De groene ambities van Brussel slaan aan. Er is een „indrukwekkende sprint” getrokken om de achterstand in te lopen als het gaat om de klimaatdoelen van 2030, zo stelde de Europese Commissie deze week na het beoordelen van de nationale klimaatplannen. Het doel voor 2030, 55 procent minder CO2-uitstoot dan in 1990, komt met een prognose van 54 procent voor het eerst „in zicht”.
Eurocommissaris Wopke Hoekstra, verantwoordelijk voor klimaat, ‘net zero’ en schone groei, woensdag in Brussel: „De wereld bevindt zich in een geopolitieke winter. Maar ondanks alles wat er gaande is, hebben we het gevoel dat we goed nieuws hebben.” Vooral de energietransitie staat goed op de kaart: de EU koerst af op een aandeel van 42,5 procent hernieuwbare energie in 2030. Ter vergelijking: in 2023 was het aandeel groene energie slechts 24 procent van de Europese energieconsumptie.
Maar, voegt Hoekstra toe: „De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de papieren ambitie nog moet worden geëvenaard door ambitie in de echte wereld.” Veel plannen missen specifieke doelstellingen voor een transitie naar schone technologie.
De oproep tot méér ambitie van de Commissie aan de lidstaten eind 2023 is dan wel gehoord, maar hoe realistisch zijn de plannen?
„De klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030 zijn duidelijk haalbaar, maar zonder doeltreffend nationaal beleid en geloofwaardige financiering – die beide grotendeels ontbreken in de bijgewerkte plannen – zal de uitvoering tekortschieten”, zegt Giulia Nardi, klimaatbeleidsdeskundige bij CAN Europe (Climate Action Network). Nardi wijst op de procesmatige ondermijning van de groene plannen: „Door de dialoog met klimaatorganisaties en burgers op een zijspoor te zetten en geen duidelijke verantwoordingsmechanismen op te zetten, verzwakken regeringen het fundament van hun klimaatverplichtingen.”
Het ene na het andere initiatief
Het laatste decennium is er veel gedaan aan Europees klimaatbeleid. De EU nam in 2021 de Europese Klimaatwet aan, waarin de doelen voor 2030 zijn opgenomen (onder het ‘Fit for 55’-pakket) als aanloop naar beoogde klimaatneutraliteit in 2050. Met name de Commissie-Von der Leyen I had groen denken hoog in het vaandel staan, met de ‘Green Deal’ (inmiddels vervangen door de Clean Industrial Deal).
Het ene na het andere initiatief kwam van de Brusselse tekentafel. Zoals de LULUCF-regeling voor landgebruik en bebossing. De Effort Sharing Regulation, waarin voor elke lidstaat de norm voor de vermindering van broeikasgassen werd vastgesteld. De richtlijnen hernieuwbare energie, efficiënter energiegebruik en de CO2-uitstootnormen voor auto’s en bestelwagens.
„Bijna een holistisch klimaatbeleidskader”, stelt Antoine Oger, directeur van de denktank Institute for European Environmental Policy (IEEP) in Brussel. „De groene ambities van de EU weerstonden de coronajaren en de oorlogsjaren in Oekraïne. Dat is geen kleine prestatie”, benadrukt hij.
De hoeveelheid CO2-uitstoot per euro is de afgelopen twintig jaar gehalveerd in de Europese economie, berekende Oger. Dat is veelal te danken aan betere isolatie, efficiënter energiegebruik en groener transport. Maar, vervolgt hij: „Het laaghangende fruit is inmiddels geplukt. De hoeveelheid vooruitgang en de snelheid van de vooruitgang zal de komende jaren afnemen. Het zal steeds moeilijker worden om te vergroenen.”
Oger wijst op sectoren waar veel meer moet worden gedaan om vooruitgang te boeken „dan alleen het uitschakelen van kolencentrales” – zoals bij de zogenoemde koolstofverwijdering in landgebruik en bosbouw. Hiervoor geldt een ‘no debit’-norm, waarbij de CO2-emissies van landgebruik en bosbouw worden weggestreept tegen een vergelijkbare opname van CO2 uit de lucht door bestaande en aangeplante bomen en planten. Slechts negen EU-landen denken op dit gebied hun doelen te behalen. Europabreed is er een fors tekort: er is sprake van een ‘ambitiekloof’ van 100 tot 140 procent, kijkend naar de doelstelling voor 2030, zo oordeelde de Commissie.
„Problematisch, we bewegen de verkeerde kant op”, zegt Oger. Simpelweg meer bomen aanplanten is daarop niet het antwoord. „Als je een miljoen hectare aan oerbos verliest, los je dat niet op met een miljoen hectare nieuw aangeplante bomen. Het duurt jaren voordat dat effect oplevert. Het gaat daarnaast om het hele ecosysteem van bossen met een gevarieerde biodiversiteit, gezond genoeg om koolstof te absorberen.” Dáár zit de complexiteit. Het verlies aan Europees bos is „beperkt”. De ontbossing is vooral kwalitatief van aard: „Europese bossen verliezen hun vermogen om koolstof te absorberen. Dit heeft te maken met natuurlijke verstoringen en hogere oogstpercentages.”
‘Niet zelfgenoegzaam worden’
De beoordeling van de tienjarige National Energy and Climate Plans van de lidstaten (2021-2030) – en het „globaal op koers liggen” – is een belangrijke opmaat naar de wettelijke energie- en klimaatdoelstellingen voor 2040. Vorig jaar gaf de Commissie aan te streven naar een netto uitstootvermindering van 90 procent (ten opzichte van 1990). Dat streven is nog altijd niet hard gemaakt, de politieke onderhandelingen hierover liggen gevoelig.
De Commissie waarschuwde de EU – in één adem met de positieve resultaten – „niet zelfgenoegzaam” te worden. „De kosten van nietsdoen stijgen”, zei Teresa Ribera, uitvoerend vicevoorzitter en Eurocommissaris voor een schone, rechtvaardige en concurrerende transitie. „Elke klimaatramp waar we niet op voorbereid zijn komt harder aan. Hogere economische kosten, meer sociale schade.”
En de politieke wind in Brussel is gedraaid. Naast de „ambitieverschillen” tussen sectoren en lidstaten, is er sprake van een algeheel rechtser, vijandelijker ‘klimaat’ voor klimaatbeleid – met name in het Europees Parlement en de Europese Raad. Oger: „Juist nu extra inspanningen nodig zijn om de sectoren aan te pakken die het meest problematisch zijn, is er de minste politieke wil om dit te doen.”
Vloekend zet Czeslaw Zarzycki (78) zijn grasmaaier stil. Het gras in de tuin is te lang. Een laagje zweet blikkert op zijn voorhoofd door de felle ochtendzon in het Poolse dorp Siekierczyn, vlak bij de grens met Duitsland en Tsjechië. Een gesprekje over politiek komt hem goed uit tijdens zijn gevecht met het gras.
„Ik stem niet op dieven en valse mensen”, zegt de gespierde spoorwegbouwer. „En ik stem al helemaal niet op die Nawrocki.” Dat is de presidentskandidaat van de nationaal-conservatieve PiS-partij, zondag kan in de tweede verkiezingsronde op hem worden gestemd. „Hij heeft een bejaarde uit zijn appartement gezet, de klootzak.”
Nawrocki kwam twee weken geleden in opspraak omdat hij in ruil voor mantelzorg goedkoop een appartement had gekocht – uit berichtgeving in de media bleek hij nooit hulp te hebben verleend aan de man die nu in een instelling woont. „Ik stem op Trzaskowski, ik ben fan van hem”, zegt Zarzycki over de liberale kandidaat van de partij van Donald Tusk (KO). „Ik vind hem een redelijk persoon, die fatsoenlijk spreekt en geen dief is zoals zijn tegenstander, die.. die…” – scheldwoorden volgen.
Even verderop in het dorp staat Zenon Szostak (75) midden op de weg stil terwijl een klein regenbuitje overdrijft. Hoewel zijn huis nog geen honderd meter fietsen is, moet hij even rusten. „De knieën”, zegt Szostak, hij werkte jaren in de landbouw. „Hoewel ik eigenlijk links ben, stem ik op Nawrocki. Trzaskowski – dat is een leugenaar, een valse man. Hij belooft gouden bergen en dat is gewoon onzin.” En het verhaal over het appartement van Nawrocki? „Ach, leugens, bij elke verkiezingen komen ze met lasterlijke verhalen over kandidaten.”
Czeslaw Zarzycki.Zenon Szostak.Foto’s Anna Liminowicz
Siekierczyn is hét voorbeeld van de jarenlange polarisatie in Polen. Tijdens de eerste ronde van de presidentsverkiezingen, twee weken geleden, stemden 699 mensen op de voorheen onbekende historicus en amateurbokser, Karol Nawrocki (42), gesteund door PiS, en 700 mensen op de pro-Europese burgemeester van Warschau Rafal Trzaskowski (53), de kandidaat van de centrum-liberale partij KO. Volgens de peilingen wordt de tweede ronde landelijk ongekend spannend en kan, net als in Siekierczyn, elke stem het verschil maken.
De presidentsverkiezingen zijn van groot belang voor de politieke toekomst van Polen. In 2023 kwam de prodemocratische coalitie onder leiding van premier Donald Tusk aan de macht met de belofte om Polen te hervormen, nadat onder PiS, die vanaf 2015 tot 2023 aan de macht was, publieke media, rechtspraak en staatsinstellingen werden gepolitiseerd. Maar tot nu toe lukte het nauwelijks om Polen te hervormen, vanwege het vetorecht van president Andrzej Duda, een PiS-loyalist.
Wordt Trzaskowski de volgende president, dan kan Tusk eindelijk zijn beloftes waarmaken. Wint Nawrocki, dan zal deze PiS-loyalist, net als de huidige president, waarschijnlijk alle wetgeving van de coalitie blokkeren. Dat zal leiden tot een politieke crisis en waarschijnlijk nieuwe verkiezingen – waarvan vooral de radicaal-rechtse partij Konfederacja de vruchten kan plukken.
Campagnebeelden van Nawrocki en Trzaskowski duiken op in voortuinen, op hekjes en informatieborden.Foto’s Anna Liminowicz
Gezinsdag
In het lintdorp Siekierczyn speelt het politieke debat zich voornamelijk af in de hoofden van de mensen. Afbeeldingen van Nawrocki en Trzaskowski hangen aan hekjes van voortuinen. Op informatieborden zijn verkiezingsaffiches geplakt. Langs de weg staan billboards met de afbeelding van foetussen en het gezicht van Trzaskowski met de tekst ‘Trzaskowski = abortusslachting in Polen’ – onderdeel van een jarenlange campagne van ultra-katholieke organisaties die tegen abortus zijn. Maar openlijk praten over de politiek, dat doen de inwoners liever niet. En al helemaal niet als er dorpsgenoten in de buurt zijn.
