„Ware solidariteit met Oekraïne? Minder woorden, meer munitie”, schreef de Poolse premier Donald Tusk op X voorafgaand aan zijn ontmoeting vrijdagmiddag met Emmanuel Macron en Olaf Scholz in Berlijn. Dat advies, of in ieder geval het eerste deel, leken de Franse president en de Duitse bondskanselier zich ter harte te hebben genomen toen ze na een lange lunch met ultrakorte verklaringen iedere mogelijke Frans-Duitse onenigheid over de oorlog in Oekraïne probeerden te relativeren.
De ogenschijnlijke verschillen van inzicht waren niet meer dan „kwaadaardige geruchten”, zei Tusk. De sfeer in Berlijn was volgens hem goed. „We delen dezelfde wil om alles te doen wat nodig is, zo lang als nodig is, om ervoor te zorgen dat Rusland deze oorlog niet kan winnen”, zei Macron nadat hij de kanselier twee keer ostentatief met „beste Olaf” had aangesproken. Ze gingen gedrieën op de foto: Scholz in het midden, de vuisten van Macron en Tusk ongemakkelijk omhooghoudend. Voor vragen van journalisten was geen ruimte.
Lees ook Voor de nieuwe Macron zijn er geen grenzen aan de steun voor Oekraïne
De groepssessie relatietherapie was nodig nadat de laatste weken de temperatuur tussen Parijs en Berlijn verder was opgelopen. Dat had in de eerste plaats te maken met de scherpere toon die Macron de laatste weken richting Rusland had aangeslagen – en de Duitse reactie daarop. Tusk, die als oud-voorzitter van de Europese Raad vaker heeft moeten bemiddelen, kon een dempende uitwerking op de twee leiders hebben. De drie spraken elkaar in het zogenoemde ‘Weimar-driehoeksoverleg’, in de jaren negentig begonnen om Polen te helpen bij het te boven komen van de communistische erfenis.
Vredesduiven en haviken
Macron is, zoals Le Monde het samenvatte, „van het kamp van de vredesduiven naar dat van de haviken” opgeschoven. Benadrukte hij in 2022 nog dat Vladimir Poetin „niet vernederd” moest worden, nu noemt hij een Russische „nederlaag […] onontbeerlijk voor de veiligheid en stabiliteit van Europa”. Het sturen van grondtroepen moet daarbij niet worden uitgesloten, zei hij eind februari. De mensen die nu „nooit, nooit” zeggen, waren volgens hem dezelfde die eerder zeiden dat er „nooit” westerse tanks, vliegtuigen of kruisraketten naar Oekraïne zouden gaan. „Ik herinner u eraan dat twee jaar terug veel mensen rond deze tafel voorstelden om slaapzakken en helmen te sturen.” Dat was een rechtstreekse sneer naar Duitsland.
Scholz reageerde, overigens net als de VS en Nederland, meteen afwijzend. „Het is duidelijk: er zullen geen grondtroepen uit Europese landen of van de NAVO komen”, schreef hij op X. Een paar dagen later volgde nog een speciale videoboodschap. „De NAVO is en wordt geen oorlogspartij”, zei hij daarin. Vicekanselier Robert Habeck deed er een schepje bovenop: „Ik ben blij dat Frankrijk erover denkt hoe de steun aan Oekraïne vergroot kan worden. Maar als ik een tip mag geven: stuur meer wapens.” Volgens Duitse cijfers loopt Frankrijk ver achter met leveringen van wapens.
Hoewel de Franse minister van Buitenlandse Zaken benadrukt dat eventuele Europese militairen in Oekraïne geen gevechtshandelingen zouden verrichten, maar bijvoorbeeld ondersteuning kunnen verlenen bij het gebruik van geleverd westers materieel, herhaalde Macron donderdagavond in een televisie-interview dat er wat hem betreft in dit conflict geen grenzen zijn. „We hebben ons in ons vocabulaire te veel beperkingen opgelegd.” De oorlog in Oekraïne is „existentieel voor ons Europa en voor Frankrijk”, zei Macron. „Als Rusland deze oorlog wint, dan is de geloofwaardigheid van Europa tot nul gereduceerd.”
Duitse naïviteit
Het over en weer vliegen afvangen van de twee landen die het motorblok van de EU zouden moeten vormen, riep aan beide kanten van de Rijn vragen op. In Frankrijk vooral over wat door veel strategische denkers gezien wordt als Duitse naïviteit op strategisch gebied. „We komen op een punt waarop het nodig is om niet laf te zijn”, zei Macron.
Lees ook CDU-parlementslid: ‘Rusland begrijpt de psychologie van Scholz’
Kanselier Scholz worstelt al twee jaar met het antwoord op de Russische agressie. Oorspronkelijk was zijn regering traag met het leveren van steun en ging er pas na fikse buitenlandse druk toe over om geavanceerde wapensystemen ter beschikking te stellen, zoals de Leopard 2-tank. Sindsdien wordt aan Duitsland getrokken om ook de langeafstandsraket Taurus te leveren. Het wapen reikt met 500 kilometer verder dan Britse of Franse kruisvluchtwapens en is akelig nauwkeurig.
De weigering om de Taurus te leveren én de resolute afwijzing van Macrons nieuwe, hardere aanpak kwamen Scholz de afgelopen dagen zowel in binnen- als buitenland te staan op forse kritiek. Een groot aantal politici en defensie-analisten waarschuwden in een open brief in dagblad Die Welt dat Scholz opereert als ‘Friedenskanzler’ en een gevaarlijke politiek van appeasement volgt. Buitenlandspecialisten van de Duitse christen-democraten én van zijn coalitiepartner de Groenen verweten Scholz in de FAZ „catastrofaal defaitisme”. De buitenlandwoordvoerder van de tweede coalitiepartner, de liberale FDP, stemde deze week in de Bondsdag vóór levering van de Taurus.
Nu er in de relatie met Macron volgens Tusk geen vuiltje meer aan de lucht is, wacht de kanselier Scholz de ingewikkelde taak om ook de onderlinge verhoudingen in zijn eigen coalitie glad te strijken.
Doe je ogen dicht en je denkt een moment dat je in Catalonië bent. „Visca Barça, visca Barça”, schalt van de tribunes. De stadionspeaker kondigt in het Spaans de opstellingen aan. Het hardste applaus klinkt bij de man die met rugnummer 21 speelt: Frenkie de Jong, middenvelder van FC Barcelona.
Open je ogen en je ziet Arabische mannen in het blauw-rood van de Catalaanse club. Een enkeling draagt een keffiyeh, een Arabische hoofddoek. Op de honderden gele stoeltjes in het vak zitten ook enkele vrouwen. En je ziet kinderen, veel kinderen, ook al is het ’s avonds laat.
Dit is het Al-Awwal Stadion in Riyad, de hoofdstad van Saoedi-Arabië. Over een paar minuten begint de halve finale van de Spaanse Supercup tussen FC Barcelona en het Baskische Osasuna. Hesham Al-Melayni (45), een bankier met een hoodie en een Yankeespet, is een van de 25.000 toeschouwers. Naast hem zitten zijn zoon van acht en dochter van tien. „Barça! Barça!” schreeuwen ze naar het veld. Dat een Spaanse topwedstrijd in Saoedi-Arabië wordt gespeeld, vindt Al-Melayni niet vreemd. „Voetbal is niet alleen van Europa of Zuid-Amerika”, zegt hij. „De mensen hier zijn gek van voetbal.”
Saoediërs zijn er inmiddels aan gewend dat ze internationale sportsterren kunnen zien. Cristiano Ronaldo speelt tweewekelijks in dit stadion, thuishaven van zijn club Al Nassr, de Braziliaanse topaanvaller Neymar voetbalt voor stadsrivaal Al Hilal. Lionel Messi kwam onlangs voor een oefenwedstrijd op bezoek met zijn team Inter Miami. Er is ook Formule 1, toptennis en topgolf. En binnenkort vindt in Riyad de strijd om het wereldkampioenschap boksen plaats, tussen zwaargewichten Tyson Fury en Oleksandr Usyk.
De komst van ’s werelds beste sporters is het meest zichtbare onderdeel van een beweging die een kleine tien jaar geleden is begonnen: de profilering van Saoedi-Arabië als moderne, gastvrije Golfstaat. Een ontwikkeling die naar alle waarschijnlijkheid haar voorlopige climax beleeft in juni, als wereldvoetbalbond FIFA het WK 2034 zal toewijzen aan Saoedi-Arabië.
Het land volgt daarmee het spoor van Qatar, de kleine buurstaat waar vorig jaar het grootste sportevenement ter wereld werd gehouden. Net als Qatar is Saoedi-Arabië een omstreden keuze. Deze dictatoriale regimes, die zich op grote schaal schuldig maken aan mensenrechtenschendingen, misbruiken sport als pr-instrument, zeggen critici. ‘Sportswashing’ wordt dat genoemd. Belangrijk verschil met Qatar: Saoedi-Arabië is machtiger, de ambities reiken verder en er staat voor zowel de machthebber als de bevolking veel meer op het spel.
De komst van ’s werelds beste sporters is het meest zichtbare onderdeel van een beweging die een kleine tien jaar geleden is begonnen: de profilering van Saoedi-Arabië als moderne, gastvrije Golfstaat
Voor de ruim 32 miljoen inwoners betekent de aanwezigheid van westers amusement – er zijn ook broadwaymusicals, filmfestivals en dancefeesten – een radicale breuk met een diep conservatief verleden. Alsof een klok die decennia heeft stilgestaan ineens jaren wegtikt als seconden. In zijn jeugd zag hij nauwelijks buitenlanders, vertelt Al-Melayni in het stadion. Verveling was min of meer de norm in het gesloten Saoedi-Arabië. Dat gold zelfs voor mannen, die nog vrij konden bewegen. Vrouwen werden buitenshuis verplicht begeleid door een mannelijk familielid. „Er was hier helemaal niets te doen”, zegt Al-Melayni. „We zaten thuis, soms met vrienden. Of we gingen naar een fastfoodrestaurant.”
De grimmige kant van MbS
Tussen de uitgelaten supporters in het Al-Awwal Stadion lijkt die tijd ver weg. Een kilometer of tien noordelijker is het contrast met het verleden misschien nog groter, tussen de glimmende etalages, felverlichte fonteinen en bioscopen van Boulevard City, een gloednieuw winkel- en uitgaansgebied. Daar flaneren vrouwen met een zwarte nikab, die het gezicht bijna volledig bedekt, maar er zijn ook vrouwen zonder hoofddoek. Mannen en vrouwen zitten door elkaar op terrassen. Er is een sportschool voor vrouwen en op een podium staat een gezelschap te dansen op hiphopbeats. Ook hier veel mannen in Barcelona-shirts, hun favoriete ploeg heeft zojuist met 2-0 gewonnen van Osasuna.
De man die verantwoordelijk is voor al dit vertier kijkt vanaf een reusachtig scherm tevreden op de mensen neer. De beeltenis van de 38-jarige kroonprins Mohammed bin Salman is alomtegenwoordig in de straten. Op de meest voorkomende foto staat hij schuin achter zijn vader, koning Salman. Toch twijfelt niemand eraan dat MbS, zoals hij wordt genoemd, de absolute baas is in het land. Dat hij de man is bovendien die de deur heeft opengezet voor alle sport, dans, muziek en theater.
