Een stroom van kots, kak, pis en bloed: het Wiener Aktionismus was schokkend, ironisch, walgelijk – allemaal tegelijk

Op de Heldenplatz in Wenen schijnt de zon. Het is lente, en precies 86 jaar geleden vierde Hitler hier de Anschluss van Oostenrijk bij nazi-Duitsland, toegejuicht door 200.000 Oostenrijkers. Het was 15 maart 1938. Op 15 maart 2024 opende in Wenen het WAM, een museum gewijd aan het Wiener Aktionismus, volgens kenners de enige naoorlogse kunststroming van belang uit Oostenrijk. Voor de Eerste Wereldoorlog had je de Wiener Secession, en Klimt en Schiele en Kokoschka. Na de Tweede Wereldoorlog had je Otto Muehl en Günter Brus en Hermann Nitsch en Rudolf Schwarzkogler. Heel erg bekend zijn hun namen nu misschien ook in eigen land niet meer, getuige de vraag waarmee voor het museum reclame wordt gemaakt. ‘Was Ist Wiener Aktionismus?’ staat er op abri’s in het centrum van de stad te lezen, in dikke zwarte hoofdletters op een witte achtergrond, streng in het gelid, alsof de letters marcheren, zelfs als ze niet op een regel passen denderen ze door.

WAS IST

WIENER

AKTIONIS

MUS?

Een vraag waar je maar beter het antwoord op weet, anders zwaait er wat. Agressie als verleiding. Zoals dat gaat roept de ene vraag een andere vraag op, Godwin, die stelde dat iedere discussie op internet bij nazi’s zal belanden, is ook een toerist. Nu is dat ‘Wollt ihr den totalen Krieg?’. Dat vroeg de Duitse minister van propaganda Goebbels in februari 1943 in het Sportpalast in Berlijn, toen de nazi’s net de slag bij Stalingrad verloren hadden. Het zorgvuldig uitgezochte en geïnstrueerde publiek juichte ja! Ja! JA!

Dat het WAM op 15 maart 2024 openging, is vast toeval, toeval bestaat, al wordt het Weense Actionisme nu juist vaak geprezen (en vroeger verguisd) voor het erkennen van geschiedenis die het liefst vergeten zou worden. De Oostenrijkers zagen zich graag als een van de eerste slachtoffers van het nazisme. De Amerikaans-Joodse curator Amos Vogel, die Wenen na de Anschluss in 1938 ontvluchte, schreef in 1974 in zijn klassiek geworden boek Film as a Subversive Art over het werk van Aktionist Otto Muehl dat het, „in zijn sadomasochistische verschrikking en verontreiniging de kwade herinneringen (zo niet de huidige realiteit) van een beschaving van concentratiekampen en genocide” oproept.

Otto Muehl: Materialaktion, Bodybuilding, 1965
Foto kunst-dokumentation.com / Manuel Carreon Lopez

Wit geverfd

Het WAM is gevestigd op de begane grond en in de kelder van een pand in de Weihburggasse in het centrum van Wenen. Ik weet niet of Aktionist Günter Brus tijdens zijn ‘Wiener Spaziergang’ in 1965 ook door deze straat is gelopen. Hij begon in ieder geval op de Heldenplatz, waar het balkon van Hitler aan de Neue Burg, nu het Oostenrijkse Huis der Geschiedenis, nog steeds niet openbaar toegankelijk is. De enige toespraak die er sinds 1945 gehouden is, was in 1992 van schrijver en Holocaust-overlevende Elie Wiesel, winnaar van de Nobelprijs voor de vrede.

Voor de Weense wandeling, zijn eerste openbare actie, had Brus zichzelf helemaal wit geverfd, inclusief pak en schoenen. Van kruin tot voeten had hij over zijn lijf een lange zwarte streep geschilderd, die hem in tweeën dreigde te delen. De Aktion duidde op de gespletenheid van Brus persoonlijkheid en/of die van de Oostenrijkse samenleving. Hoe dan ook, Brus werd prompt gearresteerd wegens verstoring van de openbare orde.

Rudolf Schwarzkogler: 1. Aktion Hochzeit, 6 februari 1965
Foto kunst-dokumentation.com

In de loop der jaren werden de performances van Brus en de andere Aktionisten steeds radicaler. In 1968 nam Brus bijvoorbeeld deel aan een actie op de Universiteit van Wenen, waarbij hij zijn lichaam met zijn eigen uitwerpselen insmeerde. Ook masturbeerde hij op de tonen van het Oostenrijkse Volkslied. Muehl nam ook deel aan deze actie genaamd ‘Kunst und Revolution’, in de schandaalpers ‘Uni Ferkelei’ (Uni zwijnerij) genoemd, onder meer met een wedstrijd wie het verst kon plassen, en zat twee maanden in de gevangenis. Brus kreeg vijf maanden en vluchtte naar Berlijn. Daar ging hij door met performances die steeds meer gericht waren op het testen van zijn lichaam, bijvoorbeeld door in zichzelf te snijden.

In het WAM is opwinding ver te zoeken. Wat hier rest, zijn brave abstracte schilderijen, zwart-witfoto’s en een enkele film van de Aktionen. Er is niet voor gekozen om performances opnieuw uit te voeren, zoals nu bijvoorbeeld wel gebeurt op de tentoonstelling van Marina Abramovic in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Misschien waren de Aktionen van de Weners daarvoor te radicaal, te vrouwonterend, te monsterlijk. Het Wiener Aktionismus behoort nu in ieder geval stevig tot de kunstgeschiedenis. Is dat alles wat ervan is overgebleven? Curator Eva Badura-Triska roemt vooral de esthetiek van de groep: „Zelfs in hun taboedoorbrekende aspecten, zijn het mooie kunstwerken”, zei ze een paar jaar geleden in The New York Times. Stond er niet meer op het spel?

En wat is mooi? Moest het juist niet lelijk zijn? In het boek van Vogel zie ik een foto van een werk van Muehl dat esthetica aan zijn laars lijkt te lappen. Het is een filmstill waarop een piemel door een pagina van een kunstboek wordt gepriemd, en zo het zicht ontneemt op een deel van een reproductie van El Greco’s beroemde schilderij van Sint Maarten en de bedelaar; precies daar waar de mantel van de heilige het geslacht van de naakte bedelaar sinds 1599 aan het zicht onttrekt. Een dick pic als kunstkritiek. Maar toch. Het gaat hier om realisme en illusionisme; om kunst en leven. Er lijkt veel op het spel te staan. „De esthetiek van de mestvaalt is het morele antwoord op conformisme, materialisme en domheid”, verklaarde Muehl in 1962.

Muehl en de andere drie voormannen waren allemaal geschoold als schilder. Als veel kunstenaars in de jaren zestig zeggen ze het doek vaarwel; ze doorboren het, slaan het doormidden, maken van de vernietigde schilderijen sculpturen  en beginnen andere dingen dan doek met verf te besmeuren; hun vrouwen, zichzelf. Rode verf wordt dan haast vanzelf rood bloed. Uiteindelijk komen ze uit op performances.

De zwart-witfoto’s van de eerste performances lijken afkomstig uit een alchemistisch laboratorium of een ziekenhuis in oorlogstijd. Horrorfilms uit een ver land en een ver verleden. Rudolf Schwarzkogler gebruikte in het begin de instrumenten van zijn vader, een arts die tijdens de slag bij Stalingrad twee benen had verloren en toen zelfmoord pleegde. Ook de vader van Nitsch kwam om in het leger, net als een broer en de vader van Muehl. Muehl (1925), die zo’n 13 jaar ouder was dan de andere Aktionisten, vocht zelf ook en ontsnapte na de oorlog uit krijgsgevangenschap.

Alle Aktionen lijken samen een langgerekte schreeuw, of een stroom van kots en kak en pis en bloed en sperma, gekolkt van onder de steen van alles wat toen onderdrukt werd, en nu misschien nog steeds. Schokkend, hypocriet, ironisch, kinderachtig, walgelijk, ja, dat allemaal. Probeer je schouders maar eens op te halen. Of vraag je af wat voor zin het eigenlijk heeft. Kwaad met kwaad bestrijden.

Gunter Brus, Otto Muehl, Peter Weibel, Oswald Wiener en anderen tijdens de actie ‘Kunst und Revolution’, 7 juni 1968
Foto kunst-dokumentation.com / Manuel Carreon Lopez

Stresstest

Het kon niet duren. De Aktionisten hielden al begin jaren zeventig op met hun acties. Schwarzkogler was in 1969 uit het raam gevallen (of gesprongen). Brus deed in 1970 zijn laatste performance. In München bewerkte hij tijdens de Zerreissprobe (Stresstest) zijn lichaam met scheermessen en sloeg zichzelf. „Ik kon deze zelfbeschadiging niet eeuwig voortzetten”, zei hij een paar jaar geleden in een interview. De enige grens die er nog te overschrijden was, was de dood. Brus ging weer tekenen en schilderen. Hij overleed vlak voor de opening van het WAM, in februari 2024.

Nitsch bleef het meest trouw aan zijn eerdere werk. Hij was uit op catharsis, die hij onder meer probeerde te bereiken door tijdens Aktionen mensen aan het kruis te slaan en lammeren en varkens te offeren. Met hun bloed werden dan abstracte schilderijen gemaakt. De opvoeringen van zijn Orgien-Mysterien-Theater vonden na 1971 vooral plaats op het door zijn vrouw voor hem gekochte Schloss Prinzendorf. Na zijn dood in april 2022 werd er in de zomer van dat jaar nog een groots door hem voorbereid spektakel georganiseerd op het kasteel. De foto’s zijn zowel afzichtelijk als tam; je kunt je schouders wel ophalen.