In de speeltuin van de kleuterschool zijn zo’n honderd ouders en opa’s en oma aanwezig bij de viering van de Gezinsdag – na Vader-, Moeder-, Oma- en Opadag de vijfde jaarlijkse viering waarbij kinderen dansjes doen voor familieleden. Het gesprek met de bewoners is gemoedelijk – tot het over politiek gaat. Dan kijken ze weg.
Van oudsher werken de meeste mensen in Siekierczyn op het platteland of in de steenkoolmijn zo’n veertig kilometer verderop. Maar sinds de toetreding van Polen tot de Europese Unie in 2004, vertrokken steeds meer mensen naar Duitsland en andere buurlanden voor werk. Zo’n 20 procent van de bewoners in de regio werkt in Duitsland. De Europese Unie heeft het dorp zichtbaar veranderd: de nieuwe asfaltweg, de straatverlichting en het dak van de kerk konden allemaal worden gebouwd dankzij geld uit Brussel.
De nieuwe asfaltweg in Siekierczyn.Foto Anna Liminowicz
Praten over politiek, daar komt gedoe van, zegt automonteur Ryszard (67), die niet met zijn achternaam in de krant wil. „Dan gaan anderen met de vinger naar je wijzen.” Al is het duidelijk op wie hij stemt: voor zijn garage hangt een poster van Nawrocki. „Zijn campagnemedewerkers kwamen op een dag langs en vroegen of ze de poster hier mochten neerhangen”, vertelt Ryszard terwijl hij een kiepwagen schoonspuit. „Mij best”, zegt hij.
Waarom Nawrocki? „Tusk wilde de pensioenleeftijd verhogen naar 67”, zegt hij, doelend op een impopulair wetsvoorstel van ruim tien jaar geleden van de toenmalige regering-Tusk, die daarna de verkiezingen verloor. „Dan was ik mezelf nu nog aan het afjakkeren”, zegt Ryszard, die weliswaar nog in de garage te vinden is, maar ook al twee jaar pensioen krijgt. Ook binnenshuis mijden velen het gesprek over politiek. Tussen familie- en gezinsleden ontstaat er vaak ruzie over, zo vertellen verschillende bewoners. „Twee tantes in mijn familie spreken elkaar daardoor al jaren niet meer”, zegt een gepensioneerde vrouw met een Nawrocki-poster op haar tuinhek, ze wil niet met haar naam in de krant. „Dus ik zeg niks meer.”
In de speeltuin van de kleuterschool in Siekierczyn wordt Gezinsdag gevierd. In het midden danst burgemeester Andrzej Torbicz.Foto’s Anna Liminowicz
Zo stil als het op straat is, zo luidt klinkt de politiek op de Poolse televisies. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat zenden alle nieuwszenders politieke programma’s uit – niet alleen in verkiezingstijd. En daarin gaat het hard tegen hard. Tegenstanders maken elkaar uit voor dieven, communisten en bedriegers – de taal die je ook hoort op straat in Siekierczyn. Onder de PiS-regeringen (2015-2023) werd die taal harder en vijandiger. PiS maakte van de publieke zender TVP een haatdragend propagandakanaal en dat leidde tot nog extremere polarisatie.
De boegbeelden van die polarisatie zijn Donald Tusk en Jaroslaw Kaczynski. Beiden richtten in 2001 hun partij op, respectievelijk KO (eerder PO) en PiS, en sinds 2005 is steeds een van die twee partijen aan de macht. Millennials weten niet beter of Polen heeft een tweepartijenstelsel. Zij stemden tijdens de eerste ronde dan ook massaal op alternatieve kandidaten zoals de radicaal-rechtse Slawomir Mentzen en de linkse Adrian Zandberg. Beiden riepen op tot een einde aan het ‘duopolie’ PoPiS.
Riolering
Het is meer mensen opgevallen dat in Siekierczyn één stem het verschil maakte in de uitslag van de eerste ronde. Gehaast stapt onderminister Michal Jaros (Ontwikkeling en Technologie) op zijn Adidasjes uit zijn BMW, neemt een filmpje op bij het plaatsnaambord en rukt de poster van de radicaal-rechtse kandidaat Mentzen van het informatiebord. „Elke stem telt”, zegt hij terwijl hij een nieuwe poster ophangt, van Trzaskowski.
„Deze verkiezingen zijn van levensbelang voor Polen”, zegt Jaros. „Het is een keuze tussen isolationisme en geopolitieke samenwerking. Een president die de politieke belangen van één partij vertegenwoordigt of de belangen van álle Polen. Een keuze tussen de waarden van het Oosten of het Westen.”
Trots staat burgemeester Grzegorz Wieczorek van het nabijgelegen stadje Luban naar de onderminister te luisteren. Hij schrijft het succes van Trzaskowski in de eerste ronde in deze plattelandsregio toe aan het werk dat hij met zijn collega’s heeft gedaan. „Problemen oplossen”, zegt hij. „De riolering, de afvalinzameling.” Aanbellen met partijfolders overtuigt volgens hem de kiezer niet. „Problemen aanpakken wel”, zegt de burgemeester, die vorig jaar nog voor de klas stond als docent.
Onderminister Michal Jaros (Ontwikkeling en Technologie) rukt de poster van de radicaal-rechtse kandidaat Mentzen van het informatiebord. „Elke stem telt”, zegt hij terwijl hij een nieuwe poster ophangt, van Trzaskowski.Foto Anna Liminowicz
Maar in Siekierczyn heeft die dadendrang Trzaskowski weinig opgeleverd. Vijf jaar geleden, toen hij ook meedeed aan de presidentsverkiezingen, kreeg hij precies evenveel stemmen in de eerste ronde: zevenhonderd. Het verschil met vijf jaar geleden is dat PiS vierhonderd stemmen is kwijtgeraakt aan vooral ultrarechtse kandidaten. Naar verwachting zullen velen van hen in de tweede ronde op Nawrocki stemmen.
Net als vijf jaar geleden, toen president Duda ruim 400.000 stemmen meer kreeg dan Trzaskowski, is het de vraag wie de meeste mensen weet te mobiliseren. Tusk won de parlementsverkiezingen in 2023 dankzij de ongekend hoge opkomst van 74 procent – vooral jongeren en vrouwen zorgden voor een einde van het PiS-tijdperk. Deze campagne richt Trzaskowski zich vooral op de rechtse kiezer, maar loopt daarmee het risico dat veel kiezers aan de linkerzijde thuisblijven. Zij zijn al teleurgesteld in de regering-Tusk, die partnerregistratie voor lhbti’ers, klimaatmaatregelen en versoepeling van de abortusregels beloofde, maar dit niet waarmaakte.
Agnieszka Sawicka met haar zoontje aan de rand van het dorp.Foto Anna Liminowicz
Studievriendin
„Die ene stem verschil, dat ben ik”, lacht Agnieszka Sawicka (35), die met haar zoontje aan de rand van het dorp loopt. Ze was vergeten zich te registreren voor de eerste ronde.
Haar familie is verdeeld, vertelt ze. In principe stemt iedereen op PiS, behalve de zus van haar oma, die op KO stemt. „Met haar is geen contact meer.” Hoewel iedereen op dezelfde partij stemt, is er thuis toch altijd ruzie over politiek. En buitenshuis ook. Zo kreeg ze het aan de stok met een goede studievriendin. „Zij werd boos omdat ik niet op Trzaskowski stemde”, zegt Sawicka. „Van praten over politiek komt oorlog.”
Mensen hebben de simpele gedachte dat iemand alleen een vriend is als die hetzelfde denkt
Thuis twijfelde ze of ze tegen haar ouders zou zeggen dat ze eigenlijk de radicaal-rechtse Mentzen steunt en niet Nawrocki van PiS. Het leidde tot chagrijn bij haar vader. „Waarom kunnen we er niet normaal over praten?”, vraagt Sawicka zich af. „Iedereen heeft verschillende opvattingen en het recht die te uiten, toch? Maar er is zoveel haat. Op het internet, op televisie. Mensen winden zich op, hebben de simpele gedachte dat iemand alleen een vriend is als die hetzelfde denkt en keren zich tegen elkaar.”
Die onderlinge haat vindt Sawicka vermoeiend. „We hebben een land nodig waar niet één partij aan de macht is, maar waar compromissen worden gesloten”, zegt ze. „Een compromis is voor niemand een overwinning, noch een verlies.” Maar een einde aan het ‘duopolie’ , dat ziet ze na deze presidentsverkiezingen nog niet gebeuren.
Toch gaat ze stemmen. Op Nawrocki, al vindt ze hem minder authentiek dan Trzaskowski en denkt ze dat hij een speelbal wordt van PiS. „Maar ik ben erg gelovig”, zegt Sawicka. „En ik kies uiteindelijk voor het minste kwaad.” Ze is met geen van de beide kandidaten blij. Net als veel Polen, aan linker- en rechterzijde.
Lees ook
In de akkers van Wolynië ligt de verklaring voor Poetins obsessie met ‘nazi’s’ in Oekraïne
Het is ruim twaalf jaar geleden sinds Roberto Quiroa samen met zijn moeder María Valdez werd meegenomen door gewapende mannen in de Mexicaanse grensstad Reynosa. Wie de mannen waren, waarom ze het op hen gemunt hadden, niemand wist het. Maria werd na veertig dagen vrijgelaten, van Roberto is nog altijd geen spoor. Hij werd daarmee een van de ruim 100.000 Mexicanen die als vermist staan geregistreerd en naar wie alleen nabestaanden nog lijken te zoeken.
Voor Delia Quiroa was de verdwijning van haar broer het moment dat ze zich besloot te verdiepen in het Mexicaanse strafrecht. „Advocaten, de autoriteiten, we werden amper geholpen bij het zoeken naar Roberto. Ik besloot zelf rechten te gaan studeren om te begrijpen welke juridische instrumenten ik had”, zegt Quiroa.
Quiroa groeide in haar rol en in de loop der jaren stond ze tal van wanhopige moeders, vaders, broers en zussen bij wier familieleden waren ontvoerd. Keer op keer liep ze naar eigen zeggen bij rechtbanken en openbaar aanklagers tegen muren op. „Gebrek aan kennis van het juridisch systeem. Bureaucratie. Corruptie. Veel zaken die strandden. Daarom wil ik proberen direct mensen te helpen, zodat anderen niet hoeven mee te maken wat ik heb meegemaakt”, zegt Quiroa.
Corruptie en nepotisme
Op 1 juni staat Quiroa op het stembiljet als Mexicanen nieuwe rechters kunnen kiezen. Van rechters bij de lagere districtsrechtbanken tot opperrechters in het Hooggerechtshof: voor het eerst worden rechters in Mexico direct gekozen. Er zijn duizenden kandidaten. De verkiezing is een unicum: er is geen land in de wereld waar alle rechters in alle rechtbanken direct worden gekozen door het volk.
