Het theaterseizoen van de woedende vrouw

Trend van het jaarVrouwen domineren

Het waren de vrouwen die dit theaterseizoen naar zich toe trokken. Opvallend vaak had de vrouwelijke blik de hoofdrol en die blik wierp nieuw licht op vastgeroeste ideeën en genegeerde misstanden.

Het ging dit theaterjaar mede daardoor vaker over seksisme dan over racisme, en meer over moederschap, familie en generaties dan over identiteit en meer over geestelijke gezondheid dan over vluchtelingen – thema’s die eerdere jaren domineerden.

Vrouwelijk leiders

In januari kreeg Sarah Moeremans de leiding over Het Zuidelijk Toneel. Een gegeven dat naadloos past in de trend dat grote theatergezelschappen een vrouwelijke leiding krijgen. Van de negen rijksgesubsidieerde gezelschappen hebben er nu zes een vrouw aan het stuur.

Zo staat het er nu voor: Eline Arbo werd in 2023 de baas bij ITA, Daria Bukvic in 2022 bij Theater Oostpool, Anne Breure in 2022 bij Theater Utrecht, Alida Dors in 2020 bij Theater Rotterdam, Tatiana Pratley in 2020 bij Tryater. De eerste drie volgden, net als Moermans, een man op.

Guy Weizman sinds 2017 bij NITE, Eric de Vroedt, sinds 2018 bij Het Nationale Theater en Michel Sluysmans, sinds 2015 bij Toneelgroep Maastricht houden nog stand… Met de aantekening dat vanuit Den Haag de twee nieuwe huisregisseurs Nina Spijkers en Belle van Heerikhuizen twee van de mooiste voorstellingen van dit seizoen leverden (resp. Antigone, Schuldig kind).

Vrouwelijke blik

Merk je dat een vrouw de leiding heeft? Natuurlijk. Bij Moeremans maakten in 2025 Ada Ozdogan en Silke van Kamp totaal verschillende, maar sterke voorstellingen over vrouwen die de regie nemen. Eline Arbo maakte vorig jaar De Wetten, over vrouwelijke levenskunst en dit jaar De wand, over vrouwelijke overlevingskunst. Bukvic maakt gevoelig werk over de vrouwelijke gesteldheid, zoals The Almighty Sometimes dit seizoen en Girls & Boys eerder. In het artistieke team van Breure is Naomi Velissariou teruggekeerd en vond Carolina Bianchi een plek. Hun respectievelijke Hardkoor en Brotherhood kleurden dit seizoen. Onder Dors kon Romana Vrede, actrice bij Het Nationale Theater, vorig seizoen haar debuut maken als regisseur in de grote zaal.

De blik van vrouwelijke artistieke leiders is vanzelfsprekend niet uitsluitend gericht op vrouwen en verwante onderwerpen, en vrouwelijke makers hebben ook de dringende behoefte niet tot hun gender te worden teruggebracht, maar het perspectief verschuift. Zichtbaar.

En dat is nodig. In 2022 constateerde de jury van de Toneelschrijfprijs nog dat slechts een kwart van de ingezonden teksten van vrouwen kwam, en dat dus „veel theaterteksten vanuit een exclusief mannelijk perspectief geschreven worden”.

Vrouwelijke kracht

De manifestaties van vrouwelijke kracht waren soms triomfantelijk, soms onverzettelijk, soms geestig, soms uit nood geboren, soms razend. Bijna altijd waren het, direct of indirect, aanklachten tegen door mannenhanden geschapen maatschappelijke misstanden en misverstanden.

In maart signaleerde collega Shira Keller al de overeenkomsten tussen My Fair Human van Toneelschuur Producties en Club Lam, Madame Butterfly van Theater Oostpool, regie Char Li Chung en Holly Goosebumps van Het Zuidelijk Toneel, regie Ada Ozdogan, die elk op eigen wijze de ondergeschikte, clichématige rol van de vrouw in grote verhalen in een ander licht stelden.

Keja Klaasje Kwestro in ‘F*ck Lolita’ van Het Zuidelijk Toneel Foto Sofie Knijff

Toen moesten twee verpletterende stukken over woedende vrouwen nog komen. In zowel F*ck Lolita van Het Zuidelijk Toneel, in regie van Silke van Kamp, als Brotherhood van Carolina Bianchi gingen de handschoenen uit. F*ck Lolita fileert de interpretatie van de roman Lolita van Vladimir Nabokov die zegt dat de dertienjarige Lolita bewust een volwassen man verleidt. Zo werd ze jarenlang opgevoerd in films, én zo definieerde het woordenboek haar: als de jonge, sexy verleidster. Ze was dertien!, schreeuwt dit stuk volkomen terecht tegen alle hardhorenden.

Brotherhood van Carolina Bianchi is de overtreffende trap van deze terechtwijzing. De Braziliaanse theatermaker, woonachtig in Amsterdam en deel van het artistieke team van Theater Utrecht, legt het publiek vier uur lang in vele vormen de verwoestende werking van verkrachting voor en de vrouwenhaat die eraan ten grondslag ligt. Wat te doen met een lichaam dat van de wereld van de doden terugkeert naar dat van de levenden, is haar vraag. Haar boodschap is even expliciet als onontkoombaar.

Vele voorbeelden van verkrachting passeren, uit de kunst, uit de geschiedenis, in wat ook een college over verkrachting is – van Persephone tot Gisèle Pelicot. Een theatrale scène is het interview van Bianchi met een fictieve regisseur, die de erotische lading van regisseren onontbeerlijk acht, met wederzijds verlangen als basis van samenwerking. Zijn hypocrisie en narcisme liggen er dik bovenop, denk je dan, maar in een seksscène doet Bianchi er nog een schep bovenop, om de gruwel zichtbaar te maken. Je moet wel bewondering hebben voor haar vuur (een woord dat opkomt als je de versleten term ‘urgent’ probeert te vermijden).

Mooiste scène van het jaarSterfscène in ‘Nachtwacht’

De mooiste scène dit theaterjaar was een sterfscène vol visuele pracht: het uur Nachtwacht van NITE na de pauze. Een oude vader gaat dood, in zijn bed, met geweeklaag van kinderen. Ze zijn omringd door een in witte gewaden en witte kappen gestoken geestenleger van twintig personen, dat swingend en musicerend de dodenreis begeleidt, met een vervoerend requiem dat uitmondt in een funky beat, terwijl een schipper des doods de mogelijke betekenissen en uitingsvormen van de dood opsomt.

De kinderen, broer en zus, Bien de Moor en Sanne den Hartogh, zijn zalig tragikomisch in hun opgekropt verdriet. Kleindochter Sarah Janneh schreeuwt in doorleefde droefheid haar ingewanden eruit. De dansers dragen de dode hoog op handen, op de klanken van het Asko|Schönberg-ensemble, met weerbarstige trombones, geplukte snaren en percussie. Deze aanstekelijke fantasie van een stervensuur wordt gevangen in een schitterend toneelbeeld: een langzaam uit de lucht naar de grond zakkend dode-bomenbos, geworteld in grote kluiten aarde. Puur natuur: de laatste draai aan de onstuitbare cyclus van het leven.

Voorstelling van het jaar’De Sitcom’ van De Hoe

Het was een topjaar voor de komedie. Na jaren kwakkelen kon vorig jaar een comeback worden geconstateerd, en dat succes is gelukkig bestendigd. De Hoe, Circus Treurdier en Blauwdruk waren in blakende vorm.

De Sitcom van De Hoe, bijvoorbeeld, is een briljante satire over tv maken en over de gelaagdheid van kunst en theater. Wat is diepgang, wat is oppervlakkigheid? Als het tragisch is, dan pas is het om te lachen, zegt een van de personages. Alles grijpt in elkaar, in dit virtuoze, verbale steekspel, waarin mensen lijden én grappen worden gemaakt over lijdende mensen.

Zelfs bij voorstellingen over kanker en over het leed van de Palestijnen viel dit seizoen te lachen, juist doordat het zo ongepast voelde. Sander Plukaard en Reindier maakten het publiek in hun heerlijke Metgezwel eerst zacht met het vrolijke verhaal van hun liefde. Dat baande de weg voor zwarte humor in hun gedeelde lijdensweg van zieke en buddy. Alaa Shehada vertelt in het ijzersterke The horse of Jenin met veel aanstekelijke pret en sarcasme over hoe Israëliërs een kunstwerk vernielen in het stadje Jenin, op de Westelijke Jordaanoever. Het verhaal verwijst niet naar Gaza, maar de symboliek druipt ervan af. In het bedje van humor bijt dat besef je des te harder.

Comeback van het jaarDe geweigerden

Dit theaterseizoen werd bij aanvang getackeld doordat falende subsidiecommissies bij het Fonds Podiumkunsten besloten een zwik waardevolle theatermakers bij het grof vuil te zetten. „Niets is gegaan op een manier die niet klopt met de regeling die we hebben gemaakt”, was de cirkelredenering waarmee Fonds-directeur Viktorien van Hulst de miskleunen probeerde toe te dekken. De kwestie etterde door tijdens beroepsprocedures deze winter, waarin groepen soms gelijk kregen, maar nooit gerechtigheid.

De gezelschappen die subsidie was geweigerd, moesten op zoek naar alternatieve bronnen en keerden met triomfantelijke berichten terug. Orkater beleefde een glorieus seizoen, dat elk commissielid in zijn hemd zette, maar het wist bovenal de steun van de Hartwig Foundation te verwerven, goed voor negen ton per jaar. De Warme Winkel wist ruim drie ton aan private fondsen binnen te loodsen en meldde: „De Warme Winkel is UIT DE DOOD OPGESTAAN!”

Nu alleen nog die heilig verklaarde regelgeving transformeren.

Mooiste incident van het jaarDe acteur die van het podium liep

Een vriendin maakte mee dat acteur Jan-Paul Buijs tegen het einde van de voorstelling Wendy Pan van zijn groep Circus Treurdier plots van het toneel liep. De reden: zijn vrouw was aan het bevallen (actrice Ellen Parren, ook een Treurdier).

Bezoekers kregen achteraf van de Leidse Schouwburg, waar het weglopen plaatsvond, netjes een charmante mail met uitleg: „Omdat theater écht is, met echte acteurs op het toneel en met echte mensen in de zaal, is geen enkele voorstelling hetzelfde. Maar de voorstelling van zaterdag was extra bijzonder. Circus Treurdier castlid Jan-Paul Buijs werd namelijk tijdens de voorstelling weggeroepen, omdat de bevalling van zijn vrouw was begonnen: de weeën waren gestart. Op stel en sprong, terwijl ze op het toneel stonden, is er knap en creatief geïmproviseerd en is Jan-Paul in allerijl vertrokken. Dit was dus géén onderdeel van de ‘gewone’ voorstelling. ’s Nachts is hun zoontje gezond geboren!”

Lelijkste ervaring van het jaarDe te warme zaal

Alles kan perfect verlopen, van de koffie tot de voorstelling, maar een te warme, benauwde zaal verstiert alles. Je kan niet meer denken, je kan niet meer kijken, je wilt alleen al je kleren uittrekken. Twee keer gehad dit jaar, in de schouwburg van Theater Rotterdam en in Theater Kikker in Utrecht. Jaren geleden kreeg ik van ITA na een soortgelijke avond een sorry-mailtje. Dat was netjes. Hint…

Gimmick van het jaarToneelrook

Toneelrook was de crispy chili oil van dit theaterseizoen: theatermakers smeerden hun rookwolkjes bijna overal overheen.

Wat zegt de liefde voor de rookmachine? Is het een verlangen te ontsnappen aan de wereld, aan het realisme dat theater aankleeft? Misschien. In eerste instantie is toneelrook gewoon een handzaam ‘decorstuk’: witte nevel suggereert de dauw van de ochtend, de ijle nevel op het land, de koude mist in de stad.

Maar met rook kun je ook een ander, magisch universum oproepen. Holly Goosebumps van Ada Ozdogan speelde zich af in een mythische wereld en die creëerde ze met nauwelijks licht en volop slierten damp.

Maar rook kan zo veel meer. In symbolische zin kun je het zo gek niet bedenken of het kan kloppen. Projecteer 1977 op de muur, blaas rook het decor in, en voilà, die schemerige wereld slingert ons terug in de tijd. Rook is het verglijden van uren, de ongrijpbaarheid van de mens, de fictie waarmee personages zijn gecreëerd. Geen voorstelling produceerde meer rook dan Anatomy of a Suicide van Lenz: over de vloer dreef continu een rooktapijtje. De rook kon je koppelen aan het kettingroken van de depressieve hoofdpersoon Carol, maar je kon het ook opvatten als de mist in haar hoofd.

