Geen geld naar dictators. Dit was onlangs de teneur van een debat in het Europees Parlement over 150 miljoen euro begrotingssteun die de Europese Commissie begin maart naar de Tunesische autoriteiten heeft overgemaakt. Die betaling vloeide voort uit de vorige zomer beklonken ‘Tunesië-deal’, waarmee de EU-leiders vooral de migratiestroom uit Tunesië willen beperken. Het Europarlement nam een motie tegen de deal met ruime meerderheid aan.
In het debat kwamen de mensenrechtenschendingen door het regime van de Tunesische president Kais Saied uitgebreid aan de orde. Het gaat om pesterijen en willekeurige arrestaties van journalisten, advocaten, mensenrechtenactivisten en politieke tegenstanders, en over dumping van zwarte migranten in woestijngebieden zonder voedsel en drinkwater. Bescherming van democratie en mensenrechten, aldus de Europarlementariërs, moeten leidende principes zijn in de samenwerking met andere landen. Ze verwezen naar een reeks verdragen en afspraken waar de EU zich aan heeft gecommitteerd.
Tegen die achtergrond viel een stevige koerswijziging van de EU al te verwachten toen Saied in de zomer van 2021 parlement en premier opzijschoof en de uitvoeringsmacht naar zich toetrok. Temeer daar de EU en Tunesië eerder een ‘geprivilegieerd partnerschap’ sloten met het idee dat dankzij de revolutie van 2011 – de Arabische Lente – „alle voorwaarden voor de opbouw van de democratische rechtsstaat aanwezig waren”.
Soevereiniteit
Maar in werkelijkheid investeert Europa meer in de dictatuur dan in de democratie. Waar de Unie in 2013 ruim 80 miljoen euro aan begrotingssteun overmaakte, is dit inmiddels 300 miljoen – uitgaven op beleidsterreinen als democratie, rechtsstaat en migratie niet meegeteld. Alles bij elkaar ontving Tunesië sinds 2011 ruim 3,4 miljard euro van de EU, waarvan 2 miljard in de vorm van giften en 1,4 miljard als lening onder gunstige voorwaarden. Van die 2 miljard was 60 procent begrotingssteun. De overige 40 procent ging naar meer specifieke doelen, waarvan bevordering van democratie en goed bestuur (258 miljoen euro) en economische ontwikkeling (205 miljoen euro) de belangrijkste zijn.
Volgens Moez Ali, voorzitter van de Union des Tunisiens Indépendants pour la Liberté, een Tunesische maatschappelijke organisatie, begrijpen „onze Europese partners” Saied niet. Tijdens de onderhandelingen over de Tunesië-deal zegde de president regelmatig afspraken op het laatste moment af. En in september weigerde hij een delegatie van het Europees parlement de toegang tot het land. Een maand later stortte -Saied 60 miljoen euro Europees hulpgeld terug.
„De politieke houding tegenover het buitenland is na 2021 ingrijpend veranderd”, aldus Moez Ali. „Het is nu soevereiniteit voor en soevereiniteit na. Internationale samenwerking komt op de tweede of de derde plaats. Partners die met Tunesië samenwerken, vragen zich af wat er van oude afspraken terechtkomt.”
Vrijbrief
Met opeenvolgende Tunesische leiders sloot Europa sinds eind jaren 60 van de vorige eeuw handelsakkoorden, die volgens verschillende studies en economen vooral zeer voordelig uitpakten voor Europese landen zelf. Pogingen van de EU om te komen tot een nieuw vrijhandelsakkoord, liepen de laatste jaren vast op Tunesische onwil. Het geprivilegieerd partnerschap consolideerden de EU en Tunesië in een akkoord over strategische prioriteiten om „de overgang naar een democratie en de sociaal-economische ontwikkeling van Tunesië te ondersteunen en versterken”. Deze afspraken zijn nooit gewijzigd, ook niet toen de machtsgreep in 2021 een abrupt einde maakte aan de democratische transitie.
Uiteindelijk pakt het Europees beleid volgens Moez Ali contraproductief uit. „Mensenrechten promoten zonder strategie is zinloos”, zegt hij. „Door met alle winden mee te waaien geeft de EU een vrijbrief aan notoire mensenrechtenschenders en verliest ze geloofwaardigheid. In de praktijk zijn Tunesië en de EU allebei pragmatisch. De samenwerking wordt, hoe precair ook, gewoon voortgezet. Alleen het sausje is anders.”
Onhoudbaar economisch model
Zonder het geld van Europa was Tunesië er waarschijnlijk nog veel slechter aan toe geweest. Het economische model zit vol weeffouten. De economie is in handen van enkele machtige families. Corruptie heerst, de prijzen voor import stijgen, de export blijft weinig rendabel.
Alles bij elkaar leidt dit tot een oplopende en volgens economen op den duur onhoudbare schuldenlast. De Tunesische regering probeert die te verminderen door minder suiker, koffie, granen en andere levensmiddelen te importeren. Burgers vinden al maanden lege schappen in de supermarkten.
Tunesië heeft volgens Mongi Rahoui, directeur van de Nationale Landbouwbank en oud-parlementslid, nooit de ruimte gehad een eigen economisch beleid te ontwikkelen en zijn belangen te verdedigen. „De EU doet alles om buitenlandse partners haar wil op te leggen. Europese landen verdienen meer aan onze zout, fosfaat en olijfolie dan wijzelf.”
Ook de Europese steun voor de Tunesische democratie neemt hij met een korrel zout. „Hoezo denken ze Tunesië te kunnen ‘democratiseren’, terwijl Tunesiërs door hun beleid nauwelijks te eten hebben? Democratie is meer dan hier en daar een verkiezing en een debattraining. Al die begrotingssteun leidt er alleen maar toe dat een onwenselijk en onhoudbaar economisch model kunstmatig in leven wordt gehouden.”
Politieke instabiliteit
De Europese begrotingssteun maakt de kans dat deze spiraal binnenkort wordt doorbroken „nihil”, meent Mohamed Abdelmoumen van Raqabah. Dit ‘observatorium’ voor burgercontrole op staatsinstellingen deed onderzoek naar de Europese financiële steun aan Tunesië. „Al het geld gaat naar ambtenarensalarissen, disfunctionerende en de facto bankroete staatsbedrijven, en rentebetalingen op leningen die Europa zelf heeft verstrekt – oftewel naar handhaving van de status quo.”
Gemiddeld zijn de Tunesiërs weinig met de Europese hulp opgeschoten, zegt Abdelmoumen. „Slechts een handjevol bedrijven en steeds dezelfde onderzoeksbureaus profiteren. Sommige Europese projecten komen nooit verder dan de tekenkamer of blijven halverwege hangen – er is geen enkele controle of toezicht. Een land als Japan zou het geld blokkeren als ze zien dat het niet loopt.”
Imad Daimi, collega van Abdelmoumen, tevens oud-parlementslid en na 2011 nauw betrokken bij de opbouw van democratische instituties, wil niet alleen de EU de schuld geven. „Die is zich bewust van haar reputatie als zedenmeester en bemoeial.” Hij ziet dat projecten onder ingewikkelde omstandigheden tot stand moeten komen. „Er heerst politieke instabiliteit en de instituties zijn log. En de Tunesische elite, wijzelf, heeft veel te weinig gedaan om de democratische waarden te laten indalen.”
Vrees voor herhaling
Precieze bedragen, cijfers en programmaoverzichten omtrent de samenwerking tussen de EU en Tunesië zijn lastig te vinden, merkte ook NRC. Het Tunesische ministerie van Financiën, de Europese Commissie in Brussel en de Europese delegatie in Tunis stuurden uiteenlopende gegevens. Ondanks herhaalde verzoeken gaven ze geen informatie over oude of lopende programma’s en totaaloverzichten van aan Tunesië overgemaakte bedragen. Evaluaties lijken niet uitgevoerd.
Europarlementariër Tineke Strik (GroenLinks), initiatiefnemer van de resolutie tegen de Tunesië-deal, concludeert dat de overeenkomst met Tunesië niet werkt, in economisch opzicht noch op het terrein van de mensenrechten. Met de afspraken die de EU eerder deze maand maakte met Egypte, weer vooral om de migratie uit dat land te beperken, vreest ze voor herhaling.
„Tevergeefs vroegen we de Europese Commissie meerdere malen ons een helder beeld te geven van de betalingen in het kader van de Tunesië-deal”, zegt ze aan de telefoon. „In een zeer kritische brief over de Egypte-deal hebben we gevraagd waarvoor de toegezegde betalingen zijn bedoeld en hoe die afspraken worden gemonitord. We zien het niet zitten om de geschiedenis rond de Tunesië-deal dunnetjes over te doen.”
Als Anna Buresi (53) een rondje loopt door La Busserine, de wijk in het noorden van Marseille waar ze werkt als voorzitter van vrouwenorganisatie Schebba, kijkt ze vaak naar de grond. Als ze tussen de eindeloze flats betonnen bankjes met brandplekken passeert. Als ze langs de houten kastjes komt die midden op de weg staan om politiewagens te hinderen. Als ze langs een groepje joelende jongens bij het enige restaurant van de wijk loopt, of de twintiger met een groene pet die op een plastic stoel voor zich uit zit te staren. „Ik kijk ze niet aan. Ik praat niet met ze”, vertelt ze met een wat schorre stem. „Dan laten ze je met rust.”
‘Ze’ zijn de leden van wat hier eufemistisch les réseaux (‘de netwerken’) wordt genoemd. Het zijn de drugsbendes die deel uitmaken van het dagelijks leven van de inwoners van La Busserine. Ze zitten op straathoeken te posten. Ze roepen uit volle borst de waarschuwingskreet ‘Ara, ara’ als de politie langs rijdt. Ze verkopen hasj en cocaïne bij bankjes, in tunnels, in de trappenhuizen van de vele, veelal slecht onderhouden flats in het heuvelachtige gebied. En steeds vaker zorgen ‘ze’ voor bloedbaden en rouwende ouders.
Want drugscriminaliteit gaat in Marseille de laatste jaren gepaard met meer en steeds bruter geweld. De brede aanwezigheid van drugs en dus geweld is al decennia een probleem in de Zuid-Franse stad, maar sinds een jaar of tien neemt het geweld toe, en vorig jaar kwam het tot een bloedig dieptepunt: 49 moorden die door de autoriteiten worden gelieerd aan drugscriminaliteit – bijna één per week, een toename van 50 procent ten opzichte van 2022. Ook in andere grote Franse steden is de toename te zien. In totaal vonden vorig jaar 315 moorden of pogingen tot moord plaats die in verband worden gebracht met drugshandel, 57 procent meer dan in 2022.
Het is reden voor president Emmanuel Macron om vorige week de operatie „schoon schip” aan te kondigen: bij een ‘verrassingsbezoek’ aan Marseille maakte hij grootschalige politieacties bekend die moeten leiden tot een einde aan de drugshandel en „de republikeinse orde [moeten] doen terugkeren” in geraakte wijken. Sindsdien zijn in heel Frankrijk bijna vijfhonderd mensen die bij drugscriminaliteit waren betrokken, opgepakt.
De wijk La Busserine in het noorden van Marseille.
Het toegenomen geweld heeft grote invloed op La Busserine en de 56 andere kwetsbare cités (een in Frankrijk veel gebruikte term voor flatwijken gevuld met sociale problematiek) in Marseille, vertelt Buresi op een koude woensdagochtend in haar sobere kantoor, waar kwetsbare vrouwen onder meer taallessen en mentale steun bij huiselijk geweld kunnen krijgen. Op de gang staan grote tassen met gedoneerde kleding en speelgoed. „Hier wisselen angst en rouw elkaar af”, zegt ze. „Het ene moment nemen families afscheid van hun vermoorde zoon, het volgende moment vliegen de kogels weer door de lucht.”
En niet alleen het leven van directe slachtoffers, maar dat van álle inwoners van La Busserine staat erdoor op de kop. „Soms wordt hier zelfs overdag geschoten. En als iemand met een kalasjnikov schiet, is dat niet gericht, maar maait hij alles neer wat hij tegenkomt. Dus blijven mensen thuis, in het donker, met de gordijnen dicht.” Een werknemer van Buresi zat vorig jaar eens urenlang opgesloten in hun kantoor toen buiten geschoten werd. „Overal vlogen kogels rond, dus ze kon niet weg. Daarna hebben we het kantoor drie weken gesloten.” Ook is een crèche definitief gesloten omdat die naast een dealplek zat waar geregeld wordt geschoten. Buresi gaat niet meer met de auto naar haar werk – te vaak werden haar auto’s gesloopt of gestolen.
Lees ook Nog nooit werd zoveel cocaïne onderschept in de havens van Rotterdam, Antwerpen en Vlissingen
Niet meer de broer of buurjongen
Er zijn altijd problemen geweest met drugsgeweld in Marseille. De havenstad was tot in de jaren zeventig het middelpunt van de French Connection, een wereldwijd heroïne-netwerk van de Corsicaanse maffia en ze schudde daarna haar imago van drugshoofdstad van Frankrijk nooit meer af, hoewel de problematiek zeker ook in andere steden bestaat. De directe aanleiding voor de golf van geweld vorig jaar was een conflict tussen twee grote bendes, Yoda en DZ Mafia.
