In de ‘dental desert’ trekken mensen zelf hun tanden wel

Na tweeënhalf uur komt Maya Phelps met een dikke wang en twee tanden in een steriel zakje de mobiele tandartswagen uit. Ze wilden niet loskomen, maar de tandarts zette door. „Ik ben zo blij dat ze eruit zijn, wat een opluchting.”

Vorig jaar brak bij haar een deel van een boventand af. „Ik had er geen pijn aan, dus stond ik er verder niet bij stil. Tot een paar dagen geleden een nieuw stukje afbrak. Mijn tandvlees zwol op en het deed ongelofelijk zeer.” Ze belde een rondje tandartsen in de buurt, maar kon nergens terecht.

Behalve uiteindelijk hier, bij de mobiele tandartspraktijk van liefdadigheidsorganisatie Dentaid. Vandaag staat een van hun wagens in een armere wijk van Southampton, op het parkeerterrein van een kerk waar buurtbewoners in en uit lopen omdat er ook een voedselbank in de kerk zit. Dentaid helpt in het hele land, maar in Southampton, in het zuiden van Engeland, heeft de regionale afdeling van de publieke gezondheidsdienst NHS besloten met hen samen te werken. Zo veel inwoners hier hebben wel mondzorg nodig, maar kunnen geen NHS-tandarts krijgen.

Zelf tanden trekken

Háár probleem is nu even opgelost, zegt Maya Phelps, maar haar twee kinderen, ze zijn bijna één en zes jaar oud, hebben ook geen tandarts. Die van zes had haar laatste controle ergens voor de coronacrisis. „De praktijk waar we toen heen gingen is opgeheven. En ze duimt, dus ik maak me wel zorgen over haar voortanden.” Het liefst zou ze er voor haar kinderen een gewoonte van maken om naar de tandarts te gaan. „Maar ze zijn er niet, dus dat is helaas geen optie. De dichtstbijzijnde NHS-tandarts is veertig minuten rijden en die heeft geen plek voor ons.”

Geen tandarts kunnen vinden – voor een stijgend aantal Britten is het een herkenbaar en soms acuut pijnlijk probleem. Vooral op het platteland en aan de kust zijn zo weinig tandartsen dat die gebieden als dental deserts bekend staan. Het aantal tandartsen dat voor de NHS werkt daalt; veel van hen kiezen ervoor alleen nog privaat zorg te verlenen, omdat dat meer geld oplevert. Maar dat kunnen lang niet alle Britten betalen.

Horrorverhalen: de één heeft nog meer tanden bij zichzelf getrokken dan de ander

De nood is soms zo hoog dat ze aan het doe-het-zelven slaan met hun gebit. Britse media overtroeven elkaar met horrorverhalen, waarbij de één nog meer tanden bij zichzelf heeft getrokken dan de ander. In februari bracht dagblad The i het verhaal van een vrouw die vier tanden had getrokken met een tang omdat ze niet bij een tandarts terecht kon. Gratis krant Metro ging daar overheen met een vrouw die vijf tanden trok. Televisiezender ITV vond een man die élf tanden zelf verwijderde. Hij rammelt voor de camera met een plastic kokertje vol tanden.

Volgens de British Dental Association (BDA), de tandartsenvakbond, heeft acht op de tien tandartsen in het Verenigd Koninkrijk wel eens met doe-het-zelvers te maken gehad. „Een welvarend 21ste-eeuws land valt terug naar het Victoriaanse tijdperk”, zei hun voorzitter. Sommige receptionisten van tandartspraktijken raden patiënten aan om een doe-het-zelfkit van drogisterij Boots te kopen, als noodoplossing om de wekenlange wachttijden te overbruggen: 8 pond (ongeveer 9,30 euro) voor een setje waarmee je zelf provisorisch je gaatjes kunt vullen.

Twintig tanden trekken

In de mobiele praktijk van Dentaid ziet tandarts Ben Dannatt ook af en toe doe-het-zelfpatiënten. Hij werkt per week twee dagen bij Dentaid en drie in een ‘gewone’ praktijk. „Hier zie ik zeker de ernstiger gevallen. Een paar weken geleden moest ik bij iemand wel twintig tanden trekken, zo beroerd was zijn gebit eraan toe.” Dentaid helpt vooral in arme buurten en een voorwaarde is dat inwoners niet al bij een tandarts in het systeem staan. Dannatt vindt het geweldig: „Voor mij gaat het om iets simpels: ik kan iemand in nood van zijn pijn afhelpen.” In de bus bieden ze vrij basale behandelingen aan; het bleken van tanden kan er bijvoorbeeld niet.

Het probleem voor veel tandartsen zit hem in de inrichting van het vergoedingensysteem, legt Dannatt uit, en die regels stammen al uit 2006. „De NHS biedt tandartsen bijvoorbeeld dezelfde vergoeding voor het vullen van één gaatje als voor het vullen van tien gaatjes. Terwijl je veel meer tijd en materiaal kwijt bent. Dat maakt je werk haast onmogelijk.” Voor één of meer vullingen krijgen de tandartsen zo’n 70 pond (ongeveer 82 euro) en moeten patiënten daarnaast een eigen bijdrage betalen van 70 pond. Die is niet voor de tandarts maar gaat naar de NHS.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Kliniek Dentaid, op de parkeerplaats van een kerk in Weston, Southampton.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Kliniek Dentaid, op de parkeerplaats van een kerk in Weston, Southampton.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/in-de-dental-desert-trekken-mensen-zelf-hun-tanden-wel.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/05115318/data113828823-94d89f.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/in-de-dental-desert-trekken-mensen-zelf-hun-tanden-wel-5.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/in-de-dental-desert-trekken-mensen-zelf-hun-tanden-wel-3.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/in-de-dental-desert-trekken-mensen-zelf-hun-tanden-wel-4.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/in-de-dental-desert-trekken-mensen-zelf-hun-tanden-wel-5.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/in-de-dental-desert-trekken-mensen-zelf-hun-tanden-wel-6.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/ZAqPDDsstECKLHx3rIePq5nDC_A=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/05115318/data113828823-94d89f.jpg 1920w”>

Kliniek Dentaid, op de parkeerplaats van een kerk in Weston, Southampton.