Zelfs afgelopen weekend was het weer raak. In De seizoenen van Het Nationale Theater spreekt God, of althans een Stem van Boven, met een paar flinke rookstoten. Geestig gedaan.

Begrijpelijk is het wel, die liefde voor rook. Theater wordt weer een beetje toveren, op een gezellige, ouderwetse manier. Heel fijn, op zijn tijd.

‘Anatomy of a suicide’ van LENZ en Frascati Producties. Foto Bart Grietens

Seizoenlijstjes 2024-2025Theater, cabaret, dans, musical

Theater Top-10

(Door Shira Keller en Ron Rijghard)

1. De Sitcom, door De Hoe

Tv-opnames, documentaire en theater lopen op onnavolgbare wijze door elkaar in deze superieure satire over oppervlakkigheid in de kunst en de botsende ego’s van de makers.

2. Cadela Forca Trilogy – The Brotherhood, door Carolina Bianchi y Cara de Cavalo 

Prettig grillig, ongrijpbaar en verrassend grappig onderzoek naar de oorsprong van vrouwenhaat in de samenleving, met talloze feiten en voorbeelden van fysiek, seksueel en psychologisch geweld tegen vrouwen.

3. Nachtwacht, door NITE, regie Guy Weizman

Visueel spektakel rond het ziekbed en vervolgens het stervensuur van een oude man. Zo mooi kan doodgaan eruitzien.

4. F*ck Lolita, door Het Zuidelijk Toneel, regie Silke van Kamp

Scherpe monoloog, fantastisch gespeeld door Keja Klaasje Kwestro, over de seksualisering van het romanpersonage van Nabokov en in het verlengde daarvan alle jonge meisjes.

5. Op Grond van Leven, door Blauwdruk

In deze bruisende komedie verwerkt het collectief knap de wooncrisis tot een intelligente denkoefening over grondbezit, in een poëtische tekst vol krokante grappen.

6. Wendy Pan, door Circus Treurdier

Doorzichtige theatereffecten, olijke misverstanden en opzettelijke karikaturen, in een verhaal over schuld, neergezet met droogkomische, absurde dialogen.

7. Ocean Breeze, door NITE, regie Mart van Berckel

Plotloos, maar razendspannend theater over de helletocht van een vrouw met een chronische ziekte

8. Dear Frail Male, door Just van Bommel / Frascati Producties

Indrukwekkende, autobiografische monoloog over straatintimidatie en de vraag wat daders bezielt.

9. Stepping Stones, door Orkater, regie Geert Lageveen

Funky muziek stuwt dit gloedvol geacteerde gezinsdrama naar grote hoogten.

10. Antigone, door Het Nationale Theater, regie Nina Spijkers

Alle acteurs floreren in deze tragedie die razendknap een balans vindt tussen komisch spel en drama.

Beste acteur in een hoofdrol

Carolina Bianchi in The Brotherhood (Carolina Bianchi)

Jack Wouterse in Nachtwacht (NITE)

Keja Klaasje Kwestro in F*ck Lolita (Het Zuidelijk Toneel)

Daniël Kolf in De dood van Benny Simons (Orkater/ Shady El-Hamus)

Naomi Velissariou in Hardkoor (Theater Utrecht/ Nederlands Kamerkoor)

Beste acteur in een bijrol

Yela de Koning in Moeder Courage (Het Nationale Theater)

Gillis Biesheuvel in Holly Goosebumps (Het Zuidelijk Toneel)

Fjodor Jozefzoon in Stepping Stones (Orkater)

Justus van Dillen in Cloaca (Dronken mensen)

Maartje Remmers in The Almighty Sometimes (Theater Oostpool)

Beste nieuwe toneeltekst

The Brotherhood door Carolina Bianchi

De sitcom door De Hoe

F*ck Lolita door Annet Bremen

Op Grond van Leven, door Tijn Panis, Romijn Scholten, Bram Walter

Wendy Pan, door Jan-Paul Buijs, Ellen Parren, Peter van Rooijen

Cabaret Top-5

(Door Jelle Brumsen)

1. Tim Fransen – Onbekommerd

Schitterende voorstelling over de kracht en valkuilen van onbezorgd vermaak. Leven met álleen de realiteit is volgens Fransen onleefbaar, maar het tegenovergestelde voert je evenzeer richting het ravijn.

2. Remko Vrijdag – Vrijdag Doemsdag

Vrijdags solodebuut is een bijzonder vermakelijk cabaretesk toneelstuk over iemand die in gedwongen isolement langzaam krankzinnig wordt. Het resultaat is komisch, origineel en actueel.

3. Yentl en de Boer – Rekhalzen

Geweldige liedjesvoorstelling over het moment in een leven waarop je alles hebt waar je van droomde. Maar krijg je vervolgens vanzelf een happy end? Nee, aldus dit fijnbesnaarde én sarcastische duo.

4. Henry van Loon – Keanu

Erg grappige demonstratie van hoe wilde fantasieën verrassend functioneel kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer je je in een ongemakkelijke situatie bevindt. In Van Loons geval: een talkshow.

5. Jan Jaap van der Wal – Mijn vlakke land

Een van ’s lands beste stand-uppers, inmiddels woonachtig in nieuwe liefde Vlaanderen, keerde voor één seizoen terug naar zijn ex. Een weerzien dat smaakte naar meer.

Dans Top-5

(Door Francine van der Wiel)

1. Il cimento dell’armonia et dell’invenzione van Anne Teresa De Keersmaeker en Radouan Mriziga.

Vier dansers roepen de sfeer van de vier seizoenen (ja, die van Vivaldi) op in een prachtige mix van pure abstractie en mimetische natuurreferenties, afgemeten dansfrasen, kraakheldere tapdans en relaxte breakdancesolo’s.

2. Guintche door Marlene Monteiro Freitas

In haar doorbraaksolo blijft de Kaapverdische danseres en choreografe een fascinerend, ongrijpbaar wezen, voortdurend transformerend van mens, naar carnavalesk figuur, naar dier, naar automaat.

3. Typhoon van Krisztina de Châtel door Introdans

Onverdroten gaan vijf dansers de strijd weer aan tegen de stormkracht van drie reusachtige windmachines, waarmee ze een ontroerend portret schilderen van veerkracht en verzet.

4. Told by my mother van Ali Chahrour

Ontroerende onopgesmukte impressie in dans, muziek en zang van de rauwe pijn, maar ook de kracht van (Libanese) moeders die hun zoons zijn verloren door oorlog en geweld.

5. Jewels van George Balanchine door Het Nationale Ballet

Het gezelschap steekt over de hele breedte in uitstekende vorm, maar met name het duet in Diamonds, gedanst door Olga Smirnova en Jacopo Tissi, is werkelijk onaards en bloedstollend mooi.

Musical Top-5

(Door Elisabeth Oosterling)

1. Dear Evan Hansen door MediaLane en Theateralliantie

Deze musical overrompelt door wendingen, prachtige composities en een sterke cast, aangevoerd door talent Ward van Klinken.

2. Elisabeth door Albert Verlinde Theater, Senf Theaterpartners en JK Theater

Deze duistere ‘remake’ van de bekende musical over keizerin Sisi zindert van het toneel door talent Danique Dusée, een vocaal superieure Milan van Waardenburg en William Spaaij als lekker nonchalante gids.

3. Frozen door Stage Entertainment

Kleurrijk, humoristisch, ronduit spectaculair – Frozen is op en top Disney mét een Nederlandse topcast.

4. Onze Jordaan door TEC

Misschien wel dé verrassing van dit musicalseizoen, in regie van Diederik Ebbinge: sprankelend, grappig en met fijne composities.

5. The last five years door Nanoek

Een intieme voorstelling met drie performers die (vocaal) floreren in een mooi minimalistisch toneelbeeld.


Ozzy Osbourne, Prins der Duisternis, houdt het langer vol dan gedacht, maar aan zijn carrière komt nu echt een eind

Die negen levens van een kat, Ozzy Osbourne lacht erom. Niemand verbaast zich er méér over dat hij nog leeft dan hijzelf. De Prins der Duisternis, frontman van Black Sabbath en mede-uitvinder van heavy metal leek rond de eeuwwisseling al weinig meer waard, toen hij mompelend door realityshow The Osbournes schuifelde – „Shaaarooon! Fookin’ hell”. Hij had het tegen die tijd al verdomd lang volgehouden, vond hijzelf. Een BBC-journalist vroeg hem, vlak voor het (toen ook al) allerlaatste Black Sabbath-concert in 2017 of hij zich onsterfelijk voelde. „Nee!”, antwoordde hij resoluut. „Dat ik nog leef is puur geluk!”

De nu 76-jarige Brit bleef het volhouden. Er kwam in 2013 nog een Black Sabbath-album (13), hij maakte een plank vol soloplaten en ging op afscheidstour met de briljante naam No More Tours 2. Zolang het nog ging, ging het nog.

Tot zijn crazy train begon te sputteren. Die tour kon hij niet afmaken. Eerst de coronacrisis, en vervolgens omdat hij bij een ongeluk met een quad in zijn achtertuin zijn nekwervels had beschadigd, wat na talloze operaties en stamcelbehandelingen niet goedkwam. Vooral omdat hij nóg eens was gevallen, op z’n Ozzy’s: hij dook in het donker niet op maar náást zijn bed en landde plat op zijn gezicht. De metalen platen die aan weerszijden van zijn ruggenwervel waren geplaatst na het quadongeluk, waren losgekomen met botsplinters en laesies tot gevolg. Bovendien bleek hij niet, zoals Ozzy zelf dacht, nog altijd last te hebben van een buitengewoon zware kater, maar van Parkinson. Het is inmiddels zo zwaar, zei hij onlangs in The Guardian, dat hij regelmatig bij het naar bed gaan, hoopt niet meer wakker te worden.

Maar zijn vrouw Sharon bedacht iets om voor wakker te worden: een waardig afscheidsconcert, Back to the Beginning, in het Aston Villa-stadion in zijn geboortestad Birmingham. Hij staat er met solowerk én de originele line-up van Black Sabbath, voor het eerst in twintig jaar, en voor het laatst. En om ze uit te zwaaien is er een ‘voorprogramma’ met onder meer Metallica, Slayer, Tool, Guns n’ Roses, Pantera en Judas Priest. Allemaal acts die zelf arena’s of stadions kunnen vullen, maar die niet zouden bestaan zonder Ozzy en Sabbath, en dus graag onder hem op de poster staan. Het is alsof ze hem de voorlaatste eer bewijzen. Een metal-herdenking met de gastheer nog in leven.

Loodgieter

Die gastheer komt van ver. John Michael ‘Ozzy’ Osbourne, geboren op 3 december 1948, was een nerveus, hypochondrisch kind. Zo’n kind dat niet op de randen tussen de tegels durfde te staan, omdat z’n moeder dan dood zou gaan. In het kleine huis in Aston, Birmingham, waar hij met zijn ouders, drie oudere zussen en twee jongere broers opgroeide, ontbrak altijd iets. Riolering bijvoorbeeld, en warm water. Vaak ook een voedzame maaltijd. Voor schoenen was geen geld, en ook niet voor wc-papier. De Osbournes veegden af met stukjes krant.

Ozzy dacht zijn geld te gaan verdienen in een fabriek, want op school bakte hij er niets van en zijn eerste baantjes – slager, loodgieter, tester van autotoeters (echt waar) – kon hij niet langer dan een paar weken vasthouden. Hij bleek beter in de clown uithangen, vechten en stelen, en zat nog voor zijn achttiende een paar weken achter de tralies. „Ik voelde me een geboren loser”, schreef hij in zijn autobiografie I Am Ozzy (2009). En later: „Veel kids belandden in de criminaliteit. Ik ook, maar ik was er gewoon niet zo goed in.”

Muziek bood een uitweg. Met buurtgenoten Tony Iommi, Bill Ward en Geezer Butler vormde hij de Polka Tulk Blues Band, later omgedoopt naar een obscure Italiaanse horrorfilm uit 1963: Black Sabbath. In februari 1970 kwam hun titelloze debuut uit, op vrijdag de dertiende. Hun looiige, slepende heavy sound kreeg een duistere horrorsaus dankzij de occulte teksten met de neusfluitstem van Osbourne. Het album Black Sabbath verkocht dat jaar meteen een miljoen exemplaren. En die duistere sound, gebouwd op de unieke riffs van Iommi, die een paar vingerkootjes miste, werd een blauwdruk voor alle heavy metal die erna kwam.