Otto Muehl zette begin jaren zeventig de grootste stap. Hij wilde van het leven waarlijk kunst maken en begon in zijn huis in Wenen een commune, die in 1973 verplaatst werd naar de Friedrichshof in Burgenland en op het hoogtepunt satellieten had in tal van Europese steden, waaronder Nijmegen en Amsterdam. De belangrijkste leefregels waren vrije seks, geen privébezit, geen paarvorming, en gemeenschappelijke opvoeding van kinderen.

Rode verf wordt haast vanzelf rood bloed

De Aktionisten stonden voor kunst en revolutie, maar behalve in de kunstgeschiedenis is de groep nu ook stevig verankerd in het kapitalisme. Het nieuwe museum is het huis van de ‘Sammlung Friedrichshof’, die twee jaar geleden door galeristen en verzamelaars gekocht werd van wat er over is van de commune, voor een onbekend aantal miljoenen. De verzameling omvat 17.000 werken, van Muehl maar ook van de andere Aktionisten. Er blijken ondertussen nog meer musea voor Aktionisten te bestaan dan alleen het WAM. Er zijn Nitsch-musea in Napels en in Mistelbach, er is een Bruseum in Graz. Zowel Brus als Nitsch kregen de Oostenrijkse Staatsprijs voor Kunst, in 1996 en in 2005. Alleen het werk van Muehl, die in 2013 overleed, heeft geen eigen plek.

In haar te boek gestelde herinneringen aan de commune beschrijft Wencke Muhleisen hoe Muehl op de Friedrichshof veranderde van een kunstenaar in een dictator. Van fascisme aan de kaak stellen was hij volgens haar zelf fascist geworden. Haar vader had ooit dienst genomen in het Duitse leger en dus schrijft ze: „Mijn vader en ik waren vrijwillig aanhanger van extreme ideologieën.” Toen Muehl vreesde voor gevangenisstraf liet hij alle dagboeken van communeleden verbranden. De as verwerkte hij in schilderijen.

Muehl werd in 1991 veroordeeld, onder meer voor ontucht met minderjarigen, en zat zeven jaar in de gevangenis. Kinderen die in de commune zijn opgegroeid, protesteren weleens als er werk van Muehl wordt vertoond. Het WAM verweert zich daartegen door vooralsnog geen werk van na 1973, toen de commune in Friedrichshof begon, te tonen. „Muehls werk helemaal niet tentoonstellen is voor mij geen oplossing”, zei Julia Moebus-Puck, directeur van het WAM, recent in een interview met Die Presse. „Dit werk is moeilijk, en daarom interessant.” En: „Als iemand huilend het museum uitloopt is dat ook goed, dat is ook een ervaring.”

Misschien was het beter geweest als de tentoonstelling ‘Was war Wiener Aktionismus’? had geheten, in plaats van ‘Was ist?’. Verleden tijd. Afgelopen. Voorbij. Maar op de Heldenplatz is het balkon van Hitler nog steeds gesloten. Het fungeerde vorig jaar wel in een video van de radicaal rechtse Freiheitliche Partei Österreichs. Jongeren van de partij marcheren onder meer in het donker met fakkels en daarna verschijnt kort het balkon in beeld.

Was ist Wiener Aktionismus? T/m 31 januari te zien in WAM, Weihburggasse 26, Wenen. Woensdag t/m zondag van 11.00 tot 18.00 uur. Info: wieneraktionismus.at


Schrijfster Lisa Weeda bezoekt de bookfair in Kyiv: ‘Ik lig op een stretcher in de schuilkelder, voel me puberaal onhandig’

Lisa Weeda Schrijfster Lisa Weeda reist naar het literaire festival Book Arsenal in Oekraïne, waar haar oma vandaan komt en veel familie woont. Ze was met haar roman ‘Aleksandra’ te gast in het panel ‘bezetting en familieverhalen’. „Deze boeken gaan naar het front. In verhalen kunnen soldaten even verdwijnen.”

Lisa Weeda op het Book Arsenal festival in Kyiv

Lisa Weeda op het Book Arsenal festival in Kyiv

Foto Kostyantyn Chernichkin

Donderdag 30 mei

Kyiv-express

De oorlog begint al in de ‘Kyiv-express IC’ van Warschau naar Chełm. Een Oekraïens koppel in mijn coupé praat over de net overleden journaliste Iryna Tsybukh. Tsybukh werkte als vrijwilliger bij het Hospitaalbataljon. Ze zou 26 worden deze week.

In het stationsgebouw van Chełm hebben de wc-deuren geen sloten en is de handzeep op. De nachttrein naar Kyiv staat klaar, we mogen er zo in. Overal klinken rolkoffers. Ik bel mijn geliefde, er lopen vier vrouwen voorbij, zestien wieltjes klikken op de perrontegels: „Is dat een koets?”, vraagt ze. „Ja”, zeg ik, „er zijn hier overal koetsen met prachtige paarden.”

Twee vrouwen in mijn couchette zijn ongeveer even oud als mijn moeder. Ik kijk hoe ze voorzichtig bewegen onder hun deken, soms wat mompelen en met één wijsvinger telegramberichten tikken. Een van de twee, Tetiana, vertelt me dat ze in Polen was om haar kleinzoon te zien. „Verder woon ik in Kyiv, achter het Sint Michielsklooster. Toen het begon, de invasie, was het zo vreemd: op 6 maart wilde ik naar buiten, ik moest wandelen. Er was vrijwel niemand op straat. Niet op de Maidan, niet bij de Sofia kerk. Het was een dystopische film. Wat doe jij hier?”

Vrijdag 31 mei

Rauw en onschuldig

Op Kyiv Centraal zwaait Tetiana me uit. „Succes met je boeken en je festival!”

De stad is broeierig en ziet er zoals altijd statig, rauw en onschuldig uit. Het is druk, taxi’s rijden af en aan, soms loopt er een soldaat voorbij. Ik dump mijn spullen in het extreem hippe Bursa hotel, douche en pak de metro naar Book Arsenal.

Voor ik binnen mag, moet ik door detectiepoortjes. „Ik heb alleen pennen”, grap ik. Het wordt niet van harte ontvangen.

Het terrein is groot. Buiten staan eetkramen en binnen, in de twee hallen van het Mystetskyi Arsenal museum, staan tientallen boekenstands en zeker vijf podia. Er is ook een tentoonstelling. Om 18.00 uur opent directeur Yuliia Kozlovets het festival met de titel Life on the edge. Ik drink champagne en eet worst, augurken en sjieke vegetarische broodjes met smeersels. Na afloop spreek ik Yuliia: „Twee weken terug begon de stroomuitval. We vonden een onderneming die generatoren regelde voor het hele terrein. We werken nu ook met een anti-mijn bedrijf, mocht iemand een verdacht object zien. En als iemand een paniekaanval krijgt, is er een psycholoog. Daarbij komt het productionele deel van vijfduizend man naar de schuilkelder krijgen als het luchtalarm gaat. We organiseren eigenlijk drie festivals ineen.”

Verschroeide boeken van de gebombardeerde drukkerij DRUK in Charkiv werden geexposeerd op de Arsenal boekenbeurs in Kyiv. Foto Kostyantyn Chernichkin

Voor ik ga, bekijk ik de typografie-sectie en de tafel waar verschroeide, zwartgeblakerde boeken liggen, afkomstig van drukkerij DRUK in Charkiv. Vorige week werd het gebombardeerd – 50.000 boeken werden vernietigd. De geur van brand en vuur prikt de hele weg naar het hotel in mijn neus. De stad is zacht, het laatste zonlicht valt oranjegeel op lichtblauwe huizen. Om middernacht gaat de avondklok in.

02.44 uur – luchtalarm.

Ik lig op een stretcher in de schuilkelder, voel me puberaal onhandig. Naast me ligt een documentairemaakster: „Ik heb mijn sleutel vergeten”, fluistert ze. „Komt goed”, zeg ik. Ik open X, er zijn 75 Oekraïense krijgsgevangenen terug uit Rusland. Ze zien er uitgemergeld uit, hun ogen zijn leeg.

03.36 uur – verhoogde dreiging in jouw regio, blèrt de luchtalarm-app.

05.25 uur – ‘The air alarm is over, may the force be with you’, klinkt de stem van acteur Mark Hamill. Ooit speelde hij Luke Skywalker, in 2022 sprak hij teksten in voor de luchtalarm-app – niet vreemd, hij vocht als Skywalker immers tegen het kwaad, The Empire. ‘Don’t be careless’, adviseert hij telkens als Russische MIGs, drones en bommenwerpers in het Oekraïense luchtruim verschijnen en de app alarm slaat, ‘your overconfidence is your weakness.’

Ik schrik wakker uit een droom: samen met schrijver Olesya Khromeychuck smeedde ik plannen over hoe je kunst kan inzetten om de ervaring van oorlog over te brengen. Ik droomde van een grote witte ruimte met in het midden één verschroeid boek uit Charkiv op een sokkel, verder alleen de geur van brand, die in de kleren van bezoekers zou trekken.

Zaterdag 1 juni

Geëxecuteerd

Ik zoek de postuum uitgegeven dichtbundel van de literair veelbelovende Victoria Amelina, die op haar 37ste overleed na een Russische raketaanval op Kramatorsk. Ik tref haar uitgever, Mariana. „Mijn auteur Aseyev is aan het front”, zegt ze, „en culinair schrijver Andriy Hudyma werd vorig jaar gedood. Wist je dat Amelina stierf op de verjaardag van Vakulenko, de schrijver wiens dagboek zij opgroef en uittikte nadat hij geëxecuteerd was? Het is gekkenwerk. Er zijn al meer dan 52 auteurs dood.”

