In het Schengengebied geldt in principe het vrije verkeer van personen, maar grenscontroles komen er geregeld voor. Sinds 2015 namen landen 440 keer een maatregel die het vrije verkeer van personen tijdelijk aan banden legde. Maar dat Duitsland in beginsel langs alle buitengrenzen van ruim 3.700 kilometer controles gaat houden, zoals de regering in Berlijn maandag bekendmaakte, is een ongekend besluit. Het leidde tot kritische reacties. De Nederlandse transportbranche spreekt van „schieten met hagel”. Zes vragen over de grenscontroles van Duitsland.
1. Welke maatregelen neemt Duitsland en waarom?
De Duitse minister Nancy Faeser (Binnenlandse Zaken, SPD) heeft maandag aangekondigd grenscontroles aan alle Duitse grenzen in te voeren. Ze wil zo criminaliteit, terreur én migratie aanpakken. Aan de Duits-Oostenrijkse grens bestaan die controles al sinds de migratiepiek van 2015. Sinds oktober 2023 worden ook al controles uitgevoerd aan de grens met Polen, Tsjechië en Zwitserland.
Migratie is in Duitsland deze zomer een explosief politiek thema geworden. Na een terreuraanslag in Solingen, waarbij drie doden vielen, en de winst voor de radicaal-rechtse AfD in twee deelstaatverkiezingen, werd de druk op de regering van kanselier Olaf Scholz om snel met maatregelen te komen groot. Op 22 september zijn er weer verkiezingen, dan in Brandenburg.
Oppositieleider Friedrich Merz (CDU) dreef de regering verder in het nauw door op hoge toon snelle ingrepen in het migratiebeleid te eisen.
De grenscontroles zijn slechts een eerste stap. CDU en de Beierse zusterpartij CSU eisen dat het aantal asielaanvragen drastisch omlaag gaat. CSU-voorzitter en minister-president van Beieren, Markus Söder, wil dat er beduidend minder dan honderdduizend aanvragen per jaar gedaan worden. Er is niet alleen een tekort aan faciliteiten, zoals kinderopvang en woningen, Duitsland is volgens de Beier ook „cultureel overbelast”, zei hij afgelopen weekeinde. „In veel Duitse steden voelen de inwoners, de Duitsers, zich niet meer thuis”, zei hij op Instagram.
Om asielzoekers terug te kunnen sturen na een grenscontrole werkt minister Faeser aan een „effectief model” dat voldoet aan Europese regelgeving. De coalitieregering heeft de oppositie uitgenodigd voor vertrouwelijk overleg over die nieuwe aanpak, dinsdag in Berlijn. Duitsland stuurt overigens al migranten terug aan de grens. Sinds oktober waren dat er dertigduizend.
2 Mag Duitsland dat zomaar doen?
Duitsland maakt deel uit van het Schengengebied waar in principe geen grenscontroles zijn. Die zijn alleen bij de buitengrenzen van dat gebied. Een land mag wel tijdelijk controles invoeren. Zo is het gangbaar om bij zeer grote sportevenementen of politieke demonstraties controles te houden. Tijdelijke controles zijn er ook om acute terreurdreiging het hoofd te bieden of om migratie tegen te gaan.
De tijdelijke controles moeten bij de Europese Commissie aangemeld worden. De grenscontroles moeten eindig zijn en de maatregel moet proportioneel zijn. Andere maatregelen, bijvoorbeeld extra politie-inzet tegen smokkelbendes, moeten ontoereikend zijn gebleken. Het is aan de Commissie om die omstandigheden te beoordelen. Grenscontroles mogen dus onder bepaalde omstandigheden, maar, onderstreepte een woordvoerder van de Commissie, ze moeten „een uitzondering blijven”.
De Duitse maatregel, die dinsdag in Brussel werd gemeld, moet maandag ingaan en zou mogelijk twee jaar van kracht blijven. Dan worden nieuwe EU-afspraken over de gezamenlijke aanpak van migratie van kracht. Het snel terugsturen van kansloze asielzoekers is een belangrijk onderdeel van dat Migratiepact.
De vraag of Duitsland asielzoekers aan de grens al mag terugsturen raakt ook aan de Dublinverordening. Daarin is geregeld dat een asielzoeker een aanvraag indient in het EU-land van aankomst. Het is niet de bedoeling dat asielzoekers in Europa gaan ‘shoppen’; ze mogen niet zelf bepalen in welk land ze asiel aanvragen.
Als een asielzoeker in Duitsland aankomt die al in een ander land asiel heeft aangevraagd, moet Duitsland die asielzoeker op geordende wijze naar dát land terugsturen. Meestal zijn dat de landen aan de EU-buitengrens, niet de Duitse buurlanden. Een asielzoeker zo maar de grens over zetten mag dus niet. Oostenrijk heeft al gezegd dat het hoe dan ook geen asielzoekers zal terugnemen die door Duitsland teruggestuurd worden.
3 De mogelijkheden om grenscontroles in te voeren zijn dit jaar verruimd. Waarom?
Met name door de grote aantallen migranten die in 2015 en 2016 arriveerden en de coronacrisis, toen landen grenzen strenger controleerden of tijdelijk sloten, ontstond bij de verdragslanden de behoefte de mogelijkheden voor grenscontroles te verruimen. De zogeheten Schengengrenscode omvat sinds dit jaar een breed scala aan situaties die dit mogelijk maken, van terrorisme en dreiging door de georganiseerde misdaad tot grootschalige volksgezondheidscrises en ongeautoriseerde bewegingen van derdelanders.
Hoogleraar rechtssociologie Maartje van der Woude, lid van de adviesraad Migratie, vindt de formuleringen in deze code te vaag. „Als te veel landen hier gebruik van maken, komt het vrije verkeer van personen onder druk te staan.” Doordat de tijdelijke maatregelen steeds verlengd kunnen worden, kan dit leiden „tot permanente, ongerechtvaardigde grenscontroles die de Europese integratie en het vertrouwen tussen lidstaten schaden”, stelt ze. Ze noemt het „een waanbeeld” dat terroristen op deze wijze kunnen worden tegengehouden, omdat geradicaliseerde personen zich veelal al in Duitsland bevinden. „Ga je hiermee echt illegale migratie tegenhouden? Nee. Heeft dit besluit hoge symbolische waarde? Ja. Gaat hier een afschrikwekkende werking van uit bij mensen die zich in Duitsland willen vestigen? Ja, wellicht.”
Lees ook
In strijd tegen ‘illegale immigratie’ en ‘islamistisch terrorisme’ gaat Duitsland al zijn grenzen controleren
4 Welke landen doen dit nog meer?
Acht andere landen hebben op dit moment langs hun grenzen controles ingesteld maar niet zo grootschalig als Duitsland van plan is, blijkt uit een overzicht van persbureau Reuters. Het gaat om Oostenrijk, Frankrijk, Italië, Slovenië, Noorwegen, Denemarken, Zweden en Finland. De landen namen vooral tijdelijke maatregelen vanwege de druk op het asielsysteem en door de dreiging van terrorisme. Finland sloot voor onbepaalde tijd de grens met Rusland, dat niet bij de Schengenzone hoort. Finland beschuldigde het Kremlin ervan asielzoekers uit derde landen over de Finse grens te zetten. Rusland ontkent dat.
5 Wat vindt Nederland van de Duitse plannen?
In de kringen van het kabinet en de coalitiepartijen wordt met belangstelling gekeken naar de Duitse grensplannen. Minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) zei maandag die „heel begrijpelijk” te vinden. PVV-leider Geert Wilders noemde het dinsdag in de wandelgangen van de Tweede Kamer „geweldig” dat Duitsland de grenscontrole heeft aangekondigd zonder overleg met de EU. Nederland zou dat ook moeten doen volgens Wilders, „hoe eerder hoe beter”.
Ook VVD-leider Dilan Yesilgöz ziet Duitsland als voorbeeld: „Ik denk dat alle landen om ons heen ook zien dat het niet houdbaar is hoe we het op dit moment hebben geregeld in Europa.” NSC is niet bijzonder enthousiast. Kamerlid Diederik Boomsma zei tegen de NOS dat het vooral zaak is om de buitengrenzen van de EU te bewaken.
Nederlandse grenscontroles lijken echter nog ver weg. Volgens universitair docent Europees recht Stefan Salomon van de Universiteit van Amsterdam zou minister Faber tegenover de Europese Commissie en de rechter moeten onderbouwen „dat er een serieuze dreiging is, dat het controleren van de grenzen een laatste redmiddel is én dat het proportioneel is”.
In het Verblijfblog van de Vrije Universiteit, waarvoor juridisch experts de kabinetsplannen onder de loep hebben genomen, valt te lezen dat in Nederland „momenteel geen sprake [is] van een uitzonderlijke situatie die de herinvoering van binnengrenscontroles zou rechtvaardigen”. Salomon betwijfelt ook of de Duitse grenscontroles stand houden.
Praktisch gezien is het controleren van grenzen heel lastig. Nederland heeft aan de oost- en zuidgrenzen geen natuurlijke barrières zoals bergketens of zeeën, en heeft dus een zeer poreus grensgebied. De Duitse grenzen lopen deels door makkelijk begaanbaar terrein.
6 Heeft de Duitse maatregel grote economische gevolgen?
Naar schatting vijftigduizend vrachtwagens rijden dagelijks Duitsland in en uit, via alle landsgrenzen. Transport en Logistiek Nederland (TLN), brancheorganisatie van onder meer het wegvervoer, gaat ervan uit dat die niet allemaal worden gecontroleerd. „Duitsland heeft niet genoeg mensen om al die trucks te controleren”, zegt beleidsadviseur Elmer de Bruin. „De grenscontrole zal dus steekproefsgewijs gaan, maar hoe, waar en wanneer? Dat is nog volstrekt onduidelijk. Het wegvervoer wordt zo in elk geval een stuk minder betrouwbaar.”
TLN maakt zich daarom „grote zorgen” over de controles die volgens de transportorganisatie veel te lang gaan duren en disproportioneel zijn. „Een schot hagel”, zegt De Bruin. „Wij snappen het idee. Het is onmogelijk om níét tegen terrorisme te zijn. Maar deze controles treffen een enorme beroepsgroep die part noch deel heeft aan dit probleem.”
Zorgen heeft ook Evofenedex, de brancheorganisatie van bedrijven die goederen laten vervoeren. Net als TLN vreest ze dat de Duitse maatregel tot honderden miljoenen euro’s schade leidt. De internationale handel, stelt ze, dreigt ontregeld te raken.
Vervoerders voorzien dat hun trucks uren moeten wachten voor de Duitse grens. Dat kost al gauw 100 euro per uur per chauffeur. Tijdens het Europees kampioenschap voetbal, afgelopen zomer in Duitsland, leidden extra controles tot veel oponthoud. „Chauffeurs stonden soms vier tot vijf uur te wachten”, aldus De Bruin (TLN). Kwetsbare lading, zoals bloemen en dagverse voedingswaren, dreigt dan te bederven.
Geert van Eijk van Evofenedex vreest dat de grenscontroles langdurige vertraging in de logistieke keten veroorzaken. „Op termijn kunnen bedrijven zelfs besluiten hun handelsstromen te verleggen. Voor een handelsland als Nederland is dat een slechte zaak.”
Van Eijk verwacht niet dat meer bedrijven zullen kiezen voor goederenvervoer per spoor of binnenvaart. „Bedrijven waarvoor dat een optie is, hebben daar al veel langer over nagedacht. De trein of het schip is lang niet altijd geschikt. Van een vrachtwagen weet je vaak nauwkeuriger wanneer die aankomt.”
De Bruin van TLN zegt dat wegvervoerders de laatste tijd meer grenscontroles melden dan vroeger. Met name is dat het geval op het traject tussen Duitsland en Zuidoost-Europa, zoals bij de grens tussen Oostenrijk en Hongarije. Of die tussen Oostenrijk en Duitsland. „Dat zijn gelukkig altijd incidentele controles.”
De situatie aan de grens tussen Bulgarije en Roemenië noemt hij vervelender. „Daar staan vrachtwagens vaak dagen stil. Daar geldt de Schengenzone niet over de weg. Op zo’n moment besef je weer wat een zegen de afspraken binnen Schengen zijn.”
GrenzenGrenscontroles in het Schengengebied
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Er zijn 29 Europese landen die vallen onder het Schengengebied.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Oostenrijk heeft controles aan zijn grens met Slowakije en Tsjechië tot 15 oktober en met Slovenië en Hongarije tot 11 november. Het land beroept zich op de druk op het asielsysteem. Ook de veiligheid zou in het geding zijn door terroristische groeperingen en criminele netwerken die banden hebben met de oorlog in Oekraïne.
<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Denemarken voert tot 11 november controles uit op de doorreis over land en zee vanuit Duitsland, op grond van terroristische dreigingen in verband met de oorlog in Gaza en het risico op Russische spionage.