Lees ook

Black Sabbath-gitarist Tony Iommi: ‘Eenvoud is de oorsprong van alles’

Tony Iommi en Ozzy Osbourne van Black Sabbath in Londen, 1978.

Binnen zeven maanden volgde Paranoid, en elk jaar daarna een nieuw album met telkens groter succes. Parallel daaraan stapelden de verdovende middelen zich op. Osbourne dronk zo onwaarschijnlijk veel, dat alleen coke hem bij bewustzijn hield. En vervolgens kwam de speed. En hoestdrank. Lsd. Quaaludes. Lijm. Rohypnol. Als je er high van kon worden, propte hij het in z’n neus. Het verpestte zijn huwelijk met Thelma Riley, met wie hij twee kinderen kreeg, Jessica en Louis. Hun geboortes kan hij zich niet herinneren.

Hij maakte zichzelf ook onmogelijk in Black Sabbath, dat hem in 1979 de laan uit stuurde. „Ik vond Black Sabbath veel te serieus”, zei hij later. „Ik ben geen serieuze zanger, ik ben een frontman die het publiek wil vermaken.” Maar de breuk raakte hem, en hij sloot zichzelf op in een waas van drank en coke. Tot hij uit zijn misère werd getrokken door de dochter van Sabbath-manager Don Arden, Sharon. Zij moedigde hem aan om zijn eigen band op te richten. In 1981 bracht hij soloplaat Blizzard of Ozz uit, met veel zorgelozere heavy metal dan de doem van Black Sabbath, en met een frontman die het publiek vermaakte.

Ozzy Osbourne bij een optreden in 2022.

Foto David Davies/PA Wire/Sports Inc

Duiven

Zijn gedrag was niet enkel nog problematisch, het werd ook goeie reclame. Zo had Sharon bedacht dat Osbourne bij een bijeenkomst over een Amerikaans platencontract twee duiven zou loslaten, als vredesteken. Osbourne verveelt zich, en trekt een van de dieren tevoorschijn. „Oh schattig!”, zegt de vrouw naast hem nog, voordat hij als een wilde de kop van de duif afbijt en in haar schoot spuugt. Een van de mannen in pak gaat over zijn nek, de vrouw raakt in totale paniek. Sharon was pragmatisch: „Hier gaat de pers van smullen.”

Het meest infameuze moment in Osbournes carrière vond plaats in 1981, als iemand tijdens de Diary of a Madman-tour in Des Moines een vleermuis het podium op gooit. Rubber, denkt Osbourne, als hij zijn tanden erin zet en de kop eraf rukt. Geen rubber, het bloed loopt hem over de kin. De rest van de tour krijgt hij in elke stad waar hij komt een injectie tegen hondsdolheid. Voor de fans kon de maniakale ‘Prince of Darkness’ niet meer stuk. En ook niet voor Sharon, ze trouwen snel en krijgen drie kinderen: Aimee, Kelly en Jack.

Na de dood van gitarist Randy Rhoads in een bizar vliegtuigongeluk, waarbij de tourbus waarin Osbourne lag te slapen zelfs werd geraakt, belandde hij in een afkickkliniek. Daar werd het hem duidelijk hoeveel problemen hij naast zijn verslavingen had. Een minderwaardigheidscomplex, vertrouwensproblemen, obsessief-compulsieve stoornis, ADHD. Zijn oplossing: nog meer verdoven.

In de lift poepen

De verhalen over zijn uitspattingen worden steeds wilder. Tijdens een beruchte tour met Mötley Crüe zou Ozzy in een hotel een lijntje mieren hebben opgesnoven (vereeuwigd in de film The Dirt), om eerst zijn eigen pis van de grond te likken en vervolgens in de lift poepen. Hij gooide graag tv’s uit hotelramen, hij vermoordde in een trip al zijn zeventien katten, hij surfte op het dak van een kabelbaan, en werd stomdronken uit concentratiekamp Dachau gegooid.

Zijn gedrag werd steeds treuriger. Hij begon in zijn broek te poepen, plaste in bed, en hij gedroeg zich als een eikel tegen zijn kinderen. Niets kon hem van zijn verslavingen afhelpen, tot hij in 1989 in een cel wakker werd omdat hij had geprobeerd Sharon te wurgen, en hij verplicht moest afkicken.

Hij vond toch nog een nieuw publiek toen MTV een reallife soap rond zijn gezin startte: The Osbournes, die liep van 2002 tot 2005. Het bracht de zanger nieuwe, ongekende roem, ook al was hij bij dat jonge publiek vooral bekend als stamelende, trillende metal-opa. En ook al was hij muzikaal niet zo sterk meer, met z’n laatste soloplaat won hij nog twee Grammy’s.

Maar nu komt er toch struikelend een einde aan de moeilijk te overschatten, invloedrijke carrière van Ozzy Osbourne, met een knallend afscheid. Als hij het haalt. In de aanloop naar het concert wordt vijftien keer per dag zijn bloed gecheckt, en is er constante hartmonitoring. „Ik bereid me voor op het ergste, en hoop op het beste”, zei Maynard James Keenan van Tool. Misschien, zo speculeren fans, wordt het wel zijn dood. Zou erg Ozzy zijn: shockerend, theatraal, morbide en rock ’n roll. Maar gezien hij tegen alle natuurwetten in überhaupt zo ver is gekomen, kan hij ook gewoon honderd worden. En áls het misgaat met hem, sterft hij dan echt? Op zijn laatste album zong hij: „Bury me down below, but I’ll never die ’cause I’m immortal!”


De lijnen in het landschap

‘Het ziet er hier echt heel anders uit.” Ik weet nog dat ik als kind voor het eerst bewust een grens overstak, en vanaf de achterbank van de auto hoopte dat alles anders zou zijn. Ander land, andere lantaarnpalen, andere wegwijzers, andere planten en dieren. En zag ik daar niet een heuvel? België was echt volkomen anders dan Nederland, 1 meter van de grens.

Zes jaar en al geïndoctrineerd met de natiestaat. Eén volk, één rijk – we weten hoe dat afloopt… En toch blijft het idee maar ideaal. Zo dacht ik als kind ook dat Amsterdam precies in het midden van Nederland lag, ongeveer naast Soest. De hoofdstad van een land moet daar eigenlijk liggen, niet alleen volgens zesjarigen, als dat niet zo is wordt er nog weleens een gesticht, zoals Brasilia in Brazilië en Abuja in Nigeria. Of een andere stad wordt hoofdstad, zoals Ankara in plaats van Istanbul in 1923 de hoofdstad van Turkije werd. Veel dichter bij het midden van de nieuwe republiek, op weg naar het Soest van Turkije.

Maar terug naar de grens. Dat de wereld is opgedeeld in landen en dat al die landen grenzen hebben, lijkt een natuurlijk fenomeen, zoals veel diersoorten nu eenmaal hun territorium afbakenen en verdedigen tegen indringers. Sommige dieren doen dat inderdaad, zoals het roodborstje en de tijger. Andere niet.

Grenzen lijken steeds ondoordringbaarder te worden. In plaats van slagbomen staan er nu vaak muren en hekken; hoewel de beroemdste al duizenden jaren oud zijn – de Chinese muur, de muur van Hadrianus –, zijn veel grensmuren juist pas in dit millennium gebouwd, met het Amerikaanse hek tussen de Verenigde Staten en Mexico en de Israëlische muur tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever als bekendste voorbeelden.

Schrale, schrale, schraalste troost: sommige muren zijn tijdelijk gebleken. De Berlijnse Muur heeft maar 28 jaar gestaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep er op de grens van Nederland en België een ‘dodendraad’, een door de Duitsers aangelegde Grenzhochspannungshindernis, die vluchtelingen, spionnen en Duitse deserteurs moest tegenhouden. Die was er drie jaar.

Zullen we de landbouw maar weer de schuld geven? En de cartografie? Sinds de agrarische revolutie, omstreeks 12.000 jaar geleden begonnen, werd het bezit van land voorstelbaar en inderdaad, de vroegste grenzen die historici hebben kunnen vinden, liepen in gebieden die de landbouwrevolutie al vroeg doormaakten: Mesopotamië en Egypte. Op de meer dan 4.000 jaar oude Stele van de Gieren, gevonden in wat nu Irak is (en nu in het Louvre in Parijs) wordt het eerste grensconflict tussen twee staten beschreven. Op een grenssteen uit Egypte (nu in Berlijn) van een paar eeuwen later laat een farao weten dat Nubiërs niet welkom zijn in zijn rijk. Waarmee zeker niet gezegd is dat de komst van de natiestaat onvermijdelijk was. Blijf lezen in The Dawn of Everything. A New History of Humanity, waarin David Graeber en David Wengrow die boodschap blijven herhalen. Er waren altijd alternatieven; er blijven altijd alternatieven mogelijk.

Die grenzen moeten we ons nog niet voorstellen als een lijn door een landschap, dat idee kwam pas op na vernieuwingen in de cartografie, waardoor de wereld gelezen kon worden als een tekening. Waar grenzen in Europa soms nog logisch leken door het volgen van rivieren of gebergtes, werd dat idee bij de Europese verdeling van Afrika in 1885 geheel losgelaten.

Van de absurd rechte lijnen op de kaart van Afrika dwaal ik af naar Fazanteneiland, een eilandje in een rivier die de grens vormt tussen Frankrijk en Spanje. De Fransen en Spanjaarden sloten op dit eiland in 1659 het Verdrag van de Pyreneeën. Voor dit verdrag werd een aantal grenzen fiks verschoven; sommige Spaanse gebieden waren opeens Frans, en andersom. Behalve Fazanteneiland. Dat wordt sindsdiende ene helft van het jaar bestuurd door Frankrijk en de andere helft door Spanje. Helaas wonen er geen mensen.


Over de lijnen in het landschap: waar lag de eerste grens?

‘Het ziet er hier echt heel anders uit.” Ik weet nog dat ik als kind voor het eerst bewust een grens overstak, en vanaf de achterbank van de auto hoopte dat alles anders zou zijn. Ander land, andere lantaarnpalen, andere wegwijzers, andere planten en dieren. En zag ik daar niet een heuvel? België was echt volkomen anders dan Nederland, 1 meter van de grens.

Zes jaar en al geïndoctrineerd met de natiestaat. Eén volk, één rijk – we weten hoe dat afloopt… En toch blijft het idee maar ideaal. Zo dacht ik als kind ook dat Amsterdam precies in het midden van Nederland lag, ongeveer naast Soest. De hoofdstad van een land moet daar eigenlijk liggen, niet alleen volgens zesjarigen, als dat niet zo is wordt er nog weleens een gesticht, zoals Brasilia in Brazilië en Abuja in Nigeria. Of een andere stad wordt hoofdstad, zoals Ankara in plaats van Istanbul in 1923 de hoofdstad van Turkije werd. Veel dichter bij het midden van de nieuwe republiek, op weg naar het Soest van Turkije.

Maar terug naar de grens. Dat de wereld is opgedeeld in landen en dat al die landen grenzen hebben, lijkt een natuurlijk fenomeen, zoals veel diersoorten nu eenmaal hun territorium afbakenen en verdedigen tegen indringers. Sommige dieren doen dat inderdaad, zoals het roodborstje en de tijger. Andere niet.

Grenzen lijken steeds ondoordringbaarder te worden. In plaats van slagbomen staan er nu vaak muren en hekken; hoewel de beroemdste al duizenden jaren oud zijn – de Chinese muur, de muur van Hadrianus –, zijn veel grensmuren juist pas in dit millennium gebouwd, met het Amerikaanse hek tussen de Verenigde Staten en Mexico en de Israëlische muur tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever als bekendste voorbeelden.

Schrale, schrale, schraalste troost: sommige muren zijn tijdelijk gebleken. De Berlijnse Muur heeft maar 28 jaar gestaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep er op de grens van Nederland en België een ‘dodendraad’, een door de Duitsers aangelegde Grenzhochspannungshindernis, die vluchtelingen, spionnen en Duitse deserteurs moest tegenhouden. Die was er drie jaar.

Zullen we de landbouw maar weer de schuld geven? En de cartografie? Sinds de agrarische revolutie, omstreeks 12.000 jaar geleden begonnen, werd het bezit van land voorstelbaar en inderdaad, de vroegste grenzen die historici hebben kunnen vinden, liepen in gebieden die de landbouwrevolutie al vroeg doormaakten: Mesopotamië en Egypte. Op de meer dan 4.000 jaar oude Stele van de Gieren, gevonden in wat nu Irak is (en nu in het Louvre in Parijs) wordt het eerste grensconflict tussen twee staten beschreven. Op een grenssteen uit Egypte (nu in Berlijn) van een paar eeuwen later laat een farao weten dat Nubiërs niet welkom zijn in zijn rijk. Waarmee zeker niet gezegd is dat de komst van de natiestaat onvermijdelijk was. Blijf lezen in The Dawn of Everything. A New History of Humanity, waarin David Graeber en David Wengrow die boodschap blijven herhalen. Er waren altijd alternatieven; er blijven altijd alternatieven mogelijk.