Foto’s: Justin Griffiths-Williams

Vaak schieten de vergoedingen van de NHS dus tekort en dan compenseren tandartsen hun extra kosten met inkomsten van particuliere patiënten. Alleen zijn steeds minder tandartsen daartoe bereid: in 2023 waren er 1.100 minder NHS-tandartsen dan voor de coronapandemie, op een totaal van ongeveer 23.600 tandartsen.

En volgens vakbond BDA maken de tandartsen die wel NHS-patiënten blijven zien, afspraken over kleinere contracten. Het aantal behandelingen nam vorig jaar dan ook af, met ongeveer 6 miljoen, terwijl de vraag niet daalt. Afhankelijk van de regio lukte het vorig jaar tussen de 64 en 85 procent van de Britten die het probeerden om een afspraak te maken bij een NHS-tandarts.

Geen fijn verhaal

Hoe liep dit zo uit de hand? De landelijke politiek durft geen eerlijk gesprek te voeren over de kosten van publiek toegankelijke tandheelkunde, zegt Elizabeth Fisher. Zij deed voor de onafhankelijke denktank Nuffield Trust onderzoek naar de Britse mondzorg. „De algemene toegang tot de tandarts is feitelijk verdwenen in de afgelopen jaren. Als de overheid dat opnieuw zou gaan faciliteren, kost dat miljarden en miljarden. Dat geld is er niet.” Feitelijk is de keuze min of meer voor de regering gemaakt, zegt Fisher, doordat steeds meer Britten noodgedwongen voor private behandelingen zijn gaan betalen. „Maar zoiets ook hardop toegeven, dat is voor politici geen fijn verhaal.”

Een deel van de oplossing is volgens haar om het vergoedingensysteem grondig te herzien. Tandartsen zouden per patiënt betaald moeten krijgen in plaats van per handeling, zoals ook huisartsen per ingeschreven patiënt per jaar een bepaald bedrag krijgen. Dan worden tandartsen aangemoedigd hun patiënten zo goed mogelijk te helpen en meer aan preventie te doen. En voor het helpen van kwetsbaren, zoals ouderen en kinderen, zouden extra beloningen kunnen komen.

In februari kwam de huidige conservatieve regering wel met een plan tegen de dental deserts: tandartsen krijgen een bonus van 20.000 pond als ze in zo’n gebied een praktijk openen en er ten minste drie jaar blijven. En ze geven tandartsen extra vergoedingen als ze meer behandelingen doen, wat 2,5 miljoen extra afspraken zou moeten opleveren. „Alleen zijn zulke losse maatregelen niet genoeg om de structurele problemen op te lossen”, zegt Fisher. „Want er zijn geen 2,5 miljoen, maar ongeveer 26 miljoen Britten die de afgelopen twee jaar geen tandarts hebben gezien, zoals volgens de richtlijnen zou moeten.”

Tandarts knuffelen

Oppositiepartij Labour heeft gezegd een hervorming van de mondzorg te willen en belooft dat er onder Labour „NHS-tandzorg zal zijn voor iedereen die het nodig heeft”. Maar hoe die hervorming er dan precies uit zou zien en hoe snel ze de tandheelkunde zouden aanpakken, mochten ze later dit jaar na verkiezingen aan de macht komen, is onduidelijk. Hun lijst met prioriteiten is lang.

Soms wordt patiënten aangeraden een doe-het-zelfkit van 8 pond te kopen om zelf gaatjes te vullen

In Southampton vertelt Andrea Sanger intussen dat ze aan tandarts Ben heeft gevraagd of het ongepast zou zijn om hem te knuffelen, zo blij is ze dat hij haar kies eruit heeft getrokken. Twee dagen geleden brak haar kroon af en de kies eronder verbrokkelde meteen. Ze ging door de grond van de pijn. „Ik belde een tandarts in de buurt en die vroeg 90 pond alleen al om mijn gebit te bekijken. Dat kan ik niet betalen.” Via het noodnummer kreeg ze een tijdslot in de bus van Dentaid toegewezen.

Sanger ziet het gebrek aan tandartsen, maar ook de lange wachtlijsten in de ‘gewone’ gezondheidszorg van de NHS, vooral als gevolg van politieke keuzes. Ze had een gebroken heup waar ze maanden mee heeft doorgelopen vanwege de wachttijden in het ziekenhuis. „Daar word ik boos van, dat de NHS er niet voor je is als het nodig is.” Volgens haar zouden tandartsen verplicht elke maand een aantal uur voor de NHS moeten werken. „Maar zoiets verzint de politiek niet. Die lui in de regering hoeven zich geen zorgen te maken of ze wel een tandarts kunnen vinden.”


