Jim Deddes op tournee met zijn Joardy Show-typetjes: ‘Een gekke mix van leipe sketches’

Jim Deddes: „Ik kijk ernaar uit om onze fans eindelijk in de ogen te kunnen kijken.” Jan Hulst: „Dat is ook een beetje de grap voor ons: jullie klikken op YouTube allemaal anoniem op ‘vind ik leuk’? Nou, wie zijn jullie dan?”

In De Joardy Show staan de personages die acteur Jim Deddes (37) en regisseur Jan Hulst (36) creëerden voor het eerst in het theater. Het duo is het gezicht achter YouTube-account Joardy Film, waarop ze sinds 2014 tientallen sketches uitbrachten. In 2016 kwam er bekendheid met de sketch ‘Huilon’ en in 2019 leverde een webserie bij de VPRO lof op van de jury van de Zilveren Nipkowschijf.

In veel sketches figureren bijzondere types in herkenbare situaties: het straatinterview met ‘gewone’ mensen, een voetbalinterview, een sollicitatiegesprek. De personages wijken in taalgebruik, uiterlijk of sociaal gedrag vaak net af van de norm. Daardoor wordt grappig zichtbaar dat de conventies van de situatie waarin de personages zich bevinden aanmerkelijk vreemder zijn dan zijzelf.

Het populairste personage is Harco, een zonderlinge en ernstige man, gekleed in vaal blauw trainingsjack uit de nineties. Hij werd bekend met sketches waarin hij zich onverwacht diep in zijn ziel liet kijken door uitgebreid antwoord te geven in onbenullige voxpop-interviewtjes.

Grappig was hoe Harco met zijn populariteit meegroeide en bloedserieus allerlei hoeken van het bekend-zijn verkende. We zagen hem in dierenquiz Waku Waku, als ‘game-influencer’ en hij had zijn eigen evenement (‘Harc-Fest’). Indirect was het leuke kritiek op het fenomeen roem.

Harco is een van de personages die voorbijkomt in de theatervoorstelling die op 14 april in première gaat. De rolverdeling is hetzelfde als bij hun YouTube-werk: samen schrijven, Hulst regisseert, Deddes acteert. Speciaal voor deze show hebben ze bevriend acteur Oscar Aerts gevraagd ook mee te doen.

Het plan voor de voorstelling ontstond een jaar geleden, vertelt Hulst tijdens onze eerste ontmoeting. Aanvankelijk was er onzekerheid: vonden mensen hun sketches niet gewoon het beste werken op YouTube? In de zomer van 2023 speelden ze een aantal leesvoorstellingen, concept-script nog in de hand. Hulst: „Wij hadden zoiets van: wie de fuck gaat er nou naar een leesvoorstelling. Maar er kwamen mensen twee uur met de trein om ons te zien en ze vonden het nog leuk ook. Dat gaf vertrouwen.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Jim Deddes als het populaire personage Harco.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Jim Deddes als het populaire personage Harco.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/09142103/data113863873-48f62e.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-6.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-4.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-5.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-6.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-7.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/vPY4mEhZ7hUi7iQXwLQR7oxwEDs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/09142103/data113863873-48f62e.jpg 1920w”>

Jim Deddes als het populaire personage Harco.
Foto Bram Willems

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Regisseur Jan Hulst.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Regisseur Jan Hulst.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/09142101/data113863955-4c8bf8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/jim-deddes-op-tournee-met-zijn-joardy-show-typetjes-een-gekke-mix-van-leipe-sketches-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/2lTEy76E6y6OA66MCK_Xu7nAjcU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/09142101/data113863955-4c8bf8.jpg 1920w”>

Regisseur Jan Hulst.
Foto Ashley Rottjers

Dinsdag 20 februariStudio de Generator in Amsterdam

Jan Hulst staat in de oefenruimte gebogen over een tafel met laptop en bestudeert kabels. „Ik probeer QLab te leren.” Dat is een softwareprogramma waarmee licht- en geluidstanden kunnen worden geprogrammeerd. Het wil nog niet lukken. „Vanavond ga ik YouTube-tutorials bekijken over hoe ik dit aan de praat krijg op twee beeldschermen tegelijk.”

Het past bij de veel-zelf-doen-mentaliteit van Deddes en Hulst, voortkomend uit hun YouTube-werk: zelf een script schrijven, acteren, regisseren, filmen, monteren en het product verspreiden. Bij de voorstelling is wel een producent betrokken (MORE Theater Producties), maar nog steeds verdeelt het duo de meeste taken in eigen kring. Een gezamenlijke vriend produceert de benodigde achtergrondmuziek, de vriendin van Hulst verzorgt de kleding.

Hulst wijst op een presentatiebord. Ze hebben nu zeven scènes. Sinds de leesvoorstellingen is de show „bezig geweest in onze koppen”. Geregeld kwamen ze bij elkaar om verzamelde ideeën uit te werken. Op tafel liggen printjes van het script, maar dat is nog in bewerking, vertelt Hulst. Ook tijdens de try-outfase verwacht hij nog veel aanpassingen: „Van veel dingen moeten we op het podium gaan ervaren of het wel werkt.”

We hebben de look van PSV-trainer Peter Bosz overgenomenJim Deddes

Deddes en medeacteur Oscar Aerts komen aanrijden. Ze hebben net in de auto een filmpje opgenomen, vertelt Deddes. Hij is gekleed in een outfit die hij „het voetbalchique” noemt: strakke broek en gewatteerd, beige herenjack. „We hebben de look van PSV-trainer Peter Bosz overgenomen.”

Het filmpje zal in de voorstelling te zien zijn op een groot ledscherm, het enige decorstuk. Het maakt deel uit van een sketch rond personage Brian Rompoe, een voetballer die het topvoetbal in gestruikeld lijkt te zijn en nét niet het gebruikelijke voetbaljargon beheerst. Het filmpje geeft Deddes ondertussen tijd zich om te kleden tot een ander personage.

Het scherm sluit aan bij de sfeer van „een perfecte YouTube-avond maar dan live”, zoals Hulst hun theaterplan omschrijft. Hij vertelt over avonden uit zijn verleden waarop hij stoned was en associatief van het ene naar het andere YouTube-filmpje navigeerde. Zo moet De Joardy Show ook gaan worden: bij een concert wil je ook na een ballad een knalnummer. „Eerst dachten we na over een rode draad. Het was bevrijdend dat we dat loslieten en besloten acht tot tien topnummers te maken. Dan heb je gewoon een album.”

De term ‘rode draad’ spreekt hij uit met lichte weerzin. Als Deddes vertelt dat ze in deze voorstelling hun „artistieke ei” kwijt kunnen, wordt dat snel teruggetrokken: „Ik bedoel ei, zonder artistiek.”

De voorstelling moet vooral een leuke avond worden, maar „misschien” (aldus Deddes) of „stiekem” (Hulst) zeggen hun sketches ook wel wat over deze tijd. Wat ze vooral verbaast, is het „eindeloze en onbeschaamde narcisme dat tegenwoordig normaal is”, legt Deddes uit. „Het lef om in je bio op Instagram te schrijven dat je een entrepreneur bent. Nee, je hebt ooit één keer wat gedropshipt.”

De idioterie van dit soort gedrag willen ze laten zíén met hun sketches. Hulst: „Tegenwoordig zie je veel mensen online met een onverzadigbare drang naar erkenning van anderen. Dat verraadt een enorme zelfhaat, of in elk geval een gebrek aan eigenwaarde. Het is een heerlijke inspiratiebron voor ons werk.”

Woensdag 6 maartTheater de Omval in Diemen

Deddes, Hulst en Aerts staan buiten voor een korte pauze. Op het podium ruimen Jesse (technisch producent) en Armand (geluidsman) kabels op voor de doorloop van de voorstelling die straks zal plaatsvinden. Wannes (lichtontwerper) is bezig met kartonnen doos en schaar een tijdelijke „vuurwerkbom” te knutselen die wordt gebruikt in de voorstelling.

Ze hebben deze week een aantal scènes herschreven waarin het ledscherm te sterk aanwezig was. „De kracht van de show moet zitten in de teksten en het acteren van de jongens. Als dat scherm omver dondert moet het net zo leuk zijn.”

Kijk, daar komen de grote zakken coke voor de dj-scène, wijst Hulst naar een van de productiemedewerkers. „Eerst gebruikten we poedersuiker maar onze technicus Jesse zei: ‘Je moet bakpoeder hebben, want poedersuiker verneukt je neus.’”

Hulst roept naar de technici: „Gaan we nog een paar cues doen met de boys? Dan vraag ik of ze naar het podium komen.”

Na afloop vertelt Deddes dat hij zijn hart vasthoudt voor de eerste try-out morgen, maar wel veel zin heeft om voor het eerst publiek te zien. Straks thuis gaat hij „een oude film opzetten en dan keihard in slaap vallen.” „Heat of Eyes Wide Shut. Die heb ik al veertig keer gezien, maar daarmee kom ik even in een andere realiteit.”

Zaterdag 16 maartTheater Sneek

Vanavond is de vijfde try-out. Lopend door het centrum vertelt medespeler Aerts veel van de typetjes uit de voorstelling al lange tijd te kennen. „Die ontstonden bij Jim vaak gewoon als we aan het chillen waren.”

Na terugkeer van pizzeria Istanbul vertelt Hulst dat de voorstelling eergisteren in Den Helder niet zo goed ging. Ze hadden op de heenweg een nieuw einde bedacht met een „ziek duet”. „We gingen dat bij aankomst snel uitproberen, maar dat ging helemaal niet in zo’n korte tijd.” Deddes: „Het gevolg was een gespannen voorbereiding en tijdens de voorstelling werkte dat door: Oscar en ik keken en luisterden niet goed naar elkaar.”

De meeste scènes zijn goed en worden elke keer beter, zeggen ze. Er ontbreekt alleen nog „een knallend en sterk einde”. Een belangrijk criterium voor hun sketches is dat het iets onverwachts moet zijn, aldus Hulst.

Dat vinden ze niet hetzelfde als absurdistisch, zoals hun humor weleens genoemd wordt. Deddes vindt het label merkwaardig: „Elke gek heeft tegenwoordig een eigen documentaire op Videoland. Dat is gewoon een normale variant geworden van je op jezelf aftrekken terwijl je dat uitsmeert op je buik en het verkoopt met: ik heb een verhaal. En dan zouden wij absurdistisch zijn? We zijn niet op een David Lynch-achtige manier comedy aan het maken ofzo. We voeren voornamelijk types op die iedereen wel kent.”

Jim Deddes als een van de typetjes uit de voorstelling De Joardy Show.
Foto Bram Willems

Na afloop van de try-out is Deddes tevreden: „Oscar en ik zaten er lekker in en het publiek reageerde goed.” Even dacht hij dat de zaal ontruimd ging worden toen er iemand in oranje overall binnenkwam. Het bleek een laatkomer en één van de zo’n vijftig verklede studenten te zijn die in de zaal zaten.

Ook Hulst is blij. Wel zag hij dat de dj-scène anders moet: „In die tweede scène moeten we de thematiek van de voorstelling beter neerzetten. Dan gaat het vervolg ook meer als een geheel voelen.”

Alle scènes zitten in de hoek van interessantdoenerij op internet en in de media, legt hij uit. Een bezoeker vraagt aan Hulst waar zijn inspiratie vandaan komt. Hulst: „Een leven lang troep kijken op een scherm.”

Woensdag 27 maartTheater Heerenlogement in Beusichem

Bij de try-out van vanavond blijkt de tweede scène inderdaad rigoureus gewijzigd. De dj heeft nu een bijrol en in de hoofdrol figureert een content creator-achtige ondernemer die een „vernieuwend concept” voor een feest komt pitchen. In een komische sketch presenteert hij zich als een visionair en heeft hij de grootste praatjes, maar hij valt lelijk door de mand als het woord hdmi-kabel voor hem gespeld moet worden: „Begrijpen mijn technici dan waar ik het over heb?”

Hulst is er na afloop tevreden over. Ze hebben nog vier try-outs te gaan. „Jim en Oscar moeten nog wat meer rust nemen in de scènes, nu zie ik dat ze soms iets te hard moeten werken. Over twee weken op de première moet alles spatzuiver zijn.”

