Haar koffiemok was roze, haar kleding was roze. Ze sliep onder een dekbed met Sesamstraatfiguren en als eerste checkte ze ’s ochtends de drie mobiele telefoons die bij haar in bed lagen. Daarna ging ze goedgeluimd naar een campagnebijeenkomst waar ze met iedereen selfies nam.
Het was een vrolijk beeld dat burgemeesterskandidaat Alice Guo in 2022 van zichzelf neerzette in de vlogs die ze opnam voor YouTube. Ontmoet de échte Alice Guo, schreef ze erbij. Ze werd dat jaar gekozen als burgemeester van het Filppijnse BamBan, een gemeente met 62.000 inwoners op zo’n honderd kilometer ten noorden van hoofdstad Manila.
Maandag zat ze er heel anders bij, voor een onderzoekscommissie van de Filippijnse Senaat. Gehuld in een zwart kogelvrij vest kreeg ze meermaals de vraag wie zij écht was. De voorzitter wees haar er nog maar eens op: haar vingerafdrukken waren die van een Chinese staatsburger met de naam Guo Hua Ping die in 2005 vanuit China naar de Filippijnen verhuisde. Alice Guo ontweek de vragen en bleef volhouden dat zij de dochter („liefdesbaby”) is van een Chinese vader en een Filippijnse moeder die voor haar vader zou hebben gewerkt. Opmerkelijk is dat zij vloeiend Tagalog spreekt, dat de basis vormt voor het Filippijns, maar niet de regionale taal Kapampangan.
Chinese gokkers
De senaatscommissie onderzoekt sinds mei haar mogelijke banden met Chinese misdaadsyndicaten. Bij een inval op een terrein dat deels in haar bezit was, werd een online gokfaciliteit gevonden die zich zou richten op Chinese gokkers. Vanuit hetzelfde complex zouden bovendien online oplichtingspraktijken plaatsvinden.
Guo wordt ervan verdacht medeplichtig te zijn aan het witwassen van de inkomsten. Ook is tegen haar aangifte gedaan van mensenhandel, omdat onder de ongeveer 700 arbeidskrachten slachtoffers van mensenhandel zouden zijn. Drie tunnels die vanuit het complex naar buiten leidden, voedden het beeld van een criminele organisatie die over vluchtwegen wilde beschikken.
Volgens The Guardian kwam de zaak aan het rollen omdat een Maleisiër berichten naar buiten wist te krijgen. Hij was niet alleen tegen zijn zin tewerkgesteld, maar vertelde ook te worden mishandeld als hij targets niet haalde.
Lees ook
Voor een afgesneden duimtop riskeren Filippijnen en VS geen oorlog
Naast haar vermeende criminele activiteiten vrezen de Filippijnen vooral haar mogelijke banden met China. Al enige tijd lopen de spanningen tussen de twee landen op omdat China delen van de Zuid-Chinese Zee claimt die de Filippijnen als de hunne beschouwen. Het leidt geregeld tot aanvaringen en geweldsincidenten.
Voormalig burgemeester Alice Guo komt aan bij de senaat voor haar ondervraging. Foto Joseph Vidal/EPA
Vlucht naar Indonesië
De onderzoeken van de senaatscommissie begonnen in mei, maar na enkele pijnlijke zittingen waarin Guo nauwelijks iets kon vertellen over haar jeugd in de Filippijnen, kwam zij niet meer opdagen. Over haar leeftijd bestaat onduidelijkheid, ze wordt rond de 35 geschat. De voorzitter van de senaatscommissie had eerder gesuggereerd dat de burgemeester doelgericht als agent van China naar de Filippijnen was gestuurd.
Hoewel een internationaal arrestatiebevel werd uitgevaardigd, slaagde Guo er in juli in de Filippijnen te ontvluchten. Op 3 september werd ze aangehouden in Indonesië, naar verluidt omdat ze één van de drie telefoons die ze altijd bij zich had, was blijven gebruiken.
Indonesië leverde haar uit aan de Filippijnen, waar ze vrijdag arriveerde. De senaatscommissie grilde haar maandag ook over de manier waarop zij erin was geslaagd het land te ontvluchten, wat als blamage wordt gezien voor de autoriteiten. Met een boot, gaf ze toe. Ondanks stevig doorvragen van de voorzitter van de senaatscommissie („Was het een kleine boot, een middelgrote boot of een hele grote boot? Dát kunt u toch wel zeggen?” ) gaf de vrouw die zich als Alice Guo presenteert hierover geen duidelijkheid. Ze ontkende alleen dat ze bij haar vlucht hulp had gekregen van Filippijnen.
Ze wilde ook niet de vermeende doodsbedreigingen aan haar adres preciseren, waardoor zij genoodzaakt zou zijn een kogelwerend vest te dragen bij de commissie. Ze zei alleen dat de bedreigingen zowel lokaal als internationaal waren.
Auf Wiedersehen, riep een boze menigte van 25.000 Volkswagen-werknemers woensdag in Wolfsburg. Ze hadden het op een bijeenkomst voor het personeel tegen Arno Antlitz, financieel directeur van het megaconcern (650.000 werknemers, fabrikant van onder meer Skoda, Seat en Audi).
Antlitz had net gezegd dat Volkswagen nog „één, twee” jaar heeft om het belangrijkste merk – Volkswagen zelf – weer op de rails te krijgen. Dat kampt met hoge kosten en tegenvallende verkopen. Wat de directie betreft zijn er ontslagen nodig, en is zelfs het ondenkbare mogelijk: fabriekssluitingen in het thuisland. Dat is in de lange geschiedenis van Duitslands belangrijkste industrietrots nog nooit voorgekomen.
Ongeveer anderhalf jaar was het rustig in Wolfsburg, het stadje tussen Berlijn en Hannover dat volledig wordt gedomineerd door de Volkswagenwerk, een van de grootste fabrieken ter wereld. Maar het was slechts een kwestie van tijd voordat het conflict weer zou losbarsten bij mini-maatschappij Volkswagen. Er dreigen massale ontslagen, en dat is bij Volkswagen altijd goed voor een felle machtsstrijd tussen de oppermachtige ondernemingsraadvoorzitter – ook wel de ‘schaduwdirecteur’ genoemd – en de directie.
Twee jaar geleden leidde zo’n ruzie tot het vertrek van de vorige topman Herbert Diess, nadat hij het vertrouwen van OR-voorzitter Daniela Cavallo had verloren. Zover is het nu nog niet, maar de onrust komt wel op een uitzonderlijk gevoelig moment. Overal in Duitsland leven grote zorgen over de industrie.
Chemiegiganten Bayer en BASF voerden de afgelopen tijd grote ontslagrondes door, onder meer doordat ze de productie in Duitsland terugschroeven als gevolg van de hoge energieprijzen. Staalbedrijf ThyssenKrupp zit in financiële problemen en onderhandelt nog over ontslagen.
Knullig en technologisch ouderwets
Ondertussen hebben autofabrikanten als BMW en Volkswagen te maken met een teruglopende vraag naar hun voertuigen. China is van oudsher een belangrijke afzetmarkt voor Duitse autobouwers, maar hier staan de bekende namen onder grote druk van lokale Chinese producenten als BYD, die veel beter zijn in het bouwen van elektrische auto’s. Consumenten in het land laten de Volkswagens, die ze als knullig en technologisch ouderwets inschatten, massaal links liggen. In Europa stagneert de vraag naar auto’s net zo goed, na een hoogtepunt in de jaren voor de coronacrisis.
Zo kampen veel bedrijven die decennialang golden als nationale trots nu met neergang. Donderdag publiceerde de Financial Timeseen uitgebreide analyse waaruit blijkt dat het aantal banen in de Duitse industrie snel afneemt. Zo is in de autosector het aantal banen sinds 2018 met 6,5 procent afgenomen. Dit komt ook doordat onder meer toeleveranciers uit de auto-industrie ontslagrondes doorvoeren. Zij maken in veel gevallen onderdelen voor brandstofmotoren en kunnen zich lang niet altijd aanpassen aan de elektrische revolutie.
De crisis bij Volkswagen (omzet in 2023 meer dan 300 miljard euro) is een symbolisch keerpunt en wakkert de angst voor de-industrialisatie in één klap enorm aan. Politiek is het chefsache: een woordvoerder van bondskanselier Olaf Scholz liet weten dat hij contact heeft met zowel de ondernemingsraad als de directie. Meerdere leden van de Duitse regering, onder wie vicekanselier Robert Habeck, spraken hun zorgen uit over de ontwikkelingen. De regering kondigde meteen maatregelen aan, met name subsidies voor elektrisch rijden.
Oorlogsverklaring aan personeel
De onrust was maandag al losgebarsten. Topman Oliver Blume begon de week door in de media voor het eerst melding te maken van mogelijke Duitse fabriekssluitingen. Een kostenbesparingsprogramma dat miljarden had moeten uitsparen, had uiteindelijk zo’n 3 miljard euro te weinig opgeleverd, aldus Blume.
Het probleem was dat Volkswagen slechts personeel kon laten vertrekken door hen bijvoorbeeld aantrekkelijke vroegpensioenregelingen aan te bieden. In afspraken met de ondernemingsraad uit 2019 was vastgelegd dat er tot en met 2029 geen gedwongen ontslagen in Duitsland zouden vallen. Maar daar wilde Blume vanaf.
Blume werkt al bijna zijn hele leven bij het concern, komt uit de buurt van Wolfsburg en kent de onderneming door en door. Hij wist dat zijn opmerking neerkwam op een oorlogsverklaring aan het personeel: goede arbeidsvoorwaarden en baanzekerheid maken deel uit van het dna van Volkswagen, dat vaak wordt omschreven als een de facto staatsbedrijf.
Dat er iets moet gebeuren, is duidelijk. In de eerste helft van 2024 zijn de winstmarges bij het merk Volkswagen geslonken tot 2,4 procent. „Er komen geen cheques meer binnen uit China”, zei Blume, een verwijzing naar de jarenlange solide opbrengsten die het Aziatische land voor Volkswagen betekende. Inmiddels verliest het merk hier in noodtempo terrein.
Op het thuiscontinent is intussen de vraag naar auto’s met ruim 13 procent gedaald sinds een piek kort voor de coronacrisis, door hoge prijzen en economische onzekerheid. Voor Volkswagen zijn dat 500.000 auto’s minder per jaar, grofweg de jaarproductie van twee fabrieken. „De markt is er simpelweg niet meer”, zei financieel topman Antlitz woensdag. Bovendien dreigt ook hier een concurrentiestrijd met goedkope Chinese merken, die grote schepen vol elektrische auto’s naar Europa sturen.
Het zijn pijnlijke constateringen, voor het bedrijf en voor Duitsland zelf. Decennialang was Volkswagen het kroonjuweel van de miraculeuze industriële wederopstanding van het land na de Tweede Wereldoorlog. De auto’s, met name de kever, groeiden uit tot een nationaal symbool. Meer dan veel andere merken wist Volkswagen te profiteren van de economische groei in China en breidde het wereldwijd uit. Dat er nu gesproken wordt over fabriekssluitingen, op het moment dat de hele Duitse industrie wankelt, is niet alleen een economische klap: het raakt ook het Duitse zelfbeeld als autoland.
Het probleem voor Blume en Antlitz is dat Volkswagen geen gewoon bedrijf is. Het kent een nachtmerrie-achtige governance-structuur waarbij de feitelijke macht van de topman beperkt is. Deelstaat Nedersaksen heeft aandelen en bezit 20 procent van het stemrecht in de raad van commissarissen. Daarbij kijkt minister-president Stephan Weil vaak nadrukkelijk naar de werkgelegenheid.
