Ongekend vruchtbaar was dit theaterseizoen. Wat waren de beste voorstellingen, wie de beste acteurs?

Voorstelling van het seizoenVersus

„Wij zijn nu hier. En nu we hier zijn, hopen wij dat we iets mee zullen maken. Iets dat we nog niet eerder hebben meegemaakt, liefst iets dat ons zal veranderen. Dat is wat wij met elkaar delen: de stille hoop op verandering. Welkom in de onwerkelijkheid.”

Het klinkt als een gebed waarmee je elke theatervoorstelling kunt openen, maar het zijn de welkomstwoorden bij Versus van Theater Utrecht, een briljante tekst van Casper Vandeputte en Vincent van der Valk.

In een ongekend vruchtbaar theaterjaar, boordevol prikkelende en steengoede voorstellingen, was Versus de voorstelling die er boven uitstak. Eindelijk weer eens een voorstelling die niet op de knieën ging, maar een tekst die intellectueel net boven je macht grijpt. Dankzij ideeën die je uitdagen, uitspraken die precies formuleren wat de rot in de huidige samenleving is, én retorische salto’s van het type waar het moderne leven van overloopt. Het enige wat je als toeschouwer kon doen, was de voorstelling nog een keer bezoeken. En daarna nog eens rustig het tekstboekje lezen.

Versus is een botsing in interviewvorm tussen een populist (Van der Valk) en een journaliste (’Ntianu Stuger), oftewel tussen radicaal-rechts (hij) en links-liberaal (zij). Hun gesprek is een spits steekspel. Zo zegt hij bijvoorbeeld, gevraagd naar het waarom van zijn populariteit: „Ik denk dat ik zeg wat heel veel mensen denken.” Zij countert sterk: „Is het met zoveel volgers niet eerder andersom? Dat mensen gaan denken wat jij zegt?” Zo golft het heen en weer. Bij zijn populistische thema’s (de vermeende oorlog tegen de eigen beschaving, het openzetten van de poorten voor „mensen van buiten”, de ivoren toren van de elite) plaatst zij scherpe vragen en kanttekeningen. In negentig minuten ‘onwerkelijkheid’ van het theater krijg je meer diepgang en urgentie dan in vier jaar praatprogramma Op1 bij elkaar.

Versus biedt weerbare woorden aan wie ze nodig heeft

Waar Versus echt doel treft, is de vermeende ‘ongrijpbaarheid’ van rechts. De populist waant zich superieur vanwege zijn idee dat rechts goed weet waar links kwetsbaar is, terwijl links radeloos wordt van het feit dat de oude wapens moraal en waarheid nog geen krasje maken in de roestvrijstalen ideologie van rechts. De populist lacht superieur om de argumenten van de journaliste. Dat roept de ongelijke strijd van lijsttrekkersdebatten in herinneringen, waarin harde, ongefundeerde uithalen het wonnen van nuance en feiten. Dat hij het liefst met haar gaat olieworstelen is daar een mooie metafoor voor.

Als bron van zijn ongrijpbaarheid, de reden dat alle argumenten van hem afglijden, noemt hij de „onontkoombare natuurwet” in zijn mensbeeld: „De natuur is een oorlog van allen tegen allen.” Waarheid en moraal verliezen het van zijn „oerkracht”. Mensen vernietigen nu eenmaal andere mensen, denkt hij, en dus moet er een leider opstaan.

Op haar beurt neemt de journaliste het op voor de waarheid, voor de moraal en voor samenwerking tussen mensen. Het is geen pasklare oplossing, en natuurlijk geen winnende formule om rechts te overtuigen, maar ze geeft wel fraai uitdrukking aan haar opvattingen. Daarmee biedt ze een welkom tegenspel.

Tegelijk laat ze niet na de onmacht van links te analyseren, ook al bevestigt ze daarmee zijn illusie van zelfhaat bij links: „In plaats van ons te verenigen en samen ten strijde te trekken (…), gaan we de strijd met elkaar aan, concurreren we onszelf kapot.” Linkse mensen snakken naar verandering, maar zijn meer bezig met zelfverwezenlijking, zegt ze ook. „Waarom doen wij dat!?” Dat is ook het punt waar Stuger nadrukkelijk het publiek erbij betrekt: „Waarom doen jullie dat!?”

Versus doet een indringend appel op de toeschouwer, mede door een zaalbrede spiegel die het decor vormt en de bezoeker zijn inertie en afzijdigheid inpepert. Dat aanspraak maken op je verantwoordelijkheid als burger is bijna standaard in de nog altijd gulle stroom maatschappijkritische voorstellingen die de theaterbezoeker opvoedt, onderwijst en bijstuurt. Versus biedt weerbare woorden aan wie ze nodig heeft.

Trend van het jaar (1)Moederschap, vaderschap, kinderwens

Hoewel het een ongekend heftig politiek jaar was, durfden en wilden theatermakers ook naar zichzelf te kijken. De familie vormt van oudsher een levendige bron voor drama, in ieders leven, en in veel stukken ging het over moederschap, over vaderschap en over de vraag of en hoe je kinderen wil of kan krijgen. Maar dan nu wel vaak in een hedendaagse setting, zonder klassieke rolpatronen, vanuit feministisch en/of queer perspectief.

Hardkoor van Naomi Velissariou bij Theater Utrecht was recent een nog nazinderde paukenslag in dit discours. De eenzaamheid, wanhoop en overlevingsdrang van het alleenstaande moederschap werden met vulkanische kracht het publiek in geslingerd.

Even onvergetelijk was hoe vertederend en liefdevol Bram Suijker en Emmanuel Ohene Boafo hun zoektocht naar goed vaderschap vorm gaven in A case for the existence of God bij Theater Rotterdam. Het zat in hun woorden, maar ook in hun lijf, in blikken en gebaartjes die twijfel en verlangen uitdrukten.

Trend van het jaar (2) Grensoverschrijdend gedrag

Meer dan de helft van de grote theatergezelschappen wordt inmiddels geleid door vrouwen en ook buiten die groep zijn vrouwelijke makers toonaangevend. Die feminiene blik resulteert onder meer in blijvende aandacht voor grensoverschrijdend gedrag in brisante en ontroerende voorstellingen. MeToo is voor vrouwelijke theatermakers geen trend, maar een nieuwe vorm van bewustzijn. In We’re all alone in this together laat Kim Karssen op even wrange als hilarische wijze zien dat vrouwonvriendelijkheid zit ingebakken in de stereotiepe rolverdeling tussen man en vrouw. En Eline Arbo etaleerde met Prima Facie hoe ontoereikend zedenwetgeving nog altijd is. Wat Ali B ook zegt: dat is een boodschap om ter harte te nemen.

Doorbraak van het jaar’Ntianu Stuger

Versus was mede zo goed dankzij de masterclass acteren van Vincent van der Valk en ’Ntianu Stuger. Van der Valk is één bonk superioriteit, met priemende ogen, geperste lippen, grimmig. Charmant, vals, overtuigd van zijn gelijk, dominant, zich breed makend met de flair van Thierry Baudet. Hij is echt eng.

Stuger fronst met haar lippen, smaalt, zwijgt, incasseert, denkt, verwerkt, terwijl minieme glimlachjes over haar gezicht trekken of haar lippen trillen als ze het soms niet meer weet of iets haar raakt. Zij is gelaagd, een hopend, zoekend, twijfelend, rationeel, en toch steeds weer optimistisch mens. Ik ben haar, of althans, ik zou haar willen zijn.

Vorig jaar zomer knalde Stuger al van het podium als de boze, fantasievolle en verdrietige negenjarige Benni, de spil in Wildfire van Orkater. En onlangs speelde ze weergaloos in haar eigen solo, A night with Queen Angelito, waarin ze indrukwekkend schakelde tussen de uitdagende présence van een zelfbewuste ster en de kwetsbare houding van een jonge vrouw met liefdesverdriet. Met onder meer een zinderende scène waarin ze haar tegenzin benoemt terwijl ze de verleiding van een erotische ontmoeting fysiek uitbeeldt. Wat een actrice.

Gezelschap van het jaarHet Nieuw Utrechts Toneel

Collega-recensent Elisabeth Oosterling vond hun Voor altijd en altijd en altijd en altijd een van de beste voorstellingen van het jaar, collega Amber Wiznitzer dacht hetzelfde bij hun De Holidayshow en zelf zette ik hun Goed Goud Geld in mijn toptien. Dan doe je iets goed, als Nieuw Utrechts Toneel zijnde. Greg Nottrot, drijvende kracht van het gezelschap, weet als geen ander een vorm van ontspannen intimiteit te creëren. Veel theatermakers zoeken naar een huiskamergevoel in hun werk, maar de joviale Nottrot gaat het moeiteloos af. We weten dat de wereld naar de verdommenis gaat, maar weten we nog hoe we het leuk moeten hebben? Nottrot wel.

Soundtrack van het jaar Urland: Eindtijd revue

Aan imponerend en vreugdebrengend muziektheater geen gebrek dit seizoen. Dat begon met de soundtrack van Thijs van Vuure bij Penthesilea, met ontzagwekkend goed musicerende en zingende ITA-acteurs, en eindige onlangs bij de schijnbaar achtarmige, want virtuoos drummende Jens Bouttery, in wondermooie combinatie met de serene zang van het Nederlands Kamerkoor bij Hardkoor van Naomi Velissariou. Meest memorabel was het Nederlandstalige grommen en uitgerekte klanken kermen van de oorverdovende doom-metalband DEATH.DEF, de huisband bij De Eindtijd Revue van Urland (ook met Bouttery op drums). Zo klinkt hel en verdoemenis. Het is nog altijd wachten op hun debuutalbum.

Comeback van het jaarDe komedie

Het was een aantal jaren sappelen met de komedie in Nederland, die op sterven na dood leek. Een constatering die vorig seizoen meermaals werd onderstreept, meest ongelukkig door de opvoering van Laagland van Eric de Vroedt bij Het Nationale Theater in juni 2023.

Gelukkig gaan zulke trends in golfbewegingen. Dit seizoen beleefde de komedie een glorieuze comeback. Met als uitschieters onder de vele goede, geestige voorstellingen: The Returned van Ada Ozdogan bij Theater Rast, Showmeister van Jan Hulst en Kasper Tarenskeen bij Theater Oostpool, Wunderbaum speelt live (want online gaat het mis) van Wunderbaum en Who’s afraid of Oscar Wilde van Compagnie Red Yellow & Blue.

Ozdogan, Wunderbaum en Hulst & Tarenskeen waren al eerder goed voor komische kwaliteitsstukken, het laatstgenoemde gezelschap is een interessante nieuwkomer die vanuit Utrecht opereert onder leiding van Daan van Bendegem. Hij bedacht twee queer koppels, een broer en zus met hun partners, die op hun vaste, vrijdagavondborrel te spreken komen over de kinderwens van de zus. Broer Bram en zus Vera hebben daar namelijk een onorthodoxe oplossing voor bedacht. Dat maakt veel humoristisch ongemak en irritatie los.

De tekst is een snoepdoos van op maat gesneden plaagstoten, verwijten en verweer, onderhuids en openlijk, in een hoogoplopend, hilarisch gesprek tussen vier mensen die elkaar te goed kennen om elkaar te sparen. Uitgevoerd door vier acteurs (onder wie Van Bendegem zelf en Sharlee Daantje, genomineerd voor een Theo d’Or voor diens spel in Het achtste leven van Theater Oostpool) die uitblinken in spelen op hoog tempo en met komische timing.

Zo zegt de betuttelende Bram tegen zijn jeugdige vriend: „Lieverd, we moeten gewoon met elkaar blijven communiceren. Eerlijk zijn tegen elkaar, over onze angsten, wat we moeilijk vinden… Maar polygamie is daar echt geen oplossing voor!” Of hij verdedigt hem tegen een aanval van zijn zus: „Hij heeft geen kwaaie dronk, hij is gewoon jong!” Het is een voorstelling waar, bij alle serieuze onderwerpen die worden aangesneden, zeldzaam veel te lachen valt.

Teksten van het jaarProduct van eigen bodem

Het was een jaar met veel imponerende voorstellingen op basis van vertaalde well made plays, moderne toneelstukken met een strak plot en/of eigentijdse dialogen, zoals Disgraced bij Black Sheep Can Fly/ Het Nationale Theater, Cock bij Oostpool, Prima Facie bij ITA en A case for the existence of God bij Theater Rotterdam. Maar Nederlandse auteurs lieten zien minstens evenveel kwaliteit te kunnen bieden.

