rodrigues en Alice Ripoll en nog veel meer kleinere groepjes van hiphoppers en autodidacten. Sommigen van hen, Rodrigues en Ripoll bijvoorbeeld, zijn afkomstig uit de witte middenklasse maar kiezen welbewust voor de weerbarstige werkomgeving van de favela’s, waar een enorm reservoir aan danstalent staat te trappelen om armoede en geweld te ontvluchten via de dans.

Grupo Cena 11: Eu não sou só eu em mim (‘Ik ben niet alleen ik in mijzelf’).
Foto Karin Serafin

Anarcho-choreografie

Grupo Cena 11, maker van de grote dansvoorstelling in het Holland Festival, heeft een iets andere geschiedenis. Het gezelschap van Alejandro Ahmed ontstond al eerder, in 1995, maar deze ‘punkers van de Braziliaanse dans- en performancescene’, zoals hun bijnaam luidt, liet met radicale, experimentele benadering van dans zien dat verandering in de lucht zat. Ahmed creëert multidisciplinaire werken waarin technologie, AI, film, taal en tekst een belangrijke rol spelen. Zelf noemt de choreograaf zijn werk ‘anarcho-choreografie’. Verrassend genoeg heeft de groep nog maar weinig in Europa opgetreden (in Nederland alleen in het reizende festival Ervaar Daar Hier), terwijl het experimentele karakter prima aansluit bij de Europese dans.

De thematiek van Ahmeds Holland Festivalvoorstelling Eu não sou só eu em mim (‘Ik ben niet alleen ik in mijzelf’) is weliswaar universeel, maar Braziliaans van inspiratie: in O Povo Brasileiro (Het Braziliaanse volk) werpt antropoloog Darcy Ribeiro vragen op over identiteit en cultuur in een smeltkroesnatie als Brazilië. Met de ‘onzuiverheid’ van de vorm – Ahmed goochelt met minimal dance, Afrikaanse en Braziliaanse dans, pianomuziek, elektronische klanken, lichteffecten en tekst – demonstreert de choreografie de pluriforme Braziliaanse maatschappij waarin niemand een enkelvoudige identiteit heeft en al die identiteiten in relatie tot anderen voortdurend in verandering zijn. De dansers, die aanvankelijk als eilandjes opereren, komen langzaam bijeen.

Met de komst van Jair Bolsonaro leek het gedaan met de opkomst van de hedendaagse dans in Brazilië. Bolsonaro schafte zowel het cultuurministerie als de weinige subsidies die er waren af, waarna Covid-19 nog meer hindernissen opwierp. Na de verkiezingen van 2022 echter trad Lula da Silva opnieuw aan als president. De zon begon weer te schijnen voor de Braziliaanse dans, die ongetwijfeld weer zal opbloeien.


Column | Voor film blijft de btw 9% – wat een belediging!

Het zogeheten ‘programakkoord’ van de beoogde regering-Wilders lijkt een stapel ansichtkaarten aan vrienden, buren en kennissen. ‘We denken aan jullie! Groeten uit Den Haag’. Er zit ook een briefkaart bij, zo’n kale, zonder rustieke afbeelding. Dat bericht is voor kunst en cultuur, met de boodschap dat de btw op boeken, kranten, theater, muziek, musea en concerten stijgt van 9 naar 21 procent. Een klap in de snoet van het publiek, van literatuur-lezer tot popfestivalbezoeker. Maar de topfiguren van PVV, VVD, BBB en NSC menen dat geen weldenkend, en dus op hen stemmend, mens zit met zo’n strafkorting voor lastpakken die brutaalweg de macht in het algemeen bevragen, ook die van hunne doorluchtigheden. Die gedachte kan me een depressie bezorgen, maar daar schiet ik niets mee op. Dan beschouw ik de ruim verdubbelde btw liever als een compliment voor de effectiviteit van de denkers, doeners, mooie-dingen-makers en grapjassen die de cultuur dragen.

Maar wacht even, voor bioscopen blijft de btw wél gehandhaafd op 9 procent. Dat is een belediging. Ook film draagt cultuur, de bioscoop is net zo min een pretpark als een boekhandel. Er kan alleen maar achter zitten dat de formatietoppers in hun eenvoud denken: bioscoopbezoek is een gezellig uitje voor de mensen en gevaarloos voor ons. Hebben ze niet door dat superheldenfilms resoluut op hun retour zijn en dat tegenwoordig zelfs James Bond-films subversieve praat verkopen? Haal Poor Things en Barbie in huis en laaf je aan wat subversief feminisme. Of bezoek de bios voor het enerverende toekomstvisioen van The Beast, en laat je waarschuwen voor een wereld onder de knoet van AI. Die lage btw zal op een koopje voeren naar verkapte woke films. Binnenkort naar Emilia Perez, een harde misdaadfilm over een Mexicaanse narcobende, met een transgender-vrouw aan het hoofd.

Jonathan Yeo: King Charles III.
Foto Aaron Chown

Kunstenaars laten zich niet aanlijnen. In het VK nam er eentje de opdracht aan voor het allereerste staatsieportret van de Britse King Charles III, v/h prins. De schilder duwde hem helemaal onder in het rood van zijn uniform, afgezien van ’s konings gezicht, afgezien van zijn handen. Die zijn schoon, denkelijk in onschuld gewassen. Het portret is op allerlei manieren te interpreteren. Ik zie een echo van Shakespeares Macbeth, de tragische koning die rare sprongen maakt omdat hij zijn macht niet aan kan.

Die btw-verhoging is een lamme maatregel. De onachtzamen merken het niet, zij wisten al nooit wat ze misten (veel, maar dat is een ander verhaal). De ‘elite’ (‘elitair’ ben je voor populisten als je geld hebt én van kunst houdt) denkt: dat moet dan maar en gaat toch. Mensen die het minder hebben zullen erop beknibbelen, Erst kommt das Fressen, dichtte Brecht terecht. En de kunstenaars? Die blijven op de werkelijkheid reageren, met ongrijpbare scherpzinnigheid, aanstekelijke treurnis en artistieke gein. Kopjes geven doen ze niet, autoriteiten sparen kunnen ze niet. Gretig bijten ze in de hand die hen voedt.


Tegendraads theatergezelschap Forced Entertainment viert veertig jaar aan deconstructie: ‘Het gaat ons erom vragen op te werpen’

Een vastgelopen videospel: dat is misschien de meest adequate manier om Signal to Noise te omschrijven. Als Sims die geen heldere instructies hebben gekregen lopen de performers over het podium. Soms staan ze verloren voor zich uit te kijken; soms storten ze zich met overgave op loze handelingen (de vloer boenen en verschillende pruiken opzetten zijn favoriet). Zelf praten doen ze niet: in plaats daarvan playbacken ze de onsamenhangende, zich almaar herhalende tekstfragmenten die door AI-stemmen worden uitgesproken. Ze proberen de stemmen uit, maken die zich eigen en geven ze aan elkaar door, opnieuw en opnieuw, tot je je als toeschouwer meegezogen voelt in een hallucinatoire trip.

Op zaterdagavond 20 april – de tweede keer dat theatergezelschap Forced Entertainment de show in Frankfurt ten tonele brengt – zijn niet alle toeschouwers bereid die trip uit te zitten. Voor het doek valt hebben een paar van hen de zaal al op hun tenen verlaten. Des te harder klinkt het slotapplaus van de toeschouwers die zich tot het eind hebben laten overdonderen door de ongrijpbare show.

Messy

Met een verdeelde ontvangst is de Britse theatergroep inmiddels wel bekend. Het experimentele gezelschap (dat in 2016 de prestigieuze Ibsen Award ontving voor zijn „voortdurend verrassende” werk) vergaarde sinds zijn oprichting in 1984 een spraakmakende reputatie in binnen- en buitenland, met onder meer voorstellingen waarin het individuele leden van het publiek voorspelde hoe die zouden overlijden (First Night) of alle werken van Shakespeare naspeelde met huis-tuin-en-keukengerei, zoals peper- en zoutvaatjes (Complete works). Baanbrekend, tegendraads, anarchistisch, chaotisch, messy, briljant… Pers en publiek kunnen al veertig jaar discussiëren over alle ontregelende performances die de groep heeft neergezet.