Zo presenteert hij zich graag: als een hervormer, een moderne leider van een rijk en vooruitstrevend land waarin mensen eindelijk plezier maken. Het maakt hem populair bij de Saoedische bevolking, van wie bijna twee derde jonger is dan dertig en velen in het buitenland hebben gestudeerd. Het maakt hem ook geliefd bij de grote namen uit de sport. FIFA-baas Gianni Infantino verkeert graag in zijn gezelschap, Cristiano Ronaldo vond het „een grote eer” hem onlangs te ontmoeten.
Maar MbS heeft ook een andere, grimmige kant, weten Saoediërs inmiddels. Welke prijs betalen zij voor zijn nietsontziende ambitie?
Misschien lichtgevend zand?
Als Dennis Horak in oktober 2015 begint als ambassadeur van Canada in Riyad, kan hij niet vermoeden dat hij drie jaar later om een mensenrechtentweet tot persona non grata zal worden verklaard. Horak kent de gevoeligheden in het Midden-Oosten. Hij heeft jarenlang als diplomaat in de Iraanse hoofdstad Teheran gewerkt en bracht eind jaren negentig al een korte periode door in Saoedi-Arabië. Vrijheid van meningsuiting bestaat nauwelijks, is zijn ervaring. „Maar ik had bij terugkomst in Riyad de indruk dat er iets meer ruimte was ontstaan voor kritiek”, zegt Horak, inmiddels gepensioneerd, vanuit Canada.
Ronaldo vond het „een grote eer” om de kroonprins te ontmoeten
Mohammed bin Salman begint dan net op te vallen bij westerse diplomaten en veiligheidsdiensten. Zijn vader is kort daarvoor, na het overlijden van diens broer, tot koning gekroond en installeert de relatief onbekende MbS op drie sleutelposities. Niet een van zijn vele oudere broers, maar híj krijgt de regie over defensie, de economie en Saudi Aramco, het meest waardevolle bedrijf ter wereld. De staatsoliemaatschappij is cruciaal voor de Saoedische overheid, die driekwart van haar inkomsten uit de verkoop van olie haalt.
MbS is niet van plan te luisteren naar oudere, meer ervaren beleidsmakers. Als hij acht weken op zijn post zit als minister van Defensie begint hij in buurland Jemen een bloedige militaire campagne tegen door Iran gesteunde Houthi-rebellen, het begin van een jarenlange oorlog die honderdduizenden burgerslachtoffers zal maken. Zelfs de Verenigde Staten, de belangrijkste strategische partner van Saoedi-Arabië, worden volgens internationale media pas op het laatste moment ingelicht over de aanval.
Internationaal trekt MbS vooral de aandacht met miljardeninvesteringen in techbedrijven als Uber en Softbank. En met Vision 2030, zijn ambitieuze plan om de Saoedische economie en staatskas minder afhankelijk te maken van olie. Het zal een goudmijn worden voor westerse consultants, bankiers en bedrijven, die zich verdringen om MbS te helpen om zijn megaprojecten te realiseren. Het meest tot de verbeelding spreekt NEOM, een futuristische metropool die moet verrijzen aan de Rode Zee.
Niemand weet precies wat dat wordt, behalve dat er een duizelingwekkend budget van ruim 450 miljard euro voor is gereserveerd. De Amerikaanse onderzoeksjournalisten Justin Scheck en Bradley Hope beschrijven in Blood and Oil, hun biografie van MbS, hoe hij op zijn superjacht Serene adviseurs ontvangt van McKinsey, BCG en Oliver Wyman en ze uitdaagt om na te denken over hoe NEOM eruit zou kunnen zien. Het gaat over vliegende auto’s, een big-datasysteem om welzijn en geluk te meten en lichtgevend zand. En is het haalbaar een kunstmaan te creëren die iedere avond aan de hemel verschijnt?
De consultants hebben overal een oplossing voor.
In dit promo-filmpje van megaproject NEOM is te zien hoe de futuristische ‘stad’ The Line die MbS voor ogen heeft, eruit zou moeten zien.
https://www.youtube.com/watch?v=0kz5vEqdaSc
Op de conferentie waar MbS NEOM aankondigt, najaar 2017, doet hij nog een mededeling die veel indruk maakt, in eigen land én internationaal. Hij belooft een einde te maken aan de macht van de conservatieve geestelijkheid in Saoedi-Arabië. „We gaan terug naar wat we [ooit] waren, een land van gematigde islam, open voor alle religies”, zegt hij. MbS is dan net officieel kroonprins, omdat zijn neef onverwacht – en, zoals later wordt beschreven door biografen Scheck en Hope, gedwongen door MbS – afstand heeft gedaan van die positie.
Is het haalbaar een kunstmaan te creëren die iedere avond aan de hemel verschijnt?
De eerste belangrijke stappen die MbS zet om zijn belofte waar te maken: vrouwen worden aangemoedigd om te werken en te sporten, de beruchte zedenpolitie verdwijnt van straat en hij kondigt aan dat de regel die vrouwen verbiedt om auto te rijden binnenkort wordt geschrapt. In deze periode ontstaat de hoop dat MbS ook coulanter zal omgaan met tegenspraak uit de samenleving, zegt oud-ambassadeur Dennis Horak. Maar een golf aan arrestaties maakt al snel een einde aan dat idee.
Shut up and go to the movies
Een opmerkelijke operatie waarbij de kroonprins honderden familieleden en prominente zakenmannen wekenlang opsluit in het Ritz-Carltonhotel in Riyad, kan nog doorgaan voor een anticorruptie-operatie of afrekening binnen de Saoedische elite. Dat geldt niet voor de campagne tegen intellectuelen, bloggers, religieuze leiders en journalisten. Zelfs milde kritiek, waar voorheen nog ruimte voor was, komt hen op jarenlange detentie te staan, volgens mensenrechtenorganisaties vaak op onduidelijke gronden als „het ondermijnen van de sociale structuur van de natie” of „contacten met buitenlandse diplomaten”.
Een prominente econoom krijgt vijftien jaar gevangenisstraf opgelegd nadat hij op sociale media vraagtekens zet bij het plan van MbS om Saudi Aramco naar de beurs te brengen. Vrouwen die hebben gedemonstreerd voor het recht om auto te rijden, worden gearresteerd – vlak voordat dit autorijverbod wordt opgeheven. Mensenrechtenorganisaties stellen dat de vrouwen vervolgens zijn gemarteld in de gevangenis – wat de autoriteiten ontkennen. „De boodschap was duidelijk”, zegt Horak. „MbS duldt geen tegenspraak. Shut up and go to the movies.”
Dat geldt óók voor diplomaten, merkt de Canadese ambassadeur. Als hij op vakantie is, stuurt zijn ministerie van Buitenlandse Zaken een tweet waarin het Saoedi-Arabië oproept de vrouwenrechtenactivisten onmiddellijk vrij te laten. De reactie is furieus. Horak komt het land niet meer in, er gaat een streep door een uitwisselingsprogramma met Canadese universiteiten. Pas ruim vijf jaar later wordt de diplomatieke relatie hersteld. „Ik was niet zo blij met die tweet, maar dit was een absurde overreactie”, zegt Horak. „We werden als voorbeeld gesteld.”
Een platgewalste vlakte in Djedda, waar nieuwe gebouwen moeten verrijzen. Boulevard City belichaamt het Saoedi-Arabië dat MbS voor ogen heeft: rijk en modern.
Foto’s Joris Kooijman
De grimmige kant van Mohammed bin Salman en zijn regime dringt in het Westen pas echt door in oktober 2018, als bekend wordt dat de kritische Saoedische journalist Jamal Khashoggi, columnist van The Washington Post, in het Saoedische consulaat in Istanbul in stukken is gesneden. Amerikaanse inlichtingendiensten concluderen later dat MbS de moord heeft goedgekeurd – hij ontkent dat hij de opdracht heeft gegeven. Prominente zakenlieden zoals de Britse Virgin-miljardair Richard Branson en westerse regeringsleiders trekken publiekelijk hun handen van hem af.
Maar John Burbank, een Amerikaanse investeerder met belangen in Saoedi-Arabië, voorspelt dat het zo’n vaart niet zal lopen. „Die hele Khashoggi-zaak betekent niets”, zegt hij in de dagen na de moord in The Wall Street Journal. „Het is veel minder belangrijk dan de enorme liberalisering in het land. Het leven van een persoon doet er niet toe, tenzij het dat van MbS is.”
Topsport wordt een belangrijk instrument voor MbS om zijn reputatie te herstellen.
Happen uit de stad
In witte zetels met zachte kussens kijken een paar Saoedische mannen in januari van dit jaar naar 22 jonge voetballers die in keurige rijen het veld betreden. Voor de spelers en begeleiders van Juventus is dit jeugdtoernooi in Djedda – betaald door de Saoedische gastheer – een aangenaam winteruitje. De tegenstander, de Mahd Sports Academy, heeft vandaag iets te bewijzen.
Sportinstituut Mahd, ‘wieg’ in het Arabisch, is vier jaar geleden met veel geld opgericht om Saoedisch sporttalent te ontwikkelen. Toptrainer José Mourinho, voormalig coach van Real Madrid en Manchester United, is betrokken bij de voetbaltak. Belangrijkste opdracht: een jonge generatie voetballers klaarstomen voor het WK in 2034, hoogstwaarschijnlijk in eigen land. „Nu gaan we zien waar we staan”, zegt Marek Kujach, een Nederlands-Poolse keeperstrainer van Mahd, als de 15-jarige spelers zich opstellen voor het duel met de leeftijdgenoten van Juventus.
Investeerder John Burbank heeft gelijk gekregen: westerse consultants zijn sinds de moord op Khashoggi nooit uit Saoedi-Arabië vertrokken. Ook voor Europese en Amerikaanse politici bleek de grootste olie-exporteur ter wereld én belangrijke afnemer van westerse wapens te machtig en commercieel interessant om langdurig als paria te behandelen. Zeker sinds de Russische invasie in Oekraïne en de oorlog in Gaza. MbS heeft de kans gekregen zich op te werpen als onmisbare energieleverancier én regionale bemiddelaar.
Meest opvallend zijn de internationale sportsterren, coaches, sportbestuurders en sportmarketeers die de laatste jaren in Saoedi-Arabië zijn neergestreken. Ten minste 6 miljard euro investeerde het land sinds 2021 in sportevenementen, contracten voor internationale sterren, sponsoring en deals zoals de overname van voetbalclub Newcastle United.
De voorbereiding van die Saoedische opmars in de mondiale topsport begon al eerder. In 2018, het jaar waarin Khashogghi werd vermoord, reisde prinses Reema Bandar Al-Saoed naar de VS voor „zeer discrete” ontmoetingen met Amerikaanse sportprominenten, onder wie de later verongelukte basketballegende Kobe Bryant. De campagne werd georganiseerd door het bekende lobbykantoor Churchill Ripley Group uit Los Angeles en moest zowel investeringskansen in kaart brengen als de „positie van het koninkrijk versterken”, bleek uit documenten.
In zekere zin is MbS aan een enorme inhaalslag bezig. Buurlanden Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten ontdekten al jaren eerder hoe een land via sport, vooral voetbal, internationaal status, vrienden en politiek-economische invloed kan winnen.
MbS ligt niet wakker van kritiek dat hij zich schuldig maakt aan sportswashing, zei hij vorig jaar tegen Fox News. Als het de Saoedische economie een boost geeft, gaat hij ermee door. Want dat is het ultieme doel. Sport is een cruciaal onderdeel geworden van zijn Vision 2030. Zo cruciaal dat het door MbS geleide Public Investment Fund, de investeringsmotor achter de economische hervormingsagenda, de regie voert.
