China schenkt Ghana een ultramoderne haven, maar de lokale vissers voelen zich verjaagd

Eric Oseng Addo leunt tegen zijn langwerpige, beschilderde vissersboot op het strand van de Ghanese hoofdstad Accra. Het is 7 uur ’s ochtends en visverkoop-spits. Oseng Addo komt net terug van een week op zee en verkoopt zijn vangst net als tientallen andere vissers ’s ochtends vroeg aan marktlui en restauranteigenaren. „We zijn verdreven naar dit kleine gedeelte van het strand”, vertelt de 55-jarige visser, kauwend op taakotsa een ‘kauwspons’, een natuurlijke tandenborstel.

Hij doelt op de bouw van een nieuwe haven. Een gift van de Chinese overheid ter waarde van 50 miljoen dollar (bijna 44 miljoen euro). Een paar honderd meter verderop blinken de smetteloze witte gebouwen. „Het strand werd leeggeveegd, alle huizen vernield. Zonder compensatie,” zegt Oseng Addo, een gestreept petje met de Amerikaanse vlag beschermt zijn gezicht tegen de zon die het strand snel opwarmt. „Ik verblijf met mijn vrouw en zes kinderen bij een vriend.” Hij wil graag een huis bouwen, maar ja, geld.

Eric Addo op het strand van de Ghanese hoofdstad Accra.
Foto Francis Kokoroko

In wat nog rest van de oude haven wordt druk gebeld en onderhandeld. Het strand is bezaaid met afval dat aanspoelt vanuit de zee. Met blokken ijs onder in de boot blijft de vis vers. Vrouwen staan in de branding te wachten om een emmer te bemachtigen, nog voordat de bootjes goed en wel zijn aangemeerd.

De ultramoderne nieuwe haven daarentegen beslaat zestigduizend vierkante meter en bestaat uit een vismarkt, winkels, ijsmachines, een koelhuis en zelfs een kinderdagverblijf, politie en brandweer. Hoewel voormalig president Nana Akufo-Addo het project afgelopen september met een uitgebreide ceremonie opende, is het er – mede door een fout bij de aanleg – nog bijna volledig uitgestorven. Ook heerst er onduidelijkheid over wie er in de nieuwe haven mag vissen.

Chinese schepen halen zoveel vis binnen dat er bijna niets meer overblijft. Die kleine bootjes maken geen schijn van kans

Nathaniel Ocquaye
onderzoeker London School of Economics and Political Science

De Chinese ambassadeur Tong Defa zei bij de opening dat de gift de inzet van China toont om de bilaterale banden met Ghana te versterken voor sociaal-economische ontwikkeling. „Ik hoop dat dit project het leven van de mensen van Jamestown en Accra zal verbeteren en de sociaal-economische ontwikkeling zal waarborgen.” Maar vooralsnog voelen de vissers zich verjaagd.

Parlementslid Alfred Kotey Ashie van regeringspartij National Democratic Congress (NDC) beweert dat de overheid lokale vissers benadeelt ten behoeve van Chinese schepen in Ghanese wateren. Maar volgens oud-president Akufo-Addo zou de nieuwe haven juist banen creëren, de economie versterken en illegale visserij, waarover veel vissers ook deze ochtend klagen, tegengaan.

Het strand bij de oude vissershaven is bezaaid met afval dat aanspoelt vanuit de zee.
Foto Francis Kokoroko

De haven ligt in de wijk Jamestown, het oudste gedeelte van de Ghanese hoofdstad. Generaties lang leven families hier van de visserij. Jamestown was al een belangrijke doorvoerhaven toen Ghana nog de naam Gold Coast droeg tijdens de koloniale overheersingen. Nog steeds is de Golf van Guinee, waar Ghana aan ligt, een belangrijke handelsroute.

Lees ook

China heeft Afrika net zo goed nodig als andersom

De Chinese president Xi Jinping begroet donderdag William Ruto, president van Kenia, bij de opening van de China-Afrika-top in Beijing.

Ghana loopt naar schatting elk jaar tussen de 14,4 en 23,7 miljoen dollar mis als gevolg van illegale visserij, berekende de Environmental Justice Foundation. Voor de groep landen aan de Golf van Guinee waaronder Liberia en Gabon, is dit 2,3 miljard euro. En de grootste boosdoener is China. Zo’n 90 procent van de Ghanese vloot is eigendom van Chinese bedrijven die lokale frontbedrijven gebruiken om zich als Ghanees te registreren en de wet te omzeilen.

Nathaniel Ocquaye, expert in Chinees-Ghanese betrekkingen, vertelt dat Chinese schepen met enorme netten diep de zee opgaan. „Ze halen zoveel vis binnen dat er bijna niets meer overblijft”, aldus de onderzoeker aan de London School of Economics and Political Science. „Die kleine bootjes maken geen schijn van kans.”

Lokale vissers in de nieuwe haven, die nog bijna volledig uitgestorven is.

Foto’s Francis Kokoroko

Chinese uitbreiding in Afrika

China is naar schatting actief in 35 Afrikaanse landen, waar het een grote rol speelt in het opzetten van infrastructuur. Naast ruim zestig havenprojecten – voornamelijk in West-Afrika – zijn dat bijvoorbeeld spoor- en snelwegen en elektriciteitscentrales. Het is aannemelijk dat China vanwege de Europese en Amerikaanse bezuinigingen op ontwikkelingshulp zijn aanwezigheid in Afrika verder zal uitbreiden, meent Ocquaye.

„De Chinese regering heeft daarover nog geen officiële aankondiging gedaan, maar het land vergrootte ook zijn betrokkenheid in Cambodja nadat de VS in 2018 hun hulp hadden teruggeschroefd vanwege zorgen over de democratie. Het is waarschijnlijk dat dit patroon zich in Afrika zal herhalen”, aldus de analist.

Lees ook

Amerika zet zijn reputatie als betrouwbare partner op het spel, wat gaat China met die ruimte doen?

Een door China gebouwd financieel district in Colombo, Sri Lanka.

China’s infrastructuurfinanciering wordt in het Westen vaak bekritiseerd wegens oneerlijke aanbestedingsprocessen, gebrek aan transparantie en de keuze voor snelheid boven kwaliteit. Maar over het algemeen staan inwoners van het continent positiever tegenover samenwerking met China dan met hun voormalige kolonisators, blijkt uit een rapport van onderzoeksbureau de Afrobarometer.

Toen de EU in 2021 aankondigde tot 2027 zo’n 340 miljard dollar te investeren in „groene en digitale infrastructuur”, als concurrentie met de Chinese investeringen in hun ‘Belt & Road Initiative’, kwam dat op veel kritiek te staan van Afrikaanse experts. De EU luistert niet, klaagden analisten in een interview met Euractiv. Er was immers voorafgaand aan dit plan geen enkel overleg geweest met Afrikaanse partners.

Hoewel China minder eisen stelt aan samenwerking dan Europa, komt hulp nooit zonder voorwaarden, legt Ocquaye uit. Ten eerste zoekt China diplomatieke bondgenoten. Daarnaast is het waarschijnlijk geen toeval dat China juist hier investeert, een land aan de Golf van Guinee. Het Aziatische land vergrootte eerder zijn militaire aanwezigheid met gezamenlijke oefeningen en financiële steun aan landen in de Golf. „Het is mogelijk dat China de haven ook voor militaire doeleinden gaat gebruiken, maar daar zijn nu nog geen aanwijzingen voor”, zegt Ocquaye. Pas als de haven open is kunnen we volgens hem zien hoeveel Ghana ervan profiteert.

Een visser prepareert een net.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Vers gevangen vis wordt verkocht in de oude vissershaven in de wijk Jamestown.

Foto Francis Kokoroko

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Vers gevangen vis wordt verkocht in de oude vissershaven in de wijk Jamestown.

Foto Francis Kokoroko

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/china-schenkt-ghana-een-ultramoderne-haven-maar-de-lokale-vissers-voelen-zich-verjaagd-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/11135103/data130671722-00c36e.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/china-schenkt-ghana-een-ultramoderne-haven-maar-de-lokale-vissers-voelen-zich-verjaagd-29.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/china-schenkt-ghana-een-ultramoderne-haven-maar-de-lokale-vissers-voelen-zich-verjaagd-27.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/china-schenkt-ghana-een-ultramoderne-haven-maar-de-lokale-vissers-voelen-zich-verjaagd-28.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/china-schenkt-ghana-een-ultramoderne-haven-maar-de-lokale-vissers-voelen-zich-verjaagd-29.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/china-schenkt-ghana-een-ultramoderne-haven-maar-de-lokale-vissers-voelen-zich-verjaagd-30.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/SbWxn9z0ln3Pn5haMvakX77wDjw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/11135103/data130671722-00c36e.jpg 1920w”>

Vers gevangen vis wordt verkocht in de oude vissershaven in de wijk Jamestown.

Foto’s Francis Kokoroko

Buitengesloten

Al benadrukte de toenmalige president Akufo-Addo dat de lokale gemeenschap inspraak zou hebben in het havenproject, de chief van de vissersgemeenschap voelt zich buitengesloten. Op een paar minuten rijden van het nieuwe haventerrein met geairconditionde ruimtes, zit Nii Armah Wulu II (60) in een klein kamertje met wat plastic stoelen en een ventilator. „Formeel hebben wij ook een kantoor op het haventerrein, maar ze hebben ons hier weggestopt”, vertelt hij met veel handgebaren. „Ze zien ons als mensen zonder opleiding, ofzo.”

Lees ook

Wat levert al die Chinese aandacht Afrikaanse landen eigenlijk op?

De  Ethiopische premier Abiy Ahmed en de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Qin Gang op dinsdag in Addis Abeba.

In theorie is de chief blij met de Chinese investering. „De geglobaliseerde wereld is één geheel. De nieuwe haven zal hygiënischer worden.” Hij spreekt tegen dat zijn gemeenschap zonder compensatie is verdreven. „Iedereen die er legaal viste, is gecompenseerd.” Maar hij is teleurgesteld in de kwaliteit van de haven. „Aan slechts één zijde staat een windbreuk, bij harde wind knallen de boten tegen elkaar aan en gaan ze kapot”, legt hij uit. „Daarom is de haven nog niet geheel open.”

Nii Armah Wulu II: „Formeel hebben wij ook een kantoor op het haventerrein, maar ze hebben ons hier weggestopt.”
Foto Francis Kokoroko

Maar Nathaniel Ocquaye ziet het ook gebeuren dat de nieuwe haven helemaal niet opengaat. Sinds de nieuwe president, John Dramani Mahama (eerder president van 2012-2017) in januari dit jaar aantrad, is de bouw weinig opgeschoten. „In het verleden zijn soortgelijke situaties voorgekomen”, legt Ocquaye uit. „Een regering start bijvoorbeeld met de aanleg van een nieuwe weg, maar als de opvolgende regering aantreedt, blijft de weg onvoltooid achter.”

Vertrouwelijkheidsclausules

Het ministerie van Transport gaat niet in op een interviewverzoek, maar reageert schriftelijk dat gesprekken over het managementmodel op dit moment worden afgerond. „Hopelijk gaat de haven binnenkort open”, schrijft de verantwoordelijke ambtenaar. „Volgens de overeenkomst biedt de aannemer 24 maanden [financiële] steun voor operationele en onderhoudssteun door de aannemer na voltooiing.” Verdiepende vragen over de overeenkomst met de Chinese regering blijven onbeantwoord.

En dat is geen uitzondering. Contracten tussen China en de overheden zijn bijna nooit openbaar. China gebruikt vertrouwelijkheidsclausules die ontvangers verbieden de voorwaarden of zelfs het bestaan van de gift openbaar te maken.

Oprichters van een school voor weeskinderen, aan de andere kant van de muur die het havengebied scheidt, zijn in ieder geval blij met de Chinese investering. Ze vertellen dat bouwvakkers de weg naar de school hebben geasfalteerd, zodat de leraren de kinderen niet meer op hun rug over diepe plassen hoeven te dragen als het hard heeft geregend.

Bij de ingang van de nieuwe haven staat een bord met daarop ‘Chinese hulp voor een gezamenlijke toekomst’. Een aantal vissers is vast op eigen houtje aan de slag gegaan. Hier is het rustig en schoon. Vermoeide arbeiders rusten onder een afdakje uit van hun harde werk. Toch zegt één van hen: „Ik had liever dat er op het bord stond ‘Ghanese hulp voor een gezamenlijke toekomst’.”

Vissersboten in de nieuwe haven.
Foto Francis Kokoroko


Bondgenoten krijgen ‘buikpijn’ van Israël, maar stellen beleid nog niet wezenlijk bij

Kantelt er iets in de reacties op het Israëlische optreden in Gaza? Vooral sinds de goed gedocumenteerde executie van vijftien hulpverleners bij Rafah valt er hier en daar een scherpere toon te bespeuren.