Maar er is in bredere zin iets veranderd de laatste jaren, ziet Amine Kessaci (20), wiens vijf jaar oudere broer dealde. Brahim Kessaci werd in 2020, op zijn 22ste, doodgeschoten door een rivaliserende bende. Zijn verkoolde lichaam werd in een uitgebrande auto gevonden. In dat jaar richtte Kessaci de ngo Conscience op waarmee hij families van slachtoffers van drugsgeweld bijstaat.
Sinds een jaar of vijf, zes is alles extremer geworden, vertelt hij in zijn appartement elders in Marseille – na de dood van zijn broer vertrok zijn alleenstaande moeder met haar vijf andere kinderen uit de onrustige, noordelijke wijken. „Toen ik jong was, hadden we geen wegversperringen [vaak gemaakt van winkelwagens of grof vuil]. We hadden niet zoveel uitgebrande auto’s”, zegt Kessaci. „En we kenden alle verkenners [de jongens die op straathoeken posten] en dealers. We wisten waar ze zich verstopten voor de politie. Het waren de jongens uit de wijk, de kinderen van de buurman. En in ons geval mijn broer en zijn vrienden.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Amine Kessaci (20) richtte na de dood van zijn broer de ngo Conscience op, om de families van slachtoffers van drugsgeweld bij te staan. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Amine Kessaci (20) richtte na de dood van zijn broer de ngo Conscience op, om de families van slachtoffers van drugsgeweld bij te staan. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-6.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/03/26110942/data113168689-dea23a.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-40.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-38.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-39.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-40.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-41.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/UFdbd7vIwcvx7bRmMH7LaSiBmQU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/03/26110942/data113168689-dea23a.jpg 1920w”>Amine Kessaci (20) richtte na de dood van zijn broer de ngo Conscience op, om de families van slachtoffers van drugsgeweld bij te staan.
Lege banken waar spotters rondhangen, op de uitkijk voor politie.
Maar anno 2024 zijn het niet meer de Brahims uit de wijk die de wacht houden en drugs verkopen, zegt Kessaci. „Het zijn mensen die wij, de jongens uit de buurt, nog nooit hebben gezien.” Dit zeggen ook experts. „We pakken nog steeds Marseillais op”, zegt voorzitter van de rechtbank Olivier Leurent in zijn werkkamer in het centrum van Marseille. „Maar we zien een toename van verkenners en dealers die van buiten de stad komen.”
Zij komen uit Parijs of dichterbij gelegen steden als Aix-en-Provence. „Ze worden veelal gerecruteerd op sociale media”, zegt Leurent. „De netwerken maken filmpjes waarop ze zichzelf met veel geld en dure merkkleding laten zien en zeggen: kom twee maanden werken in Marseille voor 100 euro per dag.” In die twee maanden veranderen de dealers hun rekruten in ‘slaven’. „Dan claimen ze bijvoorbeeld dat ze drugs achterover hebben gedrukt en daarom een schuld hebben in te lossen, of dwingen ze met geweld om door te gaan. En dan is het vrijwel onmogelijk om er weer uit te komen.”
De laatste jaren worden ook (vooral minderjarige) migranten zonder papieren gerekruteerd – veelvuldig aanwezig in de aan de Middellandse Zee gelegen havenstad. „Dat zijn mensen die helemaal niets hebben: geen papieren, geen geld, geen woning. Sommigen zijn zelf ook verslaafd”, aldus Leurent. „En aan die aller kwetsbaarsten spiegelen de netwerken een droom voor van makkelijk en snel geld verdienen.”
Er lijkt een totale afwezigheid van respect voor het menselijk leven”, verzucht Leurent. Hij hoort het bij de rechtszaken die in zijn rechtbank behandeld worden. „Jongeren die wij oppakken, zeggen daar te leven volgens de leus no future: mijn leven is toch al kut, dus dan kan ik maar beter, zo lang het duurt, het maximale eruit halen door zoveel mogelijk geld proberen te verdienen
Voor de drugsbendes is het interessant om jongens (soms ook meisjes) aan te trekken die niet uit Marseille komen, zegt socioloog en onderzoekster bij het onderzoekscentrum Transverscité Claire Duport op een terras in de hippe wijk Saint-Charles in het centrum van Marseille – nog geen vijf kilometer van de quartiers nord, maar met zijn klassieke architectuur en overvloed aan barretjes gevoelsmatig een volstrekt andere wereld. „Het zijn jongens die niemand kennen, de weg niet weten, en dus ook niemand kunnen verklikken.” In de rechtbank van Marseille valt op dat bij rechtzaken over drugsverkoop de bankjes voor naasten vaak leeg blijven.
Niemand kennen, betekent voor sommigen ook dat ze minder te verliezen hebben, denkt Buresi. „Jongens van hier die eerder misschien wel verleid zouden worden om te dealen, zien dat het geweld is toegenomen. Die zijn ook niet gek en doen dat daarom minder snel. En dus kiezen de netwerken de meest geharde gasten. Mensen die nergens bang voor zijn. Die bereid zijn om te martelen, om ledematen af te snijden” – wat meermaals gebeurde de afgelopen jaren.
„Er lijkt een totale afwezigheid van respect voor het menselijk leven”, verzucht Leurent. Hij hoort het bij de rechtszaken die in zijn rechtbank behandeld worden. „Jongeren die wij oppakken, zeggen daar te leven volgens de leus no future: mijn leven is toch al kut, dus dan kan ik maar beter, zo lang het duurt, het maximale eruit halen door zoveel mogelijk geld proberen te verdienen.”
Lees ook Rechtszaken in Frankrijk tonen hoe hoog de spanningen zijn opgelopen tussen Franse jongeren van kleur en de politie
Meer geld, meer coke
Er lijkt op het eerste oog ook flink geld te verdienen in Marseille: de réseaux pretenderen in hun wervingsvideo’s meer en vaker uit te betalen dan concurrenten in andere steden – hoewel de praktijk volgens experts vaak weerbarstig is. Wat wel zeker is, is dat de hoeveelheid geld die in bredere zin met drugshandel gemoeid is, is toegenomen. „De financiële belangen zijn sinds 2000 fors gestegen”, zegt socioloog Duport. Zo is de prijs per gram voor hasj en wiet gestegen en zijn die drugs totaal genormaliseerd in steden als Marseille. Leurent: „We zien dat mensen het even normaal vinden om twee joints per dag te roken als om twee glazen wijn te drinken.”
En, vooral, is de markt gediversifieerd: op vrijwel alle verkooppunten in Marseille wordt tegenwoordig naast wiet en hasj ook cocaïne verkocht, en in mindere mate chemische drugs als xtc.
Het weerspiegelt een ontwikkeling die ook op nationaal en Europees niveau te zien is: het gebruik van cocaïne is sinds eind jaren negentig fors toegenomen. In Frankrijk vervijfvoudigde het aandeel volwassenen dat ooit coke heeft gebruikt bijna tussen 1995 en 2017 (van 1,2 procent naar 5,6 procent), blijkt uit cijfers van drugsobservatorium OFDT. Zo’n 600.000 Fransen gebruiken de drug minstens één keer per jaar. In 2020 waren er in Europa 5,2 miljoen gebruikers, tegenover 3,1 miljoen in 2000.
In Marseille leidt dit alles ertoe dat een gemiddelde locatie waar gedeald wordt tegenwoordig per dag zo’n 50.000 tot 80.000 euro oplevert. Ook is het aantal fysieke ‘verkooppunten’ toegenomen (er zijn er rond de 200) en het aantal actieve netwerken – en daarmee de rivaliteit. Overigens gaan niet alle gebruikers fysiek naar de verkooppunten toe; het is, net als in Nederland, ook gebruik om drugs te laten bezorgen. Er zijn geen cijfers over de manier waarop gebruikers aan hun drugs komen.
Geen grote broers meer
Politieagent M., wiens naam om veiligheidsoverwegingen niet wordt gebruikt (maar wel bij de redactie bekend is), is een man van in de zestig met vriendelijke ogen en een fors zuidelijk accent. Hij werkte vanaf het begin van de jaren tachtig decennialang in het noorden van Marseille en zag met lede ogen aan hoe het milieu verhardde – en ook het politiewerk. „Aan het begin van mijn carrière hadden we nog contact met de netwerken. We kenden de families, we wisten de voornamen van die jongens – we hoefden nooit naar hun identiteitsbewijs te vragen.”
Natuurlijk, er was altijd spanning tussen de bendes en de politie. „Maar er was een zekere vorm van respect die het makkelijker maakte dan nu om in die wijken te werken.” Als voorbeeld noemt hij dat hij eens een op natuurlijke wijze overleden persoon moest schouwen, vlak bij een drugsverkooppunt. „Bij aankomst zei ik tegen de verkenners: ‘Wij zijn hier niet voor jullie en we doen jullie niets. Stop even met de business en steek onze auto’s niet in brand, dan zijn we zo weer weg’.” En zo geschiedde.
Ook in bredere zin was er beter contact tussen de politie en de inwoners van de wijken waar veel wordt gedeald. Zo zegt Amine Kessaci dat hij als kind de agenten die in zijn cité werkten als „grote broers” zag. „Ze kwamen langs op hun motoren, zeiden bonjour. Ik heb supervaak stukjes meegereden op hun motor”, vertelt hij met een glimlach op zijn ronde gezicht. „Mijn broer Brahim vond dat natuurlijk niet leuk, maar ik was echt dol op ze, ik riep altijd: leve de politie! En de dealers zelf vreesden de politie, ze hadden een bepaalde autoriteit.” Die is nu verdwenen, zegt Kessaci. Leurent: „De aanwezigheid van de politie wordt nu gezien als een provocatie, een oorlogsdaad.”
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Anna Buresi (53) is de voorzitter van vrouwenorganisatie Schebba. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Anna Buresi (53) is de voorzitter van vrouwenorganisatie Schebba. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-11.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/03/26110942/data113196077-4c9ac8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-55.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-53.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-54.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-55.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/drugsoorlog-in-marseille-meer-geld-meer-coke-meer-geweld-56.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/a6y1M_OF2DwSftUGg73K1E25Bac=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/03/26110942/data113196077-4c9ac8.jpg 1920w”>Anna Buresi (53) is de voorzitter van vrouwenorganisatie Schebba.
Socioloog Duport legt uit dat deze verandering te maken heeft met het verdwijnen van wijkagenten in Frankrijk onder oud-president Nicolas Sarkozy. „In bijna alle wijken was er een politiepost en wijkagenten hadden een belangrijke rol in de buurt en grote invloed op de levenskwaliteit van bewoners. Ze kenden veel mensen en zorgden voor contact tussen inwoners en de overheid. Zij waren degenen naar wie je toe ging als er een wegversperring was, of een achtergelaten auto, of als het licht in een flat het niet meer deed – dan spraken zíj de huisbazen aan.”
Sinds 2022 probeert de politie weer meer aanwezig te zijn – mogelijk gemaakt door een verhoging van de budgetten van justitie en politie toen ook in politiek Parijs duidelijk werd hoe ernstig de situatie is in Marseille. Maar ze gaan anders te werk. Leurent: „De politieprefect voert een repressief beleid waarbij agenten meerdere keren per week langs bekende verkooppunten komen en mensen oppakken.”
Met resultaat: de autoriteiten maakten in september 2023 bekend dat in twee jaar tijd zeventig verkooppunten zijn opgedoekt en 816 wapens in beslag zijn genomen. „Sommigen zeggen dat als er een verkooppunt wordt opgerold, die binnen een paar uur verderop opnieuw ontstaat. Maar we zien wel degelijk dat de rust terugkeert in sommige wijken”, zegt Leurent. In één cité vlak bij La Busserine waar dealers een drive through hadden gemaakt, zijn de dealers helemaal verjaagd. De ingang van de wijk is nog altijd afgesloten met enorme betonblokken om hun terugkeer te voorkomen.
Ook het geweld is afgenomen: in de eerste maanden van 2024 vonden in Marseille ‘maar’ één drugsmoord en twee pogingen daartoe plaats. Daarbij moet worden gezegd dat ook in het nabijgelegen Nîmes afrekeningen plaatsvonden, die mogelijk gelieerd zijn aan de conflicten tussen bendes uit Marseille. De afgelopen maanden zijn tientallen mensen opgepakt, en bij Macrons operatie „schoon schip maken” werden in één klap 98 mensen gearresteerd.
Dit zijn meestal wel jongens die laag in de rangorde staan en die daardoor meestal snel weer op vrije voeten komen, waar de ‘netwerken’ bijna letterlijk klaarstaan om ze weer naar binnen te zuigen. Zo gebeurde het ook bij Brahim Kessaci, die meermaals in de gevangenis zat (soms na een aangifte van zijn eigen moeder) maar die zich nooit aan het milieu wist te onttrekken. Leurent: „We zijn ook bezig met grote onderzoeken naar de bazen die zich verschuilen op plekken als Dubai, maar daar heb je zo twee, drie, vier jaar voor nodig.” Af en toe lukt het: zo werd onlangs in Marokko Félix Bingui gearresteerd, de vermeende baas van het in Marseille actieve netwerk Yoda.
Leurent ziet de noodzaak om nu door te pakken. „Wij zien bijvoorbeeld wat in Nederland gebeurt”, zegt hij, doelend op de moorden op advocaat Derk Wiersum en journalist Peter R. de Vries. „Dat kan ook bij ons gebeuren”, denkt Leurent. „We hebben ongeveer dezelfde ingrediënten en ook hier zou het geweld van deze narcoterroristen op een dag kunnen overslaan naar onze leiders of publieke besluitvormers.” De eerste voorzorgsmaatregelen zijn al genomen: bij grote rechtszaken over drugsgeweld zijn (in heel Frankrijk) tegenwoordig altijd meerdere rechters betrokken om de zaken te „depersonaliseren”.