Ook een machtsfactor zijn de rijke families Porsche en Piëch, die grote delen van de aandelen in handen hebben en eveneens aanschuiven in de rvc, net als OR-voorzitter Cavallo. Ondertussen is het bedrijf ook nog beursgenoteerd.
Dit model, waarbij talloze belangen op het hoogste niveau vertegenwoordigd zijn, is bedacht door de Britten, die na de Tweede Wereldoorlog de structuur van het bedrijf opnieuw vormgaven. Maar nu is het „een multinational onwaardig”, schreef het Duitse Handelsblatt afgelopen week in een commentaar. Elke verandering gaat traag en elke topbestuurder moet voortdurend allerlei uiteenlopende partijen meekrijgen. Dat is niet altijd handig in het huidige tijdperk, waar Volkswagen de strijd aan moet met snelle, start-up-achtige ondernemingen als Tesla of gesubsidieerde Chinese autofabrikanten.
Blume weet dat hij gevaarlijk terrein betreedt. Op het eerste gezicht gebeurt nu bij Volkswagen precies hetzelfde als twee jaar geleden, toen voormalig topman Herbert Diess er bijna dagelijks op hamerde dat het bedrijf inefficiënt is en er misschien wel te veel mensen werkten. Volkswagen was log, niet wendbaar, kende trage structuren en liep achter op start-up-achtige bedrijven als Tesla, vond Diess.
Lees ook
Bij Diess is het altijd wachten op het volgende conflict
De ondernemingsraad deelde zijn analyse niet, en nadat ook de families Porsche en Piëch het vertrouwen in hem verloren, lukte het Cavallo tijdens een dramatische rvc-vergadering om Diess weg te krijgen. Het was de ontknoping van een al maanden durende ruzie die in de Duitse pers werd gevolgd alsof het een soap betrof.
Ook afgelopen week was Cavallo er snel bij om in felle bewoordingen afstand te nemen van Blume’s plannen. „Fabrieken zijn de drijvende kracht in veel regio’s”, aldus de OR-voorzitter. Volgens haar ligt de oorzaak ergens anders: „Volkswagen lijdt vooral omdat het management z’n werk niet doet.” Ze wees onder meer op hoge bonussen en het onvermogen van de top om auto’s tegen hogere prijzen te verkopen.
Weerstand minder fel
Het is wachten tot het conflict weer in alle hevigheid losbarst, inclusief lekken naar Duitse media, het over en weer zwartmaken en pogingen in de rvc om bepaalde besluiten te blokkeren of juist door te voeren.
Of loopt het deze keer anders? Sommigen wezen er de afgelopen week op dat de situatie nu niet helemaal vergelijkbaar is met twee jaar geleden. Volkswagen zit écht in de problemen, en Blume’s pogingen om de bestaande cultuur te doorbreken stuiten misschien op iets minder felle weerstand dan die van Diess destijds. Zo wees de Duitse automarkt-analist Daniel Schwarz van investeringsbank Stifel er in de Financial Times op dat Cavallo in haar eerste reacties erkent dat er problemen zijn en dat ze directe kritiek op Blume vermijdt.
En er is nog iets: deze keer zit de politiek erbovenop. Was het gedoe bij Volkswagen in 2022 nog iets waar Berlijn overwegend de schouders over ophaalde, nu ligt dat wel anders. Een voorbeeld zijn de nieuwe subsidies voor elektrische auto’s die economieminister Robert Habeck afgelopen week aankondigde. De afschaffing van deze subsidies vorig jaar is mede een oorzaak van de kabbelende markt voor elektrische auto’s in Duitsland. Overigens kon het besluit wel direct op veel kritiek rekenen: de problemen bij Volkswagen zijn maar voor een klein deel veroorzaakt door de gedaalde verkoop van elektrische auto’s in eigen land.
Bij Volkswagen begint nu het „eindspel”, zoals Handelsblatt het omschreef. Daarbij ligt de vraag voor of het concern zich kan aanpassen aan de automarkt van de 21ste eeuw, nu de concurrentie uit China toeneemt en alles draait om elektrische auto’s. Als deze week iets duidelijk maakt, is het wel dat het een harde strijd gaat worden.
Onder leiding van Björn Höcke won de Alternative für Deutschland (AfD) vorige week de deelstaatverkiezingen in Thüringen. Maar liefst 33 procent van de kiezers stemde op de oud-leraar geschiedenis en AfD-lid van het eerste uur, die sinds 2014 voor de partij in het Thüringse deelstaatparlement zit.
Maar Höcke (1972) is niet zomaar een succesvol regionaal politicus. In het roerige elfjarige bestaan van de AfD dreigde de partij steeds weer ten onder te gaan aan interne strijd. Verschillende fracties ruzieden om de koers van de partij, voorzitters wisselden elkaar in hoog tempo af, vermalen tussen de strijdende kampen. De man op de achtergrond, die steeds weer aan het langste eind trok en nu in hoge mate de richting van de partij bepaalt: Björn Höcke.
Ook Höcke vindt zichzelf niet per se gewoontjes. Dit voorjaar vergeleek hij zich met Jezus Christus en met Sokrates. Die werden volgens Höcke door de gevestigde orde monddood gemaakt via juridische processen, net als hij. Tegen Höcke liep een rechtszaak omdat hij meermaals in toespraken een slogan had gebruikt van de SA, Hitlers in bruin gehulde Sturmabteilung, en dat is verboden in Duitsland. Höckes verweer luidde dat hij tijdens zijn studie geschiedenis nu eenmaal geen enkele werkgroep over het nationaalsocialisme had gevolgd, en niet wist dat de leus ‘Alles für Deutschland’ verboden was. De rechter geloofde hem niet en gaf hem een boete.
In 2013 was Björn Höcke medeoprichter van de AfD-afdeling in Thüringen, maar ook daarvoor was hij al politiek geëngageerd. Hij groeide op in Rijnland-Palts in een „uiterst politiek” gezin, vertelde hij in een interview. Zijn grootouders werden in 1944 door het leger van de Sovjet-Unie uit Oost-Pruisen verdreven. Kort na het eind van de Tweede Wereldoorlog zagen veel Duitse ‘Vertriebenen’ zich als grootste slachtoffers van de oorlog, ook nog eens verraden door de politiek toen Duitsland de aanspraak op de voormalig Duitse regio’s opgaf.
Dergelijk revisionisme hield ook het gezin Höcke in de greep: volgens biografen werd er onder meer een verboden tijdschrift van een Holocaust-ontkenner gelezen. Als Höcke het over Oost-Duitsland heeft, spreekt hij liever over ‘Midden-Duitsland’ – het echte Oost-Duitsland ligt immers rond de Russische exclave Kaliningrad, in het voormalige Oost-Pruisen. ‘Midden-Duitsland’ is meteen ook een hondenfluitje naar andere revisionisten.
Björn Höcke bezoekt het ‘AfD Sommerfest’ dat zijn partij organiseert in Ehrfurt.Foto Matthias Gränzdörfer/IMAGO
Voorafgaand aan zijn AfD-carrière legde Höcke al contacten met gelijkgestemden. Zo was hij te gast aan het ‘Institut für Staatspolitik’, een inmiddels opgeheven denktank in Schnellroda in Saksen-Anhalt onder leiding van Götz Kubitschek. Kubitschek is uitgever van extreemrechtse lectuur, waaronder het boek van Renaud Camus over de ‘grote omvolking’ en dat van de Oostenrijkse voorman van de Identitaire Beweging Martin Sellner over ‘remigratie’, een term voor massale uitzettingen. Höcke zei met oog op dat begrip dat Duitsland „zonder problemen met twintig of dertig miljoen minder mensen” kan.
Kubitschek is een belangrijk ideoloog voor de AfD en voor Björn Höcke, en Kubitscheks instituut was lange tijd een ontmoetingsplek voor mensen met verschillende rollen in de rechtse scene: politici, theoretici, activisten en influencers. De macht van Höcke ín zijn partij hangt voor een groot deel af van zijn aanzien in die extreme kringen rónd de AfD, die het salonfähig maken van extreemrechts gedachtegoed als gemeenschappelijk doel hebben. Behalve electoraal maakt de AfD ook praktisch gebruik van de extremistische sympathisanten van de partij: volgens onderzoek van de Bayerische Rundfunk hebben de bijna tachtig Bondsdagleden zeker honderd medewerkers in dienst die in extreemrechtse organisaties zoals de Identitaire Beweging en de Reichsbürgerbeweging of in neonazigroepen actief zijn.
Bernd Lucke, econoom en mede-oprichter van de AfD, noemde Höcke in 2019 een „lakei” van Kubitschek. Hij stapte in 2015 uit de partij omdat Höcke in 2015 een voorzet deed voor een koerswijziging van de partij die Lucke „islamofoob” vond. Een tegenvoorstel van Lucke werd door de partij verworpen en Lucke vertrok.
Betonnen blokken
In 2017 zei Höcke tijdens een toespraak in Dresden dat „wij […] het enige volk zijn ter wereld dat een monument van de schande in het midden van zijn hoofdstad heeft geplant”. Höcke verwees daarmee naar het Holocaust-monument in Berlijn. Als reactie daarop zetten activisten een aantal betonnen blokken, naar voorbeeld van het Berlijnse monument, voor de deur van de pastorie waarin Höcke woont, in het Thüringse Bornhagen. De toenmalige partijvoorzitter Frauke Petry wilde Höcke vanwege die uitspraak uit de partij zetten. Maar weer had Höcke meer steun – Petry stapte uit de partij, Höcke bleef. Ook de daaropvolgende partijvoorzitter, Jörg Meuthen, stapte in 2022 op met de verklaring dat hij de machtsstrijd met Höcke en de mensen om hem heen had verloren. Onder invloed van Höcke is de partij steeds sektarischer en extremistischer geworden, volgens Meuthen.
Apocalyptische toekomstscenario’s kunnen volgens Höcke alleen door de AfD worden afgewend
Ideoloog Kubtischek vindt dat de AfD elke „crisis als kans [moet] gebruiken”. De partij profiteerde in 2015 van onvrede over de vluchtelingen die Duitsland onder kanselier Angela Merkel opnam, en later van de coronacrisis. In zijn toespraken schetst Höcke steeds weer apocalyptische toekomstscenario’s die alleen door de AfD kunnen worden afgewend. Tijdens zijn campagne riep Höcke op de marktpleinen van Thüringen zijn publiek steeds weer toe dat „ons volk het niet meer lang volhoudt”. Wie precies wat niet meer volhoudt blijft dan in het midden. Maar crisis, neergang en angst lijken voor de AfD de belangrijkste boodschap én voedingsbodem.
De Thüringse afdeling van Alternative für Deutschland onder Björn Höcke is door de Duitse veiligheidsdienst bestempeld als ‘extreemrechts’, wat betekent dat de dienst de AfD’ers mag afluisteren en met hen mag meelezen. Als onderbouwing voor het oordeel noemt de dienst behalve revisionisme ook „extremistische islamofobie” en het in twijfel trekken van de rechtsstaat. Een terugkerend thema bij Höcke is dat het „Duitse volk” het heft weer in eigen handen moet nemen – zo riep hij in 2015 dat een „volk dat soeverein wil zijn ook soeverein kan worden”. Höcke suggereert dat het land wordt bestuurd door niet-Duitse machten, en speelt in op de complottheorie van bijvoorbeeld de Reichsbürger, die menen dat de republiek Duitsland nooit echt heeft bestaan, dat de laatste legitieme staatsvorm het Duitse keizerrijk was en dat het huidige Duitsland een ‘bv’ is.