In Nederland bijvoorbeeld, waar minister Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC) voor het eerst in lange tijd de Israëlische ambassadeur ontboden heeft. In Frankrijk, waar president Emmanuel Macron aangekondigd heeft dat hij Palestina wil erkennen. En in Israël zelf, waar bijna duizend leden van de luchtmacht een oproep hebben ondertekend om de oorlog te beëindigen.

Maandag komen de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU-lidstaten bij elkaar in Luxemburg. Ze zullen daar onder meer de situatie in het Midden-Oosten bespreken. Ook praten ze met premier Mohamed Mustafa van de Palestijnse Autoriteit.

Lees ook

Israël geeft toe dat uitleg over gedode hulpverleners in Gaza ‘deels onjuist’ was na filmpje van een van de slachtoffers

Palestijnen rouwen om de artsen die onder Israëlisch vuur kwamen te liggen tijdens een reddingsmissie, nadat hun lichamen werden teruggevonden, volgens de Rode Halve Maan, in het Nasser-ziekenhuis in Khan Younis in de zuidelijke Gazastrook op 31 maart 2025. REUTERS/Hatem Khaled/Archieffoto

Europa is sinds het uitbreken van de Gaza-oorlog vooral erg verdeeld: landen als Hongarije, Tsjechië, Oostenrijk, Duitsland en Nederland staan tamelijk onvoorwaardelijk achter Israël. Ierland en Spanje komen juist veelvuldig voor de rechten van de Palestijnen op.

Epische verdeeldheid

Die epische verdeeldheid uit zich onder meer in grote moeite om zich uit te spreken over duidelijke schendingen in het gebied. Gezamenlijke verklaringen van de 27 EU-lidstaten monden daarom vaak uit in vlak proza.

Kijk bijvoorbeeld naar de reactie van de EU nadat Israël vorige maand eenzijdig het staakt-het-vuren verbroken had, zegt directeur Martin Konecny van de Brusselse denktank European Middle East Project. „De lidstaten konden het er niet over eens worden dat ze de actie van Israël ‘veroordelen’ (to condemn). In de uiteindelijke verklaring staat dat ze het eind van het staakt-het-vuren slechts ‘betreuren’ (to deplore). En meteen daarna wordt Hamas opgeroepen om alle gijzelaars vrij te laten. Je kunt Hamas veel verwijten, bijvoorbeeld hoe ze de vrij te laten gijzelaars tentoonstelden, maar hier was Hamas nou juist de partij die zich wél aan de afspraken had gehouden.”

Hoe onwrikbaar zijn die Europese posities in het licht van steeds ernstigere Israëlische mensenrechtenschendingen? Wanneer besluit de internationale gemeenschap dat de Israëlische oorlogsmisdaden in Gaza een grens overschreden hebben?

In Den Haag lijkt er ook bij rechtse coalitiepartijen iets te schuiven. In reactie op het ontbieden van de ambassadeur door minister Veldkamp benadrukten Pieter Omtzigt (NSC) en Dilan Yesilgöz (VVD) het Israëlische ‘recht op zelfverdediging’. Maar ze kwamen ook met voorzichtige nuanceringen. „Er zijn grenzen aan wat je nog als zelfverdediging kan zien”, zei Omtzigt bijvoorbeeld bij de NOS. Yesilgöz zei dat er „zaken” plaatsvinden waar ze „buikpijn” van krijgt. „Ook richting bondgenoten kan je zeggen: hoe kan dit nou?”

Bij de Israëlische luchtaanval op een gebouw in Shejaiya, een buitenwijk van Gaza-Stad, werden woensdag minstens 29 mensen gedood.

Foto’s Omar AL-QATTAA/AFP

Toch is het evenmin ingewikkeld om bewijzen te vinden voor de tegenovergestelde stelling: er verandert nooit wat. Neem de Israëlische ambassadeur die van Veldkamp moest komen opdraven. De minister kwam Modi Ephraim niet eens persoonlijk te woord staan, maar stuurde een hoge ambtenaar. En die gewijzigde opstelling van de coalitiepartijen: is die niet zo subtiel dat ze amper iets uithaalt?

Lees ook

Hulporganisaties ‘diep geschokt’ na gesprek met Schoof over Gaza-oorlog

Palestijnen lopen langs door Israël verwoeste gebouwen in Gaza-stad. Foto Haitham Imad / EPA

De kritische Israëlische militairen hebben op hun beurt te horen gekregen dat ze niet meer hoeven terug te komen. Premier Netanyahu noemde het een „onvergeeflijke” uiting van een „marginale en extremistische groep die opnieuw probeert de Israëlische samenleving van binnenuit te breken”. Overigens zijn de leden van de Israëlische luchtmacht niet kritisch vanwege de behandeling van Palestijnen, maar omdat voorzetting van de oorlog volgens hen „zal leiden tot de dood van gijzelaars, IDF-soldaten en onschuldige burgers, en de uitputting van de reservisten”.

Muisstil

Ondanks enkele kritische geluiden over het Israëlische optreden ziet de Brusselse denktankdirecteur Konecny voorlopig niet al te veel veranderen. Sinds 1 december vorig jaar, toen de nieuwe Europese Commissie aantrad, constateert hij dat Israël juist minder hard aangesproken wordt. „De vorige buitenlandchef, Josep Borrell, was erg kritisch. Zijn opvolger, Kaja Kallas, die zo stevig Rusland tot de orde kan roepen, houdt zich tegenover Israël muisstil.”

Ook op andere terreinen ziet Konecny vooral minder politieke wil om Israël aan te pakken. De lidstaten van het Internationaal Strafhof die weigeren om de Israëlische premier Benjamin Netanyahu te arresteren. Of het intrekken van subsidies aan UNRWA, de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen die veel elementaire hulp biedt in Gaza.

Konecny: „Kijk ook naar de ‘associatieraad’, een formele vergadering van de EU met Israël. Daar wordt dan gezegd: we hebben Israël stevig aangesproken op het stopzetten van hulp aan Gaza en op de nederzettingen! Ook Israël spreekt mooie woorden, maar schendt vervolgens doodleuk alle afspraken. Toch hoor je diplomaten dan zeggen dat de bijeenkomst een groot succes was.”

Lees ook

‘Zij hebben wapens en stokken, wij hebben camera’s’ – kolonisten terroriseren Palestijns dorp in Masafer Yatta

De heuvels bij Jinba.

Volgens de Tsjechische analist is het echter ook niet zo dat Israël helemaal nergens op wordt aangesproken. In het Europees Parlement is er een motie aangenomen die oproept tot een beoordeling van de mensenrechtenclausule in het associatieverdrag met Israël. Die clausule stelt Europa in staat om ‘passende maatregelen’ te nemen in geval van ernstige mensenrechtenschendingen van de andere partij. Dat zou bijvoorbeeld het opschorten van handelsvoordelen kunnen inhouden.

Konecny: „Het doden van de vijftien hulpverleners is het minst verdedigbare wat er in deze oorlog gebeurd is. De mensenrechtensituatie is nog nooit zo verwerpelijk geweest. Misschien dat Europa een keer wat steviger kan zijn dan ‘foei Israël, het is niet zo aardig wat je doet’.”


‘Ratten zo groot als katten’ in Birmingham nu het vuilnis op straat blijft liggen

Haar kinderen spelen graag buiten in het hofje tussen de huizen, maar dat kan al weken niet meer. Kish War wijst naar een stapel vuilniszakken pal naast de ingang, bij het hek. „Ik zie vaak muizen. En soms liggen er injectienaalden tussen het afval, al helemaal onveilig voor de kinderen.” Sommige zakken zijn opengescheurd. Er liggen pizzadozen, verfblikken en luiers.

Kish War, op slippers, met bril en een zwarte hoofddoek, woont in Small Heath, even buiten het centrum van Birmingham en één van de armste buurten van de stad. Ze weet niet waarom de vuilnismannen staken. Ze ziet alleen de gevolgen. Zij en de buren hebben al een paar keer geklaagd bij de gemeente, maar dat heeft weinig zin. „Vorige week zijn ze langsgekomen om alles op te halen. Maar een dag later gooit iemand er één zak neer en dan begint het van voren af aan.”

In Birmingham, de tweede stad van Engeland, hebben honderden vuilnismannen hun werk nu al langer dan een maand neergelegd. En dit is geen gewoon cao-conflict waarbij werknemers meer salaris eisen. De gemeente wil ze opnieuw inschalen en voor sommige vuilnismannen zou dat neerkomen op een inkomensdaling van ongeveer 8.000 pond (ongeveer 9.650 euro) per jaar. Maandag stemmen de leden van de belangrijkste vakbond over een aanbod van de gemeente. De verwachting is dat ze het bod afwijzen.

Financiële problemen

Vuilnisman Adrian Markley komt nu net rond en heeft geen idee hoe dat zou moeten als hij 8.000 pond minder salaris zou krijgen. Na alle vaste lasten en boodschappen houden hij en zijn vrouw per maand ongeveer 30 pond over. Eén keer met de taxi naar het ziekenhuis voor zijn vrouw – ze is slecht ter been en kan niet werken – en ze zijn door die paar tientjes heen. Minder verdienen zou betekenen dat ze moeten verhuizen, zegt hij. Maar waarheen? „We wonen nu al in een goedkoop deel van de stad. Ik zou het niet weten.”

De vuilophalers staken tegen een plan ze opnieuw in te schalen. Sommigen gaan er daardoor per jaar tot 8.000 pond op achteruit.

Markley werkt al meer dan twintig jaar ‘op de wagen’ en ziet deze staking als noodzakelijk kwaad. Met enkele tientallen werknemers protesteert hij dagelijks tegenover één van de grote afvalverwerkingspunten van de stad. „Ondergewaardeerd en onder vuur”, staat op een spandoek. Natuurlijk gaat hem aan het hart hoe smerig veel straten zijn. „Ons afval thuis wordt óók niet opgehaald. Maar dit is de enige manier om de gemeenteraad te laten luisteren.”

De stad Birmingham heeft grote financiële moeilijkheden en dat is een probleem voor meer gemeentes in Engeland. De afgelopen jaren kregen ze steeds minder geld van de landelijke overheid. Gemiddeld hebben gemeenten nu 11 procent minder te besteden dan in 2010. Volgens de Britse rekenkamer kan ongeveer de helft van de gemeenten volgend jaar zodanig in de problemen komen dat ze failliet gaan.

Dit gebeurt overal waar ze bezuinigen. Ook de handhaving van illegaal dumpen van afval is bijna helemaal wegbezuinigd

Norman Shayler
inwoner Birmingham

Birmingham verklaarde zichzelf in 2023 al praktisch bankroet. De stad kreeg toen een tegenvaller van 760 miljoen pond, nadat uit een rechtszaak was gebleken dat vrouwen bij de gemeente al jaren minder betaald werden dan mannen in dezelfde functie. Om de financiën rond te krijgen ontsloeg de gemeente honderden werknemers. De lokale belastingen stegen vorig jaar met 10 procent en dit jaar met nog eens 7,5 procent. Er is sterk bezuinigd op voorzieningen voor inwoners, zoals maatschappelijk werk, jeugdhulp en onderhoud van wegen. En omdat sommige vuilnismannen ook meer verdienen dan collega’s met vergelijkbaar werk wil de gemeente nu hun salarissen verlagen, uit angst voor nieuwe rechtszaken.

Bij een afvalverwerkingspunt wordt door de stakers dagelijks gedemonstreerd.

Die problemen rond gelijke betaling spelen ook elders, schreef The Times afgelopen week. In zeker 25 andere steden, waaronder Leeds, Brighton en Sheffield, zijn vakbonden rechtszaken begonnen over ongelijke salarissen. „Wil je weten waar de toekomstige stakingen plaatsvinden, kijk dan waar zaken voor gelijke beloningen spelen”, zei een anonieme regeringsbron tegen de krant. Het gelijktrekken van functies en salarissen zal tot verzet leiden bij degenen die erop achteruit gaan.

Privébedrijfjes

In Birmingham maakt de staking de grote sociaal-economische ongelijkheid extra zichtbaar. In een armere wijk als Small Heath staan kliko’s volgepropt en met open kleppen aan de weg, in de hoop dat er toch een vuilniswagen langskomt. Vuilnisbakken naast bankjes in het park lopen over. Rottende voedselresten op de grond zijn zwart uitgeslagen en er stijgt een weeïge lucht uit op. Ongediertebestrijders doen goede zaken en over de rattenpopulatie gaan de wildste verhalen rond. Ze zouden zo groot zijn als katten of kleine aapjes.

Bewoners kunnen hun huisvuil inleveren op mobiele afvalpunten. <p>Foto Andy Rain/EPA</p>
Foto Andy Rain/EPA
Bewoners kunnen hun huisvuil inleveren op mobiele afvalpunten. <p>Foto Andy Rain/EPA</p>
Foto Andy Rain/EPA

In rijkere buurten ligt bijna geen afval op straat. Hier hebben inwoners een auto om hun vuilniszakken zelf naar de stort te brengen. Of ze betalen privébedrijfjes om hun containers te komen legen. De gemeente probeert de tonnen vuilnis weg te werken met uitzendkrachten en mobiele afvalpunten. Ook die zijn makkelijker te bereiken voor inwoners mét een auto.