<figure aria-labelledby="figcaption-3" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Frankrijk voert druk op het asielsysteem en terreurdreiging aan voor de herinvoering van controles aan zijn grenzen met Schengenlanden, tot 31 oktober.
<figure aria-labelledby="figcaption-4" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Duitsland is van plan om maandag 16 september strengere controles in te voeren aan al zijn landgrenzen, die in eerste instantie zes maanden zullen duren. Het land kondigde vorig jaar al strengere controles aan langs de landgrenzen met Polen, Tsjechië en Zwitserland. Dankzij deze controles en de controles aan de grens met Oostenrijk zegt Duitsland dat het sinds oktober vorig jaar 30.000 migranten heeft kunnen terugsturen.
<figure aria-labelledby="figcaption-5" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Italië stelde grenscontroles bij Slovenië in tot 18 december, omdat de regering vermoedt dat terroristen zich verschuilen tussen migranten die op doorreis zijn op de Balkanroute. Ook voert Italië bezorgdheid over de oorlog in Oekraïne aan.
<figure aria-labelledby="figcaption-6" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Noorwegen, dat geen lid is van de EU maar wel deel uitmaakt van de Schengenzone, heeft tot 11 november opnieuw grenscontroles ingesteld in havens met veerbootverbindingen met het Schengengebied. Die beslissing volgt op inlichtingen dat Rusland de Noorse uitvoer van gas zou bedreigen in verband met de militaire steun aan Oekraïne.
<figure aria-labelledby="figcaption-7" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Slovenië heeft grenscontroles met Kroatië en Hongarije ingesteld tot 21 december, op grond van verslechterende veiligheidssituaties in het Midden-Oosten en Oekraïne, een hoge dreiging van terrorisme en georganiseerde misdaad in de Westelijke Balkan.
<figure aria-labelledby="figcaption-8" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Zweden heeft zijn grenscontroles verscherpt tot 11 november vanwege het verhoogde risico op geweld, waaronder antisemitische aanvallen, na het uitbreken van de oorlog in Gaza.
<figure aria-labelledby="figcaption-9" class="figure" data-captionposition="below" data-description="
Finland heeft de grensovergangen aan zijn landgrens met Rusland – geen Schengenland – voor onbepaalde tijd gesloten als reactie op een golf van asielzoekers uit derde landen die naar eigen zeggen door Moskou was georkestreerd. Het Kremlin ontkende de aantijging. Helsinki sloot ook verschillende havens.
De snelle ferry bracht de wereld dichterbij Heimaey, met toeristen en arbeidsmigranten
Als de ferry op de Westman-eilanden aankomt, kun je goed het verschil zien. Eeuwenoude, hoge rotsformaties aan de westkant van het dorp Heimaey, half begroeide lavabrokstukken aan de oostkant. Die zijn tussen de twintig en dertig meter hoog, met de vulkanen Eldfjell en Helgafjell op de achtergrond.
Grímur Gíslason (66) woonde als kind aan de oostkant. Tot 1973, toen de Eldfjell opeens actief werd en een enorme hoeveelheid lava naar buiten spoot. De grond barstte over een kilometer of twee open. Vierhonderd woningen verbrandden of verdwenen onder de lava. De vijfduizend inwoners konden nét op tijd weg komen.
Grímur – IJslanders spreken elkaar met de voornaam aan – gaat er nog geregeld heen, naar de plek waar 35 meter lager ergens zijn ouderlijk huis ligt. „Nee, pijn doet het niet meer. Het is wel elke keer heel raar”, vertelt hij in zijn nieuwe huis aan de westkant van Heimaey. Als je huis in brand vliegt, kun je altijd nog de omgeving zien. Maar de buurt uit Grímurs jeugd ligt tientallen meters onder grond. „Het blijft vreemd om daarover na te denken.”
De vijftien Westman-eilanden ten zuiden van het vasteland van IJsland zijn op één na onbewoonbaar. Heimaey, het ‘Thuiseiland’, is in de tiende eeuw gekoloniseerd door Ieren – de Westmannen. De 4.800 inwoners vormen een bijzondere gemeenschap in IJsland, schreef NRC na een bezoek in 1989. Hardwerkend, met de ruige natuur als grootste vijand én beste vriend, en op zichzelf aangewezen. Hulp van het vasteland was altijd ver weg, de visserij floreerde.
Het eiland is 35 jaar later nog altijd welvarend, nog altijd zijn er de lelijke visfabrieken en silo’s tegen de achtergrond van een adembenemend landschap, nog altijd is het een van de meest winderige plekken van Europa, nog altijd komen in de zomer miljoenen Atlantische papegaaiduikers broeden op de kliffen.
Maar er is veel veranderd. De geschiedenis van 1973 kreeg in de loop der jaren steeds meer aandacht. In 2005 begonnen opgravingen van woningen, die soms opvallend goed bewaard waren gebleven. Er kwam een museum waar alles over de uitbarsting wordt verteld, over het relatieve geluk dat de bewoners hadden omdat er door een storm veel boten aan wal lagen, dat het lukte om in de eerste maanden de haven te redden door de lava met zeewater af te koelen, en dat de eerste mensen pas na een jaar konden terugkeren. Heimaey afficheert zich nu als het Pompeï van het Noorden.
Maar ook dankzij het landschap, de schattige papegaaiduikers met hun kleurige snavels en de vele walvissen rond de eilanden, profiteerden de Westman-eilanden volop van het wereldwijd toegenomen toerisme. Dat de orka Keiko, van de Free Willy-films, vanaf 1998 vier jaar in een inham vlak bij de haven verbleef, gaf de Westman-eilanden extra bekendheid. Bovendien zijn de eilanden goed bereikbaar voor Amerikanen én Europeanen, zeker sinds de duur van de overtocht door de opening van een nieuwe haven aan het vasteland in 2011 werd teruggebracht van drie uur tot een half uur.
Het kleine Heimaey staat voor IJsland in het groot: rijk geworden door de visserij, met het laatste decennium een fikse duw in de rug dankzij toerisme. Het inkomen per hoofd van de bevolking in IJsland ligt met zo’n 70.000 euro ongeveer 14.000 euro hoger dan dat van de Nederlander. En in Heimaey werken inmiddels vierhonderd Polen, vooral in de visfabrieken. In heel IJsland vormen zij ook de grootste groep arbeidsmigranten.
Heimaey in 1989 en in 2024.
Foto 1989: Inga Hlödversdóttir
Alles is dichtbij
In een van de guesthouses van haar ouders werkt de 25-jarige Hrafnhildur Stefánsdóttir. Alleen in de zomer, want ze studeert business & marketing in Akureyri, in Noord-IJsland. Ze denkt dat haar toekomst op het eiland ligt. „Het leven is goed hier, alles is er.” Een voetbalclub, een handbalclub, een zwembad, een golfbaan. Ze heeft paarden en honden. Geen reden om weg te gaan. De jongere bewoners zeggen het allemaal: alles is dichtbij, er is werk, het is een veilige en goede plek om kinderen te laten opgroeien. Kom niet te dicht bij een klif, dat moet je ze natuurlijk wel leren.
In de winter is het wel anders, vertelt Hrafnahildur. Vroeg donker, veel wind, steenkoud. De meeste restaurants zijn dan maar drie dagen per week open. „Maar dan is het ook gezellig. Met vrienden blijven we bij elkaar komen. Dan kaarten we of spelen we spelletjes.” En de Lundinn, dé bar annex nachtclub van het eiland, is altijd open.
Heimaey is een goede plek om kinderen te laten opgroeien. Kom niet te dicht bij een klif, dat moet je ze natuurlijk wel leren
Svanur Birkir Jóhnsson (36) staat op een doordeweekse avond achter de tap van de Lundinn, genoemd naar de Lundi – papegaaiduiker in het IJslands. Eind jaren tachtig was dit nog de pub Skütan. Je betaalde er omgerekend 10 gulden voor een blikje Löwenbrau, een gin-tonic kostte 20 gulden. Of de Skütan daardoor failliet ging, weet Svanur niet. Zijn vader kocht de pub in 1998 van de bank en maakte er weer een succes van. „We leven van de locals. Toeristen zijn een bonus voor ons.”
Het is deze avond rustig. Svanur denkt dat de meeste jongeren nog moeten bijkomen van het Zomerfestival – twee weken geleden. In de groene vallei van de vulkaankrater Herjolfur – een van de mooiste plekken ter wereld voor een festival – komen dan vijftienduizend mensen om het einde van de zomer te vieren.
De Lundinn beleefde ook topdagen, vertelt de barman. „Het geld zal nu wel op zijn.” Door hoge belastingen is een biertje in zijn bar nog steeds duur: vanaf 10 euro, tenzij je alcoholvrij bestelt. „Jongeren drinken veel alcohol. Ze verdienen hier goed. Zeker als je op een vissersboot werkt.”
Spreekuur in de kerk
Een kilometer ten zuiden van de haven staat de Landakirkja, de baptistenkerk die de vulkaanuitbarsting overleefde. Er bestaat een iconische foto van het kerkje met daarachter de vuurspuwende Eldfjell. Gudmundur Örn Jonsson is al 18 jaar priester in de kerk, vertelt hij tijdens een korte rondleiding. Elke zondag komen honderd tot tweehonderd mensen naar zijn kerk. Ze zijn een tikkeltje conservatief, zegt Gudmundur. Elk plan tot modernisering van het kerkgebouw leidt tot veel verzet. Er zijn nog steeds kerkgangers boos omdat het plafond niet meer blauwwit is, maar roomwit met gouden sterren.
De gemeenschap is hecht, vertelt hij, althans het grootste deel. „Het is hier geweldig als je je aanpast. Als je dat niet doet, heb je het moeilijk. Dan is het toch een klein eiland.” Er leven heel wat mensen geïsoleerd, zegt de priester. „Er is weinig psychologische hulp. Dus komen mensen naar ons spreekuur. Dat gebeurt best veel.”
Het samenleven met de vierhonderd Polen gaat over het algemeen goed. „Eens in de maand is er een katholieke dienst, dan zit de kerk vol met Polen.” Ook niet iedereen was er voorstander van dat de kerk zich zou openstellen voor katholieken, maar de leiding van de kerk heeft dat genegeerd. „We hebben één god. Dus waarom niet?”
Foto’s: Sigga Ella
Visquota
Kabeljauw, schelvis, koolvis, haring en makreel zorgen voor de grote welstand op Heimaey. Maar de visserij kwam sinds de jaren tachtig wel steeds meer onder druk te staan. Zoals het zijn vader verging, vertelt barman Svanur Jóhnsson, verging het velen op het eiland. Hij was eigenaar van een van de tientallen vissersboten. Vanwege de dreigende overbevissing voerde IJsland visquota in en breidde dit systeem langzaam maar zeker uit. Dus mocht er minder worden gevist. Om het hoofd boven water te houden moest je visrechten bijkopen of leasen. Dat was voor veel eigenaren niet te doen. De meesten verkochten hun boot aan een grotere onderneming. Uiteindelijk bleven er in Heimaey twee vissersbedrijven over die met zo’n tien grote trawlers en enorme netten veel en snel vis kunnen vangen.
Penigar lykt – letterlijk de geur van geld, maar de eilanders duiden hier de vislucht mee aan die bij noordenwind uit de haven komt. Niet meer zo erg als dertig jaar geleden, toen er enorme rook van de visfabrieken kwam. Dan had het geen zin om je was buiten te hangen. De fabrieken werken inmiddels een stuk schoner, maar de penigar lykt is er nog steeds.
Grímur Gíslason – die heen en weer pendelt naar zijn bedrijf in Reykjavik dat onder meer scheepsonderdelen maakt – maakt zich zorgen over de toekomst van de visserij op Heimaey. „Het quotasysteem maakt het eiland kwetsbaar. De twee grote visbedrijven zijn nu nog hier gevestigd. Bijna alles is rond deze bedrijven geconcentreerd. Maar wat als ze worden verkocht? En dat ze inclusief de visquota naar het vasteland worden verplaatst? Dat is best beangstigend.”
Zalmkwekerij
Als het over de toekomst van Heimaey gaat, valt in bijna elk gesprek de naam van de 79-jarige Sigurjón Oskarsson, dit jaar door de plaatselijke krant Eyjafrettir uitgeroepen tot Eilandbewoner van het Jaar. Op Heimaey zijn ze dol op helden en Sigurjón is zo’n held. Als schipper redde hij vier keer de bemanning van een zinkend schip. Maar hij is zelf ook wel eens gered, vertelt hij bij een ontmoeting in zijn nieuwe bedrijf: „Heb je met Grímur gesproken? Toen ik vijf of zes was, heeft zijn vader me uit het water gehaald toen ik in de haven was gevallen.”
