Familieopera met Francis van Broekhuizen als piratenkoningin: ‘Zo leren kinderen dat opera gaaf en mooi is’

Maandag 30 septemberWeesmeisje

Deze week beginnen de laatste repetitie-dagen voor de grote opera-première aanstaande zaterdag. Na vier weken elke dag intensief repeteren ga ik vandaag in kostuum en make-up de voorgenerale spelen van onze nieuwe opera Piratenkoningin, waarin ik de gewelddige titelrol mag spelen.

Mijn personage heet Grace O’Malley en ik ga een klein weesmeisje met de naam Oona helpen. Haar pleegbroertje (hele dottige Lionel van Law-rence) is ontvoerd door een Engelse Queen. Samen met een paar sullige piraten gaan Oona en ik hem proberen te redden. Of het lukt? Dat is de vraag. De muziek is gloednieuw. De inkt is nog nat en heel mooi gecomponeerd door de Nederlandse componiste Monique Krüs. In de regie van Daniel van Klaveren hebben we een enorm spektakel op poten gezet. Hopen dat het allemaal goed gaat vanmiddag.

Francis van Broekhuizen aan het repeteren in het Wilminktheater in Enschede.
Foto Eric Brinkhorst

Dinsdag 1 oktober Piratenschip

Vanavond eerste try-out. Heel spannend. Voor de tweede keer hebben we het stuk doorlopen. Dat is lekker, want dan voel ik meteen hoe ik mijn partij zal moeten gaan verdelen in de hele tournee. Hoe is de boog over de voorstelling? De voorgenerale was nog niet heel strak. Dus veel doorlopen zijn fijn. Dan kan ik de notes verwerken en nieuwe dingetjes uitproberen. Ook is het lekker om het decor steeds beter te leren kennen. De set is spectaculair voor een kindervoorstelling. Het is een enorm bouwwerk, dat er in het begin uitziet als een weeshuis, daarna draait het hele geval om zijn as en wordt het een piratenschip om uiteindelijk weer te draaien naar het uiterlijk van een koninklijk galjoen. De orkestmusici zitten dit keer niet in de bak maar doen mee. Ze zijn ook piraat of weeskind, en zitten in het grote decor. Nu bij het eten van mijn boterham kijk ik nog even mijn bladmuziek en teksten door. De zenuwachtige vlinders in mijn buik zijn al begonnen met fladderen.

Francis van Broekhuizen aan het repeteren in het Wilminktheater in Enschede.
Foto Eric Brinkhorst

Woensdag 2 oktoberDikke enkel

Vanochtend wakker geworden met een beetje dikke enkel. Gisteren tijdens de try-out gestruikeld over een stuk decor dat ik niet goed zag in het donker. Ik had een nieuw loopje aan het eind van de tweede akte en ik zag niet dat daar een stuk vloer lag die wat uitstak. Net even mijn enkel ingetaped en dan vandaag weer fluks verder. Try-out ging trouwens heel goed. Echt al lekker kunnen spelen en zingen. Vandaag is het vroeg dag. Om 9 uur moet ik bij de make-up zitten. Om 11 uur hebben we een voorstelling voor schoolklassen. Allemaal joelende kinderen die voor het eerst naar een opera komen kijken en luisteren. Dat vind ik zo goed aan deze voorstelling. Dat het speciaal voor jonge mensen is gemaakt. Zo leren ze dat opera gaaf en mooi is. Misschien gaan ze hierdoor ook nog eens naar andere voorstellingen. Vanmiddag lekker vrij! Kan ik meteen de drukproef van mijn nieuwe boek Schandalig mooie opera nakijken.

Francis van Broekhuizen aan het repeteren in het Wilminktheater in Enschede.
Foto Eric Brinkhorst

Donderdag 3 oktoberSpugen

Gisteren driehonderd uitzinnige kinderen de voorstelling laten beleven. Toen ik het publiek in spuugde na mijn tekst „Kerels heb ik omgespogen” gingen ze allemaal uit hun dak van ontzetting en lol. „Gatverdamme” en „iiiiieuw” werd er lachend geroepen. Aan het eind van de voorstelling gejuich en applaus. Gelukkig vindt onze doelgroep de opera dus echt leuk!

Vandaag de echte generale repetitie. Vanochtend vroeg wakker geworden en het appartement waarin ik deze hele periode verblijf netjes opgeruimd en schoongemaakt. Nog maar één nachtje hier slapen. Vanavond neem ik de meeste spullen alweer mee naar huis. Daarna even mijn collega en vriendin Lilian Farahani opgehaald van een station in Rijssen. De treinen reden niet meer verder naar Enschede. Gezellig in de auto alles doorgekletst. We hebben allebei mega veel zin om de voorstelling te doen. Zij speelt Oona het weeskind en zingt en speelt de sterren van de hemel. Nu nog even mijn tas pakken en dan hop… naar het theater!

Francis van Broekhuizen met een verband voor haar rol als piratenkoningin.
Foto Eric Brinkhorst

Vrijdag 4 oktoberOoglapje

Vandaag lekker thuis in Nootdorp wakker geworden. Het was een prachtige zonnige dag. Eerst een geweldige film gekeken over vier geweldige Britse actrices, onder wie Judy Dench en Maggie Smith, die thee met elkaar drinken en praten over hun theaterleven. Daarna mezelf opgemaakt en spullen meegenomen naar Omroep Max. Regisseur Daniel van Klaveren en ik mochten praten op tv over de opera. Ik had mijn piratenjas en ooglapje mee. Dan lijk ik op de poster. Het was heel leuk om te doen. Even ook nog wat collega’s kunnen noemen. Aylin Sezer bijvoorbeeld, die onze Queen prachtig gestalte geeft (Joris van Baar is haar ontroerende lakei). En Gitty Pregers, onze musicalster. We wilden ook nog Carl Refos noemen. Die is danser en beweegt zo soepel dat je denkt dat je echt naar een krab zit te kijken. Maar Martine van Os stelde een vraag erdoorheen, dus Carl viel even weg. Bij deze! Na de opname nog even langs mijn pa en ma gereden voor koffie. Morgen première!!

Francis van Broekhuizen in het Wilminktheater in Enschede.
Foto Eric Brinkhorst

Zaterdag 5 oktoberCadeautjes

Ik ben al vroeg wakker. Radio klassiek staat aan. Even nog inbellen voor het laatste gesprek over de productie. Daarna relaxed de dag door. Niet te veel praten. Toitoi-tjes schrijven voor mijn collega’s. Zo’n fijne traditie is dat. Bij elke première geven we elkaar een klein cadeautje dat past bij de voorstelling, om elkaar zo succes te wensen voor de eerste uitvoering met publiek. Als je dan je kleedkamer binnenkomt liggen er allerlei lieve wensen en spulletjes klaar. Verheug ik me nu al op. Na vandaag begint de tournee door Nederland. Lekker spelen en ook weer bezig kunnen zijn met andere concerten die in het verschiet liggen. Never a dull moment!


Toneelschrijver Jibbe Willems: ‘In westerse democratieën krijgen de clowns de macht en zetten een kroon op’

‘Krank is het land dat de clown tot koning kroont.’ Het is de favoriete zin van toneelschrijver Jibbe Willems uit Koning Krump, zijn even epische als knotsgekke drama over een democratisch gekozen koning die zijn land naar de afgrond voert. „Ik hou enorm van het beitelen van kleine standbeeldjes in zinnen”, zegt de Arnhemse auteur, „maar vorm en inhoud moeten elkaar versterken, anders wordt het alleen maar mooischrijverij. Deze zin is tegelijk een soort motto, voor het stuk, over de toestand van de wereld.”

Mooi schrijven, barok schrijven kan Jibbe Willems als geen ander. Al twee decennia voorziet de als acteur opgeleide auteur theatermakers van zintuiglijke, geladen, poëtische en geestige taalwerken. Over een bundeling van veertien toneelstukken schreef NRC in 2021: „Zijn thema’s zijn universeel en tijdloos: hunkering, drift, personages die verweesd ronddolen en zich geborgen willen weten door een ander. Met humor en mededogen observeert hij de ploeterende mens.” Zijn productie is daarbij ongekend hoog, met soms wel zeven of acht teksten per seizoen – nieuw werk, maar ook vertalingen, bewerkingen en libretto’s.

Voor het Utrechtse gezelschap Het NUT schreef hij Koning Krump, dat komend weekend in première gaat, in regie van Greg Nottrot. Met Nottrot bedacht Willems (1977) zes jaar geleden al het idee voor een shakespeareaans koningsdrama rondom machthebbers, vertelt hij in een Utrechts café. „We vroegen ons af: ‘Wat zou een Richard III zijn met Sep Blatter van de FIFA? Een King Lear met Willem-Alexander en zijn dochters?”

Het moest gaan over ambitie, hoogmoed en de onvermijdelijke val. „Trump gaf ons veel inspiratie, omdat er ook veel andere shakespeareaanse elementen in hem samenkwamen: het volk dat in opstand komt, zijn familie-dynastie, de rijkdom, de valse beeldvorming.”

Wat zou een King Lear zijn met Willem-Alexander en zijn dochters?

Koning Krump was eigenlijk bedoeld voor 2020, maar werd dwarsgezeten door corona. Trump is nog niet van het toneel verdwenen, maar de vraag is of de man niet te weird is om satire over te maken. „Dat is de uitdaging”, zegt Willems. „Daarom besloten we er een sprookje van te maken. Dat biedt de mogelijkheid om het verhaal gekker en vreemder te laten zijn. Hoewel de actualiteit ons alsnog inhaalde. Er zat bijvoorbeeld een aanslag op Krump in het stuk. Dat werd realiteit. We hoefden alleen de wond maar een paar centimeter op te schuiven, naar het oor.”

Hoe schrijf je met de ambitie een shakespeareaans drama te scheppen?

„Bij shakespeareaans denk ik aan de taal. Aan taal die communiceert met een breed publiek, maar met poëzie en grootsheid in zich. Dat grootse zit in verwijzingen naar goden, mythen en bijbelse verhalen, en de poëzie in metaforen die soms aards, soms gezwollen zijn. Zowel de arbeider als de adel moet worden aangesproken. En het zit in de wisselwerking tussen kleine en grote thema’s, van stront tot het filosofische.

„Het stuk bevat veel referenties aan Shakespeare, aan Macbeth, Ophelia, King Lear, de vader van Hamlet. Je kan een bingokaart meenemen. Shakespeareaans is ook de vorm: vijf bedrijven, met van die terzijdes, waarin een personage direct het publiek aanspreekt.”

De werkkamer van toneelschrijver Jibbe Willems in Arnhem.
Foto Lars van den Brink

Het verhaal begint als Krump tot zijn verrassing tot koning wordt gekozen, zoals Trump in 2016 tot president werd gekozen. Daarna wordt alles anders dan wat er in de werkelijkheid gebeurde, al kregen bijna alle personages de naam van bestaande figuren rond Trump, maar dan geschreven met een ‘k’. Kelania (naar Trumps vrouw Melania), Kivanka (dochter Ivanka), Kared (naar Ivanka’s man Jared), en Billary Klinton (Hillary, en ook haar man Bill). Trump Junior bleef wel Junior. En Bannon, Trumps adviseur, heet nu Annon. Plaats van handeling is het mythische Kamerika.

Als kwade geest die Krump van alles influistert, is Annon de spil in het verhaal.

„Hij is een Jago-figuur – de man die in Othello liegt en bedriegt om zijn zin te krijgen. Hij is Hét Kwaad, of het kwaad in ons, een schaduwkant van onszelf. Zoals Junior uiteindelijk een onderdrukte lichtzijde van de mens is, Het Goede.”

Lees ook

De toneelschrijver is veronachtzaamd

Vier toneelschrijvers in gesprek, van links naar rechts: Lot Vekemans, Jibbe Willems, Rik van den Bos en Esther Duysker.

Krump toont aanvankelijk veel zelfreflectie, anders dan Trump ooit deed. Wat is Krump voor man?

„Ik wilde hem niet inwisselbaar laten zijn met Trump. Krump is een man die naar erkenning, warmte en liefde zoekt. En daarin erg op mij lijkt. En misschien wel op ons allemaal. Tegelijk laat hij zich makkelijk meeslepen door zijn ego en zijn eigenbelang. In principe zou hij een goed mens kunnen zijn. Je gaat een tijdje met hem mee, tot er een punt komt waarop je je afvraagt of zijn denkbeelden nog wel oké zijn. Van die dubbelheid en verwarring hou ik.”

Krump is wat onnozel soms. Bijvoorbeeld als hij zegt: „Ik heb toch gezegd dat ik naar verzoening streef.” Die verzoening komt er niet van en dan is hij verbaasd.

„Daarin spiegel ik het politieke bedrijf. Bijvoorbeeld hoe leden van het kabinet een boodschap verkondigen zonder basis in de werkelijkheid. Het gaat over minister Faber en haar asielcrisis. Over BBB-standpunten, over stikstof en boeren uitkopen. En over Trump, die zegt dat immigranten katten en honden eten. Want het was toch op televisie? Ze verzinnen verhalen en zijn dan verbaasd dat de werkelijkheid anders uitpakt.