Op een pleintje in het oosten van de stad staan twee vuilniswagens, eentje voor losse zakken en eentje om containers in leeg te kieperen. In hun auto’s komen bewoners afval brengen. Sommigen hebben hun hele achterbak vol, anderen houden één afvalzak op schoot. Een buurman loopt heen en weer met een kruiwagen vol vuilniszakken, kliko’s rammelen over de stoep.

Na meer dan een maand begint de sympathie voor de staking bij veel bewoners af te nemen.
Foto Andy Rain/EPA

Norman Shayler, in een zwart Lonsdale-vest, komt twee zakken afgeven. Hij ziet de staking als symptoom van een landelijk probleem: „Dit gebeurt overal waar ze bezuinigen. Ook de handhaving van illegaal dumpen van afval is bijna helemaal wegbezuinigd.” Aanvankelijk hadden de meeste inwoners sympathie voor de vuilnismannen, zegt Shayler, maar na ruim een maand zakt dat weg, zegt hij: „Ze zien de rotzooi op straat groeien en denken, kom op, ga maar weer aan het werk.”


Trump geselt de wereld met een zenuwslopende chaos

„De telefoon staat roodgloeiend”, zei Karoline Leavitt, de woordvoerder van het Witte Huis. Wereldleiders „struikelen over hun eigen benen” in hun haast contact te leggen over de invoerheffingen. „Amerika”, zei ze, „heeft andere landen veel minder hard nodig dan andere landen ons nodig hebben, en president Trump weet dat.”

Een grootmacht kan zich heel wat hoogmoed veroorloven, maar ook een grootmacht, leerde de wereld deze week weer, kan zijn hand overspelen. Een dag na Leavitts uitspraken, toen de vlucht uit Amerikaanse staatsobligaties pijn begon te doen en mensen een beetje „misselijk” en een beetje „yippy” werden, moest hij wel gas terugnemen, aldus de president. Ook voor Donald Trump zijn er grenzen aan de macht.

Eén man geselt de wereld met een zenuwslopende chaos. De heffingenoorlog is weliswaar enigszins gekalmeerd, maar geenszins voorbij. De confrontatie met China loopt met de dag verder uit de hand, vrijwel elk land zit nog vast aan een basisheffing van 10 procent én er gelden nog heffingen op onder meer staal, aluminium en auto’s. Over de torenhoge zogenaamde wederkerige heffingen die Trump op ‘Bevrijdingsdag’ bekendmaakte, kan nu negentig dagen onderhandeld worden. De Amerikaanse consument kijkt tegen de hoogste effectieve heffingen aan sinds 1903, aldus onderzoekers van Yale.

Trump is een politieke projectontwikkelaar met wel héél veel bouwputten. In de schaduw van de heffingenchaos lijken de vredesbesprekingen met Rusland en Oekraïne op een dood spoor te zijn geraakt. Het is inmiddels vier weken geleden dat Oekraïne akkoord ging met een staakt-het-vuren, maar de oorlog gaat door. Trumps onderhandelaar Steve Witkoff zou vrijdag een derde ontmoeting hebben met de Russische president Vladimir Poetin.

En alsof China en Rusland nog niet genoeg diplomatieke energie vreten, openen de VS deze zaterdag in Oman ook nog besprekingen met Teheran over het beëindigen van Irans nucleaire programma. Om zijn argumenten kracht bij te zetten heeft Washington alvast opzichtig bommenwerpers en een vliegdekschip verplaatst.

Landen met veel macht kunnen die macht op verschillende manieren inzetten. Ze kunnen hun macht subtiel aanwenden, door andere landen met een mix van dreiging en beloning aan zich te binden. Op die manier kunnen ze op termijn hun invloed vergroten. De Verenigde Staten bonden na de Tweede Wereldoorlog West-Europa en een aantal landen in Azië – Japan, Zuid-Korea, Filippijnen – aan zich en konden zo decennia invloed uitoefenen in regio’s ver van huis.

Drieste manoeuvre

Grootmachten kunnen hun macht ook gebruiken om anderen op rauwe wijze hun wil op te leggen om een voordeel op korte termijn te incasseren. Met die kleine overwinningen kan een grootmacht dan even goede sier maken, maar die aanpak zet wel kwaad bloed en kan landen op den duur zomaar op het idee brengen om te zien naar andere vrienden.

Donald Trump doet nooit iets sotto voce. Hij ziet niets in kalm overleg en een gezamenlijke aanpak. De heffingenstorm was een ondoordachte actie van een leider die nauwelijks onderscheid maakte tussen vriend en vijand. Het was, ook voor Trump, nogal een drieste manoeuvre om in één beweging de hele wereld aan te vallen.

En het was ook nog eens onlogisch. Want, waarom traditionele bondgenoten in Azië belagen met heffingen als ze tegelijkertijd medestanders zouden kunnen zijn in de krachtmeting met China? Terwijl Trump Japan raakte met een invoerheffing, haalde secretaris-generaal Mark Rutte in Tokio de banden tussen Japan en de NAVO aan met het oog op de gezamenlijke uitdaging China. Japan, bleek tijdens dat bezoek, wil zelfs toetreden tot het nieuwe NAVO-hoofdkwartier NSATU in Wiesbaden waar de westerse militaire steun voor Oekraïne wordt geregeld. Het ene doel van Trump – China aanpakken – stond haaks op het andere: het repatriëren van de maakindustrie.

De wereld antwoordde op de Amerikaanse aanval met drie strategieën. Verreweg de meeste landen buigen voor de macht en zijn bereid tot concessies of cadeautjes om de heffingen omlaag te praten. Politici uit Zuidoost-Azië stonden de afgelopen week meteen op de stoep in Washington.

Twee grote handelspartners van de VS, Canada en de EU, zochten niet alleen het gesprek, maar waren ook bereid om terug te slaan. Brussel reageerde op de invoerheffing van 20 procent op alle producten, die op ‘Bevrijdingsdag’ werden aangekondigd, door heffingen voor te bereiden die een antwoord waren op heffingen die Trump al veel eerder had gelanceerd. Nadat Trump aan de noodrem trok, ging ook de EU voorlopig op de rem. De zwaarste wapens in een handelsconflict bleven veilig in het arsenaal, al beloofde Commissievoorzitter Ursula Von der Leyen dat de EU niet zal aarzelen Amerikaanse techbedrijven aan te pakken als de onderhandelingen met Washington falen.

De EU maakte ook duidelijk heel goed in staat te zijn om handel te drijven met de wereld-minus-de-VS. De EU overlegt met landen „die goed zijn voor 87 procent van de wereldhandel en die met ons het geloof in een vrije en open uitwisseling van goederen, diensten en ideeën delen”, aldus een persbericht. De VS zijn goed voor 13 procent van de wereldhandel. Brussel legde deze week contact met Maleisië, Thailand, de Filippijnen, Indonesië en de Emiraten. Europa presenteert zich nu graag als redelijk alternatief voor de VS.

Lees ook

Europa probeert hoofd koel te houden tegen Trump: ‘We moeten als boeddha zijn’

Het hoofdkantoor van de Euronext-beurs in de Parijse financiële wijk La Defense, Frankrijk. De Europese beurzen herstelden zich na de aankondiging van president Trump om een deel van de importheffingen voor negentig dagen uit te stellen. Foto Yoan Valat / EPA EPA

‘Eenzijdige pesterijen’

In deze woelige periode is de EU in elk geval een aantrekkelijke partner voor Europese landen die eerder graag half op afstand bleven. In Noorwegen wordt weer nagedacht over toetreding tot de Unie en Zwitserland schuift dit weekend aan bij een vergadering van Europese ministers van financiën.

China koos een andere aanpak. Beijing ging voluit, oog om oog. Het antwoordde eerst met 34 procent heffingen op de 34 procent van Trump, die daar op zijn beurt met 50 procent overheen ging, waarop ook China weer verhoogde, hetgeen Trump natuurlijk niet op zich kon laten zitten. Donderdag stond de teller voor Chinese producten die de VS binnenkomen op 125 procent, China hief 84 procent op Amerikaanse goederen. Vrijdag ging ook China naar 125 procent.

„Als je wil praten, is de deur open”, verklaarde het Chinese ministerie van Handel, „maar de dialoog moet plaatsvinden op basis van gelijkwaardige uitgangspunten en wederzijds respect. Als je wilt vechten, zal China vechten tot het einde. Druk, dreigementen en chantage zijn niet de manier om met China om te gaan.”

Ook China zocht contact met anderen. China belde met Maleisië, tijdelijk voorzitter van het Aziatisch handelsblok ASEAN, en er waren twee gesprekken op hoog niveau met de Europese Commissie. Een paar telefoontjes tellen niet meteen op tot een nieuwe alliantie tussen Brussel en Beijing. Wel was het een opmerkelijke dooi tussen de twee grote handelsblokken die al jaren met elkaar overhoop liggen. Het was ironisch genoeg mede aan Trump te danken dat Europa vanaf 2016 steeds kritischer is geworden over de Chinese expansie in Europa.

President Xi Jinping kreeg vrijdag bezoek van de Spaanse premier Pedro Sanchez. Een heffingenoorlog kent geen winnaars, zei Xi bij die gelegenheid. Ingaan tegen de wereld, zei hij volgens staatspersbureau Xinhua, leidt alleen maar tot isolement. Hij riep China en de EU op de globalisering en internationale handel te verdedigen en zich gezamenlijk te verzetten tegen „eenzijdige pesterijen”.

Lees ook

Voor China ‘zullen de Amerikaanse heffingen een shock veroorzaken, maar de hemel zal niet naar beneden vallen’

Klanten kopen kerstversiering in op een internationale handelsmarkt in de Chinese stad Yiwu. Foto Go Nakamura/Reuters

Trumps grilligheid van de afgelopen dagen riep weer de vraag op: valt met deze man nog wel te werken? Op zoek naar houvast is er door analisten, ondernemers, politici en diplomaten veel gespeculeerd over wat Trump bezielt. Is hij dronken van de macht? Heeft hij zich omgeven door de verkeerde adviseurs? Zit zijn blinde vertrouwen in eigen kunnen als dealmaker hem in de weg? Of wordt hij uiteindelijk gedreven door rancune, door de heilige overtuiging dat anderen de VS op grote schaal bedrogen hebben en dat hij is uitverkoren om dat onrecht te corrigeren – desnoods met harde hand?

Einde van de status quo

Het analyseren van Trumps diepere drijfveren is een glibberig pad, al zegt hij wel héél vaak dat China, Oekraïne, de EU, alle landen eigenlijk, de VS een poot uitgedraaid hebben. Alleen Rusland noemt hij dan niet.

Trump is in elk geval met bijna beangstigende voortvarendheid bezig de rol van de VS in de wereld te wijzigen en hij is bereid daarin vér te gaan.

Eerst zocht hij over de hoofden van Europese leiders contact met de Russische leider Vladimir Poetin over de oorlog tegen het door Europa gesteunde Oekraïne. Hij liet aankondigen dat Europa in de toekomst voor zijn eigen conventionele verdediging moet opdraaien omdat de VS de handen vrij willen hebben voor de Indo-Pacific, zonder erbij te vertellen hoe snel die omschakeling moet plaatsvinden. Sindsdien is er grote onzekerheid over de Amerikaanse rol in de NAVO. Team Trump beweert weliswaar keer op keer dat de VS in het bondgenootschap actief blijven, maar veel Europese leiders geloven Trump en de zijnen niet meer op hun woord.

De afgelopen tien dagen was het dus de beurt aan de wereldeconomie en vrijwel al haar deelnemers. „Het is een keerpunt met de Verenigde Staten, geen twijfel mogelijk”, zei Commissievoorzitter Von der Leyen in een vraaggesprek met de Financial Times. „We zullen nooit meer teruggaan naar de status quo.”


De balanceeract van Giorgia Meloni: brengt zij de VS en de EU bij elkaar of zal ze de EU ondermijnen?

‘Duce! Duce! Duce!”, galmt het op een rockconcert in Rome, waar jongeren elkaars onderarm vastgrijpen – een fascistische begroeting zoals ten tijde van dictator Benito Mussolini. Alleen is het niet 1924 maar 2024 wanneer een undercoverjournaliste van de Italiaanse onlinekrant Fanpage de beelden maakt. En de aanwezige jeugd behoort niet tot een obscuur neofascistisch clubje, maar tot Gioventù Nazionale, de jeugdafdeling van Fratelli d’Italia, de regeringspartij van premier Giorgia Meloni, met zo’n 30 procent de grootste van het land.