Lees ook Geweld om angst aan te jagen: dat ‘ontwrichtte de samenleving’ en bleek heel effectief
Sociale problemen blijven
Maar met politierepressie en rechtszaken worden onderliggende oorzaken niet opgelost. Hoe dát moet, daar denkt niet iedereen hetzelfde over. Zo vindt politieman M. dat gebruikers aangesproken moeten worden op hun verantwoordelijkheid. Rechtbankvoorzitter Leurent vindt dat de politiek moet onderzoeken „waarom alledaagse mensen de behoefte voelen om drugs te gebruiken”. Kessaci is onder andere voor het bevorderen van diversiteit in kwetsbare wijken, voor de legalisering van soft drugs en voor de terugkeer van buurtagenten. Het zijn ideeën die hij waar hij maar kan deelt in de media en nu ook in de politiek wil gaan uitdragen: hij staat op de lijst van de groene partij EELV voor de Europese Verkiezingen van juni dit jaar.
Want drugscriminaliteit is voor veel inwoners van kwetsbare wijken niet het grootste probleem, zegt Kessaci. „Het zijn plekken waar alle ellende samenkomt. Waar ik opgroeide werkte de lift vrijwel nooit – ik herinner me dat mijn moeder haar boodschappentassen altijd twee etages omhoog moest slepen. We hadden geen nooduitgang. We hadden in de buurt een openbaar zwembad, maar dat was niet toegankelijk voor de inwoners van de cité. En er waren geen winkels.” En hoewel Kessaci’s cité een metrostation heeft, is dat meestal niet het geval. „Dat maakt dat mensen echt vastzitten.”
Ook Duport schetst dit beeld. „Het is vervelend dat je dealpunten passeert als je boodschappen gaat doen, maar grotere zorgen zijn de flagrante armoede, gezondheidsproblemen, de slechte staat van de meeste woningen, de gebrekkige toegang tot recht, tot zorg, tot de arbeidsmarkt”, somt ze op. Voor vrouwen komt daar in veel gevallen fysiek of mentaal geweld bij, voegt Buresi toe. „Er wonen hier veel migrantes die geen door Frankrijk erkende diploma’s hebben en soms de taal niet spreken. Zij kennen vaak alleen hun cité en zijn volledig overgeleverd aan de grillen van hun echtgenoot.” Deze vrouwen biedt Buresi’s organisatie Schebba onder meer taallessen en mentale steun.
Vanuit de bus op weg naar La Busserine.
En zo gaat het leven in La Busserine door. Tussen de flats waar vaak fletse gordijnen uitwapperen, het rondzwervende afval, de brandplekken op het asfalt en de altaartjes voor omgekomen inwoners, rennen kinderen achter een voetbal aan, brengen ouders hun kroost naar school, worden religieuze feesten als de ramadan samen gevierd. Kessaci: „Er is veel ellende, maar het zijn ook wijken waar mensen sámen leven. We zetten buiten tafels neer om samen taart te eten, we dansen en zingen samen.” En ze rouwen samen.
Kessaci zelf gaat door met zijn verhaal delen, in de media en in de politiek. Hij doet dat meestal rustig, bedachtzaam, met zachte stem. Maar soms komt het vuur naar boven, bijvoorbeeld als gevraagd wordt waarom híj de politiek in moet. „Vaak zijn de mensen die over deze problemen praten, niet de mensen die ze echt kennen”, zegt hij met een ernstige blik. „Echte experts zijn geen sociologen, geen psychologen, geen agenten. Wij zijn de experts, de families die zitten met onze pijn. Tegen die sociologen zeg ik: houd je bek, het boeit me geen reet hoe lang je hebt gestudeerd. Wij zijn degenen die pijn hebben en de problemen echt begrijpen.”
Een fluorescerend roze koraalrots ligt te fonkelen op de zeebodem. Het koraal eromheen ziet bleek. „Schokkend, zo mooi”, zegt hoogleraar Ove Hoegh-Guldberg (65) even later terwijl hij zijn masker afzet. De vooraanstaande koraalwetenschapper komt boven water na een duik bij Heron Island, een klein eiland in de Koraalzee, in het zuidelijke puntje van het Great Barrier Reef. Hoe indrukwekkend ook, de felle kleur is geen goed teken. „Het is een sinistere schoonheid. Het betekent dat het koraal een doodsstrijd levert.”
Boven water ziet Heron Island er paradijselijk uit. Het koraaleiland lijkt het decor voor een Bounty-reclame, omgeven door helder turquoise-blauw water. Op het strand spartelen schildpadjes richting de oceaan. Het is het kraamseizoen van de groene zeeschildpad.
Maar het water in die oceaan is al wekenlang drie tot vijf graden hoger dan normaal. Dat heeft grote gevolgen. „Ik heb nog nooit gezien dat het koraalrif hier van boven tot beneden verbleekt is”, zegt Hoegh-Guldberg als hij weer in de boot is geklommen. „Ik ben bang dat het koraal over een paar weken allemaal dood is.”
Kantelpunt
Op dit moment is het koraal op het Great Barrier Reef massaal aan het verbleken. Het is de vijfde keer in acht jaar dat Australische koraalriffen op zo’n grote schaal verbleken. Dat is dramatisch voor dit unieke ecosysteem: het snelst groeiende koraal ten minste tien tot vijftien jaar nodig heeft om te herstellen. Koraal dat door een vorige periode van verbleking is verzwakt, heeft een volgende keer minder weerstand. Wetenschappers vrezen dat een kantelpunt nadert, waar de koraalriffen niet van terug kunnen komen.
Wetenschappers spreken van een kantelpunt als een proces door de opwarming van de aarde op hol slaat. „Het ecosysteem wordt steeds tot het uiterste gedreven en herstelt aanvankelijk nog redelijk. Maar als het lang zo door gaat kan het ineens instorten. Het kan duizenden jaren duren voordat een ecosysteem van zo’n ineenstorting herstelt”, zegt Hoegh-Guldberg.
Koralen worden ook wel de architecten van de oceaan genoemd. Koraalriffen bestaan uit miljoenen kleine koraaldiertjes, poliepen. Ze leven in symbiose met bepaalde algen, die ze hun kleur en voeding geven. Het koraaldiertje, familie van de kwal, bouwt een kalkstenen skelet en al die bouwwerken samen vormen het koraalrif. Maar als het water te warm wordt, raakt de poliep gestresst en wordt de relatie met de algen verbroken. Als de algen worden afgestoten verliezen de koralen hun kleur en blijven ze bleek als botten achter. Een enkeling wordt neonroze of -paars. De kleur dient als een soort zonnebrand, een laatste poging van het koraaldiertje om zichzelf te redden. Meestal vergeefs. Als de temperatuur niet daalt, verbleekt uiteindelijk al het koraal. Als het te lang heet blijft, sterft het.
Niet alleen de Australische koraalriffen zijn aangetast. In het Caribisch gebied werd onlangs de ergste verbleking ooit gemeten. Ook de koralen bij de Amerikaanse staat Florida werden hard geraakt. Het gaat volgens de National Oceanic and Atmo-spheric Administration (NOAA), de internationale organisatie die koralen onderzoekt, zo slecht dat de planeet aan de vooravond staat van een wereldwijde koraalverbleking.
Dit is precies waar Hoegh-Guldberg, een pionier op het gebied van koraalonderzoek, al decennia voor waarschuwt. Eind jaren negentig werd hij bekend door een publicatie waarin hij als een van de eersten ter wereld het verband legde tussen klimaatverandering en het verlies van koraalriffen. Hij concludeerde dat door klimaatverandering de koraalriffen van de wereld binnen veertig of vijftig jaar telkens verder zouden verbleken en uiteindelijk afsterven, doordat het zeewater te warm wordt voor het koraal.
Aanvankelijk werd zijn onderzoek met scepsis ontvangen. „Veel van mijn collega’s hadden moeite te geloven dat het zo’n vaart zou lopen”, zegt hij. Ook buiten de wetenschappelijke wereld werd zijn onderzoek bekritiseerd. „Ik kreeg zelfs doodsbedreigingen”, herinnert hij zich.
Hoegh-Guldberg heeft zijn gelijk gekregen, maar staat er niet bij te juichen. „Ik werd toen gezien als alarmist, maar nu blijkt dat ik veel te optimistisch was. Ik dacht dat we pas rond het jaar 2050 een kantelpunt zouden bereiken.”
Volgens deskundigen wordt de mariene hittegolf voornamelijk veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen, die worden geabsorbeerd door de oceanen. Het effect wordt versterkt door weerfenomeen El Niño, dat zorgt voor een sterke opwarming van de Stille Oceaan. Het resultaat is dat de oceanen nog nooit zo heet zijn geweest. Het afgelopen jaar is elke dag een nieuw record gevestigd voor de wereldwijde gemiddelde temperatuur van het zeewater. Als het zo doorgaat, kan het koraal volgens wetenschappers binnen vijftien jaar totaal verdwenen zijn.
Kansloos
Het Great Barrier Reef strekt zich ruim 2.300 kilometer uit langs de noordoostkust van Australië bij de deelstaat Queensland. Het is het grootste bouwwerk gemaakt door levende organismen. Het rif is groter dan het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Nederland bij elkaar. Het is zelfs vanuit de ruimte te zien. In het noorden van het Great Barrier Reef lijkt het rif het kantelpunt reeds gepasseerd te zijn. Al vijf jaar op rij wordt hier in de zomer bij hoge temperaturen koraalverbleking geconstateerd.
Al is de huidige El Niño-periode bijna ten einde, de vraag is of de afkoeling van de oceaan snel genoeg gebeurt. De afgelopen jaren verbleekte het koraal ook tijdens jaren dat El Niño geen rol speelde. In 2022 vond zelfs een grootschalige koraalverbleking plaats tijdens een La Niña, dan is het juist koeler dan normaal.
Het is niet voor het eerst dat het Great Barrier Reef in gevaar is. Sinds 1995 is de helft van het koraal verdwenen. Eerder kwam grootschalige verbleking voor in 1998, 2002, 2016, 2017, 2020 en 2022. De zomers dat het water te heet is en het koraal verbleekt, volgen elkaar steeds sneller op. „Deze verbleking komt te snel na de vorige. Zo is het koraal kansloos”, zegt Hoegh-Guldberg.
Hij was tien toen hij hier voor het eerst kwam. „Mijn Deense grootouders namen me mee op vakantie naar het Great Barrier Reef. Ik was meteen verkocht”, herinnert hij zich. Ook de grootte van het Great Barrier Reef boezemt hem ontzag in. „Ik had me toen nooit kunnen voorstellen dat dit machtige bouwwerk ooit kapot zou kunnen gaan.”
De destructie van het koraalrif heeft bredere gevolgen. Het is de leefruimte van 10 procent van alle vissoorten ter wereld. Er komen meer dan zeshonderd soorten koraal voor, duizenden soorten weekdieren en meer dan tweehonderd soorten vogels. Zes op de zeven zeeschildpadden ter wereld leven hier. „Zonder het koraal is die enorme biodiversiteit niet mogelijk”, zegt Hoegh-Guldberg. Daarnaast zijn ruim 64.000 mensen voor hun werk afhankelijk van het Great Barrier Reef. Jaarlijks draagt het toerisme naar deze unieke plek omgerekend ruim 3,6 miljard euro bij aan de Australische economie.
Op blote voeten loopt Hoegh-Guldberg over het witte strand dat gedurende honderdduizenden jaren is gevormd door het koraal. Heron Island heeft een opmerkelijke geschiedenis. In de jaren twintig stond er een schildpaddenfabriek. Blikken schildpaddensoep werden verscheept naar het Verenigd Koninkrijk, waar het een delicatesse was. Binnen enkele jaren waren er bijna geen zeeschildpadden meer over en moest de fabriek sluiten. Sinds de jaren vijftig staat er een gerenommeerd onderzoekscentrum waar wetenschappers uit de hele wereld naar toe trekken om onderzoek te doen naar het Great Barrier Reef. Later kwam er ook een resort bij, waar duik- en snorkelliefhebbers hun hart kunnen ophalen.
Het is rustig bij het onderzoekscentrum, over een paar dagen komt een nieuwe lichting wetenschappers aan. Ze blijven soms een paar weken, anderen blijven jaren. Manager Stuart Kininmonth, een boomlange man, tilt een groen net op dat boven een rij glazen tanks hangt. In elke tank ligt een aantal koralen. „Elke tank heeft een andere temperatuur, zo kunnen we onderzoeken hoe het koraal op de temperatuurverschillen reageert”, zegt hij. Hij wijst op een tank waarin het koraal gelig is uitgeslagen. „Die tank heeft de temperatuur van het zeewater rond het eiland.”
Om de omvang van de verbleking goed in beeld te krijgen, neemt Kininmonth ons verder het water op. Hij stuurt de boot naar het diepere gedeelte van het rif. „Het zuidelijke gedeelte van het Great Barrier Reef, waar Heron Island ligt, is koeler en geïsoleerd. Daarom verbleekt het koraal hier bijna nooit”, zegt Kininmonth terwijl hij de motor van de boot uitzet. Kininmonth en Hoegh-Guldberg tillen geroutineerd een zuurstoftank op hun rug. Achterover zittend laten ze zich in het water vallen. „Tijdens mijn vijfentwintigjarige carrière heb ik nog nooit zo’n dramatische verbleking meegemaakt”, zegt Kininmonth als hij weer boven water komt. „Bijna 100 procent van het koraal aan het wateroppervlak is aangetast. Het gebeurt op zo’n grote schaal, daar kunnen we niet veel aan doen.”