„Het is naïef, het is willen geloven dat je het goede doet, maar het is ook naar. Het is het afschuiven van je verantwoordelijkheden en weigeren te erkennen dat je fout zit.”

Kelania noemt Krump liefdevol een clown. Waarom?

„De clown fascineert me. Hij kan doodeng zijn én iemand die het leven van doodzieke kinderen lichter maakt. De clown, de nar, daagt de macht uit. Maar wat we zien in westerse democratieën is dat de clowns de macht krijgen en een kroon opzetten. Wat gebeurt er dan?

„De clown heeft altijd een alibi. Hij zegt: ‘Ik heb een mes en dat steek ik door je hart, maar ik ben maar een clown.’ Hij neemt nooit verantwoordelijkheid. Het gaat bij hem over ‘de ervaring’ van een crisis. Niet over wat er werkelijk speelt. Maar misschien hebben we het allemaal mis en zijn clowns het beste wat ons kan overkomen. Ik weet het ook niet.”

Na een rustige inzet ontspoort de voorstelling na de pauze volledig.

„Net als Shakespeare vergeten we het entertainment niet. Shakespeare schreef eens als regieaanwijzing: ‘Acteur gaat af, gevolgd door een beer.’ Dat werk. Hij voert vuurspuwers, jongleurs en muzikanten op. Wij hebben ook muzikanten, in de rol van vuilnismannen. Ze staan in de realiteit van de theaterzaal en halen grappen uit met het publiek, en stappen dan over naar de realiteit van de voorstelling.

„Ik wilde er veel moorden in, want dat is ook shakespeareaans. Via al die zich snel opvolgende gebeurtenissen moet het stuk in een stroomversnelling komen. Bij zo’n stuk van bijna drie uur heb je die dynamiek nodig.”

We moeten erkennen dat we allemaal klein, jaloers en boos kunnen zijn

Dit is de eerste productie van Het NUT voor de grote zaal. Geeft die zaal jou als schrijver meer mogelijkheden?

„Het is te gek om over een grote cast te beschikken, waardoor je scènes met elkaar kan versnijden. Ook al die ruimte die je kan benutten, met een groot decor, met torens, is gaaf.

„Maar die mogelijkheden kunnen ook negatief uitpakken, omdat het eng is dat je iets van jezelf verwacht, terwijl je niet weet of je het waar kan maken. Alsof met de ruimte ook de verwachtingen toenemen. Dan zit ik op mijn zolderkamer, waar ik schrijf, met het zweet in mijn handen.”

Volgens je vrouw ben je hard voor jezelf. Het is niet gauw goed.

De onstuitbaar pratende Willems valt even stil. „Het is streven of sterven. Alles wat ik schrijf is een poging. In mij zit een calvinist die zegt dat het allemaal ontoereikend is, niet genoeg.”

Ben je zo’n pessimist?

„Met mijn gezin ben ik heel gelukkig. Maar de romantiek van de duisternis heeft me altijd aangetrokken. Mensen zijn niet van nature geneigd tot het goede. We moeten erkennen dat we allemaal klein, jaloers en boos kunnen zijn. Het heeft mij jaren gekost om met mijn woede om te kunnen gaan. Die kon af en toe opvlammen. Woede kan een sterke motor voor je creativiteit zijn, maar als je die niet beheerst, dan vreet die je van binnenuit op.”

Waar was je zo woedend over?

„Ik zeg niet dat het terecht was, hè. Het is een emotie. Ik voelde woede en verdriet, omdat ik het moeilijk vind om in het leven mijn draai te vinden. Om steeds op mijn bek te gaan en weer op te krabbelen – al doe ik de meeste ellende mezelf aan. Daarom noem ik schrijven ook steeds een poging: dat proberen erken ik nu als een definitie van leven. Dat helpt heel erg. Als je het steeds maar goed wilt doen, dan ga je onderuit.”

Wat is er zo moeilijk aan het leven?

„Het is moeilijk, omdat het een oneerlijke, onvoorspelbare rotzooi is – vaak. En omdat het moeite kost om je staande te houden. Bijvoorbeeld als er mensen in je omgeving ziek worden en overlijden: daar kun je niks aan veranderen. Dan moet je dealen met een onverschillig, koud universum.

„Misschien ben ik daarom schrijver. Uiteindelijk is alles wat je schrijft vormgeving van wat je meemaakt en van wat je niet aankan. Men zegt wel eens dat schrijven geen therapie moet zijn. Maar jezus, wat is het dan wel?”

Volgens Greg Nottrot zou je wel gelovig willen zijn.

„Ik noem mezelf een atheïst die god mist. Het ritueel troost, dus ik ga graag naar de kerk. Als ik in Maastricht ben, brand ik altijd een kaarsje voor de moeder van mijn vrouw. Ga ik even bij Maria zitten. Lieg ik mezelf dan voor? Of zoek ik alleen warmte, licht, een gebaar? Veel mensen geloven daarin, dus misschien surf ik mee op dat vertrouwen.

„De mooie dingen die geloof belooft, vind ik in verhalen. Alle kunst is een vorm van empathie, van onderzoek naar hoe je moet leven. Niet met kant-en-klare oplossingen, maar via de omweg van confrontaties met iemand die je zelf niet bent. Hoe meer confrontaties, hoe breder het palet van menselijke ervaringen waar je van kan proeven.

„Willen geloven en het geloof tegelijk uitsluiten, levert een mooie contradictie op. De twijfel is altijd sterker. Die twijfel maakt het leven niet makkelijker, maar wel leefbaarder. Misschien.”

Koning Krump, door Het NUT. Première 5 oktober, Stadsschouwburg, Utrecht. Tournee t/m 14 november. Info: het-nut.nl

Lees ook

dit interview met Greg Nottrot: ‘Ik zou graag meer als Frank Masmeijer willen zijn’

Greg Nottrot: „Het was juist zo aantrekkelijk dat hij vergane glorie was, een mythisch personage, afgezakt tot drugscrimineel.”


De opera ‘Peter Grimes’ laat zien hoe anders-zijn een risicofactor voor uitsluiting is

‘Vaar uit tot je geen land meer ziet, en breng je boot tot zinken.” Als een componist maar één keer in de hele opera een personage laat spreken in plaats van zingen, doet hij dat niet voor niks. Na bijna tweeënhalf uur muziek raakt die zachte spreekstem plotseling aan de kern van Benjamin Brittens opera Peter Grimes. De gelijknamige hoofdpersoon, een outcast in een klein Engels vissersdorpje, wordt verteld dat hij maar beter kan verdwijnen: in deze gemeenschap is geen plaats voor hem.

„Deze opera laat goed zien hoe een roddel iemand kan vernietigen”, zegt de Tsjechische regisseur Barbora Horáková Joly. Ze is voor de tweede keer te gast bij De Nationale Opera, waar ze in 2021 haar debuut maakte met Haydns Missa in tempore belli. In haar versie van Peter Grimes, die zondag in première gaat, werkt ze opnieuw samen met chef-dirigent Lorenzo Viotti. We spreken elkaar in het operagebouw, net na een repetitie, over het beklemmende verhaal waarin tenor Issachah Savage in de titelrol wordt uitgekozen als de zondebok van het dorp.

Wie het woord zondebok noemt, komt al snel uit bij de Franse filosoof René Girard (1923-2015). Girard beschreef uitvoerig het mechanisme waarmee samenlevingen in tijden van crisis een oplossing zoeken voor onderlinge spanningen. Door alle angst en woede af te reageren op één persoon of minderheid en die te verdrijven uit de gemeenschap, wordt de orde hersteld.

In het boek De zondebok (1982) illustreert Girard zijn theorie aan de hand van diverse mythen en Bijbelse teksten, maar het verhaal van Peter Grimes had er naadloos in gepast. Veel elementen die Girard signaleert bij klassieke zondebokvervolgingen spelen namelijk een rol in Brittens opera: massavorming, zwartmakerij, uitstoting en schuld.

Voor Horáková Joly is Girard niet zozeer het uitgangspunt, maar dezelfde thema’s komen aan bod in haar regie. Vooral schuld noemt ze een beslissende factor.  „De proloog begint er mee dat Peter Grimes terechtstaat voor de dood van zijn scheepsjongen, die aan boord is omgekomen. We weten niet precies wat er gebeurd is, maar al vanaf het begin bespeur je een zeker schuldgevoel bij Peter. We weten dat hij losse handjes heeft. Heeft hij de jongen gedood? Of neemt hij zichzelf kwalijk dat hij hem niet heeft kunnen redden?”

„Het was een ongeluk, besluit de rechter. Hij heeft duidelijk geen zin in gedoe, hij wil geen slapende honden wakker maken. Maar de mensen hunkeren naar een schandaal en beginnen achter Peters rug om te fluisteren.”

Repetitie van de opera Peter Grimes.

Foto’s: Bart Grietens

‘Mimetische begeerte’

Als Peter na de zitting wat hulp kan gebruiken op zijn boot en een nieuwe leerling zoekt, steekt niemand hem een hand toe. Alleen de gepensioneerde kapitein Balstrode en apotheker Ned Keene schieten te hulp; de 40-jarige schooljuf Ellen Orford, die een oogje heeft op Peter, regelt een nieuwe scheepsjongen. De rest van het dorp keert Peter de rug toe en roddelt over hem. Horáková Joly: „Peter is als outsider een gemakkelijk doelwit. Hij praat anders, hij denkt anders. Hij gebruikt poëtische taal die niemand begrijpt, hij stelt zichzelf existentiële vragen over de sterren en het heelal, waar komen we vandaan? Men vindt hem maar raar.”

Anders-zijn is een risicofactor voor uitsluiting, beschrijft ook René Girard. „Het is de doorsnee die hier de norm bepaalt”, stelt hij in De zondebok. „Hoe meer men in welke richting dan ook afwijkt van de grootste gemene deler, des te groter worden de gevaren van vervolging.”

Peter is als outsider een gemakkelijk doelwit. Hij praat anders, hij denkt anders

Barbora Horáková Joly
operaregisseur

Een belangrijke pijler in de ideeën van Girard is het begrip ‘mimetische begeerte’, de menselijke eigenschap om elkaars verlangens na te bootsen (van het Griekse ‘mimesis’, nabootsing). Je wilt iets omdát een ander het wil. Bij kinderen herkennen we die neiging meteen, denk maar aan een jongetje dat toevallig nét met de speelgoedauto wil gaan spelen als zijn broertje of zusje ermee bezig is. Maar volwassenen kunnen er ook wat van: is een mooie, dure sportwagen niet extra begeerlijk omdat iedereen hem wel zou willen hebben? En het gehamster tijdens de pandemie, was dat een rationele, zelfstandige wens of mimetisch gedrag?

Juist in tijden van onrust en crisis zijn mimetische begeertes extra besmettelijk. Dat gaat niet alleen over materiële verlangens, maar ook over abstractere begrippen als sociale veiligheid of bestaanszekerheid. Dat zie je terug in de kleine vissersgemeenschap uit Peter Grimes.

Repetitie van de opera Peter Grimes.
Foto Bart Grietens

Iedereen begeert vrijheid

„Alle dorpsbewoners zijn in zekere zin afhankelijk van iets of iemand anders”, duidt Barbora Horáková Joly. „Het blijft een beetje speculeren, maar we weten best veel over de personages. Je kunt allerlei biografietjes construeren. De weduwe Mrs. Sedley is verslaafd aan slaappillen omdat ze anders geen oog dichtdoet ’s nachts. Wat houdt haar wakker? We weten dat haar man is overleden, heeft ze daar iets mee te maken? Of neem Ned Keene. Is hij wel een echte apotheker? Hij verdient als kwakzalver juist zijn boterham aan de slaappillen van Mrs. Sedley.”

In die groep vol afhankelijkheidsrelaties begeert iedereen onderhuids hetzelfde: vrijheid. Peter Grimes is daar als buitenstaander de ultieme belichaming van. „Hij is niet bang om dingen op zijn eigen manier te doen, en dat wordt hem niet in dank afgenomen. De anderen zijn daar jaloers op. Ook op het feit dat hij een fantastisch goede visser is, trouwens.”

Lees ook

Viotti kleurt met Haydns ‘Missa’ buiten de genrehokjes

Haydns Missa in tempore belli door De Nationale Opera.

„En dan spelen er nog allerlei andere emoties in de gemeenschap. Veel daarvan zijn verbonden met de zee, die een grote rol heeft in deze opera. We horen een vrouwenkwartet zingen over hun angst en verdriet. Het is altijd maar weer de vraag of hun broers en echtgenoten weer terugkeren van het vissen. De storm kan hun huizen wegvagen. Ze leven dagelijks in angst, maar tegelijkertijd zijn ze als gemeenschap economisch van de zee afhankelijk.”