Op bijeenkomsten van de jeugdafdeling klinkt het trots dat zij „fascisten zijn”, afgewisseld met racistische en antisemitische beledigingen en een sporadische Hitlergroet, Sieg Heil. Gioventù Nazionale wordt gul gefinancierd door de partij, die uit deze kweekvijver de volgende generatie politici vist. Namens de regering zal enkel minister Luca Ciriani, verantwoordelijk voor de relaties met het parlement, achteraf reageren: „De undercoverreportage toont gefragmenteerde beelden, in de privésfeer gemaakt en uit hun context gerukt.” Meloni houdt de lippen op elkaar.

„Het was geen momentopname, onze reporter is maandenlang undercover geweest”, zegt Francesco Cancellato, hoofdredacteur van Fanpage, dat dagelijks meer dan twee miljoen bezoekers trekt. Plaats van afspraak is Palazzo Grazioli, het zestiende-eeuwse statige gebouw in hartje Rome met zijn vele plafondfresco’s dat jarenlang het hoofdkwartier was van wijlen premier Silvio Berlusconi – bunga-bunga-feestjes incluis. Nu houdt de buitenlandse pers er kantoor. „Wij wilden onderzoeken hoe poreus een zelfverklaarde ‘conservatieve’ partij is voor extreemrechtse invloeden. En we hoefden het niet ver te zoeken.”

Boegbeeld

Meloni is veel meer dan het boegbeeld van haar partij. Ze bestuurt Fratelli d’Italia als een monarchie en bepaalt wie welke functie bekleedt in de regering en in overheidsinstellingen. Haar positie is uniek: ze staat met één been in Europa en met het andere in de VS. Ze volgt een ‘MIGA’-agenda – Make Italy Great Again – en dat maakt de Amerikaanse president Trump „de eerste bondgenoot van Italië” – haar eigen woorden, in een recent interview met de Financial Times. Tegelijk is zij de leider van de op twee na grootste economie in de EU. Een duidelijke keuze schuift Meloni voor zich uit.

Italië is sterk gepolariseerd. Links tilde zwaar aan de undercoverreportage over de jonge partijmilitanten van Fratelli d’Italia. Maar rechtse, en ook centrumrechtse politici en kiezers zeiden geërgerd dat progressieve media als Fanpage én de buitenlandse media Meloni en haar partij tot in de eeuwigheid ‘fascistisch’ zullen noemen. Dat de premier als tiener toetrad tot de jongerenafdeling van de neofascistische partij MSI, is in Italië bekend. De opvolger van die partij, de rechts-conservatieve Alleanza Nazionale, nam afstand van nostalgie naar het fascisme. Fratelli d’Italia kan worden gezien als de erfgenaam van die laatste partij, niet van de neofascistische MSI.

Volgens Francesco Cancellato, de hoofdredacteur van Fanpage, heeft Fratelli d’Italia een keurig imago – „zolang de camera loopt”. Ook Meloni heeft volgens hem twee gezichten: „Haar waardenpatroon blijft extreemrechts. Maar ze weet donders goed wanneer ze dat het beste kan verbergen, of juist moet uitspelen.” Als premier schreeuwt Meloni niet, zoals vroeger, maar ze laat wel codewoorden vallen die de achterban herkent, zegt Cancellato: „Zoals ‘vaderland’, ‘natie’ en ‘de traditionele familie’. Of ze gaat tekeer tegen illegale migranten. Zo past ze prima tussen leiders als [de Argentijnse president, red.] Javier Milei en Donald Trump.”

In gesprek met premier Schoof op de Europese top in maart.
Foto Jonas Roosens / ANP

Meloni zegt de ‘conservatieve’ waarden van Trumps Republikeinse Partij te delen, maar noem die rustig ‘oerconservatief’. Fratelli d’Italia is tegen euthanasie en vindt dat niet-hetero’s geen gezin mogen stichten. De regeringspartij handelt hier ook naar. Het ouderschap van niet-biologische ouders in lesbische gezinnen werd al betwist, en het bestaande verbod op draagmoederschap werd verruimd. Italiaanse wensouders die zich wenden tot een draagmoeder in het buitenland zijn voortaan ook strafbaar.

Electoraal wordt de partij daar niet op afgerekend, stelt politicoloog Lorenzo Castellani vast, tijdens een lunch in Rome, waar hij aan de LUISS-universiteit geschiedenis van de politieke instellingen doceert. „Biologisch-ethische thema’s en lhbti-rechten hebben geen grote impact op de publieke opinie, ook niet op jongeren.” Op die thema’s is Italië, een natie met bovendien het Vaticaan in de hoofdstad, al jaren de conservatieve uitzondering in West-Europa. Onder Meloni zal Italië niet zo reactionair worden als Hongarije, maar zeker ook geen progressieve inhaalbeweging maken.

Pragmatisme

Buiten Italië is Meloni’s grote ambiguïteit moeilijk te begrijpen. Tijdens de verkiezingscampagne in 2022 werd de kandidaat-premier in veel internationale artikelen onomwonden neergezet als een ‘anti-Europese fasciste’. Volgens Castellani waren de Italianen zelf minder beducht. Wie Italië bestuurt, moet zich pragmatisch opstellen, en dan zijn de extreemste kantjes er snel af. „Dat politici van mening veranderen, nemen Italianen voor lief. In elk van ons schuilt een stukje Machiavelli”, zegt hij met een knipoog.

Toen Meloni in oktober 2022 premier werd, bracht ze dat pragmatisme meteen in de praktijk. Ze reisde prompt naar Brussel voor een onderhoud met Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. In de EU zou het centrum naar rechts verschuiven, een meevaller waarvan de Italiaanse profiteerde. Ze speelde een hoofdrol bij Europese migratiedeals met Tunesië en Egypte, en liet Italiaanse opvangcentra voor migranten openen in Albanië, buiten de EU. „Out of the box denken moet kunnen”, zei Von der Leyen complimenteus. „In geen enkele Europese hoofdstad wordt Meloni als een extremiste gezien”, concludeert Castellani.

In elke Italiaan schuilt een stukje Machiavelli

Lorenzo Castellani
politicoloog

Maar hard, identitair rechts is niet verdwenen uit de rangen van Fratelli d’Italia. Neem Fabio Rampelli, een architect uit Rome en oud-leider van de neofascistische jongerenafdeling, die Meloni’s politieke denken heeft gevormd. Tijdens een ontmoeting in Rome houdt hij zijn radicale standpunten allerminst verborgen. „Niet-hetero’s die kinderen willen krijgen, vertonen grillig gedrag.” Rampelli gelooft in het bestaan van een lhbti-lobby en heeft harde standpunten inzake migratie.

„Meloni dankt een groot deel van haar carrière aan hem”, zegt analist Castellani, die niettemin het belang van die oude, rechtse garde relativeert. „Rampelli had nu makkelijk minister kunnen zijn. Maar de écht belangrijke regeringsfuncties geeft ze aan ervaren politici die bij ándere partijen zijn opgegroeid.” Wetend dat haar partij geen bestuurlijke klasse heeft, weert ze de hardliners uit de regering, uit vrees voor al te rechtse uitschuivers. Het illustreert haar politieke behendigheid.

Op ramkoers

Rampelli ontvangt ons in Palazzo Montecitorio, een barok paleis dat dienst doet als de Italiaanse Tweede Kamer – hij werd dan geen minister, maar wel ondervoorzitter van het parlement. Op zijn schrijftafel staat een Romeins soldaatje in Asterix-en-Obelix-stijl, tegen de muur hangt een bijzondere Europese vlag, met in elke ster de vlag van een EU-land. „Zelf bedacht”, zegt hij glunderend. „Zo zien wij Europa: als een unie van aparte natiestaten, elk met hun eigenheid en tradities. Italië is ons huis en Europa is onze wijk.”

Die wijk ligt op ramkoers met Donald Trump, de ‘eerste bondgenoot’ van Meloni’s Italië. Vragen over Trumps afbraak van de Amerikaanse democratie en zijn confrontatie met Europa gaat Rampelli uit de weg. „Over Trumps beleid in eigen land moeten de Amerikanen oordelen. En in Europa waren wij te afhankelijk geworden van de VS. Een technologische en militaire inhaalbeweging dringt zich op.” De vraag of Meloni Europa dan wel Trumps Amerika verkiest, noemt hij „te kwader trouw”. „Ze had ook al een goede verstandhouding met Trumps voorganger Joe Biden. Onze premier ijvert ervoor dat het westerse blok verenigd blijft.”

Premier Meloni in de Italiaanse Kamer van Afgevaardigden.
Foto Roberto Monaldo/ LaPresse / AP

In een eerder deze week gepubliceerd interview met NRC stelt politiek strateeg Nathalie Tocci echter dat de breuk in dat blok al een feit is. Volgens Tocci zocht Meloni als oppositieleider al toenadering tot Biden vanuit het besef dat zij de steun van de VS hard nodig had, als post-fasciste die in Italië aan het roer zou komen. Haar vroege solidariteit met Oekraïne moet volgens Tocci vooral worden gezien als een manier om Biden voor zich te winnen.

Wat Meloni’s houding ten aanzien van Kyiv dan ook motiveert, oppositiesenator en oud-minister Carlo Calenda (van de centrumpartij ‘Actie’) kan deze waarderen. Calenda, een uitgesproken medestander van Oekraïne, vindt dat de premier consequent achter Oekraïne is blijven staan, in weerwil van een deel van de Italiaanse publieke opinie, de oppositie en haar eigen vicepremier Matteo Salvini, een vroegere Poetin-adept. Maar nu moet ze wel een heldere keuze maken, zegt hij: „Ze kan niet achter Kyiv én achter Trump blijven staan. In het beste geval voelt Trump affiniteit met Poetin, in het slechtste laat hij zich door hem dicteren.”

In het interview met de Financial Times eind maart doet Meloni de keuze tussen Europa en Kyiv enerzijds, of Trumps Amerika anderzijds nog af als „kinderachtig” en „oppervlakkig”. Midden april werkt Europa niet alleen in allerijl aan een eigen defensie, maar staat de wereld bovendien aan het begin van een door Trump ontketende handelsoorlog. De VS zijn de belangrijkste handelspartner van Italië buiten de EU. In een week gedomineerd door Trumps inmiddels weer gepauzeerde heffingen en de Europese tegenreactie, herinnerden de Italiaanse voeding- en wijnproducenten en de modesector de regering in Rome aan het enorme belang van de Amerikaanse markt. Voor Meloni’s ‘Make Italy Great Again’-agenda zijn de VS van belang, niet de belaagde Oekraïners.

Tegenmaatregelen

Het dwong haar, voor het eerst, tot publieke kritiek op Trump: „De importheffingen zijn een foute maatregel.” Italië spoorde de EU-partners wel meteen aan tot een gematigde reactie, en stelde voor de eerste tegenmaatregelen, voor 15 april gepland, pas twee weken later te laten ingaan, ná Meloni’s bezoek aan Trump in het Witte Huis. Italië kreeg het gevraagde uitstel niet, maar slaagde er samen met Frankrijk en Ierland wel in om Amerikaanse wijn en whiskey te schrappen van de Europese lijst. De pauze van drie maanden die Trump afkondigde, een periode waarin ook de EU voorlopig geen tegenmaatregelen instelt, verandert niets aan Meloni’s agenda. Donderdag brengt zij zoals gepland een bezoek aan Washington, waar ze met Trump verder over de heffingen onderhandelt.

Voor de Italiaanse premier is de voorbije maanden veel veranderd. Eind januari mocht ze als enige Europese leider aanwezig zijn bij Trumps inauguratie. Door haar toegang tot Trump en diens adviseur Elon Musk leek zij uiterst geschikt als bruggenbouwer tussen Amerika en de EU. Inmiddels is het zeer de vraag of Trump überhaupt een bemiddelaar wil én of hij die ziet in Meloni. Italië is de derde grootste economie in de eurozone en lid van de G7, maar anders dan Frankrijk en het VK geen kernmacht met een zetel in de VN-Veiligheidsraad.

Zo is Meloni’s stoere spreidstand op korte tijd in een delicate balanceeract veranderd. Haar ‘MIGA’-hart maakt haar een natuurlijke partner van Trump. Maar haar verstand houdt haar bij de Italiaanse economie, de EU-instellingen, en de positie van Italië in Europa. Het economische, politieke en militaire lot van Rome is nauw verbonden met de rest van de EU. Houdt Meloni dat voor ogen, dan wint het verstand.


De ayatollahs willen niet eindigen als Gaddafi

In de dagen voorafgaand aan de onderhandelingen die zaterdag in Oman zullen plaatsvinden tussen de Verenigde Staten en Iran over het Iraanse atoomprogramma, voeren beide landen de spanning verder op. Mochten de gesprekken op niets uitlopen, dan is militair ingrijpen „absoluut” mogelijk, herhaalde de Amerikaanse president Donald Trump woensdag nog maar eens. Waarop Iran de dag erna dreigde met het uitzetten van de inspecteurs van de atoomwaakhond van de Verenigde Naties.