Ik koop de bundel en loop tegen schrijver Tanja Maljartsjoek aan. Ze heeft een filmcrew van de Oostenrijkse televisie bij zich. „Er is bijna niemand uit het buitenland die dit vastlegt”, zegt ze. „Mensen moeten dit zien: de interessante panels, de tientallen schrijvers, al deze boeken, de goede sfeer, de blije mensen, de nachten dat je bang bent voor nieuwe aanvallen. Goed dat je hier bent, het geeft mensen het gevoel dat ze gezien worden.”

Lisa Weeda op het Arsenal Book Festival
Foto’s Kostyantyn Chernichkin

Zondag 2 juni

Kombucha

De laatste dag Book Arsenal. De oorlog is er, de oorlog is er niet. Mijn vriendin Dasha appt: „Ik ben bij de herdenking van mijn overleden vriendin Iryna Tsybukh op de Maidan, zie je straks.” Ik haal een koffie en kijk naar jonge vrouwen die bespreken welke boeken ze hebben gekocht en soldaten die kombucha drinken met hun moeders.

Als Dasha en ik een biertje drinken in het gras, naast een roodharige ‘2000’s’-dichter die zichzelf Poseidon noemt, zegt ze: „Zo zijn de dagen nu. In de ochtend ga je naar een herdenking, in de middag leef je door. Iryna had alles voor haar begrafenis al opgeschreven: ‘Geen bloemen; geen zwart; tien Oekraïense liedjes, ik wil dat mensen ze zingen. Niet om mij huilen, het is goed zo’.”

We struinen over de bookfair, maken grappen, Dasha vertelt over een onderzoeksrapport over de opgeblazen Nova Kakhovka-dam waar ze aan werkt: „Het telt zeker 370 pagina’s.” We stoppen bij de kraam van Cultural Forces Military. De boomlange Andriy staat achter een munitiekist vol gedoneerde boeken. „Dit gaat allemaal naar het front”, vertelt hij, „lezen is een manier om emoties te verwerken. In verhalen kunnen soldaten even verdwijnen. Poëzie doet het erg goed. Fantasy is ook populair.”

Drie uur later sta ik voor het station. De zon gaat onder, Kyiv lijkt bijna van goud. Kinderen trekken rolkoffers met astronauten- en dinosaurusprints door de vertrekhal. In de nachttrein komt een vrouw met twee kinderen binnen. Haar dochtertje begint te huilen. Alle rolgordijnen voor de ramen zijn dicht. Het meisje rukt aan de grijze stof, huilt steeds harder.

„Papa!”, roept ze. „Papa, papa!” Ik help het gordijn omhoog te schuiven, kijk de moeder even aan en draai me dan weg. Ik durf niet te kijken hoe de vader eruit ziet.

In bed denk ik aan een kinderboek dat ik gisteren kocht: Tukoni, bewoner van het bos, van Oksana Bula, en aan hoe onschuldig de illustraties zijn: een zacht fantasiedier, alleen in het bos onder een groene deken, beschermd door een naïef bladerdak.

Komiek Jochem Myjer: ‘Bij mij zit je in een achtbaan: grap, wroem, grap’

„Rij eens rustig, teringhond!” Het wordt Jochem Myjer zo in zijn gezicht geslingerd. Tot een seconde ervoor zwierde hij nog kalmpjes in zijn cabrio over de Leidse singels, vlak voor middernacht, wijzend op de Leidse Hortus waar hij elke dag komt. Maar als een oudere man plots oversteekt, moet hij bruusk remmen. Terwijl de man doorloopt, slaat de komiek zich van het lachen op de knie en imiteert het platte Leids: „Wrij us wrusteg, teerwinghond!” Schaterend: „Leidser krijg je het niet. Hoogtepunt van de avond!”

Toevallig is het bijzonder symbolisch dat iemand Jochem Myjer maant rustig aan te doen. Rust en ontspanning zijn precies waar de komiek de laatste jaren naar streeft, en waar hij in zijn nieuwe show, Net alsof, zijn publiek over vertelt. Het verklaart ook waarom hij na optredens graag in een cabrio naar huis rijdt, ook bij twaalf graden. „Met mijn kop in de wind valt alles van me af. Heerlijk.”

Drieënhalf jaar trad de immens populaire Myjer niet op na het beëindigen van zijn vorige show, in 2019, Adem in, adem uit. In de onthutsende documentaire over de laatste weken van de tournee (van Suzanne Raes, Jochem Myjer – Nog eentje dan) is te zien hoe volkomen gesloopt hij is na optredens, tot huilens aan toe. Zichzelf zo terug te zien, opende hem de ogen: zo kon het niet verder.

Sinds hij in 2011 werd geopereerd aan een tumor in zijn ruggenmerg beschikt hij nog over een fractie van de energie die hij bezat. Het werd tijd om daarnaar te gaan leven. „Ik ben altijd maar doorgegaan”, vertelt hij tijdens een gesprek bij hem thuis, in Leiden. „In 2019 was ik fysiek kapot en mijn huwelijk lag niet goed. Dus aan alle kanten heb ik de bodem aangetikt.”

Mijn drive was altijd gezien willen worden, want ik was een jongetje dat in de groep niet geaccepteerd werd

Daar kwam de bijna-dood van zijn ouders nog bij, door een zwaar auto-ongeluk, vertelt hij in Net alsof. Myjer ging scheiden, nam een sabbatical en speelt zijn nieuwe programma nog maar twee keer in de week. Want hij heeft een dag nodig om bij te komen na een optreden. En bij drie keer spelen in de week, bleef er één dag over om te leven. „Ik heb geen zin meer om elke avond kotsend van het podium af te komen. Dat gaat ten koste van mijn privéleven.” Hoezeer hij dat meent, blijkt uit het feit dat hij in de show een pauze inlast. Dan drinkt hij op zijn gemak thee op een bankje: een miraculeuze ommezwaai voor de komiek die synoniem is met tomeloze energie: een stormachtige performer met een onstuitbare woordenvloed.

Hij zou pas weer gaan spelen als hij het optreden niet meer nodig had, zei hij in de podcast van collega Theo Maassen. „Mijn drive was altijd gezien willen worden, want ik was een jongetje dat in de groep niet geaccepteerd werd. Mijn humor was mijn redding. Maar ik ben op een leeftijd dat zo’n drive nergens meer op slaat. Herman van Veen zegt: als ik niet optreed, ga ik dood. Dat wil ik niet. Ik wil een leven naast het podium hebben. Na vier jaar niet op het podium te hebben gestaan, heb ik dat punt bereikt. Als ik wandel door de natuur, of met de kids naar voetbal ben, ben ik net zo gelukkig als op het podium.”

Lees ook
Jochem Myjer is hilarisch, energiek en soms ontroerend

Jochem Myjer in zijn nieuwe programma Adem in, adem.

Een nieuwe liefde is Japan, blijkt uit de inrichting van zijn keuken. „Alles wat je hier ziet is Japans, en ik eet alleen maar Japans of Aziatisch. Ik was in Japan en dacht: ‘Nou ben ik thuis.’ Dat heeft te maken met het aangename gebrek aan prikkels. Dan ben ik fysiek op mijn best. Maar het is ook de manier van leven, met kodawari, toewijding. Dat is hoe ik ook leef. Dus doe ik een cursus theezetten, heb ik alle Japanse kookboeken. Het is met een volslagen, debiele toewijding streven naar perfectie, terwijl je dat punt nooit gaat bereiken.”

Een nieuwe show maken is een puzzel, vertelt hij. „Daar heb ik nu voor het eerst van genoten. Vroeger was het een hel. Dan kon ik pas genieten als de voorstelling af was. Deze week kwam Theo Maassen langs met commentaar. Hij had gelijk. Nu ligt de puzzel weer open.”

Wat zijn de puzzelstukjes?

„Timing bijvoorbeeld. De bijzinnen. Elke avond bel ik mijn regisseur, Jos Thie, om te zeggen dat ik iets veranderd heb. Dat er een grapje bij is, of af. Daar stop ik na 400 keer niet mee.”

Wat is er anders aan deze voorstelling?

„Voor het eerst doe ik geen imitaties van bekende mensen. Ik ben serieuzer, kwetsbaarder. In deze show zitten kleuren op mijn palet die ik nog niet eerder gebruikt heb op het podium: een stiltemoment, een rustig verhaal, een lief liedje zonder grap. Dat vind ik doodeng. Doodeng! Maar dat verandert langzamerhand naar uitdaging. Verschillen in timbres, in tempo’s pakken.”

Die stilte is stoer.

„Daar heb ik met Karel van Rooij van Mini en Maxi over gepraat, koning op dit vlak. Over intenties. Want de eerste keren dat ik stil was, probeerde ik grappig te doen. Gek kijken, bekken trekken. Hij zei: ‘Nee. Nee. Waarom ga je je bek dichthouden?’ ‘Nou ja, omdat ik moet bijkomen.’ ‘Kom dan gewoon bij.’ ‘He? what the fuck? Hoe bedoel je dat?’ En dan legt hij het me uit. Ik zit bij te komen en als er iemand lacht, moet ik denken: waarom lach je nou? Dat moet van mijn gezicht te lezen zijn. Dat is de intentie van waaruit ik moet spelen. Dat maakt het grappig. Toch schitterend dat ik na 26 jaar in het vak nog zo veel leer?”

Waar haal je je materiaal vandaan?