Repressie treft Tadzjieken in Rusland na terreuraanslag Moskou: ‘onze burgers zijn in paniek’

„Hij is niet zo iemand, mijn zoon is geen terrorist”, huilt de moeder van Alisjer Kasimov, een van de mannen van Centraal-Aziatische afkomst die vastzit op verdenking van medeplichtigheid aan de terreuraanslag op Crocus City Hall in maart. Haar zoon wordt ervan verdacht zijn appartement in Moskou verhuurd te hebben aan de terroristen. Volgens de moeder kende Kasimov de huurders niet. „Hij werkte, hij werkte de hele dag”, aldus de moeder in een video die verspreid is door telegramkanaal Baza.

Na de gewelddadige arrestatie van de vier vermoedelijke aanslagplegers voert Rusland nog steeds een klopjacht op alle medeplichtigen van de terroristische aanslag, waarbij 144 mensen omkwamen en honderden gewonden vielen. Op donderdag werden weer drie, eveneens Centraal-Aziatische, verdachten gearresteerd in Omsk, Jekaterinenburg en Moskou. Eén van hen had ook de Russische nationaliteit. Het totaal aantal arrestanten staat nu op veertien, inclusief de vier vermoedelijke daders. Die hebben ieder de Tadzjiekse nationaliteit.

De Russische autoriteiten voeren grootschalige ‘anti-migrantenoperaties’ uit. Het doel: ongedocumenteerde migranten opsporen en uitzetten. Russische media melden dat dit feitelijk betekent dat ordehandhavers iedereen met een Aziatisch uiterlijk staande houden ter controle. In gebieden waar veel arbeidsmigranten wonen, zou zelfs van deur tot deur worden gecontroleerd.

Lees ook
Schoten, paniek, zwarte rook: twintig angstaanjagende minuten in Crocus City Hall

Rook stijgt op van de vuurzee in Crocus City Hall op vrijdag.

Als gevolg van discriminatie was het voor mensen met een Aziatisch uiterlijk in Rusland altijd al lastiger om een woning te huren of aan bepaalde banen te komen, maar de aanslag heeft hun toch al precaire positie ernstig verslechterd. „Onze burgers zijn in paniek, velen willen vertrekken”, stelt het Tadzjiekse ministerie van Arbeid, Migratie en Werkgelegenheid tegenover Russische media.

Tadzjieken vormen een van de grootste groepen arbeidsmigranten in Rusland. In 2022 werkten 3,1 miljoen Tadzjieken in Rusland, blijkt uit vorig jaar gepubliceerde cijfers van de Russische Academie voor Nationale Economie en Bestuurskunde. Maar nu gaan er tegen de gebruikelijke trend in meer Tadzjieken terug dan er richting Rusland gaan, aldus het ministerie. Intimidatie wordt genoemd als een van de oorzaken.

„Alle speciale detentiecentra zijn overvol”, stelde een advocaat uit Sint-Petersburg die migranten bijstaat afgelopen week tegenover het Russische onafhankelijke nieuwsmedium in ballingschap Meduza. Een gearresteerde Tadzjiek waarschuwde vanuit een politiebureau: „broeders, wees voorzichtig. Ze voeren invallen uit in burgerkleding. Of je nu een vergunning hebt of niet, het maakt ze niets uit, ze zullen je deporteren”, meldde RFE/RL.

Migrantencertificaat

In de week na de aanslag werden alleen al in Sint-Petersburg meer dan vijfhonderd migranten voor de rechter gesleept. Van hen werden 418 migranten naar detentie verplaatst voor uitzetting. Daar bovenop kregen 48 migranten een boete opgelegd en kregen zij het bevel om Rusland zelf te verlaten. In Moskou werden in de week na de aanslag meer dan elfhonderd dergelijke rechtszaken behandeld, bijna achthonderd leidden tot uitzetting.

De regels voor verblijf in Rusland worden naar verwachting aangescherpt, blijkt uit een wetsvoorstel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De maximale verblijfsduur van één jaar wordt daarin teruggebracht naar 90 dagen. Ook wil Rusland een speciaal migrantencertificaat ontwikkelen, vingerafdrukken gaan afnemen van iedereen die het land binnenkomt, en dit samen met een pasfoto opslaan in een digitaal profiel.

Leden van de Tadzjiekse diaspora wordt aangeraden voorlopig niet ’s avonds over straat te gaan, provocerend gedrag te negeren en grote bijeenkomsten te vermijden

Het meest vergaande voorstel is dat het ministerie af wil van rechtbanken in het uitzettingsproces. In plaats daarvan zouden alle ‘federale uitvoerende organen’ zonder tussenkomst van de rechter mogen besluiten of iemand het land uit moet. Hoe Rusland dit precies in wil richten is nog niet bekend, maar onder die noemer vallen onder meer de ministeries, de Russische Veiligheidsdienst FSB, de inlichtingendienst SVR, de Nationale Garde en het presidentiële kantoor.

Leden van de Tadzjiekse diaspora wordt aangeraden voorlopig niet ’s avonds over straat te gaan, provocerend gedrag te negeren en grote bijeenkomsten te vermijden, aldus het hoofd van een Tadzjiekse diaspora-organisatie, Faroech Mirzojev tegen de Russische zakenkrant RBK. Hij noemt de aanbeveling „preventief” om „moeilijke situaties” te voorkomen. Volgens Mirzojev kan „iedere alledaagse aanvaring nu uitgroeien tot een etnisch conflict”.

IS-K

In afwachting van een proces zitten de vermoedelijke daders Moechammadsobir Sokirtsonovitsj Faizov (19), Sjamsoetdin Fariddoeni (25), Saïdakrami Moerodali Ratsjabalizoda (30) en Dalerdzjon Barotovitsj Mirzojev (32) in hechtenis. Allen zijn tijdens hun arrestatie gemarteld, blijkt uit video’s die zijn uitgelekt.

