Vraag inwoners van de Gazastrook naar hun beleving van de ramadan en ze vertellen stuk voor stuk hoe het er ‘normaal’ aan toeging.
„Normaal gesproken zouden we gezamenlijk het ochtendgebed uitvoeren”, zegt bijvoorbeeld de 36-jarige Islam Alagha uit Khan Younis. „Normaal gaan mensen aan het begin van de ramadan bij elkaar op bezoek, bezoeken ze moskeeën, bidden ze en verspreiden ze liefde, zegt Amjad al-Arabi (23) uit Gaza-Stad. „We kochten lantaarns, elektrische lampjes, versieringen en trommels, we waren allemaal samen, de kinderen waren blij”, zegt de zestigjarige Meyaser al-Arabi, verre familie van Amjad al-Arabi, ook uit de hoofdstad.
Nu, na bijna een half jaar verwoestende oorlog, is er voor een gezamenlijk gebed helemaal geen plaats, zijn mensen niet in hun warme huizen en zijn versieringen schaars. Maar het is bovenal overal onveilig in Gaza, en er is nauwelijks voedsel. Vrijwel de hele bevolking was al voor de vastenmaand afhankelijk van voedselhulp om te overleven. „De mensen hier vasten al maanden”, zei adjunct-directeur Amjad Eleiwa van de afdeling spoedeisende hulp van het al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-Stad tegen de BBC.
Door de aanhoudende Israëlische bombardementen en het tegenhouden van hulptransporten heeft de voedselonzekerheid in de Gazastrook een „catastrofaal” niveau bereikt op de IPC-schaal, ontwikkeld door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. Zo’n 1,1 miljoen mensen lijden dagelijks honger; binnen een paar maanden zal dat voor alle 2,3 miljoen Gazanen gelden.
Vooral in het noorden heeft de uithongering – die Israël volgens onder anderen EU-Buitenlandchef Josep Borrell intentioneel als oorlogswapen inzet – ernstige gevolgen. Unicef, de kinderrechtenorganisatie van de VN, zegt dat veel kinderen in Gaza aan „acute ondervoeding” lijden.
Intussen is er wel wat voedselhulp op gang gekomen, door de lucht en over zee. Zo zijn er deze week pakketten met rijst, meel, peulvruchten en groenten in Noord-Gaza aangekomen via een scheepslading van de ngo World Central Kitchen. Maar het is lang niet genoeg.
Het nijpende gebrek aan voedsel heeft uiteraard ook zijn weerslag op de festiviteiten. Op de markt is er weinig eten te koop, zegt bijvoorbeeld Alagha, en de prijzen zijn heel hoog. „Je kunt niet het ontbijt met je familie voorbereiden. Wat er aan eten is, is niet genoeg voor iedereen. We waren gewend dat we salades hadden, en zoetigheden. Maar er is geen suiker.”
Martelaren
Maar ramadan draait om meer dan vasten alleen. Zo mist Meyaser al-Arabi vooral de vrolijke sfeer, zegt ze in het schoolgebouw waar ze schuilt. „Mijn kinderen wilden voor ramadan het klaslokaal versieren, maar mijn schoonzus zei dat daar geen reden voor is, omdat haar kinderen martelaren zijn.” Burgers die door het Israëlisch offensief zijn omgekomen, worden martelaren genoemd.
„De mensen hebben deze maand moeten verwelkomen met martelaren, lijken en bloed”, zegt Amjad al-Arabi in het schoolgebouw, waar ook hij verblijft. „Mensen lijden pijn, ze zijn alleen maar bezig met overleven en niet met hoe zij de maand ramadan verwelkomen.”
En bidden, zegt Amjad, is ook niet hetzelfde. „Door de oorlog zijn er helemaal geen moskeeën meer, de meeste zijn volledig verwoest. Er is ook geen elektriciteit. We kunnen alleen bidden op de plaats waar we ontheemd zijn.” In de woorden van zijn verre tante Meyaser: „Je hebt het gevoel dat de ramadan er helemaal niet is.”
Ook in Jeruzalem wordt de vastenmaand door de oorlog in Gaza, waarin volgens het Palestijnse gezondheidsministerie al zeker 31.000 mensen zijn gedood, dit jaar heel anders ervaren. Mohammed (27), die niet met zijn achternaam in de krant wil, werkt in een kiosk bij een van de toegangspoorten tot het plateau waarop de Al-Aqsamoskee en de Rotskoepel gelegen zijn, en waar moslims in groten getale komen bidden tijdens de ramadan. Door de oorlog in Gaza is er deze ramadan vooral verdriet, zegt hij, „maar wat kunnen we doen?”
uit Gaza-StadAmjad al-Arabi De mensen hebben deze maand moeten verwelkomen met martelaren, lijken en bloed
Normaal hangen de straten van de ommuurde Oude Stad van Jeruzalem vol versieringen en lantaarns; nu hangt er niets. Veel winkels zijn gesloten.