„Als je al mijn shows naast elkaar legt, heb je mijn biografie. Van Bram Vermeulen leerde ik: leef het leven van de mensen in de zaal. Daarom pak ik gebeurtenissen uit mijn eigen leven. Want dan zeggen mensen: dat heb ik ook. Zowel op emotioneel vlak als bij de humor.

„De visser waar ik het over heb, zit hier altijd aan de overkant. Dan hoor ik verhalen, opmerkingen. Tuurlijk ga ik daar aan sleutelen, het wordt een karikatuur, maar dat is de basis.”

Waarom bijvoorbeeld dat verhaal over een meisje op je veertiende?

„Ik ga terug naar bepalende momenten in het leven. Dit was mijn eerste verliefdheid, mijn eerste liefdesverdriet. Ik vertel ook over de eerste keer dat ik dacht: ik kan mijn ouders verliezen. En over de eerste keer dat ik dacht: ik kan zelf doodgaan. Als ik dat vanuit mijn hart, in alle kwetsbaarheid vertel, dan gaat dat resoneren in de zaal. Dat je denkt, hee, grappig, dat heb ik ook meegemaakt.”

Is levensveranderend het kader?

„Ik schrijf niet vanuit waar ik het over wil hebben. Dat is een essentieel verschil tussen een cabaretier en een komiek. Alle cabaretvoorstellingen van dit seizoen en vorig seizoen gaan over verbinding, direct of indirect, tegen de polarisatie. Ook die van mij. Maar ik doe het op een andere manier. Het gaat mij om: wie goed doet, wie goed ontmoet. Met die intentie schrijf ik. Maar vervolgens komt de komiek in mij boven. Tijdens het try-outen beslis ik of iets in de voorstelling komt of niet. Of het grappig genoeg is of niet.

„Een cabaretier begint met een goed verhaal, en gaat het dan kruiden met grappen. Bij mij zit je in een achtbaan: grap, wroem, grap. Maar je moet niet analyseren hoe scherp elke bocht is.

„Ik heb de kans om een groot publiek aan te spreken. En ik heb alles in de zaal zitten, elke politieke kleur, gezinnetjes, alle lagen van de bevolking. Verbinden doe ik door te laten zien: wat jullie meemaken, maak ik ook mee.”

Heb je alles in de zaal? Ook een divers publiek, qua culturele achtergronden?

„Nee. Maar dat ligt niet aan mij. Kennelijk is de stap om naar mij te gaan groter dan om naar Rayen Panday of Najib Amhali te gaan.”

Op dat punt, waar het misschien het meest nodig is, hapert de verbinding.

„Ik vind het ontzettend jammer, maar ik kan er weinig aan veranderen.”

Er spreekt een bepaald wereldbeeld uit jouw verhalen, uit hoe je mensen portretteert.

„Mijn personages worden allemaal uit liefde geboren. Ik heb nooit één type mens dat ik afzeik.”

Je vrouwbeeld is best conservatief. Mannen doen iets geks of stoms. En dan zijn de vrouwen boos. Die boosheid is in twee verhalen de grap. De zin ‘Een dag niet gelachen is een dag met mijn vrouw’ komt een paar keer langs.

„Het zijn de clichés van de vervelende schoonmoeder, de dominante vrouw. Dan kun je wel zeggen: daar moet je iets aan doen, maar daar zit de humor.

„Ik heb ook vrienden die een homoseksueel stelletje zijn. Over hen had ik een conference met dezelfde problematiek. Het werkte niet, want het is kennelijk minder herkenbaar voor de mensen die bij mij in de zaal zitten. Terwijl de grappen exact hetzelfde waren. De humor zit in de herkenbaarheid.”

Waarom? Niet in verrassing, iets doorbreken?

„Ik pak alles aan om mijn zaal te laten lachen. Ik heb vrij flexibele stembanden, dus ik doe stemmetjes. Alles voor de lach. Ik vind het heerlijk om aan de ene kant plat te zijn, met clichés te werken, zoals de dominante vrouw. We weten allemaal dat mannen die zeggen dat ze een dominante vrouw hebben, meestal zelf de dominante van het stel zijn. Maar in de kroeg vinden ze het leuk om te zeggen dat ze iets niet mogen van hun vrouw. Daar zit de humor in, omdat iedereen die grap maakt. En tegelijkertijd vertel ik een minuut later waarom ik ga scheiden. Die verhouding is goed.

„Over elke zin heb ik nagedacht. We praten hier over vier cijfers achter de komma. Je praat met misschien wel één van de grootste vakfreaks die er zijn. En met één van de grootste perfectionisten die er zijn.

„Het gaat bij mij niet om een mooie levensfilosofie. Ik laat zien dat ik ook zware kutdingen in het leven heb meegemaakt. In één klap bijna beide ouders verliezen, raakt mij in mijn ziel. Ik laat zien hoe ik daarmee omga, positief, want ik ben van nature een positief ingesteld mens.

„Als je bij mij de zaal uitloopt, hoop ik dat je met een goed gevoel weggaat. Maar als mensen alleen maar een leuke avond hebben gehad, heb ik mijn werk niet goed gedaan. Het is ook troost, positiviteit. Het met zijn allen leuk kunnen hebben, dat verbindt. Dat is mijn missie, elke avond. Mijn missie is niet iets zeggen over vrouwen.

„Ik vind het een ander verhaal als je me zou aanspreken als ik nog een Marokkaanse taxichauffeur met Marokkaans accent zou spelen. Zoiets doe ik niet meer.”

Waarom is dat anders?

„Omdat daar een gevoelig puntje ligt. Van die clichés moeten we af.”

Bij vrouwen ligt het niet gevoelig?

„Ik zeg ook dat mannen niet zo empathisch zijn. En dat het zo verrot hun bek uit komt. Die man zit zo fout als een tierelier. Dat de vrouw boos is, is totaal terecht. Dus ik vind dat het in verhouding is. Het is een onschuldig grapje.

„Mijn humor is niet gevaarlijk. Het is niet dat je niet weet wat je gaat krijgen. Dat is ook lekker.”

Je bent de romcom onder de cabaretiers?

„Ik vind het een groot compliment als je dat zegt.”

Jochem Myjer: Net alsof. Première 10 juni, Carré, Amsterdam. Tournee tot in 2026. Info: jochemmyjer.nl.


Column | De kunst kan de was doen

Was aan de lijn is een levend kunstwerk. De was heeft een vaste volgorde, groot bij groot, soort bij soort, sok bij sok, kleur bij kleur. Daarbinnen kan alles. Een jurk in de wind heeft het drukdrukdruk, een overall spartelt of hij wordt gekieteld, een laken speelt spookje. Wasgoed heeft lust tot leven. Geen wonder dat het in de kunsten wemelt van het wasgoed. Bij Brueghel ligt het slaafs op de bleek, bij Breitner frummelt het aan de wind.

Hoog boven de reuzentrap in het Bonnefantenmuseum in Maastricht hing de Libanese kunstenares Mounira Al Solh kinderkleren aan de lijn, voor een installatie die herinnert aan de bombardementen die ze als kind doormaakte. De sleutelscène van de film Una giornata particolare voltrekt zich tussen de wapperende lakens, waar een huisvrouw en haar homoseksuele buurman zich laten kennen, verborgen en toch zichtbaar – een onvergetelijke metafoor voor hun positie onder Mussolini’s fascisme. In het Amsterdamse Stedelijk Museum roepen foto’s de installatie van de Roemeense textielkunstenares Ana Lupas op. Over golvend grasland zigzagt een enorme lakenwas, opgeknijperd door kluitjes traditioneel geklede vrouwen. Het was 1970, Roemenië was een dictatuur waar alle verbeelding werd uitgeroeid, met voorrang voor dit soort ongrijpbaar maatschappijkritische met-zijn-allen-kunst. Maar Lupas’ werk ontglipte de repressie want niemand nam dat stelletje Transsylvaanse boerenvrouwen serieus. Wat die keten vlaggende lappen nog ontroerender maakt.

Anook Cléonne: Hiding (1.25×2.22m, 2018).
Foto Anook Cléonne

O ja, en dan die ruim twee meter brede tekening van wasgoed in een bos. Dekbedden en lakens in heldere kleuren en vertrouwde patronen hangen te luchten. Knus, thuis, tegelvloer. Maar de waslijnen zijn gespannen tussen zwartgeblakerde takken en de boomstammen staan in een rode gloed. De Nederlandse kunstenares Anook Cléonne maakte de tekening, de aanleiding was een foto van een Hongaars vluchtelingenkamp, vertelt ze. „Dat beddengoed was super kleurrijk” en haar eerste associatie waren de tenten die ze in haar jeugd met dekens bouwde met haar broer, „in die veilige jeugd van ons”. Die herinnering stond „haaks op de ontheemding van de kinderen in dat kamp”. In een vluchtelingenkamp gaat het leven door, zegt ze. „Je sloeg op de vlucht, je bent alles kwijt. Dan is decorum belangrijk, dat wil je bewaren. Dus de vrouwen nemen textiel mee en dat houden ze schoon.” Ze vervolgt: „Een waslijn is intimiteit die te kijk hangt, persoonlijke dingen die niet voor vreemde ogen bestemd zijn, als beddengoed en onderbroeken.” Het gevaar, de ontheemding, het houvast van herinnering en huiselijkheid, alles kreeg van Anook Cléonne onderdak in haar tekening van de kleurige was in het kale bos.

Ik was 16 en las in een roman van Hubert Lampo over „een regenboog van slipjes” die te drogen hing. Jan Wolkers had ik probleemloos gelezen, maar hier nam ik aanstoot aan. Klef! Glurende man! Ieuw!

Er zijn tientallen jaren verstreken en ik weet het nu nog. Dus zo slecht was Lampo’s waslijn ook weer niet.