Sigurjón staat aan de wieg van een belangrijke ontwikkeling op Heimaey: de bouw van een grote zalmkwekerij. Niet in zee, zoals wereldwijd de meeste zalmkwekerijen worden aangelegd, maar op land. Het bedrijf heet Laxey: Lax is zalm in het IJslands, Ey betekent eiland. In een gele veiligheidsjas komt Sigurjón een half uur te laat op de locatie van Laxey in de haven. Hij was matten aan het opruimen. Dat klusje moest wel af zijn.
Met zijn familie bouwde Sigurjón vanaf zijn jeugd een groot vissersbedrijf uit, vanaf 2000 met een visverwerkingsfabriek. Die verkocht hij in 2022, omdat ook hij te weinig visrechten had om het hele jaar door te vissen en zijn werknemers voldoende werk te bieden. Belangrijk voor hem was dat de visquota op het eiland bleven. Dat gebeurt, althans voor nu.
Sigurjón en zijn familie besloten hun vermogen in de zalmkwekerij Laxey te steken. „Wij hebben het geld op het eiland verdiend en het blijft op dit eiland”, zegt hij. Samen met enkele Europese investeerders gaat het om 40 miljoen euro. Laxey claimt duurzaam en zonder schade aan het milieu Atlantische zalm van hoge kwaliteit te gaan produceren. In de locatie in de haven worden al miljoenen zalmeitjes in zoetwaterbassins opgekweekt. Aan de oostkant, op een stuk dat ontstond na de uitbarsting van 1973, komen de bassins waar de 1,2 miljoen zalmen per kwartaal de laatste fase van hun leven doormaken.
Mooi wordt het niet, de 48 silo’s vlak bij de zee. Een lelijke blikvanger als je met de ferry of een cruiseschip aankomt. Maar er heeft niemand geprotesteerd. Penigar lykt. Er moet geld worden verdiend. Als er gebouwd zou worden op het eeuwenoude land dan zou er wel verzet zijn geweest. Grímur: „We noemen dat stuk: de nieuwe lava. Het nieuwe land. Het is pas vijftig jaar oud. Daar zijn we niet zo aan gehecht.”
Lees ook
Vulkaanuitbarstingen in IJsland: bloeiende vissersplaats veranderde plotseling in een spookdorp
Zal Harris zich staande houden tegen de aanvallen van Trump in hun eerste debat?
Op inhoud en argumenten zal Kamala Harris het debat wel winnen. Ze zal dinsdagavond ongetwijfeld coherenter overkomen dan Donald Trump. En toch kan ze door zijn ontregeling, bombastische stijl en persoonlijke aanvallen verpletterd worden en haar eerste debat als presidentskandidaat verliezen. Spektakel is daarbij immers belangrijker dan inhoud.
Aan haar voorbereiding zal het niet liggen. Vijf dagen lang, zo melden Amerikaanse media, heeft de Democratische kandidaat Harris zich in een hotel afgezonderd met adviseurs, onder wie een consultant die haar Republikeinse rivaal Donald Trump imiteert. Hij draagt niet alleen stevige schoudervullingen en een uiterst lange das, maar ook plateauzolen van tien centimeter om even groot te lijken als de oud-president. Deze Philippe Reines hielp eerder Hillary Clinton bij haar drie confrontaties met Trump en bestudeerde alle debatten waar Trump ooit aan deelnam: van de Republikeinse voorverkiezingen in 2016 tot en met het voor Joe Biden fatale debat afgelopen juni.
Harris weet hoe cruciaal een televisiedebat kan zijn, want het is precies dat fatale debat waar zij haar kandidatuur aan te danken heeft. Zonder Bidens rampzalige optreden had de president zich niet hoeven terugtrekken en was vicepresident Harris bijzaak geweest in deze campagne. Bidens eigen aftakeling en gestamel kostten hem de kop , niet Trumps overmacht of leugens. Toch is Harris er vooral „op bedacht dat hij zich niet belast voelt met het vertellen van de waarheid”, zei ze vrijdag in een radio-interview.
Trump heeft altijd gedaan alsof hij vies is van voorbereiding en liever improviseert. „Je kunt wel allerlei strategieën bedenken, maar je moet het soort van aanvoelen tijdens het debat zelf”, zei hij op Fox News. Toch heeft hij zich, in zijn resort Mar-a-Lago, laten klaarstomen, onder anderen door Tulsi Gabbard. In 2020 deed deze politica uit Hawaii een wilde gooi naar de Democratische presidentskandidatuur, maar recent bekeerde ze zich tot het trumpisme. Ruim vier jaar geleden confronteerde Gabbard Harris in een debat in aanloop naar de voorverkiezingen succesvol met de hypocrisie dat ze als officier van justitie mensen opsloot voor wietbezit, maar toegaf zelf ook geblowd te hebben.
Kamala Harris heeft twee minuten per vraag om zich aan het land te presenteren
Stevige redetwister
Dat was misschien wel Harris’ moeilijkste debatmoment ooit, want zij wordt gezien als een stevige redetwister. In 2020 was ze effectief tegenover toenmalig vicepresident Mike Pence door „ik ben aan het woord” te zeggen toen hij haar onderbrak – een signaal dat zij zich niet de mond laat snoeren door een man. In 2018 maakte ze als senator indruk tijdens de ondervraging van kandidaat-opperrechter Brett Kavanaugh, die geen antwoord wist op de vraag of hij „wetten kent die de overheid macht geven over het lichaam van een man” – een verwijzing naar de Republikeinse pogingen om abortus te verbieden.
Dergelijke scènes van prikken, pareren en ondervragen zal Harris in het debat met Trump niet kunnen reproduceren. De kandidaten mogen elkaar namelijk niet onderbreken en geen vragen stellen. Deze regels, plus de afwezigheid van publiek en spiekbriefjes, had Biden bedongen in onderhandelingen met Trump en omroep ABC. Zowel Trump als de omroep wilde daar niet van afwijken nu Harris de kandidaat is.
Zij heeft haar eigen spreektijd van twee minuten per vraag van de debatleiders om zich aan het land te presenteren. Daarin moet ze zowel kiezers bedienen die het debat integraal bekijken, als korte tikken uitdelen die zich goed lenen voor online verspreiding gericht op een jonger publiek.
Ondanks haar jaren als vicepresident, haar toespraak op de Democratische Conventie en een interview bij CNN, geven veel kiezers aan Harris nog nauwelijks te kennen. Dit debat kan, minder dan twee maanden voor de verkiezingsdag, wellicht niet hun eerste, maar wel belangrijkste indruk van haar geven.
Trump hoeft het debat niet inhoudelijk te winnen om er toch sterker uit te komen.
Het debat komt bovendien op het moment dat Harris’ wittebroodsweken als kandidaat voorbij lijken te zijn. Na een gestage opmars in de peilingen in augustus, waarin ze het in verschillende staten die Biden waarschijnlijk zou hebben verloren weer spannend maakte, stagneert ze nu. De na een partijconventie gebruikelijke piek in de peilingen is uitgebleven. Een slecht debat kan het plezier én enthousiasme uit haar campagne zuigen.
‘Kameraad Kamala’
Voor Trump staat dinsdagavond in Philadelphia ogenschijnlijk veel minder op het spel. Amerikanen weten wel wat ze van hem kunnen verwachten, nu hij voor de derde keer kandidaat is. Trump hoeft het debat niet inhoudelijk te winnen om er toch sterker uit te komen. Dat lukt al als hij erin slaagt zijn omschrijvingen van Harris te laten beklijven in plaats van die van haarzelf.
Hij zal zijn spreektijd grotendeels gebruiken om Harris verantwoordelijk te houden voor het beleid van Joe Biden dat impopulair is, vooral wat betreft migratie en de economie. Ook worden grove persoonlijke aanvallen verwacht. Niet alleen noemt hij Harris „kameraad Kamala”, om haar als radicaal-links weg te zetten, recent heeft Trump ook haar raciale identiteit in twijfel getrokken. Hij beweerde dat zij zich pas recent als zwart profileert en verstuurde seksistische tweets over haar.
Te veel publiekelijke minachting voor een vrouwelijke tegenstander kan kiezers afschrikken. Maar het feit dat zijn microfoon uitstaat tijdens haar spreektijd behoedt Trump voor de meest impulsieve oprispingen. En wetend hoe weinig zijn gedrag tegenover vrouwen zijn populariteit tot nu toe beschadigd heeft, kan hij zich veel permitteren. Hoe Harris met zijn aanvallen omgaat, zal relevanter zijn.
Filippijnse oud-burgemeester moet zich verantwoorden over mogelijke banden met China
Haar koffiemok was roze, haar kleding was roze. Ze sliep onder een dekbed met Sesamstraatfiguren en als eerste checkte ze ’s ochtends de drie mobiele telefoons die bij haar in bed lagen. Daarna ging ze goedgeluimd naar een campagnebijeenkomst waar ze met iedereen selfies nam.
Het was een vrolijk beeld dat burgemeesterskandidaat Alice Guo in 2022 van zichzelf neerzette in de vlogs die ze opnam voor YouTube. Ontmoet de échte Alice Guo, schreef ze erbij. Ze werd dat jaar gekozen als burgemeester van het Filppijnse BamBan, een gemeente met 62.000 inwoners op zo’n honderd kilometer ten noorden van hoofdstad Manila.
Maandag zat ze er heel anders bij, voor een onderzoekscommissie van de Filippijnse Senaat. Gehuld in een zwart kogelvrij vest kreeg ze meermaals de vraag wie zij écht was. De voorzitter wees haar er nog maar eens op: haar vingerafdrukken waren die van een Chinese staatsburger met de naam Guo Hua Ping die in 2005 vanuit China naar de Filippijnen verhuisde. Alice Guo ontweek de vragen en bleef volhouden dat zij de dochter („liefdesbaby”) is van een Chinese vader en een Filippijnse moeder die voor haar vader zou hebben gewerkt. Opmerkelijk is dat zij vloeiend Tagalog spreekt, dat de basis vormt voor het Filippijns, maar niet de regionale taal Kapampangan.
Chinese gokkers
De senaatscommissie onderzoekt sinds mei haar mogelijke banden met Chinese misdaadsyndicaten. Bij een inval op een terrein dat deels in haar bezit was, werd een online gokfaciliteit gevonden die zich zou richten op Chinese gokkers. Vanuit hetzelfde complex zouden bovendien online oplichtingspraktijken plaatsvinden.
Guo wordt ervan verdacht medeplichtig te zijn aan het witwassen van de inkomsten. Ook is tegen haar aangifte gedaan van mensenhandel, omdat onder de ongeveer 700 arbeidskrachten slachtoffers van mensenhandel zouden zijn. Drie tunnels die vanuit het complex naar buiten leidden, voedden het beeld van een criminele organisatie die over vluchtwegen wilde beschikken.
Volgens The Guardian kwam de zaak aan het rollen omdat een Maleisiër berichten naar buiten wist te krijgen. Hij was niet alleen tegen zijn zin tewerkgesteld, maar vertelde ook te worden mishandeld als hij targets niet haalde.
Lees ook
Voor een afgesneden duimtop riskeren Filippijnen en VS geen oorlog
Naast haar vermeende criminele activiteiten vrezen de Filippijnen vooral haar mogelijke banden met China. Al enige tijd lopen de spanningen tussen de twee landen op omdat China delen van de Zuid-Chinese Zee claimt die de Filippijnen als de hunne beschouwen. Het leidt geregeld tot aanvaringen en geweldsincidenten.
Vlucht naar Indonesië
De onderzoeken van de senaatscommissie begonnen in mei, maar na enkele pijnlijke zittingen waarin Guo nauwelijks iets kon vertellen over haar jeugd in de Filippijnen, kwam zij niet meer opdagen. Over haar leeftijd bestaat onduidelijkheid, ze wordt rond de 35 geschat. De voorzitter van de senaatscommissie had eerder gesuggereerd dat de burgemeester doelgericht als agent van China naar de Filippijnen was gestuurd.
Hoewel een internationaal arrestatiebevel werd uitgevaardigd, slaagde Guo er in juli in de Filippijnen te ontvluchten. Op 3 september werd ze aangehouden in Indonesië, naar verluidt omdat ze één van de drie telefoons die ze altijd bij zich had, was blijven gebruiken.
Indonesië leverde haar uit aan de Filippijnen, waar ze vrijdag arriveerde. De senaatscommissie grilde haar maandag ook over de manier waarop zij erin was geslaagd het land te ontvluchten, wat als blamage wordt gezien voor de autoriteiten. Met een boot, gaf ze toe. Ondanks stevig doorvragen van de voorzitter van de senaatscommissie („Was het een kleine boot, een middelgrote boot of een hele grote boot? Dát kunt u toch wel zeggen?” ) gaf de vrouw die zich als Alice Guo presenteert hierover geen duidelijkheid. Ze ontkende alleen dat ze bij haar vlucht hulp had gekregen van Filippijnen.