Zo zijn alle bovengenoemde komedies nieuwe, Nederlandstalige teksten en zo well made als je je maar kunt wensen. Maar denk ook aan Meta-moe (Emma Buysse en Luna Joosten), We’re all alone in this together (Kim Karssen), Vrij van Verzet (Matthijs IJgosse voor Blauwdruk), Over de bergen (Annemarie Prins en Sophie Kassies), Ground Floor (Maartje Wortel voor Orkater) en De steen in mijn mond (Peer Wittenbols voor Matzer Theaterproducties). Hoezo linkse zelfhaat? Beretrots op dit vaderlands product.

Theaterseizoen 23/24

De lijstjes van NRC-recensenten

Theater, cabaret, dans, musical, jeugdtheater, toneelteksten, acteurs

NRC Top-10 | Theater

1. Versus door Theater Utrecht / regie Casper Vandeputte

Ideologische clash tussen populist en interviewster, met subliem spel van Vincent van der Valk en ’Ntianu Stuger. Een diepgaande, intelligente analyse van links en rechts denken en een welkome bijsluiter voor het huidige politieke klimaat.

2. Penthesilea door ITA / regie Eline Arbo

Geweld en lust strijden om voorrang in deze muzikale tragedie. Op ontroerende wijze toont Arbo een zoektocht naar kwetsbaarheid en vrijheid in een universum waar de agressie nooit ver weg is.

3. We’re all alone in this together door Kim Karssen

Kim Karssen en Elias De Bruyne zijn prachtige clowns in deze verrassende voorstelling over stereotiepe genderrollen, waarin ze geestig, aandoenlijk en treurig tegelijk zijn.

4. Who’s afraid of Oscar Wilde door Compagnie Red, Yellow & Blue

Snedige komedie rond de relatieperikelen van twee queer kopels.

5. Tofu Cowboy door Steyn de Leeuwe

Knappe solo rond de zorg voor psychiatrische patiënten, waarbij grenzen langzaam vervagen. Wie er nou gek?

6. Goed Goud Geld door Het Nieuw Utrechts Toneel

Razendslimme en geestige bedelactie voor het klimaat. nee, 50 euro doneren is niet genoeg.

7. A case for the existence of God door Theater Rotterdam / regie Erik Whien

Topacteurs Emmanuel Ohene Boafo en Bram Suijker excelleren als twee ongelijksoortige mannen die vriendschap sluiten, en hun vaderschap koesteren.

8. Tijd zal ons leren door Het Nationale Theater/ Romana Vrede/ OTION / regie Erik Whien

Romana Vrede is een meeslepend verteller over zwarte verzetshelden uit de koloniale tijd: „Herinner het verhaal van al deze strijders.”

9. Op hoop van zegen door Dood Paard

Integrale opvoering, inclusief het verouderde, volkse taalgebruik, treft door het revolutionaire elan.

10. Desire door Louis Janssens

Wonderschone voorstelling over de verlangens en angsten van vier kwetsbare jonge mannen.

NRC Top-5 | Beste acteurs in een hoofdrol

Eefje Paddenburg in Julie van ITA.
Foto Fabian Calis
1. Kim Karssen (in We’re all alone in this together)
2. ’Ntianu Stuger (in Versus van Theater Utrecht)
3. Eefje Paddenburg (in Julie van ITA)
4. Rabbi Jallo (in Supertramp van Theater Sonnevanck)
5. Vincent van der Valk (in Versus van Theater Utrecht)

NRC Top-5 | Beste acteurs in een bijrol

1. Rick Paul van Mulligen (in Disgraced van Black Sheep Can Fly en Het Nationale Theater)
2. Claire Bender (in Wie is er bang voor Virginia Woolf van Kobra Theaterproducties)
3. Yaqien Bouhbaka (in Huis van Troje van Toneelschuur Producties)
4. Sander Plukaard (in Cock van Oostpool)
5. Porgy Franssen (in Augustus Oklahoma van Toneelgroep Maastricht)

NRC Top-5 | Beste nieuwe Nederlandse toneeltekst

1. Meta-moe (Emma Buysse en Luna Joosten)
2. Vrij van Verzet (Matthijs IJgosse)
3. Ground Floor (Maartje Wortel)
4. Who’s afraid of Oscar Wilde (Daan van Bendegem)
5. Versus (Casper Vandeputte en Vincent van der Valk)

NRC Top-5 | Cabaret

Lisa Ostermann
Foto Jessica Zeylmaker
1. Lisa Ostermann: Makkelijk in de omgang

Uiterst grappige, slim gestructureerde tweede programma van een nieuwe ster in het cabaret. De verhalen over haar twijfels en onzekerheden giet ze deels in prachtige gezongen liedjes en raps. Ostermann verbluft.

2. Valentina Tóth: Wildbloei

In haar eerste solo brengt Valentina Tóth een indrukwekkende, theatrale ode aan de zogenaamd ‘hysterische vrouw’. In een knappe en verrassende constructie onthult ze wat er schuilt achter de bonte personages die ze opvoert.

3. Rundfunk: Schau

In ‘Schau’ weet Rundfunk originele manieren te vinden om door de maskerades van mensen heen te prikken. Het resultaat is vaak hilarisch.

4. Peter van Rooijen: Liefde, dood & taart

Met sterke liedjes over kleine ergernissen drukt Peter van Rooijen knap uit dat hij het moeilijk vindt persoonlijk te worden.

5. Piet van Eeghen: De verlichting nabij

In zijn debuut presenteert Van Eeghen zich als een charmante, maar ook verlegen en ongemakkelijke man, met mooie liedjes vanachter de piano.

NRC Top-5 | Dans

Wings of Wax
Foto Altin Kaftira
1. Wings of wax van Jiří Kylián/ Het Nationale Ballet

Mooi en ontroerend te zien met welk enthousiasme de uitstekende dansers hun tanden zetten in een werk waar ze weer eens echt iets van leren.

2. The balancing act van Ann Van den Broek/ Wardward

Na een duik in diep verdriet respectievelijk volle vreugde zoekt Van Den Broek het evenwicht in een strak geregisseerde reis langs extreme emoties.

3. ¡Viva! van Manuel Liñan

Geen spatje ironie, maar wel humor in een ontroerende en bevrijdende flamencoshow en travestie.

4. Ophelia’s got talent van Florentina Holzinger/ Volksbühne am Rosa Luxemburg Platz

Zoals gebruikelijk een uitzinnige draaikolk van overdrijving, ‘echte kunst’ en huiveringwekkend en lachwekkend fysiek theater dat automutilatie, bloed, expliciete handelingen en zelfs een live gynaecologisch onderzoek niet schuwt.

5. 11 3 8 7 door Trevoga

Aangenaam verwarrende, posthumanistische beelden: zijn de drie dansers mislukte AI-creaties, cyborgs of stripfiguren, en waar zijn ze in godsnaam mee bezig?

NRC Top 5 | Jeugdtheater

1. Supertramp door Theater Sonnevanck & Theater Oostpool / Mart van Berckel
2. Diarree is mijn lievelingskleur door Theater Artemis / Julian Hetzel
3. Gulliver’s reizen door MaxTak / Theater Sonnevanck / Marije Gubbels
4. BAS door BOG
5. De Nederlandsche Cocaïnefabriek door Tafel Van Vijf

NRC Top-5 | Musical

1. Jesus Christ Superstar door Albert Verline Theater
2. Ver van je bed door Oatmilk Studio
3. De mol en de paradijsvogel door Opus One
4. Melk door NANOEK
5. Boni door Doewet, Twenty8 Productions en Het Zuidelijk Toneel


Column | Meta Struycken kietelt een jurk met borduursel

‘Is dit een grap?” pruttelt een bezoeker. Nee, geen grap, antwoordt de suppoost. De zaal lijkt leeg en niet ingericht maar in de onopvallende platte vitrines zijn schetsjes te vinden of een rijtje latjes. En altijd liggen er kaartjes in met hoofdletterloze zinnetjes. walk six m in the direction of tokyo (1971) bijvoorbeeld. Iedereen kan dat daadwerkelijk doen. Of in gedachten, dat kan ook.

Dit is werk van stanley brouwn (ook hoofdletterloos). Die legde nooit iets uit, en ook interpretatie was verboden. Kijk nou maar. En denk een beetje. brouwn had het over feiten: elf keer zet hij een stap en elf keer is die net anders van lengte. Van esthetiek moest hij niets hebben. Snap ik. Die vertroebelt, die kun je niet meten

En dan zie ik zijn werkruimte, uit 1997. Een houten huisvorm die tussen zijn muren vangt hoe hij heet: ruimte. Binnen hangt een zachtlichtend peertje aan het plafond. En ik wil de pret niet drukken, maar door dat gloeilampje vind ik dit huis mooi. Het is of de schoonheid een doek over brouwns kooitje gooit. Hou je stil, we genieten.

Het is of de schoonheid een doek over brouwns kooitje gooit. Hou je stil, we genieten

Aan de Amsterdamse Koninginneweg provoceert Galerie Eenwerk met een bunker van glas en bazalt de rustiek krullende, 19de-eeuwse gevels er omheen. Strak is de bedoeling van architect Barend Koolhaas, mooi het resultaat.

Ik kom er graag, en nu was ik er een beetje grager. Want nu biedt Eenwerk een magische expositie, nog ontstaan onder de hand van Julius Vermeulen, het recent zo verschrikkelijk ontijdig gestorven brein van Eenwerk. Hij koos voor de brille van kleine kleren. De jassen, jurken, vesten hangen aan de muren. Ze zijn niet voor kabouters, niet voor poppen. Niemand zal ze dragen.

Meta Struycken, Stitch!
Foto Zora Ottink

Meta Struycken maakte ze. Haar naam roept associaties op met couture, met mode, maar dit zijn geen creaties maar creaturen, hier worden naald-en-draad-technieken bezongen die vergeten zijn maar niet lang geleden nog gewoon waren: verstellen, mazen, sokken stoppen. Een vetvlek verdween onder appliqué, een scheur achter borduursel. Dit is activistische kunst, het is Struyckens pleit tegen fast fashion – goedkoop gemaakt, goedkoop verkocht, niet wassen maar weggooien. Intens schadelijk voor het milieu, intens beledigend voor kleding. Struycken heeft het over respect, over liefde. Over mijn geliefde vest dat me jaren geleden op Oerol is ontstolen. Ik hoop nu maar dat de dief, die ik haat, er goed voor heeft gezorgd.

Het spannende is dat Meta Struycken het niet kon laten om schoonheid vast te pinnen. Ze borduurde de kleine witwollen mantel, met uit de zoom opkomend zonlicht. Ze kietelde een jurk met borduursel á la Japonaise. En klein is verfijnd. Het miniformaat bevordert de schoonheid. Ja, dat verduistert de gedachte van het werk, hetzelfde overkwam ook stanley brouwn. Schoonheidsdrift overvalt de besten. Ze kunnen het niet laten. En het is grandioos om dat te zien gebeuren.


Rolf Verbeek dirigeert NedPho voor schoolklassen. ‘Ik wil ook leren vioolspelen, dit is beter dan Monkey Town!’

Zondag 16 juniAls een voetbalteam

Wat is de overeenkomst tussen een orkest en een voetbalteam? Het had niet mooier gekund: terwijl het EK voetbal in Duitsland in volle gang is, geeft het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPhO) antwoord op deze vraag. Het orkest speelt richting het einde van het seizoen altijd een reeks schoolconcerten onder de titel ‘Welkom Bij Het Orkest’. De schoolkinderen van nu zijn immers óók de luisteraars van de toekomst. En dus hoop je dat iets van onze eigen liefde voor symfonische muziek overslaat en dat ze voelen hoe leuk het is om samen te spelen.

De kinderen, tussen de 8 en 12 jaar oud, horen het Nederlands Philharmonisch Orkest waarschijnlijk voor het eerst. En zelf maak ik ook mijn vuurdoop bij dit orkest. Ter voorbereiding ga ik vanmiddag in het Concertgebouw vast naar ze luisteren bij een concert met Mahlers Vijfde symfonie. Dit vind ik het mooiste wat er is. Zoveel pracht en praal, gebracht door zoveel mensen die functioneren als één organisme. Als een team, zou je kunnen zeggen.

Maandag 17 juniEredivisie

Wat heeft een orkest verder voor overeenkomsten met een voetbalteam? Dit thema spreken we vandaag verder met de techniek en regie door. Uiteraard is de educatieafdeling van het orkest al langer met de voorbereidingen bezig. In de ontwikkeling van de concerten van dit jaar – projectnaam ‘De Eredivisie’ – drijven steeds meer overeenkomsten boven. Zoals dat je nergens komt als je niet goed samenspeelt. Ik vind het inspirerend en spannend om iedereen vandaag te ontmoeten en een steeds beter beeld te krijgen van wat er morgen gaat gebeuren: dan komt het hele orkest erbij.

Rolf Verbeek op de fiets en thuis.