Die grenzen moeten we ons nog niet voorstellen als een lijn door een landschap, dat idee kwam pas op na vernieuwingen in de cartografie, waardoor de wereld gelezen kon worden als een tekening. Waar grenzen in Europa soms nog logisch leken door het volgen van rivieren of gebergtes, werd dat idee bij de Europese verdeling van Afrika in 1885 geheel losgelaten.

Van de absurd rechte lijnen op de kaart van Afrika dwaal ik af naar Fazanteneiland, een eilandje in een rivier die de grens vormt tussen Frankrijk en Spanje. De Fransen en Spanjaarden sloten op dit eiland in 1659 het Verdrag van de Pyreneeën. Voor dit verdrag werd een aantal grenzen fiks verschoven; sommige Spaanse gebieden waren opeens Frans, en andersom. Behalve Fazanteneiland. Dat wordt sindsdiende ene helft van het jaar bestuurd door Frankrijk en de andere helft door Spanje. Helaas wonen er geen mensen.


Een kwart eeuw popmuziek: de grootste revolutie is hoe muziek bij de luisteraar komt. En nu gaat AI alles weer veranderen

Het jaar 2000, een jaar van revolutie. Verzet tegen de volgevreten machthebbers hing al jaren in de lucht en ontbrandde in het begin van het nieuwe millennium in een felle strijd waar we de gevolgen tot op de dag van vandaag van voelen. De wapens: mp3’s en cd’s. Het strijdveld: Windows ‘98. Aan de ene kant een professioneel, maar slecht voorbereid en sloom leger dat de strijd niet had zien aankomen: de muziekindustrie. Aan de andere kant een snel, anarchistisch guerillaleger: muziekliefhebbers. De industrie won op papier, de anarchisten kregen gelijk, en uiteindelijk is niemand echt veel beter af.

Voor de millenniumwisseling betaalde je voor één enkele cd zo veertig gulden. Een godsvermogen waar je voor moest sparen, zeker toen in 1999 de euro werd ingevoerd en ze ineens 22, soms wel 25 euro moesten kosten– – zeg maar 55 piek. En je moest wel, want alternatieven waren er niet: geen streaming, geen online winkels. De enige mogelijkheid om veel muziek te kunnen luisteren zonder persoonlijk failliet te gaan, was cd’s van elkaar of van de bibliotheek te lenen en branden op beschrijfbare cd’s, op minidiscs (nerds!) of op cassettebandjes (boomers!). Vinyl was goedkoop, maar er werd nauwelijks nieuw vinyl geperst. Er waren al wel mp3-spelers, maar mp3’s downloaden was een enorm gedoe via dubieuze sites, kostte heel veel tijd en kostbare MB’s, en dan kon je moeder urenlang niet bellen.

Maar onder druk wordt alles vloeibaar, en muziek is misschien niet de eerste, maar dan toch een tweede levensbehoefte. Het vond z’n weg langs uit fabrieken gesmokkelde albums en pragmatische profiteurs, door ondergrondse tunnels als ICQ, Audiogalaxy, Usenet en duistere chatrooms, tot de oprichting van een deelservice waar meer dan tachtig miljoen gebruikers muziek uitwisselden met elkaar: Napster. Het bestond nog geen drie jaar, maar veranderde de muziekwereld definitief.

Door Napster en co was muziek voor iedereen met een internetverbinding (in 2000 volgens het CBS vier op de tien Nederlandse huishoudens) ineens een publiek goed geworden, bijna als kraanwater. Van sparen voor één album, haalde je ineens voor de prijs van een paar uur aan beltikken hele discografieën binnen. Als we terugkijken naar de afgelopen 25 jaar in de popmuziek, is het niet de muziek zélf die het meest opvalt (sorry Coldplay, sorry Britney), maar hoe we eraan komen. Van Napster naar iTunes, van Youtube naar Spotify en van TikTok naar AI. Dankzij die opeenvolgende revoluties luisteren we niet meer alleen wat wordt voorgeschreven door labels en grootkapitaal: het volk heeft de macht over hun eigen luistergedrag gegrepen.

Illustratie XF&M

Dat begon met Shawn Fanning en Sean Parker, die muziek delen met elkaar veel te veel gedoe vonden via de bestaande online diensten. Ze bedachten een programma dat gebruikmaakte van een peer-to-peer-systeem, waarbij gebruikers tegelijk bestanden uploaden en downloaden: Napster. Het werkte zo goed, dat de catalogus van bootlegs, liveopnames en andere moeilijk te verkrijgen muziek al snel werd aangevuld met zo’n beetje alle beschikbare muziek. Op sommige universiteitsnetwerken liep het Napster-verkeer zo erg vast, dat de dienst moest worden geblokkeerd op de campus. Zeker met de introductie van de iPod in 2001, amper het formaat van een pakje sigaretten maar met meer muziek dan op de meeste thuiscomputers, kon je ineens alles luisteren waar en wanneer je maar wilde.

Metallica versus iedereen

De question du jambon: was het legaal? Downloaden was in Nederland geen probleem dankzij de thuiskopieregeling, maar het verspreiden van auteursrechtelijk beschermd materiaal was wel illegaal. Toch werden thuisgebruikers niet of nauwelijks aangepakt. Tikje anders dan in de VS, waar een verbod gold op zowel downloaden als uploaden in 2000, en ook de kleine gebruikers niet veilig waren. De RIAA (zeg maar de Amerikaanse BreinJe sTeElt ToCh gEen AutO?!1?) klaagde duizenden gebruikers aan.

Een van de meest beruchte botsingen tussen het establishment en de nieuwe wereld van gratis muziek, was die tussen de fans en Metallica. Hun ‘I Disappear’, geschreven voor de soundtrack van Mission Impossible 2, werd ineens op de radio gedraaid terwijl die nog niet was uitgebracht. De band vond op Napster niet alleen dat nummer, maar ontdekte dat hun volledige discografie als mp3’s de wereld over ging, zonder tussenkomst van label, distributeur of de band zelf, en niemand verdiende er iets aan. Metallica verruilde leren jassen voor dure pakken en stapte naar de rechter, met een diskette met meer dan 300.000 namen van individuele gebruikers die hun muziek hadden gedeeld op zak. Ze eisten tien miljoen dollar schadevergoeding, later afgezwakt naar 100.000 dollar per song.

De 300.000 gebruikers werden van Napster verwijderd, en er moest een filter worden geïnstalleerd om auteursrechtelijk beschermd materiaal te weren. Na nieuwe zaken van meerdere labels, artiesten en brancheorganisatie RIAA tegen Napster werd nog eens een kwart miljoen gebruikers verwijderd, en werd de situatie vrij hopeloos voor Napster. Er leek nog even een ‘if you can’t beat them, join them’ situatie te ontstaan toen de Duitse Bertelsmann Music Group (tegenwoordig van Sony) Napster wilde overnemen, waardoor ze met onder anderen Metallica – tegen die tijd de meest gehate band van de planeet – een schikking konden afspreken voor 94 miljoen dollar. Maar omdat de directeur van Bertelsmann in allebei de bedrijven een belang bleek te hebben, ging dat allemaal niet door. Napster moest faillissement aanvragen.

Napster verloor, maar hun idee won: alle muziek voor iedereen beschikbaar, dat kón dus. „Er zou geen prijskaartje aan muziek moeten hangen”, zei Dave Grohl van de Foo Fighters. Moby voelde zich ‘gevleid’ dat zijn muziek werd gedeeld op Napster, en volgens Courtney Love waren de grote labels ‘de echte piraten’. Tegenstanders waren net zo vocaal. „Ik haatte die klootzakken”, zei Steven Tyler van Aerosmith over downloaders. En rapper Eminem vond dat „als je een computer kunt kopen, kun je ook wel 16 dollar voor mijn cd betalen.” Sting zag het genuanceerder: „De geest gaat niet meer terug in de fles. De muziekindustrie verandert, en wij zullen mee moeten veranderen.”

Tweede revolutie: YouTube

En of die veranderde. De tweede revolutie van de afgelopen vijfentwintig jaar begon met de rechterborst van Janet Jackson. Per ongeluk of niet, maar als Justin Timberlake aan het pak van Jackson trekt tijdens hun optreden in de pauze van de Superbowl in 2004, ontbloot hij haar met een metalen zonnetje versierde tepel. De beelden gaan de wereld over, maar wie er thuis even op z’n gemak naar wil kijken, for science, kan ze nauwelijks vinden. Muziek was inmiddels overal – na Napster kwam Kazaa, Limewire, Bitorrents, ThePirateBay en wat al niet meer. Maar dat soort avant-la-lettre virale video’s, dat was lastiger. Dat bracht drie nerds in San Francisco op het idee voor YouTube, waar iedereen korte video’s kon delen met iedereen. De videosite trok binnen een jaar al 100 miljoen views per dag.

In eerste instantie was het de volgende buikgriep die de muziekindustrie trof, want het stond binnen de kortste keren weer vol met auteursrechtelijk beschermd materiaal. Maar met een MTV dat zich was gaan richten op reality tv, was er wel ruimte voor een goeie plek voor muziekvideo’s. Na een ruzie over de uitbetaling van royalty’s, sloten de labels deals met YouTube. En verdraaid, in 2010 was de eerste video die 200 miljoen views haalde een muziekvideo. Rah, rah, ah-ah-ah, Roma-roma-ma, Gaga, ooh la-la: Lady Gaga’s ‘Bad Romance’ bewees dat je nog steeds een groot publiek kon bereiken met muziekvideo’s, en wel online. Anno 2025 staat die teller op bijna twee miljard.

Tegelijk brokkelde met YouTube de alleenheerschappij van labels af over wie het zou gaan maken. Napster was een zwarte markt, maar wel met door labels ontdekt en uitgebracht materiaal. YouTube was een totale vrijmarkt, waar in 2007 de moeder van een twaalfjarig ventje uit Canada een video plaatste om aan z’n familie te laten zien hoe mooi hij kon zingen: Justin Bieber. Ook Carly Jae Repsen, The Weeknd, Ed Sheeran, Davina Michelle, Esmée Denters en Emma Heesters zouden we misschien niet kennen zonder YouTube. Zijdelings daarvan werkte dat voor Adele, de Arctic Monkeys en Avicii zo met MySpace.

Nu nog geld verdienen, dat lukte in die beginjaren van YouTube nauwelijks. Apple maakte met muziekwinkel iTunes het legaal aanschaffen van digitale muziek gemeengoed, maar de volgende grote revolutie werkte zónder iets te kopen of verkopen. Want als je als consument niet echt iets krijgt, hoef je er ook niet het volle pond voor te betalen. Dat was waar in Zweden de voormalige browserspelletjesbaas Daniel Ek aan werkte: Spotify.

Spotify kwam in 2010 in Nederland. De grote labels verkochten schoorvoetend en onder protest – zoals met elke verandering waar ze voor staan – licenties aan Spotify, in de hoop dat dit dan toch de reddingsboei zou worden. iTunes was leuk, maar luisteraars waren tijdens de boekaniersjaren gewend geraakt aan álles, voor niets. iTunes had de geesten rijp gemaakt voor het betalen voor dingen die alleen online bestaan, en Spotify kwam met de juiste deal. Je kreeg als luisteraar feitelijk niets, behalve de sleutel van de bibliotheek waar je altijd binnen kunt komen om te beluisteren wat je wilt en hoe vaak je wilt. Begin 2011 had Spotify een miljoen gebruikers in Europa, in september 2011 hadden ze hun gebruikersaantal verdubbeld. Inmiddels tellen ze 678 miljoen gebruikers, waarvan 268 miljoen een betaald abonnement hebben en hebben ze wereldwijd naar verluidt meer dan 30 procent van de wereldwijde muziekstreamingmarkt in handen.

Geen platenbons kon ons vanaf toen nog vertellen wat we moesten luisteren, dat bepaalden we zelf wel. Toch? Nou ja, deels. Want in zo’n zee van mogelijkheden, is het best lastig navigeren. „Oneindig veel keuze is geen keuze”, schrijft Talking Heads-zanger David Byrne in zijn boek Hoe Muziek Werkt over de streamingdiensten. „In een tijd van overvloed, met gigantische hoeveelheden beschikbare muziek, is het probleem voor consumenten niet de toegang, maar de vraag hoe je interessante muziek vindt.” Spotify biedt de illusie van vrije wil, zegt hij. Het stuurt met algoritmes en gecureerde playlists de gebruiker een bepaalde kant op.