Melonisering
De huidige co-voorzitter van de AfD, Alice Weidel, staat ambivalent tegenover het extremisme van Höcke en co. Weidel zag het als forse tegenslag dat de AfD deze zomer door uitspraken van EU-parlementariër Maximilian Krah (die in een interview meende dat niet alle SS’ers crimineel waren) door Marine Le Pen uit de Europese fractie Identiteit en Democratie (ID) werd gezet. Nu vormt de AfD in Brussel een fractie met een aantal extremistische splinterpartijen; de Oostenrijkse FPÖ of de Hongaarse partij Fidesz wilden evenmin met de AfD in zee. Voor Weidel zijn Le Pen, de Italiaanse premier Giorgia Meloni en de manier waarop zij hun partijen schijnbaar gematigd en groot wisten te maken een voorbeeld.
Maar Höcke, Krah en ook Kubitschek waarschuwen voor een dergelijke ‘Melonisering’. Het idee is dat de partij ook in extremistische vorm groot kan worden – en dat bevestigt het succes in Thüringen. Uit kiezersonderzoek na de Europese verkiezingen in juni, waar de AfD in de deelstaten in het voormalige Oost-Duitsland de grootste partij werd, bleek dat kiezers het rechts-extremisme in de partij geen probleem vonden.
Voor de denkers en doeners uit Schnellroda, onder wie uitgever Kubtischek en activist Sellner, is één van de belangrijkste methodes voor het grootmaken van de AfD het normaliseren van extreemrechts gedachtegoed en het opschuiven van wat gezegd kan worden. Alleen al daarin lijkt de AfD in de afgelopen weken uiterst succesvol: CDU-voorzitter Friedrich Merz wees deze week migratie aan als oorzaak voor een gebrek aan woonruimte, ziekenhuisbedden en studieplekken.
In zijn eigen AfD-fractie in Thüringen is niet iedereen te spreken over fractievoorzitter Höcke, volgens onderzoek van Duitse media. Hij zou weinig aanwezig zijn, een einzelgänger, enigszins verlegen en ongenaakbaar in zijn aard.
Daarvan is op campagnebijeenkomsten van Höcke niets te merken. Met journalisten praat hij nauwelijks, maar hij neemt des te meer tijd voor selfies met fans, onder wie veel jonge mensen.
Höcke-Jugend
De jongerenafdeling van de AfD, de Junge Alternative (JA), is evenals de Thüringer afdeling door de veiligheidsdiensten ingeschaald als extreemrechts. De JA organiseert onder meer demonstraties om voor „remigratie” te pleiten. Terwijl andere AfD’ers zich soms wat distantiëren van de JA, neemt Höcke het voor hen op, zozeer dat de JA zich ook wel de Höcke-Jugend noemt.
Höckes invloed bij de JA betaalde zich uit: zijn co-voorzitter in Thüringen, Stefan Möller, bedankte op de dag na de verkiezingen de JA voor haar inspanningen; 38 procent van de kiezers tussen 18 en 24 had op de AfD gestemd. Maar hij roemde ook de hulp van activisten en influencers die geen lid zijn van de partij, maar wel het AfD-gedachtegoed op sociale media verspreidden.
Höcke is voorlopig parlementariër in Thüringen en extreemrechts leidsman van de AfD. Maar, zo schrijft Höcke in een boek uit 2018, de „vesting van het establishment” moet van minstens twee kanten worden aangevallen: door een „protesterende burgeroppositie” en de AfD als „parlementaire arm”. In het toespreken en bereiken van die burgeroppositie lijkt Höcke zich nog een stuk prettiger te voelen dan bij het werk als AfD’er in het deelstaatparlement.
Buiten giet het in de Guinese hoofdstad Conakry. Binnen, voorbij de tot mijnschacht omgebouwde entree van de evenementenhal, regent het superlatieven. „Ongeëvenaard”, juicht op het podium de in pak gestoken moderator. Een „historisch moment”, vult de Australische directeur van een de grootste mijnbedrijven aan. Een „nieuw tijdperk”, vindt zijn Chinese collega van een miljardenconsortium.
Generaal Mamadi Doumbouya zelf was de grote afwezige bij dit feestje eind juli ter ere van het omvangrijkste mijnproject in Guinee ooit. Toch was de man die het West-Afrikaanse land sinds een coup in 2021 regeert alomtegenwoordig. In de aanwezigheid van mannen in camouflagepakken tussen de jasjes en hakken. En in de speeches vol lof voor „de visie” dan wel „het leiderschap” of de „diplomatie exceptionnelle” van Monsieur le Président.
Zelfs zijn critici geven toe: zonder Doumbouya had deze mix van westerse en vooral Chinese belangen deze ochtend niet zo ogenschijnlijk knus naast elkaar op een podium gezeten. En had de saga rond Simandou en ’s werelds grootste onaangeboorde voorraad ijzererts (geschat op zeker 4,6 miljard ton) waarschijnlijk voortgeduurd.
Drie decennia aan vertraging, corruptieschandalen en juridische procedures gingen eraan vooraf, maar nu lijkt deze uitgestrekte bergketen vol ijzererts in het zuidoosten van Guinee toch echt ontgonnen te gaan worden. Onlangs werden de laatste handtekeningen gezet onder de samenwerking tussen het Australisch-Britse Rio Tinto en een consortium van hoofdzakelijk Chinese (staats)bedrijven die dit mogelijk moet maken.
Naar China
Eind 2025 moeten de werkzaamheden klaar zijn, waarna uiteindelijk zo’n 120 miljoen ton hoogwaardige ijzererts per jaar zal worden verscheept. Dat gaat vooral naar China, dat zijn grote afhankelijkheid van Australië wil verminderen voor bauxiet en ijzererts, grondstoffen voor aluminium en staal.
Het werk aan dit monsterproject – kostenraming: zo’n 18 miljard euro – is al begonnen. In Morébaya, iets ten oosten van Conakry, staan hijskranen aan de riviermond waar een nieuwe diepzeehaven wordt gebouwd. En zuidelijker, kronkelend langs de grens met Sierra Leone, worden met dynamiet tunnels door bergen geblazen voor een ruim zeshonderd kilometer lange spoorlijn die de mijn met deze haven zal verbinden.
En natuurlijk wordt er gewerkt in Simandou zelf. „We hebben letterlijk bergen moeten verzetten”, glundert Djiba Diakité, hoofd van het ‘strategisch comité’ voor Simandou, dat direct valt onder het presidentieel gezag. „Nu breekt een nieuw tijdperk aan.”
Is dat ook echt zo?
Doumbouya was, na zijn machtsgreep drie jaar geleden, stellig erover: zijn junta zou een einde maken aan de plundering van ’s lands rijkdommen onder zijn voorgangers. Het is hun schuld, zei hij, dat Guinee nog steeds een van de armste landen is, terwijl de bergen en jungles allerlei schatten herbergen, van goud en diamanten tot ijzererts en de grootste voorraad bauxiet ter wereld. In Boké, Guinees noordelijke bauxietregio, is niet eens een verharde weg.
Bronnen: Jeune Afrique, WCS, Rio Tinto, Esri, Infographics Nicoline Emmer en Tim Tensen
„U en wij kunnen niet langer doorgaan met dit dwaze spel dat grote ongelijkheid in stand houdt”, zei Doumbouya tegen de mijnbedrijven. Hij liet Guinees mijnwet afstoffen en kwam op basis daarvan met een reeks eisen, zoals lokale verwerking van bauxiet, wat werkgelegenheid en hogere inkomsten moet opleveren. Kenners betwijfelen of Guinee überhaupt in staat is bauxiet te zuiveren; daarvoor is veel elektriciteit nodig en dat heeft het land nauwelijks.
Lees ook
China heeft Afrika net zo goed nodig als andersom
Diamantenmagnaat
Doumbouya’s belangrijkste project is Simandou – de bijna mythische mijn waar Guineeërs steeds over hoorden, maar waar niets mee gebeurde. Rio Tinto was in 1997 de eerste die het recht kreeg de bergketen te ontginnen, maar het concern treuzelde jarenlang, wijzend op de „grootte en de complexiteit” van het project. Toenmalige Guinese president Lansana Conté beschuldigde de gigant op zijn beurt van opzet: Rio Tinto beheert onder meer in Australië al de grootste ijzerertsmijn ter wereld en zou volgens Conté de toestroom van meer erts op de markt willen remmen.
Rio Tinto verloor daarop de helft van de concessie aan een Israëlische diamantenmagnaat. Later, in 2021, zou deze Beny Steinmetz door een rechtbank in Genève schuldig worden bevonden aan betaling van miljoenen dollars aan steekpenningen aan Conté’s vrouw. Steinmetz had zijn mijnrechten toen allang doorverkocht aan het Braziliaanse Vale, voor zo’n 2,5 miljard dollar: het vijftienvoudige van wat hij ervoor betaalde.
Tegen de tijd dat de militairen de macht grepen, waren twee potentiële exploitanten over. De concessie voor blok 1 en 2 van de mijn, met een geschatte ijzerertsvoorraad van 1,8 miljard ton, was in handen van Winning International, een miljardenbedrijf uit Singapore met een Chinese oprichter, samen met de Chinese Hongqiao Group en het Chinese staatsbedrijf Baowu Group, dat met een omzet van 140 miljard euro (2023) de grootste staalfabrikant wereldwijd is. Rio Tinto (omzet 48,6 miljard euro) ging een joint venture aan met een consortium van Chinese bedrijven, waaronder aluminiumreus Chinalco. Deze groep hield de rechten voor blok 3 en 4. Geschatte voorraad: 2,8 miljard ton.
Één heikel punt bleef: Simandou’s afgelegen ligging vraagt een miljardeninvestering in de bouw van de benodigde infrastructuur. Hier voerde Doumbouya de druk op: hij eiste dat de twee partijen hier samen zorg voor zouden dragen. Na dreigementen om hun concessies af te nemen, gingen beide in juli 2022 schoorvoetend akkoord.
Niet openbaar
„Blijkbaar was er een ‘uitzonderlijk’ regime voor nodig om dit voor elkaar te krijgen”, zegt Aboubacar Fodé Keïta, met een lachje dat zijn ongemak nauwelijks verhult. Als fiscalist werkt Keïta voor het departement dat belastingregelingen overziet. Deze ochtend is hij een van de genodigden in de hal waar de ‘verjaardag’ wordt gevierd van de Compagnie du Transguinéen (CTG), het twee jaar geleden opgerichte haven- en spoorbedrijf.
Keïta heeft de details van de afspraken – onder meer over de belastingen die hij straks moet helpen innen – nog niet gezien. Geen van de gewijzigde en nieuwe contracten rond Simandou en de CTG zijn openbaar gemaakt. De laatste toevoeging op een webpagina waarop het ministerie van Mijnen contracten publiceert, dateert van voor de coup: een (sindsdien gewijzigd) contract met Winning uit 2020.
De Kindia-tunnel, een spoortunnel in aanleg voor de spoorlijn die de ijzerertsmijnen moet verbinden met de haven in Morebaya. Foto Jason Florio/Redux
De grote lijnen zijn wel bekend. Zo heeft de Guinese staat een aandeel van 15 procent in beide concessies en in het gezamenlijke haven- en spoorbedrijf. De regering zegt hier vanaf 2040 jaarlijks zo’n 2 miljard dollar aan belastinginkomsten en dividenden van te verwachten.
Keïta wil optimistisch zijn. „Dit kan Guinee echt veranderen”, zegt hij.
Maar buiten de zaal klinkt kritiek over het gebrek aan transparantie. „Al hebben we drie Simandou’s, voor gewone Guineeërs verandert niets zolang we de mechanismen die corruptie mogelijk maken niet aanpakken”, zucht een Guinese onderzoeker van de nationale mijnsector. Omdat het onderwerp zo gevoelig ligt, wil hij anoniem blijven. „Wij Guineeërs moeten wéten waar we het over hebben.”