Wat is getekende journalistiek? ‘Ik ga niet stiekem vanachter een muurtje mensen tekenen’

Er is geschreven journalistiek (dit artikel) en er is getekende journalistiek: het stripverhaal bij dit artikel. Dat stripverhaal is gemaakt door Eva Hilhorst, die dit weekend, 1 en 2 juni, tijdens de Stripdagen Haarlem curator van de Newsroom Graphic Journalism is. Twee volle dagen zitten in die redactiezaal tekenaars als Guido van Hengel, Babette Wagenvoort, Menah Wellen, Floor de Goede, Jeroen de Leijer en Maaike Hartjes (en nog veel meer). Uit het programma: „Vertel ons wie jij de vrijheid gunt en wij maken er een tekening of strip van. Wie komt er bij je op? Wie gun jij de vrijheid? Zijn het de Gazanen? Zijn het de vrouwen in Iran? Zijn het de roofvogels in Artis, die je in de lucht zou willen zien cirkelen? Schrijf het op een kaartje en de tekenaar gaat ermee aan de slag.”

Het thema ‘vrijheid’ lag voor de hand – de newsroom is in de voormalige koepelgevangenis – maar de vorm is bijzonder: je ziet de tekeningen ontstaan en gaat beter begrijpen wat dat is, graphic journalism. Of: je gaat er voor het eerst kennis mee maken. Want erg bekend is deze vorm van journalistiek niet, NRC bijvoorbeeld maakt er zelden gebruik van.

Lees ook
Wat de bomen in Ter Apel ons vertellen

Wat de bomen in Ter Apel ons vertellen

Eva Hilhorst (1970) is oprichter en hoofdredacteur van Drawing the Times, een internationaal platform voor graphic journalists. Zelf maakte ze kennis met journalistieke stripverhalen toen ze in 2007 met haar gezin verhuisde naar Brussel (in 2013 kwamen ze terug).

Eigenlijk, vertelt ze, had ze documentairefotograaf willen worden, haar afstudeerrichting aan de kunstacademie. „Maar ik merkte dat het me niet lukte de foto’s te maken die ik wilde, ik was vaak te laat voor precies het goede moment. Wat ook gebeurde: dat ik mijn camera niet zomaar op mensen durfde te richten. Toen dacht ik: als ik ga tekenen, kan ik de beelden maken die mij voor ogen staan. En dan hoef ik ook geen mensen lastig te vallen. Ik ben toen met Wauter Mannaert getekende reportages gaan maken voor Brussel Deze Week, een gratis krant. Dat was het begin van een journalistieke manier van tekenen.”

Wat bedoel je met een journalistieke manier?

„Dat ik verhalen maak die gaan over de werkelijkheid. Verhalen met een sociaal-maatschappelijke inslag, waarin je laat zien wat er gebeurt. Bijvoorbeeld tijdens een congres. Of bij een demonstratie. Maar het is niet zoals geschreven journalistiek, waarin alles heel feitelijk op een rij wordt gezet. Graphic journalism is meer documentaire-achtig: je laat dingen zien vanuit jouw perspectief.”

Je laat zien wat jij vindt?

„Ik vertaal een gebeurtenis naar een beeldverhaal, dus is het een verhaal vanuit mijn perspectief. Ik probeer er geen waardeoordeel in te stoppen, ik wil niet zeggen: dit is goed, dat is slecht. Maar je laat natuurlijk al zien wat je vindt doordat je een bepaald onderwerp kiest. Net als schrijvende journalisten, denk ik.”

Als ik hier niet had gezeten, was dit verhaal er niet geweest. Dus ja.

„En ik probeer me aan de feiten te houden, ik verzin geen dingen die er niet zijn. Je kunt wel dingen benadrukken, een gezichtsuitdrukking wat meer overdreven neerzetten bijvoorbeeld. Maar een schrijvende journalist zet net zo goed accenten. En je kunt met tekstballonnetjes letterlijk weergeven wat iemand zei. Dus aan de ene kant is het meer interpretatie, aan de andere kant is het heel letterlijk.”

Je spreekt nu wel mensen aan?

„Er zijn twee manieren van tekenen: naar waarneming en uit herinnering. Als je tekent naar waarneming, en je wilt iemand portretteren, dan kun je stiekem achter een muurtje gaan staan tekenen. Maar je doet het als journalist, dus is het toch wel logisch dat je met iemand in gesprek gaat. Het is soms wat ongemakkelijk om zo’n gesprek te beginnen, maar mijn ervaring is: mensen vinden deze manier van praten juist prettig. Ik ben niet alleen aan het vragen, maar ook zelf aan het werk – het is een soort uitwisseling. Je kunt ook stiltes laten vallen, want je zit toch te tekenen.”

En de actualiteit?

„Om geld te verdienen doe ik ook aan graphic recording. Dan maak je een getekend verslag van een bijeenkomst. Dat zou ik bijvoorbeeld heel mooi vinden bij partijcongressen. Zoals van de VVD, afgelopen weekend. Zo’n ter plaatse getekend verslag kan ook prima in de krant.”

Waarom gebeurt dat niet, denk je?

„Omdat kranten het niet kennen? Of denken dat het niet realistisch genoeg is?”

Of ze denken: we hebben al cartoons.

„Maar dat is altijd commentaar. En het is juist interessant om een verhaal te tekenen waar mensen zich in kunnen inleven. Empathie opwekken vind ik boeiender dan cynisch of grappig zijn.”

Lees ook
Dit zijn de strips die je gelezen moet hebben voor de Stripdagen Haarlem

Dit zijn de strips die je gelezen moet hebben voor de Stripdagen Haarlem

Wie is het publiek van Drawing the Times?

„Ja, dat is interessant. Je denkt: dat vindt iedereen leuk. Drawing the Times heeft ook in nrc.next gestaan toen het werd gelanceerd. Dan hoop je: dat gaat helpen, nu gaat het rollen. Maar je blijft toch in de niche van de mensen in de stripwereld. En in de academische wereld, gek genoeg. Ik krijg soms mailtjes waarin staat: ‘Ik zag dat je dat verhaal van de site hebt gehaald, maar ik gebruik het veel in mijn colleges’. Die mailtjes komen vaak uit de VS.”

Wat verwacht je van de stripdagen?

„Ik hoop dat veel mensen gaan meedoen, dus dat ze een verzoek indienen voor een getekend verhaal. En dat we een groter bereik krijgen, dat graphic journalism echt gezien wordt.”


Filmregisseur Nanouk Leopold: ‘Het klinkt misschien wat evangelisch, maar er is niets zo mooi als samen iets maken’

Cultuurdagboek Regisseur Nanouk Leopold is in Ierland om in vijf weken haar film ‘Whitetail’ te draaien. In week vier beschrijft ze haar ervaringen: „Alles begint te piepen en te kraken. Het is een soort topsport, draaien.”

Vlak voordat de drone op zal stijgen kijken Nanouk Leopold en cameraman Frank van den Eeden uit over de vallei bij de Caha Pass: „We hebben een drone-dag. Wat dat precies is weet ik niet, want ik heb nog nooit iets met een drone gedaan.”

Vlak voordat de drone op zal stijgen kijken Nanouk Leopold en cameraman Frank van den Eeden uit over de vallei bij de Caha Pass: „We hebben een drone-dag. Wat dat precies is weet ik niet, want ik heb nog nooit iets met een drone gedaan.”

Foto Max Blomaard

Maandag 20 mei

‘De Camping’

Ik moest vandaag aan Nelleke denken. Zonder haar was ik nooit op deze plek terechtgekomen. We zaten in een onlinecafé, hoe dat zo kwam duurt te lang om uit te leggen, en ik vertelde dat ik een bos zocht in Ierland. Maar Ierland is een van de dunst beboste landen in Europa. Nelleke Noordervliet zei: „Ik weet een geweldig bos, het is niet groot maar het is prachtig.” Ze stuurde me een filmpje, een soort ‘vergeten bos’, precies wat ik nodig had.

Ik ben een paar maanden in Zuid-Ierland om mijn nieuwe speelfilm Whitetail op te nemen. Het is een Engelstalige film over een jonge vrouw die een traumatische ervaring uit haar jeugd moet verwerken. We hebben zes weken voorbereid en vijf weken om alles te draaien. Dit is week vier van het draaien.

Zo meteen hebben we afgesproken op ‘de camping’. We hebben een drone-dag. Wat dat precies is weet ik niet, want ik heb nog nooit iets met een drone gedaan. Vandaag is eigenlijk een vrije dag, iedereen was best toe aan slaap … Maar we gaan met een mini-crew wat beelden maken van de omgeving. ‘De Camping’ is de locatie waar we een groot deel van de film gedraaid hebben, daar woont mijn hoofdpersonage Jen met haar vader Daniel. Maar in het echt wonen daar Bert en Klaske, twee Nederlanders die veertig jaar geleden in Ierland zijn gaan wonen en een camping zijn begonnen. Ze hebben hun huis zelf gebouwd, het is een bijzondere plek. De camping zien we niet in de film, maar hun huis is omgebouwd in een ‘Fishing Tackle, Supplies and Hardware store’, een winkel die ongeveer alles verkoopt, van schroeven tot worstjes en brood. En benzine. Zo zijn veel winkels hier. De production design is iets te goed gelukt want er stoppen steeds mensen die iets willen kopen.

Dinsdag 21 mei

Thrillerelement

Voor het draaien vandaag moeten we nog even kijken naar de weg waar Jen het onthoofde hert zal vinden. Ze is een Ranger die werkt voor een Nature Reserve, haar vader werkt in de winkel. Na een mislukte relatie is ze weer thuis gaan wonen. Het natuurgebied betekent alles voor Jen, maar een stroper verstoort haar werkzaamheden.