Zaterdag 6 aprilVideogesprek

Met nog een week tot de première is het duo blij. Gisteravond tijdens de try-out in Arnhem klapte het publiek voor het eerst gelijk na de eindscène. Hulst: „Dat is wat je wil. Het publiek moet voelen wat het einde van de voorstelling is en niet denken: misschien komt er nog wat.”

Door het ontbreken van een verhaallijn was een passend slot even zoeken geweest, vertelt Hulst: „We moesten tijdens de try-outs ervaren wat een lekker toetje was. Je maakt toch een menu. We bleken niet met een enorme aardbeientaart of dame blanche te moeten komen, maar met een goeie espresso.”

Deddes: „De show bestaat uit een gekke mix van leipe sketches. Daarom werkt het als slot toch goed om twee personages terug te laten komen uit het begin.”

Hulst: „Het was gisteren mooi om te zien dat mensen geïnvesteerd zijn in de personages. Ondanks alle ongein. Dat ze toch ontroerd kunnen raken door een lied van Jim in een jurk.”

Deddes en Hulst hebben „enorme wallen”, maar zijn blij hun fans in de ogen te kunnen kijken. Deddes: „Er komen zo veel lieve mensen op af: dat is toch waar we het voor doen.”


Dertig jaar na het einde van Nirvana: wat Kurt Cobain me leerde over het leven

Ik maakte kennis bij zijn dood. Geen idee wie Kurt Cobain was, maar in groep zeven stond hij in grote letters op het schoolbord. Dood. Lid geworden van de club van 27, ook nooit van gehoord. De meester die het nieuws bekendmaakte wilde er met de klas over praten en schreef zijn naam dus groot op dat bord, deze week precies dertig jaar geleden.

Moeilijk te begrijpen voor een elfjarige. Maar voor mijn basisschoolleraar, Nanno van Zanten, sloeg het nieuws over de dood van Nirvana-frontman Kurt Cobain in als een sloopkogel. Van Zanten, die nog op dezelfde school werkt, kan het zich goed herinneren vertelt hij aan de telefoon. „Ik luisterde heel graag naar Nirvana, en als je zelf iets bij zulk nieuws voelt, dan kun je er gepassioneerd over vertellen. We hadden het meteen ook over hoe roem sommige mensen te veel kan worden, en ook over wat jullie zelf later wilden worden. Met zo’n onderwerp heb je meteen een bijzonder gesprek, dat heeft meer impact. Veel leuker dan alleen wat sommetjes op het bord maken toch?” Hoe oud hij nu eigenlijk is? „Ik ben 57. Inderdaad, ik was zelf 27 toen. Dat speelde zeker mee.”

In de minst punkrock-muziekwinkel denkbaar, in een winkelcentrum in een Hoofddorpse vinexwijk liet ik een jaar later een boterhamzakje vol muntjes op de toonbank ploffen en nam ik Unplugged in New York mee naar huis. Die titel had ik wel eens gehoord van mijn oudere zus. Het was mijn allereerste cd. Niet veel later wist ik een vriend te overtuigen om zijn verjaardagsgeld niet in de nieuwe van Coolio te steken, maar een album van Nirvana te kopen – hij koos Nevermind, vanwege dat gekke baby’tje in het water.

Het was alsof we olie vonden, of een goudader opensloegen. In tijden voor streaming en zelfs nog voor illegaal downloaden, was Nirvana aanzienlijke tijd het enige waar ik naar luisterde. Elke keer als die laatste, snikkende uithaal van Leadbelly-cover ‘Where Did You Sleep Last Night’ eindigde, ging ik meteen terug naar Kurts bescheiden begin van dat album: „Good evening, this is off of our first record, most people don’t own it”, en dan dat heerlijke twee-akkoordenloopje van ‘About a Girl’. I need an easy friend.

Luister naar de playlist: Kurt Cobain in 30 songs:

Kom zoals je bent

Na Unplugged volgde Nevermind, en toen In Utero, Bleach, Incesticide en een voortdurende jacht op bootlegs, liveopnames en andere artefacten. Terwijl ik dit schrijf komt er een lp binnen, Nirvana live in Rome 1994, een van de laatste shows van de band.

Kurt Cobain werd mijn volgende leraar. Muzikaal leerde hij me wat je kon doen met slechts een paar akkoorden, als je het maar meende. Nirvana was niet alleen ruig en intens, maar ook ontzettend melodieus, en ook nog eens heel dynamisch: Kurt speelde graag – zoals zijn voorbeelden Pixies (toen hij ze voor het eerst had gehoord, vond hij dat hij eigenlijk in die band had moeten zitten) – met het laten botsen van ingetogen stukken op heel heftige delen, dat gaf allebei kracht. En op Unplugged in New York kreeg die muziek ook nog eens extra diepgang. Die keiharde band kon dus ook akoestisch, fijngevoelig en melancholisch spelen, en verloor niets aan intensiteit. En dan die stem, die zo onwaarschijnlijk diepgaand kon uithalen. Ik weet niet meer zo goed wat ik daarvoor luisterde, ik denk gewoon wat de radio me voerde. Maar Nirvana klonk in alles oprecht en gaf ruimte en geluid aan somberheid, twijfel én euforie – wat wil een puber nog meer?

Minstens zo belangrijk was Kurts non-conformisme, zijn anti-autoritaire neigingen, blootliggende emoties, rechtvaardigheidsgevoel, humor, zachtaardigheid en grenzeloze intensiteit. Hij leerde mij om niet blindelings met de meute mee te lopen (ook al was grunge natuurlijk óók een meute). R.E.M.-zanger Michael Stipe, een goede vriend van Cobain en peetoom van zijn dochter, zei het mooi in 2014: „Nirvana was een groep voor alle buitenbeentjes. Kids die werden weggezet als gay, dik, awkward, goth, verlegen, nerds, gebroken of gepest.”

Nirvana in 1989, met drummer Chad Channing en tweede gitarist Jason Everman – die je op de hoes van Bleach ziet, ook al speelde hij niet op het album.

https://www.youtube.com/watch?v=rJIJjGuPzwQ

Ultieme toestand van verlichting

Het verhaal is inmiddels bekend. Kurt Donald Cobain is op 20 februari 1967 geboren in het kleurloze houthakkersstadje Aberdeen, 180 kilometer van Seattle. Na een moeizame jeugd na de vechtscheiding van zijn ouders en een zwerftocht langs ooms en tantes, grootouders en soms een slaapplek onder een brug, vond hij zijn uitlaatklep in alcohol, drugs, en in punkrock. Met boomlange vriend Krist Novoselic en een wisselende selectie aan drummers, begon hij een band: Nirvana, naar de boeddhistische toestand van volkomen rust, de ultieme toestand van verlichting. „Ik wilde een naam voor de groep die mooi en vriendelijk was, in plaats van een agressieve, ruige punkrocknaam”, zei Cobain in Michael Azerrads biografie Come As You Are.

Frankfurt 1991
Foto Paul Bergen

In de opbloeiende rockscene van Seattle mengden bands als Soundgarden, Tad, Melvins, Alice in Chains, Mudhoney en Screaming Trees als geen ander metal met punk: zwaar en intens, puur en ongecompliceerd. Marketeers en journalisten gaven de ‘Seattle-sound’ de naam grunge, slang voor viezigheid. Het loodzware Nirvana-debuut Bleach uit 1989 (vernoemd naar het bleekmiddel dat op dat moment in de VS werd aangeraden om je naalden HIV-vrij mee te maken), paste daar in elk geval helemaal in.

Dankzij hun sterke live-reputatie bouwden ze een fanschare op. En na de opname van een demo met nieuw materiaal begon men in Seattle te fluisteren over een bescheiden sensatie. Krist en Kurt trokken drummer Dave Grohl aan, en brachten in 1991 Nevermind uit. De sensatie was compleet: het album werd een megasucces. Het label hoopte eerst zo’n 50.000 albums te verkopen, maar schroefde de verwachtingen op naar misschien wel 250.000, toen eerste single ‘Smells Like Teen Spirit’ het onverwacht goed bleek te doen. In werkelijkheid verkochten ze al snel 400.000 stuks – per week. Nirvana verpakte op Nevermind melodieuze, pakkende popmuziek in keiharde, underground punkrock, en dat sloeg aan. Nirvana werd van enthousiaste kleine zalen gekatapulteerd naar kolkende arena’s. Ze pasten niet meer gewoon in de Seattle Sound, ze definieerden die.

Maar Cobain, perfectionist én zelftwijfelaar, was ontevreden over de toegankelijke sound van Nevermind en de enorme hit die ‘Smells Like Teen Spirit’ werd: „Het was zo’n cliché, het was bijna een riff van Boston.” En inderdaad, zet ‘More Than a Feeling’ maar eens aan. Met opvolger In Utero wilde hij iets rauwers en authentiekers maken. Maar punkrockproducer Steve Albini ten spijt, de songs bleven ontzettend aanstekelijk en het succes groeide.

Lees ook
Het was hard, het was rauw, het was zinderend

Nirvana op 25 november 1991 tijdens het concert in Paradiso, Amsterdam. Links bassist Krist Novoselic, rechts Kurt Cobain.

Intussen was Cobain vader geworden van een dochter, Frances Bean, en getrouwd met Courtney Love, de charismatische, explosieve frontvrouw van Hole. Dat veelbesproken rockhuwelijk zorgde voor nog meer aandacht van pers en fans, en Cobain kon er moeilijk mee omgaan. Hij wilde wel succesvol zijn, maar toch niet de stem van een generatie. Hij probeerde van de drugs af te komen, maar telkens lonkte de roes. Kurt belandde in maart 1994 in Rome in een ziekenhuis met een overdosis – later door Love uitgelegd als zelfmoordpoging.

Nirvana in 1991:

https://www.youtube.com/watch?v=aIr_IXXLZ8Q

Fuck ’em

Na de release van In Utero leek hij, zijn interviews van die tijd teruglezend, eigenlijk best gelukkig te zijn. Zijn mysterieuze maagpijn was eindelijk verdwenen. Hij zei clean te zijn en ontzettend blij met zijn gezin, met Courtney en Frances. En hoewel hij aangaf moe te zijn van Nirvana en van de eendimensionale muziek en zich openlijk afvroeg of ze wel meer in hun mars hadden, was hij best wel positief over de toekomst. Hij wilde etherische, akoestische muziek gaan maken op hun volgende plaat. Meer R.E.M. dan Sonic Youth. En als niemand het meer wilde luisteren, „fuck ’em”, dan kon hij teren op de royalty’s en had hij een mooi, lang leven met zijn gezin voor de boeg. Frances een liefdevol leven geven, in tegenstelling tot wat hij en Courtney allebei kenden, dat was het hoogste doel.

Maar weten wij veel.

Op 8 april 1994 werd Kurt Cobain door een elektricien aangetroffen in een kleine kas boven zijn garage, in zijn huis in Seattle. Hij had het polsbandje van de drugskliniek in LA waaruit hij was gevlucht nog om zijn arm, en zijn afscheidsbrief met een rode pen in een plantenbak geprikt. Het jachtgeweer lag op zijn borst, de loop richting zijn hoofd. Om hem heen een pakje sigaretten, een sigarendoosje met zijn heroïnespulletjes, een zonnebril, een warme muts, een portemonnee, een doosje munitie waaruit één patroon miste.

„Wij waren maar jongeren uit Washington, hier konden we niet mee omgaan”, zei Nirvana-bassist Krist Novoselic in grungegeschiedenis Everybody Loves Our Town. „Wij werden gewoon meegevoerd, omhoog en omhoog en omhoog, zoals ruimteschip Challenger. Die explodeerde, en Dave en ik landden op de grond, maar Kurt niet.”

Kurt Cobain met Courtney Love en hun dochter Frances Bean.
Foto Rex Features

Mythisch icoon

Rock, en zeker grunge, is vergeven van de trauma’s. Andy Wood, Kristen Pfaff, Layne Staley, Shannon Hoon, Scott Weiland, Tina Bell, Chris Cornell, Mark Lanegan. Ze vormen een treurige beeldentuin van rockers die vroeg of laat ten onder gingen aan drugs, alcohol, roem, depressie of een combinatie.

Het romantiseren van zo’n ‘rocksterrendood’ ligt op de loer – ik weet dat ik me daar toen ik jong was zeker schuldig aan maakte. Beter opbranden dan langzaam afsterven toch? Kurt schreef dat zelf in zijn afscheidsbrief. Maar ik herken er nu het gitzwarte sarcasme in: Kurt wist heel goed hoe zijn dood zou worden uitgelegd. Ze schilderden hem toch al af als „bozige, klagerige schizofreen die nooit tevreden is en zichzelf de hele tijd van kant wil maken”, zei hij drie maanden voor zijn dood.