Belediging
In 2021, het recentste jaar waarover cijfers voorhanden zijn, ontving de Guinese schatkist 540 miljoen dollar uit de mijnsector, vooral van bauxietwinning. Dat staat in een rapport voor het ITIE, een internationaal initiatief dat transparantie nastreeft in grondstofrijke landen. Een jaar eerder ging het om 550 miljoen.
„Een belediging”, aldus de Guinese premier vorig jaar. Niet veel, bevestigen kenners, voor een sector die zo’n 18 procent bijdraagt aan het bruto binnenlands product (2023: circa 23,61 miljard dollar) en goed is voor ruim 90 procent van de export. Zij wijzen onder meer op een vorig jaar verschenen rapport van lokale ngo’s over corrupte praktijken in de bauxietsector, van gesjoemel met cijfers tot steekpenningen.
„Waar is dat geld en dat van ál die jaren ervoor naartoe gegaan?”, vraagt de onderzoeker. „Zelfs in Conakry, de hóófdstad, hebben sommige wijken geen toegang tot stromend water. We hebben nauwelijks elektriciteit. En dan moeten we nu geloven dat alles anders zal gaan?”
Lees ook
Gesloten media, verdwenen activisten – in Guinee voelt niemand zich veilig
Het ergste, zegt hij: vrijwel niemand in Guinee durft nog hardop zulke vragen te stellen. Twee activisten werden onlangs opgepakt en verdwenen, ngo’s en media staan onder druk. Drie populaire radio- en televisiezenders werden al gesloten, wegens „schending van de beroepsregels”. Die zenders onthulden corruptieschandalen, de laatste tijd ook onder de regering van Doumbouya.
Rond Simandou bestaan meer zorgen. Voor China, drijvende kracht achter het project, zijn de belangen veranderd, zegt analist Christian Géraud Neema, verbonden aan het China Global South Project. Toen het land ruim een decennium geleden actief werd in Guinee, floreerde de Chinese economie. Overal werd gebouwd. Daarvoor waren staal en aluminium nodig.
Foto Jason Florio/Redux
„De toevoer van grondstoffen veiligstellen werd een prioriteit”, zegt Neema. Vooral toen een paar jaar later de spanningen opliepen met de Verenigde Staten en met Australië, waar China nog altijd zijn meeste ijzer en bauxiet vandaan haalt. Voor bauxiet is Guinee inmiddels nummer twee. Maar nu kwakkelt China’s economie en is de bouwactiviteit fors gedaald. Onderwijl is de prijs van ijzererts ingezakt.
„De nood is niet meer zo hoog als toen de junta aantrad”, zegt Neema. Hij wijst op de grote moeite die het Chinese staatsbedrijf Baowu dit jaar had om financiering los te krijgen voor Simandou. Daarbij speelt volgens de analist mee dat China ook investeerde in een ijzerertsmijn in buurland Sierra Leone. „Daar zijn de kosten minder hoog en is het risico minder groot”.
De politieke instabiliteit helpt Guinee evenmin. Rio Tinto maakte sinds zijn komst in 1997 al twee staatsgrepen mee, en de geruchten zwellen aan dat er een derde in aantocht is. Dat Doumbouya in juli niet kwam opdagen bij het feestje met de mijnbedrijven, verbaasde daarom niet: de juntaleider verlaat nog maar zelden het zwaarbeveiligde presidentiële paleis. Deze week maakte hij een uitzondering voor een China-Afrika-top in Beijing.
Verdragen nageleefd
In een hotellobby in Conakry wuift Gerard Rheinberger, de goedgeluimde managing director van Rio Tinto Simandou, de zorgen weg. „Wij maken keuzes op basis van feiten. En feit is dat na al die niet-democratische machtswisselingen één ding consistent bleef: iedere regering, in welke vorm ook, heeft de mijnverdragen nageleefd die vorige regimes ondertekenden.”
Dat hij daar ook weer niet zó zeker van is, blijkt als Rheinberger daarna over het belang van steun van de lokale bevolking begint. Die is precair. Nabij de mijn braken recent nog kleine protesten uit van jongeren die werk eisten. Méér werk, benadrukt Rheinberger. „We hebben ruim 2.300 mensen uit de gemeenschappen baantjes gegeven, maar het is moeilijk aan ieders verwachtingen te voldoen.”
Voor nu domineren de overalls van Rio Tinto, Winning en hun onderaannemers hele dorpen bij de haven in aanbouw en daar waar het spoor wordt aangelegd. Die kleding hangt aan waslijnen en blijft aan tijdens het vrijdagmiddaggebed, waar de dragers hun regenlaarzen en bouwhelmen bij de ingang van de moskee achterlaten.
Aboubacar Souma (rechts) is het dorpshoofd van Kolba, een dorpje nabij de Guinese grens met Sierra Leone. Foto Eva Oude Elferink
„Er is werk, dat moeten we toegeven”, zegt Aboubacar Souma (68). De chef du village van Kolba, een dorpje aan het eind van een lange modderweg vol gaten bij de grens met Sierra Leone, hangt in zijn plastic stoel terwijl de regen op het dak klettert. Om hem heen zitten jonge mannen, een enkeling in overall. Souma, met witte sik en een donsjas boven zijn slippers, wijst naar hen. „Bijna iedereen hier werkt voor de Chinezen.”
Achter hun dorp, waar voorheen akkers stonden, verrezen de afgelopen jaren betonnen geraamtes waar straks treinen vol ijzererts over denderen. Verderop gaan de werkzaamheden door. De mannen uit Kolba helpen graven en tillen voor zo’n 4,50 euro per dag.
Maar, zegt het dorpshoofd ernstig: „Dit zijn geen echte banen.” Niemand heeft een contract. Wat als dit werk straks klaar is, vraagt hij. „Ik hoop dat ze ons niet vergeten.”
<dmt-util-bar article="4864835" headline="Het ijzererts gaat naar China, maar wat krijgt Guinee ervoor terug?” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/06/het-ijzererts-gaat-naar-china-maar-waar-blijft-het-geld-voor-guinee-a4864835″>
Met wapperende vlaggen langs de weg en fotomomenten met een lachende president Xi Jinping, worden tientallen Afrikaanse leiders deze week in Beijing verwelkomd voor FOCAC, een driejaarlijkse China-Afrika top. Hun gastheer Xi noemde de relaties tussen China en Afrikaanse landen donderdag in zijn openingsspeech „beter dan ooit”. China ziet zichzelf als een ontwikkelingsland dat Afrika begrijpt en, aldus Xi, het continent kan helpen het „immense lijden” dat westerse modernisering teweeg heeft gebracht te herstellen.
Toch waren de afgelopen jaren lastig voor de relatie tussen China en het Afrikaanse continent. Landen als Ethiopië en Zambia worstelden met het terugbetalen van leningen voor grote infrastructurele projecten die China financierde. En ook aan Chinese kant ging het economisch minder, waardoor Chinese banken voorzichtiger werden met risicovolle projecten in het buitenland. China werd de afgelopen decennia bekend als voornaamste financier van grote infrastructuur in Afrika, maar nieuwe projecten in het kader van China’s Belt and Road-initiatief moeten nu vooral „klein en mooi” zijn: met kleinere budgetten, en goed voor milieu en maatschappij.
46 miljard euro
Toch heerst er optimisme rond de top, het grootste diplomatieke evenement dat China sinds 2019 heeft georganiseerd. Zo ging het aantal Chinese leningen in Afrika vorig jaar voor het eerst sinds 2016 weer omhoog, volgens gegevens van het Boston University Global Development Policy Center. Met 4,2 miljard euro lag het bedrag flink lager dan in de hoogtijjaren van 2013-2018, maar het geld ging naar langetermijnprioriteiten als groene energie en het versterken van Afrika’s financiële sector. De handel tussen China en Afrika bereikte een nieuw record (255 miljard euro), en ook China’s import van Afrikaanse landbouwproducten, lang een pijnpunt, zit in de lift.
In Beijing beloofde Xi donderdag om de komende drie jaar een bedrag van omgerekend 46 miljard euro beschikbaar te stellen voor projecten in Afrika, waarvan 27 miljard in leningen, 10 miljard ontwikkelingshulp en „tenminste” 9 miljard aan investeringen. Hij zei in Afrika ten minste een miljoen banen te zullen scheppen.
De meeste aangekondigde projecten zijn relatief kleinschalig, maar er komen ook dertig grotere infrastructurele projecten. Die gaan vaak naar landen waarmee China diepe historische banden heeft. Zo tekende China op woensdag een verdrag met Zambia en Tanzania om de ‘Tazara spoorlijn’, die China daar in de jaren zeventig hielp bouwen, voor ongeveer een miljard euro te verbeteren.
Leider van het Zuiden
Het gaat dan ook om meer dan de economie, zegt Ovigwe Eguegu, analist bij de consultancy Development Reimagined in Beijing. „De samenwerking is nooit puur transactioneel geweest. Het politieke aspect is ook heel sterk.” Hij wijst erop dat ook leiders van landen met weinig handel met China, zoals de Mali en Niger, deze week in Beijing vertegenwoordigd zijn. Een aantal landen maakte bovendien recent ingrijpende coups mee. „De leiders kunnen veranderen, maar ze vinden China allemaal een prioriteit.”
De Amerikaanse president Joe Biden bezocht het continent tijdens zijn ambtstermijn niet één keer
Sinds de top in 2000 voor het eerst werd gehouden, heeft hij elke drie jaar plaatsgevonden. Bijeenkomsten tussen Afrikaanse landen en andere partners, zoals de Verenigde Staten en de Europese Unie, zijn minder regelmatig. „Biden organiseerde er wel één, maar Trump bijvoorbeeld niet”, aldus Eguegu. Tijdens die VS-Afrika-top in Washington zei Biden dat Amerika „all in” was als het ging om de toekomst van Afrika, maar de Amerikaanse president bezocht het continent tijdens zijn ambtstermijn niet één keer. Xi was er vorig jaar voor de vijfde maal sinds hij in 2013 president van China werd.
Dit soort politieke symboliek is een belangrijk onderdeel van China’s strategie om zichzelf te presenteren als een leider van het mondiale Zuiden, juist nu het land meer druk ervaart van de Verenigde Staten en hun bondgenoten. Dat deed China de afgelopen jaren ook door diplomatiek actiever te worden, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten. Zo organiseerde Beijing recent een overleg met Palestijnse facties waarbij rivalen Hamas en Fatah aanwezig waren.
Hoewel China geen rol van betekenis speelt rond de Gaza-oorlog, helpen die initiatieven het land „om zich te positioneren als een morele en politieke stem van het Zuiden”, vertelt China-Afrika onderzoeker Cobus van Staden van het South African Institute of International Affairs. „Steun van Afrika is hier heel belangrijk in.” Andersom hopen Afrikaanse leiders op Chinese steun bij hun politieke plannen, zoals meer en permanente zetels voor Afrikaanse landen in de VN-Veiligheidsraad.
Lees ook
Wat levert al die Chinese aandacht Afrikaanse landen eigenlijk op?
Onvervulde beloftes
Gezien hun politieke belang voor China moeten Afrikaanse leiders strategischer en veeleisender worden in hun onderhandelingen met China, schreven verschillende Afrikaanse experts voorafgaand aan de top. Coördinatie tussen de 53 aanwezige Afrikaanse landen (Eswatini onderhoudt als enige Afrikaanse staat diplomatieke betrekkingen met Taiwan en ontbreekt daarom in Beijing) is ingewikkeld, maar er zijn breed gedeelde Afrikaanse prioriteiten. Neem een „betere handelsstructuur” met meer Afrikaanse export naar China, zoals de Zuid-Afrikaanse president Ramaphosa deze week in Beijing aankaartte, en meer investeringen in industrialisering en activiteiten die waarde toevoegen aan grondstoffen en andere exportproducten voor ze het continent verlaten.
