Column | De kunstwereld is in beweging. Dus: beeldenstormen dan maar?

Voor het eerst zijn de grote toneelprijzen genderneutraal toegekend. En nee, ze gingen niet collectief naar mannen. Hand in eigen boezem: ik voorspelde (stom, moet je nooit doen) dat er geen vrouw meer aan die prijzen te pas zou komen en ik zat er faliekant naast. Zo kreeg Maria Kraakman de acteer-hoofdprijs Theo d’Or voor de beste hoofdrol, voor haar inderdaad uitzinnig goeie spel waarmee ze het het stuk Prima Facie tackelde. (Het is nog te zien, ga er vooral naartoe). Kraakman was de enige niet, zonder de categorieën ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’ is er m/v/x bekroond. Hoe komt dat? Is de jury geïndoctrineerd? Zijn de actrices beter geworden, zijn de acteurs gecanceld? Nee, hoor. Het theater is in beweging. Net als bijvoorbeeld de musea, is het bezig te ontdekken wat er te halen valt als je de man-georiënteerde tradities niet langer voor een natuurwet verslijt.

In de Dom in Utrecht wordt de Beeldenstorm van 444 jaar geleden herdacht met een tentoonstelling van nieuw werk van David Bade. Hem ken ik als een kunstenaar die altijd overal de waarde van ziet, van oude kranten tot het versleten kostuum van zijn vader, dus dat wil ik zien. Maar eerst even het echte werk, een roerend zandstenen paneeltje uit 1500, dat in 1580 een mikpunt van de Reformatie was. Ik associeer de Beeldenstorm met grofweg afgeslagen koppen, maar deze beeldenstormer pakte het vileiner aan. Die bikte alleen de gezichtjes af van Maria, Maria Magdalena, Sint Anna. Zonder gezicht ben je weg. Onherkenbaar is onkenbaar is het vergeetboek. Iets van vroeger, iets wat niet meer ter zake doet.

David Bade, Beeldenstorm, de wolf. Foto Erik van Zuylen

Regeringsprogramma

Vergelijk het met het regeringsprogramma, daar bikte het kabinet-Schoof de cultuur weg. Vreemd, hoe stilzwijgend dat wordt geïncasseerd. Waar is al dat publiek, waarom roert dat zich niet? Waarom wordt het protest overgelaten aan de kunstsector zelf? Nog even en kunst en cultuur zijn zomaar weggewuifd. Kunst, och ja, dat was toen…

Beeldenstormen dan maar, onder de slogan ‘Koe, och ja, dat was toen…’? Nee, terug-vernielen leidt tot meer scherven. David Bade liet zich niet provoceren door de Beeldenstorm, hij zocht inspiratie bij de bestormden. Hij wijdde schilderijen aan genderbenders, aan een gelovige die door een bezorg-engel wordt aangezien voor een lekker hapje voor God, aan talkshow-gasten. Met een sculptuur die zich in een kapel verschanst, roept hij de wolf op, zijn lijf bestaat uit een schrootjeshekje. Voetbalfans, „iconoclasten die elkaars symbolen vertrappen”, leidden tot een installatie over FC Utrecht.

Kroon op de expositie is de „sterke vrouw”. Bade schiep haar in samenspraak met Utrechtse studentes die zijn bestormd door bangalijsten. In een blauw business-pak deint ze onder de spitsbogen. Haar tegenhanger is de „slappe man”. Hem modelleerde Bade door overhemden body te geven met volle vuilniszakken. Toch nog een beeldenstorm. Fel, dat wel. Maar goedgemutst.


Weg van de hotspots: kunstbiënnale Manifesta onderzoekt de uitgestrekte regio rondom Barcelona

Met waterpistolen gingen demonstranten begin deze zomer toeristen te lijf op terrassen in Barcelona. De acties waren onderdeel van een breder protest tegen het massatoerisme. Vorig jaar bezochten 15,4 miljoen bezoekers de Catalaanse stad van 1,6 miljoen inwoners. Evengoed spuwt La Rambla op een doordeweekse septembermiddag nog een voortdurende stroom toeristen uit over Plaça de Catalunya. Dat reusachtige plein is het kloppende hart – zoals elke metropool dat heeft: een centrale plek waar tal van metrolijnen, buslijnen, auto’s en taxi’s samenkomen – en waar mensen zich verdringen om allemaal hetzelfde te zien.

Ook twintig kilometer verderop, in het beschermde natuurgebied van de Llobregat-delta, is die aanzuigende kracht van het toeristische centrum voelbaar. Hier ligt, verscholen tussen de naaldbomen, Casa Gomis – een prachtige modernistische villa, gebouwd halverwege de vorige eeuw voor een welvarend echtpaar, en tijdens hun leven al een broedplaats voor de Catalaanse avant-garde in de kunst. Het zachtjes ruisen van de zee wordt om de zoveel minuten verstoord door het lawaai van de vliegtuigen die landen of opstijgen op de naastgelegen internationale luchthaven van Barcelona.

De prikkelende mini-tentoonstelling in Casa Gomis krijgt een extra lading door de unieke, maar bedreigde locatie: de monumentale villa ligt klem tussen de luchthaven met uitbreidingsplannen en de stijgende zee.

Elf steden rond Barcelona

Toen Barcelona vier jaar geleden aan de organisatie van Manifesta vroeg om een editie in de Catalaanse hoofdstad te organiseren, was dát de uitdaging: hoe kunnen we een tentoonstelling maken die de steden in de metropoolregio met elkaar verbindt, in plaats van dat alles via het historische centrum van Barcelona loopt? „We willen laten zien dat niet iedereen naar La Rambla hoeft te gaan”, zegt Fernando Paniagua de Paz, die als community manager voor Manifesta samenwerkt met lokale organisaties.

Deze vijftiende Manifesta blijft daarom ver weg van het toeristische centrum van Barcelona. In plaats daarvan presenteert het kunst over een uitgestrekt gebied van zo’n 3.000 vierkante kilometer, in de elf steden rondom de Catalaanse hoofdstad. Samen vormen die steden een metropoolregio: met ruim 5,1 miljoen inwoners een van de grootste stedelijke gebieden van Europa.

Je ziet tijdens Manifesta kunst aan de rafelranden van de stad, in oude kloosters, op een overdekt marktplein uit de zestiende eeuw, in een oude gevangenis, en – meest indrukwekkend – in een gigantische voormalige elektriciteitscentrale, die dankzij Manifesta voor het eerst voor publiek toegankelijk is.

Video Knot in the Throat (2022) van Jonathas de Andrade in de tuin van het Natuurhistorisch museum van Granollers.
Foto Cecília Coca / Manifesta 15

Het verzoek was dus: organiseer een hedendaagse kunsttentoonstelling en verken daarmee nieuwe ruimtes en mogelijkheden in de metropool – vér van het toeristische centrum. Dat is precies het soort uitdaging dat past bij Manifesta. Manifesta, opgericht in de jaren negentig door de Nederlandse Hedwig Fijen als reactie op de val van de Muur, doet voorafgaand aan elke editie samen met architecten, kunstenaars, lokale bewoners en stedenbouwkundigen uitgebreid onderzoek naar de uitdagingen waar de deelnemende stad voor staat. Daarbij heeft het de voorkeur voor tumultueze gebieden: eerdere edities waren onder meer in Sint-Petersburg (vlak na de invasie van de Krim), het Italiaanse Palermo en de Kosovaarse hoofdstad Pristina – over twee jaar strijkt Manifesta neer in het Duitse Ruhrgebied. Zo’n stedelijk onderzoek moet de biënnale extra interessant maken voor de gaststeden. In Barcelona waren de belangrijkste thema’s regionale spreiding, en de verbondenheid onderling tussen de steden rondom Barcelona.

Conventionele tentoonstelling

Fijen zei tijdens de openingsdagen dat Manifesta meer moet zijn dan „poëtische verbeelding”, maar ook een oproep om dingen ander anders te doen”. Voor een tentoonstelling met zulke specifieke maatschappelijke ambities, is de kunst die er te zien is opvallend conventioneel en slechts abstract verbonden met lokale thema’s. Manifesta 15 toont, naast kleine historische presentaties, overwegend kunstwerken die juist wél een poëtische verbeelding zijn van de stand van de wereld, en zich daar maar heel af en toe direct in mengen. Veel kunstwerken zijn elders eerder te zien geweest (onderdeel van de duurzaamheidsgedachte van Manifesta), en behalve dat een groot deel van de 90 deelnemende kunstenaars uit Catalonië of Spanje komt, zijn de Nederlandse wortels van de organisatie te herkennen in een groot aandeel kunstenaars uit Nederland of van wie het werk recent in Nederland te zien was.

Massatoerisme is vaak alleen indirect – via bespiegelingen over ecologie – een thema. Het door de Spaanse overheid verboden Catalaanse onafhankelijkheidsreferendum uit 2017 (de gevluchte Catalaanse leider Puigdemont sprak vorige maand nog onverwachts een menigte toe in Barcelona ) komt wel voor in een kleine historische achtergrondstentoonstelling over sociale bewegingen in Catalonië, maar speelt verder in de expositie geen betekenisvolle rol.

Het zijn daarom vaak, net als de villa in Casa Gomis, juist de bijzondere locaties die de kunstwerken een diepere laag geven. De film Knot in the Throat (2022) van de Braziliaanse Jonathas de Andrade bijvoorbeeld, gepresenteerd in de tuin van het oude Natuurhistorische museum van Granollers. Sensueel en liefdevol knuffelen dierverzorgers met slangen, terwijl de camera inzoomt op lichaamsopeningen. Navel. Oor. Neusgat. En dan plotseling beelden van ontbossing en andere natuurrampen. De grenzen tussen mensen, dieren en omgeving vervagen – en dat in de tuin van een instituut dat juist erop gericht is alle diersoorten helder en duidelijk te categoriseren. De speelse sculpturen van Frans-Engelse Eva Chettle, die binnen temidden van de vaste collectie van het Natuurhistorische museum zijn gepresenteerd, kun je zien als een poging de classificatie in soorten nog verder te vervagen: zij bouwt futuristische fantasiewezens op uit schelpen en botten die ze in de natuur vindt – een soort evolutie in fast forward.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Eén van de fantasie-organismen van Eva Chettle in het Natuurhistorisch museum van Granollers.” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Eén van de fantasie-organismen van Eva Chettle in het Natuurhistorisch museum van Granollers.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/18140134/data121862213-334551.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-13.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-11.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-12.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-13.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-14.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/n6_xetxwvX-mxgM9K1yNO2z4JFE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/18140134/data121862213-334551.jpg 1920w”>

Eén van de fantasie-organismen van Eva Chettle in het Natuurhistorisch museum van Granollers.
Foto Helena Roig / Manifesta 15

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Het geluid van 500 bijen onder een zestiende-eeuwse marktoverkapping: Félix Blume, Swarm, 2021-2024.” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het geluid van 500 bijen onder een zestiende-eeuwse marktoverkapping: Félix Blume, Swarm, 2021-2024.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/18140136/data121862239-1ac595.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-17.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-15.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-16.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-17.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/weg-van-de-hotspots-kunstbiennale-manifesta-onderzoekt-de-uitgestrekte-regio-rondom-barcelona-18.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/-69MGfT3Dz5QRq86cLJ6L6128Wo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/18140136/data121862239-1ac595.jpg 1920w”>

Het geluid van 500 bijen onder een zestiende-eeuwse marktoverkapping: Félix Blume, Swarm, 2021-2024.
Foto Cecília Coca / Manifesta 15

Lokale verwevenheid

Weergaloos is de manier waarop het werk Swarm (2021-2024) van de Franse Félix Blume is gepresenteerd: 500 mini-speakertjes hangen boven de zestiende-eeuwse marktoverkapping op het pittoreske hoofdplein van de oude stad Granollers. Het gebouw wordt nog altijd wekelijks gebruikt voor de versmarkt. Uit de speakertjes klinkt het geruststellende gezoem van bijen. Elk speakertje is een eigen bij – de bedreigde bestuivers van de groente en fruit die hier al eeuwen verkocht worden.