Trump zette de afgelopen weken bovendien zijn oorlogsretoriek kracht bij met troepenopbouw in de regio. Deze week meldde zich een tweede Amerikaanse vliegdekschip in het Midden-Oosten, terwijl er eind vorige maand B-2 bommenwerpers werden gestationeerd op de Amerikaanse basis Diego Garcia in de Indische Oceaan.

Er is nog veel onduidelijk over de onderhandelingen van zaterdag. Zo is onbekend of de Iraanse buitenlandminister Abbas Araghchi en Steve Witkoff – Trumps golfvriend en leider van de Amerikaanse delegatie – daadwerkelijk fysiek bij elkaar aan tafel zullen zitten. Mogelijk zullen de delegaties van de twee landen zich in aparte ruimtes bevinden. In dat geval treden Omaanse diplomaten op als boodschappers over en weer. De VS houden vol dat de twee partijen direct met elkaar zullen spreken, Iran beweert van niet.

Lees ook

VS en Iran gaan praten, met de wapens in de aanslag

In het museum van de Iraanse Revolutionaire Garde worden geavanceerde raketten tentoongesteld. Bij gebrek aan een sterke luchtmacht zijn deze raketten belangrijk voor de verdediging van het land. Foto Majid Asgaripour / West Asia press Agency via REUTERS

Concessies

Het kan allebei waar zijn, zegt Hossein Mousavian, voormalig Iraans diplomaat en in het verleden betrokken bij eerder nucleair overleg. Aanvankelijk zal het doel van gesprekken zijn om het eens te worden over een structuur en tijdspad voor de onderhandelingen. „Mocht de uitkomst positief zijn, dan zullen de Iraanse en Amerikaanse delegaties vervolgens beginnen met directe gesprekken”, aldus Mousavian op berichtenplatform X.

Kern van de onderhandelingen is dat Iran af wil van de ontwrichtende Amerikaanse sancties tegen zijn economie en dat de VS hopen het Iraanse atoomprogramma in te perken. De vraag blijft op welke punten de landen bereid zijn tot concessies.

Een recente satellietfoto laat zes Amerikaanse B-2 bommenwerpers zien die de VS vorige maand verplaatsten naar Diego Garcia in de Indische Oceaan.

Foto Planet Labs PBC

Trump kondigde de onderhandelingen met Iran aan in het bijzijn van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu in het Oval Office afgelopen maandag. Netanyahu drong er vervolgens op aan dat Iran het zogenaamde ‘Libië-model’ zou moeten volgen: de volledige ontmanteling van zijn nucleaire infrastructuur.

Iran is daartoe niet bereid, stelde de Iraanse buitenlandminister Abbas Araghchi de dag na het persmoment van Trump en Netanyahu. Iran zou nooit akkoord gaan met een deal zoals de Amerikanen in 2003 met de Libië sloten. „De VS kunnen slechts dromen van zo’n uitkomst”, aldus Araghchi.

Libië-model

In 2003 vielen de VS en bondgenoten Irak binnen op zoek naar massavernietigingswapens. De Libische leider Moammar Gaddafi wilde niet hetzelfde risico lopen: na negen maanden aan geheime onderhandelingen met de VS en het Verenigd Koninkrijk ging hij akkoord met de volledige ontmanteling van het Libische atoomprogramma. Centrifuges en andere benodigdheden voor het verrijken van uranium werden ingepakt en naar de VS verscheept, waar die werden opgeslagen in een lab in de staat Tennessee.

De toenmalige Amerikaanse president George W. Bush zei destijds te hopen dat andere leiders een voorbeeld zouden nemen aan Gaddafi’s besluit zijn atoomprogramma op te geven.

Dat gebeurde niet. Irans opperste leider ayatollah Ali Khamenei sprak zich in 2011 tijdens een speech spottend uit over het besluit van Gaddafi. „De heer [Gaddafi] verzamelde onder druk van loze dreigementen al zijn nucleaire materiaal, laadde het op een schip en overhandigde het aan de westerlingen, waarbij hij tegen hen zei: ‘pak aan!’.” Iran zou niet in de voetsporen van Libië treden, stelde Khamenei: „Kijk in wat voor staat hun land is.”

Voor Teheran was de val van Gaddafi een waarschuwing: na het opgeven van zijn atoomprogramma werd die alsnog uit het zadel gewipt

Irans ayatollah doelde op de burgeroorlog die woedde in Libië. Een conflict, waarbij de VS en Europese bondgenoten waren overgegaan tot het bombarderen van het Libische leger nadat Gaddafi had gedreigd met het uitmoorden van de inwoners van de stad Benghazi, die in handen was van rebellen. Het militaire ingrijpen van het Westen deed de balans in de oorlog kantelen. Gaddafi sloeg op de vlucht en werd enkele maanden later door rebellen vermoord.

Voor Teheran was de val van Gaddafi een waarschuwing: na het opgeven van zijn atoomprogramma werd de Libische leider alsnog met steun van de VS uit het zadel gewipt.

Volledig ontmantelen

Analisten verwachten dan ook dat Iran ook nu niet akkoord zal gaan met een Libië-achtige deal. Meer kans maakt een akkoord zoals dat werd afgesproken in 2015, waarbij Iran zijn nucleaire programma niet geheel opdoekte maar wel fors beperkte. In 2018 trok Trump zich echter eenzijdig terug uit dat akkoord.

De Amerikaanse onderhandelaar Steve Witkoff.

Foto Evelyn Hockstein/Reuters

Het is afwachten welke eisen de Verenigde Staten ditmaal op tafel zullen leggen. De regering-Trump lijkt verdeeld. Trumps nationale veiligheidsadviseur Mike Waltz spreekt net zoals Netanyahu over de noodzaak om het Iraanse atoomprogramma „volledig te ontmantelen”.

Steve Witkoff, delegatieleider bij de onderhandelingen zaterdag, wil daarentegen een „verificatieprogramma optuigen, zodat niemand zich zorgen hoeft te maken over Irans nucleaire materiaal”. Dat laatste lijkt veel meer op de deal uit 2015 dan het ‘Libië-model’. Hoe Trump er zelf over denkt, is onduidelijk.

Lees ook

Hoe reageert Iran op de gemengde signalen uit Washington? ‘Dit is een tikkende tijdbom’

Het traditionele vuurfestival Chaharshanbe Suri, waarmee Iraniërs het begin van de lente vieren, vorige week in Teheran. Het festival is ook een gelegenheid voor jonge Iraniërs hun onvrede te uiten over het regime.


De oorlog in Oekraïne door de ogen van deze Nederlandse vredesactivist: ‘Oekraïne is een heel ingewikkeld land’

Rusland is niet geïnteresseerd in de Nederlandse vredesbeweging, weet Jakob de Jonge. „Ik wilde wel eens met ze praten. Ik heb een mailtje gestuurd naar de ambassade.” Hij kreeg geen reactie.

De Jonge wilde weten of Rusland nog stelling ging innemen over Gaza, waar het Westen internationaalrechtelijk volgens hem de compleet verkeerde positie inneemt. Het hoort bij zijn werk als vredesactivist. Dat pakte hij weer op vanwege de oorlog in Oekraïne, waar NRC hem over spreekt.

Het gesprek met NRC in het kantoor van zijn vredesorganisatie zal bijna vier uur duren. De Jonge praat gemakkelijk en beantwoordt vragen zonder aarzeling. „We hebben ons heel erg opgesloten in onze versie van de werkelijkheid. Ik denk dat het goed is om ook te luisteren naar de Russische versie van de werkelijkheid”, zegt hij.

In september richtte De Jonge met anderen de Nieuwe Vredesbeweging op – een collectief van een twintigtal maatschappelijke organisaties, waaronder Kerk en Vrede, Stop Wapenhandel en een factie van klimaatactiegroep Extinction Rebellion.

Zij hopen de Nederlandse vredesbeweging weer een rol van betekenis te geven in het publieke debat. De aandacht van de media weten ze te trekken: bij een evenement vorige maand waren de NOS, drie grote dagbladen en zelfs een journalist van het Britse tijdschrift The Economist aanwezig.

Doorgaans treedt De Jonge op als woordvoerder van de koepelorganisatie, maar in dit gesprek zegt hij expliciet namens zichzelf te spreken. Hij is al sinds 2015 actief als vredesactivist. In 2022 kreeg zijn activisme nieuwe urgentie, omdat het hem frustreerde dat Europa maar „niet met een vredesinitiatief kwam” om een einde te maken aan de grootste oorlog op het continent sinds de Tweede Wereldoorlog, in Oekraïne.

In een tijd dat Europese landen hun defensie-uitgaven tot historische hoogte opschroeven, pleit De Jonge in podcasts en op sociale media voor meer dialoog met Rusland. Hij doet dit gepassioneerd, maar ook geregeld met argumenten en onwaarheden die voorkomen in de Russische propaganda. Het doel van Russische propaganda, schrijft Amerikaanse historicus en Oekraïne-expert Timothy Snyder, is niet alleen het verspreiden van onwaarheden, maar ook het creëren van een wereld waar feiten er niet toe doen. Of zoals de Britse desinformatiespecialist Peter Pomerantsev het gevolg beschreef: „Niets is waar, en alles is mogelijk”.

Vredesinitiatief

De Jonge is theoloog en ook opgeleid en actief als kunstenaar. Hij is de broer van oud-minister van Volksgezondheid, Volkshuisvesting en Binnenlandse Zaken, Hugo de Jonge. Politiek botst het tussen de twee. „Je kan er echt een heel boek over schrijven, maar ik zou het vervelend vinden als het artikel daarover ging”, zegt De Jonge. „We zijn gewoon broers van elkaar.”

De Jonge hamert op de noodzaak tot een dialoog tussen Oost en West over wapenbeheersing en het inzetten van alle politieke, culturele en economische middelen om de mogelijkheid van een allesverwoestende kernoorlog te voorkomen.

Hij vindt dat er binnen Nederland te weinig oog is voor de rol die ‘het Westen’ – het collectief aan landen onder leiding van de VS – volgens hem speelde in de aanloop naar en het voortzetten van de oorlog.

De Jonge: „Oekraïne is een heel ingewikkeld land. Het is een post-Sovjet-land dat ongeveer fifty-fifty Oekraïens en Russisch is.”

Dat klopt niet. De helft van de bevolking is niet Russisch, of bedoelt u iets anders?

„Het is lastig, qua taal bijvoorbeeld.”

In een census van 2001 – de laatste grote – verklaarde 67,5 procent van de Oekraïense bevolking het Oekraïens als moedertaal te beschouwen. Voor 29,6 procent was dit Russisch. Die taal-erfenis van de Sovjet-Unie en het Russische Rijk, wordt nu door Rusland gepolitiseerd. Na het uitbreken van de oorlog in 2014, en vooral sinds de invasie van 2022, zijn nog meer Oekraïners daarom overgestapt op het Oekraïens.

In Oekraïne hoorde NRC vaak zeggen dat de grootste vijand van de Russische taal in hun land uit het oosten komt. Oekraïners zeggen niet: Europa trekt aan ons. Ze zeggen: Rusland jaagt ons in de armen van Europa.

„Jullie hebben helemaal gelijk. Zij zijn de slachtoffers. We moeten alle medelijden hebben met de slachtoffers. We moeten deze mensen opvangen en zo goed mogelijk verzorgen. Is dat door hen ultiem te bewapenen? Hen de loopgraven in te sturen? Daar dood te gaan? En dan hetzelfde resultaat te krijgen als dat Rusland het land vernietigt. Dat is mijn punt.

„Wat ik belangrijk vind is dat we dit conflict, behalve in de Oekraïens-Russische relatie, ook zien in de westers-Russische relatie. De spanningen zijn al eeuwen oud. Maar die hadden niet tot deze gewelddadigheid hoeven leiden. We hadden ons op een manier kunnen opstellen dat Oekraïne bij elkaar was gebleven. Door niet te hameren op dat NAVO-lidmaatschap. Wat hebben we daarmee gewonnen? Helemaal niets.”

De Jonge noemt de NAVO-conferentie uit 2008 als katalysator. Daar werd Oekraïne uitgenodigd voor het bondgenootschap. „Al voor de conferentie in Boekarest was duidelijk dat dit absoluut een rode lijn is voor Rusland. En dat militair ingrijpen [door Moskou] tot de mogelijkheden zou behoren. […] We wisten waar we mee bezig waren.” Op een ander moment in het gesprek stelt hij: „We hebben alles gedaan om het land kapot te maken en uit elkaar te spelen.”

De Verenigde Staten waren voor toenadering van Oekraïne tot de NAVO, waar in West-Europa lauw op werd gereageerd. Van werkelijk lidmaatschap is het mede vanwege deze tegenstand tot op heden niet gekomen – wat Kyiv op dit moment karakteriseert als het gevolg van een „miscalculatie” van de Europeanen.