Het laten kiezen van rechters is een van de radicale hervormingen waar oud-president Andrés Manuel López Obrador (2018-2024) mee kwam in de laatste weken van zijn ambtstermijn. AMLO, zoals hij genoemd wordt, vond de afstand tussen de rechterlijke macht en de gewone Mexicanen te groot. Hij betoogde dat corruptie en nepotisme zouden verdwijnen als rechters door ‘het volk’ gekozen zouden worden en daaraan verantwoording moesten afleggen, en dat rechters zich democratischer zouden opstellen.
Delia Quiroa is de eerste om toe te geven dat het rechtssysteem in Mexico er slecht aan toe is. Naast corruptie bij met name lagere rechtbanken is er een enorm gebrek aan mankracht en geld om openbaar aanklagers onderzoek te kunnen laten doen, waardoor maar zo’n 15 procent van de aangiften in Mexico tot een veroordeling leidt. Een groot deel van de zaken wordt nooit onderzocht.
Ik hoop dat ik autoriteiten kan dwingen bijvoorbeeld zoekacties naar vermiste personen toe te staan
„De wet zelf is niet het probleem in Mexico. Als die nageleefd zou worden, zouden we niet in zo’n slechte situatie zitten”, zegt Quiroa. Ze wil kantonrechter worden in Sinaloa, een gewelddadige staat in het westen van Mexico. „De kantonrechter is de eerste die zich met burgers bezighoudt als er sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen. Zo’n districtsrechter heeft verschillende instrumenten om de autoriteiten te dwingen hun werk te doen. Het probleem is dat de huidige rechters die instrumenten niet gebruiken. Ik hoop dat ik autoriteiten kan dwingen om bijvoorbeeld mensen op te pakken of zoekacties naar vermiste personen toe te staan.”
Drugsbaron El Chapo
Een hervorming van het rechtssysteem in Mexico is broodnodig, zeggen alle partijen in Mexico. Maar directe verkiezingen van rechters op alle niveaus is gevaarlijk voor de democratie, betoogden ngo’s, buitenlandse regeringen en experts al ruim voordat de grondwetswijziging werd aangenomen. In een land waar burgemeesterskandidaten worden vermoord of omgekocht en zelfs gouverneurs op de loonlijst van drugskartels blijken te staan, ligt het voor de hand dat de maffia ook zal proberen gekozen rechters en magistraten te ‘kopen’. De infiltratie van de georganiseerde misdaad in het juridische systeem zou de straffeloosheid in Mexico zo verergeren.
Rechters maken voortaan geen carrière meer op basis van hun cv, maar op basis van de stem van het volk. De drempel om mee te doen aan de verkiezingen van 1 juni was niet hoog: een rechtendiploma, vijf jaar juridische werkervaring en een aantal aanbevelingsbrieven van naasten volstonden om kandidaat-rechter te worden. De advocaat van drugsbaron El Chapo, de advocaat van het beruchte Zetas-kartel, een openbaar aanklager die in verband wordt gebracht met de moord op twee journalisten: allemaal doen ze mee aan de verkiezingen.
Moorden, ontvoeringen: niets wordt onderzocht of bestraft. Daar ligt het grote probleem van Mexico
In eerste instantie gaven 24.000 mensen zich op voor de verkiezingen. Drie commissies, waarvan twee werden gedomineerd door regeringspartij Morena, screenden deze duizenden mensen in een tijdsbestek van zes weken. Vervolgens werd via een loterij besloten wie mocht meedoen aan de verkiezingen, om te voorkomen dat de stembiljetten te groot zouden worden. Volgens grondwetexpert Javier Martin Reyes, die een zeer kritisch boek schreef over de juridische hervorming, koerst Mexico af op een historische ramp.
„Het grote probleem in Mexico rond de rechtspraak is een gebrek aan goede rechters, maar daarvoor moet je investeren in betere opleidingen. Maar wie wil nog rechten studeren als je verkozen moet worden om rechter te worden?”, zegt Reyes. „Als je het rechtssysteem wil verbeteren, moet je beginnen met de onderdelen van het systeem die het slechtst werken. De politie. Het openbaar ministerie. Moorden, ontvoeringen: niets wordt onderzocht of bestraft. Daar ligt het grote probleem van Mexico.”
Volgens Reyes is niet alleen de focus van de hervorming verkeerd. Regeringspartij Morena zou er volgens hem vooral de eigen macht mee willen vergroten. „Officieel mag je geen lid zijn van een politieke partij als je rechter wilt worden. Maar wie zegt ons dat de kandidaten die nu meedoen geen banden hebben met Morena, de partij die een grote inspraak had in wie überhaupt mee mocht doen? De democratie staat met deze verkiezing op het spel.”
‘Schoonheidsfoutjes’
Het inkopen van advertenties op sociale media, radio of televisie was verboden bij deze verkiezingen, evenals het gebruik van publiek geld. Steun van politieke partijen mocht ook niet. Op een paar posters na herinnert weinig in Mexico mensen eraan dat er historische verkiezingen voor de deur staan.
Het resultaat is dat maar weinig Mexicanen bezig zijn met de aanstaande verkiezingen, als ze al weten dat deze op 1 juni gehouden worden. Een groot deel is niet op de hoogte van wie de kandidaten in hun district en staat zijn, en weten ook niet wat het verschil is tussen een openbaar aanklager en een rechter, zo blijkt uit meerdere peilingen van Mexicaanse media. Vanuit de regering worden de verkiezingen volop gepromoot, waardoor de kans groot is dat in ieder geval de loyale basis van partij Morena gaat stemmen. Het zou de macht van de partij alleen maar vergroten.
Eduardo Andrade is een veteraan in de Mexicaanse politiek en is al sinds de jaren zestig aangesloten bij de PRI, decennialang de machtigste partij van Mexico. Hij verwelkomt de hervorming juist. „Met zo’n grote hervorming kun je niet verwachten dat het allemaal zonder schoonheidsfoutjes gaat. Maar nu hebben Mexicanen de kans meer te leren over het rechtssysteem. En krijgen ze direct invloed op wie hun rechter wordt”, zegt Andrade.
Dat de georganiseerde misdaad, een politieke partij of een andere belangengroep op die manier juist meer invloed op het systeem kan krijgen, lacht Andrade weg. „Dat is nu juist het geval! Corrupte rechters, rechters die niet in het belang van het volk denken. Dat wordt nu veranderd. En wie daarna alsnog zijn eigen weg gaat, kan een paar jaar later worden weggestemd.”
‘Een dubbel gevoel”, zegt de Myanmarese fotograaf Ye Aung Thu over zijn prijs bij de World Press Photo voor de serie ‘A Nation In Conflict’. De jury prijst zijn talent om de „verwoestende gevolgen van oorlog, de veerkracht en de hoop in een mix van journalistiek realisme en artistieke storytelling” vast te leggen. Als zijn beelden in de Nieuwe Kerk op het grote scherm verschijnen en het applaus klinkt, is hij blij. Maar hij denkt ook aan degenen die hij sinds de staatsgreep van ruim vier jaar geleden fotografeerde in hun verzet tegen het regime. „Deze prijs is ook voor hen.”
Die gespletenheid kenmerkt het bezoek van Ye Aung Thu aan Amsterdam. Het is zijn eerste bezoek aan Europa en bij een pizza en een Perroni-biertje geniet hij van het late avondlicht boven de historische gevels van het centrum. „Wat een prachtige stad.” Maar meteen daarna begint hij over zijn foto’s van een jaar geleden van een groep jongeren die net als tienduizenden van hun leeftijdsgenoten besloot de wapens op te nemen. „Drie van hen zijn al dood.”
Het was rond vier uur in de ochtend van 1 februari 2021 toen hij thuis in Yangon gewekt werd door zijn op hol geslagen mobiele telefoon. De honderden berichtjes uit zijn netwerk als fotograaf voor het Franse persbureau AFP, werden er duizenden. De geruchten die al maanden af en aan rondzoemden, bleken deze keer waar. Na ruim tien jaar van fragiele transitie waarin de democratische partij van Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi de verkiezingen won en meeregeerde, had het leger weer de volledige macht gegrepen.
Fotograaf Ye Aung Thu. Foto Htet Shein Lynn
Zes jaar oud
Het was een grimmig déja vu. Ye Aung Thu was zes jaar oud toen in 1988 een groot deel van het land vanwege de armoede en de onderdrukking in opstand kwam. Zijn vader speelde met hem dat ze aan het picknicken waren toen ze op de vloer van het stenen achterhuis hun toevlucht zochten omdat de sfeer steeds onheilspellender werd. Maar zijn gevoel van avontuur sloeg snel om in angst en verwarring. Hij zag hoe zijn oma huilde om twee zoons die zich bij de protesten voegden en dagenlang zoek waren terwijl geweervuur door de straten ratelde. Na maanden van geweld installeerde het leger uit eigen gelederen een junta. Die herinnering spookte door zijn hoofd terwijl hij die fatale ochtend van 1 februari zijn fotoapparatuur klaarmaakte om aan het werk te gaan. „Mijn zoon was zes jaar oud. Net als ik destijds.” Wees dapper, zei hij tegen zijn vrouw, voordat hij de deur uit rende.
De gevangenissen raakten al snel overvol met politieke kopstukken en activisten. Overwegend vreedzame protesten werden na enkele weken door het leger en politie met geweervuur beantwoord. Demonstranten verschansten zich achter geïmproviseerde barricades van bouwmateriaal en huisraad. Zelfgemaakte wapens doken op. Hele wijken veranderden in oorlogszones.
Lees ook
In Mandalay graven burgers met blote handen naar slachtoffers
Hij fotografeerde als een bezetene, gedreven door woede en verdriet. Het werd bijna zijn dood toen hij zonder helm of scherfvest met slechts een boom als dekking een schietschijf werd. Pas toen een demonstrant waarschuwde dat vrijwel iedereen al weggevlucht was, drong het gevaar tot hem door. Terwijl ze wegsprintten, werd de jongen neergeschoten. Zijn kameraden sjouwden hem naar een veiliger plek, maar het was te laat. Hij stierf pal voor zijn lens. De pijn in zijn stem is hoorbaar als hij zegt: „Hij redde mijn leven en ik kon alleen maar zijn dood vastleggen.”
Hij vertelt zonder ophef maar met veel details, als een nauwgezet onderschrift bij de talloze foto’s die hij maakte. Af en toe dwaalt zijn blik naar de verte, over de toppen van de bomen langs de gracht, alsof daar opnieuw te zien valt wat hij allemaal waarnam.