In 1967 werd Oost-Jeruzalem, inclusief de Oude Stad, door Israël bezet. Israël beschouwt Jeruzalem als ‘ondeelbare hoofdstad’ en claimt Oost-Jeruzalem te hebben geannexeerd – een claim die volgens de internationale consensus niet wordt erkend.
Na Mekka en Medina is de Al-Aqsamoskee in Jeruzalem de heiligste plaats in de islam. De westelijke muur van het plateau is de Klaagmuur, voor joden de meest heilige plaats. Het complex van de Al-Aqsamoskee wordt beheerd door Jordanië, maar Israël heeft de zeggenschap over wie er wordt toegelaten op het terrein.
Extremistische joodse groeperingen hebben de afgelopen jaren geregeld groepen naar het terrein van de Al-Aqsamoskee gestuurd om daar te bidden, tegen de consensus in dat dit alleen voor moslims is toegestaan.
Bovendien worden er regelmatig invallen gedaan door de Israëlische politie. In 2021 leidde een dergelijke inval tot een oorlog in Gaza tussen Israël en Hamas en massale demonstraties en stakingen door Palestijnen. Hamas noemde zijn aanval op het zuiden van Israël afgelopen 7 oktober, waarbij uiteindelijk 1.139 mensen de dood vonden, ‘Tufan Al-Aqsa’ (De vloed van Al-Aqsa), in reactie op de invallen en de ‘judaïsering’ van de moskee.
Onderhandelingen
Even leek het erop dat er voor het begin van de ramadan een staakt-het-vuren zou komen in Gaza. Maar de onderhandelingen tussen Israël en Hamas liepen vast. Hamas-leider Ismail Haniyeh riep vanuit Qatar op om de aanvallen op Israël op te voeren, en tot een internationale beweging om de belegering van Al-Aqsa te stoppen.
De ultra-rechtse Israëlische minister Itamar Ben-Gvir (Nationale Veiligheid) kondigde in februari aan de toegang tot de Al-Aqsamoskee te willen beperken en inwoners van de bezette Westelijke Jordaanoever geen toegang te geven. Premier Benjamin Netanyahu zou, tegen de wens van de veiligheidsdienst Shin Bet, aanvankelijk hebben ingestemd met het besluit. Later kondigde hij aan – tot ongenoegen van Ben-Gvir – dat er geen nieuwe beperkingen zouden komen.
Vorig jaar bezochten 1,4 miljoen moslims de Al-Aqsamoskee gedurende ramadan. Dit jaar zal dat maar een fractie van dat aantal zijn. Palestijnen uit de bezette Westelijke Jordaanoever moeten toestemming krijgen van de Israëlische autoriteiten, en kunnen vanwege eerder sluitende checkpoints moeilijk Jeruzalem bereiken.
In de nacht voor het begin van de ramadan sloeg de Israëlische politie in op een grote groep moslims in de Oude Stad die onderweg waren om te bidden, en kregen met name jonge mannen geen toegang. In de dagen daarna werden er wel meer mensen toegelaten.
Voor de Damascuspoort, een van toegangspoorten tot de Oude Stad, komen ’s avonds honderden mensen samen op de amfitheatervormige trappen. Bovenaan staan twee Israëlische soldaten die het geheel overzien met een grote verrekijker. Aan beide kanten van het ‘amfitheater’ staan permanent twee wachttorens met gewapende Israëlische soldaten.
Mohammed (33) werkt in een winkel met sieraden en accessoires bij de ‘poort van de katoenhandelaren’, een van de toegangspoorten tot het Al-Aqsacomplex. „Onze harten zijn met de inwoners van Gaza”, zegt hij. „We hopen dat de belegering stopt.”
Volgens Mohammed houdt Israël vooral mannen onder de 45 tegen. Saleh (38), die verderop een lampenwinkel heeft, beaamt dat. Een keer is hij binnengekomen door te zeggen dat hij vijftig was, zegt hij lachend. „Ze zijn bang voor jongeren.”
Met medewerking van Sami al-Ajrami