Het klinkt nu alsof de film hierover gaat, maar het is maar een van de verhaallijnen. Wel een heel nieuw werkterrein voor mij, een thrillerelement uitbouwen en vormgeven. Gelukkig heb ik cameraman Frank van den Eeden om mee te sparren. Een paar weken geleden hebben we met sterke zaklantaarns een test gedaan in het bos in de nacht, om een idee te krijgen wat je daarmee kan doen. Locaties bekijken voor het draaien, het liefst een paar keer, maakt groot verschil. We hebben maar weinig draaidagen en dan is voorbereiding cruciaal.

Regisseur Nanouk Leopold op haar favoriete berg, de Knockatee: „Soms moet ik even Chewbacca nadoen, om te ontspannen. Dat was wel even wennen voor de Ierse crew.”

Foto Max Blomaard

Woensdag 22 mei

Zoomen

Stienette Bosklopper, producent, zit in Cannes op het festival, we moeten bellen over de openingsscène van de film. Of we echt alles hebben. Katharina Wartena is al aan het monteren en stuurt een versie van de scène. Ik wil niet nadenken over Cannes, niet nu. Ik geloof in de waarde van dit verhaal en wil niet opeens het gevoel krijgen dat ik van mijn hoofdpersoon beter een vampier had kunnen maken die stukjes auto eet.

Even digitaal koffiedrinken met de familie. Ik ben vroeg opgestaan. Vorige week waren ze hier, Daan en Sasha, dat was fijn. Ik ben nu acht weken in Ierland. Het is een prachtig land en de mensen zijn heel vriendelijk. Ik ben hier graag. Maar een halfuurtje zoomen met thuis laat me ook weer landen, alsof ik weer even mezelf word, een soort kalibreren.

Vandaag werk ik voor het eerst met acteur Aidan O’Hare, we hebben ooit een keer een halfuurtje gezoomd. Dat is nieuw voor mij, geen repetities maar meteen draaien. Met Natasha O’Keeffe had ik vier zoomafspraken vooraf aan het draaien, maar zij speelt dan ook de hoofdrol. Tijdens de kleding doorpas zie je de acteurs voor het eerst in het echt. Op een vreemde manier werkt het prima, je weet van elkaar wat je moet doen en je doet het nu sneller. Ik had in de week voor het draaien twee uur voor echte repetities met Natasha en Andrew Bennett, de acteur die haar vader speelt.

Een halfuurtje zoomen met thuis laat me ook weer landen, alsof ik weer even mezelf word, een soort kalibreren

Wat te doen? Ze hebben een stuk of zeventien scènes samen waarvan veel best moeilijke. Uiteindelijk zijn we naar het huis gegaan waar ze in de film wonen. Terwijl er volop gewerkt werd aan de aankleding, nog andere gordijnen, schilderen, een extra muur hier of daar, liepen we met z’n drieën door het huis. „Dit is jouw kamer, hier hebben jullie ruzie, hier zit jij vaak een sigaretje te roken.” Een beetje grappen maken. We moeten elkaar leren kennen en vertrouwen, maar dan alsof je op een speed date bent. Andrew is sowieso heel grappig en Natasha is echt geweldig. Ik zei dat ze nu weten waar de scènes zich afspelen en dat ze maar een beetje moeten dromen over hoe het voelt om in dit huis te wonen.

Bij mijn eerste zoomafspraak met Natasha was ik trouwens zo zenuwachtig dat ik vergat te luisteren naar wat ze eigenlijk zei. Tot ik erachter kwam dat zij het ook best spannend vond, dit avontuur. Voor je het weet ben je gewoon aan het werk met elkaar. Tijdens het draaien roep ik weleens aanwijzingen, maar dan noem ik haar per ongeluk Jen in plaats van Natasha. Ik geloof niet dat ze het erg vindt.

Foto Max Blomaard

Vrijdag 24 mei

Chewbacca

Goed nieuws van Katharina. En de hele dag in het bos gedraaid. Dit was een goeie dag. Maar ik voel dat we moe zijn. Alles begint te piepen en te kraken. Het is een soort topsport, draaien. Je moet je de hele dag concentreren, keuzes maken, praktische oplossingen verzinnen en als het anders gaat dan je dacht – zoals meestal – snel bedenken wat je wilt veranderen en dat tien uur achter elkaar en dan de dag erna weer. Bij toneel kan je nog weleens zeggen: deze scène gaat niet, laten we er morgen mee verder gaan, even een andere scène proberen. Maar bij film is het nu of nooit. Soms moet ik even Chewbacca nadoen, om te ontspannen. Dat was wel even wennen voor de Ierse crew.

Maandag 27 mei

Als een zwerm

Zaterdag was mijn moeder jarig. En wij hadden gisteren feest. Dit wordt onze laatste week draaien. Omdat we met nightshoots eindigen hebben we de wrap party maar alvast gedaan. Dat voelt vreemd. Maar ergens is het wel een goed idee. Ik hou niet van afscheid nemen. En ik ga iedereen heel erg missen. Alleen nu nog niet. Eerst gaan we nog even vijf dagen bizar hard werken. Ik voel me een bevoorrecht mens dat ik onderdeel mag zijn van deze ervaring. Het klinkt misschien wat evangelisch, maar er is niets zo mooi als samen iets maken. We zijn als een zwerm spreeuwen in de lucht. Iedereen draagt bij aan de gezamenlijke beweging van het geheel. Ik hoop dat het niet te hard zal regenen.

Zo graag alles uit het leven willen halen dat je er angstig van wordt. Daar hebben al Robin Coops’ personages last van

Veel. Robin Coops (35) doet veel en wil veel. Al op zijn vijftiende maakte hij met zijn bandje een grote muziekfilm, een eigen versie van Macbeth. Na de middelbare school volgde hij in Maastricht eerst toneellessen en deed er toen de regieopleiding, ging naar Den Haag voor een studie muziektheater en compositie, en deed daarna nog een master aan de Filmacademie in Amsterdam. De projecten die hij met al die kennis maakt, zijn ook veel. Gesamtkunstwerken met veel moderne technieken, zoals de virtualrealityopera Orphée | L’Amour | Eurydice die hij maakte voor het Opera Forward Festival van De Nationale Opera in 2022.

Één label op Coops plakken valt dus niet mee. Behalve, „en daarom begon ik net al over Macbeth: ik maak werken met personages die vastzitten in hun kop en daar bang van worden. Al mijn werk is gedreven door angst.” Die angst is persoonlijk, vertelt hij in een café in Amsterdam. „Angst voor het verliezen van de controle, maar ook angst voor het verlangen om de controle los te laten. En de angst van 35 zijn zonder gezin, zonder eigen huis of auto, of duidelijke carrière, zoals ‘normaal’ is. Eigenlijk gewoon angst om niet alles uit het leven gehaald te hebben.”

Omdat hij niet vast te pinnen is op één genre, krijgt het culturele wereldje moeilijk vat op Coops. „Ik ben geen ‘echte’ opera-regisseur, geen filmmaker, geen componist. Één daarvan zijn druist in tegen mijn basisgevoel: beginnen bij de inhoud. Niet elke inhoud is geschikt voor elke vorm.” Maar krijg zo maar eens voet aan de grond. „De Orphée | L’Amour | Eurydice was op zichzelf erg geslaagd, maar voor mij toch ook weer niet, want ik heb me er niet mee bewezen als een klassieke opera-regisseur die daarna door andere operahuizen gevraagd wordt.” En dus ontwikkelde hij er nog een angst bij: keuzestress. Moest hij zich niet toch specialiseren?

 

Foto’s Robin Coops

 

Vastgelopen

Niet gek dus dat hij eind vorig jaar, na een lang uitputtingsproces en in navolging van al zijn geschapen personages, zelf vastliep. Hij kreeg last van flinke gordelroos. Toen besloot hij van de een op de andere dag de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella te gaan lopen. Niet als christen, maar als rustzoeker.

Halverwege maart vertrok hij. En, typisch Robin Coops, hij stouwde zijn hele rugzak vol. Niet alleen met een veel te dikke slaapzak, ook met allerlei elektronica. Station Noord (een samenwerking van culturele instellingen in de noordelijke provincies) en Festival Oranjewoud hadden hem gevraagd om een voorstelling te creëren, en het leek hem efficiënt om het een en ander te combineren: het moest een grootse voorstelling worden over deze reis. Overal waar hij was zou hij geluiden opnemen. Met zijn telefoon zou hij alles wat hij tegenkwam digitaal inscannen. Hij was van plan een troubadour van zichzelf te maken in een grote virtuele wereld.

 

Foto’s Robin Coops

 

Tot dag twee. „Ik had veel te veel bij me en ik ging véél te hard. Ik was kapot. Alles moest veel rustiger.” Het grootse plan brokkelde vanzelf af, keerde naar binnen. „Ik begon de verhalen die we onszelf vertellen – je moet een gezin, je moet een huis, je moet een carrière – te zien als ridderverhalen. Al die doelen zijn draken die je probeert te verslaan. Maar wat maakt het uit als je een draak verslaat? Als je een ridder blijft, staat er bij de volgende poort wel weer een andere draak. Gaandeweg realiseerde ik me dat ik van dat ridderverhaal af wilde.”