Lees ook
Chris Cornell vond rust in de rock

Chris Cornell in 2012.

Na Kurts overdosis in Rome begin maart 1994 werd Dave Grohl te snel gebeld met het bericht dat hij dood was. Zijn reactie gaat door merg en been: „De schuchtere man die me een appel aanbood toen we elkaar voor het eerst ontmoetten was er niet meer. Mijn stille, introverte kamergenoot met wie ik een piepklein appartementje in Olympia deelde was er niet meer. De liefhebbende vader die elke avond voor elk concert met zijn prachtige babydochter speelde was er niet meer.”

Ik denk vaak aan Frances, nu 31 jaar, ouder dan hij. Op haar zesde strooide ze zijn as uit in een rivier bij Olympia. Op haar blote voetjes, in een paars jurkje, met de helblauwe kijkers van haar vader. Hij bleef haar hele leven onontkoombaar. Toen ze een paar maanden stage liep bij tijdschrift Rolling Stone in New York, zat ze tegenover een enorme muurschildering van Kurt. „Het leven is als een golf die op de kust slaat, en de dood is de golf die weer terug de oceaan in rolt, terug naar zijn natuurlijke staat”, schreef ze vorig jaar rond deze tijd op Instagram. „Verlies is de ultieme leraar. Hou de mensen waar je van houdt iets dichter bij je voor mij vandaag.”

Ik zal nooit echt weten waarom mijn grote held het leven niet aan kon, terwijl het mijne juist zoveel beter werd door dat van hem. Een pijnlijke gedachte: werd hij juist zo’n held omdat hij vroeg doodging? Kurt bleef eeuwig jong, vol idealen. Hij zou nooit verbitterd de Republikeinen gaan steunen of gezapige ouwelullenrock maken, of iets anders om pijnlijk mee van zijn voetstuk te lazeren. Hij werd een mythisch icoon, voor altijd.

Nirvana evengoed. Er zijn geen gitaarbands die niet op de een of andere manier door ze zijn beïnvloed, en ook rap- en popartiesten als Kendrick Lamar, Post Malone, Billie Eilish, St. Vincent, Denzel Curry, Lorde en Lana Del Rey noemen Nirvana belangrijk voor hun muzikale evolutie – en natuurlijk Dave Grohls stadionrockband Foo Fighters. Niet allemaal met dezelfde uitgerekte dynamiek, ruige gitaren of destructieve concerten, maar ze hebben allemaal een bepaalde authenticiteit, die pure wil om iets nieuws te creëren dat tegen de massa of huidige status-quo ingaat, net als Kurt.

Uiteindelijk is de echte erfenis van Kurt Cobain de muziek, niet zijn dood. Nevermind en Unplugged in New York zijn canonieke albums, Bleach en In Utero komen dichtbij. In totaal verkocht de band zo’n 75 miljoen albums, en zijn ze een van de bestverkopende acts wereldwijd – nog steeds. Hun shirts zijn mode, te koop in kindermaatjes, als sportkleding en pyjama’s. Beroemdheden en basisschoolkinderen lopen er nog altijd in en, nou ja, ik ook.

‘Where Did You Sleep Last Night’ in 1994 in Parijs, misschien wel de mooiste versie van het nummer:

https://www.youtube.com/watch?v=-j8_GmJaz0E

Albums

15 juni 1989
Bleach
24 september 1991
Nevermind
14 december 1992
Incesticide
13 september 1993
In Utero
1 november 1994
MTV Unplugged In New York
1 oktober 1996
From the Muddy Banks of the Wishkah
29 oktober 2002
Nirvana
23 november 2004
With the Lights Out
3 november 2009
Live at Reading
5 april 2019
Live at the Paramount
30 augustus 2019
Live & Loud


Theaterregisseur Nina Spijkers: ‘Ik ben in principe volledig incapabel om regisseur te zijn’

„Kies maar een zakje hoor, er is ook groene.” Regisseur Nina Spijkers wijst op het glas met de theezakjes. „Ik heb expres gevraagd of ze deze wilden kopen. Er staan altijd van die mooie spreuken op.” Ze pakt haar telefoon erbij. „Kijk, deze had ik laatst. Kindness is the gift of life. Die heb ik in de groepsapp naar de hele cast gestuurd. Ik zie het als opdracht. Voor de dag.”

We zijn in de foyer van theater Hanzehof in Zutphen, waar Spijkers de laatste hand legt aan haar nieuwe voorstelling Het Achtste Leven (voor Brilka), een theaterbewerking van het gelijknamige boek van Nino Haratischwili. De voorstelling gaat over zes generaties vrouwen uit één Georgische familie, tussen 1900 en nu. Via de lotgevallen van de familieleden komen alle belangrijke historische gebeurtenissen van de twintigste eeuw aan bod.

Het initiatief om Het Achtste Leven (voor Brilka) naar de Nederlandse theaters te brengen kwam van artistiek leider Daria Bukvić. Vanwege overspannenheid kon zij de regie niet op zich nemen, dus nam Spijkers het project over. Daar hoefde ze niet lang over na te denken, vertelt ze. Ze telt af op haar vingers: „Het is muziektheater. Een marathonvoorstelling. Met een onwaarschijnlijk goede, leuke cast. Een boeiend verhaal vol fantastische, sterke vrouwenrollen. Bij een gezelschap waar ik ongelooflijk graag mee werk. Natuurlijk zei ik ja.” Ze wijst naar mijn thee. „Wat staat er bij jou?”

‘Act, don’t react’.

„Ja! Nou, dat bedoel ik. Da’s toch mooi?”

Ja?

„Ja, toch? In plaats van af te wachten, kun je ook zelf leidend zijn in wat je zou willen.”

Is dat voor jou een uitdaging?

„Weet je, ik ben in principe volledig incapabel om regisseur te zijn. Ik heb een uiterst ongemakkelijke relatie met m’n eigen autoriteit. Ik ben toch een pleaser. Dat zit diep. Dat is iets waar veel vrouwen in leiderschapsfuncties last van hebben. Als meisje leer je dat je lief moet zijn, je aan moet passen, leuk gevonden moet worden. Dat thema zit in veel van mijn voorstellingen. In Coriolanus liet ik een vrij stereotypische mannelijke leider vertolken door een vrouw. Dan valt de dubbele standaard op. We groeien op, kijkend naar een masculien soort leiderschap. Het lijkt me goed om te zoeken naar een meer feminiene vorm van leiden. Ook voor mannen.”

Hoe ziet dat eruit, feminien leiderschap?

„De mens is het belangrijkst. De mens gaat vóór het werk. Als je kind ziek is, ga je naar huis. Punt. En werken vanuit harmonie, niet vanuit hiërarchie.”

Welke spreuk heb je zelf?

Give us the strength to resurrect and rise in our excellence.” Stilte. „Ja, soms zit er een mindere tussen.”

De voorstelling gaat, inclusief twee pauzes, vijf uur duren.

„Ja, het is veel. Het is ook een enorm boek, meer dan 1.200 pagina’s. Alles wat een mens kan meemaken, zit erin. Het is niet per se moeilijker werk, zo’n marathonvoorstelling, maar wel veel méér werk. Ik denk niet dat ik ooit in mijn leven zo hard heb gewerkt als de afgelopen weken.”

Anderzijds helpt de duur van de voorstelling haar ook. „Je hoeft veel minder te duwen als regisseur. Als toeschouwer leer je de personages zo goed kennen dat je op den duur weinig nodig hebt om te begrijpen wat er in ze omgaat. Je werkt een hele voorstelling lang aan het opmaken van een bedje. In het laatste deel hoeven de personages er alleen nog maar in te gaan liggen.”

Welk thema vormt voor jou de kern van dit stuk?

„Er zit een tekst in het boek die eigenlijk niet in de bewerking zat, maar die ik erin gesmokkeld heb. Het gaat over de vraag welke verhalen je besluit te vertellen. Wiens perspectief verdient nu een podium? Voor mij is dat een sleutelscène geworden. Nitsa, de verteller van het verhaal, vraagt zich af hoe het zou zijn als het collectieve geheugen van de mensheid andere dingen had onthouden.” Spijkers citeert uit haar hoofd: „Wat als alle oorlogen en al die ontelbare koningen, heersers, leiders en huurlingen waren vergeten, en er in de boeken alleen mensen waren overgebleven die met hun eigen handen een huis hebben gebouwd, een tuin aangelegd, een giraffe ontdekt, een wolk beschreven of de hals van een vrouw bezongen?” Een glimlach. „Het gaat over de verantwoordelijkheid na te denken over welke verhalen je vertelt, en welke niet. Wat besluit je je te willen herinneren?

„Een ander thema waar we het veel over hebben gehad is intergenerationeel trauma. Hoe je trauma’s doorgeeft aan je kinderen. En hoe ze vervolgens doorwerken in de generaties daarna. Dat laat het stuk goed zien.”

Het is ook een uitgesproken Georgische geschiedenis. Heb je iets met Georgië?

„Voordat ik aan deze voorstelling begon, wist ik helemaal niets over dat land. Nu kan ik er uren over doorpraten. Het is inderdaad een erg Georgisch verhaal. We proberen dat ook te bewaken: dat we het niet vernederlandsen.

„We zingen moeilijke, oude, polyfonische Georgische koorzang in de voorstelling. In Georgië hebben ze een manier van zingen die volstrekt uniek is in de wereld. Die koorzang vormt de hummuslaag van de voorstelling. Zo noem ik het. Daar wortelt alles in, het hele verhaal.

„Georgiërs hebben voor elke gelegenheid een lied. Hun manier van zingen is een soort huilen. Daar kan ik jaloers op zijn. Dan zitten we aan het einde van een repetitiedag, helemaal kapot, met een biertje en sapje en een bak chips rond de tafel, en dan denk ik: in Georgië zouden ze op dit moment met zijn allen een lied gaan zingen. Samen zingen om iets te verwerken. Daar gaat het ook over, de voorstelling. Verwerking.

„En er zitten goede lessen in. Over de geschiedenis van Georgië.”

Lessen?

„Ik wil geen politiek statement maken, maar hoe Rusland om is gegaan en nog steeds omgaat met dat land, dat lijkt toch wel eng veel op wat er momenteel met Oekraïne gebeurt.”

Er is een kijkwijzer aan de voorstelling toegevoegd. Hij is voor 16+.

„Is dat zo? Dat zou wel kunnen, dat komt dan door een van mijn lievelingsscènes. Die is vrij expliciet. Het is een seksscène waarin halverwege de consent verandert, de wederzijdse instemming. Daar gaat het over. Dat is iets wat in het echt vaak gebeurt. Dat is ingewikkeld en interessant. Eerst is iemand er nog wel voor in om seks te hebben met de ander, maar gaandeweg voelt het toch niet goed, en wordt er toch doorgegaan.

„Om precies te laten zien hoe zoiets kan gebeuren, hebben we met de intimiteitscoördinator minutieus aan die scène gewerkt. Over elke beweging hebben we nagedacht, want een kleine beweging kan al maken dat de boodschap die je communiceert verandert. Dat was leuk, om dat zo gedetailleerd te onderzoeken.”

Dat klinkt spannend. Sinds #Metoo zijn we toch vooral bedreven geraakt in het belichten van slachtoffers en het aanwijzen van daders.

„Die stap is nodig geweest, heel nodig. Maar ik denk dat het nu belangrijk is om te gaan kijken naar de grijstinten. De nuance. Wie doet nu eigenlijk wie iets aan, vraag je je af. De ene toeschouwer zou zeggen: zij heeft hem verkracht en verleid, een ander zegt: nee, hij heeft háár verkracht. De waarheid ligt in het midden.”

Daria wilde de voorstelling voor haar moeder maken, ik maak hem voor mijn dochter, heb je gezegd toen je het project aannam. Je dochter is nu dertien maanden.

„Dat is echt levensveranderend. O nee, nu ga ik natuurlijk huilen. Dat komt doordat ik heel moe ben. En we zitten twee weken hier in Zutphen, met overnachtingen. Ik mis haar gewoon erg.