Casa Gomis is een van de zestien locaties in de metropoolregio Barelona waar de rondreizende Europese kunstbiënnale Manifesta is neergestreken. Hier stellen verschillende kunstenaars de vraag: wat betekent het om ecologisch te zijn? Is het een requiem fluiten in een van de laatste Europese oerbossen, zoals Anca Benera en Arnold Estefan deden voor hun film No Shelter from the storm (2015)? Is het je laten meestromen en overspoelen door de zee, zoals kunstenaar Ana Mendieta, beplakt met veren, deed in Ocean Bird (washup), een performancevideo uit 1974? Moeten we, zoals Elmo Vermeij voorstelt, een parlement oprichten namens de bomen?

Lokale verwevenheid blijkt sterker uit de projecten van enkele kunstenaars die samen met lokale inwoners hun kunst maakten. Zo vroeg de Senegalees-Italiaanse kunstenaar Binta Diaw leden uit de Afrikaans-Catalaanse gemeenschap mee te vlechten aan haar enorme netwerk van synthetisch zwart haar, dat als een enorm weefsel in een voormalige textielfabriek in L’Hospitalet de Llobregat hangt. De textielindustrie is via het gebruikte katoen verbonden met Spanjes koloniale verleden. Helemaal aan het einde van de loods staan jonge rijstplantjes in de aarde, een verwijzing naar de rijstkorrels die sommige slaafgemaakten in hun haar meesmokkelden.

Gevlochten netwerk van synthetisch zwart haar: Binta Diaw, Dïà s p o r a, 2021-2024.

Foto Cecília Coca / Manifesta 15

Het collectief Embassy of the North Sea, oorspronkelijk uit Den Haag, organiseerde met de lokale jeugd een Not Illegal Fishing Competition, om invasieve exoten in de Llobregat-delta in kaart te brengen. De Nederlands-Amerikaanse kunstenaar Lara Schnitger maakte samen met een lokale naaivereniging Women’s Work is Never Done: 12 grote banners die rondom enorme schoorsteenpijpen in de regio zijn gebonden. Ze verbindt ermee de schoorstenen, die als erfenis van de textielindustrie staan voor de welvaart van de regio, aan het (misschien minder zichtbare) werk dat vrouwen geleverd hebben. Rondreizend langs de verschillende locaties in de twaalf steden – van kerk en klooster tot voormalige gevangenis, van monumentale villa tot voormalige elektriciteitsfabriek – krijg je sowieso een bijzonder gevoel voor de verbondenheid van mensen, instanties en bedrijven in de metropoolregio.

Een serie textielwerken rondom schoorsteenpijpen: Lara Schnitger, Women’s work is Never Done, 2024.
Foto Cecília Coca / Manifesta 15

(On)bereikbaarheid

De decentrale opzet, en de soms enorme afstanden tussen twee locaties, maken dat Manifesta eigenlijk niet tijdens een citytrip van één weekend te bezoeken is. Daarmee wordt duidelijk op wie deze tentoonstelling zich eigenlijk richt: minder op internationale bezoekers (al werden tijdens de openingsweek zo’n 400 genodigden vanuit de hele wereld rondgereden met touringbussen), meer op de inwoners van de 11 steden rondom Barcelona.

Directeur Hedwig Fijen verwacht in drie maanden zo’n 200.000 bezoekers, van wie slechts 10 procent van buiten Spanje. Ter vergelijking, de vorige Biënnale van Venetië in 2022 trok in een half jaar tijd zo’n 800.000 bezoekers, van wie zo’n 60 procent van buiten Italië kwam.

Maar ook de lokale bevolking is met het openbaar vervoer lang onderweg – regelmatig is de berekende reistijd tussen twee locaties zo’n drie tot vier keer langer dan met de auto. „Alle wegen en ov-routes lopen historisch via Barcelona”, verklaart Jordi Martí Grau, lid van de raad van bestuur van Manifesta Barcelona en inmiddels staatssecretaris Cultuur in Madrid. Een „call to action”, noemt Manifesta-directeur Hedwig Fijen haar evenement daarom. „We roepen op meer te investeren in bereikbaarheid met het openbaar vervoer én om te investeren in de mooie locaties die we gebruiken.”

Simpel maar krachtig: gigantische doeken dansen in de intercontinentale wind. Asad Raza, Prehension, 2024.
Foto Ivan Erofeev / Manifesta 15

Tres Xemeneies

Wat dat betreft is de openstelling van Tres Xemeneies een groot succes. Deze in 1970 gebouwde voormalige elektriciteitscentrale torent met drie gigantische schoorsteenpijpen uit boven de plaats Sant Adrià de Besòs, en is tijdens Manifesta voor het eerst publiek toegankelijk. In de enorme hallen van het gebouw is de grootste expositie van Manifesta te zien – op ongeveer een half uur afstand van het centrum van Barcelona. Tres Xemeneies (‘Drie schoorstenen’) wordt ook wel de ‘Sagrada Família van de arbeiders’ of de ‘Sagrada Família van de elektriciteit’ genoemd. Een kleine historische tentoonstelling, ontwikkeld in samenwerking met de bewoners van Sant Adrià, vertelt het verhaal van hoe verschillende protestbewegingen met de geschiedenis van het gebouw verbonden zijn. Er zijn plannen in dit gebouw een verzamelplek voor bedrijven uit de filmindustrie te ontwikkelen. „Maar het zou misschien ook een dependance kunnen worden voor [Barcelona’s museum voor moderne kunst] MACBA, zoals MoMA dat ook heeft buiten de stad”, droomt Hedwig Fijen hardop.

Op de bovenste verdieping van de voormalige elektricteitsfabriek hing de Amerikaanse kunstenaar Asad Raza in de enorme raamloze hal, aan het plafond lange, halftransparante witte doeken op. Als zachte zuilen cirkelen ze door de ruimte – als je even niet oplet kan het zomaar zijn dat er eentje tegen je aanwaait en je zachtjes omwikkelt. Raza maakt met zijn werk Prehension (‘begrijpen’, 2024) de Sirocco-wind zichtbaar, die vanaf het Afrikaanse continent komt aanwaaien. Met een kleine ingreep wijst hij zo heel subtiel en poëtisch op de mondiale verbondenheid van ecosystemen en menselijke (migratie)bewegingen.

Daar is deze Manifesta goed in: de weg wijzen buiten de gebaande paden, patronen zichtbaar maken. Welk effect dat vervolgens op de lange termijn heeft op de metropool, dat is niet aan de kunst, maar aan de mensen die er mee omgaan.


In het museum van Sas van Gent zie je machines aan het werk

In de overlevering heeft het verhaal verschillende vormen aangenomen. De één zegt: het waren de eerste bezoekers. De ander: ze hebben het museum geopend. Feitelijk juist is: ze bezochten het museum nog voordat het was geopend.

Koning Willem-Alexander en koningin Máxima brachten op 19 mei 2015 een „streekbezoek aan Zeeuws-Vlaanderen” waar ze, zo valt te lezen op de site van het koninklijk huis, „achtereenvolgens de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis bezochten”. En in Terneuzen, zegt bestuursvoorzitter van het eerste uur Frans van den Hemel, „was de gemeente zo trots op het nieuwe museum, dat de burgemeester hen er al voor de opening mee naar toe heeft genomen”.

Dus hangt nu bij de entree van Industrieel Museum Zeeland in Sas van Gent (gemeente Terneuzen) een foto van het bezoekende koningspaar. Het museum opende vijf weken later pas, 27 juni 2015. „Maar door dat bezoek hadden we een vliegende start, het was ook op tv.”

Wiek van een windmolen

Wat de eerste bezoekers zagen: een enorme, met diverse machines en opstellingen gevulde hal, één van de twee vroegere suikerloodsen van de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek. Blikvangers waren er ook: de wiek van een windmolen, een oude diesellocomotief en vooral: een gigantische stoommachine.

„In 1912 hadden we in Zeeuws-Vlaanderen nog geen elektriciteit”, vertelde toenmalig ‘museumcoördinator’ Bennie Vermandel daarover eerder aan Omroep Zeeland, „dus bouwden de bedrijven die zich hier langs het kanaal vestigden hun eigen centrales, met stoomgedreven generatoren.” In het bijbehorende filmfragment zie je de machine draaien, niet meer op stoom en langzamer dan vroeger maar toch: als museumbezoeker kun je hem aan het werk zien.

Bennie Vermandel nam eind juli afscheid als coördinator, op 80-jarige leeftijd. En eigenlijk, vindt Frans van den Hemel, is het nieuwe museum te danken aan zijn vastberadenheid. „Er was al langer een klein museumpje, met machines en objecten uit de plaatselijke industrie. Dat stelde niet veel voor, het was ook maar een dag in de week open. Toen konden ze die stoommachine krijgen – alleen paste die bij lange na niet in dat kleine gebouwtje. Bennie zei toen: ‘We kunnen hem niet kwijt, maar we kunnen hem ook niet laten glippen. Dan moeten we ergens anders naartoe’. Zo is het begonnen.”

Voormalige suikerloods

Bijna tien jaar na de opening van het museum is er veel te zien in de voormalige suikerloods. Er zijn blikvangers bijgekomen: de Conrad Solar Boat Twente staat naast Nuna 6, de zonneauto van de TU Delft, er is een tot vrachtwagen omgebouwde legertruck, je komt een verzameling antieke prikklokken tegen. Ook zijn er veel kleinere spullen: boekhoudmachines, diverse soorten motoren, ingerichte werkplekken uit verschillende tijdvakken. Op de bovenverdieping vind je de originele directiekamer van de voormalige suikerbietenfabriek: tafel, stoelen, lampen, lambrizering, zelfs een paar schilderijen. De zaal wordt ook gebruikt als trouwlocatie.

Industrieel Museum Zeeland in Sas van Gent.

Foto’s: Wouter Van Vooren

Vooral krijg je een indruk van de enorme bedrijvigheid in dit deel van het land, van oudsher tot nu aan toe. Sas van Gent ligt aan het Kanaal Gent-Terneuzen, als je er vanaf de Westerscheldetunnel naartoe rijdt zie je een en al industrie in wat ‘de kanaalzone’ wordt genoemd. Vroeger waren dat vooral fabrieken voor suiker, glas of cokes (de stoommachine wekte stroom op voor een cokesfabriek). Tegenwoordig zit er veel chemie.