Buurlanden Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten ontdekten al jaren eerder hoe een land via sport, vooral voetbal, internationaal status, vrienden en politiek-economische invloed kan winnen
Het staatsinvesteringsfonds is eigenaar van Newcastle United en de financier van LIV Golf, een Saoedisch golfinitiatief dat met veel geld topgolfers wegkaapte bij de Amerikaanse PGA Tour. Nog veelzeggender: het fonds nam vorige zomer per decreet de vier belangrijkste Saoedische voetbalclubs onder zijn hoede. Uiteindelijk bepaalt het fonds, en dus MbS, of Cristiano Ronaldo en Neymar naar Saoedi-Arabië komen – en waar ze gaan spelen.
Weg van olie en gas
Er staat voor de kroonprins nóg meer op het spel dan voor de leiders in Qatar en de Emiraten. Allemaal hopen ze door investeringen in sport minder afhankelijk te worden van olie en gas. Voor een schatrijke dwergstaat als Qatar gaat het daarbij in de eerste plaats om financieel rendement. Saoedi-Arabië, met ruim dertig miljoen veelal jonge inwoners en een lager gemiddeld inkomen, heeft banen nodig. Sport kan die genereren, is het idee. Direct, bij de organisatie van het WK voetbal bijvoorbeeld. Maar vooral indirect, als pr-instrument om investeerders en toeristen naar het land te trekken.
„Sport is een enorme motor voor toerisme”, zegt Abdullah Mashad, een 32-jarige bestuurder van Al-Ittihad in Djedda. Al-Ittihad is een van de vier Saoedische topclubs. Hier is afgelopen zomer voormalig Real Madrid-spits Karim Benzema neergestreken. „Saoedi-Arabië was een slapende reus in toeristisch opzicht”, zegt Mashad. „Om aan mensen duidelijk te maken dat ons land een unieke toeristische ervaring biedt, hebben we mondiale exposure en dus evenementen nodig. Dat kan de Spaanse Supercup zijn, het Formule 1-circuit en straks het WK. Je moet een merk bouwen.”
In Djedda, met zo’n 4,5 miljoen inwoners de tweede stad van Saoedi-Arabië, is te zien dat het land zich voorbereidt op een nieuw type bezoeker. Gewend aan ruim twee miljoen pelgrims die jaarlijks via het vliegveld van Djedda naar Mekka reizen, moet de havenstad nu ook zélf een bestemming worden. Het eeuwenoude historische centrum heeft op sommige plekken nog het meest weg van een decor. Achter kleurige gevels met karakteristieke houten balkons staan bouwvakkers in het stof om vervallen koopmanswoningen in oorspronkelijke staat te herstellen.
Verder naar het zuiden van de stad, waar minder gefortuneerde Saoediërs leven naast arme arbeidsmigranten uit zuidelijk Azië en Oost-Afrika, gaan woonwijken abrupt over in reusachtige zandvlaktes. Nu doen die dienst als parkeerplaats of cricketveld, straks verrijzen hier luxe appartemententorens, hotels en uitgaanscentra. Bijna 20 miljard euro heeft MbS gereserveerd voor de transformatie van Djedda.
Zoals gebruikelijk is het project per decreet over de bevolking uitgestort. Meer dan zestig oude buurten zijn geheel of gedeeltelijk tegen de vlakte gegaan, schat Amnesty International. Bewoners zouden vaak pas op het laatste moment zijn geïnformeerd, terwijl compensatie tekortschiet en alternatieve woonruimte voor velen moeilijk te vinden is. Volgens de Saoedische autoriteiten ging het om gevaarlijke sloppenwijken en was sloop noodzakelijk om Djedda leefbaarder en aantrekkelijker te maken.
Toeristen zijn in en rond het centrum van Djedda nauwelijks te bekennen. Verderop in de stad hebben ook de voetbalcoaches van de Mahd Academy nog veel werk te verrichten voordat de Saoedische talenten zich kunnen meten met de top. De tieners hebben het moeilijk tegen hun leeftijdgenoten van Juventus. Na een halfuur staat het 5-0 voor de Italianen. Mahd-coach Silvio Diliberto, een Nederlandse oud-profvoetballer, verbijt zich langs de lijn. „Waar wacht je op? Waar wacht je op?”, schreeuwt hij als zijn spits te veel tijd nodig heeft en de bal verspeelt.
In dit promo-filmpje van sportacademie Mahd krijgen jonge Saoedische kijkers de boodschap: kom bij ons en word een champion.
Na afloop – de wedstrijd eindigt in 1-6 – praat Diliberto kort na met de Saoedische directeur van Mahd. „Hij begreep het wel”, zegt Diliberto later. „Het gáát gewoon niet sneller. De wedstrijden tegen lokale tegenstanders winnen we met 8-0. Maar dit is andere koek.”
De vloek van Jamal
In een vrijwel leeg restaurant in het noorden van Djedda praat een Saoedische sportbestuurder over de miljarden die de staat sinds een paar jaar in zijn sector investeert. Of eigenlijk praat hij er niet over. De man, die anoniem wil blijven uit angst voor represailles, zegt „sceptisch” te zijn over de effectiviteit, maar meer laat hij niet los. „Ik zou openhartig en eerlijk willen zijn”, zegt hij. „Maar dat kan niet. Dat is de vloek van Jamal [Kashogghi].” Even later zegt hij: „Je hoort hier alleen de mensen die optimistisch zijn. De anderen durven niet te praten.”
Die angst is goed voorstelbaar. Het is misschien wel de belangrijkste reden om te twijfelen of de profilering van Saoedi-Arabië als modern en gastvrij land beklijft. Terwijl internationaal de nadruk langzaam maar zeker weer meer kwam te liggen op de snelle modernisering in Saoedi-Arabië, is de repressie in het land zelf alleen maar heftiger geworden. Tientallen Saoediërs zitten lange celstraffen uit voor kritiek op de autoriteiten, schrijft Human Rights Watch in een recent rapport, en de staat houdt nauwlettend in de gaten hoe burgers zich uiten op sociale media. Afgelopen zomer werd een 54-jarige docent ter dood veroordeeld voor hoogverraad omdat hij zich op X negatief zou hebben uitgelaten over de koning en de kroonprins. Zo’n 13 miljoen arbeidsmigranten in Saoedi-Arabië werken onder een systeem (kafala) dat hen nauwelijks rechten geeft en kwetsbaar maakt voor uitbuiting.
Volgens de Saoedische autoriteiten is de mensenrechtensituatie juist sterk verbeterd en streeft het land „de hoogste mondiale standaarden na”. Op vragen van NRC heeft de Saoedische regering niet gereageerd.
„Er is een façade die wordt gepresenteerd als het nieuwe Saoedi-Arabië”, zegt Lina al-Hathloul vanuit Brussel. Ze is mensenrechtenactivist en de zus van Loujain Al-Hathloul, een Saoedische vrouw die jaren vastzat omdat ze campagne voerde om te mogen autorijden en nu een reisverbod heeft. „Achter die façade gaat een politiestaat schuil waarin mensen bang zijn dat de veiligheidsdienst ’s nachts hun huizen binnenvalt. Zo erg is het nog nooit geweest.”
Het is precies die tegenstelling die zo verwarrend is in Saoedi-Arabië. Het ene moment is de angst voor het regime voelbaar, even later hoor je Saoediërs over vrijheid en vooruitgang. Zoals Walaa Daghriri, een 31-jarige vrouw die werkt voor een internationaal logistiek bedrijf. Dankzij MbS heeft ze goeie carrièrekansen, vertelt ze van achter een laptop op het terras van een hippe koffietent in het noorden van Djedda. Dankzij MbS kan ze uitgaan en hier in het openbaar werken zonder hoofddoek.
Achter die façade gaat een politiestaat schuil waarin mensen bang zijn dat de veiligheidsdienst ’s nachts hun huizen binnenvaltLina al-Hathloul mensenrechtenactivist
De kroonprins wil van Saoedi-Arabië een moderne superstaat maken. Sport is een belangrijk instrument om dat doel te bereiken. Alles wijst erop dat de sportambities alleen maar groter zullen worden. Saoedische profclubs mogen komend seizoen weer meer buitenlandse spelers opstellen, een maatregel die de instroom van internationale sterren verder zal aanwakkeren. Ook is het land bezig zich in te kopen in sporten die het vooralsnog grotendeels links liet liggen, zoals cricket, rugby en tennis.
MbS is 38 en kan nog decennia regeren. Voor Walaa Daghriri is dat een veelbelovend vooruitzicht, zegt ze. En politieke vrijheid? Niet nodig, vindt Daghriri. „MbS is de beste kroonprins ooit. Ik geloof dat Saoedi-Arabië de toekomst heeft. Everything is happening now.”
Dat veel Nederlanders kritisch zijn over de Europese Unie, wil niet zeggen dat ze die afwijzen, concludeert socioloog Elske van den Hoogen in een onderzoek waarop zij vrijdag in Rotterdam promoveerde. Hun kritiek is pas te duiden als je begrijpt wat Europa eigenlijk voor ze betekent.
Of burgers voor of tegen Europese samenwerking zijn, daar wordt al sinds de jaren vijftig onderzoek naar gedaan. Maar die vraag alleen is niet toereikend, stelt u. Waarom?
„Er moet een stap bij. Onderzoekers gaan er nu vaak van uit dat de EU voor iedereen hetzelfde betekent. Terwijl: als iemand negatief is over de staat van de Europese democratie, weet je nog niet zoveel over wat dat betekent. Zijn ze kritisch omdat ze vinden dat landen zelf meer autonomie moeten hebben, of vinden ze juist dat er meer zeggenschap in Brussel moet liggen?
„Nederland is een hele interessante casus, omdat het een van de grondleggers van de Europese samenwerking is, en toch zijn we niet erg eensgezind in enthousiasme. Wat betekent bijvoorbeeld het ‘nee’ tegen de Europese grondwet in 2005, of de afwijzende houding in het Oekraïne-referendum? Het kan heel goed dat een groot deel van die mensen pro-EU is, maar de status quo wilde behouden.”
Wat u zag: Nederlanders van allerlei politieke gezindten hebben op dezelfde onderwerpen kritiek.
„Iedereen die ik sprak kwam met dezelfde drie kritiekpunten: de democratie, hoe geld wordt besteed, en het gebrek aan transparantie. Iemand zei: ‘Het duurt eeuwen voordat mijn stem in Brussel aankomt.’ Dat kan teleurstelling zijn omdat iemand het graag efficiënter zou zien, of het kan iemand juist bevestigen in de overtuiging dat het een schijndemocratie is.”
U onderscheidt onder Nederlanders vier grondhoudingen tegenover Europa, daarvan is maar één tegen het Nederlandse lidmaatschap van de EU.
„Ja, die groep omschrijf ik als anti-establishment. De houding van die groep verraste mij soms. Ik hoorde bijvoorbeeld dat de EU een anti-Westerse samenzwering is, een tactische coup. De steun voor de EU komt in veel meer smaken: federalistisch, pragmatisch en onverschillig.”