Commandant en medestrijders vieren overwinning op een juntalegerbasis bij Shadaw in februari 2024.Foto Ye Aung ThuOm zichzelf te beschermen tegen aanhoudende bombardementen, schuilen burgers in een grot bij Demoso. Foto Ye Aung Thu
Safe house
Nergens in Yangon was het meer veilig. De militairen verklaarden ook de media tot vijand van de staat en hij leefde als opgejaagd wild. Van safe house naar safe house of verborgen onder bruggen of achter watertanks. AFP bood hem een nieuwe standplaats in de regio aan. Hij weigerde. Vastleggen wat zich afspeelde in zijn land ging boven alles. Zijn camera’s leverde hij in. Hij verkocht zijn auto en zijn huis. Met vijf T shirts, twee lange broeken en een korte, bereikte hij de jungle.
Daar bestaat het verzet tegen de junta uit de legers van een aantal etnische minderheden die vanuit hun thuisland al decennia strijden voor meer autonomie en gelijke rechten, en burgermilities van veelal jonge stadsbewoners die na de staatsgreep werden opgezet. Hij pendelt heen en weer tussen de gebieden aan de grens met Thailand die onder hun controle staan en de frontlinies verder landinwaarts. Weken, soms maanden is hij onderweg om een strijd vast te leggen die door de wereld over het hoofd wordt gezien. Dan past zijn leven in een rugzakje. Met zijn hangmat bivakkeert hij in de frontlinie, in een junglekamp of bij een kliniekje. Een helm en een scherfvest deelt hij met collega’s. Soms vallen de bommen zo dichtbij dat zijn hele lichaam meeschokt. Tijdens een van zijn recente reizen raakte hij zo verzwakt door malaria dat hij de dood al bijna omarmde. Bevriende collega’s wisten hem bijtijds naar een ziekenhuis te loodsen.
Gebundelde verzetsgroepen schieten met machinegeweer op een juntabasis in Taungsoon.Foto Ye Aung ThuRekruten trainen in een rebellenkamp, in april 2024Foto Ye Aung Thu
Internationale organisaties zoals The Committee to Protect Journalists (CPJ) beschouwen Myanmar als een van de gevaarlijkste landen ter wereld voor media. Sinds de staatsgreep werden meer dan 200 journalisten gearresteerd. Zeker 35 van hen zitten nog vast op beschuldiging van „terrorisme”, „opruiing” of het verspreiden van „valse informatie”. Zeven journalisten werden door het regime doodgeschoten of stierven door geweld tijdens hun detentie.
Hij praat met begrip over vrienden en bekenden die oorlog voeren, maar zelf is hij vastbesloten van de wapens weg te blijven. „Jullie proefden van de democratie en vrijheid, maar nu is jullie toekomst zwart. Laat mij jullie strijd vastleggen”, zegt hij tegen ze. Hij imiteert het drukken op de sluiterknop. „Ik schiet met 1 vinger”.
Bewijs verzamelen
Zijn werk verschijnt in Myanmarese en internationale publicaties. Maar het gaat hem ook om het verzamelen van bewijs van de oorlogsmisdaden in de hoop dat ooit de daders gestraft zullen worden. „Het is niet alleen een conflict tussen gewapende partijen, het leger treft vooral ook burgerdoelen.” Terwijl hij in Amsterdam arriveert maakt een aanval op een school minstens 22 dodelijke slachtoffers en tientallen gewonden, voor het merendeel kinderen. Het regime geeft zijn tegenstanders de schuld, maar het gebouw ligt in een streek die zich heeft aangesloten bij het verzet, en is overduidelijk door bommenwerpers getroffen. Alleen het regime beschikt over een luchtmacht.
Het verschil met de opstand die hij als jochie meemaakte, stemt hem hoopvol. Er zijn veel meer mogelijkheden tot communicatie. De generatie die opgroeide met internet en beter onderwijs brengt veel technische know how mee. De relatie tussen de Myanmarese meerderheid en de etnische minderheden is verbeterd. „Deze beweging is sterker.” Maar hij ziet ook de vele problemen. Het gebrek aan strategie en aan coördinatie tussen de talloze groepen, van wie sommigen als roversbendes opereren. De spanningen tussen de oudere en de jongere generatie in de traditionele samenleving. De frictie tussen de etnische legers en de minder ervaren burgermilities. De strijd drijft voor een belangrijk deel op donaties van burgers in Myanmar en de omvangrijke diaspora. Een zware aardbeving op 28 maart die minstens 3.800 doden en duizenden gewonden eiste, duwt de bevolking van het getroffen gebied nog dieper de armoede in. Hun bijdragen voor het verzet nemen af. Ook elders raken miljoenen burgers uitgeput door economische misère, een ingestorte gezondheidszorg, en een leven op de vlucht. „Hoe langer de strijd duurt, hoe moeilijker hij vol te houden is.”
Leden van verzetsgroepen verzamelen zich in de jungle van Myanmar voordat ze een kamp van de militaire junta aan zullen vallen.Foto Ye Aung Thu
Het leger heeft China en Rusland als belangrijke wapenleveranciers en politieke steunpilaren. Met hun goedkeuring heeft legerleider Min Aung Hlaing voor later dit jaar verkiezingen aangekondigd om de macht van het leger te legitimeren. ASEAN, de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties roept op tot een wapenstilstand en onderhandelingen, maar is onderling verdeeld en totnutoe vooral ook tandeloos.
Tegelijkertijd verkeert ook het leger in zwaar weer nu het voor het eerst in de geschiedenis op zo veel fronten tegelijk moet vechten. Vanwege gebrek aan manschappen nemen de luchtaanvallen toe. Het regime is de controle in een groot deel van het land kwijt, maar of er dit jaar een keerpunt komt, zoals zovelen telkens hopen, durft hij niet zeggen.
Stroopwafels
Wel verwacht hij dat de strijd verhevigt. Meer en meer van de burgermilities bij wie Aung Ye Thu regelmatig verblijft, zetten hun bases op in hun thuisland, het centrale deel van Myanmar, dichterbij strategische wegen en rivieren en de steden. Maar zonder de beschutting van de jungle en de steun van de meer ervaren etnische legers zijn ze ook kwetsbaarder. Enkelen zijn onlangs al zwaar getroffen door een aanval van grondtroepen van het leger en zware bombardementen.
Nu het einde van zijn verblijf in Amsterdam nadert, slaat de onrust toe. Tussen de pakken stroopwafels voor zijn vrienden prijkt de Nikon camera waarmee hij zijn prijs won. Het elektronische schermpje naast de sluiterknop heeft hij afgeplakt met zwarte tape om straks onzichtbaar te blijven voor de steeds geavanceerder drones van het leger. Een volgende trip naar de oorlogszone wacht.
Lees ook
World Press Photo: Palestijnse fotograaf Samar Abu Elouf maakte foto van het jaar. Bekijk de vele bekroonde beelden
‘De koning en de natie zijn ons meer lief dan ons leven!” De jonge vrouw die dat scandeert, zwaait met Nepals opvallende vlag; twee driehoekige wimpels boven elkaar. De witte zon en maan op het rode doek waren ooit koninklijke symbolen. De nationale vlag is deze dagen met regelmaat te zien in hoofdstad Kathmandu tijdens demonstraties. Deze lente is een sluimerend debat opgelaaid: over de terugkeer van de koning, die in 2008 werd ingeruild voor een democratische republiek.
Monarchisten roeren zich sinds februari, toen de voormalige koning Gyanendra Shah zich op een nationale feestdag kritisch uitsprak over de huidige regering. Zijn verklaring werd met enthousiasme onthaald: toen Shah op 9 maart naar zijn huis in Kathmandu vloog, werd hij in de hoofdstad verwelkomd door duizenden aanhangers.
Er volgden meer demonstraties, georganiseerd door de Rastriya Prajatantra-partij (RPP) die terug wil naar een constitutionele monarchie. Een protest op 28 maart in de hoofdstad ontaardde in chaos: demonstranten plunderden het hoofdkantoor van een politieke partij en staken het in brand. De politie reageerde hard en schoot met scherp. Er kwamen twee mensen om onder wie een cameraman van een nieuwszender.
Op een warme voorjaarsdag in Kathmandu is de belangrijkste boulevard voor het parlementsgebouw afgesloten door de oproerpolitie. Het kader van de monarchistische partij houdt er een bescheiden manifestatie. De 49-jarige Ramesh Bhujil, ziet wel wat in de boodschap van de RPP. „Iedereen in Nepal lijdt. Er gebeurt niks, politici hebben geen interesse om gewone mensen te helpen.” Hij was nog een jonge man, vertelt hij, toen de monarchie in Nepal werd afgeschaft. Nu wil hij opnieuw verandering. „Als het land iets probeert en het lukt niet, dan mogen burgers een verandering verwachten.”
Familieruzie
De recente geschiedenis van Nepals monarchie is behoorlijk dramatisch. Gyanendra Shah, nu 77, besteeg in 2001 de troon. Hij verving zijn broer koning Birendra Bir Bikram Shah, die met zijn vrouw en acht andere leden van de koninklijke familie omkwam bij een schietpartij in het paleis. Kroonprins Dipendra schoot daarna zichzelf dood – naar verluidt vanwege een familieruzie over zijn liefdesleven.
De zeer geliefde Birendra Shah had een democratische grondwet ingevoerd die zijn eigen macht inperkte. Zijn opvolger Gyanendra had in eerste instantie geen uitvoerende of politieke bevoegdheden. Maar in 2005 greep hij toch de absolute macht en riep de noodtoestand uit, naar eigen zeggen om maoïstische rebellen te bestrijden. Onder druk van protesten draaide hij zijn machtsgreep een jaar later terug.
In 2008 stemde het parlement voor afschaffing van de monarchie. Nepal veranderde van een 240 jaar oude hindoeïstische dynastie in een seculiere federale republiek. Het paleis in Kathmandu werd een museum waar de kogelgaten nog herinneren aan het koninklijke bloedbad.
Aanhangers van de monarchie wachtten in maart voormalig koning Gyanendra Shah op.
Foto Prakash Mathema/AFP
Corruptie
Maar de nieuwe staatsvorm bleek niet zaligmakend. Sinds 2008 traden dertien regeringen aan, in alle lagen van de overheid tiert corruptie. Door de vele regeringswisselingen kwamen overheidsprojecten, van infrastructuur tot sociale hervormingen, nauwelijks van de grond.
„Nepalezen moeten wel protesteren omdat in de politiek geen oppositie wordt gevoerd”, stelt de 19-jarige Janaki Bhaskara, die onlangs slaagde op de middelbare school en een vrije middag met vriendinnen doorbrengt. Zij ziet de opleving van de monarchistische beweging als symptoom van de wijdverbreide onvrede. „Hier in de hoofdstad is elke dag protest. Ook van docenten, artsen, mensen die boos zijn op de nationale bank…” De overtuiging dat de koning zelfzuchtige partijpolitici in het gareel kan krijgen wijst ze van de hand. „Nee! De politici moeten ophouden zich te gedragen als kleine prinsjes die zich alleen voor zichzelf inspannen. Zij zouden willen dat ze de macht van een vorst hadden. We moeten die positie niet herstellen, we hebben betere politici nodig.”