Uw kritiek richt zich voornamelijk op het Westen.

„Ik kan Rusland wel bekritiseren. Maar dat doet de hele media al, en ook alle politici. Ik zie het als mijn rol om kritiek te leveren op onze kant. Daarbij richt mijn kritiek zich primair op wat binnen mijn invloedssfeer ligt. Als ik in Rusland zou wonen zou het misschien anders zijn, als ik zou durven.”

Het Westen is toch geen marionettenspeler? Oekraïne kiest er zelf voor om zich te verdedigen.

,,Het is een proxy-conflict. Mijn vraag is, en die weet ik zelf altijd wel te beantwoorden: kan Oekraïne zelf besluiten dit conflict te beginnen of te beëindigen?”

Het was Rusland dat met militairen de grens over stapte.

„Nee, nee, nee natuurlijk zeg ik niet dat Oekraïne deze oorlog is begonnen. Maar ik zeg: zijn zij in staat om de oorlog te beëindigen? Dan denk ik dat de VS meer knoppen in handen heeft dan Zelensky zelf.”

Wat als het westers ingrijpen plaatsvindt op verzoek van Oekraïne?

„Dat maakt niet uit. Oekraïne wil wat het wil. Wij zijn verantwoordelijk voor onze eigen daden. En als onze daden bijdragen aan ellende en conflict, dan wil ik daar in ieder geval een maatschappelijk gesprek over. We moeten af van het idee dat er geen alternatief is voor een militaire oplossing.”

En wat is dan de oplossing?

„Wat te redden valt is allereerst de onafhankelijkheid van Oekraïne. Die staat op het spel. Heel veel regio’s die nog niet bezet zijn, kunnen [bij Oekraïne] blijven. En de toegang tot de Zwarte Zee kunnen we ook nog redden. Zonder die toegang kan Oekraïne heel moeilijk gered worden. Ik geloof dat de militaire optie dat juist in gevaar brengt.”

De Zwarte Zee is nou juist een voorbeeld waar Oekraïne dankzij militair optreden zijn export zelf weer op wist te starten.

„Ja maar dat is een tussenperspectief. Ik denk dat dat niet stabiel is tot er een akkoord ligt.

„Ik geloof niet in een permanente militaire oplossing. Er moet worden gesproken over de grondoorzaken van dit conflict. Nogmaals: er is een Oekraïens-Russisch conflict, maar dat had niet zo hoeven escaleren zonder drang van ons om daarbij geopolitieke winst te halen ten opzichte van Rusland.”

De grondoorzaken, dat is ook iets wat je veel vanuit het Kremlin hoort. Deze week nog, wees Rusland een algeheel staakt-het-vuren af, dat al door Oekraïne was toegezegd, omdat het geen recht deed aan ‘de grondoorzaken’.

„Wat Rusland bedoelt met grondoorzaken, dat hoeft niet per se te zijn wat wij als grondoorzaken zien. Maar we moeten erkennen dat elk conflict grondoorzaken heeft.”

Zijn argumentatie vertoont ook op andere punten overlap met Russische desinformatie. Zo noemt hij neonazi’s van „enorme invloed” op het beleid van Zelensky om de oorlog voort te zetten, en refereert De Jonge aan de nooit bewezen aanwezigheid van Amerikaanse biologische wapenlaboratoria in Oekraïne.

Vlak na de Russische invasie gingen Moskou en Kyiv in Istanbul om de tafel, van februari tot april 2022. In de Russische propaganda komt dit vaak terug als hét moment dat de oorlog beëindigd had kunnen worden, maar waarop Oekraïne voor oorlog koos, toen het wegliep van de onderhandelingstafel.

Dat is tevens de lezing van De Jonge: „Ook toen was een akkoord nadelig voor Oekraïne geweest. Het was capitulatie: de Russische voorwaarden werden Oekraïne de strot door geduwd. Maar Oekraïne is dan ook veel zwakker dan Rusland. En de voorwaarden van toen zijn nu droomvoorwaarden. Die krijg je nooit meer terug.”

Dat is precies wat de woordvoerder van Poetin zegt.

„Misschien heeft hij daar wel gelijk in.”

Maar de problemen met de deal waren volgens Oekraïne: het land zou zich niet bij allianties mogen aansluiten, en de deal was zonder veiligheidsgaranties. Die ‘droomvoorwaarden’ liggen nu nog steeds op tafel.

„Met andere woorden: we zijn op hetzelfde moment terug. Alleen zijn er een miljoen mensen doodgegaan.”

Naar Oekraïense schatting zijn er inmiddels 927.000 militairen van de Russische invasiemacht uitgeschakeld. Dat is vrijwel zeker een overschatting. In februari stelde Zelensky dat er 390.000 Russen zijn gesneuveld. Onafhankelijke Russische media hebben 100.000 namen bevestigd. Aan Oekraïense zijde bevestigt Zelensky het omkomen van zeker 46.000 militairen – met nog tienduizenden vermisten.

Boetsja

Begin april 2022 kwam Boetsja in het nieuws. In deze voorstad van Kyiv bleken Russische militairen inwoners te hebben gemarteld, verkracht en vermoord. Rusland ontkende betrokkenheid en stelde dat de lichamen pas na hun vertrek op straat verschenen. Die claim werd met satellietbeelden weerlegd. Nog daarna schreef De Jonge op sociale media dat „in tegendeel tot het Oekraïense en Westerse vingerwijzen er vooralsnog geen enkel bewijs is dat Rusland achter deze moordpartijen zit”. In een ander bericht schreef hij: „gezien het ‘nut’ van de Boetsja-slachting voor de Oekraïense propaganda moet Oekraïne gezien worden als één van de verdachten van deze burgerdoden”.

Denkt u nog steeds dat Oekraïne mogelijk achter Boetsja zit?

„Oekraïne heeft het heel erg gebruikt voor propaganda. Tot en met [President van de Europese Commissie] Ursula von der Leyen, die daar naar dode mensen stond te staren. Ik vond dat echt wanstaltig. Het kwam op het moment dat de onderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland in Istanbul misliepen. Het werd gebruikt als argument om weg te lopen. Kijk, ik ga niet Russische wandaden ontkennen. Dus als uit onderzoek blijkt dat daar mensen zijn gemarteld en gedood, dan is dat verschrikkelijk.”

Die onderzoeken zijn er, onder meer van The New York Times, mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch en de VN

„Ik ga geen van die rapporten ontkennen. Maar er zijn een aantal elementen die toentertijd vragen bij me opriepen. Zo bestaat er een video van de burgemeester van Boetsja die blij aankondigt dat de stad is bevrijd. Dat vind ik opvallend nadat er net genocide is gepleegd.”

Het Russische ministerie van Defensie haalde in april 2022 diezelfde video aan, maar die bewering houdt geen stand. De burgemeester van Boetsja, Anatoliy Fedoruk, had vóórdat hij op 31 maart zijn video postte over de bevrijding van de stad, al in de media gesproken over de Russische geweldsuitbarsting in de stad.

De Jonge : „Waarom moet het zo eenduidig zijn? Waarom zouden alle doden door Rusland zijn veroorzaakt? Waarom niet 80 procent van de doden door Rusland en 20 procent door Oekraïne? Of welk percentage dan ook?”

Omdat de onderzoeken naar Boetsja dat niet concluderen en ooggetuigen vertellen dat burgers zijn gedood door Russische – en niet Oekraïense – troepen. Vanwaar de twijfel?

„Ik wil helemaal niet bekendstaan als Boetsja-twijfelaar, ik heb me er verder ook niet mee bezig gehouden. Laten we gewoon aannemen dat Boetsja heeft plaatsgevonden zoals het wordt verteld. Het ging mij erom dat het misbruikt werd terwijl op het moment zelf helemaal niet duidelijk was wat er nou precies was gebeurd.”

Schaadt De Jonge zijn pleidooi voor vrede niet door dat te doorspekken met feitelijke onjuistheden? Desgevraagd reageert hij verbolgen: „Ga je nu straks schrijven dat ik allemaal dingen geloof die niet kloppen?”

Ik denk dat we wel moeten noemen dat sommige dingen die u beschrijft, niet met de feiten stroken.

„Je hebt feiten en interpretaties van feiten. Ik wil niet claimen de waarheid in pacht te hebben. Het Russische verhaal klopt niet en het westerse verhaal klopt niet. En sommige elementen misschien wel en sommige elementen misschien niet.

„Ik ben bereid alle feiten in te leveren. Dat kan me echt niets schelen. Als het niet waar is, basta. Als we het maatschappelijke gesprek hierover maar kunnen hebben. Ik wil wel bezinning op dat waar ik echt van overtuigd ben: dat oorlog en geweld als antwoord op geweld niet altijd de beste route is en dat er ook andere routes zijn, die diplomatieke route waar ik veel meer in geloof.”


Meer dan de helft van de basisschoolleerlingen in Wenen spreekt Duits niet als eerste taal, maar de taallessen zijn niet effectief

Wie in Wenen over straat loopt, hoort een mengelmoes aan talen. Niet zo gek, want met zijn ligging op minder dan een uur van Tsjechië, Hongarije en Slowakije vinden veel migranten al jaren hun toevlucht tot de Oostenrijkse hoofdstad. De stad kent grote gemeenschappen uit het voormalige Joegoslavië en Turkije, de afgelopen jaren kwamen daar migranten uit onder meer Syrië, Afghanistan en Oekraïne bij.

Het gevolg: 65 procent van de basisschoolleerlingen in Wenen spreekt Duits niet als eerste taal. Dat hoeft geen probleem te zijn, zegt Susanne Schwab, die aan de Universiteit van Wenen onderzoek doet naar Duitse taallessen in Oostenrijk. „Wenen is al jaren een multiculturele en meertalige stad. Het feit dat kinderen meer communiceren in een andere taal, betekent niet dat ze geen Duits spreken of de taal niet begrijpen.”

In veel gevallen is de Duitse taal wel een uitdaging: uit een eind vorig jaar gepubliceerd onderzoek in opdracht van de onderwijswethouder van Wenen blijkt dat bijna 45 procent van de eersteklassers (groep 3 in Nederland) op openbare basisscholen het Duits niet voldoende beheerst om de lessen te volgen – al zijn de verschillen tussen de wijken groot. Deze groep bestaat niet alleen uit kinderen die recent naar Oostenrijk zijn gekomen: 61 procent van de leerlingen die moeite hebben met de Duitse taal is in Oostenrijk geboren, bijna een kwart heeft de Oostenrijkse nationaliteit.

Om die taalachterstand aan te pakken en de kansengelijkheid te bevorderen – er was een grote kloof tussen de onderwijsresultaten van leerlingen met en zonder migratieachtergrond – introduceerde de Oostenrijkse regering in het schooljaar 2018/2019 intensieve Duitse taallessen. Leerlingen die na de kleuterschool op zesjarige leeftijd beginnen aan de basisschool moeten de zogeheten MIKA-D-toets maken. De afkorting staat voor Messinstrument zur Kompetenzanalyse – Deutsch. Halen ze die niet, dan krijgen ze een „buitengewone status” en moeten ze deelnemen aan het ondersteuningsprogramma. Dat houdt in: een speciale pull-out klas waar leerlingen vijftien uur per week Duitse taalles krijgen.

In deze aparte taalklas zitten recent gevluchte en in Oostenrijk geboren leerlingen door elkaar. Omdat ze door de vijftien uur taalles per week veel andere lessen in bijvoorbeeld rekenen missen, mogen ze pas doorstromen naar het volgende leerjaar als ze de toets halen. Leerlingen blijven maximaal twee jaar in de taalklas.

Ontregeld

Schwab en haar collega Sepideh Hassani doen al lange tijd onderzoek naar deze taallessen. Ze spraken onder meer met ouders, leerlingen, leerkrachten, schooldirecteuren en beleidsmedewerkers, vertellen de onderzoekers in hun projectruimte in een universiteitsgebouw in de Oostenrijkse hoofdstad.

Hun conclusie: het systeem werkt voor geen meter. De taalklas zit vaak veel voller dan de reguliere klas, waardoor leerlingen niet de aandacht en begeleiding krijgen die zij nodig hebben. Ook zijn de MIKA-D-toets en de pull-out-methode niet vooraf getest en bestaan er grote verschillen in taalbeheersing binnen de klas, terwijl leerlingen juist beter leren van klasgenoten die de taal machtig zijn. Doordat leerlingen niet mogen doorstromen, zijn de verschillen in leeftijd groot. „Het werkt niet goed om kinderen van negen naast zesjarigen in dezelfde klas te zetten”, zegt Hassani. Na een jaar haalt twee derde van de leerlingen de toets nog steeds niet.