Veertig jaar: dat vraagt om een terugblik. In een Frankfurtse hotellobby vertellen performers Cathy Naden en Claire Marshall over vier decennia aan deconstructie en over Signal to Noise, dat ze maakten ter viering van de net behaalde mijlpaal. Met die jubileumvoorstelling zullen ze in totaal negen steden bezoeken, met Amsterdam als eindstation.

Frankfurt is de tweede halte. Daar treffen we elkaar op zondagochtend, als de nabijgelegen cafeetjes gesloten blijken te zijn en het hotel waar het gezelschap logeert overblijft als beste optie om het gesprek te voeren. Dus dat doen we: middenin de lobby, met zwarte koffie die Naden op haar hotelkamer heeft gezet en op de achtergrond een afspeellijst waarin landgenoot Adele de boventoon voert. We proberen onze aandacht af te wenden van jaren tien-pophit ‘Rolling in the Deep’ wanneer we verder terug duiken in de tijd. Terug naar de jaren tachtig, naar het Engeland van Thatcheriaans conservatisme en rebelse post-punk, toen de groep bij elkaar kwam in de samenstelling die nu nog steeds het hart van Forced Entertainment vormt.

Scène uit Signal to Noise van Forced Entertainment.
Foto Hugo Glendinning

Doe-het-zelf

Naden studeerde in die tijd Engels en theater aan de Britse Exeter University, net als Tim Etchell (nu artistiek leider van het gezelschap) en Richard Lowden (ontwerper). Naden: „De theaterafdeling van Exeter was toen vrij uniek, omdat al het werk daar praktijkgericht was. Per semester maakte je stukken in reactie op de ideeën en werkwijzen van figuren als Brecht of Tsjechov. Als studenten groeiden we op met het idee dat we niet gewoon toneelstukken wilden spelen, maar ons eigen werk wilden maken, waarmee we het aardse leven wilden onderzoeken.”

Vanuit die maakdrang richten Etchell en Lowden een theatergezelschap op, en beginnen ze vrienden te rekruteren om mee te doen. Studiegenoten Cathy Naden en Robin Arthur sluiten zich al gauw aan bij het eigenzinnige groepje en spelen mee in de allereerste productie van Forced Entertainment: Jessica in the Room of Lights, een performance over een bioscoopmedewerkster wier leven vermengd raakt met de films die ze kijkt op haar werk. De voorstelling zet de toon voor de shows die de groep de daarop volgende jaren zal maken, met het gebruik van vooraf opgenomen stemmen, zelfgemaakte soundtracks en een gefragmenteerde in plaats van lineaire manier van verhalen vertellen.

Als ik naar een performance ga wil ik voelen dat me iets overkomt, iets dat niet echt uit te leggen valtClaire Marshall

„We waren niet geïnteresseerd in traditioneel theater”, zegt Naden nu. „En we voeren nog op de nagolven van de hele punk-era, met het idee dat creatieve mensen gewoon konden do it yourself-en, en van een soort ongepolijste kwaliteit juist een deugd konden maken.”

Wanneer ook studiegenoot Terry O’Conner zich bij de groep heeft aangesloten, trekt het vijftal noordwaarts, naar een stad die de theatermakers aantrekt door haar links-socialistische statuur: Sheffield, nog altijd het thuishonk van Forced Entertainment. Daar voelt Claire Marshall zich direct thuis bij de doe-het-zelf-mentaliteit van het nieuwe gezelschap. „Wij doen alles”, zegt Marshall. „Van het maken van werk en het bouwen van sets tot het rondrijden van het busje en het in- en uitladen van gereedschap. En we werken allemaal samen. Er is geen hiërarchie.”

Deconstructie

Juist dat gebrek aan hiërarchie vormt, samen met de Britse hang naar literair theater à la Shakespeare, volgens Marshall en Naden de reden voor de wat moeizame omgang met theatercritici uit hun thuisland. „Engeland heeft coöperatief werken nooit echt omarmd. Het is gevaarlijk wanneer mensen macht hebben, en wij zijn heel gelijk in de groep. Heel egalitair. Hè”, zegt Naden, terwijl ‘Rolling in the deep’ nog harder dan voorheen begint te spelen, en ze werpt een blik op de hotelbediende achter de balie. „Hij heeft het opnieuw aangezet. Het is zijn favoriete track, denk ik.” Ze schiet in de lach wanneer Marshall haar vurig aanvult: „Waarom moet het überhaupt aan staan? Ik heb het gevoel dat ik in heel Frankfurt word achtervolgd door dezelfde shitty soundtrack.”

Gelukkig voor Marshall en Naden hoeven ze op dat moment nog maar één voorstelling te spelen in Frankfurt, voordat ze met Signal to Noise kunnen doorreizen naar Berlijn. In hun jubileumvoorstelling zit veel spelplezier, vertelt het tweetal. De inzet van kunstmatige stemmen valt precies in hun straatje. „We geven de taal op een bepaalde manier weg”, zegt Naden. „Alsof je spreekt zonder volledig te claimen wat je zegt.” Marshall: „Daardoor word je er continu aan herinnerd dat je naar een performance aan het kijken bent, en dus dat je in het theater zit. Die afstand tussen de performers en hetgeen dat ze performen – dat is deconstructie.”

Scène uit Signal to Noise van Forced Entertainment.
Foto Hugo Glendinning

Open einde

Dat verlangen om vraagtekens te plaatsen bij authenticiteit is kenmerkend voor Forced Entertainment, dat er (in Nadens woorden) altijd van heeft gehouden „de scheurtjes in een performance te laten zien.” Om dat jaar na jaar op verrassende manieren te blijven doen, gaat Forced Entertainment geregeld samenwerkingen aan met andere theatermakers, en speelt het gezelschap met schaal, duur en locatie. Ze betraden grote en kleine podia, maakten shows van zes en vierentwintig uur, speelden voorstellingen in kelders en tourbussen. En nog steeds blijven de nieuwe ideeën komen.

„Ik denk dat dat allemaal verbonden is aan hoe we verkennen wat theater kan zijn”, zegt Marshall; „wat wij wíllen dat theater is.” En theater, dat is voor Forced Entertainment een plek om uit te drukken wat het betekent om mens te zijn, ook al valt daar geen eenduidige definitie van te geven. Wie weet verklaart dat ook deels de raadselachtige aard van voorstellingen als Signal to Noise.

„Als ik naar een performance ga wil ik voelen dat me iets overkomt”, zegt Marshall, „iets dat niet echt uit te leggen valt.” Naden knikt. „Het gaat ons om vragen opwerpen, liever dan ze beantwoorden. Ik denk dat dat het leven beter weergeeft”, zegt ze. „Het heeft een open einde, nietwaar?”


Kan de computer kunstenaars genereren?

Er is een fascinerende nieuwe kunstcategorie in opkomst: namaakkunst. Dat is geen kunst die vals is, of gekopieerd, of gewoon slecht werk, maar kunst die doet alsof ze kunst is – en die iedereen in principe zou kunnen maken. Dat komt door Artificial Intelligence. Mensen die er verstand van hebben zeggen dat AI heel snel groeit in kracht en mogelijkheden en dat AI-programma’s zelfs al bijna menselijk zijn, inclusief de suggestie van emoties. En dat ze dus ook zouden kunnen schrijven. Of kunst maken.

Tegelijk weigert iets in mijn brein dit idee te accepteren. Gaat een computer ooit zo complex en grillig en onvoorspelbaar worden als een mens? Zal een computer ooit menselijke fouten overtuigend kunnen imiteren? Voorlopig ben ik niet de enige die twijfelt: de kunstwereld gebruikt nog steeds opvallend weinig AI en lijkt AI zelfs nauwelijks te zien als een serieuze bedreiging. Sterker nog: voorlopig geldt het label ‘AI’ vooral als een geweldige vorm van artistieke diskwalificatie.

Inderdaad: ik héb overwogen dit stuk door AI te laten schrijven.

Zonder stijl

Een paar weken geleden hing ik wat rond in de grote Wilhelm Sasnal-zaal in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Sasnal is, ook AI-technisch gezien, een interessante kunstenaar. Al zijn hele carrière lijkt hij er een sport van te maken om zich aan het verschijnsel ‘stijl’ te onttrekken. In zijn Stedelijk-zaal hangt een groot abstract doek naast bloemstillevens, een portret van Marie Le Pen achter nageschilderde beelden van Auschwitz.