„In het stuk komt een moeder voor die haar kind kwijt is. En iemand die een gedwongen abortus ondergaat. Dat soort scènes snap ik sinds ik zelf moeder ben op een veel dieper niveau.

„Ik heb niet het gevoel dat ik er een andere regisseur van geworden ben. Dat is geruststellend. Ik had me erop voorbereid dat de verandering groter zou zijn. Ik was bang dat ik de noodzaak misschien niet meer zou voelen om nog voorstellingen te maken. Maar dat is niet zo, ik ben er niet minder ambitieus van geworden. Integendeel. Er is een ander soort ambitie bij gekomen: ik wil een voorbeeld voor haar zijn. Een goede, aanwezige moeder én succesvol. Ik wil haar laten zien dat dat kan.”

Het Achtste Leven (voor Brilka). Van: Theater Oostpool. Naar de roman van Nino Haratischwili. Concept en regie: Nina Spijkers. Tournee: 4 april t/m 15 juni. Info: oostpool.nl

https://www.youtube.com/watch?v=cvh9kOqkPgI


‘’s Ochtends kraait er ergens een haan. Meteen klinkt in mijn hoofd die beroemde frase uit de ‘Johannes-Passion’’

Henk Neven De Nederlandse bariton Henk Neven (1976) zingt in de periode voor Pasen avond aan avond de rol van Jezus in de ‘Johannes-Passion’ van Bach. „Voor elk concert geldt dat in het verleden behaalde successen geen garantie voor de toekomst bieden. Je begint steeds gewoon weer bij de eerste noot.”

Henk Neven op de generale repetitie van de Johannes-Passion in het Muziekcentrum in Enschede

Henk Neven op de generale repetitie van de Johannes-Passion in het Muziekcentrum in Enschede

Foto Eric Brinkhorst

Vrijdag 15 maart

Nostalgisch

Vandaag zing ik mijn eerste Johannes-Passion van dit passieseizoen. Eerste keren worden helaas zeldzamer naarmate je ouder wordt. Des te mooier zijn de herinneringen die je eraan bewaart – zeker ook de muzikale. Zo herinner ik me heel scherp mijn eerste kennismakingen met grote werken als Schuberts Winterreise of Schönbergs Verklärte Nacht. En natuurlijk ook die met Bachs beide passionen.

Ik ben nostalgisch van aard en deze Johannes-Passion met het Toonkunstkoor van Gouda in de Sint-Jan in Gouda appelleert daaraan. Dit is de kerk waar mijn vader ooit zijn eerste passionen hoorde. Vanavond zing ik de Christus-partij en mijn vriend en collega Mattijs van de Woerd, ook bariton, de aria’s voor bas. Met hem zong ik jaren geleden ook samen in mijn allereerste Johannes-Passion. De dirigent die de uitvoering vanavond leidt, Niels Kuijers, was óók degene die mij op mijn zeventiende uitnodigde voor mijn allereerste solo. Maar, gek, bij het horen van het geniale openingskoor ‘Herr, unser Herrscher’ is het eigenlijk elk jaar weer alsof je het voor het eerst hoort, zo geniaal is het. Wij simpele zielen staan ver weg van de grootheid van Bach.

Donderdag 21 maart

Ambacht

Ik ben onderweg naar mijn tweede Johannes-Passion van dit jaar: met orkest Phion en dirigent Jos van Veldhoven, jarenlang leider van de Bachvereniging. In de auto hoor ik pianist Krystian Zimerman in een interview zeggen dat hij zichzelf voor 99 procent als ambachtsman (craftsman) ziet en voor 1 procent als kunstenaar. Hij voegt eraan toe dat in het Italiaans de woorden bijna overeenkomen. Artigiano en artista. Ja, zo kijk ik er zelf ook tegenaan. Mijn ambacht bestaat er deze ochtend uit mijn stem aan te passen aan een andere stemming. Phion speelt in moderne stemming (442 hrz), terwijl het orkest waarmee ik vorige week werkte in barokstemming (415 hrz) speelde. Praktisch gesproken betekent dat dat ik vandaag alles een halve toon hoger moet zingen.

Voor aanvang van de generale repetitie neem ik in mijn kleedkamer de hele Christus-partij nog eens door. Wat zijn de belangrijke woorden, waar liggen vocale aandachtspunten? We hebben een goede repetitie. Jos van Veldhoven voorziet elk personage van een eigen combinatie van instrumenten. Mijn fundament wordt orgel, contrabas en theorbe. De zangers, het basso continuo en de dirigent voelen nu als een hecht team – en dit is pas onze eerste samenkomst.

Ik slaap in Lonneker, in een tot hotel omgebouwde pastorie. Uit het raam zie ik op het onderliggende kerkhof een prachtig schouwspel. Twee doodgravers scheppen een graf dicht. Eenmaal met aarde bedekt, wordt er jong groen geplant. De vanzelfsprekende en liefdevolle toewijding van de doodgravers inspireert me. Liefde, dood, nieuw begin – daar gaat de Johannes-Passion ook over. En met eenzelfde toewijding wil ik muziek maken.

Foto Eric Brinkhorst

Vrijdag 22 maart

Kraaiende haan

Vanavond is de eerste uitvoering in Enschede. Er spelen altijd teksten en muziek door mijn hoofd als ik langere tijd met een opera, oratorium of passie bezig ben. Meestal zijn dat overigens de teksten van collega’s, en niet mijn eigen zinnen. Vandaag begint dat innerlijke rondzingen van frases en melodieën eerder dan ik wens. Het pastoriehotel ligt pal naast de kerk, de klok is vlak naast mijn raam. Elk heel en half uur geeft de klepel een flinke lel tegen de klok. Om kwart over vier in de ochtend kraait er bovendien ergens een haan. Meteen klinkt in mijn hoofd de beroemde frase uit de scène in de Johannes-Passion die het verloochenen van Christus door Petrus beschrijft: ‘Und alsobald krähete der Hahn!’ Zelfs de kraaiende cello hoor ik erbij. Hier kraait die haan trouwens geen drie keer, maar wel dertig keer. Ik woel en tel elk uur de slagen. Eén-twee-drie-vier-vijf-zes. Ik denk aan de hoge a van de evangelist: ‘Und es war frühe!’.

Dan maar een ochtendwandelingetje. Het voorjaar is hier veel meer zicht- en hoorbaar dan in Rotterdam, waar ik woon. Ik moet denken aan de woorden van een Iraanse vriend over Norooz, het Persisch nieuwjaar dat vernieuwing, wedergeboorte van de natuur en hoop symboliseert. Norooz, lente, passionen, komen ze niet allemaal voort uit dezelfde bron?

Zondag 24 maart

Ist es vollbracht?

Gisteravond in de sfeervolle Plechelmusbasiliek in Oldenzaal was het een goede en geïnspireerde uitvoering. De heldere, warme akoestiek hielp mee. Vandaag reis ik naar Zwolle voor de volgende uitvoering. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Voor elk concert geldt dat in het verleden behaalde successen geen garantie voor de toekomst bieden. Je begint gewoon weer bij de eerste noot.

De Jezuspartij in de Johannes-Passion is niet omvangrijk, maar alle zinnen zijn van gewicht en betekenis. In mijn kritische zangershoofd is het, wat mijn eigen aandeel betreft, al snel een níét geslaagde uitvoering wanneer één of twee van die momenten niet voldoen aan mijn kwaliteitseisen.

Goedbedoelde opmerkingen na afloop als ‘wel lastig zeker in deze akoestiek?’ bevestigen de gedachte: ‘Zie je wel, het was niet zo goed’. Eén troost: ik zing lang genoeg om te weten dat zulke gedachten erbij horen.

Ik houd me in dit geval vast aan het feit dat Bach boven de partij de naam Jezus schreef en niet Christus. In zijn noten lees en hoor ik een mens en geen heilige. Een mens met onzekerheden, angsten en twijfels. Met een beetje geluk droeg mijn eigen onzekerheid bij om in de buurt te komen van het portret dat Bach van de mens Jezus wilde maken.

Foto Eric Brinkhorst

Dinsdag 26 maart

Am Abend da es kühle war

Dagen van uitvoeringen vind ik best lastig. Ik wil me koest houden en energie sparen. Zeker in een week waarin nog vier passionen achter elkaar gepland staan. Aan de andere kant ligt er vaak nog een berg ander werk. En als ik op een nieuwe plek ben, lokt de omgeving me ook. Dan wil ik er met mijn camera op uittrekken.

In de ochtend maak ik vanuit mijn Bed & Breakfast in Bolsward eerst wat uren vrij voor taken die nog wachtten op mijn aandacht: opnames beluisteren van getalenteerde liedduo’s die zich hebben aangemeld voor de masterclass van het Internationaal Lied Festival Zeist, een liedklas voorbereiden die ik volgende week geef aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en teksten leren voor een aankomend recital met pianist Hans Eijsackers.

Mijn drang om naar buiten te gaan brengt me naar het Jopie Huisman Museum in Workum. Wat een mooie verrassing is dat. Ik word getroffen door een prachtig schilderijtje van een huisje in de nacht. Binnen brandt vanuit één venster een eenzaam flets licht. Er staat een tekst van de kunstenaar zelf bij: „’s Nachts aan het water, als iedereen sliep, dan voelde je dat het kwaad uit de wereld was. Het gevoel dat de lucht zuiver was: alle spanning was weg.”

Die tekst past naadloos op de tekst van het allermooiste arioso uit de Matthäus-Passion: ‘Am Abend da es kühle war’, gevolgd door de dankbare basaria ‘Mache dich, mein Herze, rein’. Voldaan keer ik B&B-waarts, opgeladen voor het concert van vanavond.

J.S. Bach, Johannes-Passion door Orkest vd 18de-eeuw met Henk Neven (Christus). Nog te beluisteren op 28 maart, TivVredenburg Utrecht en 29 maart, Musis, Arnhem. Info: orchesta18c.com

Elke Vierveijzer maakte ‘Drift’ over haar onvermijdelijke woede: ‘Deze voorstelling is een groot nee!’

Als Elke Vierveijzer (35) net klaar is in de schouwburg van Gouda, komt ze nog een keer op. Overal op het toneel liggen attributen waar ze muziek mee heeft gemaakt: een zaag, een bijl, olievaten. Ze gaat in het midden staan – een paar meter voor de plek waar ze net heeft geschreeuwd, gekrioeld en zwoel heeft gedanst – kijkt het publiek in, zet een glimlach op, tilt haar stem een paar tonen omhoog en zegt: „Ontzettend leuk dat jullie hier zijn. Van mijn vorige voorstelling Lucht hebben we een elpee gemaakt. Voel je vooral niet verplicht, maar jullie kunnen hem bij mij kopen.” Aan alles voel je: normaal is zij deze vriendelijke, pleasende vrouw.

Toch is die Elke in de voorstelling niet zichtbaar. Ze vecht ertegen. Drift gaat vooral over woede, verpakt in liedjes en teksten die eerder kreten zijn dan concrete verhalen. Het is totaal anders dan haar vorige voorstelling, zegt ze een paar dagen later aan de keukentafel in haar huis in Liempde. Met Lucht won ze de Poelifinario, de belangrijkste cabaretprijs, in de categorie ‘kleinkunst’. Die show ging over rouw na een burn-out en zat vol, zoals ze zelf zegt, ‘mooie liedjes’.

Waarom moest het zo anders?

„Ik moest mijn lijf echt geweld aandoen om mooie liedjes te zingen. Ik voelde zo’n kramp hier (ze wijst naar haar keel). Na het zingen had ik veel pijn. Ik hield daar toch ook iets hoog. Zo van (ze opent haar armen, haar stem klinkt opeens heel zoet): ‘We gaan het hebben over verdriet en pijn en hoe we met elkaar omgaan.’

„Daarna kwam de vraag wat ik in 2024/2025 ging doen. Eerst dacht ik: helemaal niets. Ik kon dit niet meer. Maar ik voelde dat er van alles in mij schreeuwde dat eruit moest. Dat is misschien ook logisch. Vanuit mijn burn-out ontstond Lucht en het is onvermijdelijk natuurlijk dat daarna de woede komt.”

Onvermijdelijk natuurlijk?

„Dat hoor je vaker in een rouwproces.”

https://www.youtube.com/watch?v=VT7-s0T9oho

Wat verloor je?