Foto’s: Melle Meivogel

Dinsdag 18 juni Hoe dit te onthouden

Dit wordt een intensieve dag. Ik pak de fiets naar de NedPhO-koepel in Amsterdam-Oost, de vaste basis van het orkest. Daar worden alle concerten deze week gegeven; het orkest speelt een thuiswedstrijd. Iedereen heeft zin in de montage van deze spetterende „show”; als format is gekozen voor zogenaamde live tv-uitzending. We beginnen met het doornemen van alle partituren en de muziek. De Bolero van Ravel is bewerkt tot een „voetbalmatch” waarbij de melodie als een bal wordt overgespeeld – inclusief sportcommentaar.

Maar de grootste uitdaging is een nieuw stuk van componist Thomas van Dun, geïnspireerd door muziek uit de club-scene. De partituur zit vol opzwepende ritmische verspringingen, opletten dus. Daarna duiken we de regierepetitie in. Het orkest wordt niet gespaard in de choreografie/ regie van Eric Robillard. Hij neemt iedereen enthousiast mee om vol goede moed aan het eind van de middag een doorloop te trotseren. Zoveel cue’s, teksten en muzikale afspraken… Op de fiets terug vraag ik me af of ik ze morgen allemaal nog weet.

Woensdag 19 juniEnergie naar feestniveau

Normaal begint een concert in de avond. Maar schoolconcerten zijn overdag, dus voel ik voor de verandering meteen na het opstaan al zenuwen; weinig trek, neiging tot ijsberen.

Eenmaal op locatie zetten we de laatste puntjes op de i. De kinderen, afkomstig van scholen uit Amsterdam en omringende gemeenten, krijgen een inleiding die hun energie meteen naar feestniveau opstuwt: ze nemen de liedjes door die ze tijdens het concert gaan zingen.

Met gejuich en geklap wordt het orkest onthaald, we beginnen de show. Het gaat zeker niet slecht! Maar er zijn wel een paar momenten waarop ik me realiseer dat sommige brokjes informatie van gisteren nog op de goede plek moeten vallen.

Door de voorstelling zo’n eerste keer met publiek te spelen, zie je ook wat werkt en wat niet. We besluiten tot het inkorten van een interview, monteren een vlottere overgang tussen enkele scènes en bekorten een muziekstuk om een dip in de aandachtspanne te voorkomen.

Ook na de tweede voorstelling veranderen we nog details. De kop is eraf! Heel veel zin in de volgende zes voorstellingen.

Rolf Verbeek met de muzikanten van het Nederlands Philharmonisch Orkest.

Foto’s: Melle Meivogel

Donderdag 20 juniOnder luid gejuich

Dag twee. En iedereen heeft het gevoel dat we al twee weken bezig zijn. Dat lijkt me een goed teken: we zijn inderdaad een team geworden. Het ontroert me hoe enthousiast de kinderen reageren als presentatrice Sosha Duysker opkomt, die ze herkennen van Waku Waku en andere tv-programma’s. Met enorme flair legt ze de kinderen uit dat samenwerken, plezier, discipline en natuurlijk warming-up deel uitmaken van zowel een voetbalteam als een orkest.

Zelf mag ik kort uitleggen dat orkesten heel goed zonder dirigent kunnen spelen, net als een voetbalteam. Het zijn alleen de cruciale momenten waarop een dirigent kan helpen. Maar in tegenstelling tot een coach, mag je je aanwijzingen niet door het spel heen schreeuwen. Dus laat een dirigent alles zien met handen en mimiek.

Trombonist Harrie de Lange is de ster van de voorstelling. Meestal scanderen de kinderen al bij opkomst zijn naam, want hij maakte onderdeel uit van het aan de scholen toegestuurde lespakket.

Harrie speelt een deel uit het tromboneconcert van Nino Rota. Als een volksheld loopt hij na het ‘inkoppen van de melodie’ onder luid gejuich weer van het podium. De kinderen zingen uit volle borst mee met de muziek, wat zorgt voor een daverende energie in de koepel.

Om 14.30 uur ’s middags, na drie voorstellingen, voelt het alsof er al een hele dag op zit.

Rolf Verbeek
Foto Melle Meivogel

Vrijdag 21 juniFC Orkest

Alweer de laatste dag, helaas. Met weer drie voorstellingen, vandaag onder meer ook voor kinderen die door Vluchtelingenwerk zijn meegenomen. Het enthousiasme van het orkest is onbekoeld. Het komt mooi tot uiting in de slotscène van de voorstelling, die erom draait dat het verschil tussen voetbal en muziek is dat muziek niet om winnen of verliezen draait. Waar bij een wedstrijd iedereen juicht na een doelpunt, kun je als orkest alleen maar „winnen” tijdens het gehele concert, gevolgd door het slotapplaus.

Na de laatste noot springt het orkest als één geheel overeind en moedigt de kinderen aan om ook uit hun stoel op te springen met hun ‘FC Orkest’-sjaals.

Voor mij was het een feest te werken met musici die zo vol overgave spelen én de kinderen in hun eigen enthousiasme willen meenemen. En het werkt. „Ik wil viool leren spelen”, schrijft een van de kinderen ons na afloop. „Dit was beter dan Monkey Town.”


Kandinsky wilde met goed klinkende schilderijen „de menselijke ziel laten trillen”

Kunst is geen wedstrijd, zegt men. Maar daar dachten twee van de drie grote pioniers van de abstracte schilderkunst anders over. Om als ‘eerste abstracte schilder’ de geschiedenis in te gaan, speelden de Rus van oorsprong Wassily Kandinsky (1866-1944) en de Oekraïner van Poolse komaf Kazimir Malevitsj (1879-1935) vals. Malevitsj antedateerde Zwart Vierkant, zijn eerste abstract-geometrische, ‘suprematistische’ schilderij uit 1915, op 1913. Kandinsky liet een ongetitelde abstract-expressionistische aquarel uit vermoedelijk 1912 of 1913 doorgaan voor zijn Eerste abstracte aquarel die hij al in 1910 zou hebben gemaakt. Alleen Piet Mondriaan (1872-1944) deed niet mee aan de wedstrijd. Hij was er zo heilig van overtuigd dat zijn Nieuwe Beelding de enige en ware abstracte kunst was, dat hij zich niet verlaagde tot een wedstrijd met twee inferieure concurrenten.

Maar al was Kandinsky met zijn abstracte aquarel niet de eerste abstracte schilder – de Tsjech Frantisek Kupka schilderde echt al in 1910 volledig abstract – hij was wel de eerste die een theorie over abstracte kunst publiceerde. In Über dat Geistige in der Kunst uit 1912 verkondigde hij dat een nieuw tijdperk was aangebroken waarin het materialisme zou wijken voor het ‘geestelijke’. Bij de nieuwe tijd hoorde een ‘geestelijke’ schilderkunst met een ‘innerlijke noodzaak’ die alleen bestaat uit kleurvlakken en lijnen en net zo abstract was als muziek, legde hij uit: „Kleur is een middel om rechtstreeks de ziel te beïnvloeden”, schreef hij. „Kleur is het klavier, het oog is de hamer, terwijl de ziel een piano met vele snaren is. De kunstenaar is de hand waarmee het middel, de verschillende toetsen, de menselijke ziel kan laten trillen.”

Op Kandinsky, de schitterende openingstentoonstelling van H’ART Museum in Amsterdam, behoort de Eerste abstracte aquarel niet tot de 65 geëxposeerde schilderijen van Kandinsky’s die allemaal afkomstig zijn uit het Centre Pompidou in Parijs (zie inzet). Wel komen zijn theorieën uitvoerig aan de orde in de video’s van kunstenaar Bink van Vollenhoven, die op verschillende punten in de tentoonstelling zijn te zien. Hierin maakt een acteur niet alleen duidelijk waarom de jurist Kandinsky in 1896 op zijn dertigste verhuisde van Moskou naar München om daar schilderlessen te volgen, maar legt hij aan de hand van animaties ook uit dat abstracte schilderijen ‘innerlijke klanken’ hebben.

Reconstructie

Hoogtepunt – en hart – van de tentoonstelling is de Bauhaus Salon, een grote achthoekige ruimte met metershoge wandschilderingen van Kandinsky uit 1922. Een jaar eerder was hij vanuit Moskou teruggekeerd naar Duitsland, dat hij als Rus bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 had moeten verlaten.

Kandinsky ontwierp de veelkleurige schilderingen op bruine en zwarte wanden voor de jaarlijkse Juryfreie Kunstschau in het Lehrter Bahnhof in Berlijn. Ze werden uitgevoerd door studenten van het Bauhaus in Weimar, de eerste, op modernistische leest geschoeide kunstschool ter wereld waar Kandinsky na zijn terugkeer docent was geworden. Zijn wandschilderingen op doek gingen in de Tweede Wereldoorlog verloren, maar zijn in 1977 gereconstrueerd aan de hand van de originele ontwerpen uit de grote schenking van Kandinsky’s weduwe Nina aan het Centre Pompidou.

De wandschilderingen zijn een overgangswerk. Op enkele wanden overheersen de veelkleurige grillige lijnen en vormen die kenmerkend zijn voor Kandinsky’s vooroorlogse abstract expressionisme. Maar op sommige plekken overheersen vierkanten, cirkels en andere simpele geometrische vormen. Die had Kandinsky overgenomen van de Russische constructivisten tijdens zijn verblijf in Rusland, waar in 1917 een communistisch regime aan de macht was gekomen dat voor korte tijd Kandinsky en andere avant-gardisten als hoge kunstambtenaren in dienst nam.

Collectie Centre Pompidou

Wie de half verduisterde driedimensionale Kandinsky betreedt, is door een aantal ruimtes gegaan waarin de ontwikkeling van het abstract expressionisme stap voor de stap kan worden gevolgd. Eerst is er het werk van een zoekende kunstenaar te zien, die zich laat inspireren door volkskunst, Jugendstil en pointillisme, en die tijdens zijn reis door Nederland in 1904 vissers(vrouwen) in klederdracht in Marken schildert. Vervolgens worden de kerken, bomen, mensen en andere dingen steeds vager in zijn expressionistische schilderijen tot ze, met dank aan de theosofie, zijn verdwenen en er alleen nog veelkleurige vlekken, grillige vormen en lijnen resteren.

‘Less is a bore’

‘Vermicelli-expressionisme’ doopte Theo van Doesburg, de oprichter van De Stijl, Kandinsky’s vroege abstracte schilderijen smalend – en niet ongeestig. Maar in de ruimtes die op de zaal met wandschilderingen volgen, is geen spoor van vermicellisoep meer te bekennen. Hier hangen werken uit Kandinsky’s Bauhaus-tijd (1922-1933), waarin hele en halve cirkels, drie- en vierhoeken overheersen. Maar anders dan in de Nieuwe Beelding van De Stijl en in Malevitsj’ ‘suprematistische’ schilderijen zijn de simpele geometrische vormen in Kandinsky’s Bauhausschilderijen niet monochroom en strak. Niet alleen lijken ze vaak doorschijnend en hebben ze textuur door bijvoorbeeld het gebruik van zand. Ook vormen ze, als echo’s van het abstract-expressionisme, vaak complexe, drukke composities. Anders dan Mondriaan en Malevitsj streefde Kandinsky niet naar absolute zuiverheid. Integendeel, hoewel hij, net als de twee andere pioniers van de abstracte kunst, de figuratie had uitgebannen, gold voor hem eerder het postmoderne adagium „less is a bore” dan het modernistische „less is more”. Op alle mogelijke manieren wilde hij met goed klinkende schilderijen „de menselijke ziel laten trillen”.

Na de sluiting van het Bauhaus door de nazi’s in 1933 emigreerden Kan-dinsky en zijn vrouw opnieuw, dit keer naar Parijs. Zijn werk veranderde hier voor de laatste keer. Onder invloed van het werk van bijvoorbeeld Joan Miró maken de geometrische vormen in zijn werk plaats voor organische vormen. Hiermee keerde de figuratie weer terug in zijn werk: het is onmogelijk om in veel biomorfe vormen geen amoebes te zien.

In Cercle et Carré uit 1943, genoemd naar de vereniging van abstracte schilders in Parijs waarvan Kandinsky en Mondriaan lid waren, zijn de vijf figuren naast en tussen een klein rood vierkant en een groene cirkel zelfs onmiskenbaar menselijke gestalten die zijn uitgedost voor een gemaskerd bal of een carnavalsoptocht. Het is alsof Kandinsky de spot dreef met Mondriaan, Malevitsj en andere zuiverheidsapostelen die hem wegens zijn uitbundige, muzikale schilderijen nooit serieus namen.


Pinkpop was magisch. Wat is er toch met dat festival gebeurd?