Deze week werd ook bekend dat een inwoner van de Noord-Kaukasische republiek Tsjetsjenië in detentie om het leven is gekomen in Moskou. Aschab Uspanov werd op de avond van de aanslag bij een bushalte in de buurt van het concertgebouw aangehouden door gemaskerde handhavingstroepen. Toen zijn vrouw twee uur later bij de gevangenis kwam, bleek hij overleden. Volgens het Tsjetsjeense Telegramkanaal 1 ADAT was hij gemarteld.

Lees ook
Terreuraanslag toont blinde vlek van Moskou bij bestrijding jihadisme

Verdachte Saïdakrami Moerodali Ratsjabalizoda zondag in de rechtbank.

Hoewel de aanslag is opgeëist door terreurgroep IS-K, blijft het Kremlin wijzen naar Oekraïne. De aanslag wordt aangegrepen om de binnenlandse steun voor de oorlog tegen Oekraïne te vergroten. Voor Oekraïense betrokkenheid is geen overtuigend bewijs geleverd. Volgens de Verenigde Staten wijst alles op de jihadistische organisatie .

Woensdag werd duidelijk dat Washington gedetailleerde aanwijzingen voor een aanstaande aanval had gedeeld met Moskou. Zelfs Crocus City Hall zou daarin als mogelijk doelwit zijn genoemd. Desondanks werd het complex niet extra beveiligd, en arriveerden hulp- en veiligheidsdiensten pas na het vertrek van de daders.

Armoede

Voorbereidingen voor aanslagen van IS-K zijn al eerder in verband gebracht met inwoners van Tadzjikistan. Dit is mede een gevolg van de verpletterende armoede in het land, en de religieuze repressie. Het gemiddelde loon in Tadzjikistan is omgerekend zo’n 180 euro per maand. Bijna dertig procent van de bevolking leeft volgens de Wereldbank onder de armoedegrens (volgens die instelling een inkomen van omgerekend 4,12 euro per dag).

Lees ook
Met Russisch paspoort en dwang rekruteert Poetin arbeidsmigranten voor het leger

Via grote billboards, zoals deze in Gatchina, probeert het Russische leger nieuwe rekruten te werven.

In 2022 kwam een derde van de arbeidsmigranten in Rusland uit Tadzjikistan, een aantal dat in de buurt komt van één derde van de bevolking van Tadzjikistan. Inkomsten gegenereerd door arbeidsmigranten in Rusland maken zo’n dertig procent uit van het Tadzjiekse BBP.

Het is diezelfde armoede die ervoor zorgt dat Tadzjieken zich bijvoorbeeld aanmelden voor het Russische leger, dat goed betaalt en een Russisch staatsburgerschap in het vooruitzicht stelt. Rusland biedt ondanks alles de aantrekkelijkste voorwaarden voor Tadzjieken die werk zoeken over de grens. Mede om die reden gelooft het Tadzjiekse ministerie van werkgelegenheid dat de uitstroom van zijn burgers tijdelijk zal zijn.


Tusk kan positie versterken bij lokale verkiezingen in Polen

De campagne voor de lokale verkiezingen in Polen van aanstaande zondag verloopt opvallend kalm, zeker vergeleken met de felle en soms meedogenloze politieke strijd tijdens de parlementsverkiezingen van afgelopen oktober. Ook in de maanden na die verkiezingen was het nog lang heel onrustig in Polen. De nieuwe coalitie van Donald Tusk zette meteen een rigoureuze reorganisatie van de publieke omroep in gang – die was onder de vorige regering veranderd in een agressief propagandakanaal. Twee ex-bewindslieden van de tussen 2015 en 2023 regerende conservatief-nationalistische PiS-partij werden wegens machtsmisbruik gearresteerd, terwijl ze zich schuilhielden in het paleis van president Andrzej Duda, een belangrijke bondgenoot van PiS.

Deze keer gaan er géén campagnefilmpjes rond van PiS waarin Tusk, die Duitstalige roots heeft, wordt afgeschilderd als „de Duitser” die Polen uitverkoopt aan de Europese Unie. PiS-leider Kaczynski toert níet door het land om Tusk en zijn rechts-liberale KO-partij af te schilderen als het vleesgeworden kwaad. En ook Tusk zelf is milder in zijn woorden tijdens campagnebijeenkomsten. De haatcampagnes waar de Polen de afgelopen tijd gewend aan waren, lijken pardoes voorbij, in ieder geval eventjes.

Toch staat er bij de lokale verkiezingen veel op het spel. Naast dat er duizenden burgemeesters, raadsleden en provinciebestuurders worden gekozen, zijn ze ook symbolisch van groot belang. Zondag is het eerste meetpunt voor de populariteit van de coalitie-Tusk, die nu zo’n vijf maanden aan de macht is. Tot nu toe voerde zijn kabinet belangrijke hervormingen door. Behalve de publieke tv werd ook de in de afgelopen jaren sterk gepolitiseerde rechtspraak aangepakt. Mede daardoor kwam er alsnog 137 miljard euro aan bevroren EU-gelden beschikbaar. Maar politiek-maatschappelijk gevoelige thema’s, zoals het verbod op abortus, zijn bewust over de lokale verkiezingen van zondag heen getild.

Coalitiepartners

Tusk lijkt zich deze verkiezingen geen zorgen te hoeven maken. Zijn KO-partij is sinds de verkiezingen in de peilingen alleen maar gegroeid én weet sinds kort zelfs meer stemmers achter zich te scharen dan PiS. Dat is voor het eerst in de afgelopen acht jaar.