Van den Hoogen concludeert dat de vier houdingen ongeveer evenredig verdeeld zijn over de samenleving. „Bij elke groep klinkt er kritiek op de EU, maar met verschillende motivaties.” Het meest bevlogen in Europasteun zijn de federalisten, zij beschouwen de EU als een onaf project, en werken toe naar een Verenigde Staten van Europa. De pragmatici, die Van den Hoogen onderscheidt als derde groep, zien vooral een meerwaarde op migratie, klimaat, veiligheid: zaken die Nederland niet alleen kan regelen.
„En dan zijn er de ‘onverschilligen’, mensen voor wie de EU ‘weinig betekent’. Als je hen vraagt om associaties te geven, dan gaat het meestal niet verder dan: ‘Oh ja, die vlag met die sterren en Brussel en de euro.’ En dat is interessant: we moeten niet denken dat de EU voor iedereen zo belangrijk is.”
Kan je dit zien als onderdeel van de volwassenwording van de EU, dat we van een zwartwit-debat toeschuiven naar een discussie met ruimte voor grijstinten?
„Bepaalde aspecten van de Europese Unie zijn nu niet meer weg te denken, zoals de open grenzen, dataroaming, de euro. Die zijn onderdeel van Nederland. Tegelijkertijd zijn er nog steeds discussies te voeren, over het wel of niet toelaten van nieuwe lidstaten bijvoorbeeld, of over het behouden van het vetorecht. Maar je ziet dat het spectrum van euroscepsis tot eurofilie niet meer de lading dekt.”
Heeft het kennisniveau ook invloed op hoe mensen naar de EU kijken?
„Bij veel Europese informatiecampagnes wordt impliciet uitgegaan van het idee: als burgers meer weten over de EU, dan gaan ze er positiever tegenover staan. Wat ik merkte, is dat er weinig verschil zit tussen respondenten die wel of geen informatief filmpje te zien kregen. Eigenlijk alleen de groep die écht laag scoorde op Europakennis, gingen wat positiever kijken. Bij de andere respondenten had aanvullende kennis geen effect op hun positieve of negatieve houding.”
Lees ook Brexit blijkt geen reclame voor Nexit, Frexit of Italexit
Is het eigenlijk een probleem dat de EU voor iedereen iets anders betekent?
„Het gaat mij er om de verschillen in houding te laten zien, het is verder niet aan mij on te bepalen of dat een probleem is of niet. Maar het is wel belangrijk dat er rekening mee wordt gehouden, zeker in de communicatie vanuit de EU.
„En stel, ik hoor PVV-leider Geert Wilders eigenlijk nooit meer over de Nexit, maar als het toch een rol gaat spelen in bijvoorbeeld de formatie is het ontzettend belangrijk dat we weten: de EU betekent verschillende dingen. En kritiek op de Unie betekent niet automatisch dat mensen uit de EU willen.”
Kritiek is dus juist een belangrijk onderdeel van een gezonde Europese democratie.
„Ik zou durven stellen dat een groot gedeelte van Nederland ontzettend kritisch op de EU is, maar diezelfde mensen willen echt niet per se een Nexit.”
Mede door een voortdurend gebrek aan munitie bij de Oekraïense strijdkrachten is de duizend kilometer lange frontlinie in het land vermoedelijk niet meer stabiel en lijkt de kans op Russische doorbraak te groeien.
Dat stelt het Institute for the Study of War (ISW), een gezaghebbende Amerikaanse denktank die dagelijks rapporteert over de voortgang van de oorlog tussen Oekraïne en Rusland.
Ook de nieuwe bevelhebber van de Oekraïense strijdkrachten, generaal Oleksandr Syrsky, waarschuwde woensdag voor het gevaar dat Russische eenheden „diep doordringen” in de Oekraïense linies. Syrsky zei wel dat de betrokken Oekraïense eenheden werden versterkt met reserves, munitie en middelen voor elektronische oorlogvoering „die de verdediging en de stabiliteit aan dit front verder zouden waarborgen”.
De secretaris-generaal van de NAVO, Jens Stoltenberg, deed donderdag bij de presentatie van het jaarverslag in Brussel een dringende oproep aan de lidstaten om de levering van munitie en wapens aan Oekraïne te versnellen. „Het is een kwestie van politieke wil om beslissingen te nemen”, zei hij tegen journalisten.
Hoewel de Russische opmars na de verovering van het stadje Avdiivka in de Donbas vertraagt en volgens president Volodymyr Zelensky helemaal is gestopt, hebben de Russen „vermoedelijk de mogelijkheid hun offensieve operaties in die regio op te voeren op een moment dat zijzelf kunnen kiezen”, aldus de militaire analisten van het ISW. De Oekraïense tekorten aan munitie en ander oorlogsmaterieel maken de huidige Oekraïense frontlinies volgens hen waarschijnlijk „fragieler” dan de relatief trage Russische voortgang op verschillende plaatsen aan het front doet vermoeden.
Zuinig omgaan met munitie
De ISW-analisten baseren zich mede op uitlatingen van verscheidene Oekraïense commandanten in Der Spiegel, afgelopen dinsdag. Die stelden dat vrijwel alle Oekraïense eenheden gedwongen zijn zuinig te om te springen met munitie en materieel vanwege de algehele tekorten, en dat sommige eenheden dusdanige tekorten hebben dat zij hun posities alleen kunnen behouden als de Russen niet met volle kracht aanvallen.
Desondanks lijkt op sommige plekken ook sprake van enige verbetering voor de Oekraïners. De commandant van een artillerie-eenheid in de buurt van Avdiivka, die alleen de naam Sanja gebruikt, liet donderdagochtend desgevraagd weten dat er sinds eind vorige week meer munitie wordt geleverd. „De levering van artilleriemunitie houdt aan”, meldde hij. „Ze brengen ons grote hoeveelheden.” Waar de munitie vandaan komt, kon hij niet zeggen. Twee weken geleden zei hij nog tegen NRC dat zijn eenheid nog maar „twee granaten en een paardenkop” over had.
Lees ook Vlak achter de vuurlinie willen Oekraïners alleen maar dat het vechten stopt. ‘Er sterven hier honderden mensen per dag’
De benarde positie voor Oekraïne aan de frontlijn is grotendeels te wijten aan het tekort aan granaten voor de artillerie. Die zijn mede ontstaan door het uitblijven van nieuwe militaire steun vanuit de Verenigde Staten. Daar houden Republikeinse leden van het Huis van Afgevaardigden nieuwe Amerikaanse leveringen van militair materieel en munitie tegen, op aandringen van hun presidentskandidaat, Donald Trump. De Senaat, waar de Democraten een meerderheid hebben, ging eerder wel akkoord met nieuwe leveringen.
Russische glijbommen
Door de opgelopen tekorten schieten de Russen de laatste maanden ruim vijf keer zoveel granaten als de Oekraïense artilleristen. Daarnaast is de positie van de Oekraïense fronttroepen verzwakt door de verhoogde Russische inzet van glijbommen aan de frontlinies, vooral in de Donbas. Die bommen brengen grote schade toe aan de Oekraïense defensieve stellingen.
Volgens het Institute for the Study of War lijkt het erop dat de Oekraïense strijdkrachten de nog aanwezige munitie toewijzen aan sectoren waar de Russische offensieve operaties op dit moment het grootst zijn. Maar dat betekent volgens ISW ook dat Oekraïne vermoedelijk risico’s loopt op plekken waar minder munitie in voorraad is, maar waar de Russen nu niet aanvallen. De Russen hebben aan het front het initiatief en „kunnen bepalen op welk tijdstip, op welke locatie en op welke schaal ze offensieve operaties uitvoert”. Dat maakt de tijdige westerse levering van munitie en materieel voor de Oekraïners „essentieel” om te voorkomen dat de Russen een zwakke plek in het front ontdekken waar ze kansen hebben op een doorbraak, aldus het ISW.
Zelensky optimistisch
Opvallend genoeg zei president Zelensky dinsdag tegen Franse media dat de Oekraïense strijdkrachten „de Russische indringers in het oosten tegenhouden” en „effectief opereren op de Zwarte Zee”. Volgens Zelensky is „de situatie veel beter dan de afgelopen drie maanden”.
Hij erkende wel dat zijn land problemen kende wegens tekorten aan artilleriegranaten en langeafstandsraketten en dat Oekraïne moeite heeft het luchtruim te verdedigen tegen Russische drone-aanvallen. „We hebben heel goed werk verricht tegen de Russische luchtmacht en we hebben de opmars van Rusland in het oosten gestopt. Ja, ze hebben Avdiivka vernietigd, het kan helaas zelfs niet langer een stad worden genoemd.”
Zelensky refereerde onder meer aan recente Oekraïense successen tegen de Russische marine op de Zwarte Zee, waar zeedrones aanvallen uitvoeren op Russische oorlogsschepen. Ook verwees hij naar de vijftien oorlogsvliegtuigen die Rusland volgens Kyiv in een paar weken tijd kwijtraakte door toedoen van de Oekraïense luchtverdediging.
Iedereen heeft het recht om goed en gezond voedsel te eten, en dat recht kan worden verzekerd via een eerlijke voedselproductie. Boeren die ons voedsel produceren moeten daarom een eerlijke, en juiste vergoeding krijgen. Dit eenvoudige basisprincipe vormde in 1986 de kiem voor de Slow Food-beweging, die toen ontstond in het Noord-Italiaanse Piëmont.
Vandaag is Slow Food vertakt in de hele wereld. Vanuit tientallen landen komen jaarlijks honderden studenten naar het stadje Pollenzo, in Piëmont, om te studeren aan de universiteit voor gastronomische wetenschappen. De campus, in een fraai gerenoveerd landbouwbedrijf, ligt in de Piëmontese heuvels waar de druiven van de bekende Barolo- en Barbaresco-wijn groeien.
Over wat er precies op de campus wordt gedoceerd, bestaan twintig jaar na de stichting nog steeds veel misverstanden, zegt Carlo Petrini, oprichter van Slow Food en bezieler van de universiteit, tijdens een gesprek op de campus. „Zelfs hier in Pollenzo zelf wordt verteld dat onze studenten vooral lekker leren eten en drinken”, klinkt het grinnikend.
In werkelijkheid biedt de universiteit een opleiding aan rond wereldwijde voedselculturen en lokale tradities, met aandacht voor voedselsoevereiniteit en -veiligheid, en duurzame ontwikkeling. Zo is agro-ecologie er een vak. De voorbije twintig jaar zijn in Pollenzo meer dan 3.700 studenten uit 98 landen afgestudeerd, van Afghanistan tot Zimbabwe.
Lees ook Ook in Brussel geldt: de tractoren verschijnen, dus de groene plannen verdwijnen
Carlo Petrini volgt de landbouwprotesten her en der in Europa op de voet. Ontzet stelt hij vast dat „vier tractors die gingen protesteren voldoende waren om de Europese vergroeningsplannen voor de landbouw in de prullenmand te gooien”.
Wat vond u van de verduurzamingsplannen?
„Het streefdoel om het gebruik van pesticides tegen 2030 te halveren, was zeker een goed begin. Dat gold ook voor het idee om boeren te verplichten 4 procent van hun grond te laten rusten. Onze ouders en grootouders deden dit al, om de bodem weer op adem te laten komen.”
Waarom zijn beide vergroeningsplannen dan zo snel van tafel geveegd?
„De Europese Commissie voelt de verkiezingskoorts, en wil de kiezers geven wat zij denken te willen. Maar als die zouden beseffen dat de grond wordt volgepompt met chemicaliën, waardoor de bodem steeds verder verarmt, dan kwamen ze in opstand tegen dit systeem.”