En veel van die bedrijven doneerden – en doneren – machines of delen van machines aan het museum. „Overal zijn knoppen, hendels en kranen”, staat in de flyers die op campings langs de kust liggen, „en je mag er gewoon aan komen: hier kijk je met je handen”. Want dat is misschien wel het belangrijkste kenmerk van het museum: je mag overal zelf apparaten in beweging zetten, alleen bij de grotere zoals de stoommachine of de snoepjesverpakkingsmachine doet een suppoost dat. In de zomer bezoeken vooral gezinnen het museum, in de winter vaker klassen en groepen.

Frans van den Hemel: „Er waren mensen die zeiden: hoe halen jullie het in je hoofd om hier een museum te beginnen. Nou, dat zullen we nog wel eens zien, dacht ik. We zijn heel trots op het museum, het is precies zoals we het wilden. En ik heb nog nooit een bezoeker horen zeggen: ik vond er niks aan.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Pronkstuk van Industrieel Museum Zeeland in Sas Van Gent: een stoomgenerator die elektriciteit opwekt. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Pronkstuk van Industrieel Museum Zeeland in Sas Van Gent: een stoomgenerator die elektriciteit opwekt. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/17162736/data121868671-fdaa6c.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-15.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-13.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-14.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-15.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-16.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/9P9bqP6HBKFocBp5rD2x0K07WF0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/17162736/data121868671-fdaa6c.jpg 1920w”>

Pronkstuk van Industrieel Museum Zeeland in Sas Van Gent: een stoomgenerator die elektriciteit opwekt.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Schakelbord van de stoomgenerator in Industrieel Museum Zeeland.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Schakelbord van de stoomgenerator in Industrieel Museum Zeeland.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/17162732/data121868650-57496f.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-het-museum-van-sas-van-gent-zie-je-machines-aan-het-werk-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/r07o3v3BYho6Q_N4zA0hWbbJyMU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/17162732/data121868650-57496f.jpg 1920w”>

Schakelbord van de stoomgenerator in Industrieel Museum Zeeland.

Foto’s: Wouter Van Vooren


Oud-directeur Literatuurmuseum Aad Meinderts: ‘Ik had de Pek&Veren Award verwacht, omdat ik Den Haag een museum heb ontnomen’

Zaterdag 24 augustus Geelen en Dros

Bij Harrie Geelen en Imme Dros geweest, twee mensen die ik zeer bewonder en die mij lief zijn. Wij van het Literatuurmuseum komen namelijk graag bij mensen thuis om te praten over archieven. Mijn vrouw Muriël was mee, omdat ook zij met hen bevriend is en met mij over hen de expositie Zo zijn we niet getrouwd maakte. Ze bewonen een sprookjesachtig huis in Hilversum, waar je door smalle paadjes, omzoomd door wankele stapels boeken, je weg moet vinden. Harrie heeft deuren, kasten en wat niet al beschilderd in huis, voortgedreven door zijn even grenzeloze als rusteloze fantasie. Harrie en Imme hebben mij gezegd dat ze hun literaire archief, brieven, handschriften en illustraties, zullen nalaten aan het museum. Maar dat duurt hopelijk nog 100 jaar.

Gisteren ging ik het illustratie-archief van Annette Fienieg in Utrecht ophalen, behalve geweldig kunstenaar en illustrator ook mijn schoonzus.

Maandag 26 augustus Laatste vergadering

’s Ochtends de laatste vergadering van het managementteam. Geschokt waren we door de dood van oud-conservator Dick Welsink na een zeer kort ziekbed. Hij was pas enkele jaren met pensioen. ’s Middags naar Nicolaas Matsier om diens archief op te halen. Het handschrift van Matsiers meesterlijke roman Gesloten huis (1994) over wat het uitruimen van het ouderlijk huis kan losmaken, maakt deel uit van dat archief. Op mijn verzoek gaat ook het stofdoekenmandje van zijn moeder mee – soms kan een enkel voorwerp een hele wereld oproepen. De roman speelt zich af in Den Haag, in de Vruchtenbuurt, niet ver van ons huis. Ik ben op pad met Tom Asselman, die ik al langer dan 40 jaar ken en met wie ik duizenden van dit soort kilometers heb afgelegd.

Woensdag 28 augustusStapel dozen

Vandaag breng ik mijn eigen boeken vanuit mijn werkkamer naar huis. Ik sta buiten wat te mijmeren naast een stapel dozen en word betrapt door mijn adjunct, Ingrid Eilander, die uitroept: „Wat een mooi beeld! Wacht, een foto!” Ik onderga het gelaten. Later op de dag belt Annelies, de weduwe van schilder/beeldhouwer Hans Bayens, en zegt dat ze op de valreep aan mij wil laten weten dat wij het portret van Geert van Oorschot in de collectie mogen opnemen. Geweldig!

Eigen foto’s

Vrijdag 30 augustus Willem Kloos

Mijn opvolger, Valérie Drost, wordt ’s ochtends gefilmd in het pand dat het museum eind 2027 gaat betrekken, Magazijn de Zon in Utrecht. Er wordt een documentaire gemaakt over de verhuisperiode. Ook al betreur ik het noodgedwongen vertrek uit Den Haag, ik ben gelukkig met de locatie aan de Utrechtse Oudegracht en het meer dan waardige gebouw. Nog meer dan van Den Haag houd ik van het Literatuurmuseum/Kinderboekenmuseum. ’s Middags word ik door hetzelfde team in ons huidige pand voor de camera geïnterviewd. Ik schep op over het bezoekersaantal van vorig jaar: bijna 150.000.

Gisterochtend bezocht ik met Valérie op Nieuw Eykenduynen het graf van Willem Kloos en Jeanne Reyneke van Stuwe. De directeur van het museum is namelijk ook ambtelijk secretaris van het Willem Kloos Fonds en van de P.C. Hooft-Stichting en voorzitter van de Jan Campert-Stichting, die de Haagse literatuurprijzen toekent.

Donderdag 5 september Portret

Vanavond neem ik in het museum afscheid van de medewerkers. Het portret van Sam Drukker dat hij van mij voor het museum schilderde wordt onthuld. Het bevalt me beter dan de foto naast de boekendozen. Tijdens mijn korte praatje houd ik het niet droog, ik ga het museum en mijn mensen zo verschrikkelijk missen. Gelukkig is er drank en muziek. Mijn vriend Andrew Vroomans speelt en zingt, een aantal nummers met zijn zoon Fender, en hij wordt aangevuld op slidegitaar door Bertram Mourits, ons hoofd Collecties. Iedereen zingt als de avond bijna ten einde is: ‘O, o Den Haag’.

Eigen foto’s

Zondag 8 september Stapelbedbroers

Gisteren was ik hoofdgast in Radio1-programma De Taalstaat en Frits Spits gaf mij de ruimte mijn verhaal te doen. Hij vroeg mij ook naar mijn plannen na mijn pensionering. Met mijn broer Koos ga ik in kleine theaters een leesvoorstelling houden, ‘Stapelbedbroers’; op 31 oktober en 1 november staan we in het Haagse theater Branoul. Vandaag was ik met mijn zoon Jonas bij de première van De Soldaat van Oranje in Katwijk. Op uitnodiging van Karna, de dochter van Erik Hazelhoff Roelfzema, uit wier handen ik eerder dit jaar het archief van haar vader in ontvangst had genomen.

Vrijdag 13 september Haagse stadspenning

Gisteren was in een bomvol theater Diligentia mijn afscheid, met mooie en geestige woorden van Mei Li Vos, voorzitter Raad van Toezicht, de dichters/schrijvers Anna Enquist, Sjoerd Kuyper en Maud Vanhauwaert. Izaline Calister zong wonderschoon, begeleid door een band onder leiding van Thijs Borsten. Alma Mathijsen presenteerde de avond.

Hoewel ik de touwtjes graag in handen heb, werd ik verrast omdat Thijs een gedicht van mij op muziek had gezet. Verrast werd ik ook door de toekenning van de Haagse Stadspenning. Ik had de Pek&Veren Award verwacht, omdat ik Den Haag een museum heb ontnomen. Ontroerd over de penning was ik toen ik hoorde dat mijn oudste zoon Erik zich daarvoor sterk had gemaakt. Hij wist, zoals iedereen om mij heen, dat ik een lintje niet zou accepteren.

Bertram Mourits beklom onverwacht het podium en presenteerde een liber amicorum, Het warenhuis van de literatuur, vol verhalen, gedichten en illustraties. Sjoerd Kuyper mailde mij nog en vond net als ik de avond geweldig en hoopte dat de „avond nog even door zou gaan in de uilenvlucht en in de nacht. Bofkont”. Door de Haagse straten liep ik met Muriël naar huis. Ik wérd de uilenvlucht.

Foto’s: Hedayatullah Amid


Vijftien jaar maakt Jungle by Night al analoge dansmuziek, maar bereikt nu ook de grootste podia. ‘Deze plaat is een XL versie van ons’

„Shirt uit! Shirt uit! Helikopter piloot. Zwaai hem boven je hoofd. Shirt uit, shirt uit, shirt uit, shirt uit, shirt uit, shirt uit.” Rapper Sef (Yousef Gnaoui) heeft zijn T-shirt uit en draait dat boven zijn hoofd rond als de wieken van een helikopter. Op zijn aanmoediging stikt het van die energieke propellers in het publiek.

In de grootste tent op muziekfestival Lowlands – de Alpha is een soort hangar – wordt ‘Shirt Uit’, de samenwerking van de band Jungle by Night met rapper Sef, een memorabel moment. Al vanaf het eerste refrein is het één groot opzwepend festivalfeest: samen helikopteren op het jungleritme met de zwiepende ‘swiesjjj’ van een roterende wiek.

Een festivalhit. Hup, valt-ie zomaar ineens in je schoot. Die zag de Amsterdamse band Jungle by Night even niet aankomen. Op het podium weet Jungle by Night-gitarist Jac van Exter het, net als de andere zes bandleden, even niet hoe hij het heeft. „Ik had verwacht dat een paar mensen bij het laatste refrein wel eventjes zouden meedoen”, vertelt hij: „Het bleek een zee van zwaaiende mensen.”

En het was al een opvallende schaalvergroting voor de zevenkoppige band, die instrumentaal laveert tussen lichtvoetige instapjazz en funky jarenzeventigexotica waarin de groove van Afrikaanse percussie en drums onverminderd doorloopt; het driedaagse Lowlands mogen openen op het allergrootste podium. Emotioneel voelden ze zich, tussen hun uitgedachte podiumontwerp van lichtstellages; het was hun allergrootste productie ooit. In 2010 speelden ze nog op het kleinste podium. „Daar op die Alpha staan”, zucht percussionist Tienson Smeets. „Dat had ik nooit kunnen bedenken. Zelf stond ik daar twee jaar geleden bij Billie Eilish.”