Lees ook
De Mount Everest wordt steeds drukker, schiet de commercialisering door?
Het debat gaat bovendien dieper dan de gewenste bestuursvorm voor het land. Onder de konkinklijke familie was Nepal het enige hindoeïstische koninkrijk. De religie is diep verankerd in Nepal. Sommige monarchisten steekt het dat het land nu als ‘seculier’ te boek staat.
Wie zich laat leiden door religie is een goed persoon. Dat is bij politici niet gegarandeerd
De twee kwesties worden door de hindoenationalistische RPP verweven: „Wie zich laat leiden door religie is een goed persoon. Dat is bij politici niet gegarandeerd”, stelt RPP-aanhanger Ramesh Bhujil. Onder de koning zal Nepal een meer verenigde natie zijn, vult RPP-woordvoerder Devendra Pradhan aan. Hij staat op de stoep vanwaar hij goed zicht heeft op de honderden mensen die bijeen zijn gekomen: „Deze mensen zouden zich beter vertegenwoordigd voelen door iemand die zijn geloof met het volk deelt.” Een monarch zou Nepal een eigen richting geven waardoor het sterker zou staan ten opzichte van de regionale grootmachten India en China.
Feestbeest
De RPP en andere monarchisten gaan ervan uit dat Gyanendra Shah de logische kandidaat is voor het koningsschap. „Hij heeft immers ervaring”, zegt Pradhan. Maar bij sommige oudere Nepalezen wekt dat herinneringen aan de noodtoestand op. Hij is bovendien al op leeftijd. Zijn zoon staat bekend als een feestbeest. De demonstranten kijken liever nog iets verder vooruit, naar de 22-jarige kleinzoon in de Shah-familie.
Deelnemers aan een demonstratie voor herstel van de monarchie, afgelopen april, bij een beeltenis van de voormalige koning in Kathmandu.
Foto Prakash Mathema/AFP
Of Gyanendra zelf zou willen terugkeren, is onduidelijk. In zijn spaarzame optredens roept hij op tot een „verenigde bevolking” en doet geen politieke uitspraken. Maar na verschillende vergaderingen die hij had met de RPP-top, nemen de Nepalese media aan dat de partij zijn goedkeuring heeft.
Deze week zijn nieuwe demonstraties aangekondigd tegen de regering en voor de monarchie. Volgens de RPP zullen donderdag – rondom de viering van de Dag van de Republiek – duizenden mensen op de been zijn in Kathmandu. „Men mag altijd de republiek bekritiseren”, reageerde de minister van Communicatie. De regering waarschuwde wel dat er zal worden ingegrepen bij onrust en dat de RPP-leiders daarvoor verantwoordelijk worden gehouden.
Terwijl een van de laatste regenbuien van het seizoen de straten natspettert, zitten Joumana Haddad (54) en Rikan Daou (36) knus binnen in Cafébrairie 33. De muren en het interieur zijn felblauw en geel geverfd, de bekleding is bedrukt met kleurrijke arabesken.
„Midden in de oorlog besloten we hieraan te werken, om ons minder getraumatiseerd zouden voelen, en meer hoopvol”, zegt Haddad, journalist, mensenrechtenactivist en auteur van zeventien boeken. Het stel wilde „een plek creëren voor mensen zoals wij, die geloven in leven in Libanon en positiviteit, die dit land willen claimen als een plek voor geluk, vrijheid en hoop”.
Cafébrairie 33, gelegen in het overwegend christelijke en francofone gedeelte van Beiroet, is overdag een boekencafé. ’s Avonds zijn er lezingen of wordt het een club of karaokebar. „Hier combineren we onze passies: die van mij voor boeken en cultuur, en Rikans passie voor cocktails en het nachtleven”, zegt Haddad.
Een half jaar geleden maakte het staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah een einde aan de grootschalige Israëlische bombardementen en gevechten aan de zuidgrens van Libanon. Sindsdien hebben Libanezen hun leven weer opgepakt. Overal in Beiroet openen nieuwe winkels en horecazaken. Er hangen posters met de leus Make Lebanon Great Again, clubs en theaters zijn weer open. Veel luchtvaartmaatschappijen vliegen inmiddels weer op de Libanese hoofdstad en de diaspora en toeristen komen weer langzaam binnendruppelen.
Joumana Haddad en Rikan Daou richtten in Beiroet Cafebrairie33 op, een boekencafé dat ’s avonds in een club verandert.
Maar het leven oppakken ziet er niet voor iedereen hetzelfde uit. Dorpen en landbouwgrond in Zuid-Libanon zijn vrijwel volledig verwoest, Israël voert er nog dagelijks aanvallen uit en houdt nog steeds grondgebied bezet. Deze maandagavond stak het Israëlische leger opnieuw de grens over, waarna ze volgens het Libanees Nieuwsagentschap begonnen met de aanleg van nieuwe infrastructuur.
In Dahieh, een zuidelijke wijk van Beiroet, staat Ali Kayal (40) naast de puinhopen van wat ooit zijn huis was. „Alles waarvoor ik zoveel jaren heb gewerkt is weg: het huis en het meubilair dat we zeven jaar geleden kochten. Hier ben ik getrouwd en zijn mijn kinderen geboren.” Bewoners in de nog overeind staande gebouwen ernaast hebben weer ramen in de kozijnen gezet en nieuwe balkonnetjes gemetseld.
Kayals familie verliet Zuid-Beiroet in september vorig jaar, toen Israël zijn aanvallen op Libanon opvoerde. Ongeveer een miljoen mensen sloeg op de vlucht en vierduizend mensen werden gedood, onder wie veel burgers. Ook Kayals flat werd een paar dagen na hun vertrek gebombardeerd. „Gelukkig was niemand meer thuis.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Het zuidelijke stadsdeel Dahieh in Beiroet werd in november door Israëlische bombardementen zwaar getroffen.
Foto Raghed Waked
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het zuidelijke stadsdeel Dahieh in Beiroet werd in november door Israëlische bombardementen zwaar getroffen.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Het huis van Ali Kayal en zijn vrouw Abir Chaeib in het zuiden van Beiroet werd in november verwoest door een Israëlisch bombardement.
Foto Raghed Waked
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Het huis van Ali Kayal en zijn vrouw Abir Chaeib in het zuiden van Beiroet werd in november verwoest door een Israëlisch bombardement.
Het zuidelijke stadsdeel Dahieh in Beiroet werd in november door Israëlische bombardementen zwaar getroffen.
Foto’s Raghed Waked
Nu woont het gezin in een appartement elders in Beiroet. „Het is daar heel mooi, godzijdank”, zegt Kayal die medicijnen en medische apparatuur aan apotheken levert. Als schadevergoeding heeft het gezin een jaar aan huur ontvangen van Hezbollah, een bedrag van 500 dollar per maand, en ook enkele duizenden dollars voor de aanschaf van meubilair. Maar het liefst willen ze terug naar Dahieh. „Daar zijn onze mensen.”
Ontmanteling van Hezbollah
Hoewel Israël in het huidige conflict als de voornaamste agressor wordt gezien, voelen velen in Libanon zich ook klemgezet door Hezbollah – de sjiitische gewapende groep en partij die zich al veertig jaar profileert als verzetsgroep tegen Israël, maar met Iraanse steun uitgroeide tot een van de machten die de Libanese politiek in hun greep hielden. Zo heeft de strijdgroep twee jaar lang de benoeming van een nieuwe president tegengehouden en heeft ze gerechtelijke onderzoeken, zoals die naar politieke misdrijven of naar de havenontploffing in 2020, geblokkeerd.
Lees ook
Verzwakt Hezbollah wacht hervorming na bestand op Israëlische voorwaarden
Hezbollah leed de afgelopen negentien maanden echter grote verliezen. Israël doodde tientallen kopstukken en vernietigde militaire infrastructuur, tunnels en wapenvoorraden. De val van het Assad-regime in Syrië, in december vorig jaar, en het optreden van de nieuwe autoriteiten tegen de drugs-, geld- en wapensmokkel tussen Libanon en Syrië snijden bovendien de belangrijkste levensader van de strijdgroep af.
Hezbollah kwam eind vorig jaar verzwakt uit de strijd en zag zich genoodzaakt een stap terug te doen. Na twee jaar zonder president en een vleugellamme regering waait er sinds begin dit jaar een nieuwe politieke wind. Libanon herstelde de afgelopen maanden diplomatieke banden met buurlanden en andere bondgenoten, en de regering toont zich ondanks alle problemen daadkrachtiger dan in jaren. Veel Libanezen zijn tevreden met de nieuwe president, oud-legergeneraal Joseph Aoun, en premier Nawaf Salam, voormalig voorzitter van het Internationaal Gerechtshof. Beiden gelden als relatief nieuwe gezichten in een politiek systeem dat decennialang werd gedomineerd door oude militieleiders.
De terugtrekking van Hezbollah uit Zuid-Libanon, een voorwaarde van de overeenkomst met Israël, verloopt relatief voorspoedig. Volgens het Libanese leger is, met hulp van VN-vredesmissie Unifil, inmiddels ruim 90 procent van Hezbollahs infrastructuur ontmanteld, en staat 85 procent van het gebied onder beheer van het leger. Dat zou „zonder problemen of oppositie” gebeuren, zei president Aoun tegen persbureau AFP. Het enige echte obstakel voor het leger is volgens de president de aanhoudende „bezetting van vijf grensposities” door Israël – tegen de afspraken in.
We hebben genoeg van alle corruptie, oorlogen en het sektarisme dat als een kanker is in Libanon
Israël herhaalde vorige maand nog dat het leger in deze gebieden, net als in Gaza en Syrië, aanwezig zal blijven, „als een buffer tussen de vijand en [Israëlische] gemeenschappen in een tijdelijke of permanente situatie”. In tegenstelling tot Hezbollah voert Israël sinds het staakt-het-vuren van eind november nog bijna dagelijks aanvallen uit in Libanon, waarbij het sindsdien zeker 71 burgers doodde, aldus waarnemers van de VN.
‘Huis geofferd voor het verzet’
Ondertussen wachten vele duizenden Libanezen op geld voor de wederopbouw. Hezbollah is in eerste instantie te hulp geschoten, zoals bij de familie Kayal. „Maar we weten niet wat er gebeurt als dit langer dan een jaar duurt”, zegt Kayals vrouw Abir Chaeib (38) in hun tijdelijke woning.
Eigenlijk zou de overheid verantwoordelijkheid moeten nemen moeten zijn voor de wederopbouw, vindt het stel, alleen is die wat hen betreft tot dusverre net zo afwezig als onder vorige regeringen. Kayal: „Niemand is langs geweest om te vragen hoe het gaat en wat we nodig hebben. Ik vertrouw de overheid niet, ook niet de nieuwe president en premier. In Libanon zijn zij er voor de sier.”