Ook is er behoefte aan een mechanisme dat bijhoudt wat er gebeurt na FOCAC, dat elke keer eindigt met nieuwe beloftes en grote getallen voor toekomstige investeringen. In hoeverre die worden vervuld blijft vaak onduidelijk. Een „miljard coronavaccins” die China op de top in 2021 beloofde, lijken bijvoorbeeld niet te zijn geleverd. Eguegu: „Mensen moeten gewoon kunnen zien wat er uitkomt, en wat er terechtkomt van al die beloftes.”
Alleen België haalde de deadline van eind augustus niet, maar Ursula von der Leyen zal het niet zo erg hebben gevonden. Want het demissionaire Belgische kabinet schoof maandag een vrouw naar voren als kandidaat-commissaris, de vertrekkend minister van Buitenlandse Zaken Hadja Lahbib. En nog een meevaller voor Von der Leyen was dat Roemenië op het laatste moment bereid was een man in te ruilen voor een vrouw: Europarlementariër Roxana Mînzatu gaat nu op voor een plek in de nieuwe Europese Commissie.
Hoewel het nog relatief stil is in Brussel zijn het belangrijke weken: achter de schermen wordt onderhandeld over de verdeling van de portefeuilles in de Europese Commissie. Wie wordt de komende vijf jaar verantwoordelijk voor belangrijke onderwerpen als de Europese begroting, handel, mededinging en, nieuw in deze periode, defensie-industrie? En: welk land krijgt wel een invloedrijke, vooruitgeschoven post in de Commissie en welk land niet?
De afgelopen twee maanden hebben 25 landen hun kandidaat voorgedragen. Dat Duitsland met Von der Leyen weer de Commissievoorzitter levert, stond na een stemming in het Europarlement al sinds juli vast. En dat de voormalig Estse premier Kaja Kallas EU-buitenlandchef wordt, is ook al zeker. Von der Leyen overtuigde een meerderheid van het Europees Parlement onder meer met de belofte dat haar ploeg opnieuw uit evenveel vrouwen als mannen zal bestaan.
Lees ook
Kaja Kallas: Europese hardliner tegenover Vladimir Poetin
Maar de lidstaten werken nog niet mee. Von der Leyen had alle landen die niet met een huidige commissaris op de proppen komen, gevraagd een man én een vrouw voor te dragen. Alleen Bulgarije deed dat. Zo komt ze nog zeker drie vrouwen te kort. Nederland hoefde geen vrouw voor te dragen, omdat de huidige klimaatcommissaris Wopke Hoekstra opnieuw kandidaat is.
Onvrede over de kandidatenlijst
Von der Leyen wil volgende week haar ploeg met de portefeuilles presenteren. Omdat er nog weinig definitief besloten is, zijn Europarlementariërs terughoudend over de legpuzzel. Duidelijk is dat er onvrede is over de onevenwichtige kandidatenlijst. Gevreesd wordt dat het Europees Parlement via de hoorzittingen die elke kandidaat in het najaar moet ondergaan, het vuile werk voor Von der Leyen moet opknappen en enkele mannen zal afwijzen. Ook vragen parlementariërs zich af of Von der Leyen lidstaten voldoende onder druk heeft gezet om aan haar wens te voldoen. Ze zou dat deze week alsnog gedaan hebben met Malta en Zweden, maar of die haar tegemoetkomen moet nog blijken.
In Brussel zingen de namen rond van vier potentiële vicevoorzitters, onder wie Raffaele Fitto van Fratelli d’Italia
Hoewel niets zeker is tot de hele verdeling duidelijk is, zingen in Brussel de namen van vier vicevoorzitters rond. Bronnen bevestigen een bericht van Die Welt hierover. Opvallend is dat Von der Leyen de Italiaan Raffaele Fitto zo’n plek wil geven. Fitto is van het rechtspopulistische Fratelli d’Italia, de partij van premier Meloni. Zij steunde de kandidatuur van Von der Leyen niet. Het lijkt erop dat Von der Leyen zo de relatie met Meloni wil verbeteren. Fitto zou een van de economische portefeuilles krijgen en verantwoordelijk worden voor het coronaherstelfonds, ter waarde van 724 miljard euro. De uitbetaling van dat geld verloopt uiterst moeizaam, meldde de Europese Rekenkamer deze week.
De andere namen die als vicevoorzitters worden genoemd zijn de Spaanse socialist Teresa Ribera en de ervaren Fransman Thierry Breton, de huidige commissaris voor de interne markt. Ook de huidige Letse commissaris Valdis Dombrovskis is een veelgenoemde kandidaat voor het vicevoorzitterschap. Hij zou nog kunnen worden ingewisseld voor de Kroatische Dubravka Suica, zodat Von der Leyen tenminste in haar kernteam wel een goede man-vrouwverdeling heeft.
Strategische fout
Nederland doet niet mee aan het spel om deze topposities. Premier Dick Schoof zei al publiekelijk dat het niet realistisch is om op zo’n zware positie in te zetten. Doordat Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) in 2019 als Green Deal-commissaris de belangrijkste vicevoorzitterspost in handen kreeg, zou Nederland nu weinig kans hebben. In Brussel wordt gezegd dat Schoof een strategische fout heeft gemaakt: waarom niet voor het hoogste gaan? Bovendien is de christen-democraat Wopke Hoekstra van dezelfde partijfamilie als Von der Leyen en zouden ze goed met elkaar overweg kunnen.
Nederland zet in op „een belangrijke economische post” voor Hoekstra, zo zei Schoof in juli. In Brussel gaat nu rond dat hij de portefeuille Handel krijgt. Dat zou inderdaad een belangrijke post zijn, omdat Europa de komende jaren zijn positie moet bevechten in de wereldhandel en handelsovereenkomsten daarbij cruciaal zijn. Even was er sprake van dat Hoekstra Landbouw zou krijgen, maar dat wordt niet waarschijnlijk geacht. Dat zou ook niet in het Nederlands belang zijn, omdat het Nederlandse kabinet op dit terrein veel van Brussel gaat vragen, bijvoorbeeld een nieuwe uitzonderingspositie voor het storten van mest. Over dergelijke zaken onderhandelen wordt eenvoudiger geacht met een commissaris uit een ander land.
Lees ook
Met Hoekstra als Eurocommissaris kiest Schoof voor zekerheid en continuïteit
Maar niets is nog definitief. Er wordt deze weken van vele kanten aan Von der Leyen getrokken, door alle lidstaten en door alle partijpolitieke families. Ze moet naast een goede man-vrouwverdeling ook rekening houden met een goede geografische verdeling. De Hongaren, de laatste jaren de onruststokers in Brussel, verrasten met hun soepele stellingname. Ze schoven de huidige en zeer omstreden commissaris Oliver Várhelyi naar voren, maar gaven aan dat ze wel een vrouw willen voordragen als hij niet voldoet.
Von der Leyen wil haar team volgende week presenteren. Daarna volgen hoorzittingen over de kandidaten in het Europees Parlement. Het is de bedoeling dat de ploeg van ‘VDL 2.0’ op 1 december gevormd is.
Ooit lagen er olijfboomgaarden rondom de huizen. Inmiddels wordt een groot deel van het dorp in beslag genomen door een almaar groeiende markt, vol groente-, kleding- en meubelwinkels.
Het op groene heuvels gelegen Palestijnse dorp Barta’a is met circa zesduizend zielen een kleine stad geworden, maar het dorpse ons-kent-ons-gevoel is hier niet vreemd. De meeste inwoners heten Kabaha.
Zo ook de burgemeester, Ghassan Kabaha (60). „Een dorp dat uit één familie bestaat, daar is het leven gemakkelijker dan elders,” zegt hij vanachter zijn bureau in het gemeentehuis van Oost-Barta’a. Op een salontafel staan sapjes, chocola en koffie.
Ondanks de eenheid die inwoners onderling ervaren, is Barta’a een verdeeld dorp. „Schizofreen”, noemde NRC het zelfs tijdens een bezoek 35 jaar geleden. Na de stichting van Israël en de Arabisch-Israelische oorlog van 1948-’49, werd middels een ‘Groene Lijn’ de grens bepaald tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. Die lijn loopt dwars door Barta’a.
West-Barta’a ligt in Israël, en vanuit daar rij je zo het dorp binnen. Palestijnen hebben er een Israëlisch paspoort. Oost-Barta’a ligt in Palestina, op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever.
Barta’a is niet alleen verdeeld, maar Oost-Barta’a is ook veranderd in een soort enclave. Israël bouwde vanaf 2002 een muur rond dit deel van het dorp en het omliggende gebied, en heeft het zo afgescheiden van de rest van de Westoever. Een Palestijn die vanuit daar het dorp in wil, moet in het bezit zijn van een moeilijk verkrijgbare toegangspas en langs checkpoints en een muur.
In de ‘enclave’ liggen naast Oost-Barta’a ook een aantal kleinere Palestijnse dorpen en vier Israëlische nederzettingen, die door de muur werden ingesloten bij Israël.
Burgemeester Kabaha in zijn kantoor in Oost-Barta’a.
Foto’s: Samar Hazboun
„We zijn afgesloten van de rest van Palestina. Maar het Palestijnse nationale gevoel is hier net zo goed aanwezig,” zegt burgemeester Kabaha. Achter hem hangen ingelijste foto’s van de wijlen Palestijnse leider Yasser Arafat en de huidige leider en president van de Palestijnse Autoriteit Mahmoud Abbas.
Toen NRC het dorp in de zomer van 1989 bezocht, was Oost-Barta’a in de greep van de Eerste Intifada, de Palestijnse volksopstand tegen de Israelische bezetting.
Lees ook
Oost-Barta’a wil ‘s nachts geen pottekijkers
„Veel jongeren waren erbij betrokken”, zegt Kabaha. „Het werd de ‘steen-Intifada’ genoemd, omdat dit het enige was waarmee zij zich konden verzetten tegen het leger.” In West-Barta’a bleef het stil. „Wij Israëlische Arabieren moeten onze echte gevoelens camoufleren”, zei een inwoner toen tegen de krant.
Burgemeester Kabaha werpt één blik op de foto die hier door NRC van schoolkinderen werd genomen, en heeft binnen vijf minuten een van hen via WhatsApp getraceerd: Mustafa Kabaha.
Op een zonovergoten middag in 1989 liep de elfjarige Mustafa met zijn klasgenoten naar huis. Bij een muur vol revolutionaire graffiti liepen de jongens tegen een Nederlandse journalist en een fotograaf aan. Kabaha maakte, lachend in de camera, met zijn vingers het vredesteken.
De jongen op de foto is inmiddels 46, woont met zijn vrouw en vier kinderen in Oost-Barta’a, en werkt als accountant voor een vereniging in het dorp. Hij kan zich de ontmoeting nog herinneren: „Er was een staking, en daarom ging de school eerder uit,” vertelt hij tijdens een ritje met zijn auto, heuvel op, heuvel af.
<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Mustafa Kabaha op de plaats waar NRC hem 35 jaar geleden samen met andere kinderen fotografeerde toen hij uit school kwam.
Foto Samar Hazboun
” data-figure-id=”2″ data-variant=”row”><img alt data-description="Mustafa Kabaha op de plaats waar NRC hem 35 jaar geleden samen met andere kinderen fotografeerde toen hij uit school kwam.
Mustafa Kabaha werd als elfjarige gefotografeerd voor NRC. Hij woont nog altijd in het dorp.
Foto’s: Samar Hazboun, Nathan Harnik
„Barta’a is één familie, maar we zijn verdeeld. Door de Groene Lijn en toen door de muur. Er is pas vrijheid als iemand gewoon zijn land in kan”, zegt hij over de scheiding van het dorp en de rest van de Westoever.