Rovershol

Een oude autobandenloods in Amsterdam-Noord. Een bestickerde no-nonsens entree leidt naar het muzikale rovershol van Jungle by Night. Een oude bar, vintage afbeeldingen van bokser Muhammad Ali en Marianne Faithfull, gekleurde lampjes en vlaggetjes en een discobol. Erachter een opslag boordevol instrumenten. En daarachter een lange, zelf afgetimmerde studioruimte vol akoestische panelen, waar nu de Amsterdamse brassband Gallowstreet zit te repeteren.

„Achter een do it yourself-plek als dit zit ook een bepaalde gekte”, wijst gitarist Jac van Exter rond. „Het hier draaiend houden is ook lekkages verhelpen, muurtjes bouwen. Alles doen we zelf. En er is ook altijd iets aan de hand. Staan we nog gauw wat te repareren voor we naar een show moeten.” Tienson Smeets: „Hier in de hoek bij de bar dromen we nog van een podiumpje. Cool voor kleine publiekshowtjes.”

Ongestoord muziek maken, op zo’n schaal; het is in Amsterdam een ongekende luxe. Niet dat de buren, de populaire alternatieve uitgaansplek Het Skatecafé – Jungle by Night is er kind aan huis – er last van zouden hebben. Maar soms wil je gewoon klooien, pielen, ontdekken. „We hebben in de loop der jaren steeds meer microfoons en spullen verzameld zodat we hier eigenlijk altijd kunnen opnemen”, vertelt gitarist Van Exter. „Een goede repetitie, een bepaalde sfeer. Zoiets kunnen we meteen vangen.”

Dat Jungle by Night ‘ineens’ al vijftien jaar bestaat is geen quasi-naïeve vaststelling, het lijkt werkelijk een reuzensprong in de tijd. In 2010 waren de, toen nog, negen Amsterdamse jongens – broertjes, neefjes en schoolvrienden – een revelatie. Van Exter herinnert zich zijn ‘krabbel’ via platform Hyves aan trompettist Bo Floor: ‘Hey, we gaan een band beginnen’. In de studio van de vader van drummer Sonny (jazzsaxofonist Rinus Groeneveld) stortten de jonge honden zich even vrolijk als toegewijd op de ruime sortering van instrumenten en de eclectische platencollectie.

Jungle by Night: „We voelen nog steeds die beginvonk.”
Foto Andreas Terlaak

Microbuurtfeest

Hun eerste optreden? Een verjaardag. Maar lang was het hoogste doel te spelen op de Aprilfeesten, „een soort microbuurtfeest op de Nieuwmarkt”. „Daar hadden we bijna een jaar voor gerepeteerd”, grinnikt gitarist Van Exter. „Verder kraakpandjes. En er waren vele toelatingsexamens”, herinnert percussionist Smeets zich. Wie naar een muziekopleiding ging en auditie moest doen, kreeg meteen de hele band. „Dan was ik altijd benieuwd wat ze daar eigenlijk van ons vonden. Want het was allemaal heel erg… nou ja gewoon al onze eigen muziek.”

Met analoge apparatuur en 24-sporenbanden werd een mini-cd’tje geproduceerd. Via via kreeg dat direct kansen op het Kindred Spirits-label van Paradiso. Zeker, wat studieus en braafjes klonken ze, met hun van de Nigeriaanse muzikant Fela Kuti afgekeken repetitieve afrogrooves en Daptone-vintage sounds als The Budos Band. Maar ook: fris en dansbaar. Jungle by Night was direct in trek: er kwamen festivals, optredens in De Wereld Draait Door en meer opnames.

Een leuke, speelse tijd, omschrijft Smeets. „En onbezonnen, zonder management. Pieter van Exter, onze saxofonist, hij is twee jaar geleden gestopt, deed alle mailtjes. ‘Jongens, we kunnen voor 200 euro spelen. Zullen we dat doen? Wél een lekkere fee!’ ”

Met de jaren kwamen grooves als dravende paarden, en zwoele en zompige modderbasjes

Zeg je Jungle by Night, dan voel je een hartslag – de ritmesectie inclusief percussie. Altijd live gespeeld. Natúúrlijk, zeggen de muzikanten met klem: alles is analoog, geen computer of backingtrack komt erin. Met de jaren kwamen grooves als dravende paarden, zwoele en zompige modderbasjes. Of onnavolgbare kluwen overzeese beats, van afrobeat tot highlife, tot funky electrosounds. Lekker vet en bezwerend ook: de door blazers en tegenwoordig ook synthesizers, opgetuigde melodieën.

Exemplarisch voor hun aantrekkingskracht en muzikale bandbreedte was deze festivalzomer: Jungle by Night ging alle soorten festivals af. Op Wilde Weide, North Sea Jazz, Lowlands, Into The Great Wide Open was hun instrumentale muziek net elektronische pop. Klonk hun dance best jazzy. Tegenwoordig vinden ze ‘analog dance music’ een best geschikte term.

Samen werden ze volwassen. Er kwamen dubbelrollen: studies ernaast, andere bands en ze begonnen gezinnen. De vrijblijvendheid van zo’n collectief verdampt langzaam naarmate de belangen groter worden. Dertigers zijn ze nu. En toch, zegt Jac van Exter, zijn ze nog een hecht bandje dat democratisch besluit over elk shakertje in nummers, breaks na solo’s of dat ene basloopje, de selectie van liedjes en die zelf ontworpen albumhoes. „En die als die jonge honden van toen overvallen kunnen worden door die beginvonk: ja, gaan we dit doen? Wow.”

Wegzappen

Twee feestconcerten in Paradiso zijn in aantocht. Met extra overdag nog een kortere, rustigere kindershow. De lancering van het nieuwe album, dat niet voor niets Synergy heet – Jungle by Night breekt muzikaal aan alle kanten open (horen we daar ook Krautrock-invloeden?) – wordt dit vijftiende jaar groots aangepakt.

Maar het meest opvallende is het vocale aspect, de helft van de nummers is met bekende vocalisten. Hoe leuk dat is, bleek al op Lowlands. Spinvis, Sef en de zangeressen Merol, Meral Polat en Pitou schoven aan voor sprankelende vertolkingen van hun nummers. Zoals ‘Yeni Bin Yer’, waarin de Turkse zang van Merel Polat aantrekkelijk versmelt in de grooves.

Bewust had Jungle by Night nooit een vocalist. Maar hoe vaak ze niet de vraag kregen om als begeleidingsband van een zanger te fungeren in een televisieshow. „Want ja, instrumentaal,… moeilijk, moeilijk op tv. Dan gaat iedereen wegzappen”, duidt Van Exter even snel. „Er wordt om die reden ook bijna geen instrumentale muziek gedraaid op de radio. Dan zijn mensen ook bang dat mensen het niet aankunnen of zo.” Maar even invliegen voor een of ander soulcovertje, iets funky gezelligs, ze hebben er altijd graag voor bedankt.

Tien jaar terug werkten ze in een Nederpop-project op het Noorderslag-festival eens met zangers. Vorig jaar dook de stem van trombonist Ko Zandvliet ineens op in ‘In de Steek’. De band sloeg aan het experimenteren. Er kwamen vrijblijvende sessies met zangers in hun clubhuis. De single ‘Oog om Oog’ met Spinvis is een blijmoedige versmelting van twee werelden: een heerlijk ongrijpbare tekst op een stuwend ritme. Hem hadden ze – gewoon – een berichtje gestuurd via Instagram, lachen ze. „Hij had ons eens genoemd op de radio, hij vond onze single ‘Eclypsi’ te gek. Dan denk je: wow, líjp, een artiest als Spinvis checkt onze muziek. Toen durfden we hem wel wat te sturen.”

Door zang communiceer je als band op een heel ander level, stelt Van Exter vast. Ze merken het nu aan alles. Van de fysieke publieksreacties op het nummer met Sef, tot de airplay die ze nu krijgen – ook door hun samenwerking met Spinvis. Dat spreekt bijvoorbeeld radio-programma De Taalstaat bij Radio1 erg aan, dat het nummer veel draait. Maar ook komen ze ineens avonden aaneen op 3FM voorbij.

Ineens zit Smeets steeds weer Spotify te checken, merkt hij. „We hadden de afgelopen maand voor ons een recordaantal streams. We mogen vijftien jaar bestaan, maar heel veel mensen kenden ons toch helemaal niet. We bereiken nu een nieuw publiek, dat is allemaal heel mooi meegenomen.” De komende maanden heeft Jungle by Night optredens in Spanje en een Nederlandse clubtour. Daarna volgen shows in Duitsland.

De zevenkoppige Amsterdamse band Jungle by Night: „We mogen vijftien jaar bestaan, maar heel veel mensen kenden ons toch helemaal niet.”
Foto Andreas Terlaak

Als collectief hebben ze zich steeds opnieuw proberen uit te vinden, zeggen de muzikanten. „Deze plaat is een soort XL-versie van ons”, zegt Smeets. In het najaar volgt een clubtour met een aantal gastartiesten erbij. „We zijn er wel over uit dat we de nummers alleen spelen met de zanger erbij. Anders niet. Geen tapes.”

Zie hier het nadeel van gastzangers – volkomen onpraktisch voor een tournee met al die volle agenda’s. Maar de verdere aandacht ervoor: heerlijk. Is er nu ook een klein stemmetje dat roept: hadden we er maar eerder vocalen bij gehaald? Van Exter schudt beslist zijn hoofd. „Jungle by Night heeft nooit verlangd naar hits. Mooi te merken wat er opeens met deze plaat gebeurt. Maar het legt precies het interessante verschil tussen instrumentaal en níét-instrumentaal bloot.” Smeets knikt. „Het blijft onze gewone speelse versie die openstaat voor samenwerkingen. Laatst heb ik de kinder-festivalkrant op Vlieland al laten weten wie dat wat mij betreft zijn: Froukje en S10. Hopelijk lazen ze die.”


In Bunkermuseum IJmuiden kun je kiezen tussen de waanzin of de euforie

‘Wacht maar tot je het ziet.” „Tot ik wat zie?” „Wat mensen elkaar aan kunnen doen.”

Deze drie onheilspellende zinnen in de film Fury omschrijven messcherp de waanzin van de Tweede Wereldoorlog. Maar de conclusie ervan is helaas al net zo verontrustend als het gesprek zelf. Want blijkbaar zijn alle boeken en alle verhalen over alle voorgaande oorlogen niet afschrikwekkend genoeg. Blijkbaar moet je er zelf bij zijn. Het zelf zien. En voelen. Tot die tijd zal het geweld blijven lokken. Als een drumband. Swingend, razend en zinderend van energie. Pas wanneer je er zelf middenin zit, kun je zien wat mensen elkaar aan kunnen doen en hoe uiteindelijk alleen de waanzin overblijft.

Nou, zó spannend leek het in eerste instantie niet in het Bunkermuseum in IJmuiden, dat gevestigd is in de ondergrondse manschappenbunkers van het ernaast gelegen geschutsbunkercomplex Marine Kustbatterij Heerenduin dat deel uitmaakte van de Atlantikwall van het Duitse leger. Er leek vooral heel erg veel te zien. Zoals het enorme stuk geschut bij de ingang, waarvan er nog maar één ander exemplaar in Nederland te vinden is. Of, zelfs mooier nog, de Seehund, een tweepersoons mini-onderzeeboot, waarvan er ook nog maar twee in Nederland zijn. Het feit dat hij zwaar beschadigd is, maakt hem alleen nog maar indrukwekkender. „Ja, we hebben een paar vrij unieke voorwerpen in het museum”, zegt Marco de Jager, algemeen bestuurslid van het Bunkermuseum. „Sommige ervan heb ik nog in geen enkel ander oorlogsmuseum gezien, dus daar zijn we natuurlijk erg trots op.”