Ik was trots. Ik had net van m’n eigen geld een shirt gekocht, het meteen aangetrokken en al tijdens m’n eerste wandeling over het festivalterrein kreeg ik een ‘hee cool shirt!’ te horen. Hij was van de band Fear Factory, met zo’n paarse, digitaal bewerkte ribbenkast erop. Het was niet mijn eerste rockshirt, wel mijn eerste grote festival. Pinkpop 1998. Zestien jaar, m’n haar net lang laten groeien en de overprikkeling gedempt door meegesmokkelde zakjes orange bud en blikken Best Bier. Een ‘hee cool shirt!’ was voor een zestienjarige een soort olympische medaille.

Pinkpop was magisch. Voor ik erheen mocht, nam ik de tv-uitzendingen op video op en luisterde naar de radio, live Sepultura horen in 1996 was lifechanging. Toen ik eindelijk zelf ging, zag ik concerten waar ik soms nog aan denk (NOFX legendarisch goed, Smashing Pumpkins legendarisch slecht). Ik leerde er wanneer je moest stoppen met orange bud combineren met Best, dat avondeten koken hooguit optioneel was, dat wc’s ondergewaardeerde luxe waren, dat Limburgers heel goed waren met patatjes stoofvlees, en ik kocht er de shirts en cd’s die ik thuis zelfs niet bij de Large kon krijgen. Pinkpop was een alternatieve oase. Walhalla. Shangri-La. Nirvana. Een totaal andere wereld, zonder school, ouders, zonder grenzen, soms helaas ook zonder wc-papier. Een weekend op een andere planeet.

Die planeet lijkt wel uit koers geraakt. Na jarenlang knarsetandend zien dat het festival inhoudelijk en qua sfeer stilstaat of zelfs achteruit gaat, moet dit even van het hart. Want waar is het avontuur, de durf, gevoel voor wat er toe doet op popgebied gebleven? En wat is er nog te doen op de woestenij van Megaland, waar de vercommercialisering om zich heen grijpt met een VIP ‘sky deck’ (met „watergespoelde toiletten”!) en McDonalds? Pinkpop, ooit alternatief en spannend, is verworden tot de Vinexwijk onder de festivals. Praktisch, pleasend en sfeerloos.

Dit jaar is de line-up zo bedroevend, dat de muziekredactie van NRC voor het eerst sinds jaren twijfelde om te gaan. Van de headliners heeft alleen hitkanon Calvin Harris iets van noviteitswaarde, want die speelt zelden in Nederland. De voorspelbare Ed Sheeran staat elke paar jaar in de Arena, en voor een uitermate slappe headliner als Måneskin, die al sinds 2021 op hun Songfestivalhit teren, hoef je ook niet naar Landgraaf. En ook de rest van de line-up trekt niet. Wat aardig is zagen we de afgelopen jaren al (Nothing But Thieves, Royal Blood, Keane, Sam Smith), veel Nederlandse acts die je op elke hoek van de straat kunt zien, en veel overige acts moet je scharen onder vergane glorie (Jane’s Addiction, Limp Bizkit, Avril Lavigne). En dan halen ze na zijn Songfestivaldebacle in Zweden Joost Klein binnen, een kans om nog even een middelvinger op te steken naar die brave EBU, een geheid feest én een publiekstrekker met een randje, zetten ze ’m al om 12 uur ’s middags neer!

Bijna alle Nederlandse artiesten staan nog voor het vallen van de avond geprogrammeerd, alsof het puur programmavulling is. Acda & de Munnik, waar de organisatie ‘zo naar uitkeek’, staan op de eerste dag om drie uur in de middag voor die paar mensen die er dan al zijn. Ilse DeLange krijgt op zondag net als Joost een dag eerder de respectloze ontbijtdienst. Alleen John Coffey en Oliver Heldens hebben een mooi tijdstip op zaterdagavond gekregen – ook al staat John Coffey exact tegenover Calvin Harris geprogrammeerd, bang om de gitaarliefhebbers tegen de haren in te strijken.

De bezoekers onderstrepen de armoede van het programma: ze verwachten op vrijdag en zaterdag niet meer dan 40.000 bezoekers, zo’n beetje de helft van wat ze aankunnen.

Pijnlijk

Niet alles lukt, natuurlijk. Ze wilden Madonna en Dua Lipa, las ik. Leuk en spannend, en bovendien: vrouwen, die zie je ook niet vaak als headliner – maar ze wilden niet. Tegelijk waren ze bezig om rockbands Muse en Foo Fighters binnen te halen, wat ook niet lukte. Tja, Muse tourt niet, maar zowel Dua Lipa als Foo Fighters staan wél op Rock Werchter.

Extra pijnlijk wordt het als je ziet wat er om ons heen gebeurt. Deze maand staan op festivals als Primavera, Rock Am Ring, Roskilde, Graspop, Rock Werchter en Glastonbury acts als Lana del Rey, SZA, Mitski, Charli XCX, Parkway Drive, Burna Boy, Dua Lipa, Judas Priest, Janelle Monae, Foo Fighters… In de Ziggo Dome staan deze maand Karol G, Troye Sivan en Doja Cat, nieuwe wereldsterren, die zouden het affiche van Pinkpop toch kleuren? Een week na Pinkpop staat notabene Lenny Kravitz in Amsterdam, die wél op Rock Werchter speelt. Taylor Swift staat drie keer in de Johan Cruijff Arena.

En als dan niks lukt, laat recordpinkpopper Anouk gewoon eens headlinen. Ze staat er voor de achtste keer en ze wordt op de site van Pinkpop bovendien „de grootste Nederlandse zangeres van de afgelopen 25 jaar” genoemd. Als je drie keer de Ziggo Dome kan spelen, durf die dan ook op het grootste voetstuk in Landgraaf te zetten.

Lees ook

IJzersterke show van Anouk doet Mumford & Sons verbleken op Pinkpop dag 1

IJzersterke  show van Anouk doet Mumford & Sons verbleken op Pinkpop dag 1

De poel spannende acts wordt ook wel klein als je, zoals Pinkpop-boeker Rob Trommelen laatst in Oor zei, een band als Radiohead al „te ingewikkeld” voor het Pinkpop-publiek vindt, en niet vrolijk genoeg. Dat is tekenend voor hoe lichtverteerbaar het blijkbaar moet zijn. Dat de AAA-acts niet in de rij staan om op zijn festival te spelen, begrijpt Trommelen evengoed niet, zei hij in De Limburger: „Ik snap nooit dat zo’n Bono niet denkt: het was vroeger zo leuk op Pinkpop en Roskilde, laat ik nog eens gaan.”

Wat mogelijk niet helpt is dat Pinkpop een grote kale vlakte is gebleven, waar je aan de weergoden bent overgeleverd. En als op een van de drie grote podia even niets staat waar je zin in hebt (kans is groot) is er niets anders te doen dan zuipen en vreten. Er is een pad met zeven miljoen verschillende foodtrucks, waar de veganistische saté en glutenvrije pizza margherita net zo’n godsvermogen kosten als elders, en naar standjes met lp’s, cd’s, shirts of andere zaken die ook maar iets met muziek te maken hebben moet je zoeken met een vergrootglas.

Saai, maar het kan ook plat: dit jaar staat McDonald’s op het terrein. „Kom even lekker schommelen, neem een duikje in de ballenbak of bestel een overheerlijke McFlurry”, luidde de aankondiging. Ja, dat is wat Pinkpop nodig had, hét symbool van slecht eten en milieu-ontwrichting, en het favoriete diner van Donald Trump. Ze plantten hun goudgele druipsnor al op Paaspop, en nu komen ze dus ook naar het festival waar Rage Against the Machine in 1994 een kleine aardbeving veroorzaakte met „fuck you I won’t do what you tell me!”

Slappe frietjes

Het is kritiek die wordt gevoed door liefde. Dat festival waar ik zulke goede herinneringen aan heb, waarvan ik sommige verhalen nog steeds tot in den treuren vertel – ik wil zo graag dat het leuk blijft. Dat het ze lukt die vette vissen binnen te halen. Dat ze de familiaire sfeer, een patatje stoof bestellen en die in plat Limburgs geserveerd krijgen, weten te behouden. Amerikaanse rock, prima, niet die slappe frietjes.

Je weet niet hoe een koe een haas vangt. Pinkpop kan zich altijd weer oprichten. Zoals gezegd, als daar volgend jaar een of twee (liefst meer) wow-namen staan, hebben we het nergens meer over. Het zijn golfbewegingen: in 1985 kwam er nog amper 15.000 man, dat waren er een paar jaar eerder nog 50.000. En ook in 2005 kwamen ze amper boven de 20.000 bezoekers uit – ze boekten Chemical Brothers en The Prodigy (zou je nu niet matig noemen trouwens), en hadden door de magere opkomst camping B niet eens nodig. En hup, een jaar later stonden er weer gewoon bijna 70.000 mensen. Zet je volgend jaar U2 of Taylor Swift neer, is het vast ook weer druk.

Maar de omstandigheden anno 2024 zijn lastig: de marges zijn klein, de prijzen voor materialen, podia, licht en geluid, beveiligers, infrastructuur en zeker ook artiesten stijgen en stijgen. De vraag is dus of dat soort artiesten überhaupt nog haalbaar zijn. Het bewijst ook dat als je als festival zo moet leunen op die ene smakelijke headliner, dat de rest van het festival gewoon niet interessant genoeg is.

Een kaartje voor een weekend Pinkpop kost nu niet voor niets 290 euro, weer 15 euro meer dan vorig jaar en een bizarre stijging vergeleken met 2019, de laatste editie voor de coronacrisis, toen het nog 169 euro kostte (en je daar ook nog Fleetwood Mac, Lenny Kravitz en The Cure voor kreeg). Dus als die fastfoodfuckers een nodige financiële impuls geven, je kan het ze haast niet kwalijk nemen. Maar what’s next? Een groentebar van Monsanto? EHBO-tentje van Philip Morris? Blackwater bellen voor de beveiliging?

De oplossing? Volhouden, het leuk houden, lief blijven, niet buigen voor het grootkapitaal, originaliteit nastreven, durf tonen, en doorselecteren bij het boeken in het héle programma. Dat meisje met die zwarte krullen en haar roze rokje verdient het.


Dag, auto! Hoe theatermakers de vierwieler uitzwaaien

Verre reizen maakte Mopje Melchers er toch al nooit mee. Haar auto was er vooral voor veelvuldig gependel tussen twee steden. Want dochter Liesje verkaste op haar achttiende van haar ouderlijk huis in Utrecht naar een nieuwe stek in Amsterdam, en als ze op bezoek kwam, was het ’s ochtends halen, ’s avonds wegbrengen. Tijdens de ritten was er tijd om te praten, te bespreken en te bespiegelen. „We hadden het veel over de toestand in de wereld, en hoe je daar tegenover moest staan – dat soort dingen”, blikt Melchers nu terug. „Daar heb je allemaal ruimte voor in zo’n auto.”

Die tijden zijn voorbij. Op verzoek van haar moeder neemt Liesje al jaren de trein, terwijl Melchers’ Fiat 500 stilletjes haar onzekere lot afwacht. En toen Melchers op een donderdagochtend in maart een artikel las over theatergezelschap De Warme Winkel, dat mensen zocht die afstand wilden doen van hun auto, wist ze ineens wat dat lot moest zijn. De garantie van kernlid Ward Weemhoff dat er niets van de auto zou overblijven sprak haar zo aan, dat ze besloot het gezelschap onmiddellijk te mailen.

„Goedemorgen”, schreef Melchers. „Ik heb een Fiat 500, gekocht in 2012, waar ik veel plezier van heb gehad, vele leuke ritten in heb gemaakt. Maar hij moet wat mij betreft verdwijnen.”

Zodoende: op 27 juni wordt Melchers’ Fiat geofferd in het Amsterdamse Bostheater, als derde van de 35 auto’s die er deze zomer eindelijk aan moeten geloven in de voorstellingenreeks Het zomeroffer.

Tenminste: dat is het beoogde aantal. Van de 35 aanmeldingen zit De Warme Winkel nu op 22, vertelt Weemhoff zo’n twee weken voor de première, wanneer we elkaar spreken na afloop van een repetitie. De offerceremonie wordt sinds begin juni geoefend met sloopauto’s in het Amsterdamse Bos. Zo kunnen bosbezoekers hier zomaar een uitgewoonde Opel Corsa boven de bomen zien opdoemen, hoog in de lucht getild door een hijskraan. Die vervoert de offerauto’s naar het midden van het podium; een open plek in het dichte bos. Daar kan het zelf uitgevonden ritueel beginnen, waarbij De Warme Winkel wordt bijgestaan door muziekensemble Asko|Schönberg en interdisciplinair kunstcollectief Touki Delphine. Zij verzorgen originele muziek en een lichtinstallatie die bestaat uit vierhonderd autolampen.