Kritische burgers
De universiteit voor gastronomische wetenschappen beoogt precies dit: geïnformeerde gastronomen en dus kritische burgers opleiden, die na hun opleiding onder meer aan de slag gaan in de voedingsindustrie. De campus in Pollenzo pionierde met de opleiding, die intussen een universitaire erkenning kreeg. Inmiddels zijn er elders in Italië nog zeventien andere opleidingen met een gelijkaardige cursus.
„Maar er is ook behoefte aan voedseleducatie op school”, gaat Petrini verder. Alleen zo creëer je een maatschappelijk middenveld dat geïnformeerd kan reageren: „Tijdens de boerenprotesten kwamen de landbouwers tegenover de milieujongens en -meisjes te staan. Maar er ís helemaal geen tegenstelling!”
Zelfs tijdens de boerenprotesten wordt nog reclame gemaakt voor bodemprijzen voor aardappels en wortels
Waarom protesteren de boeren dan?
„De traditionele boerenorganisaties zijn tégen deze protesten. Er zijn grote agro-ondernemers bij, die de hoofdmoot van het Europees subsidiegeld binnenhalen. Zij gaan nu betogen met hun peperdure tractors, betaald door Europa.”
Volgens sommige landbouwers zijn er op het gebied van CO2-uitstoot grotere boosdoeners.
„Landbouw is verantwoordelijk voor zo’n 10 procent van de uitstoot, maar het hele voedselsysteem – met voedselverwerking en -distributie erbij – stoot aanzienlijk meer uit. Zo bekeken zijn de Europese plannen helemaal niet zo ambitieus. De politiek moet hierin wil bemiddelen, maar elke Europese verkiezingscampagne weer wordt er liever geschoten op de EU. En Commissievoorzitter Ursula von der Leyen had na half uur haar draai al gemaakt.”
Navelstreng
Slow Food toont dat het anders kan, en verenigt onder zijn koepel talrijke voorbeelden van een duurzame landbouwproductie. Maar zulke goede voorbeelden vormen een minderheid, erkent Petrini, en daarbij zijn er grote verschillen. Zo staat Latijns-Amerika bijvoorbeeld verder dan Afrika. „In Peru heeft de kok Gastón Acurio een nieuwe generatie koks opgeleid, met zonen en dochters van boeren. De Peruaanse keuken vind je intussen overal, dat schonk het land een eigen culinaire waardigheid.”
Heel anders loopt het in Afrika, waar je in Franstalige landen „wel Frans stokbrood vindt, maar de eigen Afrikaanse keuken geen politieke en culturele waardigheid heeft”. Dat is volgens Petrini van belang, omdat het landbouwbeleid „als een navelstreng moet worden verbonden” met het landbouwproduct. „Voedselkeuzes zijn altijd politieke en culturele keuzes, die snijden in de economie en de culturele identiteit van een land. Dat besef is er nog onvoldoende.”
Jongeren gingen de straat op voor het klimaat, en hun boodschap is door enkele tractors weggevaagd
Maar het is er wel bij biologische boeren, die duurzame keuzes maken, ook al omdat ze in de frontlijn staan tegen de klimaatverandering.
„En die is onomkeerbaar, en we zullen ons móeten aanpassen. Op Sicilië wordt intussen tropisch fruit geplant. Maar in sub-Sahara-Afrika plant je helemaal niks meer. Je helpt Afrikaanse herders die een flink deel van hun kudde kwijt zijn niet meer door hen te helpen nieuw vee te kopen, als er toch geen gras meer groeit.”
„We staan voor zeer moeilijke keuzes, maar de politiek geeft vooralsnog niet thuis, en niet alle burgers zijn mee. Maar de jongeren wél. Zij gingen de straat op voor het klimaat, en hun boodschap is door enkele tractors weggevaagd.”
Critici beweren dat duurzame landbouw de wereldbevolking niet kan voeden.
„We produceren voor twaalf miljard mensen, en zijn slechts met acht miljard. Toch is het hele kapitalistische systeem gericht op nóg meer produceren, terwijl we vooral minder moeten verkwisten.”
En meer gaan betalen voor ons voedsel?
„De juiste prijs! Maar zelfs tijdens de boerenprotesten wordt nog reclame gemaakt voor bodemprijzen voor aardappels en wortels. De boeren bepalen die prijzen niet, wel de grote distributie, en die ontspringt nu gewoon de dans. Want het is toch gewoon ‘de schuld van Europa’. Veel burgers gaan hierin mee, omdat het hen aan een voedselcultuur ontbreekt.”
Aya Nakamura (28) is de meest beluisterde Franstalige zangeres ter wereld. De zangeres die R&B, pop en hip-hop door elkaar mengt heeft maandelijks bijna 9 miljoen luisteraars op Spotify, ze verkocht miljoenen albums, haar hits Djadja en Copine worden op de radio, in discotheken en bij festivals overal ter wereld gedraaid. Ook in Nederland slaat Nakamura’s muziek aan: Djadja was in 2018 de eerste nummer één-hit van een Franstalige zangeres sinds 1961.
Het internationale succes van Nakamura, die in Mali werd geboren en opgroeide in de Parijse voorstad Aulnay-sous-Bois, is de reden dat de Franse president Emmanuel Macron aan haar dacht toen artiesten gekozen moesten voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen die deze zomer in Parijs plaatsvinden. Volgens het blad L’Express nodigde Macron Nakamura eind februari in het geheim uit op het Élysée, waar ze gesproken zouden hebben over welke nummers zij zou kunnen zingen. Macron zou Nakamura daarbij hebben gevraagd van welke Franse muziek ze hield. Daarom antwoordde zij: „Ik ben dol op Édith Piaf”, waarop de president zou hebben gezegd: „Mooi, op de dag des oordeels moet u zingen waar u van houdt.”
Lees ook Stoere Aya Nakamura zingt het Frans de hitparades in
Voor Macron en Nakamura was het cirkeltje rond: de populairste Franse zangeres van nu zou een van de bekendste Franse zangeressen ooit eren op het sportevenement dat Frankrijk en zijn cultuur in het zonnetje moet zetten. Maar radicaal-rechts Frankrijk denkt daar anders over.
Racistische kritiek
Meteen na de onthulling van L’Express ontstond in vooral radicaal-rechtse hoek kritiek, omdat Nakamura de Franse cultuur niet zou vertegenwoordigen. Op sociale media barstten discussies los waarbij de meest racistische argumenten denkbaar gebruikt werden. In Parijs demonstreerde een radicaal-rechtse groepering met een spandoek met de tekst „Dit is Parijs, niet de markt in [de Malinese hoofdstad] Bamako”. Bij een bijeenkomst van de radicaal-rechtse partij Reconquête steeg een boegeroep op uit de zaal toen Nakamura’s naam werd genoemd.
Dinsdag gooide Reconquête-prominent Marion Maréchal (eerder lid van het Rassemblement National van haar tante Marine Le Pen) olie op het vuur door te stellen dat Nakamura niet geschikt is als artiest bij de openingsceremonie van de Spelen omdat zij niet „in het Frans” zou zingen en „de Franse cultuur en elegantie” niet zou vertegenwoordigen. Als voorbeeld gaf ze een aantal zinnen uit het liedje Hypé, waarin Nakamura enkele Engelse woorden gebruikt en over seks zingt. Maréchal durft dit te zeggen want ze weet dat ze veel Fransen achter zich heeft: Frankrijk is een conservatief land en meerdere peilingen tonen aan dat een meerderheid van de Fransen geen fan is van Nakamura’s muziek – hoe groot ze ook is. Liever zien zij een chanson-zanger als Jean-Jacques Goldman optreden bij de Spelen.
De storm van (racistische) kritiek leidde ertoe dat politici en artiesten op de bres springen voor Nakamura. Van het wat ongemakkelijke tv-interview waarin de minister van Sport Amélie Oudéa-Castéra wat zinnen van Djadja zingt tot minister van Cultuur Rachida Dati die het „onaccaptabel” noemt dat Nakamura wordt aangevallen „uit puur racisme”. Rapper Dadju schrijft op X dat Frankrijk „achterloopt”. „U lyncht de grootste artiest van het landt met argumenten uit de kleuterklas.”
Nakamura zelf toont een dikke huid. „Ik heb het gevoel dat ik jullie Édith Piaf heb doen ontdekken”, grapt ze op X.
Op een stoffige parkeerplaats aan de weg naar Ofakim, in het zuiden van Israël, spreekt een vrouw met een baby op de arm een groep demonstranten toe. Ze dragen Israëlische vlaggen en spandoeken. Het is half negen ’s ochtends, en een man gaat rond met een doos bladerdeeghapjes.
De boodschap van organisator Reut Ben Chaim (37), een kleuterjuf uit de zuidelijke stad Netivot, is luid en duidelijk: „We zullen geen hulp in handen laten komen van Hamas.” Het kan Ben Chaim niet schelen wat er met de bevolking in Gaza gebeurt. „Wij hebben onze eigen problemen.”
Dit is de Tzav 9-beweging, bestaande uit voormalige reservisten, kolonisten, families van gijzelaars en geëvacueerde inwoners uit Zuid-Israël. Ze demonstreren al weken bij de Kerem Shalom-overgang, de enige functionerende grensovergang met Gaza in Israël, om de toegang van hulpgoederen te blokkeren. Inmiddels is het gebied tot militaire zone verklaard, maar de demonstranten nemen omwegen en de grenspolitie staat het oogluikend toe.
Om weerstand te voorkomen, maakt de groep pas op de ochtend van demonstraties bekend waar ze naartoe gaan. Vandaag gaan ze naar Nitzana, aan de grens met Egypte, vijftig kilometer van Kerem Shalom. Van daaruit gaan goederen richting de Egyptische grensovergang met Rafah, in het zuiden van Gaza.
De vriendinnen Tsuf Tsur (35) en Ruth Handler (38), die respectievelijk in de zorg en in de hightech werken, komen uit Jerocham, een dorp in het zuiden van Israël, en doen voor het eerst mee. „Alle hulp komt in handen van Hamas, en de Israëlische gijzelaars ontvangen helemaal niets”, meent Tsur.
„De wereld begrijpt niet in wat voor situatie wij zitten, en dat we onszelf moeten beschermen”, zegt Handler. De vrijlating van de gijzelaars en Israëls veiligheid, dat gaat voor hen boven alles. Dat de bevolking van Gaza honger lijdt, is niet hun zaak, menen ze.
„We zijn in oorlog, waarom zouden wij mededogen moeten tonen? We zijn niet verantwoordelijk voor hen”, zegt Tsur. „Waarom vangt de Arabische wereld hen niet op, wat doet Egypte?”
Te voet naar de grens
Dan vertrekt de colonne auto’s richting de grens met Egypte. De demonstranten nemen sluiproutes over hobbelende wegen door de uitgestrekte, woestijn, langs droge vlaktes met zonnepanelen, het grote complex van de Saharonim-gevangenis, en een archeologische site.
Als de kolonne noodgedwongen terugkeert op de centrale weg zijn er plotseling politieauto’s en agenten, die hen vertellen dat ze niet verder mogen. De groep draait abrupt een zandweg op, stapt uit en gaat te voet verder richting de grensovergang.
Menachem Azoulay (26) komt uit Beit El, een illegale nederzetting ten noorden van Ramallah op de bezette Westelijke Jordaanoever, en werkt eveneens in de hightech. „Het is niet logisch dat we aan de ene kant oorlog voeren, en tegelijkertijd aan Hamas leveren. De gijzelaars krijgen ondertussen een glas water en een pitabroodje per dag.”