Ze wilde ook niet de vermeende doodsbedreigingen aan haar adres preciseren, waardoor zij genoodzaakt zou zijn een kogelwerend vest te dragen bij de commissie. Ze zei alleen dat de bedreigingen zowel lokaal als internationaal waren.
Problemen bij Volkswagen wakkeren angst aan dat hele Duitse industrie wegkwijnt
Auf Wiedersehen, riep een boze menigte van 25.000 Volkswagen-werknemers woensdag in Wolfsburg. Ze hadden het op een bijeenkomst voor het personeel tegen Arno Antlitz, financieel directeur van het megaconcern (650.000 werknemers, fabrikant van onder meer Skoda, Seat en Audi).
Antlitz had net gezegd dat Volkswagen nog „één, twee” jaar heeft om het belangrijkste merk – Volkswagen zelf – weer op de rails te krijgen. Dat kampt met hoge kosten en tegenvallende verkopen. Wat de directie betreft zijn er ontslagen nodig, en is zelfs het ondenkbare mogelijk: fabriekssluitingen in het thuisland. Dat is in de lange geschiedenis van Duitslands belangrijkste industrietrots nog nooit voorgekomen.
Ongeveer anderhalf jaar was het rustig in Wolfsburg, het stadje tussen Berlijn en Hannover dat volledig wordt gedomineerd door de Volkswagenwerk, een van de grootste fabrieken ter wereld. Maar het was slechts een kwestie van tijd voordat het conflict weer zou losbarsten bij mini-maatschappij Volkswagen. Er dreigen massale ontslagen, en dat is bij Volkswagen altijd goed voor een felle machtsstrijd tussen de oppermachtige ondernemingsraadvoorzitter – ook wel de ‘schaduwdirecteur’ genoemd – en de directie.
Twee jaar geleden leidde zo’n ruzie tot het vertrek van de vorige topman Herbert Diess, nadat hij het vertrouwen van OR-voorzitter Daniela Cavallo had verloren. Zover is het nu nog niet, maar de onrust komt wel op een uitzonderlijk gevoelig moment. Overal in Duitsland leven grote zorgen over de industrie.
Chemiegiganten Bayer en BASF voerden de afgelopen tijd grote ontslagrondes door, onder meer doordat ze de productie in Duitsland terugschroeven als gevolg van de hoge energieprijzen. Staalbedrijf ThyssenKrupp zit in financiële problemen en onderhandelt nog over ontslagen.
Knullig en technologisch ouderwets
Ondertussen hebben autofabrikanten als BMW en Volkswagen te maken met een teruglopende vraag naar hun voertuigen. China is van oudsher een belangrijke afzetmarkt voor Duitse autobouwers, maar hier staan de bekende namen onder grote druk van lokale Chinese producenten als BYD, die veel beter zijn in het bouwen van elektrische auto’s. Consumenten in het land laten de Volkswagens, die ze als knullig en technologisch ouderwets inschatten, massaal links liggen. In Europa stagneert de vraag naar auto’s net zo goed, na een hoogtepunt in de jaren voor de coronacrisis.
Zo kampen veel bedrijven die decennialang golden als nationale trots nu met neergang. Donderdag publiceerde de Financial Times een uitgebreide analyse waaruit blijkt dat het aantal banen in de Duitse industrie snel afneemt. Zo is in de autosector het aantal banen sinds 2018 met 6,5 procent afgenomen. Dit komt ook doordat onder meer toeleveranciers uit de auto-industrie ontslagrondes doorvoeren. Zij maken in veel gevallen onderdelen voor brandstofmotoren en kunnen zich lang niet altijd aanpassen aan de elektrische revolutie.
De crisis bij Volkswagen (omzet in 2023 meer dan 300 miljard euro) is een symbolisch keerpunt en wakkert de angst voor de-industrialisatie in één klap enorm aan. Politiek is het chefsache: een woordvoerder van bondskanselier Olaf Scholz liet weten dat hij contact heeft met zowel de ondernemingsraad als de directie. Meerdere leden van de Duitse regering, onder wie vicekanselier Robert Habeck, spraken hun zorgen uit over de ontwikkelingen. De regering kondigde meteen maatregelen aan, met name subsidies voor elektrisch rijden.
Oorlogsverklaring aan personeel
De onrust was maandag al losgebarsten. Topman Oliver Blume begon de week door in de media voor het eerst melding te maken van mogelijke Duitse fabriekssluitingen. Een kostenbesparingsprogramma dat miljarden had moeten uitsparen, had uiteindelijk zo’n 3 miljard euro te weinig opgeleverd, aldus Blume.
Het probleem was dat Volkswagen slechts personeel kon laten vertrekken door hen bijvoorbeeld aantrekkelijke vroegpensioenregelingen aan te bieden. In afspraken met de ondernemingsraad uit 2019 was vastgelegd dat er tot en met 2029 geen gedwongen ontslagen in Duitsland zouden vallen. Maar daar wilde Blume vanaf.
Blume werkt al bijna zijn hele leven bij het concern, komt uit de buurt van Wolfsburg en kent de onderneming door en door. Hij wist dat zijn opmerking neerkwam op een oorlogsverklaring aan het personeel: goede arbeidsvoorwaarden en baanzekerheid maken deel uit van het dna van Volkswagen, dat vaak wordt omschreven als een de facto staatsbedrijf.
Dat er iets moet gebeuren, is duidelijk. In de eerste helft van 2024 zijn de winstmarges bij het merk Volkswagen geslonken tot 2,4 procent. „Er komen geen cheques meer binnen uit China”, zei Blume, een verwijzing naar de jarenlange solide opbrengsten die het Aziatische land voor Volkswagen betekende. Inmiddels verliest het merk hier in noodtempo terrein.
Op het thuiscontinent is intussen de vraag naar auto’s met ruim 13 procent gedaald sinds een piek kort voor de coronacrisis, door hoge prijzen en economische onzekerheid. Voor Volkswagen zijn dat 500.000 auto’s minder per jaar, grofweg de jaarproductie van twee fabrieken. „De markt is er simpelweg niet meer”, zei financieel topman Antlitz woensdag. Bovendien dreigt ook hier een concurrentiestrijd met goedkope Chinese merken, die grote schepen vol elektrische auto’s naar Europa sturen.
Het zijn pijnlijke constateringen, voor het bedrijf en voor Duitsland zelf. Decennialang was Volkswagen het kroonjuweel van de miraculeuze industriële wederopstanding van het land na de Tweede Wereldoorlog. De auto’s, met name de kever, groeiden uit tot een nationaal symbool. Meer dan veel andere merken wist Volkswagen te profiteren van de economische groei in China en breidde het wereldwijd uit. Dat er nu gesproken wordt over fabriekssluitingen, op het moment dat de hele Duitse industrie wankelt, is niet alleen een economische klap: het raakt ook het Duitse zelfbeeld als autoland.
Het probleem voor Blume en Antlitz is dat Volkswagen geen gewoon bedrijf is. Het kent een nachtmerrie-achtige governance-structuur waarbij de feitelijke macht van de topman beperkt is. Deelstaat Nedersaksen heeft aandelen en bezit 20 procent van het stemrecht in de raad van commissarissen. Daarbij kijkt minister-president Stephan Weil vaak nadrukkelijk naar de werkgelegenheid.
Ook een machtsfactor zijn de rijke families Porsche en Piëch, die grote delen van de aandelen in handen hebben en eveneens aanschuiven in de rvc, net als OR-voorzitter Cavallo. Ondertussen is het bedrijf ook nog beursgenoteerd.
Dit model, waarbij talloze belangen op het hoogste niveau vertegenwoordigd zijn, is bedacht door de Britten, die na de Tweede Wereldoorlog de structuur van het bedrijf opnieuw vormgaven. Maar nu is het „een multinational onwaardig”, schreef het Duitse Handelsblatt afgelopen week in een commentaar. Elke verandering gaat traag en elke topbestuurder moet voortdurend allerlei uiteenlopende partijen meekrijgen. Dat is niet altijd handig in het huidige tijdperk, waar Volkswagen de strijd aan moet met snelle, start-up-achtige ondernemingen als Tesla of gesubsidieerde Chinese autofabrikanten.
Blume weet dat hij gevaarlijk terrein betreedt. Op het eerste gezicht gebeurt nu bij Volkswagen precies hetzelfde als twee jaar geleden, toen voormalig topman Herbert Diess er bijna dagelijks op hamerde dat het bedrijf inefficiënt is en er misschien wel te veel mensen werkten. Volkswagen was log, niet wendbaar, kende trage structuren en liep achter op start-up-achtige bedrijven als Tesla, vond Diess.
Lees ook
Bij Diess is het altijd wachten op het volgende conflict
De ondernemingsraad deelde zijn analyse niet, en nadat ook de families Porsche en Piëch het vertrouwen in hem verloren, lukte het Cavallo tijdens een dramatische rvc-vergadering om Diess weg te krijgen. Het was de ontknoping van een al maanden durende ruzie die in de Duitse pers werd gevolgd alsof het een soap betrof.
Ook afgelopen week was Cavallo er snel bij om in felle bewoordingen afstand te nemen van Blume’s plannen. „Fabrieken zijn de drijvende kracht in veel regio’s”, aldus de OR-voorzitter. Volgens haar ligt de oorzaak ergens anders: „Volkswagen lijdt vooral omdat het management z’n werk niet doet.” Ze wees onder meer op hoge bonussen en het onvermogen van de top om auto’s tegen hogere prijzen te verkopen.
Weerstand minder fel
Het is wachten tot het conflict weer in alle hevigheid losbarst, inclusief lekken naar Duitse media, het over en weer zwartmaken en pogingen in de rvc om bepaalde besluiten te blokkeren of juist door te voeren.
Of loopt het deze keer anders? Sommigen wezen er de afgelopen week op dat de situatie nu niet helemaal vergelijkbaar is met twee jaar geleden. Volkswagen zit écht in de problemen, en Blume’s pogingen om de bestaande cultuur te doorbreken stuiten misschien op iets minder felle weerstand dan die van Diess destijds. Zo wees de Duitse automarkt-analist Daniel Schwarz van investeringsbank Stifel er in de Financial Times op dat Cavallo in haar eerste reacties erkent dat er problemen zijn en dat ze directe kritiek op Blume vermijdt.
En er is nog iets: deze keer zit de politiek erbovenop. Was het gedoe bij Volkswagen in 2022 nog iets waar Berlijn overwegend de schouders over ophaalde, nu ligt dat wel anders. Een voorbeeld zijn de nieuwe subsidies voor elektrische auto’s die economieminister Robert Habeck afgelopen week aankondigde. De afschaffing van deze subsidies vorig jaar is mede een oorzaak van de kabbelende markt voor elektrische auto’s in Duitsland. Overigens kon het besluit wel direct op veel kritiek rekenen: de problemen bij Volkswagen zijn maar voor een klein deel veroorzaakt door de gedaalde verkoop van elektrische auto’s in eigen land.
Bij Volkswagen begint nu het „eindspel”, zoals Handelsblatt het omschreef. Daarbij ligt de vraag voor of het concern zich kan aanpassen aan de automarkt van de 21ste eeuw, nu de concurrentie uit China toeneemt en alles draait om elektrische auto’s. Als deze week iets duidelijk maakt, is het wel dat het een harde strijd gaat worden.
AfD-politicus Björn Höcke trekt steeds weer aan het langste eind
Onder leiding van Björn Höcke won de Alternative für Deutschland (AfD) vorige week de deelstaatverkiezingen in Thüringen. Maar liefst 33 procent van de kiezers stemde op de oud-leraar geschiedenis en AfD-lid van het eerste uur, die sinds 2014 voor de partij in het Thüringse deelstaatparlement zit.
Maar Höcke (1972) is niet zomaar een succesvol regionaal politicus. In het roerige elfjarige bestaan van de AfD dreigde de partij steeds weer ten onder te gaan aan interne strijd. Verschillende fracties ruzieden om de koers van de partij, voorzitters wisselden elkaar in hoog tempo af, vermalen tussen de strijdende kampen. De man op de achtergrond, die steeds weer aan het langste eind trok en nu in hoge mate de richting van de partij bepaalt: Björn Höcke.
Ook Höcke vindt zichzelf niet per se gewoontjes. Dit voorjaar vergeleek hij zich met Jezus Christus en met Sokrates. Die werden volgens Höcke door de gevestigde orde monddood gemaakt via juridische processen, net als hij. Tegen Höcke liep een rechtszaak omdat hij meermaals in toespraken een slogan had gebruikt van de SA, Hitlers in bruin gehulde Sturmabteilung, en dat is verboden in Duitsland. Höckes verweer luidde dat hij tijdens zijn studie geschiedenis nu eenmaal geen enkele werkgroep over het nationaalsocialisme had gevolgd, en niet wist dat de leus ‘Alles für Deutschland’ verboden was. De rechter geloofde hem niet en gaf hem een boete.