Tegen dat decor van sociale onzekerheid kunnen gevoelens van collectieve jaloezie omslaan in afgunst: men wil Peter zijn vrijheid afnemen. Mimetische rivaliteit, heet dat bij Girard. Iedereen verlangt uiteindelijk hetzelfde. Dat werkt massavorming in de hand, met gevaarlijke gevolgen. Girard schrijft: „Zelfs in de meest gesloten culturen denken de mensen van zichzelf dat ze vrij zijn […]; hun eigenschap dat ze een systeem van verschillen zijn maakt dat de meest bekrompen cultuurvormen van binnenuit worden beleefd als onuitputtelijk. Alles wat deze illusie verstoort beangstigt ons en roept in ons de oeroude neiging tot vervolgen wakker.”

Met andere woorden: we willen onszelf kunnen onderscheiden van de rest. Als een buitenstaander dat bedreigt, door veel verder af te wijken van de norm dan wij, voelen we ons aangetast in die eigenheid. Zo onderstreept de zondebok nog maar eens hoe eenvormig de massa is geworden. „[De gemeenschap] is beroofd van alles wat de mensen in tijd en ruimte ten opzichte van elkaar doet verschillen. Zo zie je hen dan ook op een ongeregelde manier samenballen op één plaats en op hetzelfde ogenblik”, beschrijft Girard.

Repetitie van de opera Peter Grimes.

Foto’s: Bart Grietens

Opgehitste massa

Barbora Horáková Joly’s regie van Peter Grimes geeft daar op indringende wijze gestalte aan, is tijdens de repetitie te zien. Wanneer ook Peters tweede scheepsjongen noodlottig overlijdt, begint het net zich te sluiten. Al die dorpelingen met hun kleurrijke biografietjes zijn een homogene, opgehitste massa geworden die Peter ’s nachts te grazen komt nemen. Met zaklampen schijnen ze allemaal in dezelfde richting, elke neus dezelfde kant op. De vernuftige muziek van Britten versterkt dat effect: het moment dat ze samen om hun slachtoffer schreeuwen („Peter Grimes! Peter Grimes!”) is een van de meest harmonieuze, eensgezinde passages in de hele opera.

Ook degenen die het langst in Peters onschuld geloofden, zijn overtuigd geraakt van het tegendeel. Zelfs Ellen weet niet meer of ze Peter kan vertrouwen. De genadeklap komt uiteindelijk van Captain Balstrode: hij is het die Peter opdraagt om zichzelf tot zinken te brengen. De volgende ochtend bericht de kustwacht dat er een schip is vergaan. Niemand maakt zich er druk om. Met de dood van Peter is de rust in het dorp weergekeerd, precies in lijn met het zondebokmechanisme van Girard. Peter Grimes is opgeofferd voor maatschappelijke orde.

Maar stel dat hij werkelijk schuldig was aan de dood van de twee jongetjes, is zijn straf in dat geval niet terecht? Volgens René Girard niet. Met het afreageren van hun woede houdt de menigte de zondebok namelijk verantwoordelijk voor de algehele maatschappelijke onrust in plaats van voor zijn individuele misdaad. Of hij schuldig is aan een specifieke wandaad doet niet ter zake, men ziet hem als oorzaak van alles wat ze kwetst.

„En het is nog maar de vraag wie er eigenlijk schuldig is aan de dood van de tweede scheepsjongen”, benadrukt Horáková Joly. „Zijn het niet de mannen die Peter in de tweede akte achtervolgen, waardoor het jochie struikelt en van een klif valt? En wat is de rol van Ellen? Zij heeft het jongetje naar hem toegebracht. Mijn idee is dat ze samen met Peter en het jongetje haar eigen droom van een gezinnetje hoopte te verwezenlijken. Draagt ze daarmee niet een deel van de verantwoordelijkheid? Die schuldvraag laat ik heel bewust open. Alle personages dragen iets met zich mee, iedereen projecteert zijn eigen geweten op een ander.”

Dit stuk is zo krachtig dat iedereen er iets in kan herkennen. Veel mensen voelen misschien het pestgedrag van vroeger op school

Barbora Horáková Joly
operaregisseur

Peter Grimes toont de complexiteit van het zondebokmechanisme in een dorpse gemeenschap. Maar hoe werkt dit op andere schalen, in ons eigen leven? „Ik ben er niet op uit om expliciete parallellen te trekken in mijn regie. Die komen hopelijk vanzelf. Dit stuk is zo krachtig dat iedereen er iets in kan herkennen. Veel mensen voelen misschien het pestgedrag van vroeger op school. Sommigen zullen denken aan Israël en Palestina, een ander weer aan Oekraïne. De première van Peter Grimes was in 1945, je hóórt de context van de oorlog in de muziek. Dat hoef ik niet te benadrukken.”

René Girard zag zondebokken als een ingebakken fenomeen van elke menselijke cultuur. Kunnen we ons ooit ontworstelen aan dit wrede mechanisme? „Ik zou het graag willen geloven”, verzucht Horáková Joly. „Maar mensen zijn nou eenmaal geschapen met een goede en een slechte kant. Niemand is zwart-wit. Dat is voor mij de kracht van Peter Grimes, die ambiguïteit voel je heel sterk in deze opera.”


Twee mannen, twee generaties, één grote liefde: het orgel. ‘Het was eeuwenlang het meest hightech wat mensen konden maken’

Twee organisten zitten aan de keukentafel.

„Wil je koffie?”, vraagt Ton Koopman (80).

„Lekker”, antwoordt Laurens de Man (31).

„Sterk?”

„Drie sterk, vier sterk, om even in orgeltaal te blijven”, grijnst De Man. „Dat zijn registers met meer pijpen per toets”, legt hij uit. „Dan heb je soms drie of vier boventonen erbij. Wat zou het record zijn? Stuk of tien of zo? Dat kan aardig oplopen toch?”

„Het hangt ervan af”, zegt Koopman. „Orgels uit de zeventiende eeuw hebben meestal meer pijpen dan die van honderd jaar later… Laat me eerst even op de koffie letten, anders krijg je hem te slap.”

Twee mannen, twee generaties, één grote liefde: het orgel, de koningin onder de instrumenten. Koopman werd deze week tachtig, maar zijn nieuwsgierige natuur en werklust lijken niets aan kracht te hebben ingeboet. Hij speelt (op orgel en klavecimbel), dirigeert, doceert en leest zich een slag in de rondte. Zonder rijkssubsidie weet hij bovendien al jarenlang zijn eigen Amsterdam Baroque Orchestra & Choir in leven te houden. En Koopman is ook voorzitter van het Bach-Archiv Leipzig, het belangrijkste onderzoekscentrum naar de muziek van het Duitse componistengeslacht – pater familias Johann Sebastian voorop – dat wordt gezien als grondlegger van de klassieke traditie.

Koopman is een icoon. Een status die dertiger Laurens de Man nog moet zien te bereiken. Zijn start belooft veel. In maart kreeg de organist en pianist de Nederlandse Muziekprijs, de hoogste staatsonderscheiding voor een musicus; de kroon op een tweejarig, zelf uitgestippeld studiepad. En van hem verschenen afgelopen maand liefst drie albums: één met het Chimaera Trio en twee mooie solo-cd’s met orgelstukken.

Lees ook

Ton Koopman: ‘Het voelt soms als vakantie’

Ton Koopman: ‘Het voelt soms als vakantie’

Onweerstaanbaar

Beide mannen begonnen al vroeg. „Op mijn tiende”, vertelt Koopman, „was ik organist in een kleine kapel in Zwolle, bij de Fraters van Liefde die lesgaven bij ons op school. Vlak voor Kerst stierf de pastoor-organist van hun klooster – ik kom uit een katholiek gezin – en toen dachten de broeders: ‘Beter een jochie dat wat lawaai maakt dan niemand’. Want ik kon uiteraard niet goed spelen. Ik had net pianoles. Maar zij gaven me de kans.” Glimlachend. „Ik mocht zelfs intreden.”

De Man verbaasd: „Had je nog geen les op het orgel?”

Koopman: „Nee, dat gebeurde pas op mijn zestiende. Ik was te klein om bij de pedalen te kunnen.” Hij krijgt op naar de boomlange De Man. „Daar zal jij geen last van hebben. Ik moest veel op de orgelbank heen en weer schuiven, dus mijn broeken sleten snel. Maar daar vond ik mijn plek. Al vanaf het moment dat ik in het knapenkoor zong van de Zwolse Sint-Michaëlskerk – zo rond mijn achtste – kon je me bij de organist vinden. Fascinerend. Die man was voor mij een genie. En hoe ben jij begonnen?”

„Op mijn elfde, ook in de kerk, zoals het hoort”, antwoordt De Man. „In mijn geval een protestantse. De kerk is altijd een stimulans voor de kunst geweest. Zelfs nu nog. Dat blijkt maar weer. Ik mocht er naast mijn pianolessen iets bij doen. Het extravagante orgel maakte veel indruk. Alleen het uiterlijk al – het klinkt misschien oppervlakkig – is een belevenis. Het orgel bezit een unieke schoonheid. De diversiteit in klank boeide me. Het was eeuwenlang het meest hightech wat mensen konden maken, het vergt veel precisie op allerlei ambachtelijke vlakken. Het orgel gold als wereldwonder.”

Koopman: „En dat is het nog steeds.”

De Man: „Vooral de oude zijn onweerstaanbaar. Hoe komt het dat we ons niet altijd kunnen warmen aan de moderne instrumenten? Zijn we wat kwijtgeraakt onderweg?”

Koopman: „Op een oud orgel geniet je van de vocale klank. Een grondregel van het spel in de achttiende eeuw was: wie wil weten hoe te spelen, moet luisteren naar goede zangers. Dat karakter hebben veel moderne orgels niet. Ik krijg de indruk dat de menselijke maat vaak vergeten wordt, dat een orgel vooral groot en luid moet zijn. Ik heb een voorliefde voor kleine, al kan een groot plenum ook mooi zijn. Dat is sterk en macho.”

De Man: „Voor leken, plat gezegd, is het plenum het volle orgel. Natuurlijk trek je nooit alle registers tegelijk open, want dan kan muziek een troebele muur van geluid worden. Je wilt dat het instrument imposant klinkt, maar helder blijft. En dat kregen oude bouwers op een of andere manier voor elkaar.”

Lees ook

Laurens de Man: ‘Ménsen kunnen een piano nooit perfect stemmen’

Laurens de man.

Organistenziekte

Meestal zitten organisten ergens hoog in een kerk verscholen. Zelden zie je hen werkelijk spelen. Als dat wel het geval is, beklijft het beeld van een topsporter die de vingervlugheid van een pianist combineert met het voetenwerk van een tennisser. Valt dat eigenlijk wel tot op je tachtigste vol te houden? Ja, knikt Koopman. „Mijn virtuositeit neemt niet af, alleen het studeren wordt langzamer. Vroeger begon ik één of twee dagen voor een concert aan een stuk. Dat zou ik nu niet meer durven, want het lezen van de muziek gaat trager. Maar de voeten lopen nog over de pedalen.”

Toen de elektrische gitaar zijn intrede deed in de mis, nam ik ontslag als kerkorganist. Dat ding erin, ik eruit

Ton Koopman

De Man: „Ik herinner me de dag dat mijn leraar me opdroeg om voor het eerst alles tegelijk te doen. Mijn wanhoop was groot. Dit komt nooit goed, dacht ik. Op je elfde drie balken lezen en met alle ledematen onafhankelijk van elkaar bewegen, dat was enorm wennen. Toch blijkt het te kunnen als je volhoudt. Vraag me alleen niet hoe dat precies werkt in het brein.”

Koopman: „Je bent in staat verschillende dingen op hetzelfde moment doen.”

De Man: „Dat is hoogst mysterieus toch? Ik wil er niet te veel over nadenken, anders zou me de angst kunnen bekruipen dat ik het op een dag niet meer kan, omdat het bewustzijn in de weg gaat zitten.”

Koopman: „Weet je trouwens dat er zoiets bestaat als een organistenziekte. Johann Sebastian Bach leed eraan. Mensen konden hem eraan herkennen.

De Man: „Een soort botvergroeiing, toch?”

Koopman: „Ja, in het bekken. Een medicus onderzocht dat bij verschillende organisten. Hij stelde bij mij die kwaal vast, waarschijnlijk veroorzaakt doordat ik vanaf mijn kindertijd heen en weer schuif op de orgelbank. Hij zei ook dat het lichaam in het Bach-graf in de Thomaskirche in Leipzig net zo’n vergroeiing heeft.”

De Man: „Het graf dat wij organisten allen vereren.”

Koopman: „Graven werden elke twintig jaar geruimd, dus dat is op dat kerkhof vijf tot zes keer gebeurd, voordat ze het zogenaamde lichaam van Bach vonden. Zijn tweede vrouw Anna Magdalena lag in hetzelfde graf. En ze verdiende haar geld als naaister. Op een dag vonden ze een kist – bovenop een andere – met een naaidoosje erin. Bingo! Alleen dat voorwerp is inmiddels gedateerd op 1820 en weduwe Bach stierf zestig jaar eerder.”

De Man: „Oeps.”