Superkoralen kweken
Al jaren wordt uit alle macht geprobeerd de koralen te redden. Door genetische modificatie wordt koraal gekweekt dat meer weerstand kan bieden aan warm zeewater. Ook wordt koraal op land in tanks gestekt en teruggeplaatst op het rif. Wetenschappers proberen ‘superkoralen’ te kweken door meerdere sterke soorten te kruisen. Maar het is allemaal niet genoeg, stelt Hoegh-Guldberg. „Ik wil niet ontmoedigen, maar dit soort technologieën zijn praktisch heel moeilijk op te schalen. Je kunt wel superkoralen kweken, maar als de temperatuur blijft stijgen zullen ook die niet overleven. De beste oplossing is om de uitstoot van broeikasgassen zo snel mogelijk omlaag te krijgen.”
Lees ook Kweekkoraal geeft het Great Barrier Reef weer een toekomst
Dankzij een intensieve lobby heeft de Australische regering vooralsnog kunnen voorkomen dat het Great Barrier Reef in de lijst van bedreigd werelderfgoed van Unesco werd opgenomen – het zou de inspanningen van het destijds nieuwe, linksere kabinet om het rif te beschermen tekort doen, stelde de regering. Dat zal niet lang zo blijven, verwacht Hoegh-Guldberg. Hij richt hij zich niet langer op onderzoek van het koraal, maar op de mens. „We weten wat koraalverbleking veroorzaakt, de wetenschap is helder. Nu gaat het erom mensen aan te sporen de koraalriffen te redden, door de uitstoot van emissies zo snel mogelijk naar nul te krijgen.”
„Het verschil tussen ‘wo’ en ‘wohin’ – waar en waarnaartoe – maakt nogal wat uit”, legt leraar Fouad Mbarkioui uit aan zijn klas vol jonge twintigers. Hij gebaart druk met zijn handen en loopt heen en weer door de ruimte. Zijn leerlingen worstelen met de complexe taalregels van het Duits, maar het aanleren van deze vreemde taal is nodig voor hun toekomstplannen in Europa.
Drie keer per week komt de groep in de vroege avonduren bijeen in een oud gebouw in Rabat. Er zijn mensen bij met een universitaire opleiding, zoals een architect, en praktisch opgeleiden, zoals een loodgieter. De taalschool, InnovAction, biedt ook Frans en Engels aan, maar vooral het Duits trekt veel studenten.
Jihane Jamay (23) wil zo snel mogelijk Duits leren. „Ik wil graag in Berlijn of een andere grote Duitse stad wonen. Hier is het moeilijk om een goede baan te vinden.”
Eind januari sloten Duitsland en Marokko een migratiedeal, waarin zij afspraken meer arbeidsmigratie mogelijk te maken. Daar staat tegenover dat Marokko voortaan meewerkt aan het uitzetten van afgewezen Marokkaanse asielzoekers en ongedocumenteerden. Voor Rabat is dit acceptabel nu Marokkanen voor werk makkelijker legaal naar Duitsland kunnen migreren.
Duitsland is hard op zoek naar buitenlands personeel om de tekorten aan te vullen, bijvoorbeeld in de zorg. Sinds deze maand kunnen mensen van buiten de Europese Unie ook proberen een Chancenkarte aan te vragen. Wie genoeg ‘punten’ heeft – voldoende opleiding, werkervaring, taalbeheersing – maakt kans op een verblijfsvergunning. In Canada bestaat iets vergelijkbaars. Deze mogelijkheid komt bovenop wettelijke paden die al bestonden.
Docent Mbarkioui spreekt van een nieuwe lichting. „Toen ik twintig jaar geleden begon met lesgeven waren het vooral mensen die in het kader van gezinshereniging op cursus kwamen, nu zijn het voornamelijk studenten en professionals die zich voorbereiden op een toekomst in Duitsland.”
Zwart-rood-gele affiches
Als je door de straten van Rabat wandelt zie je dat de populariteit van de taalcursussen veel verder reikt dan de muren van Mbarkioui’s klaslokaal. Op veel plekken hangen affiches voor een taalstudie, vaak in de kleuren zwart-rood-geel. Ook in de rest van het land zitten ijverige aspirant-migranten opnieuw in de schoolbanken te oefenen met de naamvallen. Straatverkopers doen goede zaken met tweedehandse cursusboeken. Tegenover InnovAction, bij de ingang van het stadspark Nouzhat Hassan, staat een oude man een stapeltje Duitse woordenboeken te venten. Docent Mbarkioui heeft ook niks te klagen. Als de leerlingen geconcentreerd met een opdracht bezig zijn fluistert hij: „Ik moet straks snel de tram pakken naar Salé, daar geef ik ook les.”
Aan het einde van het lesuur moeten de taalstudenten naar een kort audiofragment luisteren waar een huismeester op een vermanende toon een bewoonster aanspreekt omdat ze haar huisvuil niet heeft gescheiden. De ogen van de leerlingen worden groter bij het beluisteren van deze dialoog. Mbarkioui: „In Duitsland gooi je papier apart weg, dat geldt ook voor glas, groente en fruit.” Met een glimlach: „Alles wordt gescheiden.” Sommige leerlingen schrijven het snel op in hun schriftje.
Na de les, als iedereen zich snel uit de voeten maakt, blijft de nieuwe cursist Jihane, duidelijk overweldigd, nog even zitten. Ze vindt de Noord-Europese klanken moeilijk te volgen. „Ik had gehoopt dat ik met mijn Engels beter had kunnen aanhaken”, zegt ze. Mbarkioui stelt haar gerust en zegt dat dit het niveau voor gevorderden is. Jihane studeerde rechten, maar heeft haar studie gestaakt voor een avontuur in Qatar als horeca-medewerker tijdens het WK voetbal in 2022. „Dat land biedt geen zekerheid voor op de lange termijn.”
Keer op keer blijkt uit peilingen dat een meerderheid van de jonge Marokkanen weg wil. Zo zei twee derde van de respondenten tussen de 18 en 29 jaar, in 2022 bevraagd in de Arab Barometer, een enquête van de Amerikaanse universiteit Princeton, te willen emigreren. Economische kansen najagen werd als belangrijkste reden opgegeven.
„Ik ga de taal leren en de opleiding verpleegkunde versneld afronden. Dan kan ik ook het vliegtuig pakken.” Als je Jihane hoort, klinkt het alsof Almanya, zoals het land in het Arabisch heet, om de hoek ligt. „Mijn vriend Amine gaat binnen een paar weken weg. Wil je hem ontmoeten?”
Grote glimlach
Amine el Asri (25) straalt als hij café Al Atlal in het centrum van Rabat komt binnenlopen. Het is half februari. Met zijn ranke postuur en zachte stem valt hij niet snel op. Als hij even zijn Duits mag laten horen, verschijnt een grote glimlach op zijn gezicht. „Ik heb zo snel mogelijk de taal geleerd om meer kans te maken op een baan.” Hij heeft zich ook goed ingelezen: hij legt graag uit hoe de Duitse immigratiewetgeving werkt.
Amine heeft een bachelor verpleegkunde en was tot voor kort werkloos. „Ik schaamde me om thuis te vertellen dat ik geen baan kon vinden. Eén keer kreeg ik een aanbod, maar dan moest ik ellenlange dagen maken voor een habbekrats.” Zijn vader, een „simpele gemeenteambtenaar”, heeft duizenden euro’s voor zijn opleiding betaald, vertelt Amine. „Ik was echt de wanhoop nabij. Duitsland is mijn redding.”
Amine is opgegroeid in de kustplaats Salé aan de Atlantische Oceaan, die afgesneden wordt van de Marokkaanse hoofdstad door de rivier Bouregreg. Anders dan het rijke Rabat kampt deze stad met armoede, criminele bendes en drugsproblematiek. Grote groepen jongeren uit Salé hebben afgelopen jaren de illegale oversteek naar Europa geprobeerd te maken, de meesten zonder succes.
Voor Amine is dat nooit een optie geweest. „Toen ik op sociale media las dat het voor Marokkanen mogelijk is om legaal naar Duitsland te emigreren heb ik alles uitgezocht en contact gezocht met een organisatie die online verplegers rekruteert. Ik moest alleen de taal nog leren.” Naast de taalopleiding van een paar honderd euro heeft Amine urenlang YouTube-filmpjes bekeken, boeken gelezen en grammatica gestampt. De vereiste taaltoets heeft hij met succes afgelegd. „Toen was het wachten op de inreisvergunning van het Duitse consulaat hier in Marokko.”
Tijdens het wachten op zijn visum verkocht Amine wasbakken op de markt
Tijdens het wachten op het papierwerk probeerde Amine geld te verdienen door kunststof wasbakken op een lokale markt te verkopen. „Ik werkte ook als koerier bij een vertaalbureau, zo kon ik tussendoor mijn Duits oefenen.” De lange werkdagen moesten genoeg geld opbrengen om een reiskoffer en winterkleren aan te schaffen. „Ik moet nog een dikke jas kopen. Dat is best duur als je eentje van goede kwaliteit wil hebben.”
Dankzij de nieuwe afspraken tussen Marokko en Duitsland hoefde Amine niet lang te wachten op een visum. Als gekwalificeerd verpleegkundige kon hij, via een wervingsbureau dat hem een baan garandeert, aan een inreisvergunning komen. Als verpleger is hij gewild, de afgelopen jaren moesten in Duitsland tientallen verpleeghuizen sluiten bij gebrek aan personeel. „Ik mag eindelijk gaan doen wat ik het liefst doe. Zieke en kwetsbare mensen helpen.”
Maar in de laatste dagen voor zijn vertrek, begin maart, kijkt Amine niet zo vrolijk. „Mijn ouders willen niet meer dat ik emigreer. Ze willen me niet missen. Met hun laatste spaargeld willen ze hier een winkeltje voor me openen. Maar dat kan natuurlijk niet. Ik voel me nu al schuldig naar mijn vader.”
De opleiding verpleegkunde van Amine heeft 5.000 euro gekost. Het had gratis gekund bij een overheidsschool, als hij zijn middelbare schooldiploma had behaald. „Ik heb in mijn examenjaar zitten klooien.” Hij weet dat de financiële lasten van zijn nog studerende zusje en broertje zwaar zijn voor zijn ouders. „Ik wil ze helpen als ik straks genoeg geld verdien.” Hij is even stil na de vraag hoe erg hij ze gaat missen. „Ja natuurlijk, maar het is niet anders. Ik moet wel gaan. Ik heb de jas trouwens al gekocht.”
Foto’s: Annika Weertz
De Marokkaanse regering spreekt liever over ‘internationale arbeidsmobiliteit’ en niet over migratie. Dat laatste klinkt alsof het land wil dat haar onderdanen weggaan, de eerste term is een positievere boodschap die binnenslands goed te verkopen is. Het vertrek van Amine en de andere migranten naar Europa zal bijdragen aan de geldstroom naar Marokko. Vorig jaar werd volgens de Marokkaanse centrale bank bijna 11 miljard euro overgemaakt vanuit de Golfstaten, Canada en Europa. Marokko behoort tot de topdrie van Afrikaanse landen die geld ontvangen van burgers over de grens.
Maar de wervingspolitiek van Berlijn heeft ook een keerzijde. Rabat heeft ambitieuze plannen met de eigen economie. Het land is een belangrijke regionale investeerder in West-Afrika, de auto- en vliegtuigindustrie floreren aan de westkust. De ict’ers die zich in Duitsland vestigen zijn ook in Marokko hard nodig. Het land staat op plek 28 van de 177 landen van de Brain Drain Index. De menselijke kapitaalvlucht neemt alleen maar toe de laatste jaren nu jongeren beter opgeleid worden. Het Marokkaanse ministerie van onderwijs schat dat ieder jaar zo’n zeshonderd ingenieurs het land verlaten. Vaak worden deze talenten op de universiteiten gerekruteerd door Europese bedrijven.
Nieuwe vrienden
In de eerste week van maart neemt Amine het vliegtuig naar Duitsland, samen met vier andere Marokkaanse verpleegkundigen. Het is ook hun eerste buitenlandreis. Tussen de drie vrouwen en de twee mannen klikt het snel. Ze zijn alle vijf aangenomen door Iuvare, een Duits detacheringsbureau voor zorgpersoneel
Amines nieuwe vriendengroep is onderdeel van een lichting buitenlandse zorgkrachten die deze maand aan de slag gaan op de Iuvare Academy in Petershagen, op een uurtje rijden van de Noord-Duitse stad Hannover. Daar leren ze de Duitse regels van het verplegersvak. „Onze kandidaten komen uit landen als Tunesië, Egypte, India, en steeds vaker uit Zuid-Amerika”, zegt manager Christoph Widdel van Iuvare Academy.
Amine en de anderen krijgen direct 3.000 euro salaris per maand, ook als ze nog bezig zijn met de opleiding van drie maanden. Dat is het tienvoudige van wat sommige verplegers in Marokko verdienen. Als ze aan de slag gaan in een zorginstelling, mogen ze ook drie maanden huurvrij wonen.