Lees ook
Na twee maanden is één ding duidelijk in Polen: de regering-Tusk krijgt het niet makkelijk

‘Mars van de duizend toga’s’: in januari 2020 demonstreerden rechters en advocaten uit heel Europa in Warschau tegen de afbraak van de rechtsstaat.

Zijn coalitiepartners maken zich grotere zorgen – Verenigd Links en de boerenpartij Derde Weg. Die laatste werd verrassend groot tijdens de parlementsverkiezingen, maar lijkt nu gebukt te gaan onder de populariteit van Tusks KO. Waar veel kiezers in oktober voor Derde Weg kozen als alternatief tussen PiS en KO, of strategisch op de partij stemden zodat ze de kiesdrempel zouden halen, zakt de partij nu weg in de peilingen. Helemaal sinds de populaire parlementsvoorzitter Szymon Holownia van Derde Weg recentelijk besloot een stemming over nieuwe abortuswetgeving door te schuiven tot na de verkiezingen, zodat het geen thema zou zijn tijdens de lokale verkiezingen. Een strategische fout, zeggen politiek analisten.

Verrassend is bovendien de toon van PiS. In een reclamespotje op televisie spreekt de PiS-kandidaat voor het burgemeesterschap van Warschau, Tobiasz Bochenski, opeens over „gelijke rechten voor vrouwen”. Dat is hét thema waardoor PiS de parlementsverkiezingen verloor: Poolse vrouwen gingen de afgelopen jaren massaal de straat op uit zorg over de verslechtering van hun positie. Overigens lijkt de partij het belang van vrouwenrechten onder kiezers nog steeds niet helemaal te vatten. President Andrzej Duda besloot onlangs nieuwe wetgeving voor vrije toegang tot de morning-afterpil te vetoën, en haalde zich daar veel kritiek mee op de hals.

Diep verdeeld

Ook valt op dat PiS in veel steden en gemeenten niet meedoet onder de eigen naam. Zo staan PiS-politici vaak op lokale partijlijsten of doen ze samen met andere partijen mee onder een andere partijnaam. Het rommelt al maanden binnen PiS, en het gevoel is dat een al te sterke vereenzelviging met de partij stemmen kan kosten. Jaroslaw Kaczynski, al jaren spilfiguur in de partij, gaf voor de parlementsverkiezingen aan in 2025 te stoppen als partijleider, maar trok die belofte na de verkiezingen in. Intern is de partij diep verdeeld over de partijlijn, het leiderschap én de opvolging van de 74-jarige Kaczynski. Bovendien volgen in juni Europese parlementsverkiezingen en drie nederlagen op rij zou voor PiS geen goede generale repetitie zijn voor de Poolse presidentsverkiezingen van 2025.

De Poolse oud-premier Jaroslaw Kaczynski, leider van de PiS-partij, op 15 maart tijdens een hoorzitting van een parlementaire commissie die onderzoek doet naar het gebruik van de spionagesoftware Pegasus tijdens diens bewind om oppositieleden in de gaten te houden.
Foto Wojtek Radwanski / AFP

Tusk lijkt voor deze verkiezingen nauwelijks campagne te hoeven voeren. Hij kan rustig achterover leunen dankzij de vele corruptieschandalen onder het bewind van PiS die het nieuws domineren. Dagelijks verschijnen nieuwe berichten vanuit de media en ministeries waaruit blijkt dat PiS-bewindslieden bevriende mensen op overbetaalde posities plaatsten en tientallen ondoorzichtige stichtingen optuigden. Miljoenen zloty’s aan belastinggeld werden besteed aan subsidies voor deze stichtingen, maar uiteindelijk werd er met het geld niet gedaan waarvoor het was bedoeld. En met elk nieuw schandaal wordt de positie van Tusk alleen maar sterker.

Lees ook
Verzet tegen abortus is een electoraal risico geworden

Projectie op de Eiffeltoren van de tekst „Mijn lichaam, mijn keus”, direct na de stemming in het Franse Congrès maandag.


Militante Italiaanse antifasciste in Hongaarse cel is een politieke splijtzwam voor regering-Meloni

De eerste keer dat Italianen een beeld kregen van hoe hun landgenote in Hongaarse detentie wordt behandeld, was op 29 januari. Ilaria Salis, een 39-jarige lerares uit het Noord-Italiaanse Monza, werd toen de rechtszaal in Boedapest binnengeleid, handen en voeten gebonden, en vastgelegd aan een soort ketting.

De beelden wekten internationaal heel wat verontwaardiging op. Salis is behalve juf ook een antifascistische militante. Ze wordt er in Hongarije van beschuldigd dat ze twee neonazi’s te lijf zou zijn gegaan. In februari vorig jaar was ze naar Boedapest gereisd, waar een meerdaagse internationale bijeenkomst van neonazi’s, skinheads en extreemrechtse hooligans stond gepland. Salis ging er deelnemen aan een antifascistische tegenbetoging.

Op 11 februari 2023 werd ze gearresteerd. Ze ontkent dat ze deelnam aan het belagen van extreemrechtse militanten, maar riskeert in Hongarije inmiddels wel tot 24 jaar cel. Ze wordt vastgehouden in een kleine cel, klaagt over muizen en kakkerlakken in de gevangenis, en mocht bijna zeven maanden lang zelfs niet met haar familie praten.

Haar vader Roberto Salis grijpt in Italië elke kans aan om de regering onder druk te zetten en de publieke opinie te mobiliseren, en schreef onlangs ook een brief aan de Italiaanse president Sergio Mattarella. Die stemde snel in met een telefoongesprek, waarin hij de vader verzekerde van zijn medeleven en steun.