Het idee voor een grote totaalperformance veranderde in een kleine vertelling van persoonlijke dagboekfragmenten. Coops gaat ze zelf vertellen, alleen op het podium, met een paar instrumenten en wat foto’s van de reis. „Het bleken de kleine dingen die zo’n reis bijzonder maken: iemand die me vraagt of ik voor die persoon een lied wil zingen. Een priester die mij zijn kerk laat zien, een Italiaan trakteert op pizza en ons samen op wodka. Een vol café dat gezamenlijk probeert een bij naar buiten te krijgen, wat lukt en waar we samen om gejuicht hebben. En ondertussen zit de ridder in de hoek van het café – met koffie, want hij is mij, ik drink te veel koffie. Zijn harnas hangt ergens aan een waslijn.” Voor hem componeerde Coops een ‘ridderlied’, dat hij rondom de dagboekfragmenten zingt. „Surrealistisch wordt de ridder zo onderdeel van de reis.”

 

Foto’s Robin Coops

 

Techniek is natuur

„Ik realiseerde me ook dat ‘nadenken’ eigenlijk een prachtig woord is in het Nederlands. Ná-denken. Waarna? Na het voelen natuurlijk. Maar dat doen we niet meer, dat is een groot maatschappelijk probleem. We moeten dit, we moeten dat, natuurlijk zijn er zo veel burn-outs. Als we meer zouden durven vertrouwen op je lichaam, op het voelen, dan gebeurt dat niet. Dat ontdek je op zo’n tocht heel concreet. Je lijf zegt precies wanneer je moet stoppen, wanneer je moet eten en wanneer je kunt gaan.”

Is dat dan ook een afscheid van de moderne techniek waar hij in zijn voorstellingen zo graag gebruik van maakt? „Nee. Techniek staat niet tegenover natuur, techniek ís natuur. Techniek is een gereedschap.” Zoals mensapen een stokje gebruiken om insecten uit een gaatje te peuteren natuur is, zo is een virtualrealitybril dat volgens Coops ook. „Het is alleen wat complexer. Je kunt een VR-headset goed als tool gebruiken om ons bewuster te maken van onszelf, van ons lichaam, van de natuur.” Als zulke complexe elektronica nog natuur is, wat is dan geen natuur? „Niet luisteren is onnatuurlijk.”

Uiteindelijk liep hij de pelgrimstocht van 800 kilometer, waarvoor gemiddeld een volle maand staat, in 26 dagen. „Pas de allerlaatste dagen, toen ik merkte dat ik het ging halen, durfde ik langzamer te gaan lopen. Toch weer de angst om ergens niet alles uit te halen. Voor een totale genezing van zijn kopzorgen was de reis niet genoeg. „Typisch hè, ik ben terug en het allereerste wat gebeurt: totale stress over de performance.” Maar wat nou als hij ooit wel zijn angsten overwint en tot zielenrust komt? Kan hij dan nog wel wat creëren?” Coops lacht. „Dan ben ik klaar. Dan moet ik stoppen. Maar ik denk niet dat ik er ooit helemaal vanaf kom.”

https://www.youtube.com/watch?v=1q3ip-uUkd0


Column | God kan wachten, als zangeres Zaho de Sagazan over de rode loper van Cannes danst

„Bent u boos op God?” Die vraag krijgt mijn vriendin voorgelegd in een vragenlijst die ze moet invullen om toegelaten te worden tot een experimentele kankertherapie. Wat zou jij zeggen, vraagt ze. „‘Ja!’ natuurlijk”, zeg ik. Want dat zij überhaupt met die lijst bezig moet zijn, doet me diep verdriet en daar kan woede, al is het maar op God, ook nog wel bij. Ze lacht me hartelijk uit. Baat het niet, dan schaadt het niet, probeer ik nog. Maar ze heeft gelijk, ik ben erin getrapt. Als God bestaat, dan bestaat het niet dat je boos op Hem bent. En zo niet, dan ben je boos op niks en dat is zinloos.

Zinloos, maar het lucht op. Eventjes.

Eventjes is rekbaar, zei mijn moeder. God kan wachten, terwijl ik voor de zoveelste keer op YouTube kijk naar de opening van het filmfestival van Cannes, dat wil zeggen naar de vier minuten die zangeres Zaho de Sagazan daar opduikt uit de zaal en de Bowiesong ‘Modern Love’ vertolkt. Ze zingt het snakkend en vitaal. Nu gooit ze haar schoenen uit en danst op haar witte sokken naar Greta Gerwig toe, présidente du Jury, op de eerste rij. Gerwig, maakster van wereldhit Barbie, straalt en swingt mee. Dit is niet zomaar een song. Op ‘Modern Love’ danste zij door de straten van New York, als actrice in de film Frances Ha (2012).

De Franse zangeres Zaho de Sagazan (links) zingt voor regisseur Greta Gerwig, de voorzitter van de 77ste jury van het Filmfestival van Cannes.
Foto Christophe Simon/ AFP

Schattig

Op Instagram reageert Zaho de Sagazan op haar eigen optreden. Hier was ik onzeker, zegt ze. Hier gaat het beter, hier was ik buiten adem. Een shot van Gerwig, haar ogen zijn vochtig. „Ah Greta, elle est mignonne” – Och Greta, ze is schattig.

Zinloos, die opmerking? Sentimenteel? Nee, essentieel. De Sagazan brengt in Cannes een saluut aan Gerwig. Voor Greta trotseert ze de zenuwen. Voor haar wervelt ze met opwapperende rok om haar as, net als Greta deed in Frances Ha. Ik let op hun wederzijdse reageren en zie de mimiek en body language van de vrouwenvriendschap – onderwerp van die film. Daarbinnen is „Elle est mignonne” geen loze kreet, het is een blijk van liefde.

In ‘Modern Love’ wordt afgerekend met de plicht om ‘op tijd in de kerk’ te zijn. Die strofe verwijst naar ‘Get me to the church on time’, het uitgelaten cynische trouwdaglied uit de musical My Fair Lady. En zo ontpopt ‘Modern love’ zich als de song van de vrije geest die zich verzet tegen sleur en kerk:

Church on time – Terrifies me

Church on time – Makes me party

Church on time – Puts my trust in God and man…

Hé! God en mens naast elkaar, in wankel evenwicht en weifelend vertrouwen. Maar nu kan het. Bent u boos op God? Jazeker, in alle vrijheid. En als ik daar aanleiding voor zie.


Strip over het verborgen leven van bomen wakkert groen enthousiasme aan

Eerst was er de roman, daarna de verfilming en sinds deze maand is Het verborgen leven van bomen van de Duitse boswachter en schrijver Peter Wohlleben een strip, die de lezer werkelijk alles vertelt over bomen. „Wat ze voelen, hoe ze communiceren – ontdekkingen uit een onbekende wereld” luidt het onderschrift en dat is zelfs nog maar een begin: wie het boek gelezen heeft, mag zich gerust een dendroloog noemen.

Per seizoen leert de auteur ons hoe bomen groeien, welke dieren en organismen er in en onder de bomen leven, hoe bomen zich wapenen tegen seizoensinvloeden, droogte en de gevolgen van klimaatveranderingen. We leren over leefgemeenschappen, biotopen en cycli, over voortplanting en bestuiving. Het heeft bijna iets onbekommerds. Wie Het verborgen leven van bomen leest, raakt zo begaan met de natuur dat de boze buitenwereld er even niet lijkt te zijn.

Leren van bomen

Toch sluit Wohlleben zijn ogen niet voor wat de mens de aarde aandoet. De desastreuze gevolgen van landbouwgif en ontbossing voor houtwinning, snelwegen of teelt komen in al hun lelijkheid aan bod, maar de positivo Wohlleben zet iets ertegenover. Hij is een uitgesproken pleitbezorger voor ecologisch en economisch duurzaam bosbeheer. Opmerkelijk voor iemand die is opgeleid als bosbouwer en „alleen [was] geïnteresseerd in het welzijn van het bos voor zover dat noodzakelijk is voor een optimale bedrijfsvoering”. Hij heeft bijgeleerd, zegt hij, en die kennis wil hij doorgeven.

De Franse scenarist Fred Bernard bewerkte de roman van Wohlleben tot strip en tekenaar Benjamin Flao zette zich aan de tekeningen, die doen denken aan het werk van Pierre-Henri Gomont (Malaterre). Beide tekenaars hebben een schetsmatige en trefzekere lijn: Flao houdt van ruig en speels. Zijn inktlijnen zijn snel en de uitbundige pagina’s – met name de grote kijkplaten – leunen op de inkleuring die de strip iets magisch geeft. Dit is precies waar een striplezershart sneller van gaat kloppen: een bos is een bos, maar als Wohlleben jubelt dat er niets mooier is dan een herfstbos en je ziet met eigen ogen hoe schitterend de kleuren zijn, dan kun je echt verrukt raken. Kijk alleen al naar hoe schilderachtig mooi het omslag is.

Beeld uit Het verborgen leven van bomen.

Tekeningen: Benjamin Flao

Wohlleben is zo meelevend met de bomen, dat hij ze personifieert. Die manier van vertellen zorgt ervoor dat de lezer alles heel betrokken ervaart – dicht op de bast, zogezegd. We lezen hoe de bomen ademen, bewegen, voor elkaar en hun omgeving zorgen en hoe alles verband houdt en in evenwicht is. Behalve, zo laat Wohlleben zonder omhaal zien, als de mens zich bijvoorbeeld bekommert om de groenvoorziening in de binnenstad: dan worden er ronde gaten gegraven waar kortgewortelde boompjes precies in passen, afdekt met een onkruidvrij rooster dat een beetje water doorlaat. Tenminste, dat is het idee.