„Het moet een spectaculaire zomervoorstelling worden,” zegt Weemhoff. Als geëngageerd gezelschap werkt De Warme Winkel geregeld met ambitieuze thema’s. „Een van de dingen waar we al jaren over spraken, was ‘offeren’. Met gezond verstand kun je inzien dat het niet houdbaar is als we met zo veel mensen op deze voet blijven consumeren. We moeten een nieuwe manier vinden; iets opofferen. Dat idee wilden we vormgeven. Maar hoe doe je dat zonder prekerig te worden?”

Door er een spektakel van te maken, was een deel van het antwoord. De makers lieten zich inspireren door een van de bekendste offerthema-stukken uit de kunstgeschiedenis: Le sacre du printemps, een balletvoorstelling waarin een jonge vrouw zich aan een zonnegod offert door zich dood te dansen. De ritmische muziek, boerse kostuums en woeste choreografie zorgden voor zo’n onconventioneel en opzwepend geheel dat bij de première in 1913 fans en haters in het publiek met elkaar op de vuist gingen.

„We pretenderen niet dezelfde soort impact te hebben”, benadrukt Weemhoff, maar poëtisch en groots mag het wel worden, met een „sterke stilering” (bouwkraan en tien performers incluis).

Die combineert het gezelschap met kenmerkende humor en lichtvoetigheid. Zo is er een inclusieve autokalender in de maak waarvoor fotograaf Lara Verheijden alle geofferde auto’s vastlegde, opgesierd door twaalf modellen („Schrik niet, ze zijn wel semi-naakt”). Zo wordt gebalanceerd tussen zwaar en licht. Weemhoff: Het zomeroffer moet vooral inspireren. Het is een ode aan verandering”.

Die verandering kan en mag pijnlijk zijn. „Mensen zien hun auto als onderdeel van hun leven. Sommige donateurs hebben hun auto al tien of twaalf jaar. Ze nemen ook afscheid van een levensfase: in de voorstelling voel je echt dat er een stuk identiteit op het hakblok ligt.”

Roestig symbool

Ook bij theatergezelschap Wunderbaum bleef de sentimentele waarde van de auto niet onopgemerkt. Op 20 juni gaat Wunderbaums voorstelling ALFA in première op het Holland Festival, genoemd naar (en gewijd aan) het automerk Alfa Romeo. Ondertussen is de Belgische maker Kris Verdonck bij de Weense Wiener Festwocheneen verbrandingsmotor aan het executeren (EXHAUST).

Er lag geen onderlinge afspraak om van juni een auto-themamaand te maken, benadrukt Wunderbaumer Marleen Scholten, maar het verbaast haar niet dat meerdere theatermakers zich met het voertuig bezighouden. „Uiteraard is de klimaatverandering en de manier waarop je daar als mensen mee omgaat – de transitie, de restricties die je jezelf oplegt – een groot thema. Over de hele wereld worden daar nu stukken over gemaakt.” En de auto is bij uitstek „het roestige symbool” dat de dilemma’s concreet maakt.

Het idee voor ALFA ontstond in Milaan, waar Scholten woont en een grote fabriek van Alfa Romeo stond. „Die is afgebroken; er kwam een metrostation voor in de plaats. De ambacht, de schoonheid en design van zo’n merk, wat toch allemaal belangrijk was voor de stad: het werd letterlijk met de grond gelijk gemaakt.” Die ontwikkeling leek te staan voor iets nóg groters, dachten de makers van Wunderbaum: dit ging over „mensen die moeten dealen met een nieuwe wereld, en afscheid nemen van de oude.”

Ze besloten met autoliefhebbers te praten en kwamen uit bij Alfisti: „Mensen die in hart en nieren fan zijn van Alfo Romeo zijn we gaan interviewen. We kwamen er gauw achter dat zij aan die auto hun identiteit ontlenen. Toen zijn we van micro naar macro gegaan: hoe is het gesteld met mensen die wereldwijd deze passie hebben? Alfa Romeo heeft driehonderd fanclubs. Hoe gaan zij om de kennis dat iets waar zij ongelofelijk veel van houden er na 2035 – wanneer de tijd van de verbrandingsmotor in Europa waarschijnlijk tot z’n eind komt – niet meer zal zijn?”

Het Zomeroffer, voorstelling doorloop in het Amsterdamse Bostheater, over de auto
Foto Olivier Middendorp

De makers interviewden Alfisti in meerdere landen: hier, maar ook in Italië en Oostenrijk. Ze vroegen ze over hun passie te vertellen, maar ook hoe ze tegenover de veranderingen stonden – veel bitterheid, verdriet, ongeloof. Hun antwoorden belandden letterlijk in de tekst van ALFA, dat zo ook een meertalige (boventitelde) voorstelling is geworden.

Motorsymfonie

Net als bij Het zomeroffer wordt er in ALFA flink uitgepakt. Zo componeerde Annelinde Bruijs een symfonie van de geluiden van diverse Alfa-modellen, en auto-gerelateerde aria’s die live worden gezongen door Jamie Petutschnig. „Om de oprechte emoties en de grootsheid van dat gevoel te versterken”, legt Scholten uit. „We willen de schoonheid ervan bezingen, maar ook de tristesse van het afscheid.”

En ook hier is er ruimte voor humor, zonder te verzanden in ironie. „Dat is ook de kracht van de personages. We zijn naar de Alfaclubdag in Zwijndrecht geweest, om naar motorgeluiden te luisteren en ze op te nemen. De mensen daar beseffen dat wij hun passie niet delen. En tegelijkertijd nemen ze het ook bloedserieus.”

Wunderbaum hoopt met de voorstelling die passie ook een beetje invoelbaar te maken. „Eén van de Alfisti zei tegen ons: ‘Die sleutel in je zak betekende voor ons, toen we achttien waren, vrijheid’. Hoe banaal het ook klinkt, ik begrijp dat.”

Zelfs Mopje Melchers, die van haar snelle mailtje geen seconde spijt heeft gehad, voorziet dat ze even zal moeten slikken als het offermoment straks daar is. Hoewel ze dochter Liesje al lang niet naar Amsterdam bracht, was de mógelijkheid er nog wel. „Maar daar kan een oplossing voor gevonden worden.” En twijfelen doet ze nog steeds niet. „Ik denk niet eens meer in kilometers, maar in CO2. Eén kilo CO2 per zes kilometer. Er staat zo’n 160.000 kilometer op de teller… reken maar uit.”

Na 27 juni hoeft dat nooit meer. „Ik vind dat zo heerlijk”, zegt Melchers: „Dit offer is mijn bevrijding.”


Lineke Rijxman herneemt succesvoorstelling over Arendt en Heidegger: ‘Na al die jaren kan ik nog steeds mijn lachen niet inhouden’

Dinsdag 11 juniLichamelijk geheugen

Tekst geleerd en weer hardop gelachen. Het is een tijd geleden dat Willem (de Wolf) en ik Hannah en Martin uit ons hoofd opvoerden, maar veel tekst komt snel terug. De voorstelling zit in mijn lichamelijke geheugen en dat maakt het makkelijker om te leren. Het is een klein wonder hoe sommige toneelteksten na lange tijd weer in hoofd en hart terugkomen, alsof er vloeiend een la opengaat.

Theater Bellevue vroeg ons om Hannah en Martin weer te spelen, een voorstelling uit 2009 die Willem en ik met Joan Nederlof hebben gemaakt bij mugmetdegoudentand. We hebben H&M, over de relatie tussen filosofen Hannah Arendt en Martin Heidegger, door de jaren heen regelmatig gespeeld. De tekst blijft dicht op de tijdsgeest, onder andere door de gedachten over politiek extremisme en de nadruk op identiteit, wat volgens Arendt leidde tot verstarring en rechtlijnigheid. Willem en ik zijn van plan om de voorstelling te blijven spelen tot we het toneel op gerold moeten worden. En dan nog.

Woensdag 12 juniBeladen gesprekken

Tekst geleerd en de enscenering op het toneel in m’n hoofd doorlopen. Naar de boot van vrienden gegaan, de Vrijheid. Vriend vroeg zich af of en wanneer de Vrijheid zou veranderen in de Ark van Noach; hij voelt door de crises in de wereld donkere wolken hangen.

Veel beladen gesprekken deze tijd. Door gedeelde ongerustheid, maar ook door een hyperbewustzijn over andermans gevoeligheden en oordelen, die steeds meer onderwerp van het gesprek lijken te worden dan een uitwisseling van gedachten.

Essentieel in Arendts denken was om je de wereld voor te stellen vanuit het perspectief van een ander, wat denken mogelijk maakt – als verschillende mensen, identiteiten, meningen en geschiedenissen samenwerken. Hoe nazisme, totalitarisme en extremisme liefde voor de wereld vervormt en kapotmaakt. Ze schreef erover, sloeg af en toe de plank mis, had een fonkelend, nieuwsgierig brein en ze hield van het leven en van feesten, dansen en drinken. Ik vind die combinatie fijn en geruststellend.

Donderdag 13 juniIn de lach schieten

Ineens een schok: waar zijn Hannah’s tandjes? Arendt had grote tanden, die in haar tijd nog niet tot glimmende perfectie werden gesaneerd en ik heb (een versie van) haar tanden aan in een bepaalde scène. Zonder haar gebit voel ik me naakt. Paniekerig gezocht en gelukkig lagen ze groot en nogal geel te wachten in de opslag.

Ik verheug me op het spelen. Er is een moment in de voorstelling waarop Willem en ik naar elkaar kijken en waar ik nog steeds, na al die jaren, mijn lachen moeilijk in kan houden. Ik wil er niet aan denken, maar willen dat je ergens niet aan denkt vergroot de focus, dus probeer ik te ontfocussen waardoor ik er juist extra aan denk en zo wordt het moment steeds erger en schiet ik onmiddellijk in de lach, al voordat ik naar hem kijk.

Foto Bram Petraeus

Vrijdag 14 juniSchrijven over verlies

Schrijven aan een nieuwe voorstelling, Alledaags Verlies, die Willem en ik samen maken. In maart 2025 hebben we première. De titel (nu ondertitel) die we eerst hadden was ‘The Slow Accumulation of Ordinary Losses’, mooi, maar niet lekker. „Ga je mee naar the slow accumu..dinges” bekt niet, zoals we in H&M zeggen. Wil ik wel schrijven over verlies? Ja, wel met (ver)lichte afstand en een sterke theatrale structuur, wel als je er ook hard om kunt lachen en als ik, de schaamte omarmend, mijn eigen absurditeit en die van het leven laat zien. Of die tenminste stralend en schaamteloos kan liegen.

Zaterdag 15 juniHanden verbrand

Wilde vanavond een ovenschotel maken. Ik ben ongeduldig en niet handig in de keuken, wat jammer is want ik hou van lekker eten. Na veertig minuten bakken opende ik overgeconcentreerd de ovendeur en pakte de schotel vast met m’n blote handen. Het is de zoveelste keer dat ik driftig (want ik denk dat dit niemand anders overkomt) en vloekend met m’n handen onder de koude kraan sta.

‘Hannah en Martin’

Foto’s: Bram Petraeus

Bruggetje: zou Arendt een kok geweest zijn? Ze is in 1975 gestorven, na een dinertje met vrienden. Ik vind het leuk om te weten wat voor eter iemand is, het vertelt veel. Opgezocht welke filosoof over eten schreef, onder andere Levinas (and the Ontology of Eating). Daar is weer de ontologie, zijnsleer, ook het grote thema bij Heidegger.

Zondag 16 juniNotoire leugenaar

Ik ben niet geschikt als Heidegger-student. Ik kwam niet door zijn boek Sein und Zeit heen en ik voel geen enkel verlangen om door te zetten. Zijn opgeblazen taal, waar fans gefascineerd door zijn, vind ik potdicht. Ik heb het geprobeerd, ik wilde weten wat Arendt zo aantrekkelijk aan hem vond (ze schreef later: „Hij is nu eenmaal een notoire leugenaar, altijd en overal, wanneer hij maar kan”) en waarom hij zo invloedrijk was.

Toen we onze voorstelling maakten had ik contact met Jerome Kohn, de laatste assistent van Arendt. Over haar korte verhouding met Heidegger schreef hij: „Voor mij is het buiten alle proporties opgeblazen. Het is niet zo ingewikkeld. Als zijn leerling zag ze zichzelf in zijn ogen weerspiegeld, niet als het object van zijn passie, maar als de mens die ze zou kunnen worden. Dat is een andere manier om te zeggen dat ze van hem heeft leren denken, hoewel ze het heel anders begreep dan Heidegger zelf.”