„Ik was altijd op zoek naar manieren om mensen niet te kwetsen. Dat is heel vermoeiend want dan ben je de hele tijd met je antennes bij de ander. Ik verloor tijdens die burn-out het vermogen om me continu aan te passen. Ik was doodop. Maar daar was wel mijn identiteit op gestoeld, snap je? En hoe zorg je er dan voor dat mensen je nog steeds liefhebben? Wat als ik boos ben of tegen durf te bewegen, houden ze dan nog van mij?”

Zijn er momenten geweest in jouw jeugd waarop jouw woede niet werd geaccepteerd?

„Misschien was dat het niet eens. Mijn vader was vaak heel boos. Niet specifiek op ons gericht, maar je bent een kind en je wil dat het stopt. Je wist nooit wanneer de bom zou ontploffen. Dat kon zijn als hij ging klussen. Nou dan zag je iedereen zo alle uithoeken van het huis verkennen. Dat pleasende was denk ik een tegenreactie. Allebei mijn ouders hadden een ingewikkelde jeugd. Die generatie was van niet zeiken, gewoon je schouders eronder en door. Dus ik neem hem dit niet kwalijk.

„God, ik hoor mezelf dit dan zeggen en dan denk ik: maar dat is dus je probleem. Neem ze het even een jaar lang helemaal kwalijk.”

Wat zei jouw woede eigenlijk?

„Na Lucht kon ik dus moeilijk klanken maken, de klinkers stokten met zingen in mijn keel. Ik ben begonnen met stembevrijding. De eerste keer eindigde in, ik denk wel vijf minuten, snoeihard nee schreeuwen. Nul last van mijn stem. Toen dacht ik: hoe helder wil je het hebben? Dus deze voorstelling is een grote nee.”

De pleasende Elke is er helemaal niet meer in deze voorstelling. Je had ervoor kunnen kiezen om die twee Elkes te mengen.

„Ik maak vanuit mijn onderbuik en daar zat de behoefte om helemaal los te breken. Ik had Kim [Arnold] als regisseur gevraagd omdat ik iemand zocht die fysiek theater maakt. Woede is fysiek. Ik wilde dansen, schreeuwen, bewegen. De eerste repetities namen we een emotie, keken we naar waar die begon in mijn lijf en gingen we die uitvergroten.

„Maar het was ingewikkeld want bij de try-outs merkte ik dat mensen niet zeiden van: ‘ach meid, ben je zo boos, kom hier, dan wieg ik je even’. Nee, ze waren geïrriteerd. Ik denk dat ze geconfronteerd werden met een kant van zichzelf die ze niet perse fijn vinden en dat nodigt niet uit tot gesprek. Na een try-out was er een vrouw die mij van top tot teen bekeek en zei: ‘Hoe kun je zo zijn?’

„Ik dacht o shit, ik kan dit als mens helemaal niet. En toen was er een try-out waar Kim niet bij was en toen ging ik schmieren. Grapjes verwerken, verhalen vertellen, alles lichtvoetiger maken. Dagen later zei Kim na aanleiding van de beelden: ‘Wij moeten even praten.’ Ze zei: ‘We kunnen deze route inslaan, dat is misschien comfortabeler voor het publiek, maar jij wilde iets anders maken en dan hoort het ongemak erbij’. Kim heeft me elke keer als een pitbull teruggetrokken naar waar het begon. En soms dacht ik wel van: hou op! Maar uiteindelijk wilde ik dit maken.”

Grappig. Want Kim zei juist dat je makkelijk was en alles uit wilde proberen wat zij voorstelde.

„Ik heb mijn grenzen wel aangegeven, maar ik zie dan ook niet het nut van starheid en snel oordelen voordat ik iets van alle kanten heb bekeken. Maar het is inderdaad de story of my life. Een keer ging ik uit eten met mijn team. Zij zaten de hele tijd te kutten. Op een gegeven moment heb ik voor m’n gevoel gezegd (ze slaat met haar hand op tafel): ‘Zo is het afgelopen!’ De volgende dag in het theater zei ik: ‘Sorry dat ik gisteren zo boos was’. Toen zeiden ze: ‘Was jij boos?’ ”

Je ontkomt niet aan het feit dat je als vrouw met 1-0 achterstaat omdat je gewoon niet geacht wordt je woede te pakken

In je voorstelling zitten niet veel concrete verhalen. Waarom niet?

„Er zat in een van de eerste try-outs een zeven minuten durend verhaal over een bezoek aan de gynaecoloog. Na dat optreden was er nog een nagesprek. Daar ontstond een felle discussie over de inhoud van mijn ervaring die erg op vrouwen was gericht. Ik vroeg me af: wil ik dit nou? Want ik wilde geen feministische voorstelling maken.”

Niet? Heb je dan geen feministische voorstelling gemaakt?

„Dat vind ik een moeilijke vraag. Ik denk voor de feministen of de extreme antifeministen in de zaal wel. Ben ik ervan overtuigd dat al deze thema’s alleen maar spelen in het vrouw zijn? Nee. Maar je ontkomt niet aan het feit dat je als vrouw met 1-0 achterstaat omdat je gewoon niet geacht wordt je woede te pakken. Vrouwen zijn toch altijd symbool voor zachtheid, vrolijkheid, verzorging. We hebben al veel gewonnen, maar dat is nog steeds diepgeworteld in onze systemen. Interessant is wel dat er een verschuiving plaatsvindt. Nu ligt de woede van mannen meer onder de loep, met de cancel culture. Dat roept weerstand op.

„Ik denk dus dat woede zo’n universeel thema is, dat er nu heel veel mensen heel boos zijn en dat het hoog tijd wordt dat we daar een vorm voor leren vinden. Op een zo onschadelijk mogelijke manier. Dat is een zoektocht die we als maatschappij aan mogen gaan.”

Ik begreep dat je het tekstschrijven ook anders hebt aangepakt. Dat je soms prachtige teksten had geschreven…

„…en dat ik er van Kim met de schuurborstel overheen moest ja. Nou, het grappige is, ik vind dat niet helemaal gelukt. Zij heeft me echt uitgedaagd om zinsconstructies op te breken, om de teksten ongepolijst te maken, maar ik verzand in poëtische beelden. De kern van wat ik maak is zo verbonden aan een gevoel en niet aan een concept. Ik zoek beelden bij mijn onderbuik. Dat past ook bij mijn karakter. Als je minder concreet bent, is het ook zachter. Dat zit zo diep. Dus ik wilde wel maar ik kreeg het gewoon niet voor mekaar. Het is nog steeds binnen de lijntjes. Tegelijkertijd denk ik dat het voor het publiek helemaal moeilijk zou zijn geweest als ik alles had losgelaten. Mensen komen ook naar mij toe omdat ik diegene ben van die mooie liedjes. Dit is al een enorme stap, het voelde alsof ik dan te veel was verloren.”

Elke Vierveijzer: Drift. Muzikale begeleiding: Michiel Wetzer. Regie: Kim Arnold. Techniek en lichtontwerp: Niels Kingma. Tournee t/m 31 mei. Info: elkevierveijzer.nl


Jirí Kylián leert de dansers van Het Nationale Ballet dat het om hén draait

De Nederlands-Tsjechische choreograaf Jirí Kylián was van 1975 tot 1999 artistiek leider van het Nederlands Dans Theater (NDT) en tot 2006 waren zijn creaties in Nederland strikt voorbehouden aan die groep. Sindsdien voert Introdans nu en dan ook werken van Jirí Kylián (77) uit. Vanaf zaterdag prijkt Wings of Wax (1997) op het repertoire van Het Nationale Ballet (HNB).

De choreograaf is een paar dagen in de studio aanwezig om de puntjes op de i te zetten. Gezeten tegen de spiegelwand kijkt hij geconcentreerd, nu en dan een arm bewegend, maar vooral in woorden een intentie of energie benadrukkend. „Fly, explode, jump!” Met zijn bekende voorliefde voor grapjes helpt hij een danseres die besluiteloosheid in haar bewegingen moet leggen : „Je weet niet waar je heen wilt: links, rechts? Hierheen, daarheen? HNB, NDT?”

Kylián wordt met buitengewoon veel enthousiasme en egards ontvangen in Amsterdam. Een groot deel van de artistieke staf, onder wie directeur Ted Brandsen, is uitgerukt om de repetitie bij te wonen. Langs de kant zuigt een opmerkelijk grote groep dansers – zittend, staand, liggend of rekkend – elke beweging, elke correctie op. De gretigheid om deze nieuwe danstaal te leren is voelbaar.

„Als iemand als hij binnenkomt, voel je een shift in het hele gezelschap. Iedereen wil erbij zijn”, zegt Joseph Massarelli, en Riho Sakamoto zucht verzaligd: „Het is wonderlijk: hij is nu twee dagen bij de repetities, en we zijn zó gegroeid.” Zij dansen zaterdag de première van Wings of Wax, een choreografie voor vier dansparen onder een grote, ondersteboven hangende boom.

Dansen met je ziel

Net als de dansers is Kylián na de tweede repetitiedag in zijn nopjes: „Stefan Zeromski en Elke Schepers, twee oud-dansers van NDT, hebben de choreografie geweldig overgebracht op de dansers. Ik hoef fysiek niet veel te veranderen”, aldus de choreograaf, die kort geleden nog een werk instudeerde met de jonge dansers van NDT2. „Daar ben ik meer een leraar. Hier kan ik bezig zijn met de betekenis en de spanning. Ik ben erg tevreden: ze dansen het met hun ziel, zijn geïnteresseerd en proberen te begrijpen waar het om gaat.”

In de studio geeft hij zijn aanwijzingen vrijwel zonder stemverheffing. „Neem wat meer risico, ga er maar in hangen”, zegt hij als een danseres haar lichaam wat keurig in een piqué-balanshouding blijft staan. De balletarmen en -handen moeten ook worden afgezworen: „Normal hands graag, human hands. Don’t be like a dancer.”

Jirí Kylián repeteert ‘Wings of Wax’ met Riho Sakamoto bij Het Nationale Ballet
Foto Altin Kaftira

Dat laatste is wel de moeilijkste instructie, zeker voor dansers die bij HNB nauwelijks ervaring opdoen met stijlen die buiten het klassieke en neo-klassieke idioom vallen. Des te gelukkiger zijn zij dat Kylián besloot dat Wings of Wax een betere keuze voor HNB zou zijn dan Stepping Stones (1991). Dat is binnen zijn oeuvre zéér klassiek en wordt bovendien op spitzen gedanst.

„Jaaaa!”, flapt Sakamoto er hardgrondig uit. „Héél gelukkig dat het geen spitzenstuk is. Ik hou van dansen op de slappe schoen. Je lichaamscentrum zit lager, je kunt meer kracht uit je torso halen. Als vrouw ben je op spitzen altijd de gepartnerde, nu kun je voor elkaar zorgen. Het stelt mannen en vrouwen gelijk.”

Ze voelt zich enorm uitgedaagd: „Ballet is in vergelijking statisch en gericht op de juiste houding en vorm. Ik vind het moeilijk daar níét naar te streven. Gewoon, je arm eens laten vallen en de beweging laten vloeien. Voor mij is dit echt mind blowing.”

Natuurdocumentaire

„Dans kan zo extreem onnatuurlijk zijn”, vindt Timothy van Poucke, die eveneens in de eerste bezetting danst. „Maar als ik nu naar mijn collega’s kijk is het bijna of ik een natuurdocumentaire zie.” Massarelli: „Zoals mensen eigenlijk zouden moeten bewegen. Bijna als een Neanderthaler.” Van Poucke: „En tegelijkertijd moet het er helemaal bedoeld uitzien. Complex én natuurlijk.”

Minstens even belangrijk als nieuwe fysieke ervaringen zijn de ideeën die Kylián hun meegeeft. Over hoe ze de choreografie zouden moeten benaderen, met welke instelling ze überhaupt op het toneel kunnen staan. Het bewustzijn dat hij na afloop van de choreografie telkens weer een stukje ouder zal zijn (een Kylián-stokpaardje), zette bij Massarelli iets in gang. „Eerst schrik je. Oh my God! Maar dan realiseer je je dat het over de ervaring van het moment gaat. Het leert je te omarmen dat alles voortdurend verandert, dus ook dat jij de passen een volgende keer anders, met meer wijsheid zult doen. Dergelijke bagage tilt je op.”