Koopman: „Voor mij is het niet belangrijk of Bach er ligt. Zijn geest is daar. En dat voel je. Wanneer je achter het orgel zit in de Thomaskirche – waar Bach zo’n twintig jaar werkte – dan denk je: ahum, nu goed spelen.”

De Man: „Daar hebben organisten kennelijk een antenne voor bovennatuurlijke verschijningen.”

Orgelparadijs

Beide mannen willen niet somberen over de toekomst van het orgel. „Ik heb ook geen keus”, zegt De Man, „want het is mijn vak. En positiviteit lijkt me de enige weg om verder te komen. Voor veel ouderen symboliseert het instrument deels de kerk waarmee ze braken. Bij jongeren zie ik dat niet. Enerzijds een voordeel, anderzijds hebben ze nu helemaal geen idee meer. Ik spreek veel mensen die denken dat een orgel alleen luid kan spelen. Die onwetendheid kan dus een probleem worden, al liggen in die onbevangen houding ook kansen.”

De Man ziet her en der tekenen die zijn optimisme schragen. Als organist van de oecumenische Janskerk in Utrecht vroeg het studentenpastoraat hem voor een meditatief concert. Lagen er plotseling zo’n honderdtwintig jongeren op hun yogamat naar orgel te luisteren. „Het kan op die manier een mooie, intuïtieve ervaring zijn”, vindt hij. „Ik ontmoet mensen die gegrepen worden door zo’n belevenis in een prachtige ruimte met een wonderlijk instrument waarvan ze enkel de naam kennen.”

Tijdens een meditatief concert lagen er plotseling zo’n honderdtwintig jongeren op hun yogamat naar orgel te luisteren

Laurens de Man

Koopman: „Het is vreemd. Soms vraag ik mijn orkest: ‘Ga je liever naar orgel of klavecimbel?’ In zo’n geval kiest iedereen klavecimbel. Vertolken we daarna samen een orgelconcert van Händel, dan zijn de musici betoverd. Het is aan ons om die magie op te roepen en levend te houden. Want het orgel is een koor: het ademt, maakt zinnen en vertelt verhalen aan wie zich ervoor wil openstellen.”

De Man: „Dat laatste lijkt me over het algemeen een goede levenshouding. Kerkmuziek staat onder druk. Gelukkig zijn veel monumentale orgels beschermd.”

Koopman: „Ik ging vanaf mijn tiende op de fiets orgels bekijken in een omtrek van dertig kilometer rond Zwolle. Dan noteerde ik de dispositie, in de hoop dat ik erop mocht spelen. Die schriftjes heb ik helaas weggegeven. In die tijd kon je in dat gebied zeker duizend orgels vinden. Mijn zomervakantie ging eraan op. Deventer was een waar orgelparadijs. De instrumenten en het publiek zijn het probleem niet. Waar ik me wel eens zorgen over maak, is de aanwas van organisten. Ons beroep behoort tot de slechtst betaalde in de muziek.”

Spiritueel

De Man begeleidt nog altijd kerkdiensten. Koopman stopte daar al decennia geleden mee. „Een kerk belichaamt voor mij een spirituele ervaring”, zegt hij. „Ik ben geen atheïst, maar ook niet iemand die zondags naar de mis gaat. Ik kom vaak in kerken voor concerten. Zo’n ruimte inspireert. Toen de elektrische gitaar zijn intrede deed in de mis, nam ik ontslag als kerkorganist. Dat ding erin, ik eruit. Vroeger was alleen de allerbeste musicus goed genoeg om Gods lof te prijzen. Dat mogen we nooit vergeten. Maar ongelovig, nee, daar speel ik te veel kerkmuziek voor. Je kan geen Matthäus-Passion van Bach uitvoeren als je niet gelooft wat daarin gebeurt. Het hoeft alleen niet te betekenen dat je kerkganger bent.”

De Man: „In het orgel klinkt het kerkgebouw mee. En die – voor veel mensen – onalledaagse klank kan de beleving van zo’n ruimte intens verrijken. Het maakt een kerk tot een spirituele plek waar je het hogere kunt ontmoeten. Dat begrijpen katholieken met hun beeldsymboliek trouwens beter dan protestanten, die alles proberen uit te leggen. Die aanpak werkt doorgaans niet, want geloof is in de aard der zaak niet rationeel. Dus hoe meer woorden je eraan besteedt, hoe ongelooflijker het wordt. Maar de muziek… Ik bedoel: bij haar trouwdienst moest Máxima huilen bij de tango Adiós Nonino. Niet bij de preek. En het was een fatsoenlijke preek. Dat zegt wel iets toch?”

Ton Koopman toert met zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir van 19 t/m 27 oktober door Nederland met het Händel-oratorium Esther. Op de 21ste zullen koningin Máxima en prinses Beatrix het concert in Utrecht bijwonen ter ere van Koopmans tachtigste verjaardag. Laurens de Man reist momenteel met het Nederlands Kamerkoor langs de kerken en zalen met The Canterbury Songs.


Nieuwe directeur Rotterdam Museum: ‘Het is ontzettend belangrijk dat het museum terug in de stad komt’

Rotterdam heeft al een paar jaar twee musea waar je niet naar toe kan. Museum Boijmans Van Beuningen sloot de deuren in 2019. Bedoeling is dat het museum, na een grondige verbouwing, weer opengaat in 2030.

Museum Rotterdam sloot de deuren zelfs twéé keer. In 2012 verdween het uit het monumentale Schielandshuis. Later was het op een andere plek (in nieuwbouw) weer een paar jaar open. Museum Rotterdam is nu dicht sinds 2021, de museumruimte heeft een andere bestemming gekregen.

Sinds deze week is er in elk geval weer een directeur. Léontine Meijer-van Mensch (51) is voormalig directeur van de volkenkundige musea van Leipzig, Dresden en Herrnhut, daarvoor was ze adjunct-directeur van het Joods Museum in Berlijn en docent aan de Reinwardt Academie Amsterdam.

We spreken elkaar in het museumdepot, een gebouw van eind jaren zeventig op een industrieterrein. In dat depot liggen zo’n honderdduizend objecten opgeslagen, waarvan de helft online te bezichtigen is op de site van het museum: kleding uit diverse tijdvakken, schilderijen van voorname stadsbewoners, jeneverkruiken en mosterdpotten. Er zijn recente objecten (het bureau van Pim Fortuyn), maar ook hele oude, zoals houten fragmenten van de uitwateringssluis waaraan de stad zijn naam dankt. Voor zijn geschiedenis heeft de stad alleen nog een klein museum over de oorlog: Museum Rotterdam ’40-’45 NU.

Lees ook

Het museum is dood, leve het museum

Museum Rotterdam zorgt nu niet voor de reuring die bij een stadsmuseum hoort, aldus een gezaghebbend advies.

Dus dit is haar nieuwe werkplek: het depot van een museum zonder gebouw. Waarom zei ze ‘ja’ tegen deze baan? Léontine Meijer: „Ik had een paar redenen. Deze stad is geen openluchtmuseum, wat ruimte geeft om nieuwe dingen te doen. En er is een robuuste, uitdagende opvatting van cultuur: in de contemporary art scene gebeurt veel, van hoog niveau. Ik zie hier heel veel dynamiek.”

Dat klinkt als ‘ja’ tegen de stad. U zei ook ‘ja’ tegen een museum.

„Ik ken het museum en ik ken dit gebouw. Het depot was ooit het meest innovatieve collectiegebouw van het land. Hier deelden voor het eerst verschillende musea hun expertise over conserveren en restaureren. De objecten werden samen bewaard: hout bij hout, textiel bij textiel. Mensen uit het werkveld kwamen op bezoek om dat te zien. Ik ook, toen ik nog lesgaf.

„En ook het museum liep vooruit op andere, vergelijkbare musea. Het ging als stadsmuseum de wijken in, organiseerde buurtprojecten, werkte samen met andere organisaties. Als je in de museumwereld werkt, weet je: dit museum was wat dat betreft bijzonder. Andere musea namen het idee later over, je kreeg wellicht een beetje de wet van de remmende voorsprong. Toen ik hoorde dat het museum ging sluiten, dacht ik: wat erg, dat kan toch niet.”

Léontine Meijer-van Mensch, de nieuwe directeur van Museum Rotterdam, poseert bij de kassa van de kleine permanente tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog in Coolhaven.
Foto Hedayatullah Amid

Wat voor soort museum ziet u voor zich?

„Zelf heb ik meerdere museale zielen in mij. Ik denk graag na over collecties, over wat je kunt laten zien. En ik hou van de sociale relevantie van een stadsmuseum. Want dat kan een plaats zijn waar je samen nadenkt over thema’s die belangrijk zijn voor de stad. De plekken waar we elkaar als inwoners tegenkomen, zijn minder in aantal geworden. De dorpspomp waar je elkaar ontmoette en met elkaar praatte: die is verdwenen. Dus het gaat erom hoe je die twee dingen combineert: collectie en relevantie.”

Is dat op een fysieke plek, zoals de dorpspomp dat ook was?

„Jazeker. Het is ontzettend belangrijk dat het museum terug in de stad komt. En dat daar een verhaal wordt verteld dat te maken heeft met het erfgoed. Bijvoorbeeld dat je de houten fragmenten van die dertiende-eeuwse damsluis ziet en weet: dit was het oudste punt, zo is het allemaal begonnen. En dan heb ik het over een heterogeen wij: iedereen in de stad kan een relatie opbouwen met die damsluis, ook als je er niet vandaan komt of er nog maar kort woont. De rol voor erfgoed zie ik als: hoe kun je daar zo over vertellen dat mensen er een eigen verhaal in herkennen? Dat het verhaal van die damsluis gaat over waar jij vandaan komt, wat jóúw origine is.”

Hoe ziet dat museum er dan uit?

„Het is in mijn ogen geen chic, pompeus pand. Een voornaam gebouw heeft niet de laagdrempelige uitstraling die je zoekt voor een stadsmuseum. En duurzaamheid is ook een thema: je wilt wellicht niet meer een museum dat nog moet worden gebouwd. Er moeten ook andere functies in kunnen komen, ik wil weg van het open-van-tien-tot-vijf-idee. Dus dan heb je bijvoorbeeld verschillende ingangen, ook één voor ruimtes waar je ’s avonds komt voor film of debat. Of waar overdag buurtcomités komen om te vergaderen. Misschien dat ergens makers zitten, kunstenaars die er werken.

„Het moet dus een ander soort sociale dynamiek krijgen dan wanneer het alleen maar een museum is. Ik noem dat een netwerkmuseum, een plek van waaruit je wortels slaat in de stedelijke omgeving. Als je op die manier een sociaal-maatschappelijke relevante plek creëert, kun je bovendien geld tappen uit andere vaatjes: sociale zaken of welzijn. Dan heb je als stad meer redenen om te investeren.”

Ik zoek naar wat ons verbindt en ik weet dat een stadsmuseum daarin een functie vervult

Maar dat gebouw is er nog niet. Misschien zelfs over één of twee jaar niet.

„Misschien ook wel. Ik heb er een goed gevoel over, ik ben niet uit een ander land hier naartoe gekomen om bot te vangen. En dat zou de stad zich ook niet willen permitteren, denk ik. Maar zolang het gebouw er nog niet is, ga ik mensen vragen of we samen iets kunnen opzetten. We hebben zo veel objecten, dat we partner kunnen zijn voor heel veel verschillende instituten en initiatieven. Ik weet: het wordt niet makkelijk. Maar ik weet wat ik zoek, ik zoek naar wat ons verbindt en ik weet dat een stadsmuseum daarin een functie vervult.”

Met een belangrijke rol voor die honderdduizend objecten?

„Ja, want de collectie geeft ook houvast. Je bent een museum dat terugkijkt, maar tegelijk denk je na over: hoe gaan we verder, wat wordt de stad van de toekomst? En dan kom je uit bij grootstedelijke vraagstukken: hoe willen we daar straks wonen. Maar ook bij onderwerpen als eenzaamheid. Of armoede. Dan word je als museum relevant.

„En voor al die thema’s hebben we ook altijd objecten. Neem sport, dit is de enige stad met drie betaalde voetbalclubs. We hebben heel veel sport in de collectie, oudere objecten maar ook veel hedendaagse. Dat verhaal kun je dan weer verbinden met de sociale functie van sport. Wat gebeurt er als die wordt uitgehold? En wat vinden we daarvan? Humor is ook een mogelijk thema, dat is het onderwerp waarmee ik heb gepitched toen ik solliciteerde.”

Over die sollicitatie: in de vacature stond dat ze iemand zochten met uithoudingsvermogen.

„Ik ga het ook niet na één of twee jaar opgeven. Want ja, uithoudingsvermogen is denk ik wel realistisch. Als het ene niet lukt, gaan we ons herpakken en doen we het andere. Maar ik heb wel een deadline voor mezelf gesteld: binnen nu en tien jaar moet dit museum weer zo’n nieuwe draai aan het idee van stadsmuseum hebben gegeven, dat mensen zeggen: dit is het museum dat we willen.”