Illustratie XF&M

Dat levert weer nieuwe problemen op, want in veel playlists is het waden door muziek van de dominante grote labels en een eindeloze diarree van inwisselbare muzak, gemaakt door dubieuze spookartiesten die niet lijken te bestaan. Soms blijken dat slimme nerds, die onder duizenden namen muziek in elkaar flansen voor chill/mellow/mood/vibe playlists en daar meer mee verdienen dan Madonna, soms blijken ze echt niet te bestaan en wordt de muziek gemaakt door AI – en wie daar dan weer aan verdient?

Verdienen ís al moeilijk op Spotify, want artiesten worden niet betaald voor hun daadwerkelijke streams, maar die streams bepalen het deel dat ze ontvangen van de totale inkomsten. Hoe meer spookartiesten er zijn, hoe minder echte artiesten verdienen. En dan moet je het altijd opnemen tegen Taylor Swift en Bad Bunny – winner takes all. Artiesten kunnen sinds kort wel een deel van hun inkomsten inleveren om beter voor de dag te komen in de algoritmes, een uiterst dubieus systeem, vergelijkbaar met de bruine envelop gevuld met flappen waar je vroeger wat vaker mee op de radio werd gedraaid. Spotify kan niet kiezen tussen het uitknijpen van artiesten en het misleiden van luisteraars, dan maar allebei.

Lui-luisteren

Als grote corporaties, de platenlabels en naamloze AI-boeren de macht hebben, lijkt de pure muziekdemocratie waar de revolutionairen in 2000 voor vochten verder weg dan ooit. Met de nieuwere, nog onvoorspelbare speler die de markt vanuit Beijing in 2017 opstormde, werd het niet anders. Tiktok combineert het lui-luisteren van de Spotifyplaylists, met de visuele breinlijm van Instagram: onweerstaanbaar voor een jong publiek. TikTok is zeker niet alleen bedoeld voor muziek, maar daar is het wel een ontzettend belangrijk platform voor geworden. „84 percent of songs that entered the Billboard Global 200 in 2024 went viral on TikTok first”, schreven ze zelf vorig jaar. Denk aan Doja Cat’s ‘Say So’ in 2019, of een jaar later het in vele filmpjes met verwoed klapperende billen gebrachte ‘WAP’ van Cardi B en Megan Thee Stallion. Ook Olivia Rodrigo, Lil Nas X en Lizzo braken door op Tiktok. En oudere artiesten als Fleetwood Mac en The Cure vonden er onverwacht een nieuw publiek

Lees ook

Vanuit het niets op één: wie is de 17-jarige Olivia Rodrigo?

Olivia Rodrigo is het gesprek van de dag in de muziekindustrie.

Dat we niet precies weten hoe Tiktok werkt is ook wel charmant. Artiesten of labels lijken lang niet altijd in de hand te hebben wat daar werkt. Als een grote influencer of danser (of dansende influencer) op je song los gaat, kun je zomaar een big break krijgen. Het gebeurde Troye Sivan, die in 2023 dankzij een dansfilmpje van Niana Guerrero wereldwijd doorbrak. Natuurlijk zijn influencers te, eh, beïnvloeden. Laten we niet naïef zijn. Maar zoals Nina Webb, hoofd marketing van Atlantic Records (onderdeel van Warner) een paar jaar geleden haar werk omschreef: „Toen ik begon was het een puzzel voor een driejarige: je had video en radio, en alles wat je als label nodig had was invloed en geld. En nu voelt het alsof het een puzzel van 1.000 stukjes is met alleen maar grijze lucht, en TikTok is het enige stukje dat op zichzelf echt iets in beweging zet.”

En dan hebben we het nog niet eens echt over AI gehad, misschien wel de grootste revolutie in de muziekindustrie voor artiesten, labels, streamers en luisteraars sinds Napster, maar eentje waarvan we de gevolgen nog helemaal niet kunnen overzien. Alleen dat het wel eens álles opnieuw kan veranderen. Er is behulpzame AI, zie hoe The Beatles hun ‘Now And Then’ konden maken door het oppoetsen van een moeilijk hoorbare opname van John Lennon, hoe Caribou zichzelf verschillende zangstemmen kon aanmeten of hoe Sevdaliza haar eigen stem beschikbaar stelt om tegen betaling gebruik van te kunnen maken. AI wordt ook gebruikt om nieuwe artiesten te vinden: labels verzamelen alle data van de door hen uitgebrachte muziek, en halen daaruit wat op dat moment goed blijft plakken bij luisteraars. Ze gebruiken vervolgens AI tools – zoals het door Warner gekochte Sodatone – om nieuw talent snel op te sporen. Dan weten ze wat voor soort muziek werkt, vinden ze er de mensen bij en kunnen ze snel doorpakken. Spotify gebruikt AI ook, om gebruikers hun eigen playlists mee te laten genereren, of een ‘AI DJ’ in te schakelen die muziek afspeelt waarvan het weet dat je het tof zal vinden. En ze gebruiken alle data van alle luisteraars op Spotify om AI te trainen weer betere suggesties te bieden, ook voor je ‘Wrapped’ aan het eind van het jaar.

Lees ook

‘Spotify Wrapped’ is een jaarlijkse traditie geworden. Maar wat zeggen die lijstjes? En hoe zit het met je privacy?

Foto Jaap Arriens

Erger: met AI-tools als Suno, Udio en Soundraw is ook geheel nieuwe muziek te genereren. Ook al worden er miljoenen uren aan auteursrechtelijk materiaal voor ingezet om de modellen te trainen, de artiesten en andere rechthebbenden zien daar niets van terug. Regels en wetten komen maar langzaam op gang, want hoe werken auteursrechten als wat uit zo’n AI-model rolt een geheel nieuw liedje is? We weten niet wat Metallica van AI vindt, maar Elton John was onlangs woedend over het uitblijven van copyright-regelgeving voor techbedrijven: „De regering gedraagt zich als absolute losers!”

What’s next? Straks wordt AI gebruikt om met AI gemaakte muziek op te sporen, dat via AI wordt gepusht naar AI bots die ernaar luisteren om cijfers een bepaalde kant op te stuwen. Een AI-ouroboros. Duidelijk is hoe een deel van de AI-wereld in de wedstrijd zit. Mikey Shulman, de eigenaar van platform Suno, verklaarde onlangs dat zelf muziek maken gewoonweg niet zo leuk is. „Het kost enorm veel tijd, je moet er veel voor oefenen, je moet een instrument of bepaalde software onder de knie krijgen. Ik denk dat de meerderheid van mensen het grootste deel van de tijd die ze aan het maken van muziek spenderen niet leuk vindt.”

Zucht.

Straks wordt AI gebruikt om met AI gemaakte muziek op te sporen, dat via AI wordt gepusht naar AI bots die ernaar luisteren om cijfers een bepaalde kant op te stuwen. Een AI-ouroboros.

Muziek werd door Napster al iets waar blijkbaar niet voor betaald hoefde te worden. Met Spotify werd muziek weer betaald, maar bleef een serieuze beloning voor artiesten achter. En met AI is dat allemaal ook weer onzeker.

Maar wacht, er is ook goed nieuws. Neem de globalisering in muziek. Natuurlijk luisterden we in het jaar 2000 al massaal naar Buena Vista Social Club en Manu Chao. Maar de supersterrenstatus voor artiesten als Bad Bunny, Rosalía, BTS, Blackpink, Tems en Burna Boy is echt een gevolg van het open internet. Ze waren misschien ook een kwart eeuw geleden wel populair geworden, maar zonder de overweldigende streamingcijfers en viral hits was het ons in Nederland misschien nooit zo opgevallen hoe goed Burna Boy of Bad Bunny het deden, en hoe leuk afrobeats en reggaeton kan zijn. Ze bewijzen ook dat niet alle popmuziek saai en voorspelbaar is geworden, gemaakt wordt met het oog op de algoritmes. Amerikanen als Chappell Roan, Billie Eilish en Kendrick Lamar onderstrepen het punt: authentieke, originele en zeer menselijke muziek blijft vooralsnog gewoon doorbreken en bovendrijven. En dan gaat het nog niet eens over de totale vervaging van genres. Wie is geboren na 2010 luistert rustig Joost, Sabrina Carpenter, Drake en Nirvana door elkaar heen. Dat is democratisering in muziek: iedereen kan alles zomaar beluisteren. Dat heeft ook weer creatieve invloed op wat er wordt gemaakt.

En dan zijn er nog steeds veel mensen die niets van dit verhaal begrijpen, omdat ze via Bandcamp, Soundcloud of Youtube luisteren naar hun dungeon synth, cumbia villera, powerviolence, chiptunes, nu jazz of vaporwave, geheel afgesloten van de grote buitenwereld – tot een van die artiesten ineens de Ziggo Dome uitverkoopt. En platforms waar je moeilijk te vinden muziek onderling kunt uitwisselen – zoals het nog altijd populaire Soulseek – bestaan nog steeds én worden goed gebruikt door liefhebbers van eigenwijze muziek. Legaal of illegaal. De revolutionairen zijn niet verdwenen, ze hebben hun wapens nooit ingeleverd. Ze zijn alleen wat minder zichtbaar.

Dennis van Leeuwen, KaneBrachten in 2000 debuutplaat As Long As You Want This uit

“Wij deden het zo: heel veel spelen, meedoen aan wedstrijden, gezien worden en erkend worden door een platenmaatschappij die je tekende en het dan ging doen met je. Wij hebben destijds een ongelooflijke mazzel gehad. Omdat Total Touch en Volumia net een hit hadden, had de manager wat extra budget om risico te nemen, en kon hij een act tekenen met iets meer een randje. Gewoon geluk.

Het kan nog steeds op onze manier, maar een label kijkt nu ook hoe je het doet op Instagram en TikTok. Ik zou nog steeds iedereen adviseren om eerst 10.000 uur in de oefenruimte door te brengen, maar mijn pijnlijke conclusie als muzikant: misschien is het wel effectiever om eerst 10.000 uur op Instagram door te brengen. De marketingwetten zijn gewoon veranderd. De algoritmes zijn belangrijk voor labels. Als er volgers van Instagram of TikTok overgaan op luisteren op Spotify, dan is het misschien tijd om zo iemand te tekenen. Maar moet je je voorstellen dat je Roxy Dekker bent, dan hoef je alleen maar aan je 750.000 volgers op Tiktok te vertellen dat je een nieuw liedje hebt. Dat heeft enorme impact.

Sommige dingen zijn beter: voorheen als je naar Oasis luisterde, dan vond je Radiohead niet tof. Dat was allemaal heel erg gesegregeerd. De jonge mensen met wie ik nu werk interesseert het echt helemaal niets. Die zetten Led Zeppelin op, dan de Vengaboys. Dat vind ik een grote verbetering.

En wat ook goed is: alles staat op Youtube. Ik moest echt zoeken naar de informatie die ik nodig had om beter te worden, en heel veel lessen volgen. Nu ontmoet ik gitaristen die dingen kunnen waarvan ik denk: hoe kan het dat je dit al kunt? En dat hebben ze dan geleerd via Youtube. Als je die hele encyclopedie die internet is goed toepast, kun je op je negentiende beter zijn dan ik op m’n negentiende. Dat moet toch iets heel moois kunnen opleveren.”

Joost van Haaren, KrezipBrachten in 2000 debuutplaat Nothing Less uit

“Wij waren huge op Hyves. Daar hebben we nu natuurlijk niks meer aan. Je bent overgeleverd aan de grillen van de platforms waar je je op bevindt. Daarom zijn we nu eigenlijk weer terug naar het directe contact, met onze eigen nieuwsbrief.

Ons verdienmodel is verschoven. In het begin speelden we live om het album en de singles te promoten, dat is nu omgedraaid. Je gaat de studio in omdat er nieuwe muziek moet komen, zodat je live iets nieuws kan brengen en je weer welkom bent op de grote festivals. Shows zijn daardoor bij veel artiesten wel steeds meer voorstellingen geworden, die helemaal zijn afgekaderd. De band speelt op clicktrack (metronoom) zodat het vuurwerk, de visuals en het licht exact mee kunnen lopen. Dat betekent ook dat de vorm van de liedjes vastligt, vaak lopen er ook instrumenten of backing vocals mee om de boel aan te dikken, en in sommige gevallen ook autotune. Als iets live namelijk niet goed gaat, staat het zo op social media en wordt je daar op afgerekend. Shows zijn nu, en dan druk ik me voorzichtig uit, nogal risicomijdend.