Café-eigenaar Haddad kijkt aanmerkelijk positiever naar de nieuwe regering. „Ik ben optimistisch. We hebben genoeg van alle corruptie, oorlogen en het sektarisme dat als een kanker is in Libanon.”
Ze begrijpt echter goed waar het wantrouwen van haar landgenoten vandaan komt. „Sommige mensen zijn ongeduldig, en dat snap ik. We voelen ons al zo lang gefrustreerd door onze situatie. We moeten leren geduldig te zijn, want de uitdaging is groot.” Hoe het gesegregeerde Libanon meer verenigd zou kunnen worden, is volgens Haddad „heel simpel en heel gecompliceerd” tegelijk. „Daarvoor moet er een echte staat zijn waar iedereen gelijke rechten heeft, en die geen onderdeel is van sektarische groepen waarvan de leiders onderlinge angst aanwakkeren.”
Chaeib, die werkt als bedrijfsjurist, ziet ook dat een deel van de Libanezen een andere kijk heeft op de afgelopen anderhalf jaar. „Libanezen houden van elkaar, maar het land is inderdaad verdeeld. De oorlog van Israël was vooral gericht tegen sjiieten. Voor anderen – soennieten, christenen en druzen – was het leven normaler.”
Abir Chaeib laat foto’s zien van haar oude huis.
Zorgen zijn er ook over de ontwapening van Hezbollah. Als het aan de nieuwe regering ligt, dan levert de strijdgroep uiteindelijk ál zijn wapens in, zodat net als in andere landen alleen het leger een gewapende macht is. „Wij vertrouwen Israël gewoon niet”, zegt Kayal. „Ik zou mij verraden voelen als Hezbollah echt alle wapens inlevert. Ons huis is geofferd voor het verzet, anderen hebben met hun leven of dat van hun kinderen betaald.”
Cafébrairie 33 is nog geen anderhalve maand open. Ondanks alles wat Libanon de afgelopen tijd heeft doorstaan, ziet Rikan Daou hoop en optimisme bij zijn klanten. „Mensen verklaarden ons voor gek”, zegt hij. „Maar hoe getraumatiseerd wij ook waren van de oorlog, we wilden hier niet weg”, vult Haddad hem aan.
„Als mensen mij vragen hoe ik nog hoopvol kan zijn over Libanon na alle teleurstellingen, dan antwoord ik: ‘We hebben niet de luxe om níet optimistisch te zijn’. We moeten koste wat het kost hoop creëren uit het niets, al is het stof. We houden van dit land, we willen hier zijn. Dit is ook een manier van verzet.”
Er zijn twee dingen die Zuid-Koreanen bovenmatig veel consumeren: gefrituurde kip en koffie. Sterker nog, de stad met de meeste Starbucks-filialen ter wereld is niet New York, maar Seoul. Je komt filialen van de koffieketen op de gekste plekken tegen, maar onlangs opende Starbucks een nieuwe vestiging op een wel heel bijzondere locatie: recht op de grens tussen Noord- en Zuid-Korea.
„Kijk daar, die grote huizen! Dat lijken wel villa’s, joh, maar die zijn niet echt. Die staan er alleen om te doen alsof ze niet arm zijn.” Lee Ho-son (61), die hier al voor de derde keer komt, zegt het deze zaterdagmiddag met veel overtuiging, terwijl hij wijst naar een niet onaanzienlijk gebouw aan de overkant van de rivier de Han.
Dat Starbucks hier een filiaal opent, komt niet helemaal uit het niets. De koffietent staat in het uiterste noorden van het Aegibong Ecologische Vredespark, een gebied bij Gimpo waar mensen al langer komen om naar het noorden te loeren als toeristisch dagje uit. Omdat het park zo dicht bij Noord-Korea ligt, moet iedereen die erin wil wel een formulier invullen met flink wat persoonsgegevens – op dit gebied is Zuid-Korea nog niet zo gedigitaliseerd als vaak wordt aangenomen – en een paspoort tonen, voordat men een militaire controlepost kan passeren. In het park zijn tentoonstellingen, een VR-ervaring en historische artefacten te bezoeken.
Socialistische slogans
Het is een bijzondere plek om op Noord-Korea uit te kijken. Langs de volledige landsgrens tussen Noord- en Zuid-Korea loopt een zogeheten ‘gedemilitariseerde zone’ (DMZ), een vier kilometer brede strook niemandsland waarvan de randen stevig bewaakt worden door de krijgsmacht. Daardoor kun je – behalve op een paar toeristische uitkijkpunten – vanuit het zuiden niet zomaar Noord-Korea bekijken: je stuit veeleer op een hek dat aangeeft dat hierachter militair gebied ligt.
We zijn zo ver uit elkaar gegroeid dat we niet langer hetzelfde zijn of denken
Maar ten noorden van Aegibong bestaat de grens alleen uit de monding van de rivier de Han, die op het smalste punt slechts veertienhonderd meter breed is. Omdat Starbucks zo slim was zijn filiaal op een heuvel te bouwen, kijk je er zo een Noord-Koreaans grensplaatsje in. Er staan verrekijkers waardoor je mensen kunt zien lopen.
Het dorpje ziet er wat oud en armoedig uit, maar lijkt vrij alledaags tot de details je opvallen: een toren die het ‘eeuwig leven’ van oud-dictator Kim Il-sung (1912–1994) symboliseert en banieren met socialistische slogans als ‘Laat ons de revolutie verdedigen!’ en ‘Lang leve het revolutionaire gedachtegoed van Kim Jong Un!’
Nepgebouwen
Lee Myung-hee (68), die deze plek voor het eerst bezoekt, is geraakt door wat ze zojuist door de verrekijker heeft gezien. „Het is zó ontzettend dichtbij en toch kunnen we er niet heen, dat vind ik hartverscheurend”, zegt ze weggedoken in de kraag van haar jas. „Zeker als je bedenkt dat de opsplitsing van Korea niet onze wens was, maar door buitenlandse mogendheden is bepaald.” Hoewel ze Koreaanse hereniging nog altijd een mooi ideaal vindt, beschouwt ze het niet langer als realistisch. „Dat is wensdenken”, verzucht ze. „We zijn zo ver uit elkaar gegroeid dat we niet langer hetzelfde zijn of denken, hoe zou dat ooit weer bij elkaar moeten komen?”
Lees ook
Wederzijdse vernietiging? ‘Dat risico zal Noord-Korea niet willen nemen’
Het contrast voelt alleen maar groter wanneer je je vervolgens omdraait en het enorme logo van Starbucks ziet, dat als kapitalistisch symbool nauwelijks onderdoet voor een grote gele M.
Dat Lee Ho-son denkt dat de Noord-Koreanen nepgebouwen hebben neergezet, is geen wilde theorie. Noord-Korea mocht één dorp in de DMZ bouwen en dat werd in de jaren vijftig Kijong-dong, hemelsbreed zo’n twintig kilometer verderop. Een blik door geavanceerde verrekijkers vanuit Zuid-Korea leerde al snel dat het om nepgebouwen ging, met een fraaie buitenkant, maar volledig leeg van binnen. Het zou dus niet de eerste keer zijn dat Noord-Korea een potemkindorp neerzet.
Kim Min-yong (40) vindt het vooral zielig voor de Noord-Koreanen. „Wij leven in welvaart en zij moeten doen alsof”, merkt ze hoofdschuddend op. „Terwijl het alleen deze rivier is die ons van elkaar scheidt.”
‘Het is koud in Silivri”, is een veelgemaakte, zwartgallige grap onder Turkse activisten, journalisten en politici die kritisch zijn op de autoritaire koers van president Erdogan. Het is eigenlijk een als grap vermomde waarschuwing: pas op wat je zegt of schrijft. Anders belandt je in de zwaar beveiligde gevangenis in de kustplaats Silivri, berucht vanwege de vele politieke gevangenen die er vastzitten, zoals de Koerdische oppositiepoliticus Selahattin Demirtas en de zakenman en filantroop Osman Kavala.
Maar volgens mensenrechtenactivist Yigit Aksakoglu, die van november 2018 tot juni 2019 in eenzame opsluiting zat in Silivri, is het er helemaal niet koud. „Het is er vaak warm, want er is centrale verwarming”, grinnikte hij afgelopen weekeinde vanachter de kraam van zijn kleine, sociaal gedreven uitgeverij Mahalle op de Stripdagen in Haarlem, waar hij zijn graphic novel Silivri – A User’s Guide for Prison verkocht. „De kou is niet iets waar je je zorgen om hoeft te maken als je je voorbereidt op een verblijf in Silivri.”
‘Silivri’ vangt de verbijstering en vervreemding die Aksakoglu tijdens zijn detentie ervoer. Zijn notities uit de cel zijn voorzien van strakke zwart-wit tekeningen van de jonge, talentvolle Turkse tekenaar Cansin Çaglar. Op luchtige toon geven ze de lezer tips om het leven in de gevangenis een beetje makkelijker te maken. Neem contant geld mee, geen kleding. Blijf in beweging. Koop een waterkoker zodat je eten kunt opwarmen in je cel. Het zijn kleine dingen die houvast geven als je bent onderworpen aan de willekeur van de Turkse rechtspraak.
Beeld uitgeverij Mahalle
„Ik wilde een handleiding maken omdat het erop lijkt dat er steeds meer mensen bijkomen in Silivri”, zegt Aksakoglu. „En dit boek kan hun leven een beetje vergemakkelijken. De rechtsstaat in Turkije is een politiek speeltje geworden. Rechters en aanklagers wachten op een politiek signaal voordat ze vonnis wijzen. Dit is natuurlijk niets nieuws in Turkije. Daar hadden de Koerden en Koerdische politici de afgelopen decennia het meeste last van. En nu zijn zelfs leden van de seculiere elite, die lang de dienst heeft uitgemaakt in Turkije, aan de beurt.”
Aksakoglu werd samen met vijftien anderen opgepakt in verband met de Gezi-protesten in 2013. Wat begon als lokaal verzet tegen de dreigende verwoesting van het Gezipark in Istanbul, waar de autoriteiten een winkelcentrum wilden bouwen, groeide uit tot massale straatprotesten in diverse steden tegen de autoritaire koers van president Erdogan. Aksakoglu werd beschuldigd van een poging de regering omver te werpen door het organiseren en financieren van de protesten. Hij kon levenslang krijgen.
„De aanklagers hadden mijn zaak samengevoegd met die tegen Osman Kavala, de vermeende leider van de Gezi-protesten”, vertelt Aksakoglu. „En ik zou de tweede man achter de protesten zijn, ook al kende ik Kavala niet persoonlijk. Ik wist wel wie hij was, en we bezochten soms ook dezelfde conferenties. Maar ik sprak hem pas voor het eerst tijdens onze hoorzitting in Silivri. De aanklacht tegen hem was evengoed een farce. Hij zou broodjes, klaptafels en gasmaskers hebben verzorgd voor de betogers. Dat maakte hem de ‘leider van de couppoging’.”