Lees ook

‘Stadsmuseum Rotterdam moet niet wéér weggestopt’

Museum Rotterdam zat tot de sluiting (eind november 2020) in het Timmerhuis, achter het stadhuis.


Kunstenaar Mette Sterre vaart over de Rijn: ‘Eindelijk varen we. Ik 3Dscan de tent’

Dinsdag 17 septemberAmsterdam – Rösrath

Prinsjesdag in Nederland, maar ik stap in de trein naar Duitsland. Ik check nog een keer wat ik in de laatste pakpaniek heb meegenomen; tie wraps, een graveer-pistool, waterverf vers uit Seoul, ijzerdraad, een groot stuk wit katoen, spiegelfolie, powerbanks, prijstagging gun, witte stof, stof-hardener, metaaldraad, batterijen, oude laptop, een boek van Midas Dekkers over verval en van Karen Barad over kwantumfysica, een hoofdlamp, regenlaarzen. En blijkbaar dacht ik dat scharen belangrijk zijn, want bij herinventarisatie concludeer ik dat ik er vier heb meegenomen.

Wat ben ik allemaal van plan?

Reizend over de rivier zullen we door verschillende landschappen varen, door natuur maar ook door het Ruhrgebied, van Duitsland naar Nederland. De rode draad die door onze reis heen krioelt is transformatie, beginnend bij het landschap, natuur en geschiedenis en eindigt bij industrie, economie en toekomst.

De folklore van de Rijn staat bol van transformatie. Natuurlijk de Lorelei (altijd vrouwen die mannen verleiden zich te doen verdrinken) maar ook de nixen; een veranderlijke soort waternimfen. Als kind was ik al geïnteresseerd in transformaties. Mijn favoriete X-man was altijd Mystique, de shapeshifter. Maar als je alles bent, dan ben je toch eigenlijk ook niets?

De boot vaart van Arnhem naar Driel.
Foto Eric Brinkhorst

Woensdag 18 septemberRösrath

De eerste dag van samenzijn. We bespreken onze verwachtingen en onze angsten en hoe we op onze anarchitecturale MS Fusion boot gaan samenleven. Of wordt het overleven? Zelf ben ik vrij claustrofobisch.

Donderdag 19 september Rösrath – Neuss

We gaan naar Aussichtpunkt Terra Nova en kijken uit over een groot gat dat eens oerbos was, nu de grootste bruinkoolmijn in Duitsland. Een landschap van uitgegraven grond, met in het midden een duizelingwekkend diep zwart gat. Eerst is het overweldigend, maar hoe langer ik kijk, hoe destructiever het wordt.

Het doet me denken aan mijn soloshow Vicious Circle Disco vorig jaar in het Coda Museum in Apeldoorn, een balanceeract van het dagelijkse leven op een aarde vol met open wonden. Precaire kartonnen figuren in een rolschaatsdisco reden maandenlang rondjes om draaiende sculpturen van pussende wonden.

Uitkijkend op de mijn, praten we over onze eigen perverse fascinaties voor destructie en verval. Voor mij is het in het overgeproduceerde, georganiseerde landschap van Nederland ook een welkom tegengeluid van de drang naar perfectie en vernieuwing. Het constante weggooigevoel; weg met het oude, in met nieuwe.

In Museum Ludwig praten we met adjunct-directeur Rita Kersting over de Keulse Progressieven; een groep kunstenaars wier werk zeer verstrengeld was met hun activisme – de strijd tegen het kapitalisme en het opkomende fascisme in Duitsland. Helaas zijn er makkelijke verbindingen te leggen tussen die tijd en huidige politieke ontwikkelingen van extreem-rechts in Nederland en Europa.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Kunstproject Liquid Becomings op de Nederrijn. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Kunstproject Liquid Becomings op de Nederrijn. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/25171636/data122161298-45badb.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-7.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-5.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-6.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-7.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-8.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/h1sRwwwkmbHE6KfRfIMQvLHfTHw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/25171636/data122161298-45badb.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Mette Sterre op de Nederrijn. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Mette Sterre op de Nederrijn. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/25171630/data122161253-fe8798.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/kunstenaar-mette-sterre-vaart-over-de-rijn-eindelijk-varen-we-ik-3dscan-de-tent-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/K9jUjGCukUb1z8hFYSli9_D8JU8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/25171630/data122161253-fe8798.jpg 1920w”>

Kunstproject Liquid Becomings op de Nederrijn.

Foto’s Eric Brinkhorst

Vrijdag 20 september Rösrath – Neuss – Düsseldorf

De eerste dag op de boot, we verlaten ons huis in Rösrath in overvolle taxi’s. We leren bootlingo en verdelen de slaapplekken. De MS Fusion is een platform met een stellage en daaronder een grote tent, met kleine tentjes erin, onze slaapplekken voor de komende tijd. Eindelijk gaan we varen! We zien vervallen industrie en nieuwe gebouwen, we zien vogels vliegen als jetski’s, vrachtschepen. Ik 3d-scan de tent.

Spanning en sensatie;
MS Fusion trippelmaran
Stand 3 kleine takken wiegen
Een veilige haven kan bedriegen
Knoop in je theedoek
Anders
Mens over boord
Wat een motor verhit
blijf wijzen in afgrijzen
Bliksem en windkracht 100
op het menu
Magritte Koblenz serendipiteit
Iedereen zingt
Stond aan het roer Echt niet
Kwam en zag het Ruhrgebied
Niet in het reine met het verleden
Toen alle dinosaurusfossielen
in de lucht verdwenen
Stiekem ook wel mooi

We loggen in op de Mediahaven in Düsseldorf, we zijn de vreemde eend in de bijt in deze luxueuze haven. Terug de boot op tijgeren we naar het kapiteinsplatform. Het is een speeltuin voor volwassenen en ik ben dol op spelen.

’s Avonds schudden we de impressies van de Ruhr af bij de queer karaoke avond – van Britney tot Todrick Hall tot Whitney Houstons ‘Greatest Love of All’. Samen zingen we Baz Luhrmans ‘Everybody’s Free to Wear Sunscreen’. Een beetje een karaoke killer… maar het wordt ONS lied.

Zaterdag 21 september Düsseldorf – Wezel

De grote tocht van Düsseldorf naar Wezel, de burgemeester is een ezel. Zweefvliegtuigen glijden van een groot grasveld door het luchtruim boven ons. De reis over het water is magisch, ruïnes van oude staalindustrieën naast nieuwe bedrijven – en de slagroom op de taart is een enorme sculpturale wolkenunit uit een schoorsteen. Boten vol met zwarte bergen zand (zou het uit het grote gat bij Neuss komen?). Zoveel industrie, maar ook koeien op het strand.

Zondag 22 september Wezel – Arnhem

Birds don’t have noses,
cows on the beach
Don’t preach just reach
Landfill instead of agriculture
Power to the pieper
maar dan wat genieperig
Dankbaarheid waar ben je heen
Steeds weer een ezel
tegen dezelfde steen
Wee je gebeente
uit de verkeerde kant van het bed
Wat een pretpark
Een gat in het kernenergie park
Lunatic, tiktok
Zweef door de uitstoting
draai rondjes
Vergeet even
de microplastische klontjes
Regen regen kunnen we
ons er doorheen bewegen
Vervorm is het regen of storm
Gevaarte van de sluis
Een monsterachtig reuzenhand
Bonkt op de deur
echodrama
Het water zakt
Slijmerige muur
Reddingsvest voor de val
Was er maar een reddingsvest
voor iedereen

Mette Sterre in een haven.
Foto Eric Brinkhorst

We varen langs een themapark in een oude kerncentrale. Een zweefmolen stijgt op uit de grote reusachtige met berglandschap beschilderde toren. Helemaal passend bij m’n huidige onderzoek naar vergane pretparken voor een grote tentoonstelling die volgend jaar opent bij W139 in Amsterdam.

Het is de equinox vandaag. We verhuizen van de boot naar een strandje. Wat we mee zeulen zijn de benodigdheden voor een ritueel, geleid door Alicja Wysocka.

We schrijven op wat we willen loslaten op papier, verbranden deze woorden op een ‘maanbal’, wat eigenlijk een achtergelaten, verlaten, vergane voetbal is. Alicja wast onze handen met klei. We laten los. We regenereren tot een nieuw zijn, beschilderde gezichten, glitters, roze en blauw. Onverwachts lijkt er opeens een enorm oranje sculptuur te zijn. Het is de maan, groot, rood en vurig, als een zon die opkomt, maar voor deze hebben we geen zonnebrandcrème nodig.


Een veer met speld of een gapend gat: alles kan een vrouw zijn bij kunstenaar Joan Miró

Intellectuelen zijn idioten, aldus Joan Miró. Of hij nu gelijk heeft of niet, het is voor zijn werk in elk geval een zegen geweest dat hij niets met intellectualisme had. In het Haagse museum Beelden aan Zee is nu de tentoonstelling Joan Miró Sculptures te zien, omdat er doorgaans meer aandacht is voor zijn schilderwerk dan voor zijn beelden. Wie daar voor twee barkrukken staat, waarbij op de ene een ei ligt en op de ander een vierkant wit blok, beseft dat niet achter elk werk een diepe betekenis hoeft schuil te gaan om er toch een tijdje geboeid naar te kijken. De zwarte kruk met het gele ei erop is de vrouw, de iets hogere rode kruk met het vierkante witte blok en een soort van gezichtje erop geschilderd is de man. ‘Monsieur et madame’, noemde Miró het werk uit 1969.

Miró, die met zijn landgenoten Pablo Picasso en Salvador Dáli nog steeds tot de grootste kunstenaars van het Spaanse modernisme wordt gerekend, staat bekend om zijn speelsheid en kleurrijkheid . Moeilijke ideeën lijken er niet achter zijn werk te zitten. Immers, stel de monsieur was het ei geweest en de madame het vierkante blok, dan was dat verwarrender geweest. Je herkent het werk snel omdat de beeldtaal vrij eenvoudig lijkt.

Zijn gesuggereerde eenvoud past ook bij de verhalen die over hem de ronde doen: Miró als sobere man die van het Catalaanse landschap en de Middellandse Zee hield. Hij stond om zes uur op, werkte in zijn atelier, deed dan een half uur gymnastiek, werkte een lichte lunch naar binnen, rookte drie sigaretten, deed een klein tukje om dan weer te gaan werken. Het leverde aan het eind van zijn leven ruim 5.000 tekeningen en collages op, minstens 2.000 schilderijen, zo’n 500 sculpturen en ongeveer 400 keramiekstukken, naast muurschilderingen, boek- en platenhoesillustraties, wandkleden, decorstukken en kostuums voor het theater.

Honger

Anders dan de meeste van zijn kunstvrienden die hij halverwege de jaren 20 vaak ontmoette in Parijs, nam hij geen verdovende middelen om tot hallucinerende werelden te komen, ook zijn er geen verhalen dat hij vrouwen mishandelde zoals zijn vriend Picasso. Een hallucinerend schilderij – zoals het beroemde Carnaval de Arlequín – kwam voort uit vergaande honger, legde hij zelf vaak uit. De voorman van het surrealisme, André Breton, noemde Miró de meest surrealistische kunstenaar die er was vanwege zijn vele droomwerelden in zijn werk, maar Miró zelf moest er uiteindelijk weinig van hebben. Hij had geen zin in de regels en dogmatiek die Breton voor het surrealisme opstelde. „Ik wilde niet iemand die zei hoe ik me moest gedragen”, zei Miró er zelf over in latere interviews.

Joan Miró met de voorwerpen voor de sculptuur Personage, 1967
Foto Claude Gaspari

Speelsheid koppelen we in kunst graag aan lichtheid, vanuit het idee dat wie de wereld tot heldere lijnen kan terugbrengen, vast geen innerlijk diepe wateren heeft. Wie over Miró leest, leert dat hij een kinderlijk plezier aan van alles beleefde, en een soort puberale rebelsheid in zich had die hem zijn hele leven jong hield. De tentoonstelling Joan Miró Sculptures bevestigt dat idee: een model van het beeld Couple d’amoureux aux jeux de fleurs d’amandier (1975) – dat op ware grootte in het Parijse zakendistrict La Defense staat – het beschilderde brons van de twee beelden Personnage, die hij beide in 1967 maakte of het knalblauwe hoofd van Femme et oiseau (ook uit 1967) raakt in een goed humeur. De mens terugbrengen tot felgekleurde koppen op een stang of zwart blok; het is briljant in z’n eenvoud.

In 1959 zei Miró zelf daarentegen in een interview: „Als er onopzettelijk iets grappigs in mijn werk is, dan komt dat waarschijnlijk voort uit de behoefte te ontsnappen aan de tragische kant van mijn temperament. Het leven komt me absurd voor.” Absurditeit is doorgaans het vereenvoudigen van een wereldbeeld door uitvergroting, en wie dat in zijn achterhoofd houdt, ziet in zijn werk niet alleen een eenvoudige beeldtaal, maar ook rebelsheid door getormenteerdheid.