Dat iedereen muziek thuis op hoog niveau kan opnemen en het in een handomdraai voor de hele wereld te beluisteren is, dat is wel geweldig. Maar hoe val je op tussen die hele grote wildgroei aan nieuw aanbod? Dan moet je wel zo gruwelijk uniek zijn, of je moet op de een of andere manier iets ludieks of opvallends doen en nét dat juiste haakje vinden waardoor je door de algoritmes breekt. Maar er zijn ook nog altijd heel veel mensen die ‘s avonds een talkshow kijken of in de auto de radio aan hebben. Je moet al die kanalen bedienen.”

BrainpowerBracht in 2000 eerste hit ‘Door merg en brain’ uit

“Aan de ene kant is sinds 2000 alles veranderd, maar aan de andere kant in essentie ook weer niet echt: a good song is a good song… Ik brak door in het staartje van het massamediatijdperk. Radio en TV zijn nog steeds belangrijk, maar op een heel andere manier. Internationaal ook. Ik zat laatst bij een evenement tegenover iemand die ik niet kende, en later kwam ik erachter dat hij een van de grootste rappers uit Brazilië is. Mensen kunnen supergroot zijn bij hun eigen specifieke doelgroep, zonder de massamedia faam, dat vind ik mooi.

Optreden is professioneler geworden. Qua elementen als licht, effecten, rookmachines enzo zijn er meer betaalbare opties. Veel zalen zijn mooier, cleaner. Ik mis zelf de underground vibe soms wel een beetje, de kelderachtige kleedkamers met dik bestickerde muren. Daar kwam je echt niet zomaar tussen, er was wel een buffer die werkte als een soort quality control. De laatste vijftien, twintig jaar zag je ook wel wat vaker artiesten die totaal nog niet klaar waren voor het grote plaatje, maar wel doorbraken. Dan krijg je soms wel kwalitatief dubieuze optredens, waardoor het publiek gewend kan raken aan een lagere standaard van live performances. Het is zoals Cruyff zei, elk voordeel heeft zijn nadeel.

Er zijn natuurlijk dingen echt veranderd. Denk aan het pluggen met fysieke singles. Vinyl en andere fysieke formats zijn wel populair, en er worden ook nog tapes en cd’s gemaakt, maar aan die radio-promo kant zie ik dat niet meer gebeuren. Uiteindelijk zijn de tools anders, maar de inspiratie is hetzelfde. Thuisstudio’s, nu een ding, waren er vroeger ook al, het is nu alleen wel een stuk makkelijker geworden om zelf je setup te bouwen. Dat is alleen maar goed. Zelf was ik altijd al iemand die onafhankelijk nadacht. Ik wilde dat je als hiphop artiest met een kwaliteitsproduct gewoon naast de grote rock- en popartiesten kon staan en serieus genomen werd, en dat is gelukt. Ook al valt er nog veel terrein te winnen.”


De magie van musical ‘Hadestown’: je weet dat het slecht afloopt en toch blijf je hopen

Het is een oud lied, zingt verteller Hermes in het openingsnummer van Hadestown. “It’s a tale of a love from long ago.” Even later zal hij de hoofdrolspelers in dat liefdesverhaal introduceren: Orpheus en Eurydice, een jong koppel uit de Griekse mythologie. De legende van hun liefde die bijna – bíjna – sterk genoeg bleek om de dood te overwinnen, wordt al eeuwen verteld; de tragische afloop staat bij voorbaat vast. “It’s a sad song”, waarschuwt Hermes dan ook. „But we’re gonna sing it, even so.”

De liefde van Orpheus en Eurydice wordt nu ook bezongen in Amsterdam. Koninklijk Theater Carré werkte samen met de oorspronkelijke makers aan een eigen productie van Hadestown, de Broadwayhit die in 2019 acht Tony Awards en een Grammy binnensleepte en sinds vorig jaar ook succes boekt op het Londense West End. Net als het origineel wordt de musical in Amsterdam opgevoerd in het Engels, onder het label Broadway in Carré.

Dat je dat voor elkaar krijgt in een voorstelling; dat de toeschouwer bij iets voorspelbaars alsnog zo op het puntje van de stoel zit… Ja, dan ben je magie aan het maken

Madeleine van der Zwaan
directeur van Carré

De wens van Carré-directeur Madeleine van der Zwaan om Hadestown naar Nederland te halen, ontstond in 2018, vertelt ze in haar kantoor boven het theater. „Ik zag de musical toen in het National Theatre in Londen, voordat hij naar Broadway ging – en ik was blown away.” Bij voorstellingen als deze „weet je weken of maanden later nog hoe je je voelde toen je de zaal uitliep”, zegt Van der Zwaan. Als ze nadenkt over hoe ze dat gevoel het best kan uitleggen, herinnert ze zich een zin die ze opving toen ze de musical opnieuw bezocht, nu wel op Broadway. Na afloop hoorde ze een jongen tegen zijn vriend verzuchten: „En tóch hoopte ik dat het goed zou aflopen.”

Ben je bekend met de mythe van Orpheus en Eurydice, dan weet je dat dat ijdele hoop is. Orpheus’ poging om zijn geliefde terug te halen uit het dodenrijk kent geen sprookjeseinde. Het lukt hem wel om af te dalen naar de onderwereld, die vernoemd is naar de God die daar de dienst uitmaakt: Hades. Ook slaagt hij er met zijn muzikale talenten in om Hades en zijn vrouw Persephone over te halen Eurydice aan hem mee te geven. Maar Hades stelt een cruciale voorwaarde: Orpheus mag niet achteromkijken tot hij en Eurydice de Hades hebben verlaten. Hij moet er dus blind op vertrouwen dat ze daadwerkelijk achter hem loopt.

„Je weet hoe dat afloopt”, zegt Van der Zwaan. „En toch denk je: hij wéét hoeveel ze van hem houdt. Er zit vertrouwen. Hij gaat niet omkijken. Dat je dat voor elkaar krijgt in een voorstelling; dat de toeschouwer bij iets voorspelbaars alsnog zo op het puntje van de stoel zit… Ja, dan ben je magie aan het maken.”


Boodschap van hoop

Een ander belangrijk onderdeel van de magie van Hadestown is dat het verhaal, ondanks alles, een boodschap van hoop overbrengt. „Wij als goden weten ook hoe het afloopt”, zegt Joy Wielkens, die de rol van Persephone speelt. „We zitten steeds in dezelfde cirkel. Toch is er telkens dat korte moment waarin je vol gelooft dat er misschien verandering mogelijk is. ‘We sing it again, and again’, zingt Hermes op het eind, en dat is ergens verdrietig – maar het heeft óók een schoonheid. In dat constant blijven proberen zit hoop. Dat vind ik zo mooi.”

Ook Wielkens’ personage heeft die hoop hard nodig, legt ze voorafgaand aan een repetitie uit in een van de foyers van Carré. In de musical vormen Orpheus en Eurydice namelijk niet het enige liefdeskoppel. Hun verhaal wordt afgezet tegen dat van Hades en Persephone, bij wie alle verliefdheid en naïviteit uit de relatie is gesleten. De grillige verhouding tussen de twee oude goden heeft directe invloed op de bovenwereld: de helft van het jaar woont Persephone bij Hades in zijn dodenrijk en is de aarde koud en dor. Als ze naar boven komt om daar de andere helft van het jaar te spenderen, brengt ze de lente met zich mee.

Maar de vruchtbare seizoenen worden korter naarmate Hades bezitteriger wordt en hij zijn vrouw eerder dan afgesproken mee terugvoert naar ‘Hadestown’. Terwijl de oogsten op aarde mislukken bouwt hij zijn koninkrijk om tot een kapitalistische koortsdroom, vol neonlicht en anonieme werkers. Die draagt hij op een muur te bouwen om „de vijand” buiten te houden. “The enemy is poverty”, spreekt Hades zijn onderdanen toe in het lied ‘The Wall’. “And the wall keeps out the enemy, and we build the wall to keep us free.” Teksten die akelig dicht in de buurt komen van leuzen die je politieke leiders nu kunt horen roepen.

‘Hadestown’ in Carré Foto Danny Kaan

Politieke laag

„Er zit een politieke laag in de musical”, zegt Wielkens; een laag die onder de twee liefdesverhalen zit. Ze denkt daarbij ook aan zinnen die refereren aan klimaatverandering – in ‘Chant’ zingt Orpheus over hitte, verwoesting, overstromende oceanen. „Ik denk dat we die gedachten in het slotlied, ‘Raise our cup’, aan elkaar proberen te koppelen. Dan spreken we de zaal aan: blijf geloven in elke Orpheus in jezelf, of elke Orpheus die je tegenkomt. Daarin komt voor mij dat grote, idealistische deel van de voorstelling samen met het liefdesverhaal”, zegt Wielkens. „Als we niet meer geloven in hoop en liefde, in de mogelijkheid dat dingen beter kunnen worden, dan komen we misschien uit waar we nu zijn.”

Daarmee ziet Wielkens in Hadestown „een voorstelling met een boodschap die heel erg nodig is nu. Zonder dat we met pamfletten op het podium gaan staan, moeten we wel die lading voelen als we dat verhaal elke keer vertellen. We zeggen niet zomaar iets. Zoals we binnen de liefde tussen onze personages een verandering proberen teweeg te brengen, proberen we met de voorstelling ook – hoe klein ook – een verandering in de wereld teweeg te brengen.”

Jazz, folk, blues

Om te zorgen dat die boodschap goed overkomt, zijn de oorspronkelijke makers vanaf de casting betrokken geweest bij de Nederlandse productie. Samen met Carré zorgen zij ervoor dat deze uitvoering van Hadestown zo dicht mogelijk bij het origineel blijft, inclusief het grootse, tijdloze decor, dat de sfeer oproept van een jazzcafé. Dat komt mede door de aanwezigheid van een live band op het toneel, die Hadestown van zijn kenmerkende, swingende geluid voorziet – een mix van jazz, folk en blues. Voor de bandleden is er altijd wel wat te doen: er zit geen gesproken dialoog in de musical, het is één lang muziekstuk.

Het is die muziek die Wielkens ertoe heeft bewogen te auditeren. „Het heeft iets alternatiefs”, vindt ze, „en tegelijkertijd is het heel soulful.” Dat is de verdienste van Anaïs Mitchell, die zowel het verhaal als de muziek van Hadestown schreef en in samenwerking met regisseur Rachel Chavkin deze musical neerzette. Ook op Van der Zwaan maakte de klank van Hadestown direct veel indruk, evenals de bijbehorende liedteksten. De muzikaal supervisor die vanuit Londen bij de Carré-productie betrokken is, Tarek Merchan, beschouwt deze teksten als poëzie, vertelt Van der Zwaan. „Daarom is het zo belangrijk hoe het gezongen wordt, hoe het gebracht wordt. Over ieder woordje is nagedacht.”


In die teksten blijft Wielkens zinnen ontdekken die haar ontroeren. Een van haar lievelingszinnen wordt gezongen door Eurydice, wanneer ze Orpheus voor het eerst ontmoet. Terwijl Hermes toekijkt vertelt Orpheus haar dat hij aan een lied werkt:

A song to fix what’s wrong

Take what’s broken, make it whole

A song so beautiful

It brings the world back into tune

Back into time

And all the flowers will bloom

When you become my wife

„Oh”, zegt Eurydice – „hij is gek. Waarom zou ik zijn vrouw worden?” „Maybe because he’ll make you feel alive”, zegt Hermes. Waarop Eurydice antwoordt: „Alive? That’s worth a lot.”

„Zij komt uit de grauwheid”, zegt Wielkens; „ze heeft het opgegeven. En zoiets simpels als je echt levend voelen – hij kan haar dat geven. Dat is misschien ook wat liefde is. Dat iemand je een gevoel geeft waardoor je de wereld op een rijkere manier ervaart.”

Tegen de stroom in blijft Orpheus werken aan het lied waar hij de wereld heel mee wil maken. Net zoals Hermes het liefdeslied van Orpheus en Eurydice blijft zingen, in de hoop dat er een volgende keer toch iets verandert. En als het verhaal alsnog op dezelfde manier afloopt, is er tenminste weer dat moment van hoop geweest. Opnieuw, en opnieuw.

Hadestown gaat in première op zondag 29 juni in Carré en is daar te zien t/m 24 augustus. Info: carre.nl


Column | Onweerstaanbaar wordt John Madu geïnspireerd door Vincent van Gogh: is dat ook culturele toe-eigening?