Voor de Italiaanse regering is de zaak-Salis een politieke splijtzwam. Minister van Buitenlandse Zaken Antonio Tajani, van het rechts-liberale Forza Italia, reageerde meteen dat de handboeien en ketting in de rechtszaal hem excessief leken. Maar premier Giorgia Meloni en vicepremier Matteo Salvini, de radicaal-rechtse tenoren van deze regering, beschouwen de Hongaarse eerste minister Viktor Orbán als een politieke bondgenoot. Hongarije, of Orbán bekritiseren, ligt voor hen een stuk gevoeliger.

Stokebrand Salvini

Meloni maakte de Italiaanse media prompt duidelijk dat Italië niet kan en mag ingrijpen in een juridische procedure in een andere EU-lidstaat, maar dat haar regering wel aandringt op een waardige behandeling voor Ilaria Salis en op een eerlijk verloop van haar proces. De Italiaanse premier droeg haar partijgenoten van het uiterst rechtse Broeders van Italië verder op zich te onthouden van kritiek op Salis, gezien de delicate situatie, ook al betreft het een extreemlinkse militant.

Maar Matteo Salvini, een stokebrand ook binnen de regering waar hij zelf deel van uitmaakt, zag zijn kans schoon Meloni voorbij te steken op rechts. Woordelijk viel hij de premier wel bij, maar hij voegde eraan toe dat als Salis schuldig wordt bevonden, ze straks niet opnieuw in Italië voor een klas kan staan. En zijn Lega-partij rakelde op dat Salis in 2017 in Monza een partijstand van de Lega zou hebben aangevallen – een incident, zo reageerde prompt haar advocaat, waarvoor Ilaria Salis in Italië al werd vrijgesproken.

De Italiaanse diplomatieke druk op Hongarije lijkt voorlopig weinig verschil te maken. Op 28 maart is Ilaria Salis opnieuw voor de rechter geleid, en andermaal was de Italiaanse geboeid, en aan een ketting vastgemaakt. Zeven Italiaanse parlementsleden van de oppositie hoorden hoe Salis’ verzoek om in Hongarije onder huisarrest te worden geplaatst, meteen van tafel werd geveegd.

Salis zou nog altijd gevaarlijk zijn, en daarbij oordeelde de rechtbank dat dertien maanden voorarrest niet excessief zijn, gezien de zware beschuldiging. Eerder werden ook al meerdere verzoeken om een huisarrest in Italië verworpen.

De centrumlinkse Democratische Partij, de grootste oppositiepartij in Italië, overwoog de voorbije dagen zelfs intensief om Salis een plek te gunnen op de lijst voor de Europese verkiezingen van begin juni. Als de 39-jarige juf en extreemlinkse militante verkozen zou worden, dan zou ze als Europarlementslid parlementaire onschendbaarheid hebben. Justitie in Hongarije zou dan in principe een verzoek moeten richten tot de voorzitter van het Europees Parlement om haar verder te vervolgen.

Maar na dagen van felle speculatie over een Europese kandidatuur sloot partijvoorzitter Elly Schlein, die vader Salis erover sprak, woensdag die mogelijkheid dan toch uit. Schlein wilde „zo’n delicate kwestie” buiten de lijstvorming houden, klonk het. In werkelijkheid was niet iedereen binnen haar linkse partij het over een kandidatuur eens, en ook Ilaria Salis’ vader had twijfels. De volgende zittingsdag van het proces is op 24 mei.


Bergstadje Corte is het ‘laatste bastion’ van het bedreigde Corsicaans

Tijdens de taalles van Petru Antone Filippi (30) waan je je bijna in Italië. De leraar – een man met gitzwart haar en twinkelende ogen – gebruikt zinnetjes als va bene (het is goed, oké). Als hij zijn woorden kracht wil bijzetten drukt hij zijn duim tegen zijn wijs- en middelvinger, terwijl zijn handpalm naar boven gekeerd is. En als hij tot tien telt, klinkt het bijna Italiaans.

Bijna. Want Filippi geeft deze zachte vrijdagavond in maart geen Italiaanse, maar Corsicaanse les. Dat doet hij in een zaaltje van talenschool Praticalingua in het centrum van Corte, een Corsicaans universiteitsstadje met zo’n 7.500 inwoners midden op het bergachtige eiland. Achter nephouten tafels zitten vier vrouwen en één man – er zijn vanavond vier leerlingen afwezig – van 23 tot 62 jaar oud, die ijverig meepennen tijdens de les.

De 44-jarige Céline Pierrini volgt de lessen om haar cultuur opnieuw te ontdekken, vertelt ze na de les. „Ik heb Corsicaanse ouders maar ben opgegroeid in Parijs. Nu ik ben teruggekeerd – ik woon sinds kort in een dorpje net buiten Corte – en de taal weer leer voelt het alsof ik weer compleet begin te raken.” Terwijl ze spreekt maakt ze een handgebaar naar haar hart. „Er hangt voor veel mensen een affectief, emotioneel gewicht rond deze taal”, zegt docent Filippi. „Omdat er een besef is dat we haar zouden kunnen verliezen.”

Lees ook
Corsica pakt zó de wapens weer op. ‘Door dit menselijke drama zijn we op een kantelpunt beland’

Een mars, graffiti en kaarsen herinneren aan de in de gevangenis vermoorde Corsicaanse militant Yvan Colonna.