In 2013 was Björn Höcke medeoprichter van de AfD-afdeling in Thüringen, maar ook daarvoor was hij al politiek geëngageerd. Hij groeide op in Rijnland-Palts in een „uiterst politiek” gezin, vertelde hij in een interview. Zijn grootouders werden in 1944 door het leger van de Sovjet-Unie uit Oost-Pruisen verdreven. Kort na het eind van de Tweede Wereldoorlog zagen veel Duitse ‘Vertriebenen’ zich als grootste slachtoffers van de oorlog, ook nog eens verraden door de politiek toen Duitsland de aanspraak op de voormalig Duitse regio’s opgaf.
Dergelijk revisionisme hield ook het gezin Höcke in de greep: volgens biografen werd er onder meer een verboden tijdschrift van een Holocaust-ontkenner gelezen. Als Höcke het over Oost-Duitsland heeft, spreekt hij liever over ‘Midden-Duitsland’ – het echte Oost-Duitsland ligt immers rond de Russische exclave Kaliningrad, in het voormalige Oost-Pruisen. ‘Midden-Duitsland’ is meteen ook een hondenfluitje naar andere revisionisten.
Voorafgaand aan zijn AfD-carrière legde Höcke al contacten met gelijkgestemden. Zo was hij te gast aan het ‘Institut für Staatspolitik’, een inmiddels opgeheven denktank in Schnellroda in Saksen-Anhalt onder leiding van Götz Kubitschek. Kubitschek is uitgever van extreemrechtse lectuur, waaronder het boek van Renaud Camus over de ‘grote omvolking’ en dat van de Oostenrijkse voorman van de Identitaire Beweging Martin Sellner over ‘remigratie’, een term voor massale uitzettingen. Höcke zei met oog op dat begrip dat Duitsland „zonder problemen met twintig of dertig miljoen minder mensen” kan.
Kubitschek is een belangrijk ideoloog voor de AfD en voor Björn Höcke, en Kubitscheks instituut was lange tijd een ontmoetingsplek voor mensen met verschillende rollen in de rechtse scene: politici, theoretici, activisten en influencers. De macht van Höcke ín zijn partij hangt voor een groot deel af van zijn aanzien in die extreme kringen rónd de AfD, die het salonfähig maken van extreemrechts gedachtegoed als gemeenschappelijk doel hebben. Behalve electoraal maakt de AfD ook praktisch gebruik van de extremistische sympathisanten van de partij: volgens onderzoek van de Bayerische Rundfunk hebben de bijna tachtig Bondsdagleden zeker honderd medewerkers in dienst die in extreemrechtse organisaties zoals de Identitaire Beweging en de Reichsbürgerbeweging of in neonazigroepen actief zijn.
Bernd Lucke, econoom en mede-oprichter van de AfD, noemde Höcke in 2019 een „lakei” van Kubitschek. Hij stapte in 2015 uit de partij omdat Höcke in 2015 een voorzet deed voor een koerswijziging van de partij die Lucke „islamofoob” vond. Een tegenvoorstel van Lucke werd door de partij verworpen en Lucke vertrok.
Betonnen blokken
In 2017 zei Höcke tijdens een toespraak in Dresden dat „wij […] het enige volk zijn ter wereld dat een monument van de schande in het midden van zijn hoofdstad heeft geplant”. Höcke verwees daarmee naar het Holocaust-monument in Berlijn. Als reactie daarop zetten activisten een aantal betonnen blokken, naar voorbeeld van het Berlijnse monument, voor de deur van de pastorie waarin Höcke woont, in het Thüringse Bornhagen. De toenmalige partijvoorzitter Frauke Petry wilde Höcke vanwege die uitspraak uit de partij zetten. Maar weer had Höcke meer steun – Petry stapte uit de partij, Höcke bleef. Ook de daaropvolgende partijvoorzitter, Jörg Meuthen, stapte in 2022 op met de verklaring dat hij de machtsstrijd met Höcke en de mensen om hem heen had verloren. Onder invloed van Höcke is de partij steeds sektarischer en extremistischer geworden, volgens Meuthen.
Apocalyptische toekomstscenario’s kunnen volgens Höcke alleen door de AfD worden afgewend
Ideoloog Kubtischek vindt dat de AfD elke „crisis als kans [moet] gebruiken”. De partij profiteerde in 2015 van onvrede over de vluchtelingen die Duitsland onder kanselier Angela Merkel opnam, en later van de coronacrisis. In zijn toespraken schetst Höcke steeds weer apocalyptische toekomstscenario’s die alleen door de AfD kunnen worden afgewend. Tijdens zijn campagne riep Höcke op de marktpleinen van Thüringen zijn publiek steeds weer toe dat „ons volk het niet meer lang volhoudt”. Wie precies wat niet meer volhoudt blijft dan in het midden. Maar crisis, neergang en angst lijken voor de AfD de belangrijkste boodschap én voedingsbodem.
De Thüringse afdeling van Alternative für Deutschland onder Björn Höcke is door de Duitse veiligheidsdienst bestempeld als ‘extreemrechts’, wat betekent dat de dienst de AfD’ers mag afluisteren en met hen mag meelezen. Als onderbouwing voor het oordeel noemt de dienst behalve revisionisme ook „extremistische islamofobie” en het in twijfel trekken van de rechtsstaat. Een terugkerend thema bij Höcke is dat het „Duitse volk” het heft weer in eigen handen moet nemen – zo riep hij in 2015 dat een „volk dat soeverein wil zijn ook soeverein kan worden”. Höcke suggereert dat het land wordt bestuurd door niet-Duitse machten, en speelt in op de complottheorie van bijvoorbeeld de Reichsbürger, die menen dat de republiek Duitsland nooit echt heeft bestaan, dat de laatste legitieme staatsvorm het Duitse keizerrijk was en dat het huidige Duitsland een ‘bv’ is.
Melonisering
De huidige co-voorzitter van de AfD, Alice Weidel, staat ambivalent tegenover het extremisme van Höcke en co. Weidel zag het als forse tegenslag dat de AfD deze zomer door uitspraken van EU-parlementariër Maximilian Krah (die in een interview meende dat niet alle SS’ers crimineel waren) door Marine Le Pen uit de Europese fractie Identiteit en Democratie (ID) werd gezet. Nu vormt de AfD in Brussel een fractie met een aantal extremistische splinterpartijen; de Oostenrijkse FPÖ of de Hongaarse partij Fidesz wilden evenmin met de AfD in zee. Voor Weidel zijn Le Pen, de Italiaanse premier Giorgia Meloni en de manier waarop zij hun partijen schijnbaar gematigd en groot wisten te maken een voorbeeld.
Maar Höcke, Krah en ook Kubitschek waarschuwen voor een dergelijke ‘Melonisering’. Het idee is dat de partij ook in extremistische vorm groot kan worden – en dat bevestigt het succes in Thüringen. Uit kiezersonderzoek na de Europese verkiezingen in juni, waar de AfD in de deelstaten in het voormalige Oost-Duitsland de grootste partij werd, bleek dat kiezers het rechts-extremisme in de partij geen probleem vonden.
Voor de denkers en doeners uit Schnellroda, onder wie uitgever Kubtischek en activist Sellner, is één van de belangrijkste methodes voor het grootmaken van de AfD het normaliseren van extreemrechts gedachtegoed en het opschuiven van wat gezegd kan worden. Alleen al daarin lijkt de AfD in de afgelopen weken uiterst succesvol: CDU-voorzitter Friedrich Merz wees deze week migratie aan als oorzaak voor een gebrek aan woonruimte, ziekenhuisbedden en studieplekken.
In zijn eigen AfD-fractie in Thüringen is niet iedereen te spreken over fractievoorzitter Höcke, volgens onderzoek van Duitse media. Hij zou weinig aanwezig zijn, een einzelgänger, enigszins verlegen en ongenaakbaar in zijn aard.
Daarvan is op campagnebijeenkomsten van Höcke niets te merken. Met journalisten praat hij nauwelijks, maar hij neemt des te meer tijd voor selfies met fans, onder wie veel jonge mensen.
Höcke-Jugend
De jongerenafdeling van de AfD, de Junge Alternative (JA), is evenals de Thüringer afdeling door de veiligheidsdiensten ingeschaald als extreemrechts. De JA organiseert onder meer demonstraties om voor „remigratie” te pleiten. Terwijl andere AfD’ers zich soms wat distantiëren van de JA, neemt Höcke het voor hen op, zozeer dat de JA zich ook wel de Höcke-Jugend noemt.
Höckes invloed bij de JA betaalde zich uit: zijn co-voorzitter in Thüringen, Stefan Möller, bedankte op de dag na de verkiezingen de JA voor haar inspanningen; 38 procent van de kiezers tussen 18 en 24 had op de AfD gestemd. Maar hij roemde ook de hulp van activisten en influencers die geen lid zijn van de partij, maar wel het AfD-gedachtegoed op sociale media verspreidden.
Höcke is voorlopig parlementariër in Thüringen en extreemrechts leidsman van de AfD. Maar, zo schrijft Höcke in een boek uit 2018, de „vesting van het establishment” moet van minstens twee kanten worden aangevallen: door een „protesterende burgeroppositie” en de AfD als „parlementaire arm”. In het toespreken en bereiken van die burgeroppositie lijkt Höcke zich nog een stuk prettiger te voelen dan bij het werk als AfD’er in het deelstaatparlement.
Het ijzererts gaat naar China, maarwat krijgt Guinee ervoor terug?
Buiten giet het in de Guinese hoofdstad Conakry. Binnen, voorbij de tot mijnschacht omgebouwde entree van de evenementenhal, regent het superlatieven. „Ongeëvenaard”, juicht op het podium de in pak gestoken moderator. Een „historisch moment”, vult de Australische directeur van een de grootste mijnbedrijven aan. Een „nieuw tijdperk”, vindt zijn Chinese collega van een miljardenconsortium.
Generaal Mamadi Doumbouya zelf was de grote afwezige bij dit feestje eind juli ter ere van het omvangrijkste mijnproject in Guinee ooit. Toch was de man die het West-Afrikaanse land sinds een coup in 2021 regeert alomtegenwoordig. In de aanwezigheid van mannen in camouflagepakken tussen de jasjes en hakken. En in de speeches vol lof voor „de visie” dan wel „het leiderschap” of de „diplomatie exceptionnelle” van Monsieur le Président.
Zelfs zijn critici geven toe: zonder Doumbouya had deze mix van westerse en vooral Chinese belangen deze ochtend niet zo ogenschijnlijk knus naast elkaar op een podium gezeten. En had de saga rond Simandou en ’s werelds grootste onaangeboorde voorraad ijzererts (geschat op zeker 4,6 miljard ton) waarschijnlijk voortgeduurd.
Drie decennia aan vertraging, corruptieschandalen en juridische procedures gingen eraan vooraf, maar nu lijkt deze uitgestrekte bergketen vol ijzererts in het zuidoosten van Guinee toch echt ontgonnen te gaan worden. Onlangs werden de laatste handtekeningen gezet onder de samenwerking tussen het Australisch-Britse Rio Tinto en een consortium van hoofdzakelijk Chinese (staats)bedrijven die dit mogelijk moet maken.
Naar China
Eind 2025 moeten de werkzaamheden klaar zijn, waarna uiteindelijk zo’n 120 miljoen ton hoogwaardige ijzererts per jaar zal worden verscheept. Dat gaat vooral naar China, dat zijn grote afhankelijkheid van Australië wil verminderen voor bauxiet en ijzererts, grondstoffen voor aluminium en staal.
Het werk aan dit monsterproject – kostenraming: zo’n 18 miljard euro – is al begonnen. In Morébaya, iets ten oosten van Conakry, staan hijskranen aan de riviermond waar een nieuwe diepzeehaven wordt gebouwd. En zuidelijker, kronkelend langs de grens met Sierra Leone, worden met dynamiet tunnels door bergen geblazen voor een ruim zeshonderd kilometer lange spoorlijn die de mijn met deze haven zal verbinden.
En natuurlijk wordt er gewerkt in Simandou zelf. „We hebben letterlijk bergen moeten verzetten”, glundert Djiba Diakité, hoofd van het ‘strategisch comité’ voor Simandou, dat direct valt onder het presidentieel gezag. „Nu breekt een nieuw tijdperk aan.”
Is dat ook echt zo?
Doumbouya was, na zijn machtsgreep drie jaar geleden, stellig erover: zijn junta zou een einde maken aan de plundering van ’s lands rijkdommen onder zijn voorgangers. Het is hun schuld, zei hij, dat Guinee nog steeds een van de armste landen is, terwijl de bergen en jungles allerlei schatten herbergen, van goud en diamanten tot ijzererts en de grootste voorraad bauxiet ter wereld. In Boké, Guinees noordelijke bauxietregio, is niet eens een verharde weg.