Tien schilderijen laat John Madu zien en alle tien zijn ze onweerstaanbaar. Ga maar kijken, ze hangen in het Van Gogh Museum, samen zijn ze de tentoonstelling Van Gogh x John Madu: Paint Your Path. Warm en woest schildert hij, in de weer met de Van Goghs. Op een zelfportret installeert hij zich in Vincents beroemde Slaapkamer (1888) in Arles. Maar hij hing er gordijnen op en schoof het ledikant buiten zicht. De tafel onder het raam verplaatste hij naar voren en hij zette er een opwind-aapje op, naast het bord met citroenen en de glazen fles op van Van Goghs Karaf en schotel met citrusvruchten (1887). Van dat doek nam Madu ook het behangetje mee. Zichzelf beeldt hij af verdiept in een boek over Japanse prentkunst. Dat bracht hij mee, of vond hij het ergens op de grond? Zo betoverd als Madu door Van Gogh is, was Van Gogh dat door Japanse prentkunst.

John Madu, ‘Table no. 2 (Studio on University Road)’, 2025.

John Madu is Nigeriaan, zijn schilderijen zijn onmiskenbaar West-Afrikaans, maar zonder Vincent van Gogh hadden ze niet bestaan. Ze zwepen hem op, geven hem vleugels, ze zijn van hem.

Giftig

Ineens steekt de term culturele toe-eigening zijn giftige kop op. Ik wil die niet denken, te vaak zag ik kunstenaars ermee afgefakkeld worden, zelfs doden, met terugwerkende kracht. De term is een oordeel op zichzelf. Wie het zegt, heeft automatisch gelijk. Hij ontslaat van de plicht tot argumentatie en beperkt zich tot eenrichtingsverkeer. Ik zag Open Casket (2016) van Dayna Schutz. Vond het indrukwekkend. En voelde me betrapt, toen ik begreep dat doek en kunstenares heftig gecanceld waren. Als witte vrouw had ze haar afschuw van een racistische lynchpartij niet mogen schilderen.

Die insteek is me blijven verwarren. Ja, eens: verkrachting is een onderwerp dat je beter aan vrouwelijke kunstenaars over kunt laten. Alhoewel, ik ken films waarin mannelijke cineasten de horror van zulk geweld precies vastpinnen. Hable con ella van Pedro Almodóvar bijvoorbeeld, of Naked van Mike Leigh. En er zijn er meer. Die wil ik niet gecanceld hebben.

En dan, wat enerzijds opgaat, moet dat anderzijds ook doen. De Nederlandse Vincent van Gogh werd gekweld door armoede, psychische nood, alcoholverslaving en uitsluiting. John Madu is een gevierd kunstenaar van gerespecteerde achtergrond in Lagos. Wat voelt hij, wat begrijpt hij van Vincents lijden, zijn werk? Ik zou het niet weten, weinig, vermoed ik. Ik zie hoe hij Vincents schilderijen doorkruist op zoek naar zíjn Van Gogh. Hij voorziet ze onverschrokken van Nigeriaanse inbreng, voedt zich ermee als een vampier. Groot gelijk. Ik kan daar niet mee zitten. Ik laat mijn verbazing niet bederven en mijn genot ook niet.

Kunst is geen klankbord en het publiek is geen echoput. ‘Culturele toe-eigening’? Ik doe niet meer mee.


In Suriname vertelt schrijfster Elena Beelaerts over haar overgrootvader, die slavenhouder was: ‘Dit is een doorbraak, dit is wat we nodig hebben’

Zaterdag 31 meiSlavenhouder

Een tas vol boeken ingecheckt.

Je boek naar Suriname brengen?!? Hoezo? Voor mij is het de vanzelfsprekende volgende stap op mijn pad. Sinds ik in gesprek met mijn stokoude grootmoeder ontdekte dat haar overgrootvader, Theodore Bray, slavenhouder was in Suriname, raakt de slavernijgeschiedenis mij persoonlijk. Mijn besef delen van de wond van dit verleden.

Ik ga dit doen.

zondag 1 juniBevalling

Ik zie de Surinamerivier vanaf mijn balkon. Bel met het thuisfront: mijn eerstgeborene vandaag 19 jaar. Ik voel me ver weg.

Nog niets van Marilva, na haar laatste bericht: „Ik lig hier en wacht op de komst van de baby.” Dan, na het ontbijt: „Ik was in het ziekenhuis hoor. Ik ben bevallen van een jongen. WELKOM IN SURINAME.”

Zij is essentieel geweest voor mijn onderzoek in het Evangelische Broederarchief. „Weet niet of ik naar je presentatie kan komen, de banken zijn hard.”

’s Avonds neemt Iraida me mee over de brug. Uitkijkend over haar stad proosten we, op de veranda van Peperpot. Hier vlakbij tekende Theodore de afbeelding op de cover van mijn boek. Nu ben ik aangekomen.

Maandag 2 juniPindasoep

Veel regen, maar minder drukkend dan verwacht. Iedereen is druk met de verkiezingen. Zal de uitslag geaccepteerd worden? Wat betekent de NDP-winst? Mijn app stroomt vol. Het radio-interview zo gaat niet door: presentator heeft een schorre keel. Ik begin te twijfelen, klopt mijn verhaal voor morgen wel in Surinaamse context? Ik neem de tijd het helemaal om te gooien. Tot slot brengt pindasoep bij Souposo de nodige versterking en rust.

Elena Beelaerts in Paramaribo.

Foto Ranu Abhelakh

Dinsdag 3 juniOntroerd

Donkerroze dragonfruit voor het ontbijt en watermeloen.

Om 8 uur op de nationale tv, Mmanten Taki. Eerst ongemak. We voeren een open gesprek over oude wonden. Hij zegt dat ik een taboe doorbreek, een oude wond. Gro Skin (kippenvel). Ik ontspan, een beetje.

Bij Apinthie TV staan de stoelen dicht bij elkaar, hier een intiemer gesprek met Iris Landveld en een stevige omhelzing na afloop.

In het hotel, tekst printen, rusten en natuurlijk: wat doe ik aan?

Zeven jaar geleden begon mijn onderzoek in Suriname in het Nationaal Archief, nu mag ik het resultaat daar brengen. Kevin Headley gevraagd als moderator voor vanavond – je weet nooit welke vragen je krijgt.

Iedereen zit. Gedoe met m’n bril, het geluid. Ik deel mijn bedenkingen over de lezing, dat ik mijn verhaal moest aanpassen zodra ik hier was: bijval in de zaal. Ik heb alles uitgeschreven. Het licht is onverbiddelijk. Ik zie iedereen, ben niet zo’n voorlezer en merk dat ik halverwege de wrede passages verstijf, sla er een paar over.

Schrijfster Cynthia McLeod kijkt me aan, ze geeft niet mee. Ik zie iemand op z’n telefoon. Raak ik de zaal kwijt?

„Ik ben blij je te voelen”, zegt Siegmien Staphorst, voorzitter van de Organisatie voor Gemeenschapswerk (NAKS), als ik haar het eerste boek geef. Ze omarmt me, ik voel zachtheid: „Je bent door zware wateren gegaan met je onderzoek, je worsteling, je loyaliteit aan je grootmoeder en hoe je dit brengt, je hebt me ontroerd.” Zij ontroert mij.

Beelaerts in gesprek.

Foto Ranu Abhelakh

Boekpresentatie in het Nationaal Archief Suriname op dinsdag 3 juni.

Foto Ranu Abhelakh

Woensdag 4 juniGelaatstrekken

Vlak voor mijn afspraak bij SRS-radio, tref ik daar Jacqueline op de parking om haar boeken van De Kom en Stedman te geven, van Buku voor Bakkie. In de schaduw staan we even. „Voel je de emotie in de zaal?”, fluisterde ze gisteravond tegen haar buurman: „Ze heeft het niet door. Dit is een doorbraak, dit is wat we nodig hebben.” We vechten tegen wat tranen en ze roept na: „Doe jij je ding.”

Door naar de Kwattaschool, 14- tot 17-jarigen vertel ik over mijn voorvader en we kijken samen naar zijn tekeningen. Ontwijkende blikken tot ik over mijn dyslexie begin. De meisjes ontdooien het eerst.

Heerlijke pitjel, een bara en bami op de markt. Niet eén persoon hier heeft vergelijkbare gelaatstrekken, niemand is de minderheid.

Donderdag 5 juniPlantagehouder

Alwin uit ons koor is dood. We zongen pas nog aan zijn ziekenhuisbed.

„Waarom zeg je plantagehouder en niet slavenhouder, dat is hij toch?”, vraagt Biemla bij ABC-radio. „Vind je het moeilijk om erover te praten?”

Direct daarna een lezing houden in de Anton de Kom Bibliotheek. Ik spreek nu van bulletpoints. Nu ik niet voorlees heb ik meer contact. Hier op de universiteit gaan we dieper op de feiten in, maar ik krijg het meest waardering voor de eerlijkheid over mijn ongemak.

In Tori Oso vanavond kreeg ik kort de vloer bij de boekpresentaties van Chris Polanen en Julien Ignacio. Er ontstaat een fijn en licht ontsporend gesprek over Surinaamse mannen en kwetsbaarheid onder de balken van het verhalenhuis. „Hoe is het nu”, vragen ze, „na het interview van vanochtend?” Prima. In het archief trok ik me een terughoudendheid in de zaal persoonlijk aan, als een afwijzing. Onterecht zie ik nu. We zijn de smalltalk voorbij.

Signeren na de boekpresentatie.

Foto Ranu Abhelakh

Dinsdag 10 juniGeland

„Ach freule, wat ga jíj hier vertellen?” Met die twijfel kwam ik, altijd die zelftwijfel. „Hoe reageert je familie?” Daaromheen cirkelen de vragen. Is wat schuilt achter die vraag hier anders dan thuis?

„Je bent door wateren gegaan, zeggen we hier als je veel meemaakt”, zegt Iraida.

Ik zwem in een kreek, in blaka watra, en hoor live de geluiden die ik bij het schrijven op mijn koptelefoon had; overal groen. Ik voel een ontlading, een fundamenteel moment, mijn verhaal is hier geland, ik ben geland.

Later hoor ik: sommigen geloven dat het de voorouders zijn in ‘Para’. Ze zeggen: „Kom maar hier, mijn kind. Het is goed zo.”

Even stap ik uit de permanente dilemma’s die me heen en weer slingeren, bevrijdend.

woensdag 11 juniOvertroffen

Al mijn verwachtingen overtroffen. Uitgezwaaid met de woorden: „Je bent nog niet klaar hier.”

zondag 15 juniBevrijdend

Ketikoti-programma rondom Ach freule, moderator Jörgen Tjon A Fong, Wereldmuseum.

Het is een bijzondere middag met geweldige bijdragen. Een uitverkocht huis. Alles valt op zijn plek. Theodore Brays tekeningen staan centraal. Ik ervaar vandaag in Amsterdam wat ook in Suriname gebeurde: het is intiem. Het werkt bevrijdend om opnieuw écht te kijken naar de slavernijgeschiedenis, om lucht te geven aan de pijn die al zo lang onuitgesproken tussen ons ettert, ruimte te geven aan nieuwe perspectieven.

Bij de boekpresentatie in het Nationaal Archief Suriname.

Foto Ranu Abhelakh


Samen voor de schoonheid: de liefde tussen Belgische en Nederlandse kunstenaars was kort maar hevig

Was de sfeer wel zo ontspannen in Antwerpen, op 13 februari 1920? Of was het verschil in opvattingen, dat later zo vervelend zou opspelen, toch al merkbaar? Het was hoe dan ook een interessante avond. Kunstenaar Theo van Doesburg was te gast bij de Belgische Kring Moderne Kunst met voorman Jozef Peeters, om een lezing te geven.

De Eerste Wereldoorlog lag achter ze en in zijn lezing, getiteld ‘Klassiek Barok Modern’, zei Van Doesburg dat het tijd werd voor de kunst om samen op te trekken, in een abstracte beeldtaal zonder landsgrenzen. Een collectieve stijl zou een schoonheidsverlangen „van alle volkeren” tot uitdrukking brengen. Mensen verenigen, via de kunst, dat was wat hij voor zich zag.

Van Doesburg was oprichter van De Stijl en in feite ook de pr-man ervan, met lezingen overal. In heel Europa broeide nieuwe kunst en doordat Nederland neutraal was gebleven in de Eerste Wereldoorlog, hadden kunstenaars daar in relatieve rust kunnen doorwerken aan hun ideeën. De Stijl is bekender dan de Belgische Kring Moderne Kunst maar de tentoonstelling Baanbrekers nu in Antwerpen licht niet alleen de geestverwantschap overtuigend uit, maar ook het kwalitatieve niveau over en weer.