Lees ook VN: Kwart bevolking Gaza op randje hongersnood door dwarsbomen voedselhulp
In Nitzana staan vlakbij de grens met Egypte vrachtwagens met hulpgoederen uit Jordanië te wachten op doorgang. De chauffeurs zitten op de grond rondom de wagens. Met wapperende vlaggen en spandoeken nemen de demonstranten positie in bij de toegangspoort voor de vrachtwagens. Een groepje vrouwen gaat in het gras zitten en krijgt van de politie water aangereikt.
Ingeblikt voedsel
Vrachtwagenchauffeur Mohammad (40), een Palestijnse inwoner van Israël uit de zuidelijke stad Rahat, zit te wachten op de bumper. „Het is klaar voor vandaag. Er zal niks meer doorgelaten worden”, zegt hij stellig, knikkend naar de demonstranten.
Zijn lading, net als die van de andere vrachtwagens, bevat met name ingeblikt voedsel. „Vooral veel bonen, rijst, een beetje vlees.” Op de wagen naast hem liggen zakken meel. Keer op keer als de demonstranten komen, blijft de toegangspoort dicht, vertelt Mohammad. Het is al voorgekomen dat de vrachtwagens zes dagen moesten wachten tot ze door mochten.Tussendoor gaat hij naar huis.
De hulpgoederen uit Jordanië komen via de Allenby-brug de Westelijke Jordaanoever binnen, worden daar gecontroleerd door Israël en vervolgens op andere wagens geladen die door Mohammad en zijn collega’s – allemaal Palestijnse inwoners van Israël – naar Nitzana worden gereden.
Daar worden de goederen op Egyptische vrachtwagens geladen, opnieuw aan een controle onderworpen, en richting Rafah vervoerd via een weg door de Egyptische Sinaïwoestijn – mits ze door mogen. Volgens Mohammad staan er eveneens tien vrachtwagens te wachten afkomstig uit de Israëlische haven van Ashdod, met hulpgoederen uit Turkije.
Oorlogswapen
Door de Israëlische blokkade van de Gazastrook sinds 2007 was de economische situatie in Gaza al voor de oorlog zeer slecht. Volgens de VN was 80 procent van de bevolking afhankelijk van humanitaire hulp. Na de aanval van Hamas in het zuiden van Israël op 7 oktober stelde Israël een volledige blokkade in.
Lees ook Wereldvoedselprogramma pauzeert voedselhulp in noorden van Gaza
Sindsdien laat Israël slechts zeer beperkt humanitaire hulp toe en worden vrachtwagens aan strenge en tijdrovende controles onderworpen. Bovendien is de distributie binnen Gaza moeizaam en gevaarlijk, en kan er vrijwel geen hulp naar het noorden van Gaza worden gebracht. Volgens mensenrechtenorganisaties, waaronder Human Rights Watch, gebruikt Israël honger als oorlogswapen. Een kwart van de bevolking in Gaza is volgens de VN een stap verwijderd van hongersnood.
Israël ontkent dat het de komst van hulp tegenhoudt. Volgens COGAT, de bestuurlijke tak van het Israëlische defensieministerie verantwoordelijk voor de Palestijnse gebieden, ligt het probleem niet aan de Israëlische kant, maar hebben internationale organisaties die verantwoordelijk zijn voor de distributie in Gaza niet genoeg capaciteit, zegt woordvoerder Shimon Freedman via de telefoon.
Eind januari riep het Internationaal Gerechtshof Israël op om meer humanitaire hulp toe te laten tijdens de tussentijdse uitspraak van de genocidezaak van Zuid-Afrika tegen Israël. Maar sindsdien is de toegang van vrachtwagens met hulp juist met een derde afgenomen, volgens Amnesty en Human Rights Watch.
Het zijn niet alleen radicale rechtse kolonisten in Israël die zich tegen humanitaire hulp voor Gaza keren. Een opiniepeiling van de Israëlische nieuwszender Channel 12 eind januari wees uit dat 72 procent van de Israëliërs tegen het toelaten van humanitaire hulp is zolang alle gijzelaars niet vrij zijn.
Verzet
Wie zich in Israël verzet tegen de uithongering van de bevolking van Gaza, riskeert arrestatie. De Joods-Arabische actiegroep Omdim Beyachad (We staan samen) organiseerde vorige week een bescheiden hulpkonvooi voor Gaza. Volgens hen hanteert Israël een beleid van verhongering en collectieve bestraffing in Gaza. Enkele kilometers voor de Kerem Shalom-overgang werd het konvooi tegengehouden door het leger.
Ondertussen bereiken de demonstranten die zich tegen de hulp keren hun doel om die te blokkeren en te vertragen, zegt Arie (62), die niet met zijn achternaam in de krant wil, met trots bij het protest in Nitzana. Hij draagt een cowboyhoed en een zonnebril, en houdt een spandoek vast met de tekst ‘Alleen druk op Hamas brengt de gijzelaars terug’.
„Er is geen burger in Gaza die niet betrokken was bij 7 oktober”, zegt Arie. „Totdat ze de gijzelaars vrijlaten en hier weggaan, zullen we helemaal niks aan hen leveren.”
Niet alleen is Kamala Harris er „zonder twijfel klaar voor” om de Verenigde Staten te dienen als president, zei ze in een recent interview met The Wall Street Journal. Iedereen die haar aan het werk ziet, raakt „volledig bewust van mijn vermogen om te leiden”. Haar uitspraken doelen op twee kwetsbaarheden van de Amerikaanse vicepresident: veel kiezers twijfelen wél aan Harris’ capaciteiten en ze is in haar huidige rol zo weinig zichtbaar geweest dat haar leiderschapskwaliteiten maar tot een beperkt publiek doordringen.
Nu president Joe Biden (81) genoeg gedelegeerden heeft om formeel gekroond te worden tot Democratische presidentskandidaat voor de verkiezingen van november, gaat veel aandacht uit naar Harris (59). Zij is als vanzelfsprekend weer zijn running mate. Als eerste vrouw, een vrouw van Jamaicaans-Indiase afkomst bovendien, die vicepresident is, staat ze sowieso meer in de belangstelling dan veel van haar voorgangers.
Al sinds haar aantreden is ze doelwit van rechtse media. De veronderstelling dat zij haar baan alleen te danken heeft aan haar kleur en haar geslacht is nooit ver weg. Mede omdat Biden tijdens de voorverkiezingen in 2020 expliciet een vrouw als nummer twee beloofde, krijgt zij het verwijt een token te zijn: gekozen vanwege de diversiteit die zij brengt, niet de kwaliteiten die zij heeft. Harris was eerder senator en procureur-generaal van Californië.
Lees ook Met Harris als vicepresident eist divers Amerika een plek op aan tafel
<img alt="Kamala Harris is de eerste vrouwelijke running mate geworden die niet als wanhoopsdaad door een verliezende kandidaat werd geselecteerd.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/impopulaire-harris-probeert-twijfels-weg-te-nemen-is-ze-klaar-om-biden-op-te-volgen.jpg”>
De voornaamste reden dat er extra kritisch op Harris gelet wordt, is Bidens leeftijd. Mocht hij herkozen worden, dan zal hij 86 zijn als zijn tweede termijn erop zit. Het risico dat zijn gezondheid hem niet toelaat tot januari 2029 president te blijven is simpelweg groter dan bij een jongere kandidaat. Dat maakt de kans reëel dat, voor het eerst sinds het aftreden van Richard Nixon in 1974, een vicepresident tussentijds gepromoveerd wordt tot de machtigste persoon ter wereld.
Schrikbeeld
Republikeinen gebruiken Harris in hun campagne als schrikbeeld. Wie op Biden stemt, kiest eigenlijk voor haar, zeggen ze. Nikki Haley, die een week geleden uit de Republikeinse race stapte, heeft geen steun uitgesproken voor Donald Trump, maar wel herhaaldelijk benadrukt: „Ik wil geen president Kamala Harris.”
Daarmee haken Republikeinen aan op en versterken ze Harris’ slechte reputatie. Zij is nog nipt minder populair dan de historisch impopulaire Biden. Veel Amerikanen hebben weinig idee van wie zij is en wat zij doet. Als ze een mening over haar hebben, is die meestal negatief.
Veel Amerikanen hebben weinig idee van wie Harris is en wat zij doet. Als ze een mening over haar hebben, is die meestal negatief
Met uitzondering van Dick Cheney, van wie gezegd werd dat hij bepalender was dan George W. Bush, is vicepresidenten altijd onzichtbaarheid verweten. Het is een ondankbare positie zonder vastomlijnde taken, ten dienste en in de schaduw van de president. Al heeft Harris de belangrijke rol als voorzitter van de Senaat en doorslaggevende stem daar.
De beleidskwesties die zij, zonder enige diplomatieke ervaring, in eerste instantie toegeschoven kreeg, maakte succes wel erg onwaarschijnlijk: de situatie aan de zuidgrens en de relatie met landen in Midden-Amerika. Ze had moeizame media-optredens en onvrede onder haar medewerkers lekte uit. In een boek over de eerste twee jaar van Bidens presidentschap noteert de schrijver, Franklin Foer, dat Harris verlamt leek door „begrijpelijke onzekerheid”. Zij kende Biden, tegen wie zij het had opgenomen voor de Democratische nominatie in 2020, nauwelijks. Bovendien wilde ze zich niet richten op ‘doelgroepenbeleid’ en vreesde ze dat haar vergissingen en falen zouden worden gezien als dat van zwarte vrouwen in het algemeen.
Respect
Binnen het Witte Huis en het campagneteam wordt er nu hard aan gewerkt haar reputatie te verbeteren. De laatste weken is Harris volop op campagne, vooral rond het thema abortus. Ook spreekt zij zich regelmatig kritisch uit over het menselijk leed in Gaza en roept ze op tot een staakt-het-vuren op een manier die Biden zich niet permitteert. Zij wordt ingezet om vrouwen, jongeren en minderheden te motiveren om te gaan stemmen. Ook leidt zij gesprekken met prominente partijgenoten en donateurs over de herverkiezingscampagne.
Lees ook Afro-Amerikanen kiezen niet meer als vanzelf voor Biden
<img alt="Vicepresident Kamala Harris was bij haar bezoek aan Durham (North Carolina) op 1 maart samen met staatssecretaris van financiën Wally Adeyemo (links) en de gourverneur van de staat, Roy Cooper, in Durham (rechts).” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/impopulaire-harris-probeert-twijfels-weg-te-nemen-is-ze-klaar-om-biden-op-te-volgen-1.jpg”>
Onder Democraten zijn wel stemmen opgegaan om Harris te vervangen of zelfs voorverkiezingen te houden voor de vicepresident, maar Biden lijkt nooit over haar getwijfeld te hebben. Bij herverkiezing wisselen van nummer twee gebeurt sowieso bijna nooit, voor het laatst in 1944. Biden, die zichzelf als vicepresident van Barack Obama regelmatig miskend voelde, wil haar met meer respect behandelen. In het spotje waarmee hij zijn herverkiezingscampagne lanceerde, kwam zij zeker zoveel voor als hijzelf. In het onwaarschijnlijke scenario dat hij zich nog voor november zou terugtrekken, wordt verondersteld dat hij haar zal steunen als zijn opvolger.