Het vuur van de Eerste Intifada uit Kabaha’s kindertijd is in Oost-Barta’a inmiddels gedoofd. De ontwikkelingen die volgden, hebben Barta’a ingrijpend veranderd. Waar in 1989 nog de hoop gloorde op een einde aan de bezetting, is de gedroomde verenigde Palestijnse staat 35 jaar later verder weg dan ooit.
Palestina bestaat op de Westelijke Jordaanoever door decennia van annexatie uit Palestijnse ‘eilandjes’, omringd door almaar meer Israëlische nederzettingen, speciale wegen voor kolonisten en onteigend Palestijns land.
De Oslo-akkoorden uit de jaren negentig tussen Israël en de PLO, de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, bereidden niet de weg naar een Palestijnse staat. Wel volgde een bestendiging van de Israëlische bezetting en uitbreiding van nederzettingen. De Palestijnse Autoriteit die beperkt bestuur over delen van de Westoever kreeg, waaronder in Oost-Barta’a, geldt voor veel Palestijnen als een verlengstuk van de bezetter.
Er volgde een Tweede Intifada, vanaf 2000. De protesten, die hard werden onderdrukt, gingen later gepaard met meer geweld en zelfmoordaanslagen op Israëlische soldaten en burgers. In 2002 begon Israël met de illegale bouw van de muur dwars door de Westelijke Jordaanoever, op bezet Palestijns gebied.
Duizenden Palestijnen werden door de muur afgesloten van de rest van de Westoever, en van diensten zoals onderwijs en gezondheidszorg. „Als ik naar de Westoever wil, kan dat alleen op de gezette tijden van de checkpoints,” legt Mustafa Kabaha uit.
Hij rijdt naar zijn geliefde plek in het dorp: een groot, schaduwrijk terras op een heuvel begroeid met vijgenbomen, met een indrukwekkend uitzicht. Heel in de verte: Haifa, een glimp van de zee. Palestijnen van de Westoever kunnen er zonder vergunning niet komen. Beneden, dichtbij, ligt de Israëlische stad Harish. Ten oosten daarvan doorkruist de grijze betonnen muur het landschap.
Israël probeert Palestijnen in de enclave van hun land te verjagen, zegt Mustafa Kabaha. „Met checkpoints, controles, net zo lang tot mensen het zat zijn en vertrekken. Maar we zijn standvastig gebleven.”
De rotonde op de scheidslijn tussen West- en Oost-Barta’a Foto Samar Hazboun
Vrijwel evenwijdig aan de Groene Lijn loopt dwars door Barta’a een wadi, een rivierbedding, die nu kurkdroog is maar in de winter vol staat met regenwater. Rondom de wadi staan picknicktafels en speeltuinen, en verrijzen imposante, rotsachtige heuvels.
De wadi is het natuurlijke herkenningsteken van een verdeling die dwars door families heen sneed. Van de denkbeeldige Groene Lijn is, behalve een gedenksteen op een centrale rotonde die de scheidslijn markeert, weinig te merken.
Zonder dat je er erg in hebt, loop je van West naar Oost. Dat was eens anders. Toen Oost-Barta’a onder Jordaans bestuur viel, tussen 1949 en 1967, was het niet mogelijk om van de ene naar de andere kant te gaan. Ook de grote Kabaha-familie raakte zo verdeeld.
Trouwen langs de lijn
„Precies rond de groene lijn kwamen mensen toen vanaf twee kanten samen bij een bruiloft, zodat ze elkaar toch konden zien,” vertelt Mustafa Kabaha. Inmiddels kunnen families in beide delen elkaar gerust bezoeken. Officieel is daar vanuit Oost een vergunning voor nodig, maar, zegt Kabaha, Israël knijpt een oogje toe.
Wie anno 2024 trouwt in Barta’a, hoeft dus niet meer langs de Groene Lijn te gaan staan. In restaurant Al-Pasha staat het stralende echtpaar Razan al-Kolony (20) en Mahran Kabaha (24) in de keuken salades te maken. Ze zijn een week geleden getrouwd. Er komen regelmatig Israëliërs eten, soms ook kolonisten. „Ik ontvang iedereen met respect”, zegt al-Kolony.
Al-Kolony ontwerpt kleding, ze laat op haar telefoon trots de verschillende jurken zien die ze voor haar eigen bruiloft maakte. Kabaha werkt als kok in verschillende restaurants, waaronder Al-Pasha dat van zijn vader is.
Ze werden geboren in West, maar hun nieuwe huis ligt in Oost. Ook hij is een Kabaha, maar ze konden uiteraard niet de hele clan in het dorp uitnodigen. Wie ontbrak op het feest, was zijn tante uit Jenin, die kreeg geen toestemming om vanaf de andere kant van de muur naar het feest te komen.
Veel Palestijnen in Oost-Barta’a zijn getrouwd met iemand uit West-Barta’a, en vice versa. Zo heeft burgemeester Ghassan Kabaha een Palestijnse identiteitskaart en zijn vrouw uit West-Barta’a een Israëlisch paspoort, evenals hun kinderen. „De helft van de gezinnen hier zit in zo’n situatie”, vertelt hij.
Met een Palestijnse identiteitskaart mag je officieel West-Barta’a niet in, noch de rest van Israël. Wie met een Palestijnse ‘Israëliër’ trouwt uit West, kan een langdurige procedure beginnen voor een Israëlisch paspoort.
Slapen in de winkel
De uitdijende markt drukt een groot stempel op het dorp, maar inwoners praten met trots over Barta’a als commerciële trekpleister. Op deze hete, doordeweekse dag is het rustig op de markt, maar op zaterdag wordt er normaal druk boodschappen gedaan door Israëliërs en zogenoemde ‘48 Palestijnen’, dat zijn de Palestijnen met een Israëlisch paspoort binnen de groene lijn. Het is er goedkoper dan elders in Israël.
Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever aan de andere kant van de muur die Barta’a bezoeken voor werk in een winkel of fabriekje tegen betere salarissen, hebben vaak alleen een vergunning voor het Oostelijke deel.
„Bij die rotonde kan ik in principe opgepakt worden”, zegt Salim (60) vanachter de kassa van zijn groentezaak op de markt, wijzend naar de overgang tussen de twee delen. Hij komt uit Jenin, in het noorden van de Westoever. Tot de oorlog stond hij dagelijks om zes uur op om vanuit daar naar zijn winkel te komen.
Tot Israël na 7 oktober vorig jaar de werkvergunningen van duizenden Palestijnen introk die in Israël werkten. Ook winkeliers en arbeiders uit de Westoever die aan de westkant van de muur in Palestijns gebied werkten konden niet meer komen, of durven vanuit Barta’a niet meer terug. „Ik heb maanden in de winkel geslapen,” vertelt Salim.
Adam (21) uit Hebron in de tapijten- en gordijnenwinkel van zijn vader in Oost-Barta’aFoto Samar Hazboun
Het is in Barta’a een publiek geheim dat er mensen door ‘gaten’ in de muur of via andere wegen naar binnen en buiten gesmokkeld worden. Met gevaar voor eigen leven. Afgelopen december werd er nog een jongen doodgeschoten die vanaf de andere kant van de muur de fabriek van zijn familie in Oost-Barta’a probeerde te bereiken. Sinds oktober konden ze niet langer via het checkpoint naar Barta’a om er te werken.
Ook Adam (21) uit al-Khalil (Hebron) legt al vier jaar een lange weg af vanuit het zuiden van de Westoever, met een werkvergunning voor de tapijten- en gordijnenwinkel van zijn vader. Hij komt achterin de zaak vanachter de naaimachine vandaan, gaat achter een groot houten bureau zitten en schenkt koffie in.
De zaken lopen minder. Het is de laatste maanden rustiger op de markt. Daarbij is de levering van de tapijten uit Turkije, die worden verscheept naar de haven van Haifa, door de oorlog flink vertraagd.
Barta’a in 1989, toen NRC het dorp ook bezocht.Foto Nathan Harnik
Checkpoints
„Barta’a is het enige toevluchtsoord vanuit de Westelijke Jordaanoever”, zegt hij. Maar om er te komen, moet hij langs een hele reeks checkpoints. De reis kan zo een halve dag duren. Ook hij slaapt nu al maanden in de winkel.
Vanuit Oost-Barta’a voert een autoweg langs de muur naar het checkpoint Rihan naar de Westoever. Er zijn twee doorgangen: eentje voor de kolonisten, die zo kunnen doorrijden, eentje voor de Palestijnen die hun identiteitskaart en eventuele vergunning moeten tonen. Laat in de middag lopen er enkel Palestijnse voetgangers door een lange, gekooide looproute.
Volgens winkelier Mahmoud Abu Ali (60) uit Oost-Barta’a heeft het dorp door de heuvels het mooiste uitzicht van de Westoever. Maar, zegt hij; „We zitten in een kooi”. Hij is even stil. Dan grapt hij dat de vrouwen het geen probleem vinden, omdat de mannen zo niet weg kunnen, gevolgd door een bulderende lach.
Voor het eerst gaan commerciële astronauten een ruimtewandeling maken, een relatief riskant uitstapje buiten de capsule in het vacuüm van de ruimte. Na de lancering met de Falcon 9-raket van ruimtevaartbedrijf SpaceX, op zijn vroegst woensdagochtend, zullen de Amerikaanse miljardair Jared Isaacman en missiespecialist Sarah Gillis zich zo’n twintig minuten buiten hun Crew Dragon-capsule wagen. Het voornaamste doel van deze ‘Polaris Dawn’-ruimtemissie is – naast het scoren van een primeur – om een nieuw ruimtepak te testen dat geschikt is voor zowel ruimtewandelingen als voor gebruik binnen de capsule.
Ruimtewandelingen, EVA’s (Extravehicular Activity) in ruimtevaartjargon, zijn regelmatige klussen voor ervaren astronauten aan boord van het internationaal ruimtestation ISS. Zij wagen zich buiten om onderdelen te installeren of repareren.
Routine zijn EVA’s nog altijd niet, en ze brengen forse risico’s met zich mee. De allereerste ruimtewandeling, die van kosmonaut Aleksei Leonov in 1965, liep bijna fataal af toen zijn ruimtepak opzwol, en hij haast niet meer door de luchtsluis terug kon keren naar zijn capsule. De stijfheid van het pak dat onder druk staat, desoriëntatie door gewichtloosheid, vreemde lichtomstandigheden, en zelfs iets simpels als zwevend vocht dat aan het vizier plakt kunnen de uitstapjes buiten het ruimtevaartuig ook nu nog tot een gevaarlijke beproeving maken.
De Polaris Dawn-ruimtemissie voert astronauten tot 1.400 kilometer van de aarde
Dat geldt zeker voor de relatief onervaren astronauten van deze missie. In 2022 kondigde Isaacman, die miljardair werd met internetbetaaldienst Shift4, het ruimtevaartprogramma Polaris Dawn aan – een drietal private, zelf gefinancierde ruimtevluchten, waarvan dit de eerste is. Over de bedragen die hij daarvoor aan SpaceX betaalt wil Isaacman niets kwijt, maar het is aannemelijk dat het om honderden miljoenen dollars gaat.
Geladen deeltjes
In 2021 nam Isaacman al deel aan de eerste vlucht naar een baan om de aarde met alleen maar ruimtetoeristen, ook aan boord van een Crew Dragon-capsule. De eerste Polaris Dawn-vlucht gaat een flinke stap verder. Het hoogste punt van de baan om de aarde ligt bij deze vlucht op 1.400 kilometer, fors hoger dan de circa vierhonderd kilometer waarop het ISS zijn baantjes rond de aarde trekt. Sinds de laatste Apollomissie in 1972 zijn mensen niet meer zo ver van de aarde verwijderd geweest.