Wohlleben is mild in zijn kritiek en eerder liefdevol over bomen dan boos op de mens. Daar schuilt het knappe van hoe de strip is uitgewerkt. Hij wakkert enthousiasme aan voor de natuur, waardoor we zelf zien waar het in onze groene ambities aan schort. Tikje knuffelig misschien, maar in ieder geval positief. Na het lezen van Het verborgen leven van bomen als groen handvat voor een betere toekomst, weten we tenminste wat we wel en niet moeten doen.

Meer strips


Molo Uku 1: Erfenis van de Gouden Eeuw

Eerste deel van de meeslepende geschiedenis over het Nederlandse koloniale verleden en de VOC, verteld vanuit het perspectief van de Molukse bewoners. In dit deel worden de Molukken veroverd, wat het begin is van 350 jaar koloniaal bewind. In een filmische tekenstijl en met veel overtuigingskracht wordt het beeld geschetst van een trots volk dat weigert te buigen voor de bezetter. Soms met grote gebaren, maar steeds indrukwekkend vanwege de inheemse invalshoek en onderhuidse spanning.


Het mysterie van de Djatlovpas

Het onopgeloste mstysterie van de bergbeklimmers in de Djatlovpas uit 1959 spreekt nog steeds tot de verbeelding. Aan de flinke lijst boeken, films en documentaires is nu een strip toegevoegd, waarin allerlei onbewezen theorieën langskomen: een kernproef, een buitenaardse ontmoeting, de KGB. Met vaart verteld en in een heel toegankelijke stijl, maar zonder oplossingen of aanwijzingen die in een bepaalde richting wijzen. Het interessante dossier achter in het album is minstens zo spannend.


Loire

De vijftiger Louis krijgt een brief van een vroegere geliefde die hem vraagt haar op te zoeken. Eenmaal op haar stek aan de Loire ontdekt Louis dat hij niet alleen is, maar dat alle geliefden van de vrouw zijn uitgenodigd. Wat volgt is een emotionele ontdekkingstocht naar wat mensen bindt, naar relaties, liefde en verlies. Het zorgt voor mooie gesprekken aan de oevers van de Loire, wat voor een sprankje nostalgie zorgt. Dat de rivier als filosofische entiteit wordt opgevoerd, is minder overtuigend.


Tien voorstellingen in het Holland Festival die wij graag willen zien

Muziek

1. The Faggots and Their Friends

Op het operafestival van Aix-en-Provence in Frankrijk viel The Faggots and Their Friends vorig jaar vooral op als iets totáál anders dan de rest van de programmering: geen opera in een strak keurslijf maar spontaan theater en rauwe muziek duidelijk ontstaan in een vrij maakproces waar iedere speler diens individuele inbreng had. We gaven de voorstelling vijf ballen. Het Holland Festival staat bol van de vrije voorstellingen, dus de kans bestaat dat The Faggots and Their Friends hier niet zo opvalt. Dat zou jammer zijn, want alleen al de premisse van het sprookje – ‘Vroeger was iederéén queer, tot een klein groepje zichzelf het plezier van vrije liefde met alle geslachten ontzegde en zich ‘mannen’ gingen noemen’ – is sympathiek.

13 en 14 juni, 20:30. Muziekgebouw.

The Faggots and Their Friends Between Revolutions
Foto Damien Frost

2. 11.000 Saiten

Hoe de praktijk uit gaat vallen is moeilijk te voorspellen, maar de theoretische ervaring is al genoeg voor het predikaat wil-je-niet-missen: het leek componist Georg Friedrich Haas leuk om een stuk met vijftig piano’s in een grote cirkel te componeren. Dat is op zichzelf al bijzonder, maar Haas gaat verder: al die piano’s zijn op zichzelf zuiver gestemd, maar niet ten opzichte van elkaar: iedere volgende piano is precies 1/50ste van een halve toon hoger gestemd. Dat ervaren, moet even vreselijk als geweldig zijn. Pianostudenten van vijf Nederlandse conservatoria gaan Haas’ 11.000 Saiten (‘11.000 snaren’) spelen.

22 juni, 16u en 20u. Gashouder, Westergas.

3. Fidelio

De seizoensafsluiter van De Nationale Opera, die traditioneel onder de vlag van het Holland Festival valt en groots uitpakt, is dit jaar de enige opera van Beethoven: Fidelio. Het verhaal over Léonore die vermomd als de gevangenbewaarder Fidelio haar Florestan uit de gevangenis redt, wordt geregisseerd door de Oekraïense Andriy Zholdak, die naar het schijnt graag met ‘surrealistische droomwerelden’ en ‘symboliek’ werkt. Het wordt sowieso al fijn omdat het Concertgebouworkest altijd de seizoensafsluiter speelt.

5-29 juni. Nationale Opera & Ballet. 16 juni gratis op groot scherm in Park Frankendael. Info: dno.nl

4. Mutability

Ook eentje voor de ervaring: Mutability van componist Yannis Kyriakides en de twaalf componisten (o.a. Geneviève Murphy, Mayke Nas en Martijn Padding) die hij vroeg werkjes van een paar minuten te schrijven. Die muziek klinkt live, maar wordt ter plekke bewerkt (‘gemuteerd’) door algoritmes. De dag is opgedeeld in vier keer anderhalf uur: je kunt zelf kiezen hoeveel gemuteer je wilt horen. Theun Mosk ontwierp de ruimte waarin Asko|Schönberg de muziek speelt en waarin je als publiek vrij mag rondlopen.

23 juni, 15:30, 17:15, 19:00 en 20:45. Muziekgebouw.

Theater

5. Alfa

In Alfa van het Nederlandse theatercollectief Wunderbaum komt een groep Europese Alfa Romeo-liefhebbers samen om in clubverband hun passie voor het Italiaanse automerk te delen. In deze „doodernstige, meertalige komedie” praten ze over het clubblad, hun evenementenkalender en de jaarlijkse buitenlandrit.

Wat de clubleden onzeker maakt, is de energietransitie, nu het eerste elektrische model van Alfa wordt getest: de Alfa Romeo Milano. Want hoe maakt een autoclub zich klaar voor de toekomst, zonder de eigen fossiele geschiedenis te verloochenen?

20-22 juni, ITA.

6. Stabat Mater

Het bekijken van de trailer is genoeg om razend nieuwsgierig te worden naar deze performance van de Braziliaanse theatermaker Janaina Leite, die samen met haar eigen moeder en een gemaskerde pornoacteur, de cultuurhistorische verhouding tussen man en vrouw ontleedt – vormgegeven in de rollen van beul versus slachtoffer.

De voorstelling speelt inventief met theatraliteit. De lessenaar wordt een kerkaltaar, het toneel verandert in een nachtclub, met paaldans en enorme fallus. Met het bijbelse Maria-motief als uitgangspunt roept Leite vrouwelijke rolmodellen op.

22-23 juni, Frascati.

7. The Second Woman

In deze theatermarathon speelt actrice Georgina Verbaan één break-upscène 100 keer gedurende een periode van 24 uur. De duur van dit project is een evenement op zich, het optreden van Verbaan een smakelijk extra.

Tegenover haar staan honderd verschillende mannelijke, queer en non-binaire deelnemers, allen amateurs. In elke scène ontmoeten de twee spelers elkaar voor het eerst. De voorstelling is live te zien, maar tegelijk ook als live screening in de bioscoop.

28-29 juni, ITA en Tuschinski.

8. Sisyphe

Ook deze performance is er een fysieke beproeving voor de performer én de toeschouwers. Met niets meer dan een eenvoudige schop in zijn handen verplaatst de Canadese kunstenaar Victor Pilon gedurende 12 dagen, 6 dagen per week en 6 uur per dag tonnen zand. De voorstelling heeft een eigen locatiespecifieke soundscape, met nummers van de Canadese band Dear Criminals.

Deze performance-marathon is geïnspireerd op het essay De mythe van Sisyphus van Albert Camus, de Franse ‘filosoof van het absurde’. De straf van Sisyphus, die door de goden wordt veroordeeld om tot in de eeuwigheid een zware steen tegen een steile berg op te duwen, ziet Camus als een metafoor voor het menselijk bestaan. Pilon nodigt de toeschouwer uit om samen na te denken over de essentie van het bestaan.

16-28 juni. Westergas: Transformatorhuis.

Sisyphe.
Foto Louis-Daniel Valléew

Dans

9. The Romeo

Sinds een jaar of tien, vijftien is de Amerikaan Trajal Harrell troetelkind van vele festivals. Hij werd bekend door zijn opmerkelijke stijlenmix van performance, hedendaagse dans, klassiek theater, later ook Japanse butoh en, vooral, vogue, met (dans)historische, intersectioneel-politieke thema’s. Zijn doorbraak kwam met Twenty looks or Paris is Burning at the Judson Church, een ontmoeting van de vroege Amerikaanse postmoderne dans met de voguecultuur. Ook in The Romeo paraderen Harrells dansers hoog op de tenen als modellen over de catwalk. Géén eenvormige, superslanke menselijke klerenhangers, maar veelvormig en veelkleurig; een gedroomde mensheid.

25, 26, 27 juni ITA.

The Romeo.
Foto Orpheas Emirzas

10. The Very Last Northern White Rhino

Wat heeft Lars von Triers Melancholia te maken met het overlijden, in 2018, van de allerlaatste mannelijke noordelijke witte neushoorn? De Argentijn Gaston Core herkende in de volmaakte rust van de twee vrouwelijke nazaten van de gestorven neushoorn Sudan eenzelfde kalmte die over de hoofdpersoon in Melancholia neerdaalde in het aangezicht van de onvermijdelijke ondergang. Oulouy, een prachtige breakdanser uit Ivoorkust, danst van donker naar licht, in speelse eenzaamheid, zoekend naar connectie met de toeschouwers, zijn lotgenoten.

21, 22, 23 juni Frascati.