Bedreigde taal

Want het Corsicaans wordt bedreigd. Waar de taal tot diep in de negentiende eeuw de voertaal was voor alle Corsicanen, gebruikt volgens officiële cijfers momenteel nog 39,1 procent van de volwassen eilandbewoners de taal actief. Het is een onderwerp dat weer hoog op de politieke agenda staat nu de regionale regering van Corsica gesprekken voert met de Franse regering over de mogelijke uitbreiding van de autonomie van het eiland. Die werden in 2022 door president Emmanuel Macron geopend om de gemoederen te bedaren na de dood van een Corsicaanse nationalist Yvan Colonna – hij werd vermoord in een Franse gevangenis.

Een van de wensen van de Corsicanen is het verkrijgen van een officiële status voor hun taal. Een zogenoemde co-officialité moet het uitsterven van het Corsicaans voorkomen en eraan bijdragen dat het weer een „gebruikerstaal” wordt op het eiland. Ook hopen de Corsicanen hiermee in bredere zin hun cultuur te beschermen. Want zoals in graffiti te lezen is op de muren van Corte: morta a lingue, mortu u populu. Als de taal dood is, is het volk dood.

taalkundigeStella Retali-Medori De taal heeft geen geschreven traditie, dat zorgt voor onzekerheid bij sprekers

De afname van het gebruik van Corsicaans begon vanaf het moment dat Frankrijk Corsica in 1768 kocht van de toenmalige republiek Genua – nadat het strategisch gelegen eiland eeuwenlang een speelbal was geweest van Europese grootmachten. „Vanaf halverwege de negentiende eeuw zien we het gebruik echt achteruit gaan”, zegt taalkundige Stella Retali-Medori in haar werkkamer van de Universiteit van Corte – aan de muur hangt een informatieposter over de Corsicaanse namen van druivensoorten. „In eerste instantie omdat adellijke, Corsicaanse families hun kinderen Frans gingen leren omdat Corsicaans als tweederangs werd gezien. En vervolgens omdat kinderen vanaf eind 19de eeuw massaal naar [Franstalige] school gingen vanwege de leerplicht.”

Aanvankelijk bleven families thuis Corsicaans praten, waardoor de taal van ouder op kind werd overgedragen. Maar die intergenerationele overdracht is verstoord, zegt Retali-Medori. „Het beeld was ontstaan dat het niet goed was om Corsicaans te praten en veel mensen die nu grootouders zijn, zagen geen belang in het tweetalig opvoeden van hun kinderen.” Sinds 1974 mag op scholen wel in het Corsicaans lesgegeven worden (mits het onderwijs ook in het Frans beschikbaar is). „Hierdoor leren kinderen weer institutioneel Corsicaans, maar ze kennen niet meer de alledaagse woorden voor planten, dieren en dingen uit de stedelijke omgeving.”

Wat meespeelt, is dat mannen meer Corsicaans zijn blijven spreken dan vrouwen. Retali-Medori: „we zien dat mannen flexibeler zijn in hun taalkundige praktijk. Dat betekent dat ze in hun dagelijkse leven Corsicaans zijn blijven praten, terwijl ze bijvoorbeeld wel Frans gingen schrijven. Terwijl vrouwen als zij Frans leren, zich vaker volledig daarop richten.” Dit heeft bijgedragen aan de afbreuk van de intergenerationele overdracht, zegt de onderzoekster: „vrouwen zijn daarvoor enorm belangrijk – we spreken niet voor niets van een moedertaal.”

Lees ook
Eén E is in Frankrijk genoeg voor ophef: feminiseren van de taal leidt tot felle kritiek

De gemeente Pantin in het departement Seine-Saint-Denis zal gedurende een jaar Pantine heten, in een symbolische identiteitsverandering die bedoeld is om de inzet van de stad voor gelijkheid van vrouwen en mannen te promoten.

Te zien in Corte

Volgens docent Filippi is Corte „het laatste bastion van de Corsicaanse taal”, vertelt hij onder het systeemplafond van Praticalingua. „De taal zit in het DNA van deze stad. We zitten in het centrum van het eiland, we hebben anders dan bijvoorbeeld Ajaccio (de hoofdstad waar de politieke macht zetelt, red.) minder druk om te verfransen en we hebben de enige universiteit van het eiland, die altijd pro-talen is geweest.” De taal is er in de publieke ruimte ook zeer aanwezig. In bars worden Corsicaanse liederen gezongen, op de vele terrassen wordt Frans met Corsicaanse woorden vermengd. Op de muren van het stadje zijn allerhande Corsicaanse teksten gespoten.

Maar ook hier zijn de generatie- en man-vrouw-verschillen terug te zien. Zo vertellen twee vrienden van rond de vijftig op een terras dat ze onderling Frans en Corsicaans afwisselen. Hun kinderen gaan naar een tweetalige school, maar ze zien dat het Frans de overhand krijgt. „Veel van hun klasgenoten spreken thuis geen Corsicaans”, verklaart één van hen. Een 18-jarige letterenstudente vertelt bij de uitloop van een college dat bij haar thuis alleen haar vader Corsicaans spreekt, en dat het op haar middelbare school op een gegeven moment „niet cool” meer was voor meiden om Corsicaans te spreken – waarna ook zij het liet versloffen. Nu studeert ze Engels en Spaans („daar heb je meer aan”). Een 11-jarige scholier zegt dat in haar familie alleen haar grootouders Corsicaans spreken. Zelf gebruikt ze enkel korte woordjes als basta.

Céline Pierrini vertelt tijdens de Corsicaanse les dat ze de taal van haar voorouders niet dúrft te spreken – ook al is haar niveau best goed, blijkt tijdens de les waar ze foutloze Corsicaanse zinnen aaneenrijgt. „Ik ben te bang om fouten te maken”, zegt ze beschaamd. „Ik heb neven en nichten die me met hun blikken neerschieten als je een fout maakt, dus houd ik mijn mond maar.” Deze angst is een veelvoorkomende belemmering, zegt onderzoekster Retali-Medori. „Het Corsicaans heeft geen geschreven traditie, waardoor er geen linguïstische referentiepunten zijn. Dat zorgt voor onzekerheid bij sprekers, wat ertoe leidt dat ze de taal dan maar helemaal niet spreken.”