Allemaal goede, soms zelf heel goede schilderijen die nog interessanter worden als je gaat zoeken naar de vraag wat ze bij elkaar houdt. Heeft Wilhelm Sasnal een essentie? En zo ja, waardoor wordt die dan gevormd – maar ineens werd ik aangesproken. Voor me stond een man die zich voorstelde als de Belgische kunstenaar Peter Morrens. Nu kende ik inderdaad van lang geleden een Peter Morrens, maar die herinnerde ik me als gladgeschoren en klein, donker jasje, enigszins conceptueel uiterlijk. Hier stond een man met een stevige baard, in een veelkleurige lapjesbroek.

Kende ik hem?

‘Peter Morrens’ begon aanstekelijk te vertellen over een aankomende solotentoonstelling, ergens in België. Ik dacht aan zijn verschijning van weleer, aan Sasnal en aan een geliefd transformatiedilemma. U kent het wel: een boot verlaat de haven voor een reis rond de wereld. De omstandigheden zijn zwaar: het schip vaart al snel op een rots en moet zijn boeg vervangen. In een storm slaat de mast overboord – en wordt vervangen. De kiel blijkt na acht maanden rot en moet vernieuwd. Uiteindelijk, als het schip terugkeert in de vertrekhaven, is elk onderdeel, elke plank, elke schroef van de boot anders dan bij vertrek.

Is het nog dezelfde boot?

In AI-termen: verbeeldt de verschijning, het uiterlijk van een mens of een kunstwerk altijd een onzichtbare essentie? En kun je die ook faken?

Fictieve kunstenaars

Alsof de duvel ermee speelde begon ‘Morrens’ nu over een andere tentoonstelling, Alias in Museum M in Leuven. Een tentoonstelling, zo vertelde hij, over fictieve kunstenaars: de hele expositie hangt vol met werken die zijn vervaardigd onder pseudoniem, door kunstenaars die zelf een kunstenaar hebben bedacht, of door collectieven die doen alsof ze één kunstenaar zijn – het leek, zowaar, een perfecte ‘kern-tentoonstelling’. Morrens deed zelf ook mee, zei hij, onder het pseudoniem ‘Herman Smit’, en terwijl hij uitweidde over Smits oeuvre dacht ik twee dingen: 1: waarom kies je als kunstenaar zo’n niksig pseudoniem? En 2: zou AI ooit zo’n diep-onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden durven verzinnen?

Claire Fontaine, Your Money and Your Life, 2019
Foto Guillaume Vieira Courtesy the artist and Galerie Neu, Berlin

Eenmaal in Leuven bleek Alias inderdaad tamelijk geweldig – als je tenminste houdt van artistiek-existentiële vragen als ‘wat is een kunstenaar?’, en ‘bestaat stijl?’. Op het eerste gezicht is Alias net een ‘gewone’ tentoonstelling, tot je begint te merken dat er wel heel weinig bekende namen aan deelnemen, én dat de afzonderlijke werken je zelden direct raken.

Dat is ook begrijpelijk: de werken op Alias zijn allemaal kamerschermen, façades, pionnen, die niet voortkomen uit de klassiek-romantische drang om iets te maken dat een unieke persoonlijkheid onthult, maar objecten die zo goed mogelijk doen alsof ze kunstwerken zijn. Daarin zit wél veel diversiteit: bijna elke strategie die kunstenaars de afgelopen decennia hebben ontwikkeld om zich aan begrippen als identificatie of stijl te onttrekken komt voorbij – en niet voor niets wordt AI al meteen in de inleiding genoemd. Is het mogelijk een persoonlijkheid te creëren? Een kunstenaar? Maar ook: als beeldende kunst gaat over beelden, wat maakt het dan uit door wie of wat ze zijn vervaardigd?

Voorlopig geldt het label ‘AI’ vooral als een geweldige vorm van artistieke diskwalificatie

Die vragen maakt Alias behoorlijk confronterend, vooral omdat de tentoonstelling voortdurend laat zien hoe dun de lijn is tussen ‘echt’ en fake’. Natuurlijk, veel van de getoonde werken volgen een bekend stramien. Zo zijn er (bekende) klassieke pseudoniem-kunstenaars, zoals Jade Guarano Kuriki-Olivo die het alias Puppies Puppies aannam om het spel met genderidentiteit in hun werk te benadrukken. Anderen gebruiken een pseudoniem om werk uit te voeren dat ze in hun ‘normale’ oeuvre niet kwijt kunnen, of omdat het spelen met identiteiten hun onderwerp is, zoals Peter Morrens/Herman Smit, Lynn Hersman Leeson met ‘Robert Breitmore’ of Ryan Gander, die op Alias zowel werk van ‘Anton Ernest’ als van ‘Santo Sterne’ toont – met complimenten aan de anagram-puzzelaars. Ook zijn er kunstenaars die hun alias gebruiken als bescherming tegen de buitenwereld, bijvoorbeeld als hun werk politiek geladen is (zoals Oksana Pasaiko), of seksueel expliciet, zoals N.V. Panneel’s schilderij van ‘Sneeuwwitje en de neukende biggetjes’. Dat werd bij de eerste expositie in 1986 door de politie in beslag genomen, en vervolgens door de kunstenaar zelf ‘gekuisd’ door de seksueel expliciete delen weg te snijden – de ‘verknipte’ versie is nu hier te zien.

Foreigners Everywhere

Achter andere kunstenaars op Alias gaat een duo of een groep schuil, zoals bij Claire Fontaine (bekend van de tekst ‘Foreigners Everywhere’, de titel van de huidige Biënnale van Venetië) die onder hun pseudoniem zo bekend zijn, dat ik me nooit had afgevraagd wie er in werkelijkheid achter schuilen. Of neem Reena Spaulings: haar naam begon als de titel van een roman, geschreven door de Bernadette Corporation (inderdaad, ook een groep anonieme kunstenaars), waarna ‘Reena’ een heel eigen leven ging leiden en onder andere kunstenaar en galeriehouder werd – Reena Spaulings Fine Art is als galerie tegenwoordig zo bekend dat veel mensen nauwelijks nog beseffen dat de naam op een fictief personage is gebaseerd.

Op Alias hangt een serie door ‘Reena’ geschilderde portretten van beroemde ‘collega-galeriehouders’ die soms ook weer duo’s zijn, variërend van Balice Hertling en Isabella Bortolozzi tot Simon Lee en Karma International. Bent u daar nog? Want inderdaad: soms wordt de stapeling van identiteiten zo hoog dat je je uit lichte wanhoop maar vastklampt aan Fernando Pessoa: de schrijver-koning van de pseudoniemenkunst die voor elk onderdeel van zijn geschreven oeuvre een apart naam in het leven riep. Net als bij Pessoa ben je als toeschouwer op Alias soms de draad volkomen kwijt.

Maar daar wordt het ook leuk, natuurlijk.

Want onder de identiteitsvraag die op Alias steeds opnieuw wordt opgeworpen, schuilt een ander dilemma, dat in de huidige kunstwereld veel urgenter is: het verlangen naar authenticiteit. Volgens de romantische theorie willen we graag dat kunstenaars ‘echt’ zijn (precies de reden dat Alias zo ongemakkelijk blijft), maar tegenwoordig wordt dat ‘echt’ steeds vaker ter discussie gesteld. Daarbij gaat het niet alleen over AI, maar ook over de vraag in hoeverre iemand ‘hoort’ tot een bepaalde groep.

Neem de rel rond kunstenaar Jimmie Durham van een paar jaar geleden: Durham baseerde zijn (geweldige) werk voor een belangrijk deel op de suggestie dat hij een Native American was – tot andere, onbetwiste Native Americans stelden dat daar helemaal geen bewijs voor was. Was Durhams werk daarmee ineens nep, of maakte het feit dat hij die identiteit zo overtuigend had weten te ensceneren, hem juist tot een extra goede kunstenaar? Mag je authenticiteit faken? Die vraag raakt ook aan de manier waarop veel niet-witte, niet-westerse kunst nu een emancipatieproces doorloopt: jaren werd die kunst door het westen nauwelijks gezien, nu dat wel gebeurt zijn identiteit en authenticiteit vaak doorslaggevende criteria. Maar wie bepaalt die criteria eigenlijk? En komen ze niet vooral voort uit de voorgebakken verwachtingen van het witte westerse publiek? Is dat wel eerlijk – en slim?