Don’t be like a dancerChoreograaf Jirí Kylián

„Ik ben anders over het stuk gaan denken sinds hij vertelde dat niet de choreografie het belangrijkste is, maar het feit dat jíj die uitvoert, op dat moment in de tijd”, zegt Van Poucke. „Dus in het moment zijn, niet vooruit denken. Daar zijn wij als klassieke dansers juist altijd mee bezig: verder komen, hoger.”

In de toekomst hopen zij meer choreografieën van Kylián te kunnen dansen. De choreograaf staat in elk geval open voor meer verzoeken van HNB. Creaties zullen dat niet zijn: „Daar heb ik de energie niet meer voor.” Zijn scheppende werk speelt zich nu af op het vlak van films en installaties. Volgend jaar toont een groot Kylián-festival in Oslo zowel choreografieën als films en beeldend werk.

De dansers voelen zijn creatieve kracht. Massarelli: „Hij laat ons heel erg ervaren waarom we in de studio staan.” Sakamoto: „Dit is echt iets waar we het hele seizoen naar hebben uitgekeken.” Van Poucke kijkt – toch – verder vooruit: „Choreografen worden uit dansers geboren. Er lopen hier collega’s rond die later tot choreograaf zullen uitgroeien, mede dankzij deze ervaring. Daarom is dit zo belangrijk.”


Elf truien van zangeres Nancy Sinatra uitgeplozen

Nancy Sinatra werd beroemd door haar laarzen maar eigenlijk waren haar truien veel belangrijker. De popzangeres was in de jaren zestig eventjes beroemder dan haar vader Frank Sinatra dankzij de hit ‘These Boots are Made for Walking’. Vinylverzamelaar Vic van de Reijt maakte voor het tijdschrift Furore een analyse van de elf truien die zij in de periode 1966-1968 aantrok.

Zij droeg bij voorkeur streepjestruien. Van de Reijt ontdekte dat de trui die ze draagt op haar debuutsingle in 1961 dezelfde was als die op haar vijfde elpee uit 1967. Sterren en gekroonde hoofden zijn gewend om openbare outfits maar één keer te dragen, maar Sinatra was heel gewoon gebleven en trok de zes jaar oude streepjestrui nog een keer uit de kast. Praktisch was ze ook: de trui op haar tweede elpee Does that Grab You? was zo lang dat ze geen broek aan hoefde.

Furore is een tijdschrift dat aandacht geeft aan schijnbaar futiele details uit de popcultuur. Net als grote zus De Poezenkrant zaliger gedachtenis is Furore een geesteskind van Piet Schreuders.Het blad verschijnt onregelmatig sinds 1975, zo onregelmatig dat na ruim twee jaar wachten nu ineens twéé nummers op de mat vielen.

Lees ook
Piet Scheuders over de laatste Poezenkrant

'De Poezenkrant’ stopt na 50 jaar. Bladenmaker Piet Schreuders legt uit waarom

Roodharige Beatle-verslaggever

‘De truien van Nancy Sinatra’ is het coverartikel van nummer 29. Nummer 28 is geheel gewijd aan The Beatles. Wegens de internationale belangstelling is dit nummer in het Engels. Een goed deel is ingeruimd voor een interview met Maureen O’Grady. De roodharige verslaggever van het Britse meidenblad Boyfriend – vergelijkbaar met de Tina – had in 1963 onbeperkte toegang tot de groep. Dat privilege verkreeg ze vermoedelijk doordat zij als jonge vrouwelijke fan gunstig afstak tegen de ongeïnteresseerde mannelijke dagbladjournalisten die de band niet serieus namen. Het interview geeft een inkijkje in de onbezonnen begintijd van de tienerbladen en de popjournalistiek. Toen de Beatles na een halfjaar wereldberoemd werden en het gevecht om hun aandacht moordend werd, was het afgelopen met O’Grady’s vrije toegang.

De Beatles bleken trouwens gewoon aardige jongens die een beetje rondhingen, waardoor de schijnwerper in dit artikel moeiteloos wordt gestolen door de Rolling Stones. De nozems waren toen nog niet beroemd en hadden geregeld honger. Dus kwamen ze rond lunchtijd graag langs op de redactie van Boyfriend om boterhammen te scoren. O’Grady: „De andere meiden zeiden: ‘Maureen, je vrienden zijn er weer’ en maakten dat ze wegkwamen”. Op het kerstfeest van Boyfriend werden gitarist Keith Richards en zanger Mick Jagger eruit gegooid omdat ze in kennelijke staat potten geraniums hadden omgestoten. Jagger verlangde op straat een kus van O’Grady maar die was daar niet van gediend.

Locatieporno

Schreuders en zijn geestgenoten zoeken graag minutieus uit wanneer en waar afbeeldingen van artiesten gemaakt zijn. ‘Locatieporno’ heet dat in Furore. Van The Beatles lijkt inmiddels iedere seconde en vierkante centimeter wel in kaart gebracht, dus is het de sport om daar toch weer een nieuw detail aan toe te voegen. Historicus Mark Ashworth bijt zijn tanden stuk op een foto uit Boyfriend van 4 mei 1963 die onder kenners bekend staat als ‘de gymzaalfoto’. Door de afgebroken knoppen op de gitaren te tellen, en door intensieve kapselvergelijking, komt de auteur tot de conclusie dat de foto vermoedelijk is genomen op 12 februari 1963, maar de locatie blijft een raadsel.

Bijvangst van de historicus is de ontdekking, na bestudering van de slordige pony’s, dat de beroemde kapsels van The Beatles in alle hectiek veel minder zorgvuldig werden verzorgd dan hij altijd dacht: „Beschikbaar visueel bewijs suggereert dat een ongeschoolde onbekende hun haar knipte met een nagelschaar, vermoedelijk geblinddoekt.”

Furore nummer 28 met The Beatles
Furore nummer 29 met ‘De truien van Nancy Sinatra’


In de verlaten stad Ani botsen Turkije en Armenië

‘Hoe vet is dit”, zegt een Turk van in de twintig terwijl hij een 11de-eeuwse moskee binnenstapt. Met grote ogen staart hij naar de bruinrode pilaren, het turquoise tapijt en de Turkse vlag die bij de ingang hangt. Wanneer hij alles heeft vastgelegd met zijn smartphone, richt hij zich tot twee vrienden. „Kom, laten we bidden.”

De Turken zijn op vakantie in eigen land. Ze krijgen een rondleiding door Ani, de eeuwenoude stad op een hoogvlakte in het oosten van Turkije, die in de 18de eeuw werd verlaten en nu tientallen ruïnes van religieuze gebouwen telt. Hun eveneens Turkse gids heeft hun net uitgelegd dat deze moskee is gebouwd nadat de Turkse krijgsheer Alp Arslan, de tweede sultan van het Seltsjoekenrijk, Ani in 1064 veroverde op de Byzantijnen, en zo de weg opende voor de verovering van Anatolië. De eerste moskee van Anatolië, noemt de Turkse pers het gebouw.

De moskee kijkt uit over een kronkelende rivier die diep door het landschap snijdt. Die rivier markeert de grens tussen Turkije en Armenië, die Ankara in 1993 sloot op verzoek van Azerbeidzjan, dat ook toen in een oorlog was verwikkeld met Armenië en op deze manier Yerevan economisch wilde raken. Aan de overkant van de rivier zijn in de verte Armeense vlaggen en wachttorens zichtbaar.

„Er zouden hier een stuk meer toeristen zijn als die grens openging”, zegt gids Aleyna. Niet dat het haar veel extra werk zou opleveren, lacht ze, want de Armeense toeristen die nu via de grens met Georgië naar Ani komen, maken liever gebruik van hun eigen, Armeense gidsen. „Helaas vertellen die de wildste leugens. Ze doen altijd alsof Alp Arslan een schurk was en beweren dat Ani eigenlijk Armeens is.”

Wie even om zich heen kijkt, ziet dat die laatste claim niet zo ver gezocht is. Naast een moskee staan tussen de ruïnes van Ani tal van Armeense kerken en de kathedraal, het grootste gebouw van de stad. Ze dateren veelal uit de tijd dat Ani werd bestuurd door de Armeense Bagratuni-dynastie (885-1045) en een bloeitijd doormaakte als hoofdstad van het Armeense Koninkrijk. Dat de stad langs de zijderoute altijd divers was en vele keren van heerser wisselde voordat ze in de 14de eeuw in verval raakte na een aardbeving, doet er in de Armeense geschiedschrijving minder toe. Het waren immers in de eerste plaats de Armeniërs die Ani deden uitgroeien tot een machtige handelsstad en culturele trekpleister met de bijnaam ‘stad van duizend-en-één kerken’.

Turken zeggen: Ani is van ons, want wij hebben het veroverd, Armeniërs zeggen: dit is van ons, want wij waren hier eerst’Aysenur Korkmaz

De botsing tussen Turkse en Armeense narratieven over Ani wijzen op een botsing tussen twee vormen van nationalisme, zegt Aysenur Korkmaz, een historicus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam die onderzoek doet naar de Armeense Genocide en Armeense nationale identiteit. „De Turkse variant is, kortgezegd: dit is van ons, want wij hebben het veroverd. De Armeniërs daarentegen zeggen: dit is van ons, want wij waren hier eerst.”

Bovendien is Ani voor Armeniërs extra belangrijk vanwege de Armeense Genocide (1916-’17), waarbij de Armeniërs uit het destijds ineenstortende Ottomaanse Rijk werden verdreven en 1 tot 1,5 miljoen van hen werden gedood. „Armeniërs leggen die link tussen Ani en de genocide niet zozeer omdat hun volk precies op deze plek is verdreven of vermoord, maar omdat Ani symbool staat voor het culturele verlies dat gepaard ging met de genocide”, zegt Korkmaz. „Dat verlies wordt des te meer gevoeld omdat Ani pal tegen de grens ligt en vanuit Armenië te zien is. Dat maakt Ani een altijd aanwezige afwezige.”

Confrontatie

Om dit verloren erfgoed dichterbij te brengen, organiseren Armeense reisbureaus all inclusive tours langs Ani en andere Armeense culturele locaties in Oost-Turkije. Het past in een wereldwijde trend van roots tourism (‘oorsprong toerisme’), stelt Korkmaz in een academisch artikel, net als bijvoorbeeld de groepsreizen van Afro-Amerikanen naar locaties in Afrika waar eens slavenmarkten stonden.

Maar behalve helend kunnen dit soort reizen ook confronterend zijn, zag Korkmaz, die voor haar onderzoek deelnam aan de Armeense tours. „In Ani begint dat soms al bij het kaartjesloket. Armeniërs ervaren het vaak als een vernedering om te moeten betalen om Ani binnen te kunnen. Zo heb ik eens een ruzie gezien tussen de kaartjesverkoper en een Armeense bezoeker die zei: ‘Oh ja, wil jij soms geld? Dan wil ik eerst mijn land terug’.”

Voorbij het loket staan de Armeniërs nog meer teleurstellingen te wachten, vertelt Korkmaz. Want daar zien ze al gauw dat hun gedroomde stad slecht en erg selectief wordt onderhouden. Zo is de moskee recent gerestaureerd, maar wordt er al jaren weinig voortgang geboekt met de kathedraal. Het museumwinkeltje verkoopt weliswaar bontmutsen en pantoffels, maar geen boeken over Armeense architectuur of geschiedenis. En op het grote bord met een ‘tijdlijn van Ani’ dat voor de stadsmuren hangt, staat niet één keer het woord ‘Armeens’.

Nu zijn tijdlijnen sowieso slechte vormen om de geschiedenis weer te geven , zegt Christina Maranci, kunsthistoricus en professor Armeense Studies aan de Universiteit van Harvard. „In een tijdlijn lijkt het alsof culturen monolithisch zijn en elkaar netjes opvolgen bij iedere machtswisseling. Maar zo werkt de geschiedenis natuurlijk niet. We hebben schriftelijke bronnen uit de 5de eeuw die al op een Armeense aanwezigheid wijzen, lang voordat ze Ani tot hun koninklijke hoofdstad maakten. En ook na het einde van hun bewind in 1043 behielden ze grote culturele invloed. Bovendien liepen Armeense, Arabische, Perzische, Byzantijnse, Seltsjoekse en Georgische culturen door elkaar heen. Dit is niet een plek die zich laat indelen in hokjes. Je kunt zeggen dat Ani te oosters is om westers te zijn en te westers om oosters te zijn.