Bronnen: Jeune Afrique, WCS, Rio Tinto, Esri, Infographics Nicoline Emmer en Tim Tensen
„U en wij kunnen niet langer doorgaan met dit dwaze spel dat grote ongelijkheid in stand houdt”, zei Doumbouya tegen de mijnbedrijven. Hij liet Guinees mijnwet afstoffen en kwam op basis daarvan met een reeks eisen, zoals lokale verwerking van bauxiet, wat werkgelegenheid en hogere inkomsten moet opleveren. Kenners betwijfelen of Guinee überhaupt in staat is bauxiet te zuiveren; daarvoor is veel elektriciteit nodig en dat heeft het land nauwelijks.
Lees ook
China heeft Afrika net zo goed nodig als andersom
Diamantenmagnaat
Doumbouya’s belangrijkste project is Simandou – de bijna mythische mijn waar Guineeërs steeds over hoorden, maar waar niets mee gebeurde. Rio Tinto was in 1997 de eerste die het recht kreeg de bergketen te ontginnen, maar het concern treuzelde jarenlang, wijzend op de „grootte en de complexiteit” van het project. Toenmalige Guinese president Lansana Conté beschuldigde de gigant op zijn beurt van opzet: Rio Tinto beheert onder meer in Australië al de grootste ijzerertsmijn ter wereld en zou volgens Conté de toestroom van meer erts op de markt willen remmen.
Rio Tinto verloor daarop de helft van de concessie aan een Israëlische diamantenmagnaat. Later, in 2021, zou deze Beny Steinmetz door een rechtbank in Genève schuldig worden bevonden aan betaling van miljoenen dollars aan steekpenningen aan Conté’s vrouw. Steinmetz had zijn mijnrechten toen allang doorverkocht aan het Braziliaanse Vale, voor zo’n 2,5 miljard dollar: het vijftienvoudige van wat hij ervoor betaalde.
Tegen de tijd dat de militairen de macht grepen, waren twee potentiële exploitanten over. De concessie voor blok 1 en 2 van de mijn, met een geschatte ijzerertsvoorraad van 1,8 miljard ton, was in handen van Winning International, een miljardenbedrijf uit Singapore met een Chinese oprichter, samen met de Chinese Hongqiao Group en het Chinese staatsbedrijf Baowu Group, dat met een omzet van 140 miljard euro (2023) de grootste staalfabrikant wereldwijd is. Rio Tinto (omzet 48,6 miljard euro) ging een joint venture aan met een consortium van Chinese bedrijven, waaronder aluminiumreus Chinalco. Deze groep hield de rechten voor blok 3 en 4. Geschatte voorraad: 2,8 miljard ton.
Één heikel punt bleef: Simandou’s afgelegen ligging vraagt een miljardeninvestering in de bouw van de benodigde infrastructuur. Hier voerde Doumbouya de druk op: hij eiste dat de twee partijen hier samen zorg voor zouden dragen. Na dreigementen om hun concessies af te nemen, gingen beide in juli 2022 schoorvoetend akkoord.
Niet openbaar
„Blijkbaar was er een ‘uitzonderlijk’ regime voor nodig om dit voor elkaar te krijgen”, zegt Aboubacar Fodé Keïta, met een lachje dat zijn ongemak nauwelijks verhult. Als fiscalist werkt Keïta voor het departement dat belastingregelingen overziet. Deze ochtend is hij een van de genodigden in de hal waar de ‘verjaardag’ wordt gevierd van de Compagnie du Transguinéen (CTG), het twee jaar geleden opgerichte haven- en spoorbedrijf.
Keïta heeft de details van de afspraken – onder meer over de belastingen die hij straks moet helpen innen – nog niet gezien. Geen van de gewijzigde en nieuwe contracten rond Simandou en de CTG zijn openbaar gemaakt. De laatste toevoeging op een webpagina waarop het ministerie van Mijnen contracten publiceert, dateert van voor de coup: een (sindsdien gewijzigd) contract met Winning uit 2020.
De grote lijnen zijn wel bekend. Zo heeft de Guinese staat een aandeel van 15 procent in beide concessies en in het gezamenlijke haven- en spoorbedrijf. De regering zegt hier vanaf 2040 jaarlijks zo’n 2 miljard dollar aan belastinginkomsten en dividenden van te verwachten.
Keïta wil optimistisch zijn. „Dit kan Guinee echt veranderen”, zegt hij.
Maar buiten de zaal klinkt kritiek over het gebrek aan transparantie. „Al hebben we drie Simandou’s, voor gewone Guineeërs verandert niets zolang we de mechanismen die corruptie mogelijk maken niet aanpakken”, zucht een Guinese onderzoeker van de nationale mijnsector. Omdat het onderwerp zo gevoelig ligt, wil hij anoniem blijven. „Wij Guineeërs moeten wéten waar we het over hebben.”
Belediging
In 2021, het recentste jaar waarover cijfers voorhanden zijn, ontving de Guinese schatkist 540 miljoen dollar uit de mijnsector, vooral van bauxietwinning. Dat staat in een rapport voor het ITIE, een internationaal initiatief dat transparantie nastreeft in grondstofrijke landen. Een jaar eerder ging het om 550 miljoen.
„Een belediging”, aldus de Guinese premier vorig jaar. Niet veel, bevestigen kenners, voor een sector die zo’n 18 procent bijdraagt aan het bruto binnenlands product (2023: circa 23,61 miljard dollar) en goed is voor ruim 90 procent van de export. Zij wijzen onder meer op een vorig jaar verschenen rapport van lokale ngo’s over corrupte praktijken in de bauxietsector, van gesjoemel met cijfers tot steekpenningen.
„Waar is dat geld en dat van ál die jaren ervoor naartoe gegaan?”, vraagt de onderzoeker. „Zelfs in Conakry, de hóófdstad, hebben sommige wijken geen toegang tot stromend water. We hebben nauwelijks elektriciteit. En dan moeten we nu geloven dat alles anders zal gaan?”
Lees ook
Gesloten media, verdwenen activisten – in Guinee voelt niemand zich veilig
Het ergste, zegt hij: vrijwel niemand in Guinee durft nog hardop zulke vragen te stellen. Twee activisten werden onlangs opgepakt en verdwenen, ngo’s en media staan onder druk. Drie populaire radio- en televisiezenders werden al gesloten, wegens „schending van de beroepsregels”. Die zenders onthulden corruptieschandalen, de laatste tijd ook onder de regering van Doumbouya.
Rond Simandou bestaan meer zorgen. Voor China, drijvende kracht achter het project, zijn de belangen veranderd, zegt analist Christian Géraud Neema, verbonden aan het China Global South Project. Toen het land ruim een decennium geleden actief werd in Guinee, floreerde de Chinese economie. Overal werd gebouwd. Daarvoor waren staal en aluminium nodig.
„De toevoer van grondstoffen veiligstellen werd een prioriteit”, zegt Neema. Vooral toen een paar jaar later de spanningen opliepen met de Verenigde Staten en met Australië, waar China nog altijd zijn meeste ijzer en bauxiet vandaan haalt. Voor bauxiet is Guinee inmiddels nummer twee. Maar nu kwakkelt China’s economie en is de bouwactiviteit fors gedaald. Onderwijl is de prijs van ijzererts ingezakt.
„De nood is niet meer zo hoog als toen de junta aantrad”, zegt Neema. Hij wijst op de grote moeite die het Chinese staatsbedrijf Baowu dit jaar had om financiering los te krijgen voor Simandou. Daarbij speelt volgens de analist mee dat China ook investeerde in een ijzerertsmijn in buurland Sierra Leone. „Daar zijn de kosten minder hoog en is het risico minder groot”.
De politieke instabiliteit helpt Guinee evenmin. Rio Tinto maakte sinds zijn komst in 1997 al twee staatsgrepen mee, en de geruchten zwellen aan dat er een derde in aantocht is. Dat Doumbouya in juli niet kwam opdagen bij het feestje met de mijnbedrijven, verbaasde daarom niet: de juntaleider verlaat nog maar zelden het zwaarbeveiligde presidentiële paleis. Deze week maakte hij een uitzondering voor een China-Afrika-top in Beijing.
Verdragen nageleefd
In een hotellobby in Conakry wuift Gerard Rheinberger, de goedgeluimde managing director van Rio Tinto Simandou, de zorgen weg. „Wij maken keuzes op basis van feiten. En feit is dat na al die niet-democratische machtswisselingen één ding consistent bleef: iedere regering, in welke vorm ook, heeft de mijnverdragen nageleefd die vorige regimes ondertekenden.”
Dat hij daar ook weer niet zó zeker van is, blijkt als Rheinberger daarna over het belang van steun van de lokale bevolking begint. Die is precair. Nabij de mijn braken recent nog kleine protesten uit van jongeren die werk eisten. Méér werk, benadrukt Rheinberger. „We hebben ruim 2.300 mensen uit de gemeenschappen baantjes gegeven, maar het is moeilijk aan ieders verwachtingen te voldoen.”
Voor nu domineren de overalls van Rio Tinto, Winning en hun onderaannemers hele dorpen bij de haven in aanbouw en daar waar het spoor wordt aangelegd. Die kleding hangt aan waslijnen en blijft aan tijdens het vrijdagmiddaggebed, waar de dragers hun regenlaarzen en bouwhelmen bij de ingang van de moskee achterlaten.
„Er is werk, dat moeten we toegeven”, zegt Aboubacar Souma (68). De chef du village van Kolba, een dorpje aan het eind van een lange modderweg vol gaten bij de grens met Sierra Leone, hangt in zijn plastic stoel terwijl de regen op het dak klettert. Om hem heen zitten jonge mannen, een enkeling in overall. Souma, met witte sik en een donsjas boven zijn slippers, wijst naar hen. „Bijna iedereen hier werkt voor de Chinezen.”
Achter hun dorp, waar voorheen akkers stonden, verrezen de afgelopen jaren betonnen geraamtes waar straks treinen vol ijzererts over denderen. Verderop gaan de werkzaamheden door. De mannen uit Kolba helpen graven en tillen voor zo’n 4,50 euro per dag.
Maar, zegt het dorpshoofd ernstig: „Dit zijn geen echte banen.” Niemand heeft een contract. Wat als dit werk straks klaar is, vraagt hij. „Ik hoop dat ze ons niet vergeten.”
<dmt-util-bar article="4864835" headline="Het ijzererts gaat naar China, maar
wat krijgt Guinee ervoor terug?” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/06/het-ijzererts-gaat-naar-china-maar-waar-blijft-het-geld-voor-guinee-a4864835″>
China heeft Afrika net zo goed nodig als andersom
Met wapperende vlaggen langs de weg en fotomomenten met een lachende president Xi Jinping, worden tientallen Afrikaanse leiders deze week in Beijing verwelkomd voor FOCAC, een driejaarlijkse China-Afrika top. Hun gastheer Xi noemde de relaties tussen China en Afrikaanse landen donderdag in zijn openingsspeech „beter dan ooit”. China ziet zichzelf als een ontwikkelingsland dat Afrika begrijpt en, aldus Xi, het continent kan helpen het „immense lijden” dat westerse modernisering teweeg heeft gebracht te herstellen.
Toch waren de afgelopen jaren lastig voor de relatie tussen China en het Afrikaanse continent. Landen als Ethiopië en Zambia worstelden met het terugbetalen van leningen voor grote infrastructurele projecten die China financierde. En ook aan Chinese kant ging het economisch minder, waardoor Chinese banken voorzichtiger werden met risicovolle projecten in het buitenland. China werd de afgelopen decennia bekend als voornaamste financier van grote infrastructuur in Afrika, maar nieuwe projecten in het kader van China’s Belt and Road-initiatief moeten nu vooral „klein en mooi” zijn: met kleinere budgetten, en goed voor milieu en maatschappij.
46 miljard euro
Toch heerst er optimisme rond de top, het grootste diplomatieke evenement dat China sinds 2019 heeft georganiseerd. Zo ging het aantal Chinese leningen in Afrika vorig jaar voor het eerst sinds 2016 weer omhoog, volgens gegevens van het Boston University Global Development Policy Center. Met 4,2 miljard euro lag het bedrag flink lager dan in de hoogtijjaren van 2013-2018, maar het geld ging naar langetermijnprioriteiten als groene energie en het versterken van Afrika’s financiële sector. De handel tussen China en Afrika bereikte een nieuw record (255 miljard euro), en ook China’s import van Afrikaanse landbouwproducten, lang een pijnpunt, zit in de lift.
In Beijing beloofde Xi donderdag om de komende drie jaar een bedrag van omgerekend 46 miljard euro beschikbaar te stellen voor projecten in Afrika, waarvan 27 miljard in leningen, 10 miljard ontwikkelingshulp en „tenminste” 9 miljard aan investeringen. Hij zei in Afrika ten minste een miljoen banen te zullen scheppen.