Daarmee vliegen de astronauten door de Van Allen-stralingsgordels, zones rond de aarde die vol zitten met snelle, geladen deeltjes, ingevangen door het magnetisch veld van de aarde. Die zullen in de capsule doordringen, waardoor de ruimtereizigers een dosis straling oplopen die overeenkomt met drie maanden aan boord van het ISS. Na de vlucht worden ze onderzocht op de effecten van die straling. Na tien uur in deze baan zullen de astronauten afdalen naar een baan op zevenhonderd kilometer.
Lees ook
Hoe het menselijk lijf een reis naar de ruimte doorstaat
De ruimtewandeling is gepland voor de derde dag. Daarbij zullen ook de astronauten die binnen blijven, ex-luchtmachtpiloot Scott Poteet en SpaceX-medewerker Anna Menon, blootgesteld worden aan het vacuüm van de ruimte. Omdat de Crew Dragon geen luchtsluis heeft, wordt de lucht uit de hele capsule gepompt voordat het luik aan de voorkant open gaat.
Isaacman en Gillis zullen vervolgens naar buiten klimmen via de Skywalker, een soort zwemtrap, en daar een poosje op staan. Los in het heelal rondzweven aan een navelstreng-achtige umbilical, zoals Leonov en de meeste ruimtewandelaars na hem deden, is er deze keer nog niet bij.
Mars
Normaal dragen astronauten tijdens de lancering en landing een IVA- (Intravehicular Activity)-ruimtepak dat ze moet beschermen tegen het wegvallen van de luchtdruk. Voor EVA’s zijn er zwaardere ruimtepakken met een soort rugzak voor zuurstof-, vocht- en temperatuurhuishouding.
Voor de Polaris Dawn-missie ontwikkelde SpaceX een futuristisch ogend ruimtepak dat voor beide doelen geschikt is. Alle vier de bemanningsleden dragen dit pak, bedoeld als voorloper van de pakken waarin astronauten ooit op de maan en op Mars moeten rondlopen.
Sinds de laatste Apollomissie in 1972 zijn mensen niet meer zo ver van de aarde geweest
De geplande procedure brengt extra risico’s met zich mee, erkende Isaacman tijdens een persconferentie. Maar de vooruitgang op het gebied van bemenste ruimtevaart maakt de risico’s de moeite waard, vindt hij.
Het is een heel andere risico-afweging dan die van NASA, die op dit moment twee astronauten aan boord van het internationaal ruimtestation ISS vasthoudt omdat er te weinig vertrouwen is in een veilige terugvlucht met de nieuwe Starliner-capsule van Boeing. Die vertoonde op de heenweg onverklaarde maar ogenschijnlijk beheersbare mankementen.
Op Kennedy Space Center in Florida staat de Falcon 9-raket gereed die woensdagochtend de Crew Dragon-capsule in de ruimte moet brengen. Foto Joe Raedle/Getty/AFP
„Een ruimtewandeling is een riskant avontuur, maar we hebben alle voorbereidingen uitgevoerd”, zei Bill Gerstenmaier, voormalig NASA-directeur voor bemenste ruimtevaart, nu SpaceX-vicepresident, over de Polaris Dawn-missie.
Na de ruimtewandeling zal de capsule zal nog een paar dagen baantjes om de aarde draaien, en houden de astronauten zich bezig met wetenschappelijke experimenten.
Vertraging
De vlucht was oorspronkelijk gepland voor eind 2022, maar zoals bij de meeste ruimtevaartmissies trad er vertraging op. Reden voor het uitstel was vooral de ontwikkeling van het ruimtepak, die langer duurde dan gedacht.
Ook het weer werkte de laatste dagen niet mee. Na de vlucht van zeven dagen moet de Crew Dragon onder parachutes op zee landen, maar de weersverwachting was de afgelopen weken te onstuimig voor de bergingsoperatie waarbij schepen de capsule en de astronauten oppikken.
Als het weer meezit, stijgt de Polaris Dawn-missie woensdagochtend, op zijn vroegst om 09.38 (Nederlandse tijd), op vanaf lanceerplatform 39A van het Kennedy Space Center in Florida.
Gaan ze voor een uitdager die de partij verder naar rechts trekt? Of juist voor een gematigde kandidaat?
Na het grootste verlies ooit voor de Conservatieve Partij bij de Lagerhuisverkiezingen begin juli maakte partijleider Rishi Sunak zijn aftreden bekend. Dus nu moeten de Tories een partijleider kiezen die de komende jaren oppositie voor hen gaat voeren. Woensdag is de eerste afvalronde: de fractieleden in het Lagerhuis houden een eerste stemronde waarbij ze het aantal kandidaten terugbrengen van zes naar vijf.
De leiderschapsstrijd is een lang, uitgesmeerd proces waarbij de komende weken elke keer kandidaten afvallen tot er twee over zijn. Eind oktober krijgen de partijleden de mogelijkheid om tussen die laatste twee te kiezen en dan wordt begin november de nieuwe leider bekend. De Conservatieven hebben geen haast: de analyse wat er mis ging moet wroden gemaakt, het grote verlies moet verwerkt.
Die lange interne campagne is voor de nieuwe regering van Labour wel een politiek cadeautje. Het betekent dat de grootste oppositiepartij de komende maanden vooral met zichzelf bezig is, in plaats van gericht weerwoord te bieden aan de Labour-plannen. Vier, vijf of zes mogelijke leiders die allemaal in hun eigen woorden kritiek leveren, is ook voor de Britse media onhandiger dan één rake opmerking van een echte partijleider.
Het lastige voor de zes kandidaten is om overeenstemming te vinden over de oorzaken van hun verlies. En daarmee een antwoord op de vraag welke kant het op moet met de Conservatieve Partij. De Tories verloren in juli electorale steun aan alle kanten van het politieke spectrum: een flink deel van hun achterban vond hen te rechts en koos voor Labour of de Liberaal-Democraten. Een ander deel vond hen juist te gematigd en ging voor Reform UK van Nigel Farage.
Vooralsnog gaat het inhoudelijke debat tussen de zes vooral over immigratie en proberen ze vooral de rechtsere kiezers aan zich te binden, met voorstellen voor maximum aantallen immigranten per jaar en het opzeggen van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het lastige is dat de kandidaten twee verschillende groepen moeten zien te overtuigen: eerst de fractie, daarna de partijleden. En de fractie – die van 365 leden na de verkiezingen in 2019 is gekrompen naar 121 leden – is gematigder dan het ledenbestand.
Kemi Badenoch is op het moment licht favoriet en de algemene verwachting is dat Mel Stride na woensdag als eerste eruit ligt. Maar verder hangt veel af van hoe tactisch de kandidaten te werk gaan en wie ze in hun fractie achter zich weten te krijgen.
Kemi Badenoch (44) „Het Verenigd Koninkrijk is het beste land om zwart te zijn”
Kemi Badenoch
Kemi Badenoch is één van de kandidaten van de rechterflank van de Conservatieve Partij en min of meer favoriet voor het leiderschap. Maandag zei ze tijdens haar presentatie dat de afgelopen Conservatieve regeringen „rechts praatten, maar links bestuurden”. Al was ze daar zelf sinds 2019 volop onderdeel van, eerst als minister voor Vrouwen en Gelijkheid en later als minister van Handel. Ze heeft nog weinig gezegd over eventueel nieuw beleid onder haar leiderschap, behalve dat ze een duidelijke breuk wil met de vroegere regeringen.
Badenoch werd in Wimbledon geboren, in de Britse hoofdstad Londen, maar bracht haar jeugd door in Nigeria en de Verenigde Staten. Op haar zestiende kwam ze terug naar het VK. Ze werkte bij McDonald’s, later studeerde ze computerprogrammering en rechten. Vorig jaar zei ze dat het VK „het beste land is om zwart te zijn”, maar naar aanleiding van de racistische rellen afgelopen zomer zei ze dat „je niet kunt doen alsof er geen spanningen” in de samenleving bestaan.
Robert Jenrick (42) „Onze partij moet veranderen. Als we dat niet doen, hebben we geen toekomst”
Robert Jenrick
In december vorig jaar stapte Robert Jenrick op als minister van Immigratie uit onvrede met de uitvoering van de Rwanda-deal voor het uitzetten van asielzoekers. In de juridische strijd rond die uitzettingen was de vraag of het VK internationale mensenrechten zou moeten respecteren. Jenrick wilde liever dat het VK dat niet zou doen en was ervoor dat het VK uit het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zou stappen. Britse media zagen zijn vertrek toen al als teken dat Jenrick ambities voor het leiderschap had en dat hij de Conservatieve Partij naar rechts zou trekken als partijleider.
Robert Jenrick groeide op in Wolverhampton, studeerde geschiedenis in Cambridge. Sinds 2014 zit hij in het Lagerhuis; hij kwam geregeld in opspraak. Tijdens de coronacrisis, toen hij staatssecretaris voor Huisvesting was, bezocht hij tegen de lockdownregels in zijn ouders. Binnen zijn partij stond Jenrick bekend als gematigd, maar de afgelopen maanden is hij verrechtst. Als immigratieminister gaf hij bijvoorbeeld opdracht om op kinderafdelingen in sommige asielzoekerscentra de vrolijke muurschilderingen weg te laten sauzen.
Tom Tugendhat (51) „De enige manier om vertrouwen terug te winnen, is onze Conservatieve principes trouw te blijven en onze beloftes na te komen”
Tom Tugendhat
Tom Tugendhat is één van de gematigder kandidaten; hij zou de voorkeur hebben van de One Nation Tories, de sociaal-liberale leden van de fractie. Al heeft Tugendhat bij het bekendmaken van zijn kandidatuur gezegd dat het verlaten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, wat gezien wordt als een vrij rechts plan, voor hem een optie is. Hij zou ook een maximum aantal migranten van netto 100.000 per jaar willen toestaan, om „de druk op huisvesting, infrastructuur en diensten te verlichten”.
Tugendhat studeerde theologie in Bristol en islamitische studies in Cambridge, waarbij hij ook Arabisch leerde. Hij ging in dienst en werkte jarenlang mee aan militaire missies in Irak en Afghanistan. In het kabinet van Rishi Sunak was hij staatssecretaris van Veiligheid. Ongemakkelijk voor Tugendhat is dat hij zich in 2022 ook al kandideerde voor het leiderschap. Zodra hij uit de race lag, sprak hij zijn steun uit voor Liz Truss als leider. Die maakte er een chaos van en was binnen anderhalve maand vertrokken als premier.
James Cleverly (55)„Slechte officieren geven hun soldaten de schuld, slechte ministers hun ambtenaren”
James Cleverly
De Conservatieven moeten „een paar dingen heel goed doen in plaats van alles slecht”, zei James Cleverly bij zijn presentatie maandag. Cleverly was in vorige regeringen onder meer minister van Onderwijs, Binnenlandse en Buitenlandse Zaken, steeds voor korte periodes. Als partijleider zou Cleverly het uitzetten van asielzoekers naar Rwanda, het plan waar onder de vorige regering niets van kwam, opnieuw willen uitvoeren. Toch is hij niet zo rechts als sommige andere kandidaten; hij presenteert zichzelf als gematigde, centrumrechtse kandidaat die de partij weer kan verenigen.
Cleverly groeide op in Lewisham, in het zuidoosten van Londen. Hij is enig kind omdat zijn ouders geen privéonderwijs voor meerdere kinderen konden betalen, vertelde hij in een interview in 2015. „Dus als Labour-leden in het Lagerhuis over hun moeilijke jeugd beginnen waar de Tories niets van af zouden weten, denk ik bij mezelf, fuck off, je hebt geen idee waar je het over hebt.”