De verlaten stad Ani in het oosten van Turkije.
Foto Ceneyt Celik/Anadolu/Getty Images

Maar dat de Turken niet het woord ‘Armeens’ gebruiken op hun informatiebordjes, komt niet doordat ze deze culturele ambiguïteit willen vieren. Nee, stellen zowel Maranci als Korkmaz, het gaat hier om het doelbewust wegmoffelen van Armeens erfgoed. En dit heeft alles te maken met Turks nationalisme en het taboe rondom de Armeense genocide.

Wat zou ze zelf op de informatiebordjes zetten? Maranci lacht. „Waar te beginnen! Het probleem is in ieder geval niet dat we niet genoeg over Ani weten. Er bestaan prachtige kronieken van de 10de tot de 13de eeuw die licht werpen op hoe Ani eruitzag met haar dubbele stadsmuren, koninklijke paleis, kathedraal, kerken en badhuizen. En ze vertellen ons verhalen over de koningen die de stad bestuurden. Daar zou ik beginnen, bij die primaire bronnen.”

En dan is er nog Ani’s architectuurgeschiedenis. Neem de waarschijnlijk in 1001 voltooide kathedraal. Die doet met voor die tijd zeldzame spitsbogen denken aan latere gotische architectuur. „Deze kathedraal is gebouwd door de beroemde Armeense architect Trdat, die ook de koepel van de Hagia Sophia in Istanbul repareerde na een aardbeving”, zegt Maranci. „Die unieke biculturele ervaring die Trdat opdeed in Armenië en Byzantium zie je terug in de kathedraal.”

Het bordje voor de kathedraal bevat één zin over Trdat en vermeldt vervolgens dat Alp Arslan de kathedraal in 1064 veranderde in een moskee en er zijn eerste vrijdagsmiddaggebed hield. „Het is frustrerend”, zegt Maranci. „In mijn onderzoeksveld hebben tal van mensen suggesties gedaan aan het Turkse ministerie van Cultuur en Toerisme om die bordjes aan te passen, maar er is nog niets veranderd.”

Plunderaars

Toch is Ani in 2016 toegevoegd aan de lijst van UNESCO-werelderfgoed en staan er voor de stadsmuren borden over door de EU gefinancierde renovatieprojecten ter waarde van meer dan 2 miljoen euro. Schriftelijke vragen over hoeveel UNESCO in Ani uitgeeft en of er voorwaarden aan verbonden zijn met betrekking tot het behoud en de presentatie van het erfgoed laat het hoofd van de Turkse Nationale Commissie voor UNESCO onbeantwoord.

Zulke voorwaarden zijn er doorgaans nauwelijks, stelt Korkmaz. „UNESCO mengt zich zelden in nationaal cultureel beleid, want het moet de banden met overheden soepel houden om in zoveel mogelijk landen te kunnen opereren.” De regering van president Erdogan heeft daar volgens haar handig gebruik van gemaakt. „Ze hebben zoveel mogelijk fondsen binnengehaald om erfgoed te beschermen, maar doen ondertussen zo weinig mogelijk om Armeens erfgoed als zodanig te erkennen.”

Toch is het feit dat er nu tenminste enkele bewakers voor de poorten van Ani staan een vooruitgang, benadrukt de academicus. Waar Erdogan nog interesse toont in Seltsjoeks en Ottomaans erfgoed, hadden de seculiere regeringen die Turkije een groot deel van de 20ste eeuw bestuurden geen enkele interesse in alles wat voorafging aan de ‘moderne’ Turkse Republiek. „Onder hen was Ani gewoon een niemandsland waar plunderaars vrij spel kregen.”

Dat het toerisme in Ani sinds enkele jaren op gang komt, heeft minder te maken met een interesse voor de ruïnestad dan met de komst van de Dogu Express, een toeristische treinreis van Ankara naar Kars, een stad vlakbij Ani. Die werd razend populair onder Turkse stelletjes die hun knusse treincoupés op Instagram zetten. Vanuit Kars brengen veel reizigers een bezoek aan Ani, waar veel van hen ook vooral bezig zijn met hun Instagram.

Ondertussen kunnen veel inwoners van de Armeense dorpen op een paar kilometer hier vandaan slechts van Ani dromen. „Dat is het wrange”, zegt Maranci. „De mensen die het meest om Ani geven, kunnen er niet heen, want zo’n reis langs de Georgische grens kan lang niet iedereen betalen.”

De vraag is of deze situatie zal veranderen. Toen na de aardbeving in Zuid-Turkije afgelopen jaar de Turkse grens met Armenië voor het eerst in dertig jaar even openging om Armeense hulp toe te laten, werd geopperd om de grens blijvend te openen. . Maar dit zou een doorn in het oog zijn van Erdogans bondgenoot Devlet Bahçeli, de leider van de extreem-nationalistische MHP. De vorige keer dat Erdogan aanstuurde op normalisering van de banden met Armenië, reisde Bahçeli terstond naar Ani. In oktober 2010 drong hij daar, vergezeld van een menigte met Turkse vlaggen, de 11de-eeuwse kathedraal binnen, om er demonstratief een islamitisch gebed te doen en een toespraak te geven ter ere van Alp Arslan. „Wij hebben bloed verloren voor dit land”, zei Bahçeli destijds. „Als het nodig is, veroveren we Anatolië opnieuw.”


Het Parijse dirigentenconcours La Maestra is er exclusief voor vrouwen

‘Laten we nu doen alsof we in een warm zwembad zitten.” Dirigent Katharina Morin (29, Duitsland) repeteert het vierde deel uit Benjamin Brittens Serenade voor tenor, hoorn en strijkers. Van het Paris Mozart Orchestra wil ze een wat zwaardere, meer sonore klank. „Waah, waah, waah,” zingt ze laag en zacht, terwijl ze met gebalde vuisten door de lucht duwt. „Waah, waah, waah,” doen de strijkers. Morin knikt. „En nu een kléin beetje zachter.” Ze knijpt duim en wijsvinger samen. „Maar mét die intensiteit van daarnet!”

In de hypermoderne Philharmonie de Paris is zaterdag 16 maart de halve finale van La Maestra aan de gang. Het internationale dirigentenconcours exclusief voor vrouwen is aan de derde editie toe. 197 kandidaten hebben zich aangemeld, 14 mochten zich live presenteren in de kwartfinale: een klein halfuur werken met het Paris Mozart Orchestra, het orkest van La Maestra-oprichter en chefdirigent Claire Gibault. De zeven dirigenten die doorgingen naar de halve finale konden op dubbel zoveel repetitietijd rekenen.

Foto Pauline Ballet (met Liubov Nosova)

Instinct

„Die repetities, daarin moeten ze zich bewijzen,” zegt Rob Hilberink, directeur van het Internationaal Dirigentenconcours Rotterdam. Zaterdagochtend staat hij op Rotterdam Centraal te wachten op de Eurostar naar Parijs. „Dirigeren is eigenlijk een heel praktisch beroep. Je moet weten: Hoe benut je slim je tijd? Waar focus je op? Hoe ga je om met al die mensen? Hoe krijg je ze in korte tijd mee in je muzikale visie?”

Visie, daar dromen ze van in Parijs. Het is ook het moeilijkst te vinden volgens juryvoorzitter Nathalie Stutzmann. Ze bouwde als alt een internationale carrière op en pakte elf jaar geleden het dirigeerstokje op. Inmiddels is ze de tweede vrouw die chef-dirigent is van een Amerikaans toporkest, het Atlanta Symphony Orchestra. „Qua technische vaardigheden zit het vaak wel goed bij de jonge generatie dirigenten,” vertelt Stutzmann later in een kleedkamer van de Philharmonie. „Maar dirigenten met charisma en een sterke muzikaliteit, die krachtig én kwetsbaar zijn, die alles durven te laten zien van wat het is om mens te zijn? Die zijn zeldzaam. Dat is een instinct, niet iets intellectueels wat je kunt leren. Dat zit in je hart, in je ziel, in je bloed.”

Katharina Morin (Duitsland)
Foto Pauline Ballet

Eeuwen achterstand

Vrouwelijke dirigenten zijn in de afgelopen paar jaar meer onder de aandacht gekomen. In 2023 speelde Cate Blanchett in Tár de rol van de succesvolle, maar machtsbeluste dirigent Lydia Tár. De documentaire Knowing the Score volgde de Australische topdirigent Simone Young. De NPO kwam met de driedelige serie Vrouwen op de bok. Maar met het aandeel vrouwelijke dirigenten is het nog steeds bar slecht gesteld, meldt La Maestra, dat het in 2022 liet onderzoeken. Dat jaar had acht procent van de orkesten wereldwijd (het onderzoek telde er 778) een vrouwelijke chef-dirigent. In Nederland hebben twee van de negen symfonieorkesten met rijkssubsidie een vrouwelijke chef: de Amerikaanse Karina Canellakis bij het Radio Filharmonisch Orkest en de Duitse Anja Bihlmaier bij het Residentie Orkest.

Het onderzoek van La Maestra liet ook zien dat het aandeel vrouwelijke dirigenten gestaag stijgt. Is het dan nodig, zo’n dirigentenconcours voor alleen vrouwen? „Men stelt altijd maar die vraag,” verzucht Stutzmann in haar toespraak na de finale. Toch speelde die ook in haar hoofd, toen ze werd gevraagd als juryvoorzitter, vertelde ze eerder. „Ik dacht: plaats je vrouwen met zo’n concours niet in een soort getto? Maar in de motivatiebrieven las ik verhalen van vrouwen aan wie hun hele jeugd was verteld dat dirigeren geen beroep is voor een vrouw. Dat gebeurt kennelijk nog steeds. Dus is dit concours nodig? Ja, om vrouwelijke dirigenten in de schijnwerpers te zetten.”

Nog steeds hoor je dat dirigent geen beroep voor vrouwen is

Floris Don, Manager Artistieke Zaken bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, staat ook achter de opzet van La Maestra, laat hij de dag na de finale per telefoon weten. Hij zat in de commissie die alle 197 inschrijvingen doorploegde. „Er zijn allerlei maatschappelijke omstandigheden waardoor vrouwelijke dirigenten eeuwen achterstand hebben op de mannen. We moeten er alles aan doen om dat gelijk te trekken. Dit concours is een van de manieren om daar aandacht op te vestigen.”

Hilberink van het Internationaal Dirigentenconcours Rotterdam ziet die signaleringsfunctie, maar is zelf ‘niet zo’n fan’ van de opzet: „Als je zo’n initiatief organiseert, dan moet je niemand uitsluiten. Concoursen kijken naar de toekomst: wie komen eraan? Mannen en vrouwen hebben evenveel kwaliteiten voor een dirigeercarrière. En steeds meer vrouwen zien dat het ook voor hen is weggelegd. Dit jaar is het aantal vrouwelijke inschrijvers in Rotterdam opnieuw gestegen en de kwaliteit is ontzettend hoog.”

Toewijding

Zaterdagavond na tienen begint de laatste halvefinalist aan haar repetitie. We hebben er intussen al zesmaal vijftig minuten repeteren opzitten, maar Bar Avni (34, Israël) heeft iets waarmee ze je terug op het puntje van je stoel brengt. „Echt uitwringen, strijkers, het moet zweten,” merkt ze op bij Brittens Serenade. Van alle kandidaten die dag lijkt ze het meest relaxed. „Het zou me verbazen als ze morgen niet wint,” fluistert een Amerikaan in het publiek. En inderdaad: zondagavond na een intens finale-concert wordt het stapeltje ingelijste oorkondes naast Avni’s stoel steeds hoger. Bij drie comités – cultuurzender Arte, de Franse concertzalen en orkesten, en de European Concert Hall Organisation – én het Paris Mozart Orchestra is ze favoriet. Daarbovenop komt de eerste prijs van de jury: € 20.000.

Avni, overweldigd door haar winst en moe van vier inspannende dagen, is om middernacht – een glaasje bubbels in de hand – verbaasd dat er internationale pers aanwezig is. Vol lof vertelt ze over de organisatie achter het concours. „Wist je dat al onze reis- en hotelkosten worden vergoed, óók als je niet door bent naar de volgende ronde? Dat is echt uitzonderlijk.” Een dag eerder is Hebe de Champeaux (42), de Nederlandse kwartfinalist, net zo lovend. Voor haar eindigde het concours na de kwartfinale, maar ze houdt een warm gevoel over aan haar deelname. „Er stroomt heel veel liefde voor vrouwelijke dirigenten door deze organisatie, die overigens bijna helemaal uit vrouwen bestaat. Iedereen is zó toegewijd aan de deelnemers. Dat voelt totaal anders dan bij andere concoursen.”