De vrouw als monster

Miró zette de wereld al bij zijn geboorte op z’n kop. Zijn moeder was er van overtuigd dat ze een dochter zou krijgen. Ze was dan ook stomverbaasd toen er op 20 april 1893 in Barcelona een jongetje naar buiten kwam. Miró maakte veel schilderijen en sculpturen rondom het thema moederschap, waarbij het natuurlijk ook mogelijk is dat ze gebaseerd zijn op de geboorte van zijn dochter.

Wie die sculpturen bekijkt, hoopt in elk geval dat ze niet al te letterlijk geïnspireerd zijn door zijn vrouw Pilar Juncosa, met wie hij in 1929 trouwde en een jaar later een dochter kreeg. De vrouwen zijn in sommige beelden gereduceerd tot vagina’s die je als een gigantische open wond toelachen. In Beelden aan Zee staat een kleinere: een bronzen beeld dat hij in 1969 maakte. Uit een open gat kijkt een klein figuurtje dat door de streep in het midden letterlijk gespleten lijkt, met aan de ene kant een groot oog en aan de andere een kleiner. De vrouw die het wezentje in haar holte draagt is een drieogige eenhoorn, haar armen steken wat misvormd uit.

Op de tentoonstelling Joan Miró Sculptures worden naast Maternité maar liefst dertien (vooral bronzen) beelden getoond van de vrouw (of haar torso) en drie beelden in de combinatie vrouw en vogel. De ene keer is de vrouw een soort fontein, de andere keer een eenogige lekke voetbal met een staart of, in Femme (1970), een ronde schijf met twee borsten die eruit zien als priemogen, een enorm gat eronder bij wijze van vagina en een klein hoofd dat het voorste deel van een speelgoedauto is. Of, om er nog eentje te noemen, een eenarmige schoonmaakfles met daarop een schoonmaakdoekje waarop twee knobbels vastgeplakt zitten. Je hoeft geen feminist te zijn om te constateren dat de vrouw bij Miró weinig flatteus wordt verbeeld, maar je merkt ook dat de vrouw tegelijkertijd alles kan zijn.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Joan Miró, Maternité, 1969″ data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Joan Miró, Maternité, 1969″ data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/24171042/data122135345-08677d.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/fJXWo3glgiqepZUryfyWS4dnnCg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/24171042/data122135345-08677d.jpg 1920w”>

Joan Miró, Maternité, 1969

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Joan Miró, Femme, 1971 ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Joan Miró, Femme, 1971 ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/24171039/data122135360-7fb020.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-15.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-13.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-14.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-15.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/een-veer-met-speld-of-een-gapend-gat-alles-kan-een-vrouw-zijn-bij-kunstenaar-joan-miro-16.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/MLYfijK70N5bhOyO1rBnaDvtmGA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/24171039/data122135360-7fb020.jpg 1920w”>

Joan Miró, Femme, 1971

Foto’s: Fundació Joan Miró, Barcelona. © Successió Miró c/o Pictoright Amsterdam 2024

Die verrassende opties ontstaan omdat de beelden een soort cadavre exquis zijn: objecten die ogenschijnlijk willekeurig op elkaar aansluiten, waardoor een nieuw wezen ontstaat. Het was een idee dat hij in Parijs had opgedaan toen hij de dadaïst Marcel Duchamp ontmoette, die de wereld veroverde met een fietswiel op een krukje. Miró maakte nieuwe vrouwen, vogels, strijders en of ‘personages’ zoals ook veel titels van zijn sculpturen luiden.

„De sculpturen moeten lijken op monsters die in het atelier wonen – een wereld op zich”, zei Miró in interviews over zijn beeldhouwkunst, waar hij zich pas op toelegde toen hij al beroemd was met zijn schilderijen. De vrouwelijke monsters mogen als sculptuur weinig sexy zijn, vergeleken met de vrouwen op zijn schilderijen valt het allemaal reuze mee. Zo schilderde hij in 1934 het schilderij Vrouw (veel titels van werken blinken niet uit in originaliteit, maar zijn wel to the point) waar een monster loeit. Je ziet haar misvormde hoofd, maar het oog wordt vooral getrokken naar de wijde vagina die de vorm heeft van een brede bek met enorm veel tanden erin. Of neem de Femme Assise II uit 1939, waar een zittende vrouw een grotesk beest is. De veelhoofdige vrouwen van Picasso zijn daarbij vergeleken nog uiterst flatteus.

De beeldhouwer Miró lijkt dus wat milder dan de schilder. Misschien komt het omdat hij naar eigen zeggen zijn schilderijen in de stad maakte en zijn sculpturen op het platteland, en daar gebruik maakte van wat hij tijdens zijn wandelingen vond. De beelden boden bovendien de mogelijkheid zich te verlossen van de verf die hij al vaker had willen „vermoorden”, zoals hij dat zelf noemde eind jaren 20. Hij wilde af van het idee dat schilderen zich beperkte tot het doek, de ezel en wat verf. Zo kwam hij in die tijd tot drie portretten van een Spaanse danseres, de laatste versie werd uiteindelijk een collage: de danseres teruggebracht tot een speld met veer.

Vuur en ijzerdraad

Schilderen blijft echter zijn voornaamste bezigheid – en daarin was hij ook beter, zie je in Beelden aan Zee – en dat blijft hij doen ondanks zijn moordpogingen want de tijd haalt hem in als hij is teruggekeerd naar Barcelona en de Spaanse Burgeroorlog uitbreekt. Er is geen ruimte voor grote sculpturen, wel voor papier en doek. Miró ontwerpt een postzegel om geld in te zamelen voor de republikeinen, zonder succes, en schildert El Segador voor de Wereldtentoonstelling, waar Picasso hem de loef afsteekt met diens Guernica. Miró schenkt zijn doek aan de republikeinen die zich in Valencia hebben teruggetrokken, het doek raakt zoek om nooit meer te worden teruggevonden. Als de Franco-dictatuur in 1939 een feit is, vertrekt Miró met vrouw en kind naar Normandië, maar een week voordat de eerste Duitse bommen op het Franse stadje Dieppe vallen keert hij terug naar Spanje.

Joan Miró, Couple d’amoureux aux jeux de fleurs d’amandier, 1975 in Museum Beelden aan zee.
Studio Gerrit Schreurs, Fundació Joan Miró, Barcelona. © Successió Miró c/o Pictoright Amsterdam 2024

Terug in zijn vaderland houdt de Spaanse kunstwereld nog steeds niet van het werk van Miró, maar hij krijgt wel succes in de Verenigde Staten, waar hij in 1945 een eerste grote solo-expositie krijgt. Parijs volgt snel na de oorlog; in Spanje zou hij pas in 1968 voor het eerst een grote tentoonstelling krijgen. De minachting van zijn landgenoten voor zijn werk, de woede over het geweld dat in de mens en de wereld zit, verwerkt Miró niet alleen uit Barcelona, een serie van vijftig zwart-wit litho’s, die hij rond 1944 maakt, maar ook in zijn schilderijen. Om daar uiting aan te geven, gaat hij steeds nadrukkelijker op zoek naar de leegte op het doek en kiest hij ervoor zijn schilderijen te vernietigen. Als onderdeel van zijn werk moet wat hij had gemaakt kapot en begint hij schilderijen in de fik te steken.

Miró heeft lol in die vernietiging en ziet het als een manier om zichzelf opnieuw uit te vinden. Ook wandkleden die soms enkele tonnen wegen en enorm duur zijn om te maken, steekt hij in de fik. Zijn sculptueren laat hij ongemoeid. Terwijl Pilar Juncosa hoofdschuddend toekijkt bij de vernietigingsdrift van haar man en ervan overtuigd is dat de geldschieters niet erg blij zullen zijn, gaat Miró vrolijk verder. Hoe meer hij provoceert – of het nu de kunstwereld, de vrouw of het regime is – des te populairder hij wordt.

Lees ook

Het universum van Joan Miró

Het atelier van Joan Miró in Palma de Mallorca ziet er nog precies zo uit zoals hij het achterliet bij zijn dood in 1983.

In 1974 bereikt hij – na al die monsterlijke vrouwen die aan de basis van het leven stonden en bij wie hij als jongetje naar buiten was gekomen in plaats van als meisje, de figuren die er soms uitzagen als demonen in vrolijke kleuren, de dromen die hij omzette in beeldtaal – eindelijk de eenvoud waar hij al die jaren naar had gezocht. De dan bijna 81-jarige schilder maakt het drieluik De hoop van een ter dood veroordeelde waar drie zwarte lijnen op staan. De lijn stond voor de ijzeren draad waarmee tijdens het Franco-regime de doodstraf werd voltrokken.

Die draad, die steeds strakker wordt getrokken opdat je stikt, maakte Miró als eerbetoon aan de 26-jarige Catalaan Salvador Puig Antich, die op 2 maart met deze methode werd terechtgesteld. Miró zelf zei erover: „Het is een zwarte lijn als een schroefdraad die iemand afsluit omdat hij kracht heeft en niets van mededogen.” De speelse kleurrijke schilder, die negen jaar later overleed, bleek na al die jaren zoeken de wereld en haar mededogen te vinden in een zwarte lijn.


‘Het is de heavy metal van de klassieke muziek’ – drie musici over Anton Bruckner

Wie in het Concertgebouworkest speelt, kan maar beter van de monumentale symfonieën van de Oostenrijker Anton Bruckner houden, want zijn muziek is een hoeksteen van de Amsterdamse klassieke traditie. En dat doet het drietal musici, hier aan tafel in het RCO House, op een steenworp afstand van Het Concertgebouw, waar de komende week de Tweede en Vierde symfonie weerklinken.

Het was daar dat hoornist Laurens Woudenberg (42) als jonge tiener voor het eerst Bruckner hoorde. „Mijn lerares had me meegenomen. Vanaf onze plekken op het podium naast het orgel zweefden we enigszins boven dat – in mijn ogen – gigantische orkest. We zaten midden in die meeslepende klank. Dat maakte wel indruk.”

„In die leeftijd ben je echt ontvankelijk voor Bruckner”, zegt violist Nienke van Rijn (50). „Zo ingewikkeld is die muziek helemaal niet. Die symfonieën zijn dan echt waanzinnig gaaf. Ik was zelf ook rond de twaalf toen ik de Vierde ontdekte. Die heeft wat van een ridderroman met jachthoorns en het galopperen van de paarden. Dat verhalende sprak enorm tot mijn verbeelding. En mijn eerste gedachte destijds was: ik wil in een orkest om opgenomen te worden in die weidse klank.”

„Ik was er vergeleken bij jullie dan weer vrij laat bij”, zegt violist Marc Daniel van Biemen (38). „Wat gek is, want mijn ouders zaten in een symfonieorkest. Maar ik richtte me aanvankelijk op een loopbaan als solist. Bruckner schreef geen stukken voor eenzame strijkers. Ik leerde zijn muziek kennen in mijn studietijd in Amerika via een bevriende hoornist. Mijn onzekerheid zat me dwars en ik voelde me ontheemd. En toen was daar plotseling Bruckner. Zijn symfonieën werden de soundtrack van mijn Amerikaanse jaren. De kracht ervan sleepte me door menige mentale crisis heen. Vooral het slotdeel van de Achtste, dat bijna apocalyptische. Als ik dat hoorde dacht ik: het leven komt wel goed. Het is de heavy metal van de klassieke muziek.”

Gestolde tijd

Voor een hoornist als Woudenberg is Bruckner in zekere zin een paradijs. „Het is duidelijk dat hij van de hoorn hield, want hij schrijft uitdagende hoofdrollen voor ons in alle soorten en maten. Ik vergelijk zijn symfonieën wel eens met de biatlon. Eerst laat Bruckner je op de toppen van je longen langlaufen en wanneer je buiten adem bent, moet je in de sneeuw liggen en de rust vinden om in de roos te schieten. Hij leidt je door enorm krachtige passages en geeft je dan een verraderlijk subtiel muzikaal lijntje.”

Onder violisten is Bruckner berucht vanwege zijn tremolo’s, het korte en snelle heen en weer bewegen met de strijkstok op de snaren. Het wil nog wel eens tot blessures leiden. ‘De Bruckner-arm’ is een gevleugeld begrip in orkesten. „Wij vormen het harmonische geraamte van zijn muziek”, zegt Van Rijn. „Al die akkoorden.”

Van Biemen: „Het is geen typische vioolmuziek.”

Van Rijn: „Nee, Bruckner ziet het orkest als een orgel. Wij zijn één instrument voor hem. Daar moet je je aan overgeven.”

Van Biemen: „Uit het drijven op die stroom komt wel de magie. Ik herinner me uitvoeringen van Bruckner met stokoude dirigenten als Nikolaus Harnoncourt en Bernard Haitink. Zij deden bijna niets. Het was alsof ze slechts voor ons stonden en hun aura het werk deed.”

Van Rijn: „Ze belichamen een soort wijsheid, waar Bruckner om vraagt. Zijn muziek is gestolde tijd, langzamer dan bij welke componist dan ook.”

https://www.youtube.com/watch?v=WbgoNBcvxm0

Woudenberg: „Dirigent Iván Fischer zei zoiets in een toespraak tot het publiek bij een van de symfonieën. Hij merkte op dat we tegenwoordig alles vluchtig willen doen, maar dat luisteren naar Bruckner je iets teruggeeft: tijd.”