Ze werd dus eigenlijk verliefd op zichzelf, via hem. In de voorstelling zal Willem het daar helemaal niet mee eens zijn en zeggen dat Arendt echt gepassioneerd verliefd op Heidegger was, en dat wij dat nu ‘s lekker uitgebreid en in detail gaan tonen.

Maandag 17 juniJong en bleu

Een aantekening van Willem: Niet eenvoudig om te bedenken waar ik me het meeste op verheug. Ik denk toch vooral op het schaterlachen van Lineke tijdens de repetities, op het gemak in het samenspelen en hoe ons stuk na vijftien jaar nog steeds werkt. Veel is nog actueel en misschien zijn er ook dingen die inmiddels een andere prioriteit hebben gekregen.

In de voorstelling zitten gefilmde scène’s die we 2009 opnamen, van ons als Arendt en Heidegger. Ik zag die beelden vorig jaar terug. En het wonderlijke was dat ik ons, ondanks dat we in die opname ook al veertigers zijn, zo ongelooflijk jong en bleu vond, dat ik me afvroeg hoe wij het toen in godsnaam voor elkaar kregen om zoiets moois als Hannah en Martin te maken.

<dmt-util-bar article="4856918" headline="Lineke Rijxman herneemt succesvoorstelling over Arendt en Heidegger: ‘Na al die jaren kan ik nog steeds mijn lachen niet inhouden’
” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/06/19/lineke-rijxman-herneemt-succesvoorstelling-over-arendt-en-heidegger-na-al-die-jaren-kan-ik-nog-steeds-mijn-lachen-niet-inhouden-a4856918″>

Duitsland viert 250 jaar Caspar David Friedrich, aartsvader van de Romantiek. Waar haalde de schilder zijn inspiratie vandaan?

In de Museumshafen van Greifswald liggen zo’n vijftig historische schepen aangemeerd. Vanaf de houten brug over rivier de Ryck heb je hier een mooi uitzicht op de schoeners, de sleepboten en tjalken uit de 19de en 20ste eeuw, sommige nog varend, andere omgebouwd tot restaurant. Vanuit dit haventje vaar je over de Ryck zo de Oostzee op. In de tijd dat een jonge Caspar David Friedrich hier met zijn tekenblok rondliep en de masten en de bootjes schetste, voeren schepen voor maandenlange reizen naar de Zwarte Zee, naar Amerika, Oost-Indië of China. Nu boek je een rondvaart van een paar uur met de stoomboot Stubnitz, of een zeiltochtje met de Vorpom mern, een voormalige viskotter uit 1950.

Het is wat fris, eind mei, maar dat belet de toeristen niet een stadswandeling te maken door het oude centrum van het voormalige Oost-Duitse Hanzestadje Greifswald, waar behalve de haven ook het historische marktplein, de universiteitsgebouwen en de St. Marienkirche met zijn Noord-Duitse baksteengotiek publiekstrekkers zijn. En de Dom St. Nikolai, zeker sinds de internationaal vermaarde Deense kunstenaar Olafur Eliasson (1967) hier in april Fenster für bewegtes Licht installeerde, een glas-in-loodraam ter gelegenheid van de 250ste geboortedag van de schilder Caspar David Friedrich (Greifswald 1774-Dresden 1840).

Wij willen bezoekers een andere kijk geven op Caspar David Friedrich. Niet alleen de sombere eenzaat, maar ook de liefhebbende familieman

Henriette Maxin
kunsthistoricus en museummedewerker

In heel Duitsland worden dit jaar tentoonstellingen, lezingen en andere activiteiten georganiseerd rondom het jubileumjaar van een van Duitslands beroemdste schilders, bekend van de melancholische, desolate werken uit de tijd van de Romantiek. Het overzicht in de Hamburger Kunsthalle, dit voorjaar, was een van de best bezochte solotentoonstellingen van het museum ooit. Voor de tentoonstelling in Berlijn (tot 4 augustus) zijn nauwelijks nog kaartjes te krijgen, en ook in Dresden (vanaf 24 augustus) worden veel bezoekers verwacht. De schilderijen wisselen per tentoonstelling, bezoekers van de blockbusters krijgen de kans een blik te werpen op een aantal van Friedrichs beroemdste werken, waarin de overweldigende natuur vaak een belangrijke rol speelt: Der Mönch am Meer (1808-10), Der Wanderer über dem Nebelmeer (ca. 1817), Kreidefelsen auf Rügen (1818), Das Eismeer (1823-24), Die Lebensstufen (ca. 1834).

De bootjes op Lebensstufen zouden zo uit zijn Greifswaldse schetsblokken kunnen komen, alleen liggen ze op dat schilderij ineens in een heel andere zee. Waar houdt bij Friedrich de realiteit op en begint de verbeelding?

Caspar David Friedrich, Zelfportret (circa 1810, grijs krijt op papier, 22,9×18,2 cm).
Foto Staatliche Museen zu Berlin, Kupferstichkabinett / Jörg P. Anders

Weinig opwinding

In Greifswald is eind mei van de opwinding rond het jubileumjaar nog niet zo veel te merken. De hotels zitten voller dan ooit, zegt een medewerker van het Jubiläumsbüro dat ter gelegenheid van dit feestjaar is opgezet, maar ‘idioot druk’, zoals deze krant schreef over de expositie in Hamburg, is het hier in het Pommersches Landesmuseum niet.

In Lebenslinien, de eerste van de drie tentoonstellingen die het museum wijdt aan de in Greifswald geboren schilder, is het rustig op deze dinsdagochtend. Dat heeft misschien te maken met het feit dat de grote schilderijen hier niet te zien zijn – pas bij de volgende twee exposities later dit jaar komt een aantal beroemde doeken deze kant op. Kreidefelsen bijvoorbeeld, dat Friedrich schilderde naar de krijtrotsen op het nabijgelegen eiland Rügen, en Wiesen bei Greifswald (1821-22), een prachtig landschapspanorama. Het zal ook te maken hebben met de noordelijke ligging in Mecklenburg-Vorpommern, vlakbij de Pools-Duitse grens. Van Berlijn tot Greifswald is het nog zeker zo’n tweeënhalf uur met de trein.

In de persoonlijke en intieme expositie Lebenslinien zien we de ontwikkeling van Friedrich als kunstenaar vanaf zijn prilste jeugd, met voornamelijk tekeningen en een handvol schilderijen. Het gevoelige portret dat hij tekende van zijn vader uit 1800 hangt er, naast een krijttekening van de huishoudster, Mutter Heiden, die het gezin bijstond nadat Friedrichs moeder was overleden toen hij zes jaar was. Er zijn schetsen uit zijn vroege jeugd, werk uit zijn kunstacademieperiode in Kopenhagen. „Wat wij willen”, zegt Henriette Maxin, kunsthistoricus en museummedewerker, „is bezoekers een andere kijk geven op Caspar David Friedrich. Niet alleen de beroemde schilder, maar ook de tekenaar. Niet alleen de melancholische, sombere, teruggetrokken eenzaat, maar ook de natuurliefhebber, de liefhebbende echtgenoot, vader, familieman.”

„Jullie noemen me een vijand van de mens, omdat ik jullie gezelschap mijd. Jullie vergissen je, ik hou van mensen. Maar om ze niet te haten, moet ik niet met ze omgaan”, zei Friedrich ooit. In Zauber der Stille (Nederlandse vertaling: Betoverende stilte), het boek dat Florian Illies schreef over Friedrich en dat al maanden in de top-10 van Duitslands best verkochte boeken staat, lezen we dat critici in zijn tijd beschrijvingen van zijn werk lardeerden met termen als ‘totale eenzaamheid’, ‘duistere leegte’, ‘apocalyps’.

„Natuurlijk is die kant er”, zegt Maxin, „maar wij zijn van mening dat er in de loop van de tijd een eendimensionaal, mythisch figuur van Caspar David Friedrich is gemaakt. Dat knorrige, dat is ook een beetje de volksaard van de mensen uit deze streek; noordelijk, pommeriaans. En ja, hij was graag op zichzelf. En ja, zeker na zijn beroerte in 1835 was hij niet aangenaam. Maar het is niet het hele verhaal. In zijn brieven en tekeningen zie je ook hoe liefdevol hij kon zijn naar zijn familie. Het schilderij dat hij maakte van zijn schoonzus, de echtgenote van zijn broer Adolph [Frau zum Licht hinaufsteigend, ca. 1825] schonk hij hem na haar overlijden. Een warm gebaar.”

In Greifswald vind je overal sporen van Friedrichs leven en motieven uit zijn werk – die in zijn latere schilderijen in een vaak nieuwe setting terugkomen; Friedrich tekende weliswaar naar de waarneming, maar componeerde daar later in zijn atelier op zijn schilderijen zijn eigen versie van. Een paar kilometer buiten het centrum staat de Eldena-ruïne, waar hij zo graag naartoe wandelde. Op de plek waar zijn geboortehuis stond, aan de Lange Strasse 57, en waar nu het Caspar David Friedrich Zentrum huist, kunnen bezoekers plaatsnemen op houten banken die door zijn jongste broer Christian werden gemaakt. Aan de markt staat het huis waar zijn broer Heinrich woonde en waar Friedrich, ook toen hij vanuit Kopenhagen naar Dresden was verhuisd, vaak op bezoek ging – nu zit er een Sparkasse. Hij vereeuwigde zijn familie in 1818 in het aquarel Der Greifswalder Markt, die niet eens zo gek veel veranderd is sinds die tijd. De viskraam die hier vandaag op de markt staat verkoopt haring, Matjes, net als in Friedrichs tijd vers gevangen in de Oostzee.

Caspar David Friedrich, Kreidefelsen auf Rügen (1818/1819, olieverf op doek, 90,5×71 cm).
Foto SIK-ISEA / Philipp Hitz

Rügen

Caspar David Friedrich reisde in zijn leven zeven keer naar het eiland Rügen, ten noorden van Greifswald. Per boot en dan verder te voet, kilometers wandelend, schetsblok bij de hand. Hij zou er de krijtrotsen ontdekken, de hunebedden, de uitgestrektheid van het landschap. De reiziger van nu moet een endje om, sinds 1936 is er via Stralsund een vaste verbinding met Rügen. Dit jaar is er een 285 kilometer lange ‘Fietsroute van de Noord-Duitse romantiek’ uitgezet, vanaf Wolgast, aan de Poolse grens, via Greifswald naar de vuurtorens bij Kaap Arkona op Rügen.


We nemen de trein vanaf Greifswald, via Stralsund naar Putbus – Pruisische pracht en praal met witte, classicistische villa’s – en pakken de fietsroute daar op. Langs velden vol koolzaad en klaprozen, binnenwateren en zeekust, strand en bossen, voert een licht glooiend pad naar Göhren, waar Friedrich inspiratie vond voor Der Mönch am Meer. Het schilderij wordt gezien als een van zijn meest radicale werken, abstract bijna. De monnik, nauwelijks zichtbaar tegen een donkere zee en grauwe lucht, oogt eenzaam in die grootse, oneindige natuur. Of Friedrich het werkelijk ooit zo zag? Vandaag is er in elk geval geen wolk te bekennen, de zon schijnt uitbundig en mensen slenteren met hun blote voeten over het strand – om te zwemmen is het voor de meesten nog te koud.

Iets noordelijker trekken in de badplaatsen Sellin en Binz vooral de witte, statige villa’s uit het begin van de twintigste eeuw de aandacht, met hun serres en veranda’s met sierlijk houtsnijwerk. En vlak boven Binz het megalomane Prora, het bijna vijf kilometer lange gebouwencomplex dat Hitler hier in de jaren 30 van de vorige eeuw liet bouwen. Het moest 20.000 mensen de mogelijkheid bieden voor een ontspannen vakantie aan het strand – nu is een groot deel gerenoveerd en zitten er een jeugdherberg en een spa, restaurants en ijssalons, en eindeloze rijen met moderne vakantieappartementen.

Het verhaal van Friedrich is op een bizarre manier met dat van de nationaal-socialisten verknoopt. Kende zijn werk tijdens en na zijn leven meerdere golven van afkeuring en waardering (zie inzet), de nazi’s maakten van Friedrich graag een Germaanse held. In 1943, schrijft Florian Illies, meer dan honderd jaar na Friedrichs overlijden, kregen soldaten die richting het Russische front werden gestuurd een boekje mee: Caspar David Friedrich und seine Heimat, met zwart-witafbeeldingen van de zee en eikenbomen. Zijn werk zou de kracht van de oude Germanen uitstralen, en dat was net wat het Duitse leger, dan zwaar aan de verliezende hand, wel kon gebruiken.