Widdel doet goede zaken – zijn klanten, Duitse zorginstellingen, kunnen zelf moeilijk aan personeel komen. „Onze omvang is de afgelopen twee jaar verdrievoudigd.” Iuvare is een van de vele Duitse bedrijven die op zoek zijn naar werknemers in het buitenland. „We hebben nog vijftig aanvragen voor verplegers uit Marokko uitstaan. Voor hen moeten ook nog de visa geregeld worden. Ik denk dat het vanaf nu steeds makkelijker zal gaan.”
Foto’s: Annika Weertz
Amine maakt het niet veel uit waar in Duitsland hij wordt geplaatst. Hij hoopt vooral dat hij in de buurt komt te werken van zijn nieuwe vrienden. Maar eerst moet hij een examen afleggen. Voor de Duitse autoriteiten is een buitenlands diploma niet voldoende. „We moeten de komende drie maanden elke dag studeren,” zegt Amine, als NRC hem opzoekt in Petershagen. „Het is misschien maar goed dat hier niet veel te doen is.”
De ‘campus’ van Iuvare was vroeger een middelbare school, maar door de vergrijzing wonen er bijna geen jonge mensen meer in de gemeente met 25.000 inwoners. Voor Amine, die uit een drukke volkswijk met een levendig nachtleven komt, is het contrast groot „Het valt gelukkig wel mee met de kou. Die winterjas heb ik niet echt nodig.”
Amine spreekt de taal en weet ook dat het flink kan vriezen, maar echt diepe kennis van Duitsland heeft hij niet. Wel weet hij iets over de opkomst van radicaal-rechts in het land en het verzet tegen vreemdelingen. „Ik heb gehoord dat er racisten zijn. Maar er zijn vast ook veel goede mensen, toch?”
Amine hoopt dat hij bij z’n nieuwe vrienden in de buurt kan blijven
Noord-Afrikanen worden vooral in West-Duitsland geplaatst, vertelt Christoph Widdel. „In het oosten van het land hebben ze liever Roemenen.” Dat is ook het gebied waar de rechts-radicale partij Alternative für Deutschland populair is.
De Noord-Afrikaanse immigranten doen het goed op de Duitse arbeidsmarkt, zegt Christoph Widdel. „We hebben een succes-score van 80 procent.” Een plaatsing is succesvol als iemand een periode van een jaar volmaakt. „De rest gaat door privé-omstandigheden, zoals ziekte van ouders of vanwege de liefde, eerder terug naar huis.”
In Rabat kan Jihane zichzelf inmiddels voorstellen in het Duits. Amine heeft haar geappt over zijn nieuwe vrienden en zijn nieuwe thuis. En de leraar Duits Mbarkioui heeft weer een nieuwe groep cursisten mogen verwelkomen.
Op de vraag of hij denkt dat al zijn leerlingen ook echt naar Duitsland zullen vertrekken, antwoordt Mbarkioui: „Het zijn er misschien nu al iets te veel. Misschien komen Nederlanders in de toekomst ook mensen halen. Vergrijzing is geen typisch Duits fenomeen. Wij hebben de jeugd, jullie hebben werk.”
En al die jonge mannen en vrouwen die nu Duits leren en misschien nooit in Duitsland belanden? „Die kunnen nog altijd docent Duits worden.”
De secretaris-generaal staat aan het hoofd van het politieke deel van het bondgenootschap, dat sinds de toetreding van Zweden uit 32 landen bestaat. Het is de belangrijkste taak van de ‘sec gen’ om die landen met hun uiteenlopende belangen op één lijn te houden.
Een sg moet dan ook goesting hebben in vergaderen. Hij zit de bijeenkomsten van de Noord Atlantische Raad voor, het hoogste orgaan in de NAVO, evenals een hele reeks andere gremia. In de Raad komen de permanente vertegenwoordigers (‘ambassadeurs’) van de landen bijeen. In het Brusselse hoofdkwartier heeft elk land een missie en is het dus makkelijk om even te horen wat ‘de Deen’ vindt of hoe iets in Duitsland ligt. In de Raad, kunnen ook ministers van Defensie of Buitenlandse Zaken bijeenkomen. Een keer per jaar komen de regeringsleiders bijeen in de Raad, tijdens een NAVO-top.
De grootschalige inval van Rusland in Oekraïne heeft de NAVO een geweldige impuls gegeven. Na de val van de Berlijnse Muur en het einde van de oorlogen in voormalig Joegoslavië werd de NAVO een bondgenootschap op zoek naar een bestaansreden. De alliantie probeerde zich nuttig te maken in Afghanistan, maar dat was geen doorslaand succes. Poetin heeft de NAVO van die identiteitscrisis verlost. De belangrijkste taak is nu weer Rusland op afstand houden.
De functie van secretaris-generaal van de NAVO is sindsdien een van de belangrijkste internationale banen überhaupt. De nieuwe sg treedt aan te midden van de grootste veiligheidscrisis in Europa sinds WOII en krijgt een belangrijke rol in de westerse steun voor Oekraïne. Al blijft de NAVO formeel buiten de oorlog.
Compromiszoeker ✓
Onvermoeibare speuren naar oplossingen voor politieke problemen geldt als het handelsmerk van de politicus Rutte. Ook al zien Nederlanders een leider die te lang aanbleef, een die missers als de toeslagenaffaire en ‘Groningen’ op zijn naam heeft, in het buitenland ziet men vooral een oud-premier van nog geen zestig jaar met een schat aan ervaring en volle accu’s. Een goedlachse man bovendien, die makkelijk is in de omgang.
NAVO-bondgenoten hebben uiteenlopende belangen. De oostelijke bondgenoten zijn vooral beducht voor Rusland. De zuidelijke landen maken zich ook zorgen over terreur en migratie uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De VS willen graag dat de NAVO aandacht besteedt aan de dreiging die uitgaat van China. Turkije is gezien zijn militaire macht en strategische ligging een onmisbare NAVO-partner, maar ligt vaak met de EU-landen overhoop.
Een sg moet met alle landen overweg kunnen, alle belangen dienen. Hij moet er voor waken dat de verschillende taken van de NAVO overeind blijven, ook al gaat nu alle aandacht uit naar Rusland. „Iedereen moet zich blijven herkennen in het bondgenootschap”, zegt Timo Koster, een Nederlandse oud-diplomaat die voor de NAVO werkte.
Niet te veel opvattingen ✓
Om de machtsbalans niet al op voorhand te verstoren is een NAVO-baas traditioneel afkomstig uit een klein land. En het helpt ook als de sg zélf geen al te uitgesproken profiel heeft. Markante opvattingen staan bemiddeling in de weg. „Rutte zou koffiedrinken met de duivel en hem ook nog omhelzen”, schreef FT-columnist Simon Kuper.
De functie biedt weinig ruimte voor publieke improvisatie. Verklaringen van een secretaris-generaal zijn minutieus voorbereid, er is een hele afdeling die erop toeziet dat hij zich aan het script houdt. Een sg is geen flapuit, losjes populaire teksten improviseren hoort niet bij de functie. De sg is ook het boegbeeld van de alliantie.
Een sg heeft niet veel formele macht, maar er is wel ruimte voor eigen initiatief. Of een sg die ruimte neemt, is afhankelijk van de persoonlijkheid.
De sg, zal zich in elk geval moeten neerleggen bij een zware beveiliging. De huidige sg Jens Stoltenberg woont in een gated community en zelfs op het NAVO-hoofdkwartier wordt hij in de gaten gehouden. Even met de fiets naar je werk en onderweg stoppen voor een cappuccino zit er niet in.
Dat Rutte premier is geweest en niet slechts minister telt tegenwoordig zwaar. De Deen Anders Fog-Rasmussen was de eerste oud-premier die het bondgenootschap leidde (2009-2014), voorheen waren het veelal voormalige ministers van Defensie. In het contact met de hoofdsteden helpt het, zegt Rasmussen altijd, als de NAVO-topman van regeringsleider tot regeringsleider kan praten. Status opent deuren.
Vriend van de VS ✓
De VS zijn met afstand de belangrijkste bondgenoot. De secretaris-generaal is dus óók een vooruitgeschoven post van het Witte Huis in Europa.
In het Washington van Joe Biden gedraagt Rutte zich als een vriend van de familie. Er zijn maar weinig regeringsleiders die het zich kunnen veroorloven om in het Oval Office achter het bureau van de president te gaan zitten en even de telefoon op te pakken, zoals Rutte deed tijdens een bezoek aan Biden.
De VS hebben Rutte begin 2023 al benaderd voor de baan, ruim voordat het kabinet viel. Rutte heeft toen geweigerd. Als noodsprong werd vervolgens Stoltenberg gevraagd nog een jaar aan te blijven.
Rutte is niet alleen goed met Biden. Hij was ook politiek flexibel genoeg om het gesprek met Donald Trump gaande te houden. Tijdens een bezoek aan het Witte Huis legde Nederland de nadruk op handelsrelaties, een geliefd onderwerp van ‘dealmaker’ Trump. Rutte viel toen ook op door Trump in het openbaar te corrigeren.
En dan is er het optreden van Rutte op de NAVO-top in Brussel in 2018. Trump dreigde op die top met opstappen omdat de Europese bondgenoten niet genoeg geld uitgaven aan defensie. Rutte nam als een van de eersten het woord en sprak lovende woorden over Trump: sinds zijn komst waren de defensie-uitgaven in Europa met tientallen miljarden gestegen. Hij kon dat als zijn succes claimen. Hetgeen Trump prompt deed op de persconferentie die volgde.
Met die interventie maakte Rutte binnen de NAVO naam voor zichzelf, zegt een voormalige NAVO-ambassadeur. Sindsdien wordt hij in Brussel ook wel de Trump-fluisteraar genoemd.
Goed voor de krijgsmacht
Tot twee jaar geleden was een Nederlandse NAVO-chef ondenkbaar. Nederland gaf jarenlang te weinig uit aan defensie en voldeed ook in 2023 nog niet aan de uitgavennorm van 2 procent van het bbp.
Na de inval in Oekraïne vlogen de defensie-uitgaven weliswaar omhoog, maar de economie groeide ook, waardoor de Nederlandse uitgaven als deel van de economie met 1,63 procent vrijwel stabiel bleven. Dit jaar zou Nederland de norm wel moeten halen.
In de NAVO behoorde Nederland jarenlang tot de stoutste kinderen. Defensie was onder Rutte een sluitpost. Rutte, schreef NRC eind 2022 na eigen onderzoek, heeft door persoonlijk handelen in 2010 en 2014 bijgedragen aan bezuinigingen op Defensie die de krijgsmacht na decennia korten „de genadeklap” gaven. De Nederlandse krijgsmacht kreeg in de jaren daarna dan ook vernietigende rapporten van de NAVO, waarin met name de krimp van de landmacht op de korrel werd genomen.
„Rutte’s desinteresse in defensie en corresponderende daling van het defensiebudget heeft twaalf jaar geduurd, van 2010 tot 2022”, zegt oud-NAVO-voorlichter Eric Povel. „ De laatste twee jaar sinds de Russische aanval op Oekraïne is dat veranderd en heeft Rutte een leidende rol gespeeld bij het intensiveren van westerse steun voor Oekraïne en bij het verhogen van het defensiebudget. De laatste twee jaar heeft hij op defensiegeied een metamorfose ondergaan.” Maar, zegt Povel fijntjes, „hij moet wel nog een hoop leren”.
Een vrouw uit Oost-Europa
De karige defensiebegrotingen onder Rutte liggen slecht in Oost-Europa. De landen aan de oostflank vinden dat de nieuwe sg uit hun midden moet komen. Zij geven wél veel uit aan defensie, hebben jaren gewaarschuwd voor Poetin en zijn het eerste slachtoffer als Poetin iets zou willen ondernemen tegen de NAVO.
Waarom, vragen ze zich af, zou het kleine Nederland na Dirk Stikker, Joseph Luns en Jaap de Hoop Scheffer nu de vierde sg mogen leveren, terwijl zij nog nooit voor de hoogste post in aanmerking kwamen? De Estse premier Kaja Kallas, die zelf de baan wel wil maar nooit formeel kandidaat was, vroeg zich af of er eersterangs en tweederangs bondgenoten zijn.
„Nederland is zeker niet aan de beurt”, zegt oud-diplomaat Timo Koster, maar hij wijst er ook op dat de tweede man bij de NAVO nu een Roemeen is en dat de huidige Tsjechische president Petr Pavel voorzitter van het militaire comité was.
Oud-NAVO-man Povel zou hoe dan ook liefst een van de vrouwelijke premiers uit de Baltische landen op de post zien. „Het wordt tijd en het zou een krachtig signaal aan Poetin zijn.”
Maar juist de gedrevenheid en de harde anti-Ruslandlijn van politici als Kallas was voor een aantal west-Europese landen reden om naar een ‘neutralere’ kandidaat te zoeken.
Dealmaker in het buitenland
Rutte kreeg pas gaandeweg oog voor het buitenland. De nasleep van MH-17 toonde aan dat je in tijd van nood wel degelijk iets hebt aan internationale solidariteit. De Turkije-deal over migratie liet zien dat je in het buitenland binnenlandse problemen kunt aanpakken.
Emeritus hoogleraar internationale betrekkingen Co Kolijn vindt Rutte om meerdere reden ongeschikt en is niet onder de indruk van Ruttes buitenland-avonturen. In de aanpak van Israël in de Gaza-oorlog toonde hij zich bijvoorbeeld een „blunderaar”, schreef Kolijn, door juridisch aanvechtbare standpunten in te nemen en pendeldiplomatie te bedrijven die niets uithaalde. „Hij heeft nooit een zier om het buitenland gegeven. Dat hij de langstzittende premier is van het gezelschap, is geen kwaliteitscriterium.”