De vraag is of de herpositionering van Harris op tijd komt en aanslaat bij kiezers. Zeker is dat zij de komende maanden veel in beeld zal zijn en zeker zoveel campagne voert als Biden. Dan zal echt blijken of zij voor hem een toegevoegde waarde met presidentiële allure is, of een blok aan het stramme been.
Hoe veilig voel je je? De Franse student Sarane Gerigk (27) vertelde hoe hij de wereld ziet: als een plek waar niets echt vastligt en waar grote ontwikkelingen vaak buiten jezelf liggen. Alles kan gebeuren, „het beste en het slechtste”. Dat is heel onzeker, zegt hij, „maar op lokaal, individueel niveau kan iedereen zelf proberen er in elke fase van het leven het beste van te maken”.
De wereld is een gevaarlijke plek: analisten van het onderzoeksinstituut International Institute for Strategic Studies telden wereldwijd 183 gewelddadige conflicten in het jaar 2023, het hoogste aantal in dertig jaar. Nederland is bij geen daarvan direct betrokken, maar twee oorlogen hebben wel degelijk hun weerslag op het nationaal gemoed. De oorlog in Gaza veroorzaakt diepe verdeeldheid in het maatschappelijk debat. De Russische invasie in Oekraïne, in februari 2022, was een flinke schok. Premier Mark Rutte riep de Tweede Kamer na de inval op tot „vastberaden en eensgezind optreden […] nu de veiligheid en stabiliteit in ons deel van de wereld ernstig worden bedreigd”.
Nationale veiligheid beheerst vaak de politieke discussies. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog tekende de Amerikaanse journalist en vredesactivist Norie Huddle haar eigen ongemak daarover op in het voorwoord van haar boek Surviving (1984): „Elke bouwvakker die inbelt op de radio, roept dat we gewoon meer atoomwapens moeten hebben dan de Russen.” Terwijl, stelde ze, „in de media nooit verhalen verschijnen over de echte levens van mensen en de zaken waardoor ze zich echt veilig zouden voelen”.
Die observatie inspireerde Huddle tot een bijzonder interviewproject: tussen 1970 en 1984 sprak ze met honderden Amerikaanse en Russische burgers, over hun ideeën over persoonlijke, nationale en wereldwijde veiligheid. De atoomdreiging hing wel boven al die gesprekken, maar veelal bleek het gevoel van veiligheid bij de geïnterviewden niet gebaseerd op kennis over ‘hun’ wapenarsenalen of vertrouwen in de militair-strategische bespiegelingen van beleidsmakers. Veel vaker bleken persoonlijke ervaringen doorslaggevend: financiële omstandigheden en kansen, sociale verhoudingen, hun gezondheid en die van hun kinderen.
Gebaseerd op en vrij naar Huddles onderzoek en aanpak, wilde NRC weten: hoe ervaart een nieuwe generatie (on)veiligheid? Hoe kijken jongeren naar de toekomst, die waarschijnlijk zal worden getekend door geopolitieke strubbelingen en de dreiging van klimaatverandering?
Correspondenten in vijf landen – Australië, Frankrijk, Senegal, Guatemala en China – legden een enquête voor aan studenten. De vragenlijst werd 82 keer ingevuld, de correspondenten voerden met 22 jongeren een vervolggesprek. Daaruit komt een beeld naar voren van een generatie die vreest dat de stabiliteit en veiligheid in hun directe omgeving zal verslechteren door economische problemen, maar die zich minder zorgen maakt over militaire dreigingen.
Wanhopige werklozen
‘Een economische instorting’ stond in de topdrie van rampscenario’s die alle studenten het meest waarschijnlijk achten in hun land (bijna een op de drie), en die het meeste impact zou hebben op henzelf (een op de vijf) – verder werden ‘oorlog/sociale onrust’ en ‘een klimaatramp’ vaak genoemd. De helft van de respondenten gaf aan onzeker te zijn over zijn of haar economische positie. Velen hebben als student onvoldoende inkomen, of kunnen niet genoeg werken om geld te verdienen.
Volgens de 24-jarige masterstudent Ciri zijn economische problemen in China niet alleen problematisch voor de werklozen zelf, maar ook voor de overheid omdat het afbreuk doet aan het imago van veiligheid dat in eigen land wordt gepresenteerd. „Als je op het ongecensureerde internet kijkt, zie je veel nieuws over sociale onrust. Vooral vanwege de economie. Werkloze mensen die wanhopig worden en geweld plegen.”
Ook in Frankrijk maken studenten zich zorgen over de sociale impact van (jeugd)werkloosheid en wat er zou kunnen gebeuren als frustratie daarover een kookpunt bereikt.
Deze focus op economische stabiliteit lijkt misschien een anticlimax in een wereld waarin gesproken wordt over de terugkeer van de atoomdreiging, maar blijkt zeer in lijn met een bredere opvatting van veiligheid, die inmiddels in zwang is in de internationale politiek en bij academici. De ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties (UNDP) introduceerde de term human security, voor de theorie die voorschrijft dat ware veiligheid bestaat uit twee componenten: „vrij zijn van angst” en „vrij zijn van gebrek”. De natiestaat moet niet alleen militaire bedreigingen van buitenaf weerstaan – het is ook zaak om burgers binnen de eigen grenzen bescherming te bieden. „Veiligheid is geen kwestie van wapens, maar van menselijke waardigheid”, aldus de VN in 1994.
Alledaagse zorgen
Hoe zwaar het persoonlijke aspect meeweegt in gevoelens van veiligheid blijkt ook uit een ander onderzoek. De denktank en consultancyfirma Institute for Economics & Peace vroeg burgers naar hun opvattingen over risico’s en gevaar – en constateerde dat alledaagse ervaringen en zorgen van groot belang zijn. In de periode 2019-2021 groeiden ‘financiële moeilijkheden’ en ‘economische problemen’ samen uit tot een van de meest bepalende indicatoren van veiligheid onder de respondenten.
De zogeheten Safety Perceptions Index 2023 staat volgens de auteurs in het teken van de wereldwijde impact van de coronapandemie, die nog gaande was toen in 2021 de data werden verzameld. De algehele economische ontwrichting was zo ingrijpend geweest voor alle respondenten, dat die had bijgedragen aan de wijdverbreide vermindering van een gevoel van veiligheid.
Van groeiende onveiligheid was zeker sprake: vergeleken met 2019 was in 2021 het aantal mensen dat aangaf ‘geen risico’s’ te ervaren in hun leven ongeveer gehalveerd – maar was het aantal mensen dat ‘geen idee’ had van de grootste bedreiging voor hun dagelijks leven verdubbeld. Volgens de onderzoekers is dat een duidelijk signaal dat na de coronapandemie een ‘onbestemd gevoel van gevaar’ was blijven hangen.
Ook onder veel studenten bleek zo’n vaag gevoel van dreiging te heersen, bleek uit het NRC-onderzoek. De vrees voor fysiek geweld of grootschalige onrust in eigen land, en de hevige impact die dat op henzelf zou hebben, legden velen uit door een samenloop van omstandigheden: bijvoorbeeld dat de slechte economische situatie zou kunnen leiden tot „rellen”, of dat slecht beleid criminaliteit in de hand zou werken.
Franse studenten van een studie Arabische werelden signaleren sinds een paar jaar een groot sociaal ongemak: „Niemand lijkt meer moeite te willen doen om de ander te begrijpen”, zei Moufida Ben Salah (23) tegen NRC. Veel klasgenoten stonden ronduit wantrouwend tegenover de politie, die niet de veiligheid van burgers uit alle bevolkingsgroepen in gelijke mate zou bewaken.
Wereldorde overschaduwd
Veiligheid blijkt zo vaak vooral bepaald door eigen ervaringen en in mindere mate door de grote geopolitieke ontwikkelingen. In de meeste landen noemden de studenten die eigenlijk niet, als ze daarnaar niet specifiek werden gevraagd.
Tot eenzelfde conclusie kwamen onderzoekers van de Litouwse defensieacademie in 2016 nadat zij burgers hadden gesproken over de veiligheidsimplicaties van Russische militaire acties op de Krim: de opvattingen over veiligheid kunnen wel zeker ‘bijgestuurd’ worden richting militaire vraagstukken en een dreiging op landniveau, als daar in de maatschappij en door de politiek aandacht wordt besteed. Maar zelfs dan worden die zorgen overschaduwd door zorgen over de individuele veiligheid. En dan voelt een individu zich in de regel het veiligst in de eigen omgeving, bij vrienden en familie, en het minst veilig in een omgeving die daarvan ver verwijderd is.
Bijna alle studenten van de politieacademie in Guatemala gaven aan dat zij zich sociaal ondersteund voelen in hun directe leefomgeving. Uit de toelichting van een anonieme vrouwelijke respondent (27) blijkt ook hoe zo’n stabiele positie ertoe kan leiden dat de veiligheid van een grotere groep verbetert: „Als je in goed contact staat met de lokale gemeenschap, helpt dat in de strijd tegen misdaad”, schreef ze op vanuit haar positie als toekomstige politiefunctionaris.
Onder studenten in Senegal leefden wel zorgen over het grotere geheel: in de buurlanden is terreurdreiging en in de wijdere wereld zagen zij hoe een strijd tussen grootmachten zich ontvouwt.
Misschien dat het feit dat mensen zich vooral bezighouden met hun nabije omgeving deels verklaart waarom klimaatverandering in mindere mate werd genoemd als zorg. Dat is een dreiging op wereldschaal.
Concrete dreiging, abstract gevoel
Een klas studenten van de Australian National University, in de hoofdstad Canberra, was in die zin een uitzondering. Met hen volgde NRC een les mee in het vak klimaat en maatschappij. Sommige studenten hebben de gevolgen van klimaatverandering al ondervonden en zien daarin dus een concrete dreiging. Maar wel een waarvan de gevolgen moeilijk te overzien zijn, wat een bijna abstract gevoel opwekt. „Eerlijk gezegd voelt het als een verloren strijd”, zei de 18-jarige Lucy Piva. Haar klasgenoot Daisy Millpark worstelde daar ook mee: „Als wij ouder zijn en meer invloed hebben, is het misschien al te laat. Het gaat om onze toekomst. Ik ken niemand van mijn leeftijd die daar niet bezorgd over is.”
Er zijn „zoveel verschillende gevaren te noemen”, zei een van de NRC-respondenten gevraagd naar de wereldwijde risico’s. Sommigen lieten de vraag of hun land veiliger of minder veilig was dan de rest van de wereld, open op het enquêteformulier: „Ik heb eerlijk gezegd geen idee hoe ik dit moet proberen te bedenken.”
Alles oogt weer bijna normaal. In de schaduw van bomen zitten jongens en meisjes in groepjes op het gras, turend naar de stof van de examens die ze dadelijk moeten doen. Verderop glanst de ingang van de faculteit voor rechten en politieke wetenschappen door de lik witte verf die de muren onlangs kregen. Alleen de glazen deuren zijn nog niet hersteld
Misschien zijn de kapotte ruiten bewust niet vervangen. Net zoals de bus van de faculteit nog altijd op de binnenplaats staat, onbewogen sinds vorige zomer stenen de voorruit verbrijzelden. Het zwarte zeil dat ervoor was geplakt, is deels gescheurd door de wind. Alsof de leiding van de Université Cheikh Anta Diop, Senegals meest prestigieuze universiteit, haar studenten wil waarschuwen: de campus kan zo wéér dicht.