Caspar David Friedrich, Eldena Ruin in the Giant Mountains (1830/1834)
Foto Pomeranian State Museum, Greifswald

Beukenbossen

Via Prora gaat de route verder noordwaarts naar de uitgestrekte beukenbossen in het Jasmund Nationaal Park, waar de hoogste krijtrots, de Königsstuhl, het eindpunt van onze tocht is. Hier biedt de in 2023 gereed gekomen Skywalk, een zwevend uitkijkplatform op 122 meter hoogte, een spectaculair uitzicht op de kust, de Oostzee en de krijtrotsen die Friedrich vastlegde in zijn schilderij Kreidefelsen auf Rügen. Maar wie de exacte plaats probeert te vinden waar de schilder gestaan zou hebben, kan lang zoeken. Friedrich tekende verschillende delen van de rotsen, op verschillende plekken, en componeerde met die elementen in zijn atelier vervolgens in olieverf een nieuw geheel.

Zo ging hij vaak te werk: de Eldena-ruïne bijvoorbeeld, uit Greifswald, komt in zijn werken op steeds verschillende plekken terug: in het Reuzengebergte, in de Alpen, of met grafzerken of eikenbomen eromheen die er in werkelijkheid helemaal niet waren.

Een exacte weergave van de werkelijkheid, daar ging het Friedrich niet om: „De taak van de schilder is niet de natuurgetrouwe weergave van lucht, water, rotsen en bomen, maar zijn ziel, zijn gevoel moet erin weerspiegeld zijn”, meende hij. De innerlijke wereld, die wilde hij weerspiegelen, niet (alleen) de fysieke.

Een groepje bezoekers vindt het maar wát jammer. Heel graag hadden zij vandaag precies dát gezien wat Friedrich destijds schilderde. Maar dat is er – behalve in zijn eigen hoofd – nooit echt geweest.


George Tobal speelt op Oerol: ‘Ik raak onderkoeld. Mijn lichaam rilt. Maar zolang er publiek zit gaan we door’

Cultuurdagboek Acteur George Tobal speelt met acteur Adam Kissequel en Club Classique de voorstelling ‘Leven’ op festival Oerol op Terschelling. „Wat is de magie van dit eiland? En waarom lukt het niet deze magie na te bootsen in de schouwburg?”

George Tobal staat op het podium. Het publiek komt aan voor de voorstelling ‘Leven’.

George Tobal staat op het podium. Het publiek komt aan voor de voorstelling ‘Leven’.

Foto Dieuwertje Bravenboer

Woensdag 5 juni

Magie

Het is 8.20 uur. Het schoolplein loopt vol. Eerst dochter Dalí afzetten en dan zoontje Elia. Met Elia heb ik een ritueel dat ik net zolang bij hem blijf totdat de juf de les begint. „Papa, jij moet nu weg.”

„Mag ik nog een knuffel, want ik zie je waarschijnlijk pas na 2 weken. Ik ga naar Oerol.”

„Wat is dat?”

„Daar moet ik werken en dat is heel leuk.”

„Nee papa, dat vind ik niet leuk.”

Elia gaat met zijn armen gekruist op zijn stoeltje zitten met een frons op zijn gezicht. Ik zucht diep, draai me om en loop de klas uit. In de auto op de snelweg naar Harlingen richting Oerol klinkt Bob Marley door de boxen. „One love, let’s join together and I’ll feel allright.” Best een kenmerkende soundtrack voor de Oerol-ervaring schiet me te binnen.

Het Oerol-effect: mensen reizen in groten getale naar een eiland om in totale overgave theater en kunst te ervaren. Eenmaal van de boot af hoor ik van het team: „George is in zijn natuurlijke habitat. Hij loopt met de rug recht, borst vooruit het eiland over.” Is het al zo duidelijk? Ik ben al tien jaar te zien op dit festival. Heeft dit eiland al zoveel effect op mij? Wat is de magie van dit eiland? En waarom lukt het niet deze magie na te bootsen op het vasteland in de schouwburg?

Donderdag 6 juni

Vogels

Ik heb met mezelf afgesproken dat ik fit blijf op het eiland. Vroeg in de ochtend doe ik mijn sportschoenen aan en vertrek voor een rondje hardlopen. Na een half uur joggen, totaal in mijn zen, word ik wakker geschud door het gefluit van een vogel. In een rondje vliegt hij boven mijn hoofd. Onverwacht neemt hij een duik en verdwijnt in de verte.

Mijn god. Voor het eerst zie ik het. Wat ik net nog niet zag. Het landschap om me heen. Lange uitgestrekte velden met hoog gekleurd gras. Hier en daar een Fries paard in een weiland. „Ik hou van dit eiland”, hoor ik mezelf hardop zeggen. Ik voel dat er ruimte ontstaat in mijn borst, en die ruimte blijft. Ik adem diep in alsof ik het hele eiland wil opsnuiven. Het omarmt me. Een gevoel van melancholie. Alsof ik een lied van Maarten van Rozendaal hoor.

Dit landschap heeft me altijd welkom geheten. Ik heb me nooit ánders gevoeld, maar als een van die vogels. Die voor even hier komt en weer weg gaat. Nooit een gast. Maar een tijdelijk en vanzelfsprekend onderdeel van deze natuur. Het maakt me nederig en kwetsbaar. En ik ben niet alleen.

Tijdens het repeteren zie ik mijn collega’s ook veranderen. Gevoeliger. Ontvankelijker. Kwetsbaarder. De regie-aanwijzingen die we normaal vanzelfsprekend achten, komen hier hard binnen. Alsof er geen pantser meer is. Wat is het dat ons week maakt? Het gezang van de vogels? De natuur? Waarom zijn wij veranderd? Ik heb geen idee. Wat ik wel weet is dat ik elk moment in huilen kan uitbarsten, zonder verdrietig te zijn. En het voelt goed. Het voelt goed om zo te zijn.

Vrijdag 7 juni

Tirade

Vandaag hebben we onze eerste try-out gehad. We hebben bedacht om het publiek op houten fruitkistjes te zetten. In een halve cirkel kan het publiek om ons heen zitten.

We beginnen lekker. Het tempo zit er goed in, de energie is optimaal. Maar na tien minuten horen we gekraak, gevolgd door een gil van een oudere mevrouw. Een van de kistjes breekt en de vrouw zakt erdoorheen, met haar benen in de lucht. Kort daarna volgt een man. En nog een vrouw. Tien mensen uit het publiek zakken door de kistjes.

Tekenend dat dit gebeurt bij een voorstelling over leven en dood, over een goede vriendin die aan kanker overlijdt. Een tragische voorstelling verandert in een komedie, met in de hoofdrol het publiek.

Na het rumoer gaan we verder alsof er niets is gebeurd. Er klinkt geen gevloek, geen gemor. Dit is wat je Die Hard-publiek kunt noemen.

Ik adem diep in alsof ik
het hele eiland wil opsnuiven

In de avond ontmoet ik bij het eten een vrijwilligster. Ze vertelt dat ze veel theater ziet. Ons gesprek neemt een gekke bocht wanneer ze over een voorstelling die vier uur duurt zegt: „Wie gaat er nou vier uur naar locatietheater kijken?” Ik weet het niet, zeg ik, het is vast voor de liefhebbers.

Er volgt een tirade over wat er allemaal niet goed is aan Oerol, zoals steeds minder voorstellingen. Ik probeer beleefd te knikken en zeg dat Oerol misschien de natuur minder wil belasten. Maar ze gaat maar door.

Ik heb zin om mijn glas wijn in haar gezicht te gooien. Hoe haal je het in je hoofd zo te praten over mijn Oerol? Ik doe het niet. Midden in haar tirade sta ik op en loop zonder iets te zeggen weg.

Acteur George Tobal (midden), acteur Adam Kissequel (geheel links) en de violisten danken het publiek na hun voorstelling ‘Leven’. Foto Dieuwertje Bravenboer

Zaterdag 8 juni

Missie

Vandaag spelen we voor de eerste officiële voorstelling. Ik merk dat er behoorlijk wat spanning heerst in de groep. Abdel Daoudi, de regisseur, neemt om de paar stappen iemand apart om notes te geven. Club Classique heeft een lange soundcheck. Wat is het beste geluid: akoestisch of juist versterkt? De balans is nog niet goed.

We hebben de voorstelling al meer dan veertig keer gespeeld op het vasteland, dus waarom voelt het vandaag als een première?

Bij de soundcheck met acteurs wordt na vier minuten alle geluid abrupt uitgezet. Iedereen kijkt verward naar de technicus. Er speelt een andere voorstelling aan de andere kant van het bos. Ze zijn boos omdat ze ons horen tijdens hun voorstelling. Iedereen houdt begripvol zijn mond. Ik probeer de spanning te breken met een grap: „Welkom op Oerol.” Iedereen lacht uit beleefdheid. Ik begrijp meteen waarom. Mensen zijn hier met een missie. Dat draag bij aan dat Oerol-effect. Iedereen is zo gefocust. Je zou eens moeten weten hoe hard iedereen hier werkt.

Zondag 9 juni

Tragikomedie

Dag 5. De vermoeidheid begint erin te sluipen. Ik realiseer me dat als ik alleen acteer ik het gevoel krijg dat ik te weinig doe. Ik klap mijn laptop dicht en begin met het onderzoek voor volgend jaar Oerol: de voorstelling Honger, die ik samen met Het NUT ga maken. Het wordt een tragikomedie over de ongemakkelijke relatie tussen kunst, publiek en armoede.

Maandag 10 juni

Knuffel

Het ziet er vandaag niet goed uit. Er is storm op komst. Ik staar naar de hemel, wachtend op een wonder. Maar hoe meer ik hoop des te heviger valt de regen uit de hemel. Mijn collega’s en ik kijken elkaar aan en spreken elkaar moed in. Alles voor de kunst. Wat nou regen?

Zolang het publiek zit, spelen we door. Dit is de veel uitgesproken leus die kunstenaars op Oerol typeert. Overmoedig sta ik op het toneel. Met dichtgeknepen ogen en mijn neus in de wind en regen. Ik kan dit. Wat nou regen?

Na tien minuten ben ik zo nat dat het lijkt alsof ik in een zwembad ben gesprongen met mijn kleren aan. Ik ben nog nooit zo nat geweest. Ik kijk om me heen en het publiek blijft vrolijk zitten. Shit. Nog een uur te gaan. Voor me zit iedereen dik ingepakt in gekleurde poncho’s. Groen, geel, blauw en paars. Het lijkt alsof ik een voorstelling speel voor de Teletubbies.

De mensen kijken met een glimlach op het gezicht naar de voorstelling. Dit vinden ze leuk. Ze gaan niet weg. En zolang er publiek zit, spelen we door. Oh god. Nog drie kwartier te gaan. Plotseling draait de wind. Windvlagen slaan tegen mijn natte pak. Ik probeer mijn bewegingen te beperken zodat mijn natte en koude ondergoed niet tegen mijn huid schuurt, maar tevergeefs.

Nog een half uur te gaan. Ik raak onderkoeld. Mijn lichaam rilt. Mijn technicus kijkt me paniekerig aan. Hij doet zijn jas uit om hem aan mij te geven tijdens de voorstelling. Ik gebaar hem overmoedig dat het niet nodig is. Zolang er publiek zit, ga ik door. Ik voel mijn lichaam niet meer.

De laatste vijftien minuten gaan in een waas voorbij. Het enige wat ik weet, is dat we het hardste applaus tot nu toe krijgen. Ik weet niet of het applaus zo luid is omdat het publiek de voorstelling zo goed vindt of juist omdat wij allemaal stonden te creperen in de regen.

Na het applaus komt er een man naar me toe met tranen in zijn ogen. „Dat meisje, jullie vriendin, waar jullie over vertellen in de voorstelling, die aan kanker is overleden? Dat is mijn dochter.” Hij geeft me een knuffel en zijn tranen stromen als de regen. Ik ril van de kou, maar ik blijf staan. Zolang het publiek mij een knuffel geeft, ga ik gewoon door.

Seks en diefstal hebben meer met elkaar te maken dan je denkt, blijkt uit nieuwe installaties van Albert Serra en Dries Verhoeven

Toen de zelfscankassa in het Verenigd Koninkrijk werd ingevoerd, ontstond er een geheel nieuwe vorm van winkeldiefstal. Het was een soort pay what you like: eerlijk afrekenen, iets duurs als iets goedkoops aanslaan, of af en toe helemaal niet betalen. De schaamteloze eenpersoons-moraal deed zijn intrede, stelde filosoof Grace Lockrobin: „Het voor de gek houden van je lokale supermarkt, heeft veel te maken met wat je doet als er niemand kijkt.”

Intussen is zelfscanfraude ook in Nederland een fascinerend fenomeen, met een hele typologie aan gelegenheidsdieven, oplichters en sjoemelaars. Ze komen allemaal aan het woord in de ijzersterke nieuwe theatrale installatie Alles moet weg van Dries Verhoeven (1976), die deze week in première ging op het Holland Festival en de komende maanden nog te zien zal zijn in onder meer Den Bosch, Utrecht en Den Haag.