Dat laatste geloofde ik meteen. En ik wist ook meteen dat de Seehund mijn favoriete voorwerp zou worden. Maar toen had ik de rest van het museum nog niet gezien. Zoals de indrukwekkende verzameling vuurwapens, mortieren, (zee)mijnen, de flak en alle soorten munitie. Ik had nog geen idee hoe de ruim tachtig manschappen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het complex verbleven, werkten en leefden. De schaarsverlichte ondergrondse ruimtes, volgestouwd met stapelbedden voor zestien man. Een kastje, een klein houten tafeltje met wat stoelen en naast de ingang van het vertrek een rek voor de wapens. De nooduitgang in de muur. Niet meer dan een stalen deurtje met daarachter de steile ladder naar het dak van de bunker. Ik had het allemaal nog niet gezien.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Bezoekers onderweg naar het Bunkermuseum. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Bezoekers onderweg naar het Bunkermuseum. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/10141834/data121549842-b534d8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-6.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-4.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-5.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-6.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-7.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/MaXuVici6K9QkLlxh_LchUDAo_I=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/10141834/data121549842-b534d8.jpg 1920w”>

Bezoekers onderweg naar het Bunkermuseum.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="De ruimte van de wapenmakerij waar wapens en persoonlijke spullen zoals helmen, riemen en schoenen gerepareerd werden. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De ruimte van de wapenmakerij waar wapens en persoonlijke spullen zoals helmen, riemen en schoenen gerepareerd werden. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/10141829/data121549920-3a4a5b.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bunkermuseum-ijmuiden-kun-je-kiezen-tussen-de-waanzin-of-de-euforie-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/vlxczaLwqNCJ9lAv_Oq1BGwN3oc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/10141829/data121549920-3a4a5b.jpg 1920w”>

De ruimte van de wapenmakerij waar wapens en persoonlijke spullen zoals helmen, riemen en schoenen gerepareerd werden.

Foto’s: Olivier Middendorp

De metersdikke muren niet, de betonnen trappen met de krankzinnig smalle treden, de nauwe gangen en lage doorgangen met zware stalen deuren. Lage plafonds. Alles leek veel te klein en te smal voor al die mannen met hun wapens en munitie. Hun gasmaskers, telefoons en bepakkingen. De troep die overal gelegen moet hebben. Maar ik had ook nog niet gezien hoe efficiënt en geniaal het allemaal was. Hoe tijdens een aanval met gifgas alle ruimtes hermetisch afgesloten konden worden en pompen met koolstoffilters voor schone lucht in de bunkers zorgden. Hoe de nooduitgangen naar het dak van de bunkers volgestort waren met gravel, zodat de vijand er niet door naar binnen kon of er granaten in kon werpen.

Euforische energie

En ik moest nog naar de bunker die ooit volgestouwd was met munitie, een radiokamer en een wasruimte. Naar het plateau ernaast voor de flak die tijdens luchtaanvallen de bunkers van de Marine Kustbatterij Heerenduin moest verdedigen. Ik moest nog veel, en hoe langer ik door de hitte van de duinen van bunker naar bunker liep, en hoe meer ik zag van deze krankzinnige wereld waar alles perfect en efficiënt leek, des te sterker ik de bijna euforische energie kon voelen die hier ruim tachtig jaar geleden ook voelbaar moet zijn geweest. Een gevoel dat nog sterker werd toen ik, met alles wat ik bij de manschappenbunkers had gehoord en gezien, de Marine Kustbatterij Heerenduin van dichtbij zag.

Het geschut bij de ingang van Bunkermuseum IJmuiden.
Foto Olivier Middendorp

De geschutsbunkers. Meedogenloos. Geduldig wachtend tot ze weer geroepen worden. De commandobunker. Kwaadaardig en kil. Doodstil. Alles was hier doodstil. Geconcentreerd. Alsof alles elk moment weer opnieuw zou beginnen. Omdat het altijd weer opnieuw begint. Omdat het geweld nou eenmaal altijd blijft lokken. En hier, in de verbijsterende stilte van de duinen kon ik het horen. Het zachte ronken van naderende bommenwerpers. Ver weg nog. Onbeduidend. Tot het uiteindelijk bonkte en denderde. Oorverdovend en misselijkmakend. Het eindeloze bombarderen. De muur van schokgolven vol hitte, scherven en stukken puin. De droge knallen van de flak en de bevelen vanuit de commandobunker. Het gedreun van de kanonnen. Het geschreeuw om munitie. Het was er allemaal. Het stof en de zware rook. De stank en de paniek. Het duurde niet lang. Hooguit een paar seconden. En het was natuurlijk allemaal verbeelding, maar ik had het gezien. Gezien wat mensen elkaar aan kunnen doen en hoe uiteindelijk alleen de waanzin overblijft.

Echter dan in een film of het NOS-journaal? Ja. Hier waren geen reclames en er was aan het eind geen praatje over het weer waardoor je de ellende snel weer vergeten kon. Hier, in Bunkermuseum IJmuiden, was het echt. En je kunt er blijven zitten zolang je wilt. Maar je moet er wel stil voor zijn. Het liefst alleen. En je moet het natuurlijk ook wíllen zien. Maar anders zijn er altijd nog de Seehund, de mysterieuze nooduitgangen of een van de vele andere dingen waarvan je kunt vinden dat dát het mooiste voorwerp van dit geweldige museum is.


Hoe doe je dat, scheppen in de geest van innovator Bruckner? ‘Ik zet het mes er vrij hard in, al doe ik dat wel liefdevol’

Op 4 september was het tweehonderd jaar geleden dat componist Anton Bruckner werd geboren. En nog altijd spreken zijn symfonieën – die tot de kern van het klassieke repertoire behoren – tot de verbeelding. Een van de meest bijzondere vieringen van het jubileum is het festival Bruckner Casco, komend weekend in het Muziekgebouw in Amsterdam. Let wel: je hoort daar géén originele Bruckner, maar vrijzinnige bewerkingen en vooral nieuwe muziek in de geest van de grote symfonische innovator die hij was.

Tien componisten adopteerden op verzoek van initiator Frank Teunissen een Bruckner-symfonie en lieten zich – op zéér uiteenlopende manieren – inspireren tot nieuwe composities. Tien wereldpremières dus, verdeeld over zeven concerten, door uiteenlopende ensembles als Asko|Schönberg, Ensemble Klang en Camerata RCO. Er is een Bruckner voor bigband, een voltooiing van het onaffe slotdeel van de Negende, maar ook compleet nieuw werk. Hoe doe je dat, scheppen in de geest van zo’n icoon? NRC sprak drie componisten over hun compositie en Bruckners muzikale erfenis.

Rick van Veldhuizen: Nulls & Voids – naar Bruckners ‘Nulde’ symfonie

Rick van Veldhuizen wist meteen welke Bruckner-symfonie het voor hem moest zijn: de zogenaamde Nulde, die Bruckner zelf ‘annuleerde’ en uit zijn werkenlijst schrapte. Waarom hij dat deed is enigszins vaag, er doen allerlei theorieën de ronde. Van Veldhuizen: „Er hangt een mysterie omheen. Deze symfonie is een lyrisch werk, nog niet zo van-dik-hout-zaagt-men-planken als latere stukken. Ik werk met Ensemble Klang, qua bezetting eigenlijk een rockband. Ik wilde zo veel mogelijk afstand tussen het ensemble en de bron.

„Ik kende de Nulde al wel, maar toen ik me erin verdiepte viel me pas op hoe kort de thema’s zijn, en dat ze allemaal samenhangen. Het zijn eigenlijk kiemcellen waaruit Bruckner zijn materiaal laat groeien. Het is heel modern, zoals alles aan alles gerelateerd is. Mijn plan was om die kiemcellen uit te pluizen en er een radicale herbewerking van te maken – maar eigenlijk is dat wat Bruckner zelf al heeft gedaan. En toen zat ik opeens met een writer’s block.

„De oplossing was om mijn writer’s block onderdeel te maken van het stuk. Ik heb een autobiografische monoloog geschreven, die tegen het einde wordt uitgesproken. Daar werk ik naartoe met een reeks biografische schetsjes over Bruckners worstelingen en obsessies, die tussen de instrumentale delen klinken. Het stuk heeft zeventien secties en duurt 42 minuten, dat is bijna twee keer zo lang als mijn langste stuk tot nu toe. Het was een enorme puzzel om te leggen.

„Gelukkig is het fantastische Ensemble Klang overal voor in. Klang heeft weinig dragende instrumenten, dat was wel een uitdaging bij het componeren van contrapunt, daarom zet ik in de elektronische soundscape vooral de bas aan. Het is een soort jazz-rock-houseachtige amalgaamklank geworden, met een free-jazz-gevoel, maar ook beats en drum-and-bass-invloeden.

„Ik ben eigenlijk helemaal geen Bruckner-fan. Maar Frank Teunissen heeft mij in een vroeg stadium benaderd en ik heb er lang over kunnen nadenken. Eigenlijk ben ik wel blij dat het niet echt mijn ding is. Het is juist fijn dat ik het bronmateriaal niet als een bijbel beschouw. Van Ravel of Berg zou ik nooit een radicale herbewerking kunnen maken. Maar ik moet zeggen dat ik wel ben gaan waarderen hoe Bruckner allerlei thema’s verbindt in zo’n grote symfonie.”

Lees ook

Hansjörg Albrecht speelt alle Bruckner-symfonieën op orgel: ‘Het Adagio uit de ‘Zevende’ klinkt als een droneshot van een rivier’

Organist Hansjörg Albrecht

Frieda Gustavs: Elisabeth – naar Bruckners Tweede symfonie

„Het is moeilijk te omschrijven waarom iets je pakt”, zegt Frieda Gustavs over haar keuze voor Bruckners Tweede symfonie. „Bij klassieke muziek voel je vaak aankomen wat er gaat gebeuren, maar hier werd ik bij momenten echt verrast: een melodie, een ritme dat net iets mysterieuzer was dan ik had verwacht. Die momenten heb ik omcirkeld in de partituur en bij elkaar gezet. Het was een beetje een zootje, maar daarmee ben ik begonnen.

„In dit stuk spelen vijftien trombones, geleid door Sebastiaan Kemner. Dat was de meest magische klank die ik me kon voorstellen: egaal, krachtig en met een duidelijke kern, maar soms ook wollig. Die klank combineer ik met drie vrouwenstemmen: Pitou Nicolaes, Jasmine Karimova en ikzelf. Componeren is als het schrijven van de instructies voor een Ikeakast, en ik vind het altijd erg leuk om zelf mee te doen en het stuk samen opnieuw in elkaar te zetten. Muziek zit niet in een partituur, maar in je oren en je lichaam.