Het fascinerendste aan Alias is dat de tentoonstelling je laat nadenken over de vraag wat authenticiteit nog betekent in een wereld waarin computers en algoritmes steeds makkelijker overtuigende ‘identiteiten’ kunnen genereren en die tegelijk door identiteitsvraagstukken wordt verscheurd. Heeft ‘authenticiteit’ in zulke omstandigheden nog wel waarde – en hechten we er niet te veel aan? Stel dat je ieder mens óók beschouwt als een soort algoritme, waarbinnen complexe informatiestromen leiden tot een bepaald gedrag, en dat in zekere zin dus te programmeren zou moeten zijn – kan de computer dan inderdaad mensen gaan genereren. En kunstenaars?

Voorlopig lijkt het erop dat de aloude romantiek de kunst nog wel even zal redden. Zelfs als een algoritme erin zou slagen beelden te maken die zo origineel zijn, of authentiek, dat ze betekenis krijgen en nieuwsgierigheid oproepen, dan willen we ook meer weten over de wereld waaruit ze voortkomen. En dan verliezen we al snel onze interesse als het antwoord een willekeurig gegenereerde informatieconfiguratie blijkt te zijn. Of is de vraag juist verkeerd, en is het de toekomst om de zoektocht naar authenticiteit maar op te geven?

Op Alias duurde het even voor ik het werk van Herman Smit had gevonden. Het hing aan de muur van de eerste zaal: een schetsboek met louter witte pagina’s – leeg, op een preeg in het papier na, die de tekst ‘Herman Smit – Waar-nemer’ bevat. Leegte als oplossing.

De kunstenaar die verdwijnt.

Weet u trouwens zeker dat dit stuk niet door AI is geschreven?

Alias is nog t/m 1 september te zien in Museum M, Leuven, België.


Scott Beekhuizen (Prins S. en de Geit): ‘Vrij zijn, dansen, even geen angst. Euforie. Dit is waar we het voor doen’

Scott Beekhuizen Scott Beekhuizen is de Prins S. in de Haagse electropopgroep Prins S. en de Geit, met wie hij onlangs het album Partijtje uitbracht. Ze speelden dit jaar op Paaspop, in Paradiso, TivoliVredenburg en op twee Bevrijdingsfestivals, en toeren deze zomer nog langs Rock Werchter, Concert at Sea en veel meer.

Scott Beekhuizen van Prins S. en De Geit langs de route die hij loopt om van de bushalte bij de studio te komen.

Scott Beekhuizen van Prins S. en De Geit langs de route die hij loopt om van de bushalte bij de studio te komen.

Foto Andreas Terlaak

Woensdag 8 mei

Kater

Ik word wakker. Kater. Gisteravond was het feest, want de lieve kunstenaars SOGO hadden hun nieuwe kunstwerk af: een grote muur vol vogels op Café Zèta. Het is prachtig. Iconisch. Pontificaal op de Grote Markt in Den Haag waar we al zo lang komen. Dus gisteren was er liefde en bier. Wat een geluksvogels.

Vandaag naar Museum Voorlinden met Daan. Daan is lief. Raar dat ik nog nooit naar Voorlinden ben geweest, terwijl het zo dichtbij is. Ik ken het alleen van de foto’s op Instagram. Ik verheug me op het zwembad.

In Amsterdam wordt door studenten de UvA bezet en ik sta te kijken naar een hyperrealistische sculptuur van twee onrealistisch grote oude mensen in badkleding. Voorlinden is prachtig. Ik vind de kleine liftdeurtjes heel leuk. Maar iets knaagt. Dat knagen kan kunst mooier maken, omdat kunst dat knagen even minder kan maken. Of misschien juist erger. Misschien wel allebei tegelijk. Ik weet het niet. Het knaagt hardnekkig vandaag.

In de auto terug met Daan even de wereld bespreken. „Gaat niet zo goed, hè.” „Nee.” Maar laat de wanhoop niet winnen.

In de avond met Melissa thuis, dat is fijn. Lieve lief. Samen op de bank. Elkaar vasthouden. Het is belangrijk om iemand te hebben die je vast kan houden, en jij hen.

Prins S. en De Geit met Scott Beekhuizen (midden), Marne Miesen (links), Daniel Ortgiess (rechts) en een van de twee geiten die naast hun studio verblijven. Foto Andreas Terlaak

Donderdag 9 mei

Oerrock, Friesland

Wakker. We mogen weer. Vanavond spelen. We spelen op Oerrock in Friesland. Oerrock ken ik niet. Ben benieuwd waar we terecht gaan komen. Geiten van stal!

In de bus. Lekker, de zon schijnt. Lange reis vandaag. Friesland is ver van Den Haag. Marne vertelt over het Venetië van Zuid-Holland en over de komeetstaartgoudvissen in de Hornbach. Dat ze ons zo missen.

Dan is er even stress, want de geluidsman zit nog ergens in een kano. Maar de crisis wordt snel gemanaged. Gelukkig.

Onderweg luister ik naar een podcast over Drake en Kendrick. Steeds terugspoelen, want ik dwaal snel af. De beelden van het politiegeweld in Amsterdam gaan niet uit mijn hoofd. Een kennis is opgepakt tijdens de protesten en zit nog vast. Volgens alle omstanders onschuldig. Volgens mij ook.

We komen aan in Ureterp. Of nee Oerterp, vandaar Oerrock. De mensen zijn lief hier, en de geluidsman is op tijd uit de kano ontsnapt. Nu eten en voorbereiden.

We staan naast het podium. Alles is opgebouwd en ready to go. Daniël is z’n drumstok voor de koebel kwijt en gebruikt vandaag een pollepel. Ik heb zin om te spelen en te dansen.

De show is genieten, ons partijtje gaat goed, het publiek is gezellig. Met zo veel mensen samen springen, samen dansen, samen zijn. Vrij zijn, ongenuanceerd dansen, even geen angst. Euforie. Dit is waar we het voor doen. Wat een leven hebben we. Ik weet niet waar ik in geloof, maar met zo veel mensen dansen en „kei blij in de rij voor de kinderboerderij” zingen voelt soms spiritueel. Al knaagt er iets.

In maart hebben we ons tweede album, Partijtje, uitgebracht. Dat album gaat over proberen te blijven dansen in een wereld die langzaam afbrokkelt. Dansen als remedie of toch op z’n minst verlichting. Vanavond was weer zo’n avond. De pollepel werkte toch minder dan een drumstok. Maar dat mocht niet deren.

Prins S. en De Geit in hun studio. Scott Beekhuizen (midden), Marne Miesen (rechts), Daniel Ortgiess (links). Foto Andreas Terlaak

Vrijdag 10 mei

Geheim

Wakker. Rustige dag vandaag. Vanavond Son Mieux in Amare, daar verheug ik me op. Ik word gebeld, heel leuk nieuws! Helaas nog geheim… Overdag vrij. Koffie op het terras met lief en Eva. Lekker, de zon schijnt.

Dan naar huis. Ik verdrink in m’n telefoon. Protest, studenten, politiegeweld, Joost, diskwalificatie, of niet, wat is er aan de hand, het Songfestival is niet politiek, wel politiek, coalitie, Geert, Caroline, hoofdlijnen. Denkt er iemand nog aan de kinderen in Gaza? Of over Oekraïne? Of het klimaat?

De aarde beeft. Wat een puinhoop.

Dan Son Mieux in Amare. Son Mieux is geweldig, de show is waanzinnig. Wat een band. Samen vieren, springen, samen zijn. Ik dans en geniet. Al knaagt er iets. Son Mieux is echt heel goed.

Zaterdag 11 mei

Clamotterock in België

Wakker. Vanavond spelen. Partijtje in België: Clamotterock. We mogen weer. In de bus naar België. Joris heeft zijn neus gebroken tijdens het boksen. Nu mag hij niet meer boksen. Arme Joris.

Joost is gediskwalificeerd. Nu echt. Arme Joost.

We zijn op Clamotterock. Lekker, de zon schijnt. Daniël heeft een nieuwe drumstok en de geluidsman zit niet in een kano. Wat hebben ze luxe toiletcabines hier! Ondertussen vluchten Palestijnen Rafah uit. Eten en voorbereiden.

Vlak voor de show. Er is een technisch probleem, maar de tijd dringt. Er worden plannen gemaakt. Wat gaan we doen als dit niet wordt opgelost? Dan, precies op het moment dat we moeten beginnen, is het verholpen en kunnen we. Gelukkig.