Van Rijn: „Hoe krijg je mensen naar een Bruckner-concert? Je zegt: ‘Zet X en TikTok uit.’ Je hoeft er geen app, psycholoog of yogaleraar op los te laten. Ga gewoon luisteren en laat het over je heen komen. Ik herinner me een Achtste met Haitink bij de BBC Proms. Dat is altijd een luidruchtige happening. Maar die keer werd het doodstil in de Royal Albert Hall, alsof het publiek anderhalf uur lang zijn adem inhield.”

Van Biemen: „Bruckners muziek is een vorm van meditatie. Niet alleen voor de luisteraar trouwens. Om die trip te maken, is het voor ons evengoed belangrijk in een zen-modus te komen. Anders wordt het een gevecht.”

Van Rijn: „Je moet ook weer niet te zen worden. Neem de enkele bekkenslag in de Zevende symfonie, de apotheose van het langzame deel. De slagwerker wacht daar het hele stuk op. Maar hier bij Het Concertgebouw kon het gebeuren dat hij hem op een dag vergat.”

Woudenberg: „Ik hoorde dat hij er zelfs handschoenen voor had aangetrokken. Maar daardoor verloor hij even zijn focus, en voor hij het wist was het moment voorbij.”

Van Rijn: „Hoe dan ook. Een musicus die niet mee kan of wil in Bruckners gestolde tijd, die wordt gek. Maar wie het over zich heen laat komen, waant zich in een berglandschap dat beweegt en tegelijkertijd hetzelfde lijkt te blijven. Je ziet de groei nauwelijks, maar uiteindelijk verrijst er een waanzinnige boom. Maar je moet je wel openstellen. Voor wie wil opschieten, duurt zo’n symfonie oneindig.”

Van Biemen: „Een dirigent als Leonard Bernstein moest er niets van hebben. ‘Welke muziek zou je niet meenemen naar een onbewoond eiland’, vroeg hij een violist eens. ‘Bruckner’, antwoordde de man. ‘Die keus is te gemakkelijk’, vond Bernstein.”

Hans Zimmer

In een tijd dat de symfonie als vorm uitgeput leek, vond Bruckner een nieuwe bron van inspiratie, die volgens de drie musici ook vandaag nog springlevend is. „Luister naar het slot van Bruckners Vierde symfonie en je zit middenin de film Gladiator”, zegt Van Biemen. „Je weet meteen bij wie een componist als Hans Zimmer de kunst heeft afgekeken.”

Woudenberg: „Het verbaast me niks dat veel jongeren door Bruckner gegrepen kunnen worden. Zijn symfonieën zijn gerechten die je op honderd verschillende manieren kunt bereiden.”

Van Rijn: „Al blijft het een vorm van slow cooking.”

Van Biemen: „Maar altijd lekker.”

https://www.youtube.com/watch?v=U8U3ho-nlFk

Het einde van Bruckners Vierde symfonie.


Afkoopsommen, advocaten, adviseurs en lobbyisten: hoe Internationaal Theater Amsterdam in de rode cijfers geraakte

Het is een turbulente zomer voor Internationaal Theater Amsterdam (ITA). Na de verschijning van meerdere onderzoeken naar grensoverschrijdend gedrag verbrak het theatergezelschap op 21 augustus de banden met sterregisseur Ivo van Hove. Onder Van Hove’s leiding (2001-2023) ontstond bij het gezelschap een doofpot- en angstcultuur, zo bleek uit verschillende onderzoeken.

ITA verkeert daarnaast financieel in zwaar weer. Het theatergezelschap tekende over 2023 een exploitatietekort op van iets meer dan 3 miljoen euro.

De uitgaven liepen vorig jaar op tot 29,1 miljoen euro. De inkomsten bedroegen 26,1 miljoen, waarvan ruim 20 miljoen euro subsidie van de gemeente Amsterdam en het Rijk. Ook voor 2024, zo blijkt uit onderzoek van NRC, begroot ITA een exploitatietekort: van 513.000 euro.

Lees ook

ITA tolereerde grensoverschrijdend gedrag voor grensverleggend toneel. ‘Onze branche is verrot van binnen’

Toenmalig artistiek directeur Ivo van Hove en spelers van ITA tijdens repetities van Age of Rage in 2021.  Alle foto's bij dit artikel zijn gemaakt tijdens repetities.

ITA leed vaker verliezen, van tussen de vijf en zes ton, maar nog nooit was het exploitatietekort zo groot. De algemene reserve – een buffer voor financiële tegenvallers – is vorig jaar gedaald van 2,7 miljoen naar 1,1 miljoen euro. De „minimale ondergrens” van de reserve werd in 2019 in een interne risicoanalyse in bezit van NRC, door de directie vastgesteld op 1,4 miljoen. Met een buffer van die omvang kon ITA, zo becijferde voormalig zakelijk directeur Margreet Wieringa, drie maanden lang salarissen uitbetalen en calamiteiten het hoofd bieden. Denise de Boer, de huidige zakelijk directeur van ITA, gaat uit van een „gewenste” reserve van 2 miljoen. Zij wil die de komende jaren weer opbouwen, zegt zij tegen NRC, zodat ITA weer in „de groene cijfers” komt.

Altijd X-Large

De vraag is hoe? En ook: hoe zijn de tekorten bij ITA te verklaren? Bovendien kijkt ITA aan tegen een verlaging van de rijkssubsidie met 1,8 miljoen euro in de periode 2025-2028: wat voor weerslag gaat dat hebben?

NRC onderzocht deze vragen en sprak daarvoor een kleine dertig betrokkenen binnen en buiten ITA. Ook had NRC beschikking over vertrouwelijke grootboekrekeningen (waar alle uitgaven per post staan opgeschreven), en andere interne stukken.

Voor een deel, zo blijkt, hangen de tekorten samen met de productiekosten van voorstellingen. Bij ITA worden voorstellingen ingedeeld in de categorieën ‘Large’, ‘Medium’ of ‘Small’. Maar de voorstellingen die regisseur Ivo van Hove’s maakt, zijn volgens (oud-)medewerkers altijd ‘Extra Large’.

Zo kost het decor van Van Hove’s ‘X-Large’-productie Age of Rage (2021) volgens een interne productiebegroting 300.000 euro. Het decor voor De Uren (2021) – een ‘Large’-voorstelling van artistiek directeur Eline Arbo – kostte 150.000 euro. Normaal kosten decors voor grote zaal-producties rond de 70.000 euro, voor materiaal en personeel, zo zeggen een producent, decorbouwer en een regisseur die internationale producties doet.

Bij ITA hecht scenograaf Jan Versweyveld, tevens levenspartner van regisseur Ivo van Hove, eraan dat alles „zo dicht als kan de realiteit raakt”, zegt een oud-medewerker. „Echt marmer in een tafel, keuken met werkend fornuis, kraan met stromend water.” De voorstellingen bij ITA zijn daarnaast in toenemende mate „supergeavanceerd”, aldus een technisch medewerker: camera’s, filmschermen, beamers, complexe licht- en geluidssystemen.

Aan dat perfectionisme hangt een prijskaartje. Volgens grootboekrekeningen wordt in 2021 aan zes nieuwe decors (incl. rekwisieten, geluid, licht, video, video-registratie en kostuums) 1,12 miljoen euro uitgegeven.

Tegenover die hoge productiekosten staan hoge opbrengsten. Van Hoves voorstellingen zijn meestal uitverkocht en worden vaak jarenlang hernomen. In topjaar 2019 verdient ITA meer dan 5,5 miljoen euro met kaartverkoop in Nederland en het buitenland, blijkt uit het jaarverslag. In 2023 geeft ITA weliswaar minder uit aan de decors dan in 2021: bijna 800.000 euro voor zes producties. Maar de inkomsten uit kaartverkoop dalen ook: naar bijna 3 miljoen euro. De directie wijt dit aan een „na-ijlend corona-effect”.

Extra personeel ingehuurd

Volgens zakelijk directeur Denise de Boer is het exploitatietekort van ruim 3 miljoen euro over 2023 terug te voeren op inflatie en extra onderhoudskosten aan de stadsschouwburg, waar ITA is gevestigd. Zo wordt een nieuwe trekkenwand (theatertechnische hijsinstallatie) in 2023 deels afgeschreven voor 440.000 euro en stijgt de gas- en elektriciteitsrekening met 500.000 euro naar 770.000 euro. Daar staat tegenover dat er in 2023 een BTW-meevaller is van 227.000 euro en dat de subsidie dat jaar met 1,3 miljoen euro inflatiecompensatie groeit naar ruim 20 miljoen euro. Maar volgens De Boer is die compensatie onvoldoende.

De grootboekrekeningen laten zien waar ITA ook veel geld aan uitgeeft. De grootste posten betreffen die van externe inhuur. Oud-zakelijk directeur Margreet Wieringa meldt zich in juni 2022 ziek. Via cultureel adviesbureau Blueyard wordt een interim financieel manager ingehuurd. Bij de afdeling Financiën werkt een interim-hoofd van Deloitte. In totaal wordt in 2023 940.000 euro aan extern kantoorpersoneel uitgegeven (in 2021 is dat 348.000, in 2022 534.000). Verder wordt de begroting voor extra inhuur van technici met een ton overschreden.

De Boer legt uit: „Die inhuur heeft ons inderdaad pijn en moeite gekost. Wij moesten vacatures ad interim invullen en langdurige zieken vervangen.” In tien jaar tijd vertrokken, zo blijkt uit onderzoek van NRC, bij ITA zeven hoofden Financiën. De Boer, gevraagd naar de oorzaak van het grote verloop: „Vacatures op het gebied van financiën zijn lastig in te vullen, omdat je concurreert met andere sectoren waar mensen doorgaans meer kunnen verdienen.”

Kosten voor adviseurs

Een andere opmerkelijke post betreft ‘Adviezen’. Aan ‘adviezen’ geeft ITA in 2023 ruim 370.000 euro uit (in 2022 bijna 150.000, in 2021 112.000 euro). In de grootboekrekening wordt dat bedrag verklaard met: „hogere juridische kosten en interne onderzoeken veiligheid”.

Een eerste onderzoek dat jaar wordt gedaan naar een acteur die zich volgens ITA aan „verbaal grensoverschrijdend gedrag” schuldig maakt tijdens het Adelaide Theater Festival in maart 2023. Een tweede onderzoek wordt in de laatste drie maanden van 2023 gedaan naar meldingen van fysiek en mentaal geweld door actrice Hélène Devos. Voor de zaak met Devos huurt ITA ook een advocaat in.

Volgens De Boer bestaat een kwart van het adviesbedrag uit advocatenkosten en interne onderzoeken. De rest (circa 270.000 euro) gaat volgens haar op aan kosten voor „adviseurs op het gebied van sociale veiligheid, diversiteit en inclusie, het verbeteren van werkprocessen en digitale strategie”. „Wij zijn een organisatie in transitie”, zegt zij.

Vijf directeuren

Ivo van Hove vertrekt in september 2023 als artistiek directeur, maar wordt het hele jaar volledig doorbetaald als voormalig directeur. Ook zakelijk directeur Margreet Wieringa, opgestapt in maart 2023, krijgt dat hele jaar doorbetaald. Daarnaast krijgt zij een vertrekvergoeding van bijna 63.000 euro. Doordat ook artistiek directeur Eline Arbo vier en zakelijk directeur Denise de Boer drie maanden in dienst zijn in 2023, betaalt ITA een tijdlang vijf directiesalarissen tegelijk. Die salariskosten lopen op tot 555.000 euro (inclusief een vertrekregeling voor Wiersma van 50.000 euro) in 2023.

Ter vergelijking: het laatste ‘normale’ directiejaar in 2021 – met drie directeuren het hele jaar in dienst – kost ITA iets meer dan 400.000 euro.

De Boer: „Onze hogere lasten zijn tijdelijk geweest. Sinds ik er ben zijn die lasten verminderd.”

Of Van Hove en diens partner Jan Versweyveld ook in 2024 nog in dienst zijn bij ITA wil De Boer niet zeggen. „De vorige Raad van Toezicht [die met Van Hove, afgelopen augustus aftrad, red.] vond het van belang dat Van Hove aanbleef. Net als mijn voorganger Margreet Wieringa heeft Van Hove bepaalde rechten opgebouwd die met de cao samenhangen.” Volgens de cao podiumkunsten heeft Van Hove, met een dienstverband van 23 jaar, recht op drie maanden doorbetaling van zijn salaris na ontbinding van zijn contact.

Er is vorig jaar nog een „ontslag-/transitievergoeding” betaald van ruim 56.000 euro. Volgens De Boer heeft die post betrekking op meerdere medewerkers, zoals (tijdelijke) contractanten, met recht op een vergoeding.