De autoriteiten hadden Aksakoglu in het vizier omdat hij een actieve rol speelde in het maatschappelijk middenveld in Turkije. Zo had hij gewerkt voor een afdeling van de Bilgi Universiteit in Istanbul die zich bezighield met het trainen van ngo’s in belangenbehartiging, organisatiebeheer en projectmanagement. Tijdens zijn proces kwam Aksakoglu erachter dat aanhangers van de islamitische geestelijke Fethullah Gülen, die tijdens Erdogans bewind waren opgeklommen binnen politie en justitie, hem hadden gevolgd om een strafdossier op te bouwen.
Beeld uitgeverij Mahalle
„Toen de Gülenisten nog bondgenoten van Erdogan waren, hebben ze strafdossiers voorbereid van alle prominente leden van de oppositie”, legt Akakoglu uit. „In 2013 hadden ze mijn telefoon acht maanden afgeluisterd. En ze hadden me op straat gevolgd en foto’s van me gemaakt. Die foto’s zijn nagetekend door Cansin en staan ook in het boek. Ze werden pas tegen me gebruikt na de mislukte staatsgreep in 2016, toen het regime belastend materiaal nodig had om achter politieke tegenstanders aan te gaan. Ze hoefden alleen maar de dossiers van de Gülenisten uit het archief te halen.”
Kwetsbare groepen
Na zijn gevangenschap vluchtte Aksakoglu naar Nederland, waar hij in 2020 asiel kreeg. Nederland lag voor de hand, want hij was in Turkije vertegenwoordiger geweest voor de Bernard van Leer Foundation, een Nederlandse stichting die zich inzet voor het verbeteren van het welzijn van kwetsbare groepen in de samenleving. Maar het leven van een asielzoeker in Nederland valt hem zwaar. „Ik verloor het hele sociale, economische en culturele netwerk dat ik de afgelopen 49 jaar had opgebouwd in Turkije”, zegt Aksakoglu. „Ik kwam hier terecht en werd gereduceerd tot een vluchteling.”
Toen Aksakoglu enigszins vaste grond onder de voeten had in Nederland, kreeg het idee om van zijn ervaringen in Silivri een boek te maken. Maar toen hij zijn aantekeningen teruglas, vond hij ze te saai voor een roman. Een graphic novel leek hem een beter idee. „Dan zou het makkelijker en plezieriger zijn om te lezen.” Hij was altijd een groot bewonderaar geweest van politieke cartoons en graphic novels. Het is een genre met een lange en rijke traditie in Turkije, waar tijdschriften als Penguen, LeMan en Uykusuz te vergelijken zijn met Charlie Hebdo in Frankrijk. „Ik was vooral erg geïnspireerd door de autobiografisch getinte graphic journalism van [de Maltees-Amerikaanse tekenaar] Joe Sacco, die in zijn boeken over Palestina onderzoeksjournalistiek met strips combineerde.”
Maar Aksakoglu had aanvankelijk moeite om mensen te vinden die het boek konden realiseren. Uiteindelijk vond hij enkele tekenaars van Uykusuz, die naar Berlijn waren gevlucht, en die bereid waren om de graphic novel te illustreren. „Berlijn is het centrum geworden voor Turken die hun land zijn ontvlucht”, zegt Aksakoglu. „Via via kwam ik in contact met Cansin. We hebben vervolgens voorbeeldpagina’s naar uitgevers gestuurd. Maar die hadden geen interesse. Gelukkig vond ik uiteindelijk een financier zodat ik het boek zelf kon uitgeven.”
Dubbele standaarden
Als telg van een welgestelde familie uit Izmir, maakte Aksakoglu in Turkije deel uit van de bevoorrechte klasse. Hij had er zelf voor gekozen om politiek actief te zijn. Dit gevoel veranderde nadat hij als kwetsbare migrant in Nederland belandde. „Ik heb het gevoel dat ik hier alleen als vluchteling wordt gezien. En de Nederlandse rechtsstaat is voor vluchtelingen min of meer hetzelfde als de Turkse rechtsstaat in het algemeen. Er zijn zo veel dubbele standaarden. Zo is het voor mijn vrouw, die formeel als expat in Nederland is, een stuk makkelijker om haar Turkse rijbewijs om te zetten in een Nederlandse dan voor mij.”
Beeld uitgeverij Mahalle
Aksakoglu heeft niet zo veel contact met Turkse Nederlanders wier (groot)ouders als gastarbeiders naar Nederland kwamen. Want een groot deel van hen steunt Erdogan nog altijd. „Ik heb het meeste contact met Koerden die hier ook als vluchteling naar toe zijn gekomen”, zegt Aksakoglu. „En ik heb ook nieuwe vrienden gemaakt onder andere asielzoekers. Eerst klikte het tussen ons op politiek vlak, en daarna pas op persoonlijk en menselijk vlak. Net als in Turkije is mijn ervaring dat protesten hier bij uitstek gelegenheden om mensen te ontmoeten die een totaal andere achtergrond hebben maar wel hetzelfde denken. Dat is het mooie van politiek activisme.”
In die geest heeft Aksakoglu de kleine uitgeverij Mahalle opgericht in Den Haag, de stad waar hij een nieuw thuis heeft gevonden. Het is een sociale uitgeverij die zich toelegt op het publiceren van migrantenverhalen in de vorm van een graphic novel. „Met de opbrengst van Silivri wil ik de publicatie van het volgende boek financieren. Misschien ga ik iets doen met de kapiteins van de vluchtelingenboten, die vaak worden neergezet slechte personen omdat ze veel geld zouden verdienen met mensensmokkel.”
De 32-jarige Liu Fan verblijft sinds een maand in Taiwan. Hij komt uit China, en is naar Taiwan gekomen om bij zijn Taiwanese vrouw te zijn, die zwanger is van hun eerste kind. Het is zijn eerste keer op het eiland, dat functioneert als een zelfstandige democratie maar door China wordt geclaimd.
Liu groeide op met het idee dat Taiwan onderdeel is van China. Dat gelooft hij nog steeds. „Het enige is dat we op dit moment twee regeringen hebben.” Maar zijn ervaringen in Taiwan, waar hij Chinees kan spreken maar moet wennen aan grote culturele verschillen en een ander vocabulaire, hebben hem wel verrast.
„Ik kom zelf uit het noordoosten van China, en dacht dat ik hier gelijk zou kunnen wennen, alsof je in China naar Zhejiang of Fujian gaat, in het zuiden van het land. Maar het voelt hier echt als buitenland.”
Dat merkte hij ook tijdens zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. Dat was een lang bureaucratisch proces, gevolgd door een ondervraging aan de grens, waarbij hij en zijn vrouw moest bewijzen dat ze echt samen wilden zijn. In het verleden, toen Taiwan nog een stuk rijker was dan China, waren er veel economische migranten die via een ‘nephuwelijk’ naar Taiwan kwamen om te werken. „Maar dat speelt nu niet meer. Het lijkt nu eerder alsof ze bang zijn dat je een spion bent.”
Liu is een van de ruim 360.000 Chinese huwelijksmigranten in Taiwan. Het is de grootste migrantengroep op het eiland, en daarmee ook een belangrijke factor in de relatie tussen China en Taiwan. Nu de spanningen tussen beide toenemen, onder andere door een groeiend aantal Chinese militaire oefeningen voor de Taiwanese kust, wordt de aanwezigheid van deze Chinese migranten politiek gevoeliger. Ook op andere vlakken krimpt de afgelopen jaren de ruimte voor individuele contacten tussen Chinezen en Taiwanezen volgens experts zorgelijk snel.
Gepolitiseerd contact
Zowel China als Taiwan staat in principe positief ten opzichte van mobiliteit en migratie over en weer. Die zijn, in de woorden van het Taiwanese kantoor voor Vastelandszaken „goed voor het welzijn van mensen aan beide kanten van de Straat van Taiwan, en dragen bij aan effectieve samenwerking”. Aan beide kanten worden zulke bezoekers niet als gewone ‘buitenlanders’ gezien maar als een aparte categorie migranten.
Maar de afgelopen jaren wordt het maatschappelijk contact tussen Taiwan en het vasteland steeds meer gepolitiseerd. In China treedt de staat harder op tegen wat het Taiwanese ‘separatisten’ noemt. In maart werd in Shanghai een bekende Chinees-Taiwanese uitgever veroordeeld voor „het oproepen tot afscheiding”. De details van zijn vonnis werden niet openbaar gemaakt. De man, zelf een Chinese huwelijksmigrant in Taiwan, reisde al vijftien jaar heen en weer tussen beide plekken, maar werd in 2023 gearresteerd. Hij stond niet bekend als politiek activistisch, en zijn onverwachte verdwijning leidde tot veel zorgen in de Chinees-Taiwanese gemeenschap.
Ook in Taiwan verhardt de sfeer. President Lai Ching-te zei onlangs militaire gerechtshoven te willen terugbrengen – een gevoelig onderwerp gezien de recente geschiedenis van het land waarin het een militaire dictatuur was – om Chinese infiltratie van het Taiwanese leger te kunnen tegengaan. Lai zei ook dat de risico’s van contact met het vasteland niet onderschat moeten worden en noemde China een „buitenlandse vijandige macht”, een term die hij niet eerder zo expliciet gebruikte en waar China fel op reageerde, onder andere met een militaire oefening bij de Taiwanese kust.
De Taiwanese president Lai Ching-te tijdens een bezoek aa n een marinebasis. Hij laat zich minder diplomatiek uit over de betrekkingen met China dan zijn voorganger Tsai Ing-wen.
Foto I-Hwa Cheng/AFP
In het publiek debat is de hardere toon merkbaar. Eind maart moest Liu Zhenya, een blogger die bekendstaat als ‘Yaya’ en ook een Chinese huwelijksmigrant is, Taiwan verlaten vanwege video’s waarin ze haar vierhonderdduizend volgers vertelde dat ze uitziet naar een Chinese militaire invasie van Taiwan. Haar verblijfsvergunning en die van twee andere huwelijksmigranten die ook blogden werden ingetrokken. Verder komt er een onderzoek naar Taiwanese celebrities die, meestal vanwege hun zakelijke belangen in China, Chinese overheidsberichten deelden. Taiwanese burgers die – tegen de regels in – in het bezit zijn van een geldige Chinese identiteitskaart worden ook strenger onderzocht dan voorheen.