„Zelf luister ik weinig naar Bruckner, maar zijn muziek brengt nog altijd veel teweeg. We staan er niet vaak bij stil hoe bijzonder dat eigenlijk is. Muziek bezit een tijdreizende kracht, we communiceren via muziek met het verleden. Ik heb die kracht gebruikt om in contact te treden met een tijdgenoot van Bruckner, mijn over-over-overgrootmoeder Elisabeth.

„Ik zou van alles aan haar willen vragen, maar de meeste verhalen over Elisabeth zijn verloren, zoals dat nu eenmaal gaat. Tijdens het maakproces heb ik veel gesprekken gevoerd met mijn grootmoeder en haar zussen en broers. Ik besloot Elisabeth dan maar te vertellen over mezelf en de dingen die mij bezighouden, in de hoop dat er op een mystiek-magische manier iets terugkomt. Uiteindelijk heb ik toch het gevoel dat ik dichterbij ben gekomen.

Elisabeth bestaat uit vier delen, gemodelleerd naar Bruckners Tweede symfonie. Voor elk deel heb ik een gedicht met een kernboodschap gemaakt. Bijvoorbeeld dat vrouwen tegenwoordig boos mogen zijn. Of dat we de hele wereld over kunnen reizen en overal vrienden hebben, dat is een héél grote emotionele verandering. Ik denk dat Elisabeth raar zou opkijken als de boodschappen haar letterlijk zouden bereiken: wat is dit nou voor manier van denken? Maar misschien kan ze zich de toekomst toch iets beter voorstellen.”

Componisten Christiaan Richter, Rick van Veldhuizen en Frieda Gustavs.
Foto Andreas Terlaak

Christiaan Richter: The 11 Apostles – A Fifth for Frank – naar Bruckners Vijfde symfonie

„Frank Teunissen zei tegen me: jij gaat de Vijfde doen.” Christiaan Richter lacht. „Ik heb ooit tegen hem gezegd dat je daar in de finale een paar maten zou moeten toevoegen om de spanning langer vast te houden. Dat is Frank kennelijk bijgebleven. In het begin dacht ik wel: kan ik hier wel aanzitten? De Vijfde is toch een beetje de Mount Everest. Ik had me eigenlijk voorgenomen om even geen muziek nadrukkelijk over andere muziek meer te maken, maar deze handschoen wilde ik wel opnemen.

„Mijn stuk heet The 11 Apostles, met als ondertitel ‘A Fifth for Frank’, wat een bestaande jazzstandard is. De elf apostelen verwijzen naar de praktijk – niet authentiek, overigens – om aan het slot van de Vijfde elf extra koperblazers toe te voegen. Camerata RCO heeft in mijn stuk ook een bezetting van elf instrumenten, maar dan geen koperblazers, op de hoorn na.

„Uiteindelijk heb ik Bruckners noten gebruikt en daarmee een stuk in mijn eigen idioom geschreven. Ik zet het mes er vrij hard in, al doe ik dat wel liefdevol en met respect. Niet zoals Franz Schalk, de dirigent van de première, die het stuk buiten Bruckner om grondig heeft verpest. Mijn compositie is een soort super-finale geworden, waarin je allerlei dingen kunt herkennen uit de eerdere delen van de symfonie. Het is een compleet nieuw stuk en toch hoor je Bruckner erin terug.

„Op het conservatorium in Den Haag waren we niet veel bezig met Bruckner. Pas na mijn studie ben ik zijn werk systematisch gaan beluisteren en bestuderen, om mijn eigen positie te bepalen: klopt het wel wat ik over hem denk? Ik durf mezelf geen hardcorefan te noemen, maar ik vind het heel interessant. Vooral de verschillende versies die er van zijn symfonieën bestaan en de verschillende oplossingen daarin voor compositorische problemen boeien me. Al luister ik op de eerste plaats als luisteraar.

„Bruckner was een Wagner-adept, maar zijn vormen zijn juist strak-classicistisch en montageachtig, helemaal niet wagneriaans-vrij. Hij was een erg goede instrumentator, ook al kreeg hij veel kritiek. Die kenmerkende powersound van zijn koperakkoorden: dat is bijna spectrale muziek, de liggingen corresponderen vaak met de boventonenreeks, zodat het klinkt als een klok. Ik weet niet hoe hij daartoe gekomen is, beredeneerd of puur op gehoor.”


Zinnige, maar ook eenduidige vragen bij expositie over slavernij en christendom

In 1596 doet een schip met 130 tot slaaf gemaakten Middelburg aan. De opvarenden zijn gedoopt en toch wil de kapitein de mensen verkopen. De burgemeester maakt bezwaar; als christenen zouden ze vrij moeten zijn. De Staten-Generaal wordt aangeschreven en die oordelen dat de kapitein kan doen wat hij wil, het zijn hun zaken niet. Wat er met de tot slaaf gemaakten is gebeurd, is niet bekend.

Deze geschiedenis is een van de verhalen die worden verteld op de tentoonstelling Christendom en slavernij in Museum Catharijneconvent in Utrecht. De expositie verkent de verhouding tussen slavernij en het christendom. Hoe heeft de religie slavernij in de hand gewerkt en goedgepraat? Hoe is het christelijke geloof desondanks vervlochten geraakt met de cultuur van gemeenschappen in gekoloniseerde gebieden?

De eerste ruimtes van de tentoonstelling zijn dermate schaars ingericht, dat het in eerste instantie lijkt alsof er niet veel materiaal voorhanden is. Er hangen prenten, teksten, reproducties (van teksten) in de ruimte en er is hedendaagse kunst te zien. Er zijn nauwelijks beschrijvende zaalteksten, de stukken hebben cijfers en de informatie is op te zoeken in de boekjes die bij de ingang liggen. Dat maakt een wat vrijblijvende indruk, want je hebt de context in die boekjes hard nodig.

De plaatsing van sommige stukken is verwarrend, alsof de volgorde waarin je dingen ziet belangrijker is dan hoe de stukken ruimte (mogen) nemen. Zo valt het diorama van Rita Maasdamme (1944-2016), waarin de executie van de Curaçaose verzetsheld Tula centraal staat, weg tegen het grijze blok waar het achter staat. Daardoor komt het contrast tussen het werk van Maasdamme – die uitging van het perspectief van de slaafgemaakte mensen – en de scheepsboeken, bijbelteksten en plantagedocumenten uit de 17de eeuw – die de tot slaaf gemaakte mensen reduceerden tot handelswaar – niet goed naar voren.

Rita Maasdamme: De berechting van Tula.
Foto Monique Vermeulen

Milde toon

Door de ruimtes verspreid staan zuilen met verschillende video’s waarin acteur Gustav Borreman vragen introduceert: „Als iets gratis is, bent u het product. Heeft u daar wel eens over nagedacht, mensen als product?” Het zijn zinnige, maar ook tamelijk eenduidige vragen. Ze zijn duidelijk niet voor mij bedoeld. Ik stam af van tot slaaf gemaakten, ik heb vaak over slavernij nagedacht, hoe het moet voelen. De filmpjes lijken wel effectief voor wie het bovenstaande niet geldt.

Gezien het geweld waarmee slavernij gepaard ging – en waarvan de tentoonstelling je bewust probeert te maken – is de toon van de teksten in het boekje soms wat mild. Zo wordt van predikant en tekenaar Jan Brandes (1743-1808) een beeld geschetst van een man die simpelweg ‘huiselijke taferelen’ tekende, maar wordt het feit dat hij tot slaaf gemaakten in zijn bezit had niet vermeld. Dit terwijl het door hem gemaakte portretje dat ernaast hangt, van Roosje – een vrouw in zijn bezit – is voorzien van een gruwelijk verhaal over verkrachting (omschreven als „vermoedelijk deelt Roosje het bed met haar meester”), een ontsnappingspoging, afranseling en verkoop. Het maakt de geschiedenis, die door deze presentatie alleen aan háár naam lijkt te kleven, extra naar. Ondertussen zijn de portretjes zo opgehangen, dat Brandes en Roosje naar elkaar lijken te kijken. Zelfs nu kan ze niet aan zijn blik ontsnappen.

Maria van Sint-Thomas door Johann Valentin Haidt (circa 1705-1749). Bewerking Serana Angelista
Uit de Evangelische Brüder-Unität in het Duitse Herrnhut.

Ook slavernij in de Oost heeft een plek in de tentoonstelling. Een van de belangrijkste stukken is een kerkstoel van een vrouw die voor haar door tot slaaf gemaakten naar de kerk gedragen werd. Een spotje verlicht de plaats naast de stoel waar tot slaaf gemaakten tijdens de dienst naast hun ‘eigenaresse’ zaten of stonden. Een treffende illustratie van een fysieke aanwezigheid van tot slaaf gemaakten die zelf in de meeste documenten uit die tijd ontbreken.

Aandacht is er ook voor de ‘vloek van Cham’, die gebruikt werd om te verklaren en goed te praten dat zwarte mensen tot slaaf werden gemaakt en verkocht. Dit wordt expliciet een foutieve lezing van de Bijbel genoemd, er wordt in de Bijbel immers niet over huidskleur gesproken, en de tentoonstelling laat zien hoe dit zelfs in hedendaagse kinderbijbel-illustraties nog doorwerkt.

Rembrandt

Hoewel deze belangrijke tentoonstelling met zorg is samengesteld, bevat ze nog steeds pijnlijke elementen, zoals het onterecht weglaten van het slavenbezit van predikant en tekenaar Brandes. Er zit duidelijk veel zorg en onderzoek in deze expositie, maar het zijn dit soort inconsistenties die opvallen. Dat het onderwerp niet langer genegeerd wordt is goed, maar hoeveel hiervan beklijft?

Bij tentoonstellingen over slavernij gaat het er vaak om dit verleden te erkennen, maar komt dat neer op het plaatsen van banners met te veel informatie die geen specifieke doelgroep op het oog heeft. Ze dienen er vooral voor de verwijten over het niet-erkennen van die geschiedenis te ontkrachten. Iemand als ik ziet dat de geschiedenis en mijn voorouders niet langer doodgezwegen worden, dus wat voor commentaar kan ik dan hebben? Dat is op deze expositie niet zo nadrukkelijk het geval, maar je vraagt je wel af wat er van de visie die hier naar voren komt, beklijft in het museum en zijn vaste collectie.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Natasja Kensmil: Still Life of Moor, (2022). ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Natasja Kensmil: Still Life of Moor, (2022). ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/29161312/data118913311-06147c.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-13.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-11.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-12.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-13.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-14.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/sCh6apoqhSHti-QTeYHtbIJo-PU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/29161312/data118913311-06147c.jpg 1920w”>

Natasja Kensmil: Still Life of Moor, (2022).

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Natasja Kensmil: Still Life of Moor, (2022). ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Natasja Kensmil: Still Life of Moor, (2022). ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/29161311/data118913257-055d6f.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-17.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-15.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-16.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-17.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/zinnige-maar-ook-eenduidige-vragen-bij-expositie-over-slavernij-en-christendom-18.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/UvlYszZZ1TYXKojcGLWoBWE3GRQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/29161311/data118913257-055d6f.jpg 1920w”>

Natasja Kensmil: Still Life of Moor, (2022).