De meeste aangekondigde projecten zijn relatief kleinschalig, maar er komen ook dertig grotere infrastructurele projecten. Die gaan vaak naar landen waarmee China diepe historische banden heeft. Zo tekende China op woensdag een verdrag met Zambia en Tanzania om de ‘Tazara spoorlijn’, die China daar in de jaren zeventig hielp bouwen, voor ongeveer een miljard euro te verbeteren.
Leider van het Zuiden
Het gaat dan ook om meer dan de economie, zegt Ovigwe Eguegu, analist bij de consultancy Development Reimagined in Beijing. „De samenwerking is nooit puur transactioneel geweest. Het politieke aspect is ook heel sterk.” Hij wijst erop dat ook leiders van landen met weinig handel met China, zoals de Mali en Niger, deze week in Beijing vertegenwoordigd zijn. Een aantal landen maakte bovendien recent ingrijpende coups mee. „De leiders kunnen veranderen, maar ze vinden China allemaal een prioriteit.”
De Amerikaanse president Joe Biden bezocht het continent tijdens zijn ambtstermijn niet één keer
Sinds de top in 2000 voor het eerst werd gehouden, heeft hij elke drie jaar plaatsgevonden. Bijeenkomsten tussen Afrikaanse landen en andere partners, zoals de Verenigde Staten en de Europese Unie, zijn minder regelmatig. „Biden organiseerde er wel één, maar Trump bijvoorbeeld niet”, aldus Eguegu. Tijdens die VS-Afrika-top in Washington zei Biden dat Amerika „all in” was als het ging om de toekomst van Afrika, maar de Amerikaanse president bezocht het continent tijdens zijn ambtstermijn niet één keer. Xi was er vorig jaar voor de vijfde maal sinds hij in 2013 president van China werd.
Dit soort politieke symboliek is een belangrijk onderdeel van China’s strategie om zichzelf te presenteren als een leider van het mondiale Zuiden, juist nu het land meer druk ervaart van de Verenigde Staten en hun bondgenoten. Dat deed China de afgelopen jaren ook door diplomatiek actiever te worden, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten. Zo organiseerde Beijing recent een overleg met Palestijnse facties waarbij rivalen Hamas en Fatah aanwezig waren.
Hoewel China geen rol van betekenis speelt rond de Gaza-oorlog, helpen die initiatieven het land „om zich te positioneren als een morele en politieke stem van het Zuiden”, vertelt China-Afrika onderzoeker Cobus van Staden van het South African Institute of International Affairs. „Steun van Afrika is hier heel belangrijk in.” Andersom hopen Afrikaanse leiders op Chinese steun bij hun politieke plannen, zoals meer en permanente zetels voor Afrikaanse landen in de VN-Veiligheidsraad.
Lees ook
Wat levert al die Chinese aandacht Afrikaanse landen eigenlijk op?
Onvervulde beloftes
Gezien hun politieke belang voor China moeten Afrikaanse leiders strategischer en veeleisender worden in hun onderhandelingen met China, schreven verschillende Afrikaanse experts voorafgaand aan de top. Coördinatie tussen de 53 aanwezige Afrikaanse landen (Eswatini onderhoudt als enige Afrikaanse staat diplomatieke betrekkingen met Taiwan en ontbreekt daarom in Beijing) is ingewikkeld, maar er zijn breed gedeelde Afrikaanse prioriteiten. Neem een „betere handelsstructuur” met meer Afrikaanse export naar China, zoals de Zuid-Afrikaanse president Ramaphosa deze week in Beijing aankaartte, en meer investeringen in industrialisering en activiteiten die waarde toevoegen aan grondstoffen en andere exportproducten voor ze het continent verlaten.
Ook is er behoefte aan een mechanisme dat bijhoudt wat er gebeurt na FOCAC, dat elke keer eindigt met nieuwe beloftes en grote getallen voor toekomstige investeringen. In hoeverre die worden vervuld blijft vaak onduidelijk. Een „miljard coronavaccins” die China op de top in 2021 beloofde, lijken bijvoorbeeld niet te zijn geleverd. Eguegu: „Mensen moeten gewoon kunnen zien wat er uitkomt, en wat er terechtkomt van al die beloftes.”
Evenveel vrouwen als mannen in de Europese Commissie blijkt een lastige opgave voor Von der Leyen
Alleen België haalde de deadline van eind augustus niet, maar Ursula von der Leyen zal het niet zo erg hebben gevonden. Want het demissionaire Belgische kabinet schoof maandag een vrouw naar voren als kandidaat-commissaris, de vertrekkend minister van Buitenlandse Zaken Hadja Lahbib. En nog een meevaller voor Von der Leyen was dat Roemenië op het laatste moment bereid was een man in te ruilen voor een vrouw: Europarlementariër Roxana Mînzatu gaat nu op voor een plek in de nieuwe Europese Commissie.
Hoewel het nog relatief stil is in Brussel zijn het belangrijke weken: achter de schermen wordt onderhandeld over de verdeling van de portefeuilles in de Europese Commissie. Wie wordt de komende vijf jaar verantwoordelijk voor belangrijke onderwerpen als de Europese begroting, handel, mededinging en, nieuw in deze periode, defensie-industrie? En: welk land krijgt wel een invloedrijke, vooruitgeschoven post in de Commissie en welk land niet?
De afgelopen twee maanden hebben 25 landen hun kandidaat voorgedragen. Dat Duitsland met Von der Leyen weer de Commissievoorzitter levert, stond na een stemming in het Europarlement al sinds juli vast. En dat de voormalig Estse premier Kaja Kallas EU-buitenlandchef wordt, is ook al zeker. Von der Leyen overtuigde een meerderheid van het Europees Parlement onder meer met de belofte dat haar ploeg opnieuw uit evenveel vrouwen als mannen zal bestaan.
Lees ook
Kaja Kallas: Europese hardliner tegenover Vladimir Poetin
Maar de lidstaten werken nog niet mee. Von der Leyen had alle landen die niet met een huidige commissaris op de proppen komen, gevraagd een man én een vrouw voor te dragen. Alleen Bulgarije deed dat. Zo komt ze nog zeker drie vrouwen te kort. Nederland hoefde geen vrouw voor te dragen, omdat de huidige klimaatcommissaris Wopke Hoekstra opnieuw kandidaat is.
Onvrede over de kandidatenlijst
Von der Leyen wil volgende week haar ploeg met de portefeuilles presenteren. Omdat er nog weinig definitief besloten is, zijn Europarlementariërs terughoudend over de legpuzzel. Duidelijk is dat er onvrede is over de onevenwichtige kandidatenlijst. Gevreesd wordt dat het Europees Parlement via de hoorzittingen die elke kandidaat in het najaar moet ondergaan, het vuile werk voor Von der Leyen moet opknappen en enkele mannen zal afwijzen. Ook vragen parlementariërs zich af of Von der Leyen lidstaten voldoende onder druk heeft gezet om aan haar wens te voldoen. Ze zou dat deze week alsnog gedaan hebben met Malta en Zweden, maar of die haar tegemoetkomen moet nog blijken.
In Brussel zingen de namen rond van vier potentiële vicevoorzitters, onder wie Raffaele Fitto van Fratelli d’Italia
Hoewel niets zeker is tot de hele verdeling duidelijk is, zingen in Brussel de namen van vier vicevoorzitters rond. Bronnen bevestigen een bericht van Die Welt hierover. Opvallend is dat Von der Leyen de Italiaan Raffaele Fitto zo’n plek wil geven. Fitto is van het rechtspopulistische Fratelli d’Italia, de partij van premier Meloni. Zij steunde de kandidatuur van Von der Leyen niet. Het lijkt erop dat Von der Leyen zo de relatie met Meloni wil verbeteren. Fitto zou een van de economische portefeuilles krijgen en verantwoordelijk worden voor het coronaherstelfonds, ter waarde van 724 miljard euro. De uitbetaling van dat geld verloopt uiterst moeizaam, meldde de Europese Rekenkamer deze week.
De andere namen die als vicevoorzitters worden genoemd zijn de Spaanse socialist Teresa Ribera en de ervaren Fransman Thierry Breton, de huidige commissaris voor de interne markt. Ook de huidige Letse commissaris Valdis Dombrovskis is een veelgenoemde kandidaat voor het vicevoorzitterschap. Hij zou nog kunnen worden ingewisseld voor de Kroatische Dubravka Suica, zodat Von der Leyen tenminste in haar kernteam wel een goede man-vrouwverdeling heeft.
Strategische fout
Nederland doet niet mee aan het spel om deze topposities. Premier Dick Schoof zei al publiekelijk dat het niet realistisch is om op zo’n zware positie in te zetten. Doordat Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) in 2019 als Green Deal-commissaris de belangrijkste vicevoorzitterspost in handen kreeg, zou Nederland nu weinig kans hebben. In Brussel wordt gezegd dat Schoof een strategische fout heeft gemaakt: waarom niet voor het hoogste gaan? Bovendien is de christen-democraat Wopke Hoekstra van dezelfde partijfamilie als Von der Leyen en zouden ze goed met elkaar overweg kunnen.
Nederland zet in op „een belangrijke economische post” voor Hoekstra, zo zei Schoof in juli. In Brussel gaat nu rond dat hij de portefeuille Handel krijgt. Dat zou inderdaad een belangrijke post zijn, omdat Europa de komende jaren zijn positie moet bevechten in de wereldhandel en handelsovereenkomsten daarbij cruciaal zijn. Even was er sprake van dat Hoekstra Landbouw zou krijgen, maar dat wordt niet waarschijnlijk geacht. Dat zou ook niet in het Nederlands belang zijn, omdat het Nederlandse kabinet op dit terrein veel van Brussel gaat vragen, bijvoorbeeld een nieuwe uitzonderingspositie voor het storten van mest. Over dergelijke zaken onderhandelen wordt eenvoudiger geacht met een commissaris uit een ander land.
Lees ook
Met Hoekstra als Eurocommissaris kiest Schoof voor zekerheid en continuïteit
Maar niets is nog definitief. Er wordt deze weken van vele kanten aan Von der Leyen getrokken, door alle lidstaten en door alle partijpolitieke families. Ze moet naast een goede man-vrouwverdeling ook rekening houden met een goede geografische verdeling. De Hongaren, de laatste jaren de onruststokers in Brussel, verrasten met hun soepele stellingname. Ze schoven de huidige en zeer omstreden commissaris Oliver Várhelyi naar voren, maar gaven aan dat ze wel een vrouw willen voordragen als hij niet voldoet.
Von der Leyen wil haar team volgende week presenteren. Daarna volgen hoorzittingen over de kandidaten in het Europees Parlement. Het is de bedoeling dat de ploeg van ‘VDL 2.0’ op 1 december gevormd is.
In Barta’a brandde het vuur van de opstand tegen de Israëlische bezetting. Nu is het dorp deels ommuurd. „We zitten in een kooi”.
Ooit lagen er olijfboomgaarden rondom de huizen. Inmiddels wordt een groot deel van het dorp in beslag genomen door een almaar groeiende markt, vol groente-, kleding- en meubelwinkels.
Het op groene heuvels gelegen Palestijnse dorp Barta’a is met circa zesduizend zielen een kleine stad geworden, maar het dorpse ons-kent-ons-gevoel is hier niet vreemd. De meeste inwoners heten Kabaha.
Zo ook de burgemeester, Ghassan Kabaha (60). „Een dorp dat uit één familie bestaat, daar is het leven gemakkelijker dan elders,” zegt hij vanachter zijn bureau in het gemeentehuis van Oost-Barta’a. Op een salontafel staan sapjes, chocola en koffie.
Ondanks de eenheid die inwoners onderling ervaren, is Barta’a een verdeeld dorp. „Schizofreen”, noemde NRC het zelfs tijdens een bezoek 35 jaar geleden. Na de stichting van Israël en de Arabisch-Israelische oorlog van 1948-’49, werd middels een ‘Groene Lijn’ de grens bepaald tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. Die lijn loopt dwars door Barta’a.
West-Barta’a ligt in Israël, en vanuit daar rij je zo het dorp binnen. Palestijnen hebben er een Israëlisch paspoort. Oost-Barta’a ligt in Palestina, op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever.
Barta’a is niet alleen verdeeld, maar Oost-Barta’a is ook veranderd in een soort enclave. Israël bouwde vanaf 2002 een muur rond dit deel van het dorp en het omliggende gebied, en heeft het zo afgescheiden van de rest van de Westoever. Een Palestijn die vanuit daar het dorp in wil, moet in het bezit zijn van een moeilijk verkrijgbare toegangspas en langs checkpoints en een muur.