In Taiwan worden deze ontwikkelingen met gemengde gevoelens ontvangen. President Lai kreeg vorig jaar 40 procent van de stemmen, maar er zijn ook veel Taiwanezen die zijn uitlatingen – die minder diplomatiek zijn dan die van zijn voorganger en partijgenoot Tsai Ing-wen – te provocerend vinden. Het verspreiden van ‘oorlogspropaganda’ is illegaal op het eiland, maar deskundigen vragen zich af of in het geval van de uitgezette blogger een waarschuwing niet meer op zijn plaats geweest was, omdat in Taiwans democratie nationale veiligheid en de vrijheid van meningsuiting tegen elkaar moeten worden afgewogen. In oppositiemedia vragen analisten zich af of Lai er misschien zo hard in gaat om de aandacht van Amerikaanse president Donald Trump te trekken, die zich de afgelopen maanden weinig over Taiwan uitliet.
Lees ook
Nieuwe Taiwanese president Lai wil de balanceeract van zijn voorganger voortzetten
Politicoloog Chang Wu-ueh van Taiwans Tamkang Universiteit zei tegen de South China Morning Post dat hij het een „ongezonde trend” vindt dat zowel Chinese als Taiwanese autoriteiten steeds vaker „preventief” handelen en hun burgers zo meer belasten met de politieke impact van de gespannen diplomatieke relaties.
Eigen identiteit
De zorgen aan Taiwanese kant over Chinese invloed zijn begrijpelijk, zegt Chinese communicatiewetenschapper Fang Kecheng. Toch heeft de trend ongewenste effecten. Niet alleen de Chinese huwelijksmigranten liggen onder een vergrootglas, ook Chinese onderzoekers, studenten en toeristen die naar Taiwan willen komen hebben last van het gespannen politieke klimaat.
Zo moest Fang zijn plannen om onderzoek te doen in Taiwan met bijna een jaar uitstellen omdat Taiwanese autoriteiten de pandemierestricties langer in stand hielden voor Chinese paspoorthouders. Hij ziet dat veel Chinese studenten belangstelling hebben om Taiwan te bezoeken, maar dat het lastig is om daarvoor toestemming te krijgen. Het aantal Chinese studenten in Taiwan is de afgelopen jaren gekelderd van ruim 42.000 in 2016 tot 3.852 studenten in 2024.
Fang: „Ik vond mijn tijd in Taiwan geweldig. Maar op deze manier worden uitwisselingen tussen gewone burgers bijna onmogelijk. Ik ben bang dat dat alleen maar zal bijdragen aan misverstanden en wantrouwen tussen de bevolking in beide gebieden.”
Een Taiwanese antropoloog, die op basis van anonimiteit met NRC sprak, deelt de zorg. Ze wilde een Chinese collega uitnodigen voor een uitwisseling, maar omdat voor elk bezoek toestemming moet worden gevraagd aan de Taiwanese immigratiedienst raadde de universiteit waar ze werkt dat af. Andersom overweegt ze zelf ook niet meer naar China te gaan, waar ze eerder wel onderzoek deed. „Uit veiligheidsoverwegingen. Het is lastig om je veilig te voelen tegenover een entiteit die je veiligheid bedreigt.”
Chinese toeristen fotograferen een oude houwitser op het Taiwanese eiland Kinmen, dat vlak voor de kust van het vasteland ligt.
Foto Daniel Ceng/Anadolu
Tegelijk vindt ze dat de huidige zorgen in Taiwan rond Chinese infiltratie dreigen door te slaan. Een reden daarvoor is de sterke eigen identiteit die de Taiwanezen de afgelopen decennia hebben opgebouwd. Hoewel aanhangers van Taiwans verschillende politieke partijen sterk van mening verschillen in hoe er met China moet worden omgegaan, voelt een ruime meerderheid zich in de eerste plaats ‘Taiwanees’, en niet ‘Chinees’ of ‘zowel Taiwanees als Chinees’. Het percentage van mensen dat zich als Taiwanees identificeert steeg de afgelopen 25 jaar gestaag. „Dat is de kracht van het volk, een niet te stoppen trend”, vindt de antropoloog.
Verschillende paden
Voor Liu en zijn vrouw, die hij twee jaar geleden op een dating-app leerde kennen, is de politiek geen punt van spanning. „Van haar heb ik geleerd dat je er ook pragmatisch naar kunt kijken. In China is het heel erg van: je bent vóór of tegen hereniging met Taiwan. En tegen zijn is geen echte optie. Maar in Taiwan zijn er ook veel mensen die zich vooral afvragen wat er goed voor henzelf is.” Ze zijn van plan hun baby een Taiwanees paspoort te geven, omdat je daar makkelijker op kunt reizen, maar ook veel tijd in China door te brengen.
Zolang het geen oorlog wordt vind ik alles best
Wel maakt hij zich zorgen over een mogelijk conflict. Zijn eigen ervaringen hebben hem aan het denken gezet over hoe realistisch een ‘hereniging’ met Taiwan zou zijn. „Je zou denken, het is maar 75 jaar [sinds 1,2 miljoen Chinezen rond 1949 naar Taiwan vertrokken na het verliezen van de burgeroorlog tegen de communisten]. Wat is dat nou op duizenden jaren geschiedenis? Maar je merkt dat we nu toch op twee heel verschillende paden zitten. Ook als je vindt dat het weer één pad moet worden blijft het een heel lastige vraag hoe dat zou kunnen.”
Zelf is hij pacifist. „Zolang het geen oorlog wordt vind ik alles best. In China vinden mensen vaak dat de staat zich harder moet opstellen. Niet altijd alleen maar ‘veroordelen’ en ‘dreigen’. Maar het is juist goed als ze het houden bij dreigende taal uitslaan. Het alternatief is een conflict. Dat wil je echt niet.”
De gezondheidszorg van veel Afrikaanse landen staat op instorten door de stopzetting van Amerikaanse hulp. Dat zal niet alleen gevolgen hebben voor de patiënten die afhankelijk zijn van die zorg, het zal ook leiden tot politieke instabiliteit. „Mensen zullen overal op het continent de straat op gaan”. Dat zegt Githinji Gitahi, hoofd van de medische organisatie Amref. Amref, met zijn hoofdkantoor in Kenia, is de grootste in Afrika gevestigde internationale gezondheids- en ontwikkelingsorganisatie. Het biedt trainingen en gezondheidsdiensten aan meer dan twintig miljoen mensen in ten minste 35 Afrikaanse landen.
De verhouding tussen arme en rijke landen is omgeslagen. Vooral door het opdoeken van de Amerikaanse hulporganisatie USAID, maar ook doordat andere westerse landen hun ontwikkelingsbudget fors terugschroeven. Githinji Gitahi: „Trump vernietigt de op regels gebaseerde orde en beweegt zich naar een op macht gebaseerde orde. We krijgen dus een multipolaire wereld waarin iedereen zijn eigen belangen nastreeft. Dat betekent een einde aan het tijdperk van verantwoordelijkheid en de ontwikkelingshulp zoals we het kenden.”
Waarom heeft het stoppen van Amerikaanse hulp ook politieke gevolgen?
„In Kenia zijn nu nog voor enkele maanden medicijnen voor hiv in voorraad. Maar als die op zijn, gaan er mensen sterven. Dan komen er demonstraties en de crisis zal het politieke systeem ondermijnen. Want de regeringen hebben het geld niet op het gat te vullen.
„Het gehele gezondheidssysteem loopt gevaar, doordat er een bouwsteen, de financiering voor hiv, is weggevallen. In sommige deelstaten van Kenia heerst er nu al chaos. Omdat de financiering voor hiv is weggevallen staan nu alle patiënten in dezelfde rij om behandeld te worden, met minder gezondheidswerkers, want vele duizenden werden er al naar huis gestuurd.”
Een hulpverlener in een ziekenhuis in Kisumu. In Kenia zijn hiv-medicijnen naar verwachting binnen enkele maanden op.
Foto Michel Lunanga/Getty Images
Kenia heeft de situatie niet onder controle?
„Nee. En niet alleen Kenia: Zambia, Malawi en Rwanda worstelen met het hetzelfde probleem. Kenia zit diep in de schulden en beschikt niet over extra geld voor gezondheidszorg. Een van de eerste reflexen na Trumps besluit de hulp te korten, was om onderhandelingen aan te gaan met andere donoren. Maar het ontstane tekort bedraagt 370 dollar miljoen per jaar, zo’n groot gat valt niet gemakkelijk op te vullen. We moeten nieuwe prioriteiten stellen, en efficiënter en effectiever te werk gaan.”
Lees ook
Bevriezing USAID ontketent chaos in mondiale zorg, voedselhulp, media en mensenrechtenclubs
Kunnen Afrikaanse regeringen het zorgstelsel met minder ontwikkelingsgeld nog draaiende houden?
„Kenia heeft nooit genoeg geld gehad voor gezondheidszorg en dat zal niet veranderen. Dat is een feit. Kenia geeft 90 dollar per hoofd van de bevolking uit aan gezondheid, in Nederland is dat 4.000 dollar per jaar. De Keniaanse overheid draagt ongeveer de helft bij en 20 procent komt van ontwikkelingshulp. Je kunt dus geen holistisch zorgstelsel bieden, Afrika kan zich de gezondheidszorg zoals jullie die kennen nooit veroorloven. Onmogelijk.
„Dus dit betekent dat we meer geld moeten steken in het garanderen dat iedereen toegang heeft tot schoon water, sanitaire voorzieningen en voeding. Omdat de meeste van de ziekten die ons zorgstelsel belasten daarmee te maken hebben.”
Githinji Gitahi, hoofd van de medische organisatie Amref.
Foto Amref
En moderne ziektes komen op?
„Bij de belangrijkste doodsoorzaken in Afrika, specifiek in Kenia, staan infecties van de luchtwegen bovenaan. Het is longontsteking en diarree, veroorzaakt door cholera en tuberculose, zogenaamde armoedeziekten waarop ontwikkelingshulp zich richt. Maar de ziekten die het zorgstelsel echt zullen doen instorten, worden niet door donoren gefinancierd. Chronische ziekten zoals hoge bloeddruk zijn in opkomst. Er is geen ontwikkelingshulp voor kanker, hoge bloeddruk en diabetes. Helemaal niets.
„Moderne niet-overdraagbare ziekten worden veroorzaakt door verstedelijking en veranderende levensstijlen. Omdat mensen van het platteland wegtrekken naar de stad waar in de sloppenwijken het meest betaalbare voedsel patat is, gesuikerde frisdrank of brood. In Kenia zijn vier op de tien sterfgevallen inmiddels door kanker, diabetes of hoge bloeddruk.
„Dus als Afrika het biomedische model van Europa volgt, waar kanker, hart- en vaatziekten bovenaan staan, betekent dit dat we op een ramp afkoersen. Omdat we de behandeling van die ziektes niet kunnen veroorloven. Daarom is de beste investering die een overheid kan doen: werken aan schoon water, goed voedsel en vaccinatie, en gezinsplanning. Maar om de een of andere reden investeren we niet in die toekomst. De crisis die door de stopzetting van Amerikaanse hulp is ontstaan heeft dus ook een lichtpuntje. Het kan onze regeringen wakker schudden.”