Foto’s: Peter Cox

Zo hangt er op de begane grond van het museum een schilderij van Rembrandt uit 1626, dat tot de vaste collectie behoort en helaas niet opgenomen is in de tijdelijke tentoonstelling. Een oude witte man doopt een aantal zwarte mannen die geknield voor hem zitten. ‘Ongelijkheid?’ prijkt het tekstbordje ernaast. Dit is het bijbelverhaal van de eerste niet-westerse bekeerling tot het christendom. Het schilderij had in Christendom en slavernij mooi kunnen illustreren hoe ook de christelijke ideeën uit de ‘gouden eeuw’ (zoals de vloek van Cham) en de verbeelding daarvan onlosmakelijk verbonden zijn met de transatlantische slavenhandel.

Als de nieuwe inzichten uit de tijdelijke tentoonstelling niet worden doorgetrokken naar de vaste collectie, die vooral in het teken van het christendom staat, kun je vraagtekens plaatsen bij het nut van deze tentoonstelling. Boven gaat het over slavernij en de rol van de kerk, maar beneden blijft het verhaal onveranderd. Je mag hopen dat als de tentoonstelling Christendom en slavernij weer wordt weggehaald, er meer mee gedaan wordt dan Rembrandts schilderij waar een bordje bij geplaatst wordt met het bijschrift ‘Ongelijkheid?’


Cellist Jean-Guihen Queyras: ‘Volmaakt is tegenwoordig een problematisch begrip’

In de sobere huiskamer-keuken van de bovenwoning in een Brusselse art nouveau-buurt lijkt zijn cellokoffer met vrouwelijke rondingen in primaire kleuren een exotisch fremdkörper. Hij herbergt een ruim drie eeuwen oud Gioffredo Cappa-instrument, de trouwste reisgezel van de Fransman Jean-Guihen Queyras (57).

Het is begin augustus en tropische hitte sijpelt door het open raam. Over een paar dagen, zegt de musicus, zit hij weer op een vliegtuigstoel naast zijn cello – dan op weg naar Kyiv waar beiden troost hopen te bieden aan door oorlog gekwelde stedelingen in de concertzaal en aan gewonde frontsoldaten in ziekenhuizen.

Na zijn terugkeer uit Oekraïne verblijft Queyras deze week in Nederland, een vaste pleisterplaats op de lange trektochten die hem dit seizoen onder meer naar zijn geboorteland Canada, Brazillië en Japan zullen voeren. In Nederland speelt hij drie programma’s – als artist in residence – met het Haagse Residentie Orkest. En in november doet Queyras vier concerten bij de Cello Biënnale in Amsterdam. Hij begint vrijdag met een van de meest geliefde werken uit het klassieke repertoire; het Celloconcert van Antonin Dvorak.

Dat stuk draagt hij al bijna vijftig jaar met zich mee. Het is verbonden met mooie maar ook onbehaaglijke herinneringen. „Het begon net voor mijn tienertijd”, vertelt Queyras. „Vijf jaar na mijn geboorte in Montreal verhuisde ons gezin naar Algerije en vervolgens – op mijn achtste – naar een verlaten streek in de Franse Provence. Mijn ouders koesterden een hartstocht voor muziek. Vaak hoorde ik hen in onze oude en vervallen boerderij luisteren naar Bach-cantates.”

Op een dag bracht een familievriend wat zelfopgenomen cassettes mee. „Een ervan bevatte Dvoraks Celloconcert. Op een wit handgeschreven papier in het doosje stonden de vertolkers: Mstislav Rostropovitsj, Berliner Philharmoniker en dirigent Herbert von Karajan. Ik zette de koptelefoon op en sloot mijn ogen. Ik was negen, ver voor de tijd dat ik musici en orkesten ging aanbidden. En pas later datzelfde jaar zou ik worden gegrepen door de cello, toen ik een meisje van dertien het instrument zag bespelen. De obsessie was daarna meteen zo groot en het wachten op mijn eerste les zo’n bezoeking, dat mijn ouders me vergeleken met een gekooide leeuw. Maar toen ik voor het eerst Dvorak hoorde, ging het alleen nog om de muziek zelf, een klank waarin ik me gekend voelde en een thuis vond. Ik besef nu hoe belangrijk het is om in het geheugen naar zulke ervaringen terug te kunnen keren.”

Minder goede herinneringen bewaart Queyras aan zijn Dvorak-debuut op het concertpodium. Na het winnen van een concours nodigde het festival van het Zwitserse Schaffhausen – „met die prachtige watervallen in de Rijn” – hem uit om het Celloconcert te komen spelen. „Ik was begin twintig en te verlegen om me voor het drama van de muziek open te kunnen stellen. Dvoraks verdriet om de dood van zijn schoonzus komt hierin naar voren. En dan is er het verlangen, zijn onstilbare heimwee. Hij schreef het concert toen hij directeur was van een conservatorium in New York, ver weg van zijn geliefde Tsjechië. Het stuk bevat meer dan alleen muzikale dimensies.

„Die eerste keer zat ik nog te veel in mezelf opgesloten. Daarna deed het leven zijn werk. Met de jaren verliezen we dierbaren aan de dood en ondergaan we de pijn van gebroken liefdes. Je hoeft zo’n concert niet per se te verbinden aan een gebeurtenis uit je eigen persoonlijke geschiedenis. Maar het bestaan leert je wel met de emoties erin mee te voelen, om je hartslag in zekere zin af te stemmen op die van Dvorak.”

Metamorfose

Later dit seizoen doet Queyras met het Residentie Orkest zijn eigen bewerking van het Altvioolconcert van Bela Bartók en speelt hij het Tweede Celloconcert van Joseph Haydn. „Aan de werken uit het Wenen van Haydn en Mozart kleeft altijd het woord volmaakt, een problematisch begrip in de wereld van vandaag”, vindt hij. „Het classicisme streefde naar het perfectioneren van vaste vormen en codes nadat de barok zich eerder te buiten ging aan versieringen en improvisatie. Maar de mens is per definitie – en godzijdank – onvolmaakt. De geschiedenis wijst uit dat in steen gebeitelde wetten in muziek of samenleving de mens doorgaans verstikken.

„Maar we neigen ernaar het bestaan in laden onder te brengen, want dat maakt het geruststellend overzichtelijk. Je analyseert een partituur, vindt de structuur en volgt de lijnen. Klaar. Wanneer dit proces zich verinnerlijkt dan kan muziek uitgroeien tot een prachtige vogel, maar wel opgesloten in een kooi, terwijl het erom gaat dat je het dier laat vliegen. Een les die ik leerde van de Nederlandse cellist Anner Bijlsma, iemand die de muziek tegemoet trad met enorme kennis, durf en een snuf politieke incorrectheid. Wie bij hem studeerde, onderging een metamorfose. Ook ik houd mijn leerlingen voor dat hun melodieën behoren te vliegen. Het najagen van perfectie leidt tot levenloze noten. De genialiteit van klassieke meesters als Haydn en Mozart zit hem erin dat hun volmaaktheid niet van steen is, maar vloeibaar. Binnen de vaste vormen ontvouwen zich diepten van een onbegrensd heelal.”

Jean-Guihen Queyras met zijn Gioffredo Cappa-cello.
Foto Andreas Terlaak

Niemand heeft er iets aan wanneer ik zo efficiënt mogelijk alle noten speel. Een luisteraar wil er het menszijn in vinden

Maar het tijdsgewricht werkt niet mee bij het relativeren van perfectiedrang, ziet Queyras. „Met de komst en de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie krijgt volmaaktheid tegenwoordig een ander en onmenselijk karakter. Ik kan nu een computer vragen om voor mij een Bach-fuga te schrijven. En de machine zal daarin ongetwijfeld uitblinken. Jongeren van nu staan op een kruispunt, want kunstmatige intelligentie is in staat om alles wat zij kunnen te verbeteren. Dus wat is nog de reden van ons bestaan? We ervaren de dark side of the force, om hopelijk daarna weer het licht te zien. De mens blijft een problematische en paradoxale levensvorm. We scheppen vernietigende krachten en tegelijkertijd brengen we Michelangelo, Bach en Mozart voort.”

Queyras prikkelt zijn leerlingen aan de Hochschule für Musik in het Duitse Freiburg om het strakke klassieke korset uit te trekken en – zoals hij ook zelf doet – een eigen weg te vinden. „Het grootste compliment van bezoekers bij klasconcerten in Freiburg is dat mijn leerlingen in hun spel volstrekt niet op elkaar lijken. Voor hen blijf ik vragen opwerpen, want ambacht en techniek vormen het fundament van een huis. En dat bouw je niet alleen met je hoofd, maar door je hart en ziel in de muziek te leggen. Niemand heeft er iets aan wanneer ik zo efficiënt mogelijk alle noten speel. Een luisteraar wil er het menszijn in vinden.”

En om dat te ontdekken, moet een musicus de gebaande paden verlaten, weet hij. Queyras werkte daar de afgelopen zomermaanden aan met het geld van de Anner Bijlsma Award die de Cello Biënnale hem twee jaar geleden toekende. In november staat die Roadtrip in Amsterdam op het programma van de Biënnale. Daarvoor bracht hij vier cellotalenten samen met de Franse jazzsaxofonist Raphaël Imbert, de Griekse lierspeler Sokratis Sinopoulos en twee dansers.

Dansen

„Tegenwoordig hebben cellisten al piepjong de concerten van Elgar, Dvorak en Sjostakovitsj in hun vingers. Bekijk concoursen en je valt van de ene verbazing in de andere. Ik kan hen helpen die meesterwerken te verdiepen, maar dat doet het leven zelf ook al. Daarom wil ik hun blik verbreden.” Hij grijnst. „De jonge Italiaan cellist Stefano Bruno verstarde bij mijn voorstel hem als musicus ook mee te laten doen in de choreografie. ‘Ik haat dansen’, antwoordde hij, ‘zeker voor het oog van anderen.’ Maar Stefano deed het toch, en het werkt.”

De talenten leerden het lichaam gebruiken, componeerden en impoviseerden; ze maakten zich los uit de klassieke wereld van vastgelegde noten, voorschriften en verwachtingen, opgeroepen door talloze legendarische vertolkingen van bekende stukken.

„Elke gelouterde cellist weet waar hij doorheen moet”, zegt Queyras. „Ik herinner me van vroeger mijn neiging mezelf te beoordelen op het podium. ‘Deze noot is niet wat ik voor ogen had’, schoot er vaak door me heen. ‘Ai, dit klinkt niet zoals het zou kunnen of moeten zijn.’ Gedurende de repetities zag ik zulke momenten bij de vier talenten. En niet als enige. Op een gegeven moment hield jazz-saxofonist Raphaël Imbert hun voor: ‘Houd van elke noot die je speelt.’ Hij trof ons met die woorden. Na alle uren studie, na alle pogingen noten te verankeren in ons diepste reptielenbrein, zodat we tijdens een concert volledig in het nu kunnen zijn, na al dat werk moeten we onszelf een verkeerde noot kunnen vergeven. We moeten hem in het verleden achterlaten, omdat hij anders onze toekomst zal bepalen.”