In de ‘enclave’ liggen naast Oost-Barta’a ook een aantal kleinere Palestijnse dorpen en vier Israëlische nederzettingen, die door de muur werden ingesloten bij Israël.
Burgemeester Kabaha in zijn kantoor in Oost-Barta’a.
Foto’s: Samar Hazboun
„We zijn afgesloten van de rest van Palestina. Maar het Palestijnse nationale gevoel is hier net zo goed aanwezig,” zegt burgemeester Kabaha. Achter hem hangen ingelijste foto’s van de wijlen Palestijnse leider Yasser Arafat en de huidige leider en president van de Palestijnse Autoriteit Mahmoud Abbas.
Toen NRC het dorp in de zomer van 1989 bezocht, was Oost-Barta’a in de greep van de Eerste Intifada, de Palestijnse volksopstand tegen de Israelische bezetting.
Lees ook
Oost-Barta’a wil ‘s nachts geen pottekijkers
„Veel jongeren waren erbij betrokken”, zegt Kabaha. „Het werd de ‘steen-Intifada’ genoemd, omdat dit het enige was waarmee zij zich konden verzetten tegen het leger.” In West-Barta’a bleef het stil. „Wij Israëlische Arabieren moeten onze echte gevoelens camoufleren”, zei een inwoner toen tegen de krant.
Burgemeester Kabaha werpt één blik op de foto die hier door NRC van schoolkinderen werd genomen, en heeft binnen vijf minuten een van hen via WhatsApp getraceerd: Mustafa Kabaha.
Op een zonovergoten middag in 1989 liep de elfjarige Mustafa met zijn klasgenoten naar huis. Bij een muur vol revolutionaire graffiti liepen de jongens tegen een Nederlandse journalist en een fotograaf aan. Kabaha maakte, lachend in de camera, met zijn vingers het vredesteken.
De jongen op de foto is inmiddels 46, woont met zijn vrouw en vier kinderen in Oost-Barta’a, en werkt als accountant voor een vereniging in het dorp. Hij kan zich de ontmoeting nog herinneren: „Er was een staking, en daarom ging de school eerder uit,” vertelt hij tijdens een ritje met zijn auto, heuvel op, heuvel af.
<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Mustafa Kabaha op de plaats waar NRC hem 35 jaar geleden samen met andere kinderen fotografeerde toen hij uit school kwam.
Foto Samar Hazboun
” data-figure-id=”2″ data-variant=”row”><img alt data-description="Mustafa Kabaha op de plaats waar NRC hem 35 jaar geleden samen met andere kinderen fotografeerde toen hij uit school kwam.
Foto Samar Hazboun
” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bartaa-brandde-het-vuur-van-de-opstand-tegen-de-israelische-bezetting-nu-is-het-dorp-deels-ommuurd-we-zitten-in-een-kooi-6.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/04150244/data121181625-c44c9d.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bartaa-brandde-het-vuur-van-de-opstand-tegen-de-israelische-bezetting-nu-is-het-dorp-deels-ommuurd-we-zitten-in-een-kooi-32.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bartaa-brandde-het-vuur-van-de-opstand-tegen-de-israelische-bezetting-nu-is-het-dorp-deels-ommuurd-we-zitten-in-een-kooi-30.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bartaa-brandde-het-vuur-van-de-opstand-tegen-de-israelische-bezetting-nu-is-het-dorp-deels-ommuurd-we-zitten-in-een-kooi-31.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bartaa-brandde-het-vuur-van-de-opstand-tegen-de-israelische-bezetting-nu-is-het-dorp-deels-ommuurd-we-zitten-in-een-kooi-32.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/09/in-bartaa-brandde-het-vuur-van-de-opstand-tegen-de-israelische-bezetting-nu-is-het-dorp-deels-ommuurd-we-zitten-in-een-kooi-33.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/fXR1FWNZ4lfoFS9lKrBFmBDdeSM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/09/04150244/data121181625-c44c9d.jpg 1920w”>
Mustafa Kabaha werd als elfjarige gefotografeerd voor NRC. Hij woont nog altijd in het dorp.
Foto’s: Samar Hazboun, Nathan Harnik
„Barta’a is één familie, maar we zijn verdeeld. Door de Groene Lijn en toen door de muur. Er is pas vrijheid als iemand gewoon zijn land in kan”, zegt hij over de scheiding van het dorp en de rest van de Westoever.
Het vuur van de Eerste Intifada uit Kabaha’s kindertijd is in Oost-Barta’a inmiddels gedoofd. De ontwikkelingen die volgden, hebben Barta’a ingrijpend veranderd. Waar in 1989 nog de hoop gloorde op een einde aan de bezetting, is de gedroomde verenigde Palestijnse staat 35 jaar later verder weg dan ooit.
Palestina bestaat op de Westelijke Jordaanoever door decennia van annexatie uit Palestijnse ‘eilandjes’, omringd door almaar meer Israëlische nederzettingen, speciale wegen voor kolonisten en onteigend Palestijns land.
De Oslo-akkoorden uit de jaren negentig tussen Israël en de PLO, de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, bereidden niet de weg naar een Palestijnse staat. Wel volgde een bestendiging van de Israëlische bezetting en uitbreiding van nederzettingen. De Palestijnse Autoriteit die beperkt bestuur over delen van de Westoever kreeg, waaronder in Oost-Barta’a, geldt voor veel Palestijnen als een verlengstuk van de bezetter.
Er volgde een Tweede Intifada, vanaf 2000. De protesten, die hard werden onderdrukt, gingen later gepaard met meer geweld en zelfmoordaanslagen op Israëlische soldaten en burgers. In 2002 begon Israël met de illegale bouw van de muur dwars door de Westelijke Jordaanoever, op bezet Palestijns gebied.
Duizenden Palestijnen werden door de muur afgesloten van de rest van de Westoever, en van diensten zoals onderwijs en gezondheidszorg. „Als ik naar de Westoever wil, kan dat alleen op de gezette tijden van de checkpoints,” legt Mustafa Kabaha uit.
Hij rijdt naar zijn geliefde plek in het dorp: een groot, schaduwrijk terras op een heuvel begroeid met vijgenbomen, met een indrukwekkend uitzicht. Heel in de verte: Haifa, een glimp van de zee. Palestijnen van de Westoever kunnen er zonder vergunning niet komen. Beneden, dichtbij, ligt de Israëlische stad Harish. Ten oosten daarvan doorkruist de grijze betonnen muur het landschap.
Israël probeert Palestijnen in de enclave van hun land te verjagen, zegt Mustafa Kabaha. „Met checkpoints, controles, net zo lang tot mensen het zat zijn en vertrekken. Maar we zijn standvastig gebleven.”
Vrijwel evenwijdig aan de Groene Lijn loopt dwars door Barta’a een wadi, een rivierbedding, die nu kurkdroog is maar in de winter vol staat met regenwater. Rondom de wadi staan picknicktafels en speeltuinen, en verrijzen imposante, rotsachtige heuvels.
De wadi is het natuurlijke herkenningsteken van een verdeling die dwars door families heen sneed. Van de denkbeeldige Groene Lijn is, behalve een gedenksteen op een centrale rotonde die de scheidslijn markeert, weinig te merken.
Zonder dat je er erg in hebt, loop je van West naar Oost. Dat was eens anders. Toen Oost-Barta’a onder Jordaans bestuur viel, tussen 1949 en 1967, was het niet mogelijk om van de ene naar de andere kant te gaan. Ook de grote Kabaha-familie raakte zo verdeeld.
Trouwen langs de lijn
„Precies rond de groene lijn kwamen mensen toen vanaf twee kanten samen bij een bruiloft, zodat ze elkaar toch konden zien,” vertelt Mustafa Kabaha. Inmiddels kunnen families in beide delen elkaar gerust bezoeken. Officieel is daar vanuit Oost een vergunning voor nodig, maar, zegt Kabaha, Israël knijpt een oogje toe.
Wie anno 2024 trouwt in Barta’a, hoeft dus niet meer langs de Groene Lijn te gaan staan. In restaurant Al-Pasha staat het stralende echtpaar Razan al-Kolony (20) en Mahran Kabaha (24) in de keuken salades te maken. Ze zijn een week geleden getrouwd. Er komen regelmatig Israëliërs eten, soms ook kolonisten. „Ik ontvang iedereen met respect”, zegt al-Kolony.
Al-Kolony ontwerpt kleding, ze laat op haar telefoon trots de verschillende jurken zien die ze voor haar eigen bruiloft maakte. Kabaha werkt als kok in verschillende restaurants, waaronder Al-Pasha dat van zijn vader is.
Ze werden geboren in West, maar hun nieuwe huis ligt in Oost. Ook hij is een Kabaha, maar ze konden uiteraard niet de hele clan in het dorp uitnodigen. Wie ontbrak op het feest, was zijn tante uit Jenin, die kreeg geen toestemming om vanaf de andere kant van de muur naar het feest te komen.
Veel Palestijnen in Oost-Barta’a zijn getrouwd met iemand uit West-Barta’a, en vice versa. Zo heeft burgemeester Ghassan Kabaha een Palestijnse identiteitskaart en zijn vrouw uit West-Barta’a een Israëlisch paspoort, evenals hun kinderen. „De helft van de gezinnen hier zit in zo’n situatie”, vertelt hij.
Met een Palestijnse identiteitskaart mag je officieel West-Barta’a niet in, noch de rest van Israël. Wie met een Palestijnse ‘Israëliër’ trouwt uit West, kan een langdurige procedure beginnen voor een Israëlisch paspoort.
Slapen in de winkel
De uitdijende markt drukt een groot stempel op het dorp, maar inwoners praten met trots over Barta’a als commerciële trekpleister. Op deze hete, doordeweekse dag is het rustig op de markt, maar op zaterdag wordt er normaal druk boodschappen gedaan door Israëliërs en zogenoemde ‘48 Palestijnen’, dat zijn de Palestijnen met een Israëlisch paspoort binnen de groene lijn. Het is er goedkoper dan elders in Israël.
Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever aan de andere kant van de muur die Barta’a bezoeken voor werk in een winkel of fabriekje tegen betere salarissen, hebben vaak alleen een vergunning voor het Oostelijke deel.
„Bij die rotonde kan ik in principe opgepakt worden”, zegt Salim (60) vanachter de kassa van zijn groentezaak op de markt, wijzend naar de overgang tussen de twee delen. Hij komt uit Jenin, in het noorden van de Westoever. Tot de oorlog stond hij dagelijks om zes uur op om vanuit daar naar zijn winkel te komen.
Tot Israël na 7 oktober vorig jaar de werkvergunningen van duizenden Palestijnen introk die in Israël werkten. Ook winkeliers en arbeiders uit de Westoever die aan de westkant van de muur in Palestijns gebied werkten konden niet meer komen, of durven vanuit Barta’a niet meer terug. „Ik heb maanden in de winkel geslapen,” vertelt Salim.
Het is in Barta’a een publiek geheim dat er mensen door ‘gaten’ in de muur of via andere wegen naar binnen en buiten gesmokkeld worden. Met gevaar voor eigen leven. Afgelopen december werd er nog een jongen doodgeschoten die vanaf de andere kant van de muur de fabriek van zijn familie in Oost-Barta’a probeerde te bereiken. Sinds oktober konden ze niet langer via het checkpoint naar Barta’a om er te werken.
Ook Adam (21) uit al-Khalil (Hebron) legt al vier jaar een lange weg af vanuit het zuiden van de Westoever, met een werkvergunning voor de tapijten- en gordijnenwinkel van zijn vader. Hij komt achterin de zaak vanachter de naaimachine vandaan, gaat achter een groot houten bureau zitten en schenkt koffie in.
De zaken lopen minder. Het is de laatste maanden rustiger op de markt. Daarbij is de levering van de tapijten uit Turkije, die worden verscheept naar de haven van Haifa, door de oorlog flink vertraagd.
Checkpoints
„Barta’a is het enige toevluchtsoord vanuit de Westelijke Jordaanoever”, zegt hij. Maar om er te komen, moet hij langs een hele reeks checkpoints. De reis kan zo een halve dag duren. Ook hij slaapt nu al maanden in de winkel.
Vanuit Oost-Barta’a voert een autoweg langs de muur naar het checkpoint Rihan naar de Westoever. Er zijn twee doorgangen: eentje voor de kolonisten, die zo kunnen doorrijden, eentje voor de Palestijnen die hun identiteitskaart en eventuele vergunning moeten tonen. Laat in de middag lopen er enkel Palestijnse voetgangers door een lange, gekooide looproute.
Volgens winkelier Mahmoud Abu Ali (60) uit Oost-Barta’a heeft het dorp door de heuvels het mooiste uitzicht van de Westoever. Maar, zegt hij; „We zitten in een kooi”. Hij is even stil. Dan grapt hij dat de vrouwen het geen probleem vinden, omdat de mannen zo niet weg kunnen, gevolgd door een bulderende lach.