Daarbij isoleert de speciale klas jongeren op een cruciaal moment in hun leven, zeggen de twee onderwijswetenschappers. Door kinderen uit de klas te halen raken ze ontregeld, ze kunnen zich moeilijk hechten aan docenten. Stabiele vriendschappen sluiten is ook ingewikkeld, omdat ze wisselen tussen klassen en andere leerlingen verdwijnen als ze het gewenste taalniveau hebben bereikt. „We spraken bijvoorbeeld met een achtjarige jongen die vertelde dat hij niet meer naar school wilde omdat hij zijn vrienden in zijn reguliere klas en in de taalklas was verloren”, zegt Schwab. „Dat is zorgwekkend: een achtjarige staat pas aan het begin van zijn schoolcarrière en zou niet gedemotiveerd moeten zijn, dat vergroot de kans op vroegtijdig schoolverlaten.”

Leerlingen in de taalklas van de Felbigergasse basisschool, in Wenen. Foto Joe Klamar/AFP

En er is een praktisch bezwaar: scholen hebben lang niet altijd ruimte voor zo’n extra taalklas, laat staan genoeg gekwalificeerde docenten. Net als Nederland kampt Oostenrijk met een lerarentekort, zegt Paul Kimberger, voorzitter van de Oostenrijkse docentenvakbond GÖP. Scholen komen daardoor onder druk te staan. „Er is een hoge mate van overbelasting op scholen”, aldus de vakbondsvoorzitter, met „pedagogische machteloosheid” tot gevolg.

Om te voorkomen dat er gaten in de roosters vallen, komt het regelmatig voor dat mensen zonder de juiste papieren voor de klas staan. Uit het onderzoek van Schwab en Hassani blijkt dat 34 procent van de docenten in de taalklassen daar niet voor is opgeleid.

Nationalistisch frame

Niet alles aan het programma is slecht, zegt Schwab. Sommige scholen zijn er volgens haar blij met de ruimte die ze krijgen voor taalonderwijs. En het is positief dat de regering er geld voor heeft vrijgemaakt, vult Hassani aan, al brengt de financieringswijze wel een perverse prikkel met zich mee. „Scholen krijgen budget voor ieder kind met een buitengewone status. Dat veroorzaakt een dilemma: veel scholen willen de leerlingen zo snel mogelijk uit de taalklas halen, maar ze hebben een financieel motief om ze daar te houden.”

Maar waar het mis gaat is de motivatie om het in te voeren. Schwab: „De ondersteuningslessen zijn geïntroduceerd toen de radicaal-rechtse FPÖ in de regering zat, samen met de conservatieve ÖVP. Zij wilden niet de les verbeteren, maar het Duits vooropstellen, als onderdeel van een nationalistisch frame. Leerlingen met een migratieachtergrond worden door dit programma als buitenstaanders neergezet en de onderwijsongelijkheid wordt bewust vergroot.”

Toenmalig onderwijsminister Heinz Faßmann erkende in 2018 dat het programma niet vanuit onderwijsidealen was opgezet: „Het is een politieke beslissing, zoals zoveel dingen die ik moet beslissen. Niet elk politiek besluit heeft een wetenschappelijke basis”, zei hij tegen de Oostenrijkse krant Der Standard.

Toch was dat voor de daaropvolgende regeringen – tussen 2020 en 2024 was een coalitie van de ÖVP en de Groenen aan de macht – geen reden om iets aan het systeem van verplichte taalondersteuning te veranderen. Sinds eind februari heeft Oostenrijk een nieuwe regering, en een nieuwe minister van Onderwijs: Christoph Wiederkehr van de liberale partij NEOS, de voormalige onderwijswethouder van Wenen. Wiederkehr beloofde al snel na zijn aantreden dat elke leerling in Oostenrijk het minimale taalniveau zal behalen – al liet hij in het midden hoe hij dat precies wil bereiken.

Wel nam hij meteen een andere grote stap: in zijn eerste week als minister besloot hij scholen meer zeggenschap te geven over de taalklas. Voortaan mogen scholen zelf kiezen of ze de vijftien uur taalonderwijs in een aparte klassensamenstelling organiseren of niet, terwijl de inspectie voorheen controleerde of de leerlingen wel uit elkaar werden gehaald. „Dit is echt een grote stap, ik geloofde het eerst niet toen ik het regeerprogramma las”, zegt Schwab. „Ik ben verbaasd dat hij de ÖVP hierin mee heeft gekregen.” Wiederkehr beloofde ook het huidige model voor taalondersteuning volledig te evalueren.

Kansenindex

Een andere grote verandering in het regeerakkoord is de zogeheten ‘kansenindex’. Dit is een ander financieringsmodel, dat scholen geen budget geeft per leerling met een buitengewone status, maar op basis van meerdere factoren, zoals de socio-economische positie van de leerlingen en de wijk waarin de school staat. Een goed idee, vindt vakbondsvoorzitter Kimberger, omdat scholen die met extra uitdagingen kampen dan meer geld krijgen.

Of die nieuwe financieringswijze er echt komt, moeten Schwab en Hassani nog zien. In Wiederkehrs tijd als onderwijswethouder is er niets veranderd op de Weense scholen, zegt Schwab. „Maar we moeten wel eerlijk zijn”, nuanceert Hassani. „Hij kon toen natuurlijk geen wetten veranderen, dus misschien wordt het nu wel echt anders.”

De onderzoekers zouden vooral meer aandacht willen zien voor Duits taalonderwijs op de kleuterschool. „Als je een taalachterstand eerder signaleert, kun je kinderen eerder ondersteunen en het probleem sneller oplossen”, zegt Schwab. Op de basisschool zou het taalonderwijs zo ingericht moeten worden dat het inclusief en stimulerend is, en bijdraagt aan kansengelijkheid, zegt Hassani. „En natuurlijk moet een taalprogramma eerst getoetst worden en gebaseerd zijn op evidence-based maatregelen.” Hassani denkt even na. „Oh ja. Het beleid moet natuurlijk ook vrij zijn van politieke kleur.”

Lees ook

Ruth Beckermann over haar docu ‘Favoriten’: ‘Docent Ilkay Idiskut verschuilt zich niet achter een lesboek’

Beeld uit de documentaire ‘Favoriten’.


Vet, lomp en ziek: kweekteelt bedreigt het voortbestaan van de Noorse wilde zalm

In rode letters, „visverbod”. Een gelamineerde kaart met de bebouwde kom van Trondheim ligt op de tafel naast Kay-Arne Olsen. Andere kaarten laten de verschillende soorten vissen zien die in de omgeving te vinden zijn, op welke gevist mag worden en op welke niet. Olsen is al achttien jaar de ‘boswachter’ van de rivier Nidelva, en druk bezig met de voorbereidingen voor het volgende visseizoen. Op zalm zal nauwelijks gevist worden dit jaar.

De rivieren rond Trondheim, een stadje in het midden van Noorwegen, waren ooit populair voor zalmvissers. Je kon er tot wel twintig kilo zware zalmen opvissen. In de jaren tachtig zwommen er nog meer dan een miljoen wilde zalmen in Noorse wateren. Nu zijn dat er nog minder dan de helft. In 2021 werd het dier op de Noorse rode lijst van bedreigde diersoorten geplaatst.

Het kantoor van Trondheim Omland Fiskeadministrasjon (TOFA) ligt naast een elektriciteitscentrale uit begin vorige eeuw. De dam die daarvoor werd aangelegd had al de habitat van de zalmen in de Nidelva drastisch veranderd, zegt Oslen. Nu zet de commerciële zalmkwekerij het voortbestaan van de wilde zalm op het spel, door grootschalige ontsnappingen van kweekzalm die de wilde zalm ziek maakt.

Olsen, met opgestroopte mouwen waaronder een tatoeage van een Keltisch kruis verschijnt, wijst naar een grote trofee die aan de muur hangt. „Dit is hoe je eigenlijk wil dat ze eruit zien als je ze vangt om op te eten.” Een zilveren vis, zo groot als een labrador, bek open en kin die naar boven krult. „Die zie je nu nauwelijks meer. Maar wat doe je eraan? Ik heb alleen zeggenschap over de rivier. Het probleem ligt erbuiten.”

Elke storm weer

Duizend kilometer ten noorden van Trondheim ontsnapten dit jaar bij een februaristorm 27.000 zalmen uit een kooi van Mowi, de grootste zalmkwekerij ter wereld. Samen met de Noorse kustwacht moest de visgigant op zoek naar ontsnapte exemplaren. Ook loofde het bedrijf 500 kronen (zo’n 43 euro) uit per vis die zou worden teruggebracht naar de lokale visafslag.

Olsen kijkt niet op van dat nieuws. Hij draait aan zijn snor wanneer hij nadenkt en leunt met de armen over elkaar naar achteren. „Het gebeurt elke storm weer. Het is een enorm probleem, en de kwekers en de politiek willen maar geen maatregelen nemen, want er zit te veel geld in.”

De „plompe kop” van een kweekzalm.

Foto Kay-Arne Olsen

Zo was Mowi afgelopen jaar ook verantwoordelijk voor de uitbraak van 65.000 kweekzalmen – meer dan er dat jaar in rivieren aan zalm werd opgevist. De hoeveelheid jaarlijks ontsnapte zalmen in Noorwegen neemt weer af sinds 2019, een jaar met uitzonderlijk veel incidenten, maar het heeft volgens onderzoekers nog steeds een schadelijk effect op de wilde populatie.

Zalmbarons en mega-kwekerijen

De zalmkwekerij is de grootste ‘veesector’ in Noorwegen. Vierhonderd tot vijfhonderd miljoen gekweekte vissen zwommen in 2021 in open kooien langs de kust, zo staat in een risicorapport uit dat jaar. Met 1,3 miljoen ton is kweekzalm het voornaamste voedsel dat het land exporteert. In 2024 verdienden Noorse bedrijven daarmee 123 miljard kronen (11 miljard euro), een recordbedrag.

Sinds de jaren zeventig namen de zalmkwekerijen langs de hele Noorse kust een vlucht, op grote en op kleine schaal. Volgens Olsen ontpopten buurtgenoten in Trondheim zich tot ware visbarons. „De kooien werden groter en groter.”

Als één zo’n grote kooi knapt in een storm, is dat een natuurramp

Kay-Arne Olsen
rivieropziener

Vooral megakwekerijen als Mowi, Lerøy, en SalMar vormen een probleem voor de zalm, zegt Olsen. In Noorwegen alleen produceerde Mowi afgelopen jaar 83,5 duizend ton kweekvis, een recordvolume voor Mowi. Dat is zo’n zevenhonderd blauwe vinvissen zwaar.

Eén ontsnapping kan plotsklaps de lokale populatie wilde zalm bedreigen. „Het aantal wilde zalmen dat jaarlijks terugkeert naar de Noorse kusten ligt momenteel onder de 400.000”, zegt Olsen. „In de kleinere kooien met kweekzalm zitten zo’n 120.000 vissen. In de grootste zo’n 1,2 miljoen. Als één zo’n grote kooi knapt in een storm, is dat een natuurramp.”

De staart van een kweekzalm met beschadigde vinnen en schubben.

Foto Kay-Arne Olsen

Een muur van zeeluis

De ontsnapte zalmen brengen ziektes en parasieten over op hun wilde soortgenoten. Met name de zeeluis, een zalm-etende kreeftachtige van een halve centimeter, heeft zich ontwikkeld tot een plaag. Het beestje heeft wat weg van een teek met een kikkervisstaart in plaats van poten. Zeeluizen reproduceren in kwekerijen „als konijnen”, volgens Olsen. De beestjes gedijen goed in de kooien, waar zalmen op een kluitje zitten.

Ook in de fjorden is zeeluis een plaag geworden. „Elk jaar vinden we meer dan genoeg zalmeitjes in onze rivier. Het probleem is dat de jonge zalmen niet meer terugkomen.” De jonge visjes begeven zich in de lente naar de grote open zee, maar onderweg stuiten ze op een „muur van zeeluis”, zegt Olsen. De monding van het Trondheim-fjord is nauw en jonge zalmen zijn kwetsbaar. „Als ze ook maar vier luizen op zich krijgen, zijn ze dood.”

De kweekzalmen zelf nemen langzamerhand ook de rivier over. Ze brengen naast zeeluis ook andere besmettelijke ziektes mee. Olsen kan het zien als hij de vissen vangt. „De nieren zijn opgezwollen, soms de lever ook. Sommige vissen raken misvormd.”

Hij laat het verschil tussen een kweekzalm en een Noorse wilde zalm zien op een gelamineerde kaart. „In het water kan ik het al zien, ze hebben andere kleurcombinaties.”

De wilde zalm is zilver, gestroomlijnd, met duidelijke, scherpe stippeltjes aan de bovenkant. De kweekzalm is lomper. Een „plompe kop”, zo staat er op de kaart, vergroeide vinnen, modderige vlekken en mogelijk beschadigde kieuwen. „Het hoofd is vaak misvormd,” zegt Olsen, „net als de kaken. Velen hebben verwondingen van de netten waar ze in zaten.”