De afgelopen twee jaar speelde Rutte in elk geval een belangrijke rol in het smeden van gelegenheidscoalities om wapenleveranties aan Oekraïne vlot te trekken. Zo hielp hij Duitsland te overtuigen toch moderne tanks te leveren. Nederland speelt ook een cruciale rol in de levering van F16’s aan Kyiv.
En dus? ✓✓✓✓
Zijn het al met al genoeg vinkjes? Veel hoofdsteden vinden van wel. Rutte heeft de steun van rond 25 van de 32 bondgenoten, waaronder de VS en de Europese zwaargewichten VK, Frankrijk en Duitsland. De steun neemt toe, maar Hongarije heeft gezegd niet met Rutte te kunnen leven en Roemenië schoof te elfder ure president Klaus Johannis als kandidaat naar voren. Uiteindelijk moeten álle landen akkoord gaan.
De logica van de macht dicteert dat Rutte de baan eigenlijk niet kan mislopen omdat de VS hem openlijk steunen. Een nederlaag voor Rutte is verlies voor de VS. Je kunt Poetin geen betere dienst bewijzen dan de informele leider van de NAVO onderuit te halen. In theorie kan ook aan de Amerikaanse steun een einde komen, mocht de kwestie uitdraaien op een slepende affaire. Vooralsnog geldt dat Rutte weliswaar nog niet de steun heeft van álle landen, maar dat er ook nog geen kandidaat is die méér steun heeft.
Daarom wordt onder leiding van de VS naar ‘oplossingen’ gezocht. Ook in de marge van EU-vergaderingen vorige week werd veel over de NAVO-kwestie gesproken. Nederland legde nog even contact met Roemenië.
Het is niet ongebruikelijk om proteststemmen simpelweg af te kopen, zegt oud-diplomaat Timo Koster. Toen Turkije zich in 2009 tegen de kandidatuur van Anders Fog-Rasmussen keerde, werd Ankara een hoge NAVO-functie beloofd. Het is denkbaar dat er nu een packagedeal komt met baantjes voor Oost-Europa, binnen of buiten de NAVO. Op sommige dagen is de NAVO net een bazaar, zegt een insider.
Koster houdt er rekening mee dat de benoeming wel even op zich kan laten wachten. De VS zouden graag zien dat de kwestie voor begin juli is geregeld als president Biden de regeringsleiders in Washington ontvangt om 75ste verjaardag nog eens groots te vieren. Het contract van Stoltenberg loopt tot het najaar.
Rutte zelf was deze week in Beijing. In een gesprek met Chinese studenten beloofde hij alvast dat áls hij de nieuwe NAVO-baas mocht worden, hij zich sterk zal maken voor betere betrekkingen met Azië.
Aan het eind van het interview heeft Izzeldin Abuelaish, een Palestijnse arts uit de Gazastrook die zich al decennia inzet voor Israëlisch-Palestijnse verzoening, nog een verzoekje: „Zou u alstublieft een positieve kop willen zetten boven uw verhaal?”
Zelfs nu de bloedige oorlog in Gaza de bevolking aan de rand van de afgrond heeft gebracht, ziet Abuelaish nog mogelijkheden de huidige crisis een positieve wending te geven. Zo is de internationale gemeenschap er volgens hem eindelijk van doordrongen geraakt dat er een vreedzame oplossing moet komen voor het Israëlisch-Palestijnse conflict.
„Ondanks hun enorme technologische overwicht zijn de Israëliërs er na zes maanden nog altijd niet in geslaagd Hamas te verslaan”, zegt Abuelaish, „en zelfs Israëls militaire leiding gelooft daarin niet meer. Oorlog kan dit probleem niet oplossen. Israël wil veiligheid, maar zijn veiligheid is verbonden met die van de Palestijnen. Israël zal niet veilig zijn zolang de Palestijnen dat niet zijn.”
Een makkelijke opgave is dit niet, erkent Abuelaish. „Maar het woord onmogelijk komt in mijn vocabulaire niet voor.” Meteen corrigeert hij zich. „Het enige wat natuurlijk onmogelijk is, is dat mijn dochters weer tot leven komen”. In 2009 stierven zijn drie dochters bij een beschieting door een Israëlische tank tijdens een eerdere gevechtsronde in de Gazastrook. „Wanneer ik weer in de Gazastrook ben, bezoek ik hun graven altijd eerst”, vertelt Abuelaish. Inmiddels is de dodenlijst in de familie alweer langer. Bij de gevechten van de laatste maanden verloor hij nog eens tweeëntwintig familieleden, zij het ditmaal geen gezinsleden.
Gynaecologie
De 69-jarige Abuelaish is een bekende figuur in de Gazastrook en ook veel Israëliërs kennen hem. Hij groeide op in het vluchtelingenkamp Jabaliya in het noorden van de Gazastrook, dat inmiddels grotendeels in puin ligt. Met een beurs kon hij medicijnen studeren in Caïro, waarna hij zich specialiseerde in gynaecologie. Hij was de eerste Palestijnse arts die een staffunctie kreeg in een Israëlisch ziekenhuis, in de stad Beer Sheva. Als gynaecoloog hielp hij veel Israëlische en Palestijnse kinderen ter wereld brengen. Hij spreekt vloeiend Hebreeuws.
Abuelaish werd een pleitbezorger van Palestijns-Israëlische verzoening en verscheen regelmatig op de Israëlische televisie. Gedenkwaardig was voor veel Israëliërs hoe hij in 2009 onmiddellijk na de dood van zijn dochters – overmand door emoties – een bevriende Israëlische journalist, Shlomi Eldar, tijdens een uitzending belde en live te woord stond. Ook bij die gelegenheid riep hij in tranen op tot vrede. Eldar bemiddelde vervolgens bij de behandeling van een andere, gewonde dochter en een nicht van Abuelaish in een Israëlisch ziekenhuis.
Lees ook ’Ook in het zuiden van Gaza beginnen we hongersnood te zien bij kinderen’
Abuelaish accepteerde na deze tragedie een baan in Toronto en vertrok met zijn vijf overlevende kinderen. Zijn vrouw was al in 2008 aan kanker overleden. In 2011 publiceerde hij zijn memoires onder de titel I shall not hate. Onlangs verscheen een film onder dezelfde titel, die ook in Den Haag bij het filmfestival Movies that Matter wordt vertoond. Daarom is Abuelaish, die eigenlijk in januari van dit jaar met een nieuwe baan in Beersheba zou beginnen, in Den Haag.
Zware wissel
De gebeurtenissen van 7 oktober vorig jaar, toen Hamas een bloedige aanval op Zuid-Israël lanceerde waarbij zo’n twaalfhonderd mensen werden gedood, hebben een zware wissel getrokken op de banden tussen Israëliërs en Palestijnen. Ook Abuelaish merkte dat. Tijdens een dubbelinterview bij CNN enkele weken later erkende Eldar dat hij na 7 oktober de telefoon niet meer zou hebben opgenomen als Abuelaish gebeld had. „Ik begrijp dat mijn Israëlische vrienden geschokt waren”, zegt Abuelaish. „Maar de Israëliërs zien niet wat er met de Palestijnen gebeurt. De aanval van 7 oktober kwam niet uit het niets. Daarvoor was de Gazastrook ook al een hel om in te leven.”
Je stil houden in tijden van onrecht maakt je medeplichtig aan onrecht
Israëliërs en Palestijnen moeten de wederzijdse haat zien te overwinnen, stelt Abuelaish. „Haat is een besmettelijke ziekte, die de mensen zelf verwoest”, zegt hij. „Niemand wordt geboren met haat. Haat is een gif. Wanneer je er vol mee zit, kun je niet meer functioneren. Wel moet je haat onderscheiden van boosheid. Ook ik ben woedend over de genocide waaronder de Palestijnen nu te lijden hebben. Maar wat kan ik er aan doen? Er in het openbaar aandacht voor vragen en dat doe ik dus ook zo veel mogelijk.”
Niemand zou zich stil moeten houden over het huidige leed van de Palestijnen, betoogt hij. „Je stil houden in tijden van onrecht maakt je medeplichtig aan onrecht. Het gaat ook niet om een Palestijns probleem maar om een universeel menselijk probleem, dat de hele wereld aangaat.”
Diepe buikwond
Zijn telefoon piept, hij kijkt even en laat een foto uit een ziekenhuis in Gaza zien van een jongen met een diepe buikwond. „Als die jongen niet heel snel wordt verzorgd, zal hij sterven”, zegt Abuelaish. „Maar artsen zijn daar vaak niet meer toe in de gelegenheid. De Israëliërs pakken hen soms zelfs op in het ziekenhuis en voeren hen half naakt af. Dat is een grove inbreuk op het internationaal recht. Dat moet stoppen.” Zelf probeert hij enkele Palestijnse kinderen naar Canada te sturen voor behandeling.
Hoewel Abuelaish veel westerse critici van Hamas hypocriet vindt, constateert hij ook dat niet alle Gazanen de beweging steunen. „Vorige zomer waren we getuige van protestdemonstraties in de Gazastrook tegen Hamas. Er zijn veel mensen die snakken naar vrije democratische verkiezingen. Palestijnen zijn geen extremisten.”
Abuelaish sluit niet uit dat hij zich op den duur weer in Gaza zal vestigen ondanks de reusachtige verwoestingen die daar zijn aangericht. „Het blijft mijn thuis. Mijn kinderen en ik zijn er ook na de dood van mijn dochters in geslaagd weer op te staan. De Palestijnen horen tot de best opgeleide mensen in het Midden-Oosten en ze zullen er ook in slagen de Gazastrook te herbouwen.”
De film ‘I shall not hate’ is deze vrijdag en zaterdag nog te zien op het Movies that Matter Festival in Den Haag.
In de wijk waar de Turkse president Recep Tayyip Erdogan opgroeide, staat zijn grootste rivaal op het podium. Ekrem Imamoglu, de burgemeester van Istanbul van oppositiepartij CHP, is naar de conservatieve volksbuurt Kasimpasa gekomen met een harde boodschap: jullie held, de zoon van Kasimpasa, heeft jullie in de steek gelaten.
„Wie ver van het volk staat, kan het volk niet dienen!”, zegt Imamoglu door de microfoon tegen een volgepakt plein. Om zijn nek hangt de sjaal van de lokale voetbalclub. „Kijk dan hoe erg deze regering van het volk vervreemd is. Ze hebben de economie verwoest, maar hun media doen alsof er niets aan de hand is. Ze zijn niet de stem van het volk, maar de machine om het volk te bedriegen.”
De honderden mensen op het plein joelen en applaudisseren. „Dien het volk, niet het kapitaal”, staat op één van de borden die ze in de lucht houden. Kasimpasa mag dan wel conservatief zijn en bekend staan als bolwerk van Erdogans AKP, juist dit soort arbeiderswijken hebben zwaar te lijden onder torenhoge inflatie (in februari stond die op 67 procent) en de kelderende koopkracht. Imamoglu’s boodschap in de aanloop naar de lokale verkiezingen van 31 maart lijkt hier dan ook goed aan te slaan.
„Kasimpasa was echt een AKP-wijk, maar dat is aan het veranderen”, zegt Murat Kaldiran, een stevige man met kalend hoofd die is komen luisteren naar Imamoglu. Hij zegt altijd op Erdogan en zijn AKP te hebben gestemd, ook bij de presidents- en parlementsverkiezingen van vorig jaar, maar dit keer van plan te zijn van kamp te wisselen. „Net als de helft van mijn familie”, zegt hij met een ondeugende glimlach. „We hebben de AKP al die tijd vertrouwd, maar nu is het klaar. We kunnen niet eens meer eten betalen.”
Aankomende zondag kiest Turkije tienduizenden burgemeesters, gemeenteraadsleden en wijk- en dorpshoofden (muhtars). Deze lokale verkiezingen hebben grote gevolgen voor de nationale politiek, want in Turkije hangt het succes van politieke partijen in grote mate af van hun controle van lokale netwerken. De hoofdprijs is daarbij zonder meer het burgemeesterschap van Istanbul, een stad met meer dan zestien miljoen inwoners en een jaarlijks budget van omgerekend bijna 15 miljard euro. Zoals president Erdogan, zelf burgemeester van Istanbul tussen 1994 en 1997, eens zei: ‘Wie Istanbul wint, wint Turkije’.
Lees ook deze reportage over de rol van dorpshoofden in Turkije
Na het verlies tegen Erdogan vorig voorjaar staat er voor de Turkse oppositie veel op het spel, zegt Berk Esen, politicoloog aan de Sabanci Universiteit in Istanbul. „Als de CHP nu ook nog eens het burgemeesterschap van Istanbul en Ankara verliest, raken ze belangrijke inkomsten en duizenden werknemers kwijt. Winnen ze, dan behouden ze tenminste een platform vanwaar ze kunnen proberen de strijd tegen Erdogan nieuw leven in te blazen.”