Boete Eline Arbo

Dan is er in 2023 nog een uitzonderlijke post. In september 2023 volgt Eline Arbo Van Hove onverwacht op als artistiek directeur. Arbo heeft voor dat najaar nog een regieklus lopen bij Het Nationale Theater in Den Haag: Melancholia. Het decor is al gebouwd, acteurs zijn ingehuurd, voorstellingen verkocht. Maar Melancholia moet worden afgelast. Als vergoeding krijgt Het Nationale Theater 60.000 euro. HNT bevestigt dit. De post wordt bij ITA geboekt onder het kopje ‘Bestuurskosten’ – met als uitleg „boete Eline Arbo”. „Dat geld was een collegiaal gebaar van ons”, verklaart De Boer, „omdat HNT al kosten had gemaakt.”

Gevraagd om een reactie schrijft Arbo: „Met de Raad van Toezicht is besloten mijn buitenlandse verplichtingen te laten staan en mijn verplichtingen in Nederland af te zeggen, omdat die zich moeilijk verhielden ten opzichte van het directeurschap bij ITA.”

Ook rode cijfers in 2025

Te verwachten valt dat ITA in 2024 meer dan de 370.000 euro van 2023 aan ‘Adviezen’ (onderzoeken naar veiligheid en juridische kosten) zal uitgeven. Want Bureau Verinorm heeft in 2024 in ieder geval zeven maanden lang met een team een breed onderzoek gedaan naar sociale veiligheid. En vanaf september tot en met november, zo blijkt uit een interne planning, komen consultants en coaches van Bureau Berenschot en Spirit of the Age in de schouwburg langs voor ‘dialoogtafels’, feedback- en leiderschapstrainingen.

In 2024 schakelt de directie opnieuw advocaten in: voor het vertrek „in overleg” van een jonge ITA-acteur (naam bij NRC bekend) en voor de afwikkeling van de zaak-Devos die nog steeds sleept. Verder werd lobbykantoor &FLUENCE in de arm genomen om gedaan te krijgen dat de minister het negatieve advies van de Raad voor Cultuur niet over zou nemen. (zie kader)

Wat de kosten daarvan zijn, wil de directie niet zeggen. „We zijn aan het doorberekenen hoe we die geadviseerde subsidiekorting gaan opvangen”, zegt De Boer. Voor dit jaar is ruim een half miljoen verlies ingecalculeerd, maar volgens haar loopt het jaar „beter dan begroot”. Maar uit de rode cijfers raakt ITA nog niet, ook niet in 2025.


Nieuwe artistiek programmeur van de NTR ZaterdagMatinee: ‘Het is mijn opdracht ook nieuwe vijftigers te bereiken’

‘Mijn aanstelling is een eer én een grote verantwoordelijkheid”, zegt Frank Veenstra (1965), de nieuwe programmeur van de NTR ZaterdagMatinee. Sinds maart 2023, na het plotselinge vertrek van zijn voorganger Kees Vlaardingerbroek, vervulde Veenstra de functie al ad interim: „Gaandeweg raakte ik dusdanig enthousiast dat ik dacht: ik ga solliciteren.” Per 1 september is hij officieel aangetreden.

„Een beetje apart” was het wel, geeft Veenstra toe, om sollicitatiegesprekken te voeren met de mensen met wie je al een jaar nauw samenwerkt. „Maar een zorgvuldige procedure past bij deze tijd, en bij hoe de NTR met deze dingen omgaat. Het was ook verrijkend om elkaar even de nieren te proeven: waar staan we voor? Er leeft een enorme betrokkenheid bij de legacy en de taak van de Matinee. En zo voel ik het ook.”

De NTR ZaterdagMatinee, die elke zaterdag live vanuit het Concertgebouw in Amsterdam wordt uitgezonden op NPO Klassiek, geldt als een van toonaangevendste klassieke concertseries van het land. Veenstra’s voorgangers zaten allen lang op hun post: in het 64ste seizoen van de Matinee is Veenstra pas de vijfde programmeur.

Kees Vlaardingerbroek, aangetreden in 2006 als opvolger van Jan Zek-veld, diende vorig jaar maart abrupt zijn ontslag in. In een reactie noemde Vlaardingerbroek als beweegreden dat vanaf het huidige seizoen structureel bezuinigd zou moeten worden: „Onder die voorwaarden wil ik niet meer verantwoordelijk zijn voor de serie.”

Makira Mual, hoofdredacteur Klassieke Muziek en Dans bij de NTR laat weten dat dat niet klopt: er is niet bezuinigd op de Matinee. Integendeel: het programmabudget is juist toegenomen, zegt zij.

Vlaardingerbroeks vertrek zorgde voor opschudding in de klassieke wereld. Een inmiddels ingetrokken artikel van het Cultureel Persbureau bracht het ontslag in verband met Vlaardingerbroeks politieke opvattingen: in opiniestukken, onder meer voor NRC, richtte hij zijn pijlen op ‘identiteitspolitiek’ in de kunsten, en op sociale media steunde hij de uitingen van zijn dochter, de radicaal-rechtse influencer Eva Vlaardingerbroek. Tegen NRC noemde Kees Vlaardingerbroek de suggestie dat zijn politieke opvattingen meespeelden bij zijn vertrek speculatief: „Mij is daarover in elk geval nooit iets gezegd.” Ook de NTR ontkende het verband.

Frank Veenstra heeft niets te zeggen over het incident, maar is wel van plan minder lang aan te blijven dan zijn voorganger. „De omloopsnelheid van mensen in dit soort functies mag hoger, vind ik. Deze tijd vraagt om meer dynamiek. Vijf à acht jaar lijkt me een mooie periode. Achteraf had ik zelf ook eerder moeten weggaan bij Muziekgebouw Eindhoven.” Veenstra was er tot 2021 zestien jaar programmeur en artistiek manager. „Maar in Eindhoven hoort er wel een verhaal bij: ik begon er in een opbouwperiode en had het gevoel dat ik door de jaren nog heen veel kon toevoegen.”

Maatschappelijke betrokkenheid

Behalve de reguliere programmering was Veenstra drijvende kracht achter verschillende Eindhovense muziekfestivals, zoals Tromp Percussion en het Storioni Festival: „Vaak heb je als programmeur een eigen ‘hokje’, bijvoorbeeld ‘pop’ of ‘de kleine zaal’. Maar in Eindhoven kreeg ik de ruimte me met alles bezig te houden. Voor mij was er in Nederland geen betere plek denkbaar – behalve misschien de Matinee.”

Veenstra houdt ervan ontmoetingen tussen uiteenlopende genres te organiseren en denkt intensief na over nieuwe presentatievormen. Hij stond aan de wieg van het rondreizende muziekfestival Cross-linx (2001-2018) , dat makers uit de werelden van klassiek en vooruitstrevende pop samenbracht. Als zelfstandig creatief producent organiseert hij onder meer het genre- en discipline-overstijgende festival Birds- of Paradise in TivoliVredenburg en de rondreizende concertserie Spraakmakers, waarin vertellers en musici samen een verhaal gestalte geven.

‘Cross-over’ worden zulke initiatieven vaak genoemd, maar Veenstra prefereert de term ‘post-genre’: „‘Cross-over’ klinkt een beetje als een Night of the Proms-formule, met een orkest achter een popliedje. Het gaat mij om verschillende invalshoeken op muziek, waarin behalve klassieke ook andere invloeden doorklinken.”

Muzikale én buiten-muzikale invloeden: bij Birds of Paradise krijgen makers niet alleen een podium, maar ook een online ‘Artist Room’, waar ze hun persoonlijke ideeën en hun maatschappelijke betrokkenheid kwijt kunnen. „Het is de next step van wat een festival kan zijn. Het klinkt misschien wat activistisch, maar ik vind het mooi dat er ruimte is om sociale en politieke issues te adresseren.”

Andere genres en culturen

Een voordeel van zijn aanloop als interim is dat Veenstra’s eerste officiële seizoen al deels zijn signatuur draagt: uitgesproken progressief, gericht op „een artistiek en cultureel divers programma” waarin „nadrukkelijk ook de grenzen van de klassieke canon worden opgezocht”, zoals hij verwoordt in de seizoensbrochure. Veenstra: „Het is wezenlijk in onze tijd om ruimte te maken voor andere genres en culturen. Maar ik wil het behoedzaam doen, de erfenis van de Matinee bewaken en ons bestaande publiek en het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor hierin meenemen.”

Er zijn twee nieuwe deelseries opgezet. In de serie NXT GEN krijgen jonge musici als de Zuid-Afrikaanse cellist en zanger Abel Selaocoe en de Noorse trompettist Tine Thing Helseth een plek, met muziek van onder meer de herontdekte zwarte Amerikaanse componist Florence Price.

Lees ook

dit interview

Cellist en componist Abel Selaocoe: „‘Puur’ bestaat niet, in die zin dat je bij het doorgeven van een traditie niet kunt verwachten dat de volgende generatie het precies zo zal doen als jij het deed.”

De serie ZaterdagMatinee x Holland Festival is een nauwe samenwerking met het Holland Festival, waarin het nieuwe project van componist Joël Bons te zien zal zijn. Bons schrijft een vervolg op Nomaden, een stuk dat in 2018 werd bekroond met de prestigieuze Grawemayer Award en waarvoor hij zijn multiculturele Atlas Ensemble zal uitbreiden tot een veertigkoppig Atlas Orkest.

Opvallend is ook de nadrukkelijke aanwezigheid van Noord-Amerikaanse componisten als David Lang, Nico Muhly en Ellen Reid, die in hun werk vaak affiniteit met popmuziek tentoonspreiden. Zelf houdt Veenstra ook van pop: „Ik heb me altijd sterk gemaakt voor goede muziek, het genre maakt me daarbij niet uit. Een brede blik is voor mij heel belangrijk. Oók breder dan alleen de Europese traditie. ”

Veenstra studeerde aan het conservatorium van zijn geboortestad Enschede compositie bij David Rowland en volgde de opleiding tot docent muziek. Ook speelde hij in popbandjes. Tijdens zijn studie muziekwetenschappen in Utrecht specialiseerde hij zich in kunstbeleid en -management. „Ik heb nooit aan carrièreplanning gedaan, en met programmeren was ik helemaal niet bezig, al had ik vaak wel een mening bij concerten – ‘ik had deze artiest nooit op dit tijdstip op dit podium gezet’, bijvoorbeeld. Maar ik heb altijd voor de muziek gekozen, met het idee: ik zie wel waar het me brengt.”

Zelf muziek maken doet hij ook nog steeds. Als zanger en gitarist van de band Aidan’s Well bracht hij verschillende albums uit. „Ik schrijf de liedjes, maar geniet er vooral van om die samen met de band uit te werken. Nu heb ik weinig tijd, maar elke dag ben ik minimaal één minuut bezig met het volgende album.”

Maar dit seizoen draagt ook nog sporen van Veenstra’s voorganger. Zeker opera vergt jaren planning, en Kees Vlaardingerbroek maakte er een Amsterdams speerpunt van om Italiaanse barokopera’s te presenteren. Ook dit seizoen staan dus weer opera’s van Monteverdi, Scarlatti en Vivaldi op de rol, naast een herneming van Otto Kettings legendarische opera Ithaka.

Toch waait er door Veenstra’s brede en diverse blik meteen merkbaar een andere wind bij de ZaterdagMatinee. Het publiek van de Matinee vergrijst, weet Veenstra. Hij verwijst naar recent onderzoek van de Groningse hoogleraren Matthijs Kalmijn en Kène Henkens van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut.

Lees ook

Sterft de klassieke muziekbezoeker uit? Nee, de gouden grijze golf zorgt nog jaren voor publiek

Met het ‘Concert om niet te Vergeten’ vroeg Alzheimercentrum Amsterdam vorig jaar in het Concertgebouw  aandacht voor de relatie tussen muziek en dementie.

Veenstra: „Hun onderzoek toonde aan dat de klassieke sector veel baat heeft gehad bij de babyboomers: die zijn opgevoed met het idee van de canon, ze blijven langer fit dan voorgaande generaties, hebben meer geld en gedragen zich op later leeftijd anders, door veel uit te gaan. Het verlangen naar diepgang komt vaak op latere leeftijd en dat is gunstig voor klassieke muziek. De vraag is alleen: zullen de nieuwe vijftigers net zo makkelijk de concertzaal binnenkomen als de babyboomers? Mijn gut feeling: nee. De nieuwe vijftigers zijn opgegroeid met een veel breder palet aan kwaliteitsmuziek en hebben andere smaakvoorkeuren ontwikkeld. Het is mijn opdracht om hén te bereiken.”

Met Birds of Paradise heeft Veenstra bewezen een jonger en diverser publiek te kunnen trekken dan bij klassieke concerten doorgaans het geval is. Zo ver als bij Birds of Paradise „kan en wil” hij bij de ZaterdagMatinee niet gaan, zegt Veenstra. Maar dat de concertserie onder zijn leiding diverser zal zijn – dat staat wel vast.

De NTR ZaterdagMatinee is iedere zaterdag vanaf 14u te beluisteren op NPO Klassiek. Inl.: npoklassiek.nl