Jean-Guihen Queyras / Residentie Orkest: Celloconcert van Dvorak. 30 aug, Amsterdam. Info: residentieorkest.nl
Cello Biënnale, Amsterdam, november. Info: cellobiennale.nl
Nieuw album: celloconcerten Antonin Kraft en Carl Philipp Emanuel Bach. Verschenen bij Harmonia Mundi.


De razende jazzmix van de Belgische Lander & Adriaan slaat aan in Nederland: ‘Wow, oké, jullie hebben het door zeg’

Vanaf het begin is het ‘aan’ bij het Belgische jazzduo Lander & Adriaan. ‘In the round’, op een verhoging met het publiek er dansend omheen, brengen ze met z’n tweetjes, de een achter zijn drumkit, de ander in een cockpit van synthesizers, dansbare jazzimprovisaties in beukende electropop. Met bliepjes en samples, hoog slaand op de highhats, jassen ze in gelikte een-tweetjes van een funky r&b-sound naar een jarennegentigbeat of Detroit techno.

Er zijn rare maatsoorten die je onderuit halen. Er zijn cheesy r&b-samples van Beyoncé of Rihanna, puur voor effect en herkenning. Lander & Adriaan schakelen snel, en keren de sfeer verbazingwekkend pakkend.

Dat deden ze al op heel wat plekken. In België natuurlijk, van kroeg en club tot festival. Of modeshow: ontwerper Dries Van Noten vroeg hen voor een muzikale omlijsting bij een van zijn shows. Maar ook in Nederland.

Optredens bij buitenfestivals als Down The Rabbit Hole en Into The Great Wide Open gaan hier de boeken in – zovéél dansende mensen tussen de bomen op de heuvels. En ook mooi hoe gretig publiek bij clubshows is. Een optreden tijdens het Amsterdam Dance Event werd memorabel in een speciaal leeggeruimd Bimhuis.

Stonden ze afgelopen juli nog op het North Sea Jazz Festival, komend weekend staan ze op Lowlands. Van jazzbastion tot popparadijs, beide voor hen logisch. „Dat is zo leuk aan Nederland”, merkt drummer Lander Gyselinck op. „Ik denk steeds: wow, oké, jullie hebben het door zeg. Te gek hoe dat hier omarmd wordt.”

Het duo Lander & Adriaan. Lander Gyselinck (rechts) en Adriaan Van de Velde (links): „Wij spelen in het beste geval zo goed mogelijk voor elkaar.”
Foto Andreas Terlaak

Razende mix

Wie Lander & Adriaan uit Brussel en Antwerpen nog niet aan het werk zag, is verrast. Nee, het zijn geen dj’s in een elektronische dance-set – alles is live. In een razende mix van jazz, rave, r&b en pop, plus een absurdistische vleug humor, tuigen ze op, om vervolgens te deconstrueren. Steeds weer schotelen ze elkaar een tegenbeweging voor. Of ze nemen in sfeer elkaars kleur aan, als een kameleon.

‘Symbiotische jams’, noemen ze het zelf, op een middag in de Tolhuistuin in Amsterdam, vlak voor een show. Of, zoals Adriaan zegt: „De vernieling opbouwen die we zelf hebben gecreëerd.” Beiden houden van ritmische complexiteit en het tegendraadse, en zeker niet voorspelbare. Lander is de felle aanjager op de drums. Adriaan de klankenschilder. De basis is jazz, beiden zijn opgeleid aan het conservatorium (Adriaan in Antwerpen, Lander in Gent).

https://www.youtube.com/watch?v=aO_WCDEg2gQ

Is het echt al tien jaar terug naar die eerste vonk die in De Vooruit in Gent ontstak tussen drummer Lander Gyselinck en toetsenist Adriaan Van de Velde? In een sfeer van ‘laten we eens iets proberen’ sloegen de muzikanten, even geeky als gefocust, samen aan het jammen. Rustig twee dagen. „Dat was al zo, oh my god, so nice”, zegt de 36-jarige Lander die een tijd in New York jazz studeerde. „Maar de realiteit was dat we andere projecten af te werken hadden. Maar met de wetenschap dat we ooit samen zouden spelen, zou die formule sowieso goed zijn.”

Het was dus niet de vraag of, maar vooral wanneer het duo de koppen eens bij elkaar zou steken. Terwijl drummer Lander een ambitieuze, eigenzinnige naam is geworden in de Belgische jazzscene, met opwindende bands als STUFF. (jazz met een bewuste punt: dwarse funk, hiphop en elektronica) en BeraadGeslagen, is toetsenist en producer Adriaan juist actief in alternatieve popscenes als de Belgische beatknutselaar Pomrad (electrohiphop). Ook is hij muzikant in bands van alternatieve Belgische muzikanten Mauro Pawlowski en J. Bernardt.

In de lockdown ging het dan eindelijk; rust en ineens zeeën van tijd door afgeblazen tournees. En dan? Een beetje prutsen samen, grinniken ze. Maar al gauw kwamen opgespaarde ideeën van twee eigenzinnige muzikale persoonlijkheden vrij.

„Een optreden op een podium heeft een heel andere sfeer dan vanuit het midden. Er is minder afstand, geen verafgoding bij iemand op een voetstuk.”
Foto Andreas Terlaak

Bovenop publiek

Midden in de zaal of podiumtent, tegenover elkaar tussen de mensen is het allerbelangrijkste voor hun optredens. Sterker: kan het níét in deze opstelling – zalen moeten er soms flink voor ombouwen, variërend van het weghalen van de stoelen tot het verhuizen van podiumapparatuur – dan wordt er niet opgetreden. Althans: meestal gaat dat zo, want bij Lowlands dit jaar bleek het uiteindelijk tóch niet mogelijk en werd het een compromisvorm met ook wat publiek op het podium.

Lander, grijnzend: „Ja, deze opstelling heeft al veel discussies opgeleverd. Het vraagt natuurlijk technisch gewoon meer, en sommige podia vinden dat lastig. Maar weet: voor ons is het ook oncomfortabel. En dat is de reden waarom het juist heel leuk is en interessant voor ons.”

Ze denken terug aan hun eerste optredens in de lockdown, waarbij publiek nog gedwongen was te blijven zitten en op afstand. „Meteen stelden we vast dat we de mensen dichtbij ons wilden”, vertelt Lander. „Op de mensen, ik had dat ook al graag met mijn andere bands. Er is bij ons geen frontman, geen vocalist. Zodra de restricties waren opgeheven en mensen weer konden staan bij shows en zonder mondmasker, merkten we hoe dat de muziek echt ondersteunde.”

Adriaan: „Een optreden op een podium heeft een heel andere sfeer dan vanuit het midden. Er is minder afstand, geen verafgoding bij iemand op een voetstuk. We voelen dat de muzikale energie tussen ons dan veel makkelijker kan overspringen. Dat is,…” Tegen Lander: „Hoe heet dat, vanuit het midden? Aja, middelpuntvliedende kracht.”

De energie kan zo meer uitspreiden. „Dat is alsof je een lamp in het midden zet die iedereen beschijnt”, aldus Lander. „We zien daar zoveel voordelen aan. Daar kun je boeken over schrijven.”

Samen in een groove

Op hun debuutalbum Lander & Adriaan, een bonte cross-over tussen jazz en elektronische dansmuziek uit 2022, is het publiek joelend en meezingend te horen. Als ze erover praten komen ze tot termen als „eenwording met het publiek” (Adriaan) en hoe ze samen in een groove raken.

Maar het zou ook best een beetje intimiderend kunnen zijn dat mensen zo dicht op ze staan, zo dichtbij? Dan lijkt het of je je geen fout kunt permitteren eigenlijk, omdat ze zo letterlijk op je handen kijken. Lander schudt zijn hoofd. „We maken constant keuzes in improvisatie. Er zijn geen fouten. Als je ziet hoe alles ontstaat, is alles vergeeflijk.” Evengoed zegt Adriaan een grote verantwoordelijkheid te voelen. „Het blijft op een vreemde manier toch naaizwaar omdat je weet: als ik één ding anders speel of één nadruk anders leg, dan voelt iedereen dat onmiddellijk.”

Ze communiceren in een vorm van lachjes en blikken. Je kunt zien aan Lander & Adriaan wanneer ze echt lekker gaan, dat ze elkaar ook nog verbazen.

Ze lachen en knikken. Dit is mensenwerk. Gaat de een heel lekker, wordt de ander ook opgetild. Daar kunnen geen drumcomputers of digitale muzieksystemen tegenop. „Wij spelen in het beste geval zo goed mogelijk voor elkaar”, zegt Lander. „Soms is dat trekken en zoeken. Is het geluid nog niet in orde. Of is iemand moe of even nog niet in staat. En dan fuck, dan gaat het, en dat is toch echt wel nice inderdaad.”

Een zaal of een festival, dat maakt ook zeer uit. Het is muziek die de opmaat kan zijn van een lange dansnacht, zoals op Lowlands zeker het geval zal zijn. Maar de openluchtsessie – gewoon overdag en zonder lichtshow – op Into The Great Wide Open behoort tot hun meest succesvolle optredens. Totaal onvergelijkbaar met een donkere zaal vol lasers en haarfijn afgestelde geluidstechniek.

„We krijgen scheve blikken van collega-jazzmuzikanten.”
Foto Andreas Terlaak

Hedonistische insteek

Repeteren doen ze in de Volta in Brussel, een door muzikanten gerund, artistiek broeinest waar de alternatieve muziekscene (jazz, pop en rock) samenkomt. In hun kleine, rauwe repetitiekot zonder ramen proberen ze van alles uit. De nieuwste ep Millennial Breeze, deels akoestisch, deels elektronisch, heeft door een nog diepere duik in hun liefde voor rave beats uit de jaren negentig een vrije, hedonistische insteek.

Volgens Lander is toetsenist Adriaan eigenlijk even ritmisch gewapend als een drummer kan zijn. „De meeste pianisten zitten meer op melodie en harmonie.” Andersom valt Adriaan net zo voor de scherpe ritmes van Lander. Die zijn „pocket”. Wat is dat? Lander: „Heel strak maar toch een soort van sexy. Het is een term om een groove aan te duiden, meestal gerelateerd tot soul of funk.” Maar, gaat Adriaan verder, „Landers spel is tevens wonky en weird met scheve beats. En er is natuurlijk het freejazz gegeven…”

Ze mogen deel uitmaken van een alternatieve muziekscene, hun roots liggen in de vrije improjazz vol avant-garde-elementen. „En daar wordt wat wij nu doen beschouwd als een wel heel makkelijke formule. We krijgen scheve blikken van collega-jazzmuzikanten. Ze vinden onze grooves eigenlijk niet abstract genoeg.”

Lander en Adriaan haasten zich te zeggen hoe ze als jonge muzikanten altijd interesse hadden in beide muziekwerelden: zowel die van de avant-garde-jazz als de elektronische muziek en beats van een producer als Flying Lotus. „Het liefst passen wij de regels van de jazz toe op muziek die daar ver van afstaat.” Al is het moeilijk, geven ze direct toe, om compromisloos te blijven „als je zeven- tot achtduizend mensen moet meekrijgen in een tent op Lowlands. Dat is toch gewoon uitzien naar het moment dat de tent ontploft.