Zelfs al zou de liefde tussen Peeters en Van Doesburg niet lang duren, de tentoonstelling brengt ze even innig samen

Zoals werk van Jos Léonard, die bij de lezing was en het helemaal met Van Doesburg eens was: ook hij wilde dat de bourgeois smaak werd verworpen door een internationale kunst. Léonards compositie van overlappende rechthoeken vormt in de expositie alvast een mooi paar met net zo’n abstractie van Vilmos Huszár, van De Stijl, ernaast.

Innig

Zo hangen meer verwanten in het prentenkabinet van het museum broederlijk (zusters waren er niet bij) zij aan zij. Zelfs al zou de liefde tussen met name Peeters en Van Doesburg niet heel lang duren, de tentoonstelling brengt ze weer even innig samen.

Het begint al met een vitrine met strak modern drukwerk. Het blad De Stijl, ontworpen door Van Doesburg, ligt naast periodiek Het Overzicht van Peeters en Michel Seuphor. Alles is zo rond 1920 gemaakt in strakke vormen en enkel zwart (De Stijl) of met net wat rood (Het Overzicht).

Dit soort vergelijkingen maken het een echte kijktentoonstelling, iets wat de makers zeker gewaardeerd zouden hebben. Kijken, daar ging het om. En nog iets: het implementeren van die ideeën in de gebouwde omgeving – kunst moest niet beperkt blijven tot tekenpapier, het moest de echte wereld in. Juist daar lag een bourgeois benauwenis die uitgebannen diende te worden.

Theo Van Doesburg, Café-restaurant l’Aubette, 1926-1927. Collectie Nieuwe Instituut

Hoe, dat tonen schaalmodellen en architectuurfoto’s in de expositie, die een samenwerking is met Het Nieuwe Instituut in Rotterdam, dat deze modellen en foto’s uitleende. Ook daarbij is Van Doesburg goed vertegenwoordigd, zoals met een maquette van de Parijse atelierwoning die hij ontwierp, een witte kubus met drie deuren, uiteraard rood-geel-blauw. En in 1924 kleurde hij interieurfoto’s van het Rietveld-Schröderhuis in. Het door Gerrit Rietveld ontworpen interieur gaf hij met gouacheverf rode gele en blauwe accenten zodat je ziet: inderdaad, een abstract kunstwerk waarin je kunt leven, wonderlijk.

Schilderijen, als oefeningen op het platte vlak, zie je in de tentoonstelling als het ware ruimtelijk worden, als architectuurontwerpen en meubelstukken. Een rechte stoel van Rietveld waarvan de houten zitting al pijn aan je ogen doet, staat naast een bijzettafeltje van de Belg Huib Hoste. Kunstig, maar het moderne servies zal toch soms van het puntige vlak af zijn gekukeld. Nog weer anders is de kast ernaast, van Eduard van Steenbergen. De deuromlijstingen hebben kleurige patronen, hartstikke abstracte kunst, maar zo bont, dat had nooit in een Schröderhuis of pand van Theo van Doesburg de deur door gemogen.

Geen wiskunde

En zo zie je, tussen de drie- en rechthoeken door, individuele stijlen. Geometrische kunst is geen wiskunde. Het volgt zelfbedachte wetten. Dat was vragen om discussie maar maakt de kunst veelzijdiger. Vooral als je op een gegeven moment een stilleven van Bart van der Leck ziet, toch de leukste van heel De Stijl, waar appels gestileerd boven een schaal zweven: bij hem zit er altijd een plezier in het werk dat je mist bij meer rigide kunstcollega’s. De fruitschaal hangt in de expositie tegenover een inkttekening van Edmond van Dooren uit 1919, Futurisme geheten. Tussen rechte lijnen, als van een moderne stad, golven details er weelderig alle kanten uit. Alsof deze kunstenaars dachten: zoek het maar uit met je dogmatische rechthoeken, wij trekken ons eigen pad.

Uiteindelijk deden ze dat natuurlijk allemaal. Van Doesburg zette zijn architectonische ambities door. Samen met Cornelis van Eesteren maakte hij voor de Universiteit van Amsterdam een ontwerp van kleurige rechthoeken tot over het plafond van de aula, iets wat hij in l’Aubette, een uitgaansgelegenheid in Straatsburg, verder zou uitwerken.

Dat alles zie je in de tentoonstelling, maar ook hoe met name Peeters en Van Doesburg op onoverkomelijke verschillen waren gestuit. Zo vond Van Doesburg Peeters’ glasschilderingen met cirkels en vele kleuren, ‘te expressionistisch’. Zelf had hij aan ingetogener glas-in-lood-ramen gewerkt – inclusief kleurloze ruitjes – en Peeters vond zijn aanpak juist inbreuk doen op de eigenschappen van kleur.

Het kon dus niet goed aflopen. Naast De Stijl had de Antwerpse kring van meet af aan een vrijer constructivisme met meer variatie gepredikt. Ja, er waren gedeelde ambities. Maar wie gevestigde ideeën uitdaagt, doet dat bij een collega vaak ook. Dus de relatie bekoelde. In 1922 ontwierp Peters een affiche dat het Tweede Kongres voor Moderne Kunst in Antwerpen aankondigt. De letters, hoewel constructivistisch bijna onleesbaar, melden dat Huszár en architect J.J.P. Oud er de Nederlandse gasten zijn – geen Van Doesburg.

Die liefde is voorbij. En dat geeft niet. Toen ze wel was opgevlamd, bestond een collectief schoonheidsverlangen dat hier in alle glorie te zien is.


Het Cultuurdagboek van componist Huang Ruo: ‘Voor de première voel ik een mix van bevreesd geluk en behoedzame ontspanning’

Donderdag 22 meiDe dag van de wereldpremière

Amsterdam, here we come. Deze stad heeft een speciaal plekje in mijn leven en in mijn hart. 24 jaar geleden vond in Paradiso de eerste Europese live-uitvoering plaats van een van mijn composities. Ik zong en improviseerde toen zelf vanaf het balkon. In 2016 kwam ik terug als eerste composer-in-residence van Het Concertgebouw. En nu, na weken repeteren met het Nederlands Kamerkoor, zijn we klaar voor de wereldpremière van mijn tiende opera Between Two Lights (Opera in Six Bardos) in het Muziekgebouw aan ‘t IJ. Dit keer ga ik ook zelf dirigeren en zingen.

Ik heb Between Two Lights geschreven tijdens de coronapandemie, geïnspireerd door het afscheid van mijn stervende moeder. De vorm is gebaseerd op de zes ‘bardo’s’, overgangsfasen zoals het Tibetaanse boeddhisme die beschrijft: leven, droom, meditatie, dood, helderheid en wedergeboorte. Mijn stuk gaat over de reis van ons lichaam en onze geest daartussenin; de ruimte en tijd waarin je belandt als je niet meer terug kunt naar een eerdere fase, maar ook niet weet wat er erna komt.

Between Two Lights geeft het publiek de kans stil te staan bij dat soort kostbare ‘tussenmomenten’ in onze levens, en om erbij stil te staan dat niet-weten niet het einde van het leven is, maar een deel van dat leven.

Het Muziekgebouw is mooi en bruisend als gewoonlijk. Ik hou van deze zaal, er klonk hier twee keer eerder een opera van mijn hand. Soms vragen mensen me hoe ik me voel voor zo’n première. Nerveus? Nee, het is meer een mix van bevreesd geluk en behoedzame ontspanning. In dit geval helpt het om dirigent en zanger te zijn en samen te werken met de zangers van het Kamerkoor, de slagwerkers van het Hermes Ensemble, regisseurs Aïda Gabriëls en Tido Visser en danseres Grace Ellen Barkey. Niemand kan garanderen dat alles goed zal gaan, maar wanneer je je als collectief optimaal inspant, loopt alles in elk geval zo goed als mogelijk.

Tijdens de voorstelling voel ik hoe het publiek meeleeft; voor mij de mooiste beloning. Na afloop ga ik in de buurt op zoek naar Chinees eten. Na wat zoeken vind ik een restaurant dat nog open is. De chef-kok, die ook uit China komt, is bereid iets authentieks voor mij te maken. De dag besluit met een gevoel van vervulling in alle opzichten.

Huang Ruo in Brugge.
Huang Ruo in Brugge, met collega’s.

Foto’s Aurelien Goubau

Woensdag 28 en donderdag 29 meiVan New York naar Brussel

Na wat dagen thuis in New York, met tijd voor mijn twee kinderen en een voorstelling van Strauss’ opera Salome in de Met Opera als hoogtepunten, reis ik vandaag weer terug naar Europa. Van New York voert mijn reis naar Brussel. Voordat ik op de trein naar Brugge stap, loop ik nog even door het centrum van Brussel en bezoek een rooftop-biertuin. Het lokaal gebrouwen bier is heerlijk, maar voor het avondeten verkies ik toch een lokaal Japans ramenrestaurant boven mosselen, friet en meer bier.

Vrijdag 30 meiBrugge

Waar ik ook ben: ik streef naar dezelfde ochtendroutine: componeren. Thuis zit ik dan altijd achter de piano in mijn atelier, een instrument dat mijn inmiddels overleden ouders me ooit cadeau deden. Als ik op reis ben, heb ik een klein keyboard bij me, het past zelfs in een handbagagekoffer.

Vanaf 7 uur ’s ochtends werk ik aan mijn nieuwe opera The Wedding Banquet, waarmee The Metropolitan Opera in New York het seizoen 2027 zal openen.

Huang Ruo op het podium van het Concertgebouw in Brugge.
Foto Aurelien Goubau

’s Middags ga ik kijken in het Concertgebouw van Brugge, waar we ’s avonds de Belgische première van Between Two Lights geven. Het is een mooie, grote concertzaal – zeker gezien het bescheiden inwonertal dat Brugge telt.

De podiumploeg is al druk bezig met de voorbereidingen. Het decor van de productie bestaat uit vijf panelen, gemaakt van verschillende materialen. Die kunnen ook als projectieoppervlak dienen. Alles is erop gericht dat de productie gemakkelijk kan reizen, en snel in verschillende groottes op- en af te bouwen is. Ik hoop dat deze productie nog door meer programmeurs wordt geboekt.

Omdat ik me tijdens de opera op het podium moet verplaatsen, gebruik ik een iPad met daarin de volledige partituur en al mijn aantekeningen. Het kostte me even om daaraan te wennen. Welkom in 2025…

https://www.youtube.com/watch?v=G5MhySy-tuw&t=6s

Zaterdag 31 meiDen Haag

Deze ochtend heb ik last van writers block, het lukt me niet veel muziek te componeren. Ik besluit om dan maar even als toerist door Brugge te gaan dwalen voordat de bus ons om 11 uur ’s ochtends naar Den Haag zal vervoeren.

Brugge is zo’n mooie oude stad, overal zie ik geschiedenis. Ik moet denken aan alle mensen die hier wonen of op bezoek komen, onder wie ikzelf, en raak gevangen in bespiegelingen over steden in heden en verleden, en de mensen van toen en de mensen van nu. Zoals ik zelf, ook nog reiziger tussen Oost en West…. Een andere vorm van ‘between two lights’?

Na een busrit van drie uur komen we aan in Amare in Den Haag. Dit wordt de derde van zeven voorstellingen. Elk podium is anders, dus beginnen we ook hier om 16 uur met een „oppoets”-repetitie van de enscenering en van de muziek. Dat lijkt misschien wat onnodig voor een voorstelling die je al een paar keer hebt gespeeld, maar ik vind zo’n extra repetitie buitengewoon nuttig en zelfs cruciaal. Het geeft ons allemaal meer vertrouwen in wat er later die avond tijdens de live-uitvoering gaat komen.

Het resultaat is ook nu een gefocuste, uitstekende opvoering. Onder de vele toehoorders die na afloop met ons komen praten, is ook een jonge, Chinese man. Hij hoorde vele jaren geleden het Nederlands Kamerkoor zingen in Beijing en werd nieuwsgierig toen hij zag dat datzelfde koor hier een nieuwe opera zou brengen van een Chinese componist. Zijn verhaal stemt me blij en nederig: Between Two Lights resoneert écht bij zowel een westers als een oosters publiek. Dat bevestigt mijn gevoel dat opera een universele kunstvorm is. Op naar de volgende stad!

Repeteren in Brugge.
Foto Aurelien Goubau