De show gaat goed. Het is warm, maar zweet is niet erg. Sommige mensen moeten vandaag een beetje aan ons wennen, maar als we uiteindelijk met z’n allen naar de kinderboerderij gaan, gaat iedereen mee. Fijn. Al knaagt het. De geitenfamilie is weer wat gegroeid vandaag.

Een greep uit de verzameling gewonnen prijzen en cadeaus van fans op de piano in de studio van Prins S. en De Geit. Foto Andreas Terlaak

Zondag 12 mei

Geitenhok

Wakker. Ik ben onrustig. Het stormt deze week, al schijnt bijna elke dag de zon. Vanavond op vakantie.

Eerst even naar het geitenhok: onze studio en repetitieruimte. We moeten nog een filmpje maken voor de sociale media van Rock Werchter. Bella en Chanel staan lekker in het zonnetje als ik aankom. Soms zou ik willen dat ik een geit was. Of een ander dier.

Dan naar huis, spullen pakken. Ik ga een paar dagen met vrienden naar een huisje op Goeree-Overflakkee. (Goeree-Overflakkee, ik denk nog steeds dat dat een grap is). Het is een jaarlijkse traditie. We noemen het ‘de boel’, van even de boel de boel. Er is deze dagen een hoop boel om de boel te laten.

Als we aankomen zitten we buiten in de zon en kletsen bij. Iedereen heeft een heel hectische week gehad. De wereld is nooit meer rustig, maar soms lijkt het alsof er weken zijn waarin de chaos overal tegelijk piekt. Afgelopen week was zo’n week.

Maar nu even de boel de boel. Al knaagt het.

Maandag 13 mei

De boel

De boel de boel.

Hiphopproducer Bnnyhunna: ‘Ik wil dat mijn muziek klinkt als een stranddag met zo’n briesje op je gezicht’

Aan het plafond van de pinkstergemeentekerk Charity’s House in Amsterdam-Zuidoost hangen rijen speakers die niet zouden misstaan op een middelgroot poppodium. Al minutenlang antwoordt een koor van dertien zangers en zangeressen op de voorzanger: „We won’t stop praising you!” De muziek zwelt aan en neemt af. Het zijn voornamelijk twintigers en dertigers die rond de kansel met het opschrift ‘Revival Now!’ staan. Er is bovendien een bassist, een gitarist, een drummer achter een professionele drumkit en twee toetsenisten. Verder is de kerk leeg, want dit is maar een doorsnee zaterdagavond. Het is oefenen voor zondag.

Een van de toetsenisten, Benjamin Ankomah (26), leidt de sessie door aanwijzingen te geven die de muzikanten bereiken via oortjes. Hij bepaalt de intensiteit van de zang en de begeleiding, af en toe gooit hij er een speels synthesizerloopje doorheen. Ankomah is beter bekend als Bnnyhunna, een veel gevraagd hiphop-producer, die met zijn eigen werk op festivals als North Sea Jazz, Into The Great Wide Open en Down The Rabbit Hole stond. De afgelopen maanden was hij op NPO3 te zien als bandleider bij muziekquiz That’s My Jam.

Komend weekend staat Bnnyhunna op Music Meeting in Nijmegen en op Tweede Pinksterdag speelt hij in het Concertgebouw op het festival From Southeast With Love, waar artiesten uit Amsterdam-Zuidoost te horen zijn. Later deze zomer volgen onder meer Zwarte Cross en Dekmantel. Hij produceert voor rappers als Akwasi, Nnelg, Winne en Ray Fuego. En hij werkt aan een solo-album voor later dit jaar waarop jazz, gospel en West-Afrikaanse highlife centraal staan. Al die projecten zijn onlosmakelijk verbonden met deze kerk. Zijn thuis, in het hart van de Ghanese gemeenschap van de Bijlmer.

„Mijn vader is gitarist, mijn moeder zong altijd in het koor,’’ zegt hij na afloop van de sessie in een wegrestaurant iets verderop. „Toen ik vijf jaar oud was begon ik op een speelgoedkeyboard ‘No Woman No Cry’ van Bob Marley te spelen, want die video was elke week op een vast tijdstip te zien op Salto 2, de lokale zender in Amsterdam. Toen mijn ouders dat hoorden, ging mijn vader me klaarstomen voor de kerk door een Ghanees gospelnummer in te studeren.”

Schaker

Naast de toetsen ontdekte hij bas en drum. Hij wilde „de taal van alle instrumenten begrijpen”. „In mijn tienerjaren ben ik uiteindelijk echt die pet van producer en componist gaan dragen. Als jongste in mijn muzikale omgeving was het niet vanzelfsprekend om iets te leiden, maar het ging op natuurlijk wijze toch zo.”

Hij componeert al spelend, zegt hij. „Ik hoor tijdens het spelen veel noten en sferen in mijn hoofd en dan ga ik vooruitdenken.” Vergelijk het met een schaker. Als voorbeeld geeft Bnnyhunna de oefensessie in de kerk. „Tijdens het spel ben ik aan het componeren. Dan geef ik via de oortjes door dat de bas een lagere noot moet spelen, de gitaar een hogere. Het is niet altijd technisch, maar heel intuïtief, afhankelijk van wat voor emotie je wilt opwekken.”

Gedurende de oefensessie heeft de gospel een zichtbare werking op de koorleden. Sommigen staan minutenlang met ogen dicht te prevelen, terwijl anderen het vraag-antwoord-patroon blijven repeteren. Mannen en vrouwen lijken de spirit die ze bezingen in hun lijf te voelen. Bnnyhunna: „Dat komt echt door de muziek. In de kerk zingen we alleen religieuze nummers, maar het idee is voor mij hetzelfde op een festival of in een popzaal. Muziek is een middel om te helen en samen te zijn.”

Hij heeft geleerd dat zijn aanpak afwijkt van het gangbare pad. „Toen ik als puber, na de scheiding van mijn ouders, met mijn moeder naar Purmerend verhuisde, heb ik gemerkt dat het oké was om een buitenbeentje te zijn. Ik ontdekte dat ik dat eigenlijk ook al in Zuidoost was geweest. Ik was toen al de jongen die veel naar de kerk ging en niet buiten ging chillen, die zich anders kleedde. Ik voelde de verwachting dat je voetballer moest worden, of rapper, of, als naar je ouders luisterde, dokter. Maar ik wilde de kunst opzoeken in muziek, experimenteren. Ik had daar weinig voorbeelden van. Eenmaal in Purmerend werd ik pas echt next-level het buitenbeentje. Ik sprak anders, het was een witte omgeving. Maar doordat ik zo weinig houvast had, bracht het me rust. Ik kwam dichter bij mezelf.”

Bnnyhunna (Benjamin Ankomah): „Muziek is een middel om te helen en samen te zijn.”
Foto Andreas Terlaak

Jazzy

Toen hij uit huis ging, keerde hij zo snel hij kon terug naar de Bijlmer. Maar nu zelfverzekerder, met de durf om te putten uit al zijn achtergronden. Bnnyhunna’s producties zijn meestal geen party-tracks of rauwe hiphop. Hij zoekt de jazzy kant. „We luisterden thuis reggae, gospel, Michael Jackson, Stevie Wonder en highlife, de populaire Ghanese muziek van de jaren zeventig en tachtig.”

Het is terug te horen in zijn producties. „Ik wil dat het klinkt als een stranddag met zo’n briesje op je gezicht. Precies goed.”

Hij kent dat briesje vooral uit Ghana, waar hij net uit terugkomt. Hij bezoekt het land jaarlijks, vooral voor familie en hij kent er veel muzikanten, vaak weer verbonden met de pinkstergemeente. Maandag speelt hij met zijn vader in het Concertgebouw tijdens het concert waarin de Bijlmer centraal staat. Zoekend naar gezamenlijk repertoire kwamen ze niet uit bij gospel, maar bij een highlife classic. ‘Kyenkyen Bi Adi Mawi’ van Alhaji K. Frimpong. „Die speelden we thuis vaak. Het is lang geleden dat ik met mijn vader speelde, maar de highlife brengt ons samen.”


25 jaar foto’s van Youp door zijn huisfotograaf Bob Bronshoff

De VARAgids vroeg fotograaf Bob Bronshoff in september 1999 of hij Youp van ’t Hek een dag wilde volgen. De cabaretier was druk met try-outvoorstellingen van Mond vol tanden, zijn derde oudejaarsconference. Of Bronshoff de lezers een blik achter de schermen wilde geven.