Te snel vet om te vluchten

De kweekzalmen brengen op de langere termijn nóg een risico met zich mee: twee derde van de Atlantische zalmen in Noorwegen heeft, volgens een Noorse wetenschappelijke adviesorgaan, inmiddels genetisch erfgoed van kweekzalm.

Zalmen zijn aangepast op hun eigen microhabitat van rivieren, legt Olsen uit. Een kweekzalm wordt later vruchtbaar dan wilde zalm, weegt gemiddeld 5,5 kilogram en groeit als een plofkip. „In de jaren negentig vonden we nog zalmen van maximaal één kilo in ondiepe rivieren. Kweekzalmen worden daar makkelijk opgepikt door adelaars, vossen, of mensen. Ze hebben simpelweg te weinig water om in te schuilen.”

Het was afgelopen zomer het slechtste visseizoen ooit, aldus een woordvoerder van het koepelorgaan waar TOFA deel van uitmaakt in de Noorse krant Nationen. De Norwegian Environment Agency legde de meest beperkende regels op voor zalmvissers tot nu toe. Aan komende zomer denkt Olsen liever niet. „Ik word er ziek van, als ik dat doe.”

Andreas Bjelland, de Noorse minister van milieu, noemde de situatie afgelopen winter een „existentiële bedreiging” voor wilde zalmen – al ligt een totaalverbod voor kwekerijen in de zee voorlopig niet op tafel, zei hij later tegen de Britse krant The Guardian. Recent kondigde Noorwegen juist versoepelde belastingregelingen aan voor de industrie.

Sommige viskwekerijen doen het inmiddels anders. Sinds een aantal jaar wordt ook zalm op het droge gekweekt, in bassins vlakbij de zee. Maar, zegt Olsen, die bassins hebben veel ruimte nodig. „Als je alle bassins naar land zou halen, zouden we met z’n allen naar Zweden moeten verhuizen.”

Volgens hem is het al een stap in de juiste richting als Noorwegen het gebruik van afgesloten kooien verplicht, in plaats van de goedkope netten die doorgaans worden gebruikt. „De politici in Noorwegen moeten zeggen: oké, we hebben jullie milieu 35 jaar lang verpest. Nu is het tijd om iets te doen.”


Litouwen vreest vertrek van Amerikaanse militairen: ‘Zonder bondgenoten zijn we hier niet veilig’

Doordeweeks horen ze keiharde explosies, zien ze de ramen trillen en staan ze in de file vanwege militaire voertuigen. In het weekend sluiten ze achteraan in de rij voor de enige twee pizzeria’s in het dorp. Voor de inwoners van het Litouwse dorpje Pabrade, vlakbij de grens met Wit-Rusland, is de aanwezigheid van zo’n zeshonderd Amerikaanse militairen dagelijks merkbaar. Het dorp was afgelopen maand volop in het nieuws, nadat vier Amerikaanse soldaten vermist waren geraakt op het naastgelegen oefenterrein en hun lichamen na een week gevonden werden in een moeras.

Bij MO Pizza Kebab hangt de muur vol legerinsignes, afkomstig uit Nederland, Polen, Noorwegen. Het zijn souvenirs van NAVO-soldaten die geregeld oefeningen houden op het grote defensieterrein buiten het dorp. Maar de muur hangt vooral vol met insignes van de ‘U.S. Army’ – zij hebben sinds 2021 een kamp gevestigd in Pabrade.

De pizzeria is nog geen jaar open en nu al een doorslaand succes bij de Amerikanen, zegt Karolina Jusciute (21). In het weekend komen er zo’n honderd soldaten per avond eten. „Voornamelijk spareribs, want die maken we hier zelf.”

Karolina Jusciute, eigenaar van de pizzeria in Pabrade: „Zonder de aanwezigheid van de Amerikanen zullen we waarschijnlijk moeten sluiten.”

Foto Denis Vejas

Insignes uit diverse landen, achtergelaten door militaire bezoekers van MO Pizza Kebab.

Foto Denis Vejas

Maar als de Amerikanen vertrekken, dan is het over en uit met de pizzeria. „We zijn vanuit Vilnius hier gekomen vanwege de Amerikanen”, zegt Jusciute van het familiebedrijf. „Zonder de aanwezigheid van de Amerikanen zullen we waarschijnlijk moeten sluiten.”

In Pabrade wachten de inwoners met spanning af welke richting de Amerikaanse regering onder president Donald Trump op gaat met de Amerikaanse NAVO-troepen in Europa. Verschillende functionarissen van de Trump-regering hebben gedreigd met terugtrekking van een deel van de Amerikaanse militairen in Europa. Het aantal Amerikaanse soldaten in Europa schommelt sinds 2022 tussen de 75.000 en 105.000. Ongeveer tweederde is permanent gestationeerd in Europa, de rest bestaat uit roulerende militairen. Europese analisten gaan er vanuit dat Trump plannen heeft om twintigduizend soldaten terug te trekken.

Suwalki-corridor

Litouwen is sinds 2004 lid van de NAVO. Er zijn slechts zo’n duizend Amerikaanse militairen gestationeerd, maar deze zijn wel van wezenlijk belang voor het land tussen de Russische exclave Kaliningrad in het westen en Wit-Rusland in het oosten. Het stukje land tussen deze twee buurlanden, de Suwalki-corridor, geldt als de achilleshiel van de NAVO – Rusland zou deze corridor van 65 kilometer bij een grondaanval binnen no time kunnen innemen.

Met nog geen drie miljoen inwoners en zo’n 23.000 militairen zijn de Litouwers met weinigen om het land te verdedigen. Ook heeft het land geen gevechtsvliegtuigen en het heeft pas recentelijk tanks besteld. Daarom steunt Litouwen al jaren op de aanwezigheid van buitenlandse militairen. Wat zou een vertrek van de Amerikanen betekenen voor Litouwen en hoe denken de inwoners van Pabrade over hun aanwezigheid?

Litouwen werd „misschien wat naïef” na toetreding tot de NAVO in 2004, zegt Vaidotas Urbelis, de hoogste defensie-ambtenaar van het land. „We hadden het gevoel dat ons veiligheidsprobleem was opgelost met toetreding tot de NAVO.” Het defensiebudget zakte na 2004 naar 0,7 procent van het bbp – ver onder de NAVO-norm van 2 procent.

Nadat Rusland de Krim bezette in 2014 begon het land weer te investeren in defensie en na de Russische invasie in Oekraïne voerde Litouwen de dienstplicht in. Ook kwamen er vijfduizend extra NAVO-militairen, die onder leiding van Duitsland vast gelegerd zijn in Litouwen. Dit jaar besteedt Litouwen zo’n 4 procent van het bbp aan defensie, dat stijgt de komende jaren naar 6 procent.

Zicht op Pabrade.

Foto Denis Vejas

Militair oefenterrein bij Pabrade.

Foto Denis Vejas

Urbelis neemt de berichten dat de Amerikanen militairen willen terugtrekken met een korreltje zout. „Er wordt in de kranten over geschreven, maar wij hebben daar geen enkele aanwijzing voor gekregen”, zegt Urbelis, zittend voor een NAVO-vlag in een zaaltje van het ministerie van Defensie in Vilnius.

Bovendien is Litouwen „altijd voorbereid op het slechtste scenario”, aldus Urbelis. „Dat zit in ons dna. Al hangt een Russische aanval niet af van Rusland, maar van ons. Als wij niet afschrikwekkend genoeg zijn, dan zal Rusland ons aanvallen.” Hoe Urbelis dat zo zeker weet? „Poetin is geen geheim voor ons, we kennen de man en zijn mentaliteit. We spraken met hem toen het nog kon. Poetin is een opportunist die alleen de zwakkeren aanvalt, diegenen die hij kan overwinnen.”

Hoewel de Amerikaanse aanwezigheid in Litouwen beperkt is tot zeshonderd infanteriesoldaten in Pabrade en nog een paar honderd op de luchtmachtbasis in Siauliai, zijn de Amerikanen wel belangrijk voor de Litouwse verdediging. „De aanwezigheid van Amerikaanse troepen is een signaal naar Rusland dat als ze ons aanvallen, ze ook de Amerikanen aanvallen”, zegt Urbelis.

Sussende woorden

Niet iedereen in Litouwen is het eens met de sussende woorden van Urbelis. „Zonder bondgenoten zijn we niet veilig in Litouwen”, zegt Linas Kojala, directeur van het Geopolitics and Security Studies Center in Vilnius. „Voor sommige landen is de aanwezigheid van Amerika iets extra’s, voor onze verdediging is het essentieel.”

Kojala merkt dat sinds Trump belde met de Russische president Vladimir Poetin de angst in Litouwen is toegenomen. „Ik kreeg evenveel berichten als tijdens de invasie van Rusland in Oekraïne – mensen vragen mij of er oorlog in Litouwen komt.”

Toch houdt ook hij hoop dat de Verenigde Staten hun troepen niet uit Litouwen terugtrekken. „Wij zijn qua defensiebudget een goede bondgenoot, hebben een pro-Amerikaanse bevolking, kopen veel lng en tijdens de eerste termijn van Trump stationeerde hij méér Amerikaanse troepen in Litouwen.”

De nederzetting Pabrade groeide na de komst van een spoorlijn tussen Warschau en Sint-Petersburg uit tot een dorp met zo’n vijfduizend inwoners nu. Het werd bezet door de Duitsers, was tussen de twee wereldoorlogen Pools en behoorde daarna tot de Sovjet-Unie – kampen rondom het dorp werden gebruikt door de nazi’s voor massamoorden op Joden en daarna voor dwangarbeid onder de communisten. Op het defensieterrein in de bossen rondom het dorp werd eerst geoefend door Duitsers, Polen en Sovjets en nu door de NAVO.

De geschiedenis van de afgelopen eeuw komt samen in het dorp en dat is ook te horen op straat. De bewoners spreken Russisch, Pools én Litouws, soms zelfs door elkaar. De helft heeft Poolse voorouders, een kwart Russische of Wit-Russische of Litouwse. „Ik spreek in Pabrade in het Litouws, Pools én Russisch”, zegt bibliothecaresse Jurgita Sondor (35) in het Pools. „Maar sinds de oorlog in Oekraïne mijd ik Russisch”, zucht ze.

Ook zijn er geen Russische weekbladen meer te huur in de bibliotheek en het stapeltje Russischtalige romans neemt af. „Terwijl de vraag naar Russische weekbladen groot is”, zegt Sondor. „Nieuwe Russische boeken mag ik niet meer bestellen. Ook de klassiekers niet.”

De Pools-Russische bibliothecaresse Jurgita Sondor spreekt geen Russisch meer met de inwoners van Pabrade.

Foto Denis Vejas

De Litouwse zussen Lolita Vilimiene (l) en Ruta Baliukoniene runnen het culturele centrum in Pabrade.

Foto Denis Vejas

Russische liederen

Tot de oorlog in Oekraïne was er nooit spanning tussen de verschillende etniciteiten in Pabrade, zeggen de Litouwse zussen Ruta Baliukoniene en Lolita Vilimiene die het culturele centrum runnen – een verdieping onder de bibliotheek. „Maar sinds de oorlog is er spanning in het dorp”, zegt Baliukoniene. „Op Facebook zagen we dorpsgenoten pro-Russische berichten delen.”

Het baart ze zorgen. „We zijn gestopt met het zingen van Russische liederen tijdens koorbijeenkomsten”, zegt Vilimiene. „Sommigen gebruikten die liederen om hun Russische trots te laten zien.”

Over de NAVO-aanwezigheid denken de twee anders dan Sondor. De Pools-Russische bibliothecaresse – getrouwd met een etnische-Rus – ziet vooral nadelen van de NAVO-troepen. „Files, lawaai, trillende ruiten en we krijgen daar geen compensatie voor. Bovendien zijn de soldaten soms dronken en gedragen ze zich uit de hoogte.”

De zussen beneden zijn juist blij met de NAVO-militairen. Ze organiseren filmavonden voor de soldaten en voelen zich veilig vanwege hun aanwezigheid. Baliukoniene: „Wij leefden nog onder het Sovjet-bewind, toen er in de winkels niks te koop was en we als schoolmeisjes regelmatig schietlessen kregen met kalasjnikovs.” Dat die lessen nu van pas komen bij een Russische inval doet hen gniffelen. „We waren zo blij met het NAVO-lidmaatschap van Litouwen in 2004.”

Maar de aanwezigheid van die NAVO-militairen maakt Sondor bang. ’s Ochtends las ze het nieuws dat er wordt gesproken over terugtrekking van Amerikaanse troepen. Veilig voelde ze zich toch al niet in Pabrade. „Als er iets gebeurt, dan is dit een van de eerste plekken die zal worden aangevallen.”

Lees ook

‘We leven niet in een naoorlogs tijdperk, maar in een vooroorlogse periode’

Het drielanden-monument is sinds 2022 afgezet met schrik- en prikkeldraad.