Liubov Nosova (Rusland)
Foto Pauline Ballet

Springplank

Laureaten van vorige edities namen via de tweejarige La Maestra Academy deel aan masterclasses en assisteerden grote namen als François-Xavier Roth, Jaap van Zweden, Marin Alsop, Manfred Honeck en William Christie. Aan de agenda’s van de laureaten te zien heeft het concours gefungeerd als een goed verende springplank. Twee highlights: Stephanie Childress, die in 2020 de tweede prijs won, werd voor Mozart-opera’s gevraagd door het Britse operahuis Glyndebourne en de Staatsoper Hamburg. De eerste prijswinnaar uit 2022, Anna Sułkowska-Migoń, maakte afgelopen januari haar debuut bij het Philadelphia Orchestra, van oudsher een van de Big Five onder de Amerikaanse orkesten.

Ook zonder te winnen kan een concours zomaar wat opleveren. Veruit de jongste kandidaat, de negentienjarige Olha Dondyk uit Oekraïne, bracht het dit weekend tot de halve finale, maar haar inschrijving was al genoeg om uitgenodigd te worden door het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Afgelopen januari stond ze er op de bok bij een benefietconcert voor Oekraïne, haar eerste keer voor een professioneel orkest. Van de delegatie van de Europese concertzalen kreeg Dondyk zondag een eervolle vermelding; ze houden haar de komende jaren scherp in de gaten. Volgend seizoen leidt ze opnieuw het Rotterdams bij de familievoorstelling Peter en de Wolf. Niet onbelangrijk, als het gaat om de voorbeeldfunctie voor de nieuwe generatie, zegt Floris Don. „Dan zien kinderen niet meer dat typische beeld van een man met grijs haar.”


Op zoek naar goud vindt de alchemist iets nog kostbaarders: het recept voor porselein

Wanneer loopt je verzamelwoede uit de hand? Wellicht als je die zelf ‘koorts’ gaat noemen, en bereid bent om voor nieuwe stukken een bizarre ruil aan te gaan met een bevriende koning: jij wilt 151 Chinese porseleinen vazen van hem, hij krijgt 600 cavaleristen uit jouw leger. Of de paarden er ook bij werden geleverd, vertelt de geschiedenis niet.

Hoe het de koortsige koning daarna op het slagveld verging, interesseert ons tegenwoordig niet meer. Augustus II ‘de Sterke’ (1670-1733, keurvorst van Saksen, koning van Polen en grootvorst van Litouwen) wordt nu vooral herinnerd als een groot liefhebber van de kunsten. Hij was een van de eerste serieuze Europese verzamelaars van schilderkunst, zijn collectie is te zien in de Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden. En hij stichtte de wereldberoemde porseleinfabriek Meissen, de eerste in Europa die het harde, zeer verfijnde en toentertijd zeer gewilde Chinese porselein wist na te maken.

Samen met een andere historische figuur, madame de Pompadour (1721-1764), een van de maîtresses van de Franse koning Lodewijk XV, speelt Augustus de hoofdrol op de tentoonstelling Porseleinkoorts in het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden. Hun verzamelwoede geeft een mooie inkijk in het ontstaan van het Europese porselein.

Lees ook
Religie + wetenschap = kunst + alchemie

Religie + wetenschap = kunst + alchemie

Alchemie

Eigenlijk was Augustus op zoek naar goud. Zijn schatkist was weliswaar goed gevuld, maar zijn uitgaven aan kunst, gebouwen en oorlogen waren gigantisch. Het streven van alchemisten om uit goedkope materialen goud te maken, vond de vorst veelbelovend. Een van hen, Johann Friedrich Böttger, gaf hij de opdracht om woorden in daden om te zetten. Goud kwam niet uit diens handen. Wel vond hij na lang zoeken het recept voor ‘hard’ porselein.

Tot dan konden Europese ambachtslieden prima aardewerk maken, maar dit was beduidend minder verfijnd dan het Chinese en Japanse porselein. In de tweede helft van de zestiende eeuw werd in Italië met klei en gemalen kwarts zogeheten ‘zacht’ porselein gemaakt. Dit was net als het Aziatische porselein licht doorschijnend, maar poreuzer en kwetsbaarder. Op de tentoonstelling is een flesje te zien uit de werkplaats van De’ Medici in Florence uit 1580, waarvan de ‘zachtheid’ hoogstens blijkt uit het feit dat de witte fles met blauwe decoratie net niet helemaal recht is, mogelijk door een verzakking die niet bij hard, maar wel bij zacht porselein kan optreden.

Welk belangrijk ingrediënt ontbrak? Böttger wist het na veel experimenteren te achterhalen: het kleimineraal kaolien. In 1708 legde hij het recept vast, en na het vinden van een bruikbaar glazuur in 1709 kon ook in Europa de productie van hard porselein beginnen dank zij de aanwezigheid van kaolien in de Saksische bodem. Om het recept geheim te houden, liet Augustus de Sterke de productie eerst alleen plaatsvinden in het ‘porseleinslot’ Albrechtsburg bij Meissen – niemand kon ongezien het kasteel in en uit. Hoewel het recept algauw uitlekte, bleef Meissen lang de belangrijkste producent van parelwit en glashard Europees porselein.

Porseleinen dierentuin

Om een eigen stijl te ontwikkelen gingen de makers van Meissen met reliëf aan de slag. Hiermee kwamen ze niet alleen los van de veelal strakke Aziatische ontwerpen, maar ook bleken de mogelijkheden vrijwel eindeloos. Op de tentoonstelling is een grote vaas te zien met geperforeerde wand, voorzien van ontelbare, piepkleine, witte bloempjes met gele en lila hartjes, kronkelende, groene en gele klimplanten, plus een specht die jaagt op een insect én een papegaai-achtige met een noot in de snavel – de toeschouwer kan er rustig een paar minuten omheen cirkelen zonder uitgekeken te raken (en misschien nog een vogel te vinden). Klinkt dit als overdadig? Zeker. Maar mooie overdaad is niet lelijk – dit meesterstuk is rond 1745 met zoveel vakmanschap gemaakt, dat het je de adem beneemt.

Ook zonder kleurige accenten kan het Meissenporselein indrukwekkend zijn. Zo liet Augustus een witte dierentuin maken, waarin onder meer een vos met een vogel in de bek, een forse beer, een kip met kuikens en een ara die van kop tot staart spectaculair is gevangen in porselein.

Johann Joachim Kändler, Beer (1732), (h×b×d) 58×93×50 cm. Gemaakt in de Meissen-fabriek.
Foto RMN-Grand Palais

Niet alleen was Augustus dol op porselein, ook in andere vorstenhuizen in heel Europa werd verwoed verzameld. Toen het recept voor hard porselein zich verspreidde over Europa, kwamen er fabrieken in onder meer Wenen en Sint-Petersburg, vaak onder direct toezicht van de vorsten aldaar. Ze gaven elkaar werken van porselein cadeau, niet alleen om het vakmanschap van hun eigen land te tonen, maar ook om diplomatieke betrekkingen te bestendigen. Zo schonk Augustus III, de zoon van de Sterke, aan tsarina Elisabeth in 1745 het Sint-Andreasservies ter gelegenheid van een huwelijk aan het Russische hof. Dit 400-delig servies is getooid met afbeeldingen van de keizeradelaar en de gekruisigde Andreas.

De vrouw die toen trouwde was de latere tsarina Catharina de Grote. Ook die was gek op porselein. In 1776 bestelde ze bij de porseleinfabriek in het Franse Sèvres het rijk gedecoreerde Cameeënservies, dat uit zo’n 800 delen bestond. Dit eiste het uiterste van de technische mogelijkheden van zacht en hard porselein en de vaardigheden van de fabrikant. Op de meest imposante stukken van het servies, zoals ijsemmers en suikerschalen, moesten de cameeën in hard porselein worden uitgevoerd om zoveel mogelijk op echte cameeën te lijken, terwijl de rest van het stuk werd uitgevoerd in zacht porselein met een hemelsblauwe kleur. Het servies bleek zo duur, dat zelfs Catharina steigerde toen ze de rekening kreeg. Ze betaalde pas in 1792 de laatste termijn.

Het servies was zo duur, dat zelfs tsarina Catharina steigerde toen ze de rekening kreeg

Frankrijk bleef lang zacht porselein produceren. Pas laat in de achttiende eeuw werd bij Limoges een voorraad kaolien gevonden. Het Franse porselein deed in verfijning niet onder voor dat uit Meissen. Ook in Frankrijk had het hof rechtstreeks invloed op de productie. In 1745 kreeg de porseleinfabriek in Vincennes van koning Lodewijk XV het exclusieve recht om porselein ‘à la Meissen’ te maken. Ruim tien jaar later werd de fabriek, na de verhuizing naar Sèvres, gekocht door de koning.

Ongetwijfeld waren de beslissingen van de koning ingefluisterd door zijn geliefde madame de Pompadour. Zij was net zo verzot op porselein als de gekroonde hoofden in Europa. Volgens de biografie van een oud-minister zou ze eens hebben gezegd dat „het niet kopen van zoveel porselein als men zich kan veroorloven, simpelweg betekent dat iemand een slechte burger is”. Haar bijzondere interesse had de fabriek in Vincennes/Sèvres. Toen een zeer getalenteerde schilder-vergulder van de fabriek in militaire dienst moest, werd hij door haar bemoeienis daarvan vrijgesteld. Na de dood van madame de Pompadour werden bij de inventarisatie van haar bezittingen zo’n 2.500 stuks porselein geteld – overigens een bescheiden collectie vergeleken met die van Augustus (circa 30.000 porseleinen werken).

Nicolas de Largillierre: Augustus de Sterke, keurvorst van Saksen en Koning van Polen (ca. 1714-1715)
The Nelson-Atkins Museum of Art, Kansas City
Fles beschilderd met het wapen van Filips II van Spanje, Medici-werkplaats, Florence (1581).
Foto Stéphane Maréchalle / RMN-Grand Palais
François Boucher: Madame de Pompadour (1756)
Alte Pinakothek München

Wanstaltig

Wie de zalen met Meissenporselein al kitsch vindt, zal helemaal pijn aan de ogen krijgen van de rococo-objecten in de grote Franse zaal in Leeuwarden. Twee potpourrivazen in de vorm van boten met kronkelende lijnen, met aan weerszijden dolfijnachtige figuren en overdadige decoraties in blauw en goud zijn de kitsch voorbij. Ook draaiden de Fransen er hun hand niet voor om aan Aziatische werken een metalen houder of handvat toe te voegen, een zogeheten ‘montuur’. Zo kreeg een Chinese pot met deksel twee handvatten in de vorm van goudkleurige zeemeerminnen die er als boegbeelden omheen zijn gedrapeerd. Daardoor is de oorspronkelijk fraaie pot zo wanstaltig geworden dat het bijna niet om aan te zien is.

Toch waren de Fransen wel degelijk in staat tot pareltjes van schoonheid en vakmanschap. Voor de hovelingen van Lodewijk bedachten de porseleinfabrikanten dubbelwandige potten waarin ijsjes langere tijd konden worden bewaard, met ijsblokjes in de buitenste pot en de lekkernijen in de binnenste. Deze potten zijn weliswaar rijkelijk voorzien van bladmotieven in goud en voorstellingen van bloemen en fruit, maar ze zijn toch smaakvol door de strakheid waarmee ze zijn uitgevoerd. Hier is duidelijk dat de vorm de functie volgt.

De fraaiste vitrine in de zaal met Frans porselein is gevuld met een reeks tafelornamenten voor de diners van de koning. Ze zijn gemaakt van zacht biscuit-porselein: ongeglazuurd en onbeschilderd doen de beeldjes aan als marmer. Ze hebben een delicaat uiterlijk dat wordt versterkt door de verfijnde detaillering. Zo is er een kleine beeldengroep van vier kinderen die rondom een man staan die een hond in jurkje op zijn achterpootjes laat dansen voor geld – de hoed met munten ligt op de voorgrond. Het tafereel is tot in de kleinste details zo levensecht dat je onwillekeurig medelijden met het arme dier krijgt. Suikerzoete kitsch? Bepaald niet.