Bronshoff (66), een boomlange theater- en portretfotograaf, kende Van ’t Hek oppervlakkig. Hij had hem weleens geportretteerd. En hun kinderen zaten op dezelfde school; bij het schoolhek groetten ze elkaar. Toen Bronshoff een jaar vóór de VARAgids-opdracht een boek over De Dijk publiceerde, een beeldverslag van twee jaar optrekken met de populaire popband, complimenteerde Van ’t Hek hem. „Ik ga jou ook nog eens volgen”, antwoordde Bronshoff toen bij wijze van grap.

Een van de eerste foto’s die Bob Bronshoff in 1999 van Van ’t Hek maakte. De cabaretier voetbalt met zijn zoontje Julius op het binnenplaatsje achter zijn toenmalige woning aan een Amsterdamse gracht. Een kwartier later liep hij naar Carré om zijn oudejaarsconference te spelen.
Foto Bob Bronshoff

Een grap met voorspellende waarde. Het dagje meelopen met Youp kreeg direct een vervolg. VARAgids-hoofdredacteur Daan Dijksman was zo tevreden over de ingeleverde beeldreportage dat hij Bronshoff vroeg om Van ’t Hek ook te fotograferen in de resterende drie maanden tot de oudejaarsconference. Twaalf weken lang, tot de millenniumwisseling, verscheen er steeds een Youp-foto in de tv-gids met daarbij een dagboekachtige aantekening van de cabaretier.

Een serie die naadloos overging in Bob & Youp, een wekelijkse rubriek op de voorlaatste pagina van de VARA-gids. Van ’t Hek liet zich steeds verrassen door een foto van Bronshoff en maakte daar al associërend een tekst bij. Pas na bijna duizend afleveringen stopte de rubriek eind 2018.

De vrijdag reserveert Van ’t Hek voor zijn zaterdagse NRC-column. Op 15 januari 2010 is hij aan het tikken in de catacomben van het theater in IJmuiden.
Foto Bob Bronshoff

Bronshoff was al snel Van ’t Heks huisfotograaf geworden. De affiches en programmaboekjes, de portretten voor de omslagen van zijn gebundelde NRC-columns, het 200ste optreden in Carré, de gein op en achter het podium, gezamenlijke reizen door Europa – Bronshoff legde het allemaal vast.

Het resulteerde is een harde schijf vol foto’s. Van ’t Hek met zijn helden Toon Hermans en pianist Alfred Brendel. Met Sonja Barend, Marco Borsato, André van Duin, Adriaan van Dis, Freek de Jonge, Johan Cruijff, Sjaak Swart enzovoort enzovoort. Als Bronshoff door de duizenden foto’s op zijn pc scrollt vraag je je onwillekeurig af of er ook BN’ers zijn die niet samen met de cabaretier zijn geportretteerd.

Theater Carré, 28 oktober 2010. Na afloop van een voorstelling spreekt Van ’t Hek twee spelers van zijn favoriete voetbalclub: de Ajacieden Danny Blind (links) en Frank de Boer.
In 2003 in het Concertgebouw in Amsterdam met een van zijn helden, de Oostenrijkse pianist Alfred Brendel.

In 2001 in de artiestenfoyer van theater Carré met André van Duin.
Tegelijk met het Boekenbal werd in 2002 in popzaal Paradiso het Bal der Geweigerden georganiseerd. Van ’t Hek, op de foto met cabaretier Hans Teeuwen (links) en columnist en cineast Theo van Gogh (midden), trad kort op bij het alternatieve boekenbal.
Foto’s Bob Bronshoff

Ze kunnen het goed met elkaar vinden, zegt Bronshoff. „Ik mag Youp graag en hij is lekker duidelijk over onze samenwerking. Hij zegt: ‘Ik moet goede grappen maken en jij goede foto’s.’”

Bronshoff zegt hij zijn beste foto’s maakte als Van ’t Hek zich niet bewust was van de camera. „Acteren kan hij goed, poseren niet. Maar als Simon [Youps toneelmeester] in de coulissen vlak voor een voorstelling ‘go’ tegen hem zegt zie je Youp iemand anders worden: de cabaretier die de zaal gaat inpakken. De foto’s die ik dan van hem maak zijn altijd goed.”

In de zomer van 2007 nam Van ’t Hek de mode van personality-magazines als Linda en Matthijs op de hak. Dit is een foto voor de Youp.
Foto Bob Bronshoff
Alphen aan de Rijn, 9 december 2008. Na afloop van een voorstelling met Joop Koopman, jarenlang zijn vaste adviseur. ‘Alles heb ik van hem geleerd’, zei Van ’t Hek in 2011 na het overlijden van Koopman.
Foto Bob Bronshoff


Oekraïense operamakers: ‘Andere mannen strijden al jaren aan het front. Dus wij klagen niet’

‘Vinden jullie het onzinnig om over jullie werk te praten?” Halverwege het interview met Oekraïense operamakers Roman Grygoriv (1984) en Illia Razumeiko (1989), lijkt het de beste optie dat maar gewoon op de man af te vragen. Wie weet kan dat het vastgelopen interview wat lostrekken.

We zitten in het Oktober Paleis in het centrum van Kyiv. De zon staat laag en werpt lange schaduwen op de vloer van het neoclassicistische theater. Elke dag repeteren Grygoriv en Razumeiko hier met zo’n twaalf zangers, spelers en dansers, aan hun nieuwe opera GAIA-24. Opera del Mondo. Het protserige gebouw is cringe, zeggen ze. Net als klassieke opera.

Achter in de statige, pastelkleurige zaal met drie grote kroonluchters hangen tussen uitbundige kostuums een trits groene badjassen, want de spelers zullen tijdens de voorstelling veel naakt zijn. „Je kan”, grapt een van de makers, „als je straks de repetitie gaat bekijken, er zelf ook wel even naakt tussen gaan liggen.”

Tijdens de Majdanrevolutie in 2014 zaten er op het dak van het Oktober Paleis snipers die op de demonstranten schoten. Nu kun je vanaf het plateau voor de ingang de blauw-gele vlaggetjes zien die voor de gesneuvelde soldaten in een plantsoentje op Majdan worden geplant. Want al gaat het leven door en worden er nog steeds opera’s gemaakt: je ontkomt in Kyiv nooit echt aan de oorlog.

In deze opera ook niet, het uitgangspunt is de Russische verwoesting van de Kachovka-Dam op 6 juni 2023. Een daad van ecocide, stelt Razumeiko. „Onze opera gaat over de oorlog tussen Russen en Oekraïners, en over de oorlog tussen mensen en de aarde.” Ze zullen het werk aanstaande donderdag 16 mei opvoeren op het Rotterdamse Festival O. De mannelijke musici hebben speciaal toestemming gekregen er het land voor te verlaten.

Onderwatermicrofoon

Ze begonnen in de herfst van 2023 aan de opera, vertelt Razumeiko verder, zij het wat schoorvoetend. Een van de eerste dingen die ze deden was afreizen naar het rampgebied rondom de verwoeste dam om videomateriaal te schieten. Het moest onder begeleiding van een militair, want het front ligt niet ver. Razumeiko’s eigen ouders wonen daar ook nog altijd in de buurt. Ze maakten opnames op het eiland Chortytsja, en lieten een piano in de rivier zakken waarbij ze de geluiden opnamen met een onderwatermicrofoon. Die video zal worden vertoond ergens in de drie aktes, die zullen bestaan uit een eclectische mix van stijlen. „Klassiek, folk, avant-garde, we bespelen de instrumenten op een klassieke manier, maar verkennen alle mogelijkheden van hun geluid.”

Het is moeilijk vat te krijgen op de precieze ideeën van de mannen, en niet zelden vallen er ongemakkelijke stiltes. Wat kan het publiek verwachten? Stilte. „Veel.” Wat is de invloed van de oorlog op het maakproces? Lange stilte. „Volgende vraag misschien.” Met welk deel zijn ze op dit moment in het proces het meest tevreden? „De tweede akte.” Waarom? Stilte. „Naakte mensen bespelen instrumenten, en zichzelf.” Waarom is dat zo goed? „Omdat…” Minuut stilte.

Pas na de vraag of ze het onzinnig vinden over hun werk te praten, gaat het gesprek plots vanzelf. Want ook al is ze in dit interview niet gevraagd de situatie met Rusland uit te leggen, het idee dat buitenlanders die vaak niet begrijpen, zit ze dwars.