Betere springplank
Imamoglu (52) wil dat laatste proces gaan leiden. Al in 2019, toen hij met een grote marge Istanbul op de AKP veroverde, zagen velen een presidentskandidaat in hem. Dat hij dit vorig jaar niet werd, kwam vooral doordat CHP-leider Kiliçdaroglu zijn eigen kandidatuur doordrukte. Toen Kiliçdaroglu vervolgens verloor, wierp Imamoglu zich direct op als hervormer van de Turkse oppositie en schoof hij een bondgenoot naar voren om Kiliçdaroglu te vervangen als partijleider. Zelf stelde Imamoglu zich liever opnieuw verkiesbaar als burgemeester: hij weet dat het gemeentehuis van Istanbul een betere springplank naar het presidentschap is dan het partijkantoor van de CHP.
„Imamoglu’s presidentiële ambities zijn duidelijk”, zegt Esen, die net als veel analisten stelt dat Imamoglu in tegenstelling tot Kiliçdaroglu wél het juiste profiel heeft om Erdogan te kunnen verslaan. „Hij is niet alleen relatief jong en charismatisch, maar komt ook net als Erdogan uit het conservatieve Zwarte Zeegebied. Daardoor beschikt hij over de culturele codes om conservatieve AKP-stemmers aan te trekken – een zeldzame kwaliteit binnen de overwegend seculiere oppositie.”
Erdogan ziet het gevaar. Toch schoof hij niet een sterke kandidaat, maar juist een relatief onbekende technocraat, voormalig minister Murat Kurum (47), naar voren om het tegen Imamoglu op te nemen. „Het toont Erdogans beperking als autoritair leider”, zegt Esen. „Omdat hij geen interne concurrenten duldt, kiest hij vaker voor loyale dan voor getalenteerde kandidaten.”
De slag om Istanbul heeft dan ook nu al veel weg van een strijd tussen Imamoglu en Erdogan zelf. Hoewel de president recent opmerkte dat dit wettelijk zijn laatste verkiezingen zijn – een uitlating die ook tactisch bedoeld kan zijn om een discussie over een mogelijke grondwetswijziging op gang te brengen – maakt het verloop van deze campagne eens te meer duidelijk dat het AKP-schip zonder Erdogan behoorlijk stuurloos zou zijn.
Dat Kurum niet de meest begenadigde spreker is, blijkt wel bij een massale AKP-rally in Istanbul afgelopen zondag. Pas wanneer Erdogan het podium oploopt, komt het publiek echt tot leven. „Om heel eerlijk te zijn weten we niet zoveel over Kurum”, zegt Ismail, één van de vele duizenden toeschouwers. „Maar we weten dat onze president nooit de verkeerde man kiest, dus steunen we Kurum.”
Verdeelde oppositie
Peilingen wijzen evenwel op een nek-aan-nekrace tussen Imamoglu en Kurum. Hoewel Imamoglu duidelijk charismatischer is, krijgt hij veel minder media-aandacht en worstelt hij met de desillusie en verdeeldheid onder oppositiestemmers sinds het verlies van vorig jaar. Waar Imamoglu in 2019 mede won dankzij de steun van andere partijen, hebben dit keer zowel de Koerdische DEM-partij als de Turks-nationalistische IYI-partij eigen kandidaten naar voren geschoven. Hoe moeilijk het is beide kampen te vriend te houden, bleek wel toen Imamoglu eerder deze week een Koerdisch campagnelied uitbracht en zo direct de kritiek van Turkse nationalisten over zich afriep.
Bovendien zullen sommige kiezers geneigd zijn op Kurum te stemmen om er zo tenminste zeker van te zijn dat de gemeente weer gesteund zal worden door de centrale overheid. Dat Ankara steun aan oppositie-gemeentes afknijpt, gaf Erdogan afgelopen februari zelf toe tijdens een toespraak in het aardbevingsgebied, waar hij duidelijk maakte dat kiezers maar beter op de AKP kunnen stemmen als ze niet verstoken willen blijven van hulp.
Ook de gemeente Istanbul is onder Imamoglu systematisch gesaboteerd door de regering in Ankara, stelt Melda Onur, die een boek over zijn burgemeesterschap schreef. Onur was tussen 2011 en 2015 CHP-parlementariër, maar ze uitte vaak interne kritiek en haar boek is in de Turkse pers geprezen om haar onpartijdigheid.
De meeste sabotage draait om geld, vertelt Onur. Waar overheidsbanken AKP-gemeentes geregeld leningen verstrekken, kan Imamoglu daar volgens haar naar fluiten. Bovendien legt Ankara beslag op grond en bezittingen van de gemeente. „Zo is de Galatatoren (een toeristische trekpleister, red.) kort na Imamoglu’s verkiezing overgenomen door het ministerie van cultuur en toerisme. Dat kan gewoon per presidentieel decreet, want de rechtsstaat functioneert allang niet meer.”
Gratis openbaar vervoer
Ook op andere wijzen probeert de overheid Imamoglu te dwarsbomen, vertelt Onur. Ministeries weigeren volgens haar handtekeningen onder gemeenteprojecten te zetten, de politie werkt slecht mee aan gemeente-projecten om geweld tegen vrouwen en kinderen tegen te gaan en officieren van justitie begonnen tal van rechtszaken tegen gemeentepersoneel en Imamoglu zelf. „Allemaal om Imamoglu te intimideren en zijn kostbare tijd af te nemen.”
Desondanks wist Imamoglu mede dankzij de omzet van gemeentebedrijven en buitenlandse leningen tal van sociale voorzieningen op touw te zetten. Zo wijst Onur op gratis openbaar vervoer voor moeders, honderd nieuwe crèches, studiebeurzen aan bijna tweehonderdduizend studenten, goedkope gemeentekantines en gratis melk voor kinderen in arme gezinnen. „Als Imamoglu zondag wint, komt het hierdoor”, zegt ze. „Dit zijn precies het soort projecten waarmee hij stemmers buiten zijn eigen achterban aan zich weet te binden.”
De avond valt over Kasimpasa. Imamoglu is vertrokken, maar zijn team blijft achter om gratis iftar-maaltijden uit te delen voor moslims die hun vasten breken. „Iedere avond delen we op achtendertig locaties tussen de duizend en vijftienhonderd maaltijden uit”, zegt gemeentemedewerker Ridvan Kaya. „Ook aan AKP-stemmers. We kijken niet naar partij-kleur.”
„Dit is precies waarom we Imamoglu steunen”, zegt Hayriye, een vrouw met een hoofddoek die in de rij staat voor een maaltijd en vertelt dat ze voorheen op de AKP stemde. „Vroeger hielp de centrale overheid de armen, nu doet de gemeente dat.” Een vrouw achter haar begint te briesen. „Leugens! We stemmen heus wel op de AKP”, zegt ze. Gevraagd waarom, zegt ze dat de CHP samenwerkt met „terroristen” en dat er hoe dan ook „geen alternatief” is, waarna ze haar maaltijd aanneemt en boos wegloopt.
„Daarom praat ik dus allang niet meer met AKP-ers”, zegt een andere vrouw met hoofddoek. „Zodra je zegt dat je voor de oppositie bent, zetten ze je weg als terrorist of een slechte moslim. Maar wie is hier nu de slechte moslim? De Profeet zei zelf: wie zijn maag vult terwijl zijn naaste honger lijdt, is geen echte gelovige.”
Met voldoening zal in de grotten, kelders en andere afgelegen plaatsen in Afghanistan, Syrië, Irak en Turkije waar leden van Islamitische Staat zich verbergen de schok zijn geregistreerd die de aanslag op de Crocus City Hall in Moskou van afgelopen vrijdag heeft veroorzaakt. Er vielen zeker 140 doden en wereldwijd deed de aanslag de vrees voor nieuw IS-geweld herleven. Frankrijk en Italië verhoogden prompt het dreigingsniveau voor terroristische aanslagen.
„De aanslag in Moskou was de eerste in lange tijd die zoveel aandacht van de media opleverde”, constateert Antonio Giustozzi, onderzoeker bij het Royal United Services Institute, een vooraanstaande Londense denktank over veiligheidskwesties. En publiciteit is ook voor zulke fundamentalistische islamitische groepen van levensbelang. „Radicale donoren willen resultaten zien. Waarom zou ik mijn geld geven aan zo’n groep als ze nooit van zich laten horen, redeneren die.”
Giustozzi, die veel heeft gepubliceerd over Islamitische Staat Khorasan (IS-K), de Afghaanse tak van IS, ziet de aanslag echter niet zozeer als een bewijs van de toenemende kracht van IS-K en IS, want beide groepen verkeerden volgens hem de laatste jaren in verval.
Waarop baseert u die indruk?
„IS verkeert in een diepe crisis sinds het kalifaat in Syrië werd verwoest. Dat was een traumatische ervaring voor de IS’ers. Ze hebben ook veel leiders verloren. Elk half jaar werd er weer een kalief gedood. Ze zijn nu veel voorzichtiger geworden. We weten nu niet eens wat de echte naam van hun kalief is. Op het moment hebben ze ook geen enkel dorp meer in handen en ze zijn veel minder actief geworden dan voorheen.”
Maar de aanslag in Moskou leek ook niet het werk van IS maar van IS-K. Gaat het daar beter mee?
„Over de daders van de aanslag bestaat enige verwarring. Zelf heeft IS-K dat niet bekendgemaakt, die bewering kwam van de centrale leiding van IS. Wel zeggen de Amerikanen dat ze over informatie beschikken dat de aanslag het werk was van IS-K. Misschien dat ze daar via hun inlichtingendiensten of hun drones die permanent over Afghanistan vliegen iets over hebben opgevangen.”
Ook IS-K, dat tot dusverre vooral binnen Afghanistan opereerde, kreeg de laatste jaren echter flinke klappen. In een artikel van februari dit jaar legde Giustozzi uit dat IS-K sinds de machtsovername door de Taliban in Afghanistan in 2021 met meedogenloze aanvallen grotendeels verdreven is uit zijn oude bolwerken in het oosten van Afghanistan. Daar bestaat vanouds meer sympathie voor de strenge, salafistische stroming binnen de islam, waarvoor IS zich sterk maakt.
IS verkeert in een diepe crisis sinds het kalifaat in Syrië werd verwoest
Maar verslagen is IS-K niet. De organisatie wist zijn nog altijd goed gemotiveerde jonge strijders deels over te brengen naar het noordoosten en noorden van Afghanistan en ook over de grens naar Pakistan. Met regelmaat bleven ze vooral in de steden ook aanslagen plegen, vorige week nog in Kandahar, de zuidelijke stad waar de Taliban hun beweging begonnen. Maar net als de centrale IS-organisatie heeft IS-K, alles bijeen volgens Giustozzi zo’n zevenduizend man, steeds meer problemen om zich financieel staande te houden.
Giustozzi: „Lange tijd voorzag de centrale organisatie IS-K van financiële middelen maar volgens bronnen bij IS zelf waren ze vorig voorjaar vrijwel door hun fondsen heen. IS gebruikte Turkije lange tijd als een soort bank. Daar hadden ze investeringen gedaan, die geld opleverden. Veel IS’ers, speciaal ook uit Centraal-Azië, waren naar Turkije uitgeweken na de val van het kalifaat. Maar twee jaar geleden begon Turkije hard tegen hen op te treden en de Turken nemen ook IS-bezittingen in beslag. Zo dreigt de hele structuur die IS in Turkije had opgebouwd te worden ontmanteld. Dat zou een klap voor de groep zijn, want Turkije vormt ook een handige toegang tot Europa én tot Rusland. Een andere plaats waar ze makkelijk naar toe kunnen verhuizen is er bovendien niet meteen.”
Wie zijn eigenlijk de IS-donoren?
„Dat zijn mensen met salafistische sympathieën die hun identiteit meestal liever niet prijsgeven. Er waren vroeger veel donoren uit Saoedi-Arabië, soms ook inlichtingendiensten, maar dat is veel minder geworden. Het geopolitieke klimaat voor IS is minder gunstig geworden dan enkele jaren geleden. Saoedi-Arabië flirt nu met Rusland. Er zijn nu vooral kleinere donoren over.”
Lees ook IS-K: streng islamitische en extreem gewelddadige groep met diepe haat jegens Poetin
Hoe belangrijk zijn die geldzorgen van IS en IS-K?
„Zonder geld kunnen ze niet veel doen. Zulke organisaties hebben een infrastructuur nodig met onder meer safe houses, een rekruteringsapparaat voor nieuwe mensen en de aanschaf van explosieven en trainingen in het gebruik daarvan. Dat is allemaal kostbaar. En als je geen aanslagen meer pleegt, verlies je snel donoren. Daarom beseften ze: we moeten iets doen om ons merk opnieuw te lanceren. Daarom spenderen ze hun laatste middelen nu aan aanslagen. Niet zozeer in Afghanistan, want een aanslag daar heeft weinig impact. In Europa werden er recent verschillende IS’ers gearresteerd. Wat dat betreft was de IS-K-bomaanslag van januari in Iran (bij een herdenking van de door de VS geliquideerde generaal Qasem Soleimani, 84 mensen kwamen om, red.) succesvoller. Die maakte indruk en zo konden ze weer wat fondsen werven. Dit moeten we vaker doen, dachten ze kennelijk.”
Neemt IS-K de hoofdrol van IS nu eigenlijk over?