Priti Patel (52) „Conservatisme heeft niet gefaald. Het zijn de politici die tekort gekomen zijn”
Priti Patel
Priti Patel is misschien wel de ideologisch meest rechtse en meest populistische van de zes kandidaten. In april 2022 presenteerde zij de afspraken met Rwanda over het uitzetten van asielzoekers, als minister van Binnenlandse Zaken onder toenmalig premier Boris Johnson. Maar nadat Johnson die zomer was opgestapt, verdween ook Patel uit het kabinet. Ze probeert nu een verzoenende toon en benadrukt het belang van eenheid binnen de partij, „om weer wedstrijdfit te worden”.
Patel is in Londen geboren en haar ouders zijn van Oegandees-Indiase afkomst. Ze studeerde economie in Newcastle. Sinds 2010 zit ze in het Lagerhuis. Ze bezorgde haar partij door de jaren heen geregeld ongemakkelijke momenten. In 2017 trad ze af als minister van Internationale Ontwikkeling omdat ze in haar vakantie allerlei Israëlische ambtenaren en politici had ontmoet, tegen de ministeriële regels in. En in 2022 bevond een onafhankelijk adviseur over de ministeriële gedragscode meldingen over pestgedrag van Patel op haar ministerie gegrond – al trad die adviseur af nadat Boris Johnson zijn conclusies van de hand had gewezen en bleef Patel zitten.
Mel Stride (62) „Mensen kiezen niet voor een partij waar iedereen elkaar steeds naar de keel vliegt”
Mel Stride
In juli waren mediaoptredens van Mel Stride een terugkerende grap onder journalisten die verslag deden va de verkiezingscampagne. In het Verenigd Koninkrijk geeft vaak één iemand van de grote politieke partijen tijdens het ochtendnieuws interviews aan meerdere radio- en televisiezenders. En tijdens de campagne was dat wel erg vaak Mel Stride, destijds minister van Werkgelegenheid en Pensioenen. Als één van de weinige ministers verdedigde hij de regering nog, terwijl zijn collega’s allang mentaal waren afgehaakt.
Volgens de Britse media maakt Stride weinig kans op het partijleiderschap, misschien juist doordat hij de afgelopen jaren weinig uitgesproken was en vooral loyaal aan anderen. Zelfs in zijn campagne is hij voorzichtig: „Het is heel belangrijk dat we tijdens deze verkiezing geen al te heftige posities innemen, want wie deze strijd ook wint, diegene moet terug naar de fractie.” Al heeft Stride wel de juiste studie gedaan voor de baan: veel Conservatieve partijleiders en oud-premiers studeerden filosofie, politiek en economie aan de Universiteit van Oxford, net als hij.
De universiteit belooft hem gegarandeerd een kamer, op vijf minuten lopen van de faculteit. „Dat is echt belangrijk. Want als ik eerst met een bus moet en die mis ik, ga ik vast weer naar huis en in bed liggen in plaats van naar college”, zegt Daniel Wahab.
Wahab, zijn rode capuchontrui past bij zijn rood met zwarte gympen, is op bezoek bij de Universiteit van Coventry om uit te vinden of hij hier zou willen studeren. Software engineering. Hij heeft een jaar in Bedfordshire gezeten maar vond de manier van lesgeven daar niet fijn. „Ze gaven je zomaar de antwoorden, zonder je uit te dagen. Ik heb goede dingen over Coventry gehoord. En ze zeiden dat ze plekken hebben vrijgehouden voor studenten zoals ik.”
In Coventry willen ze Daniel Wahab, die opgegroeid is in Oxford, waarschijnlijk maar al te graag inschrijven als student. Ook al begint het academische jaar hier pas half september, de universiteit is gewoon open. In de kantine van één van de centrale gebouwen zit een plukje ouderejaars studenten te wachten tot ze rondleidingen aan mogelijke nieuwe studenten kunnen geven. De universiteit kan elke inschrijving gebruiken.
Universiteiten in Engeland, overwegend gerenommeerde instellingen, staan onder druk. De aantallen internationale studenten dalen, terwijl juist die studenten voor een groot deel van de inkomsten zorgen. Voor het afgelopen collegejaar voorspelde het Office for Students, de landelijke toezichthouder van het hoger onderwijs, dat 40 procent van de universiteiten geld tekort zou komen op de begroting. Of die voorspelling uitkomt, moet nog blijken, maar de voortekenen zijn slecht. Het aantal visumaanvragen van internationale studenten daalde tot juli dit jaar met 16 procentpunt – in Engeland beginnen sommige studies ook in januari en in mei.
De Universiteit van Coventry probeert nu binnenlandse studenten te verleiden voor hén te kiezen, om het tekort aan buitenlandse studenten te compenseren. Nieuwe studenten mogen kiezen tussen een waardebon voor eten van 100 pond (ongeveer 118 euro), korting op treinreizen of een jaar gratis parkeren bij de campus. Andere universiteiten doen hetzelfde: ze verloten winkelwaardebonnen of een jaar gratis woonruimte.
Strengere regels
In januari dit jaar zijn de Britse visumregels aangescherpt, voor zowel werknemers als voor studenten uit het buitenland. De regering van toenmalig premier Rishi Sunak (Conservatieve Partij) bepaalde dat studenten hun partner of kinderen niet meer standaard mogen meenemen, iets wat vooral studenten uit India en Nigeria wel vaak deden. En uit die twee landen komen, na China, veruit de meeste studenten.
Op de lange termijn heeft die inperking een lagere migratie van tussen de 90.000 en 120.000 personen tot gevolg, schatte The Migration Observatory van de Universiteit van Oxford. Precies wat de Britse overheid graag wil bereiken – dat geldt evengoed voor de nieuwe regering van Labour die sinds begin juli aan de macht is. Labour heeft geen plannen om de visumregels te versoepelen.
Daniel Wahab uit Oxford overweegt sofware engineering te gaan studeren in Coventry. Foto Peter Medlicott
Onbedoeld bijeffect is dat universiteiten hier financieel kwetsbaar door worden. Ze hebben zich de afgelopen jaren steeds afhankelijker gemaakt van internationale studenten, die vaak dubbel zoveel en soms zelfs drie of vier keer zoveel collegegeld betalen als hun binnenlandse studiegenoten. De Universiteit van Coventry is voor 63 procent afhankelijk van ‘internationaal’ collegegeld en dat is nog relatief bescheiden. In hoofdstad Londen is het Royal College of Art voor 85 procent van ‘buitenlands’ collegegeld afhankelijk, in Schotland komt 81 procent van de inkomsten van de Universiteit van Glasgow uit het buitenland. „Een ongezonde en onhoudbare situatie”, stelde een parlementaire onderzoekscommissie vorig jaar vast.
Voor Britten is het maximale collegegeld 9.250 pond (bijna 11.000 euro) per jaar. Dit bedrag is wettelijk vastgelegd. Voor buitenlandse studenten geldt geen maximum, de fee wisselt per universiteit en kan oplopen tot 38.000 pond (ruim 45.000 euro) per jaar. Universiteiten klagen dat hun uitgaven de afgelopen jaren zijn gestegen, bijvoorbeeld aan energie en hogere salarissen van docenten, terwijl ze dat niet kunnen doorberekenen in het collegegeld voor Britse studenten.
Rondkomen is moeilijk
Eén van de buitenlandse studenten in Coventry is Rose Thomas (33). Ze is Nigeriaans en volgt een master internationale betrekkingen van een jaar. „Het is zo interessant en de docenten zijn goed. We hebben het vaak over actuele onderwerpen, zoals de oorlog in Gaza.” Haar studiegenoten komen overal vandaan: „India, Nigeria, Pakistan, Libanon… Ik geloof dat we misschien één Brit in ons jaar hebben. Van de veertig studenten.”
Rose Thomas uit Nigeria studeert internationale betrekkingen in Coventry. Ze betaalt bijna 25.000 euro collegegeld. Foto Peter Medlicott
Thomas begrijpt goed dat studenten afhaken nu ze hun partner niet meer mogen meenemen, zoals ze uit haar vriendenkring in Nigeria hoort. „Je hebt eigenlijk iemand nodig om je te helpen met geld verdienen. Met een studentenvisum mag je maximaal 20 uur per week werken en je inkomsten mogen hooguit 1.000 pond zijn. Daar kom je amper van rond.” Zelf is ze hier alleen – haar collegegeld was 20.500 pond (24.400 euro) voor één jaar en haar studio kost 850 pond (1.010 euro) per maand. Ze heeft lang gespaard om deze studie te kunnen doen en is toevallig net onderweg naar een sollicitatie, bij een kledingzaak in het centrum van Coventry.
Vóór Thomas naar het VK kwam, dacht ze dat ze hier misschien wel zou blijven. „Ik ben gaan twijfelen. Wat zijn hier voor baanmogelijkheden voor mij? Ik kan beter naar de Europese Unie gaan of het bij de Verenigde Naties proberen.” Haar studie vindt ze de investering zeker waard. „In Nigeria zijn opleiding en je studieresultaten heel belangrijk.” En de reputatie van Britse universiteiten is nog altijd goed.
Op zich is komend collegejaar voor veel Britse jongeren een mooi moment om te beginnen aan de universiteit. Een hoger percentage van de geslaagden heeft een plekje gekregen bij de universiteit van hun eerste keuze: 75,7 procent, terwijl dat in 2023 71,6 procent was. De vooraanstaande universiteiten van de Russel Group, waar onder meer de universiteiten van Oxford en Cambridge bij horen, hadden bijna vierduizend meer plaatsen voor binnenlandse studenten te vergeven dan normaal.
Toegankelijkheid is ongelijk
Toch klopt het over het algemeen niet dat internationale studenten de plekken innemen van binnenlandse studenten, zegt Nadia Siddiqui, zij is hoogleraar op het gebied van onderwijs en de toegankelijkheid van onderwijs aan de Universiteit van Durham. „We hebben geen data die dat beeld ondersteunen. Meestal komen internationale studenten voor postdoctorale vervolgstudies, terwijl lokale studenten zich eerst voor bachelorstudies aanmelden.”
Een groot probleem in Engeland is dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet gelijk is voor hoge en lage inkomensgroepen. Dat gat overbrug je niet met „oppervlakkige tactieken” als vouchers en gratis woonruimte om de universiteit aantrekkelijker te maken, zegt Siddiqui. De ongelijkheid is ook regionaal groot: leerlingen uit een arme buurt in Londen maken alsnog drie tot vier keer zoveel kans om naar de universiteit te gaan als leerlingen uit sommige delen van het noorden van Engeland, bijvoorbeeld Cumbria of Lancashire.
Een mogelijkheid die de nieuwe regering van Labour niet heeft uitgesloten is om het collegegeld voor binnenlandse studenten te verhogen, om universiteiten zo meer inkomsten te bezorgen. In 2012 werd het collegegeld voor het laatst fors opgehoogd, van maximaal 3.000 pond naar 9.000 pond en sindsdien ging het nog één keer met 250 pond omhoog, in 2017.
Studenten kunnen het collegegeld lenen en moeten het terugbetalen als ze gaan werken – in het VK wordt dit als een soort belasting gezien, omdat het je 6 of 9 procent van je inkomen kost. Een verhoging zal universitair onderwijs voor lage inkomensgroepen nog onbereikbaarder maken, denkt Siddiqui: „Dat geldt voor de groepen die toch al denken dat de universiteit niet voor hen is. Maar voor de gemiddelde student maakt 1.000 of 2.000 pond per jaar extra weinig uit. Bij eerdere verhogingen zag je ook alleen een kortetermijneffect: in het jaar vóór en na de verhoging.”
<dmt-util-bar article="4864328" headline="Britse universiteiten zien het aantal internationals dalen: ze verloten gratis woonruimte of bieden korting op treinreizen” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/01/britse-universiteiten-zien-het-aantal-internationals-dalen-ze-verloten-gratis-woonruimte-of-bieden-korting-op-treinreizen-a4864328″>