De UCAD, zoals de studenten hun universiteit noemen, ging onlangs weer deels open na ruim acht maanden gesloten te zijn geweest. De collegezalen waarin normaal negentigduizend studenten samenkomen. De studentenkamers, bedoeld voor twee, maar vaker gedeeld door minstens tien. Dat ging allemaal op slot nadat op 1 juni 2023 landelijke rellen ook de lommerrijke campus aan de kust van Dakar troffen.
Ruiten sneuvelden, een zaal ging in vlammen op, evenals een deel van de archieven. „Het leek alsof het oorlog was”, zegt Waly Faye, een zachtaardige jongen wiens bril aan de boord van zijn kreukloze boubou, een lang hemd, hangt. „Het was een ramp. Echt een ramp.”
Studenten op hun hoede
Net als elders in de stad werd de campus die dag het slagveld van een politieke strijd die Senegal, vaak geroemd als één van de weinige stabiele democratieën in West-Afrika, in een diepe crisis stortte. De afgelopen jaren braken meermaals hevige rellen uit als gevolg van de rivaliteit tussen afzwaaiend president Macky Sall en Ousmane Sonko, een panafrikanist en anti-systeempoliticus die met vurige speeches jonge Senegalezen massaal voor zich won.
Volgens Amnesty International vielen daarbij al zeker zestig doden. Onder wie recent nog een student aan een grote universiteit in de noordelijke stad Saint Louis.
Waly Faye, (links) masterstudent en vicevoorzitter van de studentenraad, maakt zich zorgen over zijn kansen. “Ik ken jongens van 30 met een master die thuis zitten.” Djibi Koundio, (rechts) masterstudent, zag vorig jaar een goede vriend in Marokko op een boot naar Europa stappen. “Er zijn hier bijna geen banen.”
Foto’s Guy Peterson
Deze gebeurtenissen hebben de studenten van de Cheikh Anta Diop-universiteit getekend, blijkt uit een grensoverschrijdend onderzoek van NRC. Aan de hand van enquêtes en verdiepende gesprekken vroeg NRC aan studenten in vijf landen hoe veilig zij zich voelen en vooral ook wat bijdraagt aan dat gevoel. In Senegal deden 22 studenten van de populaire rechtenfaculteit van het UCAD mee.
Makkelijk was dat niet. De gebeurtenissen van afgelopen zomer en de nasleep ervan heeft velen terughoudend gemaakt. Honderden demonstranten werden opgepakt, onder wie studenten, soms aan de hand van dingen die zij op sociale media hadden geplaatst. Lang niet iedereen die NRC benaderde durfde mee te doen, zelfs al bleven de enquêtes anoniem. En dan was er dat andere feit: de universiteit was dicht. Uit „veiligheidsoverwegingen”.
„In eerste instantie stonden we achter dat besluit”, zegt de 25-jarige Faye, die in het tweede jaar van zijn master zit. „We dachten dat het een week, misschien twee weken zou duren. Niet bijna negen maanden.” Zittend op een trapje van zijn faculteit wordt Faye aan de lopende band begroet. Als vicevoorzitter van de studentenraad kent iedereen hem. En andersom. Zo hielpen Faye en zijn collega’s honderden medestudenten aan een tijdelijk onderkomen.
Zelf deelt hij nu elders een kamer met een vriend. Nog steeds, want hoewel de collegezalen weer open zijn, is de campus sociale, waar normaal tienduizenden studenten slapen voor zo’n 5 euro per maand, nog altijd dicht. De huur die hij nu moet betalen is vele malen hoger, vertelt Faye. Van de omgerekend 100 euro die hij maandelijks als beurs ontvangt – een bedrag gebaseerd op zijn cijfers en studiejaar – blijft nauwelijks iets over.
Terwijl hij broertjes en zusjes heeft om voor te zorgen. „Iedereen kijkt naar mij omdat ik naar de universiteit ga”, zegt Faye. En hij niet alleen. Gevraagd of ze zich financieel stabiel voelen, antwoordt slechts één van de studenten ‘ja’. „Mijn familie leunt op mij en verwacht dat ik financieel bijdraag, maar het lukt me niet een stabiel inkomen te vinden”, schrijft iemand. „Ik moet voor mijn zusjes zorgen, maar ik ben maar student”, schrijft een ander.
Soms heeft ze dagen dat ze geen eens geld heeft om te eten, zegt eerstejaars Aïssata Niang (24), die geen beurs heeft. Of om de bus naar de campus te pakken. Ondanks de sluiting kwamen de afgelopen maanden veel studenten daar toch samen om onder de bomen te studeren. Waar ze nu slaapt, is dat niet te doen, vertelt Niang, haar haar in een korte bob en glitters op haar telefoon. Ze deelt een kamer met nog vijf anderen. Stil is het er nooit.
Het was mijn droom advocaat te worden. Die droom is in duigen gevallen. Ik houd nu kippenstudent anoniem, in de NRC-enquête
Niang komt uit Matam, een regio in het noorden tegen de grens met Mauritanië aan. Na de rellen van afgelopen zomer is ze een paar maanden terug naar huis gegaan. Ook zij dacht dat het maar voor even zou zijn. Even werd steeds langer. Ondertussen kon ze de online lessen die sommige docenten optuigden, net als veel andere studenten niet volgen. Ze heeft alleen haar telefoon, zegt Niang. En waar ze woont, is nauwelijks netwerk. Ze moest wel terug naar Dakar.
Onzeker over toekomst
De maandenlange sluiting van hun campus en daarmee het voor velen verloren semester heeft de studenten nog onzekerder gemaakt over hun toekomst, blijkt uit de enquête. „Het was mijn droom advocaat te worden”, schrijft een van hen, die vanuit een buurland naar Dakar kwam om rechten te studeren. „Die droom is in duigen gevallen. Ik houd nu met een vriend kippen die we verkopen om straks niet met lege handen naar huis terug te keren.”
Andere wijzen op de vele verhalen die rondgaan van medestudenten die zich voegden bij de duizenden Senegalezen die de afgelopen maanden op een pirogue stapten, een houten vissersboot, met als bestemming Europa. Zo kwam vorig jaar een recordaantal van bijna veertigduizend migranten aan op de Canarische Eilanden, onder wie veel Senegalezen.
Lees ook Ondanks alles blijven Senegalezen op dat bootje naar Europa stappen
Een vriend van hem is in 2022 ook zo vertrokken, vertelt Djibi Koundio, de oortjes van zijn telefoon nog in zijn oor. „Hij pakte in Marokko de boot.” De laatste tijd hoort de 24-jarige masterstudent ook veel verhalen over jongens die naar Nicaragua vliegen en vanuit daar proberen de Verenigde Staten te bereiken. „Zo’n ticket kost 1.500 euro.” Koundio snapt het wel. „C’est le désespoir”, zegt hij, het is wanhoop. „Er zijn hier bijna geen banen.”
Zo schommelt de werkloosheid in Senegal, waar de gemiddelde leeftijd negentien jaar is, rond de 20 procent. Er zijn nachten dat hij niet kan slapen, vertelt Waly Faye, starend naar zijn handen. Hij is thuis de op één na oudste, maar de situatie van zijn oudere broer is niet stabiel. „Ik heb straks als enige een master, dus de verwachtingen zijn hoog.” Alleen, wat als hij geen werk vindt? „Ik ken jongens van dertig met een master die thuis zitten.”
Gebrek aan perspectief
De politieke crisis waar Senegal doorheen gaat, helpt daarbij niet. Niet geheel verrassend antwoordden bijna alle studenten die meededen aan het onderzoek ‘nee’ op de vraag of de politieke situatie in hun land stabiel is. Zo zouden er op 25 februari eigenlijk presidentsverkiezingen plaatsvinden, maar die werden twee weken voor het zover was plots door president Sall uitgesteld. Zoiets was nog nooit in Senegal gebeurd.
Ik heb straks als enige een master, dus de verwachtingen zijn hoogWaly Faye masterstudent
Hij moest wel, stelde Sall: gedoe rond de diskwalificatie van sommige kandidaten dreigde de geloofwaardigheid van de verkiezingen in gevaar te brengen. De oppositie noemt het een excuus om zelf langer aan de macht te blijven. Zijn belangrijkste tegenstander Ousmane Sonko, die Sall en de zijnen beticht van corruptie, staat al buitenspel. Door een veroordeling van smaad afgelopen zomer werd hij uitgesloten als kandidaat.
Na Sonko’s veroordeling braken overal rellen uit. Ook op de campus van Cheikh Anta Diop, vernoemd naar de Senegalese historicus die pionierde in het dekoloniseren van Afrika’s geschiedenis. Aanhangers van Sonko raakten slaags met die van Macky Sall, terwijl ordediensten de campus met traangas beschoten. Elders in de stad vielen een twintigtal doden. Volgens nabestaanden en ooggetuigen kwam het merendeel om door politiekogels.
Lees ook President stort schijnbaar stabiel Senegal in diepe politieke crisis met uitstel van verkiezingen
„Ons land heeft een democratisch politiek systeem, maar we lijken onder een despotisch regime te leven”, schrijft een van de studenten die NRC ondervroeg. De helft geeft aan geen vertrouwen (meer) te hebben in de lokale ordediensten. „Sinds mijn eerste jaar op het UCAD heb ik gezien hoe de politie kameraden van mij mishandelde”, schrijft iemand. „Sindsdien is mijn vertrouwen weg.” Een ander vindt hen juist „heel professioneel”.
Oumou Thiam (22), een verlegen eerstejaars uit het zuiden van Senegal, was nooit bang voor de politie, vertelt ze. Op witte crocs met diamantjes wandelt ze langs houten borden volgeplakt met roosters en een stalletje dat ruikt naar zoete, kruidige thee. Maar nu is die angst er wel, zodra ze mannen in uniform ziet. „Studenten die demonstreren, bekogelen ze met traangas”, legt ze uit. Niet dat Thiam dat deed, de straat op gaan. Ze zou niet durven.
Sowieso, zegt Thiam, is het „nu moeilijker je politiek uit te spreken”. „Straks gooien ze de universiteit weer dicht.” Die heeft ondertussen op sommige plaatsen veel weg van een bouwput. Neem het bijgebouw van de rechtenfaculteit waarin honderden studenten les kregen en dat afbrandde. Van wat het nieuwe ‘chapiteau’ moet worden, staan op een middag eind februari alleen nog de fundamenten met eromheen een groot hek.
Lees ook In de Senegalese heilige stad Touba is politiek verboden
<img alt="De Grote Moskee in Touba, de tweede stad van Senegal. Touba is een voornaam religieus centrum, dat tegen wil en dank wordt meegesleurd in de politieke onrust die in het land heerst. ” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/studenten-in-senegal-waren-nooit-bang-voor-de-politie-maar-nu-wel-6.jpg”>
Een paar meter verder staat de kapotte bus. Waly Faye van de studentenraad glimlacht als hem ernaar wordt gevraagd. Geen idee waarom die niet is gemaakt. Net zoals hij geen idee heeft waarom het gebouw nog niet af is. En waarom de kapotgeslagen ruiten rond de faculteit niet zijn hersteld. „Het is niet alsof ze niet de tijd hadden die te vervangen.”
Ook hij maakt zich zorgen over wat gaat komen. Vroeger, zegt Faye, konden in tijden van crisis de religieuze leiders in Senegal de boel nog sussen. „Maar zelfs naar hen is de jeugd nu niet meer bereid te luisteren.” Iedereen lijdt, stelt hij. Door het gebrek aan middelen, aan perspectief. „We zijn op.”