Zo heb je bijvoorbeeld de moderne Robin Hood, die er een schimmig filosofietje op nahoudt om te kunnen ‘stelen van de rijken’, al is het dan vooral ten eigen bate. Door de toegenomen armoede- en schuldeneconomie zijn er ook simpelweg steeds meer mensen die het einde van de maand niet halen.

En dan is er nog de ‘hedonistische kleptomaan’, die verslaafd is aan de adrenalinekick van het betrapt kunnen worden, terwijl die tegelijkertijd weet dat de pakkans klein is: „Want je dacht toch niet dat er met deze personeelstekorten de hele dag iemand die camerabeelden zat te bekijken?”

In Alles moet weg zit een vrouw in een Sneeuwwitjejurk gevangen in een glazen huisje waarin een paar meter van een levensmiddelengang uit een supermarkt is nagebouwd. Ze spreekt half in zichzelf, half de toeschouwer toe. Haar woorden zijn ontleend aan de getuigenissen van ‘ervaringsdeskundigen’ en theoretische beschouwingen over winkeldiefstal van onder meer de feministische auteur Rachel Shteir (The Steal: A Cultural History of Shoplifting) en Slavoj Zizeks post-marxistische Shoplifters of the World Unite. De monoloog houdt het midden tussen een bekentenis en een aanklacht, en plaatst de toeschouwer in de complexe dubbelrol van begripvolle biechtvader en strenge surveillant.

Miss Piggy-maskertje

Terwijl ze haar tekst zegt en tussen de appelmoes en de aardappelchips scharrelt, wordt ze voortdurend bekeken. Door een 360-graden surveillancecamera, en een portable webcam, die ze soms zelf bedient. Die live registraties zijn te zien op talloze schermen op de muren rondom, vanuit diverse hoeken en perspectieven, in verschillende resoluties en meestal in zwart-wit. Als je daarnaar kijkt, kun je alles goed zien. Maar je kunt er ook voor kiezen tussen de pakken pasta en de potjes augurken live en in full colour naar de actrice te gluren. Met het risico dat ze vanachter haar plastic Miss Piggy-maskertje terugkijkt. Opeens vertegenwoordig jij de ogen van het gezag. Maar wíl je haar wel betrappen?

Beide kunstenaars zijn generatiegenoten, beiden zijn geïnteresseerd in machtsverhoudingen

Theatermaker Dries Verhoeven is in veel van zijn werk geïnteresseerd in wat Lockrobin „gedrag als je je niet bekeken waant” heeft genoemd. Hij gebruikt het als vergrootglas om ons morele handelen mee te bekijken. Hoe verder hij daarop inzoomt, hoe lastiger het is klassieke begrippenparen als straf en beloning, schaamte en schuld, kijker en bekekene van elkaar te onderscheiden.

In zijn werk NarcoSexuals bijvoorbeeld, dat vorig jaar op het Spring-festival in première ging was je (in een vergelijkbaar glazen huisje) getuige van de opmaat of de afterparty van een chemseksfeestje (feest waarin mannen onder invloed van drugs seks met elkaar hebben). Je kon eromheen lopen, naar binnen koekeloeren, en ondertussen via een koptelefoon meeluisteren. Maar steeds was er een ongemakkelijke spanning tussen de performers met hun witte contactlenzen en je eigen blik: keken ze dwars door je heen, of pinden ze je juist met hun blikken vast? Wilde je wel betrapt worden?

Cruisezone

Ook de nieuwe tentoonstelling in het Eye Filmmuseum in Amsterdam maakt je bewust van je rol als voyeur-toeschouwer. Daar heeft de Catalaanse filmkunstenaar Albert Serra (1975) het decor van zijn later tot film bewerkte theatervoorstelling Liberté nagebouwd, die in 2018 flopte in de Berlijnse Volksbühne. Daarin volgde hij een groepje verdwaalde Franse libertijnen die ergens aan de vooravond van de Franse Revolutie in Pruisen op zoek zijn naar geestverwanten voor hun seksuele uitspattingen. Voor Serra onderzoekt de expositie de essentie van intimiteit en vrijheid.

Beide kunstenaars zijn generatiegenoten, beiden zijn geïnteresseerd in machtsverhoudingen. Toch is er geen groter verschil tussen hen denkbaar. Verhoeven kijkt naar de wereld om hem heen tot het schrijnt. Zijn werk gaat over arbeidsmigratie, over de robotisering van ons wereldbeeld, hij liet schaalmodellen van Fukushima en Guantanamo overnemen door mierenkolonies en bouwde middenin Utrecht een „monument voor het einde van de westerse hegemonie”. Filmfestivallieveling Serra is provocerend apolitiek. Hij treitert met bewust plotloze en hypnotiserend mooie films over ronddolende literaire personages als Don Quichotte, Dracula en Casanova. Nauwkeurig registreert hij hun ondergang. En zelfs in zijn meest recente film Pacifiction, een hallucinante, bijna drie uur durende post-koloniale thriller, presenteert hij het heden met apocalyptische melancholie. In tegenstelling tot Dries Verhoeven vraagt Albert Serra niet om meedenken, maar om overgave aan een primair esthetische ervaring.

Het eerste wat opvalt als je de tentoonstellingsruimte in Eye binnenkomt is de geur. Vermolmd hout. Het is benauwd. Alsof je een tropische plantenkas binnengaat. Een levensgroot terrarium. Maar dan middenin de nacht, want het is stikdonker. Daar ga je, je neus achterna. En je oren. Een tak kraakt onder je voeten. Langzaam denk je iets van struikgewas te ontwaren. Tussen de krekels klinkt gekreun en gesteun. Is dit wel een natuurgebied? Of een afwerkplek?

De installatie Alles moet weg van Dries Verhoeven beleefde zijn première op het Holland Festival.
Foto Studio Dries Verhoeven

Het enige licht komt van vier levensgrote filmschermen waarop fragmenten te zien zijn van de filmversie die Serra van Liberté maakte nadat de voorstelling in Berlijn vroegtijdig van het programma was genomen. Wat overbleef zijn beelden van lusteloos onanerende mannen en mooie meisjes die worden vastgebonden, afgezweept en bespoten. „De actrices wilden het zelf”, haast producent Montse Triola te verzekeren. Op lichaamssappen is niet bezuinigd. Even denk je verschaald zaad tussen de houtpulp te ruiken. Een gebruikt condoom glibbert onder je voet.

De installatie van Serra wordt omlijst door een programma met films en debatten, zoals gebruikelijk in Eye. Dat is maar goed ook, want op zich is de tentoonstelling een tamelijk pover werk, en niet die „immersieve set vol nachtelijke heimelijke ontmoetingen” die het museum in z’n marketing belooft – waarin Serra onder andere een nieuwe preutsheid wil aankaarten die door #MeToo zou zijn ontstaan.

Op papier klink het goed, maar de uitwerking is eendimensionaal. Het oogstrelende toneelbeeld in de Volksbühne bracht de fêtes galantes van de begin achttiende-eeuwse rococoschilder Antoine Watteau en zijn in erotische taferelen gespecialiseerde navolgers François Boucher en Jean-Honoré Fragonard tot leven. Er waren glooiende heuvels aangelegd tot diep op het achtertoneel, er was een echt meertje en allerlei kronkelpaadjes tussen lommerrijke bosschages waar bedienden met kleurrijke draagkoetsjes doorheen raasden. Maar in Amsterdam is elke kleur verdwenen. In plaats van in een bos bevinden we ons op een vuilstortplaats, tussen verfrommelde sigarettenpakjes, slierten toiletpapier en allerhande afval. Een troosteloze cruisezone waar de obsessie met de werkelijkheid de verbeelding heeft overgenomen.

Winkelwagentje op lege parkeerplaats, onderdeel van ‘Alles moet weg’.
Foto Tadas Kazakevicius

Ontwrichting

In de twee installaties van Verhoeven en Serra wordt duidelijk dat seks en diefstal meer met elkaar te maken hebben dan je op het eerste gezicht zou denken. Beide gaan dwars door alle klassen, achtergronden en maatschappelijke groeperingen heen – en beide kunnen worden ingezet vanwege hun ontwrichtende werking van de orde. De zelfscanfraude van dit moment is net zo’n bedreiging voor de gevestigde orde als in de achttiende eeuw de seksuele ontmoetingen van de libertijnen, omdat ook die zich niets aantrokken van klasse, afkomst of rijkdom.

Maar: al is de ontwrichtende werking van seksualiteit in de eenentwintigste eeuw niet verdwenen, in onze veel complexere realiteit is het een metafoor die zich niet automatisch naar het heden laat transporteren. Wat in NarcoSexuals pregnant was, blijft in Liberté op afstand, omdat het vrijblijvend is – terwijl in Alles moet weg winkeldiefstal een geslaagd verwarrend beeld wordt voor het laat-kapitalisme.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Still uit Liberté (2019) van Albert Serra.” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Still uit Liberté (2019) van Albert Serra.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/06/seks-en-diefstal-hebben-meer-met-elkaar-te-maken-dan-je-denkt-blijkt-uit-nieuwe-installaties-van-albert-serra-en-dries-verhoeven-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/06/12133146/data116907802-aa926c.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/06/seks-en-diefstal-hebben-meer-met-elkaar-te-maken-dan-je-denkt-blijkt-uit-nieuwe-installaties-van-albert-serra-en-dries-verhoeven-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/06/seks-en-diefstal-hebben-meer-met-elkaar-te-maken-dan-je-denkt-blijkt-uit-nieuwe-installaties-van-albert-serra-en-dries-verhoeven-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/06/seks-en-diefstal-hebben-meer-met-elkaar-te-maken-dan-je-denkt-blijkt-uit-nieuwe-installaties-van-albert-serra-en-dries-verhoeven-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/06/seks-en-diefstal-hebben-meer-met-elkaar-te-maken-dan-je-denkt-blijkt-uit-nieuwe-installaties-van-albert-serra-en-dries-verhoeven-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/06/seks-en-diefstal-hebben-meer-met-elkaar-te-maken-dan-je-denkt-blijkt-uit-nieuwe-installaties-van-albert-serra-en-dries-verhoeven-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/LoH0rBfb6YbY3LAtsPmm0YoD8H0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/06/12133146/data116907802-aa926c.jpg 1920w”>

Stills uit Liberté (2019) van Albert Serra.

Serra wil graag als een subversieve kunstenaar worden gezien. Het zou heel goed kunnen dat zijn masturbatietaferelen mensen zullen shockeren, zeker omdat ze in een museumcontext worden getoond. Aan de andere kant zijn de achttiende-eeuwse pikanterieën ook tamelijk tandeloos vergeleken met de populariteit van een verontrustend genre als ‘dark romance’ (verhalen die de grenzen van consent aftasten, en gewelddadige verkrachtings- en ontvoeringsfantasieën opvoeren) op ‘Book Tok’ (de TikTok-community die zich focust op boeken en literatuur). Bovendien zijn filmkijkers en consumenten van bewegende beelden wel wat gewend. Dat blijkt ook uit de fragmenten van pornofilms uit het archief van Eye die in een aparte ruimte worden vertoond – en alleen te bekijken zijn door de grote ronde ramen in de deur, als een soort buitenmaatse gluurgaten. Daardoor valt op hoe onsexy en verkrampt de hele tentoonstelling is. Dat komt niet door wat er al dan niet te zien is, want ja, er zijn mollige billen en borsten, en gewriemel aan miezerige piemeltjes, een stereotiep beeld dat een dubbele standaard voor mannen en vrouwen in stand houdt. Maar het ziet er allemaal zo houterig en amateuristisch uit.

Subversie is in de kunst vaak een middel om bestaande structuren te ondermijnen. Maar wat subversief is, is verwarrend, in beweging, het staat niet vast. Het aankaarten van bijvoorbeeld preutsheid, zoals Serra wil, had voor #MeToo een andere betekenis dan nu. En het agenderen van de mogelijke preutsheid die door #MeToo zou kunnen zijn ontstaan, is niet per se dapper van een mannelijke regisseur die pocht niet zoveel om zijn actrices en een veilige werkomgeving te geven. Eerder onverschillig, toondoof en onverantwoordelijk. Liberté is ondanks de op hun kant gekeerde wasbakken in de houtsnippers niet Serra’s variant op het urinoir van Duchamp. De libertijnen van Serra dragen de nieuwe kleren van de keizer. Maar die ‘kleren’ zijn nu zo vaak binnenstebuiten gekeerd en achterstevoren aangetrokken dat er niets overblijft dan de armoedige lompen van een impotente vrijdenker.