„De centrale leiding van IS, die vooral in Syrië zit, bepaalt nog de hoofdlijnen. Maar het bureaucratische apparaat waarover ze vroeger beschikten met een aparte eenheid bijvoorbeeld voor aanslagen in Europa is er allang niet meer. Nu verschuilen ze zich in holen en keldertjes, van waaruit het vaak moeilijk communiceren is. Daarom sturen ze iemand met een bepaalde opdracht naar IS-K in Afghanistan, waar meer mogelijk is. Dat handelt zaken dan als een soort administratiekantoor af en zoekt contact met de cellen. Die bereiden, vaak vanuit Turkije, acties voor. Na de harde klappen van de Taliban lijkt IS-K zich weer enigszins hersteld te hebben. Maar het is te vroeg om te zeggen of dat herstel duurzaam is. En de centrale IS-organisatie heeft volgens mij nog een veel langere weg af te leggen voor ze de neergaande trend kunnen ombuigen.”
En weer gaat Frankrijk een stapje verder om te laten zien hoe grenzeloos zijn steun aan Oekraïne is. Parijs sloot al een bilateraal akkoord, inclusief een militair steunpakket tot 3 miljard euro, en Macron opperde de mogelijkheid om westerse militairen naar Oekraïne te sturen. Deze week heeft de Franse regering bekendgemaakt dat zij „niet langer uitsluit” Franse wapenproducenten te zullen dwingen om de productie op te voeren, zodat meer wapens en munitie naar Oekraïne gestuurd kunnen worden.
De staat zou deze zogenoemde réquisitions (vorderingen) in het tijdbestek van enkele weken al kunnen opleggen, zei minister van Defensie Sébastien Lecornu dinsdag tijdens een persconferentie. „Het heeft op dit moment niet de prioriteit”, temperde hij daarbij. „Maar ik vertel het u […] zodat er geen verrassingen zullen zijn.” Eerder zei president Emmanuel Macron al dat in de Franse defensie-industrie overgeschakeld moest worden op een „oorlogseconomie”.
De aankondiging past in de scherpere toon die de Fransen aanslaan sinds het einde van het weinig succesvolle Oekraïense tegenoffensief en de stagnerende Amerikaanse steun aan het land. En Parijs wil andermaal laten zien hóeveel het geeft om én aan Oekraïne.
Lees ook Voor de nieuwe Macron zijn er geen grenzen aan de steun voor Oekraïne
Want daar zijn vragen over: de militaire steun die Frankrijk aan Oekraïne biedt is al maanden een punt van discussie in Europa. Volgens veel aangehaalde cijfers van de Duitse denktank Kiel Institute heeft Frankrijk vanaf het begin van de oorlog in februari 2022 tot begin 2024 maar voor 635 miljoen euro aan militaire steun aan het land gedoneerd – véél minder dan Duitslands 17,7 miljard, en ook minder dan kleine landen als Estland en Litouwen. Hierop wijzen Europese partners fijntjes als Parijs weer eens met gezwollen taal over de oorlog spreekt. Vooral uit Duitsland klinkt venijn: zo zei vicekanselier Robert Habeck onlangs blij te zijn dat „Frankrijk erover denkt hoe de steun aan Oekraïne vergroot kan worden. Maar als ik een tip mag geven: stuur meer wapens”.
‘Cijfers kloppen niet’
Maar volgens Parijs klopt het door het Kiel Institute geschetste beeld niet. Daarvoor geeft het verschillende redenen: zo baseert de denktank zijn classificatie op beloftes, en niet op wat er daadwerkelijk geleverd wordt. „Dan zou Frankrijk in de top vijf staan”, aldus Lecornu eind februari tegenover de Franse krantMidi Libre. Want niet alle landen leveren hun materieel zoals beloofd. Sterker: volgens Oekraïne komt de helft van de beloofde wapens te laat. Zo is pas de helft van de voor 1 maart door de Europese Unie beloofde granaten geleverd. Ook de door meerdere landen beloofde F-16’s zijn nog altijd niet operationeel. Lecornu: „Frankrijk heeft gekozen voor operationele doeltreffendheid: we beloven wat we kunnen leveren, en we leveren wat we hebben beloofd.”
Ook zijn de data van het Kiel Institute niet compleet, zegt Parijs. Zo maakt Frankrijk (overigens net als Polen en Italië) niet alles wat het levert publiekelijk bekend om te voorkomen dat Rusland kan profiteren van die informatie – dit erkent het Kiel Insitute. Ook worden de kosten voor militaire trainingen (Frankrijk traint een kwart van de 30.000 Oekraïense militairen die in de Europese Unie worden getraind) niet meegerekend, net zoals kosten voor het delen van inlichtingen en de toegang tot diensten van satellieten. Bovendien is de militaire steun die via de EU wordt geleverd, en alles wat in 2024 is beloofd, nog niet meegeteld.
Franse minister van DefensieSébastien Lecornu We beloven wat we kunnen leveren, en we leveren wat we hebben beloofd
Verder vindt Parijs dat in de berekeningen van het Kiel Institute te weinig rekening wordt gehouden met de strategische kwaliteit van de geleverde Franse wapens. Zo zou een Franse SCALP-raket à 850.000 euro veel meer uithalen dan een Duitse Leopard 2-tank van ruim 10 miljoen. Deze week nog heeft Oekraïne de SCALP (en de Britse equivalent Storm Shadow) ingezet voor aanvallen op het commandocentrum van de Russische Zwarte Zeevloot. Parijs stelt in dit opzicht dat juist Duitsland meer zou kunnen doen, bijvoorbeeld door óók langeafstandsraketten, van het type Taurus, te sturen. Volgens experts zouden die cruciaal kunnen zijn voor Kyiv.
Lees ook De Taurus-raket kan cruciaal zijn voor Kyiv. Wat maakt het wapen zo gewild?
Om te laten zien hoeveel Frankrijk doet, heeft het Franse ministerie van Defensie begin maart een lijst gepubliceerd met alle wapens die het naar Oekraïne heeft gestuurd. Daarin komt de Franse militaire steun niet op 635 miljoen, maar op 2,6 miljard euro, waar nog een bedrag van 1,2 miljard bij opgeteld kan worden als de steun die via de EU loopt wordt meegerekend.
‘Beide kanten hebben gelijk’
De Franse defensie-expert Bruno Tertrais van de militaire denktank FRS zei tegenover de Franse krant Le Journal du Dimanche dat beide kanten gelijk hebben in de discussie. „De berekeningsmethoden van het Kiel Institute zijn erg specifiek. Het is noodzakelijk onderscheid te maken tussen beloofde hulp en daadwerkelijk geleverde hulp, civiele hulp en militaire hulp, en vooral tussen de hoeveelheid en de kwaliteit van de materialen”, vindt hij. „Frankrijk zou misschien meer kunnen doen, maar Duitsland ook tot op zekere hoogte”, zegt hij, wijzend op de terughoudendheid van Berlijn om Taurus-raketten te sturen.
Het Kiel Insitute erkent lacunes in zijn werkwijze maar benadrukt dat ook dat als die er níet waren, de afstand tussen Frankrijk en andere grote economieën groot zou zijn. „In het grote plaatje zou het weinig veranderen”, aldus onderzoeker Christoph Trebesch tegenover nieuwssite Politico.
Of het gat ooit gevuld zal worden is ondanks de beloftes en gezwollen taal uit Parijs maar zeer de vraag: het Franse leger staat er niet goed voor en de staatsschuld van het land is torenhoog (vorig jaar 5,5 procent van het bnp, werd deze week bekend). Een hooggeplaatste ambtenaar zei niet voor niets tegen Politico dat „het belangrijkste principe is dat we onze capaciteiten niet mogen schaden. Met de steun aan Oekraïne hebben we nooit ons eigen leger aan operationele capaciteit ontnomen.” Intussen heeft minister Lecornu Franse denktanks opgeroepen zelf met hun berekeningen te komen over militaire steun aan Oekraïne.
Tsjak! Met een felle, bedreven houw snijdt een man in camouflagekleding het oor af van een van de verdachten van de terreuraanval op het Moskouse theater Crocus City Hall. De Tadzjiekse man, die werd ingerekend in een bosrijk gebied in de buurt van de grens met Wit-Rusland en Oekraïne, begint te kermen. Zijn achtervolgers, vermoedelijk Russische militairen, hebben hem op de grond gedrukt, met zijn bloedige gezicht tegen de natte bladeren, en duwen hardhandig de afgesneden oorschelp in zijn mond. Ze noemen hem een „laffe hond”, terwijl ze hem om beurten tegen zijn hoofd slaan.
Een video van de marteling van deze verdachte, die door de Russische autoriteiten is geïdentificeerd als de Tadzjiek Saïdakrami Moerodali Ratsjabalizoda, werd enkele uren na de aanval verspreid via het Telegram-kanaal The Grey Zone, dat nauwe banden heeft met het beruchte Wagner-huurlingenleger. Het kanaal deelde ook video’s en foto’s van de arrestatie van de andere drie terreurverdachten. Op één foto ligt een verdachte op de grond met zijn broek naar beneden, terwijl zijn geslachtsdelen zijn verbonden met een apparaat dat wordt gebruikt voor marteling met elektrische schokken.
De Russische veiligheidsdiensten zijn experts op het gebied van marteling. Maar het gebeurt vrijwel nooit dat ze daar bewijs van delen. Toch lijkt dat dit keer gebeurd. De beelden, die werden verspreid door Kremlingezinde Telegram-kanalen, zijn door Russische media herleid naar het tijdstip en de plaats van de arrestaties in de westelijke regio van Brjansk. Het lekken van de martelvideo’s lijkt een vorm van wraakzucht. Bovendien kunnen de veiligheidsdiensten, die deze bloedige terreuraanval niet hebben kunnen verijdelen, zich daarmee weer voordoen als doortastend en genadeloos.
Amerikaanse waarschuwing
De beelden maken deel uit van een breder Russisch propaganda-offensief in reactie op de dodelijkste terreurdaad in Rusland in decennia. Op momenten van crisis probeert de Russische propaganda op verschillende manieren om het verhaal in de door het Kremlin gewenste richting te spinnen, schreef de Amerikaanse historicus Timothy Snyder, gespecialiseerd in Oost-Europa, zondag in zijn nieuwsbrief. Al snel bleek wat de gewenste richting was. Terwijl de feiten wezen naar de terreurgroep IS-Khorasan, gaven Russische functionarissen en propagandisten meteen Oekraïne de schuld.
Lees ook Terreuraanslag toont blinde vlek van Moskou bij bestrijding jihadisme
Kremlingezinde bloggers op Telegram waren de eersten die deze beschuldigingen uitten. Zo zei Sergey Markov, een voormalige adviseur van president Poetin, ruim een uur na de aanval dat de aanvallers er uitzagen als „islamitische radicalen”, maar dat de aanval „waarschijnlijk was georganiseerd vanuit Kyiv”. Daar gaf hij verder geen bewijs voor. Drie kwartier later citeerde de Russische krant Moskovsky Komsomolets de bekende militair expert Roman Shkurlatov, die zei dat de aanval was georganiseerd met steun van de Oekraïense inlichtingen- en veiligheidsdiensten – weer zonder bewijs.
Dit narratief werd zaterdagavond ook gevolgd door Sergey Karnaukhov, presentator van Solovyov Live, een van de populairste en agressiefste propagandakanalen van het Kremlin. Hij herinnerde kijkers aan de waarschuwing die de Amerikaanse ambassade in Moskou eerder deze maand gaf om drukke bijeenkomsten, zoals concerten, te vermijden. Pijnlijk voor Poetin was dat hij die enkele dagen voor de aanval had afgedaan als onzin. Maar volgens Karnaukhov bewees die waarschuwing dat de VS voorkennis hadden. „En we weten dat Oekraïne een proxy is van de Amerikaanse inlichtingendienst.”
Deepfake-video
Dezelfde avond zond NTV, een van de belangrijkste tv-zenders van Rusland, een videoclip uit die de betrokkenheid van Oekraïne bij de terreuraanval moest bevestigen. De video toonde Oleksiy Danilov, secretaries van de van de Nationale Veiligheids- en Defensieraad van Oekraïne, die zegt: „Het is leuk in Moskou vandaag, ik vind het heel leuk. Ik zou graag willen dat we vaker zulke gezelligheid voor ze regelen.” Maar volgens BBC Verify gaat het om een deepfake-video, die is samengesteld uit twee recente interviews met Danilov. Door AI gegenereerde audio van Danilov is onder de verknipte beelden gezet.
Toen IS enkele uren na de aanval de verantwoordelijkheid opeiste, werd dit door prominente Kremlingezinde propagandisten van de hand gewezen. Margarita Simonyan, hoofdredacteur van de staatszender Russia Today, schreef op X: „Meteen is duidelijk waarom de Amerikaanse media in koor riepen dat het IS was. Want dit was niet het werk van IS. Maar de daders zijn wel zorgvuldig geselecteerd om de stomme wereldgemeenschap ervan te overtuigen dat het IS was.” Ze gaf de Oekraïners de schuld van de aanval, noemde hen „honden”, en beschreef westerse landen als hun „trainers”.
In zijn toespraak tot de natie maakte Poetin geen melding van IS. In plaats daarvan beweerde hij dat de aanvallers waren opgepakt „terwijl ze naar Oekraïne vluchtten”. Maandag deed hij daar nog een schepje bovenop door te suggereren dat de islamitische extremisten handelen in opdracht van het Westen. „Wij weten wie deze misdaad tegen Rusland hebben gepleegd”, zei Poetin in een speech. „Wij willen weten wie de opdrachtgever is.” Zo probeert hij de aandacht af te leiden van het pijnlijke feit dat terwijl hij gefixeerd was op Oekraïne, de echte dreiging uit een heel andere hoek kwam.
Lees ook De waarheid is voor Poetin bedreigender dan de terrorist