Razumeiko: „Soms is het onmogelijk om over ons werk te praten omdat dit moderne opera is, geen rechttoe rechtaan verhaal. Het is iets dat je moet ervaren. We moeten er toch over praten, en dat zijn dan soms lege woorden. Alleen, we proberen over verschillende dingen iets te zeggen, niet alleen over kunst, maar ook over oorlog. Over de ware reden voor dit werk: genocide, ecocide. Dat is in veel landen moeilijk.”

Vanwege Russische propaganda, legt Razumeiko uit, die in het ene land succesvoller is dan het andere. „Als de mensen in Wenen aan Rusland denken dan zien ze de beroemde sopraan Anna Netrebko voor zich die Tsjaikovski zingt. Als je probeert te zeggen dat er ook Russische soldaten zijn die Oekraïense vrouwen verkrachten, dan is dat onprettig. Het is fijner om naar Russische opera te luisteren en te denken dat dát Rusland is.”

In Nederland begrijpen de mensen het al iets beter, verwachten de mannen. Maar het blijft lastig.

F-16

Toch is het antwoord op de vraag of ze er moe van worden de oorlog in het buitenland uit te leggen een eenduidig nee. Grygoriv: „We moeten daarover praten. Het is onze belangrijkste reden om te werken.” Razumeiko: „Weet je, we zitten in de situatie dat mannen van onze leeftijd, of nog jonger, kunstenaars en regisseurs, straks al drie jaar aan het front zitten. En dan gaan wij klagen en zeggen, we willen het alleen over onze muziek hebben? Dat kan niet.”

Grygoriv verklaart dat het voor hem onmogelijk is om uit te leggen hoe het voelt om nu in Oekraïne kunst te maken. „Soms is het mooi om hier te zijn. Het is onze missie. We doen ons best.” En naar Nederland komen ze heus graag, voegt Razumeiko eraan toe. „Voor elk internationaal artistiek overleg dat we hebben, bekijken we de lijst met wapens die dat land aan Oekraïne heeft gegeven. En voor Nederland hebben we een lange lijst.” Het is belangrijk voor Nederland om te snappen dat zoiets als een F-16 concrete levens redt. „Zoiets is voor ons niet abstract. Die hulp geeft ons de mogelijkheid om hier te zitten en over deze dingen met jou te praten.”

En zo repeteren ze ook die avond door tot een uur of negen. De musici en dansers hebben zelf ook inbreng in het intensieve maakproces, vertellen de componisten. Maar, grijnst Grygoriv, individualisme moet op een gegeven moment uitgezet worden. „Soms heb je totalitarisme nodig.” Hij lacht hard. „Zoals in het leger. Om resultaten te behalen moet je je mond houden en je taak doen.”

De doorloop van de tweede, naakte akte gaat soepel, maar alles kan nog veranderen, benadrukken de makers. En de voorstelling in Rotterdam kan straks enorm verschillen van de première in Kyiv. En bij die première, een avond waar de hele Kyivse beau-monde voor uitgetrokken is, wordt wel iets duidelijker waarom het moeilijk was voor de componisten om in heldere zinnen over het eindproduct te praten. Erover schrijven is ook een opgave.

Scène uit GAIA-24.
Foto Valeriya Landar

Zeker is dat de jonge dansers, musici, en vooral zangers indrukwekkend goed zijn in hun uitdagende rollen. Dansend, krassend, raggend, naakt of juist met extravagante kostuums en hoge hakken. Maar waar we precies naar hebben gekeken? Een losse greep: Genesis, circus, sekte, Efteling, Fata Morgana, Pergolesi, Virtual Reality, Bach, Schubert, Songfestival, sacre du printemps, K-pop, verdrijving uit het paradijs, drones, carnaval, cabaret, lied van moeder aarde, Matisse’ ‘De dans’, vissen op het droge, evolutie, Hamlet (ironisch?), apocalyps, tinnitus, rock, Rijndochters, Schumann, folklore, middelbare schooltoneel of toch, de opera die alle andere opera’s overbodig maakt?

Het is iets dat je moet ervaren, daarin hebben de makers gelijk. En saai is het zeker niet. Na afloop komen, zoals in Kyiv gebruikelijk is, allerlei mensen uit het publiek één voor één het toneel op om hun favoriete zanger bloemen te geven. Buiten wordt er bij de ondergaande zon op het terras van het Oktober Paleis vrolijk en geanimeerd nagepraat. Nog even, voor men zich naar huis moest haasten om de avondklok niet te overtreden. „Beetje cringe”, vindt een van de bezoekers. „Waanzinnig goed”, volgens een ander. „Ja hoor, hiermee gaat Europa ons eindelijk helemaal begrijpen”, lacht een derde. En wat iedereen kan beamen: een meevaller dat het luchtalarm niet was afgegaan.

GAIA-24. Opera del Mondo, door Opera Aperta. Op 16 mei op Festival O, Rotterdam. o-festival.nl


Welke trukendoos trekt Joost Klein volgende week open? Komt er een dansend gabberleger?

Joost Klein kon bij zijn vertrek naar Malmö in Zweden zijn ergernis erover slecht verhullen: hij was er niet blij mee dat de repetities van het Songfestival nu al een beetje zichtbaar zullen zijn. Het verpest het verrassingseffect van zijn act – precies waar Kleins performance altijd op leunt. Liever houdt hij alles geheim. „Je gaat een goochelaar toch ook niet al bij de repetities filmen?”, vraagt hij voor de camera op Schiphol.

Het zijn spelregels waar de autonome Friese artiest de komende anderhalve week mee om zal moeten gaan. Het Eurovisie Songfestival is een mediacircus. Een alomtegenwoordig internationaal muziekfestijn dat zowel vooraf als tíjdens breed uitgemeten wordt op socials, blogs en fansites. En dan laait vanaf zondag het Eurovisievuur pas echt hoog op, bij de officiële opening van het 68ste Eurovisie Songfestival met 37 deelnemende landen.

Dinsdag is de eerste halve finale met vijftien landen. Dan is donderdag de tweede halve finale – die van Joost Klein. Op de meest gunstige positie van de avond, als laatste, komt hij voor Nederland uit.

Je kunt hem intussen uittekenen in zijn helblauwe pak met die exorbitante schoudervullingen en het witte haar. Al blijkt er ook een zwarte ‘reisvariant’ te zijn. Afgelopen dinsdag deed hij in de Malmö-Arena zijn eerste repetitie. Een half uurtje mogen de deelnemers het grote podium verkennen, goed voor het drie keer doornemen van de song. Sommige artiesten stoeien met het decor, proberen hun showkleding uit. Er kan dan nog aan de act gesleuteld worden.

Pers is nog niet welkom. Maar via het officiële Eurovision-kanaal op TikTok en Instagram sijpelden fragmenten door. Klein leek zijn kaarten nog voor de borst te houden met een nog wat knullig-sobere staging zonder spraakmakende visuals. Van zijn twee kompanen was Appie Mussa verkleed als een pluizige blauw-gele vogel en de Stuntkabouter stond met een sterrenbloesje achter een draaitafel/monitor met veel draden. En er dansten twee dansers mee in witte joggingpakken met achterop Europese Unie-sterren.

Songfestivalcommentator Cornald Maas bevestigde op X meteen dat een paar visuele verrassingen nog niet zijn vrijgegeven. Dat Klein zijn besmettelijk-energieke dansvirus opvallend zal doorgeven, leidt geen twijfel. Een dansend gabberleger op de schermen, wie weet?

Joost Klein repeteert in de Malmö Arena, Zweden

Foto Corinne Cumming

Alles behalve voorspelbaar

Nog altijd is Kleins ‘Europapa’ het meest gestreamde liedje van het festival. Het nummer is ruim 42 miljoen keer beluisterd op Spotify. Bij de bookmakers is hij na de eerste repetitiebeelden van de derde naar de vierde plaats gezakt, na Zwitserland, Kroatië en Italië.

Een drieminutenact „die ieder een plezier zal doen met de energie van hun vriendschap”, zei creative director Gover Meit (bekend geworden als cabaretier Stefano Keijzer), vorige week aan de talkshowtafel van Sophie Hilbrand. Verzoeken, ook van deze krant, om een lang interview met Joost Klein worden al maanden afgeslagen.

De prettig gestoorde omarming van nostalgie is typisch Joost Klein

Volgens hem trainde Klein dag in dag uit voor zijn performance met zijn vrienden. Ook had Meit niet eerder zo intensief aan een enkel project gewerkt. Als „vader voor zijn creatieve kinderen” herkent hij in hen onaangepast gedrag en originaliteit, „hoe ze met hun eigen creativiteit de wereld in zijn gekomen”. Hij noemt Joost Klein daar een genie in.

De inzending van Nederland voor het Eurovisie is dit jaar alles behalve voorspelbaar. Het succes van ‘Europapa’, een blijmoedig Eurodance-nummer dat gaandeweg ombuigt naar in snellere ritmes stotende happy hardcore (een dancestijl die in Nederland in de jaren negentig groot werd) is dan ook meerdelig.

Retroliefde & TikTok-brein

„Het is toen, met de tijdgeest van nu. Met een TikTok-brein de 90’s in”, omschreef Joost Klein het nummer bij de presentatie in maart. „Alles komt terug. Alles beweegt in cirkels. Daar ben ik een goede trendwatcher in.”

Zijn prettig gestoorde omarming van nostalgie is typisch Klein in zijn absurdistische muziekshows waarin samples en woordstromen over elkaar heen pletteren. Zijn muziek schuurt soms, maar het heeft ook iets kunstzinnigs. Klein wil dat zijn ‘Europapa’ niet enkel een ludieke feestact is, maar ook persoonlijke diepte heeft.

De videoclip, geregisseerd door Véras Fawaz, heeft veel referenties naar populaire cultuur uit die tijd, van de populaire muziekzenders MTV en TMF, tot de oldskool oude super8-camera, camcorder tot Game Boy.

Klein scheurt op een scootmobiel over de dijk. Gabbers dansen voor molen De Breek in Etersheim, een dorpje in de gemeente Edam-Volendam.

De 26-jarige artiest uit Leeuwarden, een oud-gymnasiast die begon als vlogger en vervolgens rapper werd met melige raps op een bont ritme-arsenaal, houdt van alles waaraan jeugdsentiment kleeft. „Je kunt mij wakker maken om iets van vroeger te laten zien”, zei hij in maart.

Foto Foto Corinne Cumming

Eurodance & Happy hardcore

Nederlandse Eurodance-acts gingen dertig jaar terug de hele wereld over: opgeruimde beats, raps met een cheesy refreintje door een rapper en een zangeres. Denk aan groepen als 2 Unlimited, 2 Brothers on the 4th Floor, Twenty 4 Seven of T-Spoon: megapopulair. En nog steeds op retro-feesten.

‘Europapa’ past volledig in de momenteel heersende nineties revival-trend van muziek, kleding tot series en gadgets. Veertig plus herbeleeft zijn jeugd. En jongeren raken, geheel volgens de cyclische trendgolven, weer geïnspireerd. In dit geval door happy hardcore. Producer Tantu Beats en Klein jatten voor ‘Europapa’ de hele nineties-snoepwinkel leeg aan sounds en invloeden. Neem het geluid van een goedkoop klinkend speelgoedpianootje.

DJ Paul Elstak, die samen met acts als de Party Animals en Charly Lownoise & Mental Theo de happy hardcore groot maakte in Nederland heeft er wel een verklaring voor. „Omdat het je toch blij en vrolijk maakt. Je kan er lekker op los gaan, lekker op dansen. In tijden dat alles niet zo fijn is in de wereld zijn mensen blij als ze even iets leuks horen.”

Troef: 24 seconden gabber

Het intro van ‘Europapa’ („Europe, let’s come together! Euro-pa-pa, Euro-pa-pa. It’s now or neeeever!”) is precies de manier waarop de Duitse rave-artiest Scooter zijn hits inluidde. Maar Kleins grote troef op het Eurovisie-podium is de inbreng van gabber. Voor de zogeheten ‘drop’, als tegen het einde samengebalde muziekspanning fel uiteen knalt, is dj Paul Elstak speciaal gevraagd voor een ‘sausje’. 24 seconden lang (van 2.14 tot 2.38) herleven onder zijn handen oude gabbertijden, met ‘hakkende’ gabbers in de video.

Het gabberstukje tegen het einde is de zogeheten ‘drop’. „Dat moet dan gelijk explosief worden”, vertelt Elstak. „Ik heb die oude gabbersound van mijn nummers als ‘Rainbow in the Sky’ erin gestopt, je gaat natuurlijk een beetje terug in de tijd. De harde kick, dat ouderwetse zaaggeluidje uit de synths, de hi-hats, dat breakbeatje; alles komt weer samen.”

Veertig plus wordt er nostalgisch van. Je hoeft toentertijd niet eens van gabbermuziek gehouden te hebben. Voor de doorsnee mensen is dit wel een rauw, heftig stukje, weet Elstak. „Maar ik zie steeds allemaal van die filmpjes voorbij komen, precies dat ene stukje, dat ze zo allemaal – kinderen én hun ouders – erop staan te hakken in de huiskamers. Heel leuk dat het zo viraal gaat. En goed voor de muziek dat die happy hardcore met zijn oude sounds nog triggert.”

Hij verwacht hoge punten van landen die hardcore omarmen, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk. Spanje, Italië. „Dat zijn allemaal landen waar ik ook regelmatig draai. In Frankrijk heb je ook een hardcore scene. En een beetje in Schotland.”

Hoge ogen op het Songfestival of niet, het regent nu bij Elstak aanvragen om dit soort remixen te maken. Tegen de zomer komt er nog een samenwerking tussen Klein en Elstak plus een grote Duitse naam uit – een geheide hit.

Europapa komt in eigen taal

Tegen de taalbarrière is lang gestreden, maar dat bij het Songfestival een land nog in eigen moerstaal zingt is in het huidige deelnemersveld een zeldzaam gegeven. Wel vaak: de combinatie. Engels met een paar zinnen in eigen taal voor een vleugje authenticiteit.

Van meet af stond vast dat Klein in eigen taal zou zingen. „Ik heb het gedaan zoals ík het vet zou vinden”, zei hij erover. „We hebben veel research gedaan naar Eurovisie-songs. En kwamen tot de conclusie: een eigentaal-inzending vinden wij het leukst.”

Wat de laatste twintig jaar betreft zong S10 in 2022 ‘De Diepte’ (ze werd 11de). Daarvoor in 2010: Sieneke (‘Ik ben verliefd, sha-la-li’, haalde finale niet). Op de edities van 1974, ’75 en ’76 tot 1999 (Marlayne – ‘One Good Reason’) zongen Nederlandse kandidaten uitsluitend in eigen taal.

Van hakken naar emo: het persoonlijke element

Na het stukje hardcore komen de tranen. Dan wordt Klein persoonlijk. Niet voor niets heet het nummer ‘Europapa’ – het is een nadrukkelijke ode aan zijn vader. Het verlies van zijn beide ouders heeft zijn tienertijd getekend. In liedjes geeft hij blijk van dit verdriet, en ook de therapie die het hem kostte om als enigszins stabiel mens door het leven te gaan. Fryslân (2022) werd zijn therapieplaat.

Overvliegende kraaien, een verbrande familiefoto van peuter Joost met zijn ouders. Zijn familiehuis gaat in rook op. Op pianomuziek komen ingetogen slotwoorden: „Mijn vader zei me ooit, het is een wereld zonder grenzen. Ik mis je elke dag is wat ik stiekempjes fluister. Zie je wel pa, ik heb naar je geluisterd.” Het schijnt dat de breekbare performance van de in 2017 Songfestival-winnende Portugese ballade ‘Amar pelos dois’ van Salvador Sobral inspireerde voor komende uitvoering.

Foto Sarah Louise Bennett

Tot slot: Europa verenigd

Klein gaat in zijn lied vele landen af. Hij wil nadrukkelijk het Europese gevoel uitdragen. Niet toevallig zijn dat ook de ‘Big Five’ (Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje), de landen die het meest bijdragen aan de EBU en een gegarandeerde finaleplaats hebben. Te zien zijn vele Europese vlaggen. Ook zijn pak met de excentriek puntige schoudervullingen is met een beetje fantasie de vorm van een ster.

Het enigszins wankel opgestapelde gebouw met windmolen in de videoclip is een verzameling van plaatsen waar Klein is opgegroeid. Je zou er ook Breugels Toren van Babel in kunnen zien: een verenigd ‘Europa’.