Taalpromotie

Om de achteruitgang van het Corsicaans een halt toe te roepen, zetten de Corsicaanse autoriteiten sinds de jaren negentig steeds meer in op het beschermen van de taal. Dat gebeurt met de gesubsidieerde taallessen van Praticalingua in Corte en enkele andere Corsicaanse plaatsen, door het in twee talen aanbieden van overheidsinformatie (wie Corsica heeft bezocht kent de plaatsnaambordjes in twee talen). Ook worden officiële documenten zoals processen-verbaal vertaald en is er een vereniging die films en kinderprogramma’s in het Corsicaans nasynchroniseert. „Als je de Corsicaanse taal noemt in een subsidieaanvraag, is de kans een stuk groter dat je die wordt gehonoreerd”, zegt Retali-Medori.

En er zijn dus gesprekken over het verkrijgen van een officiële status voor het Corsicaans. Maar Retali-Medori betwijfelt dat dit veel zou veranderen. „Het verkrijgen van een officiële status is belangrijk, maar het is geen toverformule voor het redden van een taal.” Ook docent Filippi is niet overtuigd: „het Iers is ook een officiële taal, maar wordt nog steeds met uitsterven bedreigd”. En sowieso is het maar zeer de vraag hoe realistisch het is dat het Corsicaans een officiële status krijgt: president Macron heeft al gezegd dat hij tegen het officieel vastleggen van de taal is.

Dit komt omdat er in het gecentraliseerde Frankrijk geen ruimte is voor een tweede taal, zegt de in regiorecht gespecialiseerde jurist Géraldine Chavrier, verbonden aan de Universiteit Sorbonne. „Onder de huidige grondwet is het totaal ondenkbaar dat het Corsicaans een officiële status krijgt”, zegt ze telefonisch, wijzend op artikel 2 dat vaststelt dat „de taal van de Republiek het Frans is”. „We zijn geobsedeerd met de eenheid van onze taal, wat in verband wordt gebracht met de eenheid van ons volk.” Frankrijk heeft niet voor niets eeuwenlang geprobeerd regiotalen uit te roeien, benadrukt Chavrier. „Het idee was lang dat het bestaan van talen als het Bretons en het Corsicaans bedreigend was voor de eenheid van het Franse volk.”

Doorbraak in de gesprekken

Sinds de jaren zeventig is daar enige verandering in gekomen. Belangrijke stappen waren het schrappen van het verbod op het onderwijzen van regiotalen in 1974 en de decentralisatiehervorming die oud-president Jacques Chirac in 2003 doorvoerde waarna lokale overheden meer verantwoordelijkheden kregen. „Maar we blijven een jacobijns land”, zegt Chavrier. „Nog altijd is het in Bretagne bijvoorbeeld verboden om bepaalde accenten te plaatsen op plaatsnamen op verkeersborden en bij namen in geboorteverklaringen omdat die niet in het Frans bestaan.”

Op de middelbare school was het „niet cool” meer om Corsicaans te spreken

Het is dus maar de vraag hoever Macron zal willen gaan – zowel wat betreft de taal als de bredere discussie over autonomie. Drie weken geleden werd bekend dat de Corsicaanse regering en ‘Parijs’ tot een akkoord zijn gekomen over een grondwetswijziging waarmee „een autonome status voor Corsica binnen de Republiek” erkend zou worden, afgelopen woensdag stemde het Corsicaanse parlement daarmee in. Hiermee zou het eiland beter in staat gesteld moeten worden om binnen wetgeving „rekening te houden met zijn eigen belangen, die verband houden met zijn mediterrane insulaire karakter, met zijn historische, taalkundige en culturele gemeenschap”.

Wat dit precies inhoudt, moet de komende maanden uitonderhandeld worden. „Het kan zijn dat Corsica straks echte regelgevende macht krijgt, waarmee het eiland in staat zou zijn politieke besluiten aan te passen aan de lokale situatie”, zegt Chavrier. „Maar, Corsica heeft sinds de gewelddadige jaren zeventig [toen Corsicaanse nationalisten talloze aanslagen pleegden gericht op alles wat met de Franse staat te maken had] in stapjes steeds extra bevoegdheden gekregen, waarvan in praktijk soms maar weinig overbleef.” Zo mag Corsica sinds 2002 voorstellen voor lokale aanpassingen van wetten doen, maar heeft de staat deze nog nooit ingewilligd. Waardoor het wantrouwen tegenover ‘Parijs’ alleen maar wordt gevoed.

Onderzoekster Retali-Medori volgt de gesprekken over autonomie met een half oor. Zij ziet het in elk geval als iets positiefs dat er meer aandacht is gekomen voor het Corsicaans. „Er is meer representatie en dat kan mentale en politieke sloten openbreken”, zegt zij. Zelf werkt ze aan ‘taalatlassen’ waarin de verschillende varianten van het Corsicaans worden vastgelegd. „Voor het redden van een taal is het belangrijk om die te formaliseren, vast te leggen, te beschrijven. Het is niet voor niets dat alle talen in Europa en wereldwijd met enige zwaarte zijn geïnstitutionaliseerd.”

Filippi heeft goede hoop. „Ik hoor jonge kinderen weer Corsicaans spreken doordat er meer tweetalige scholen zijn. Ik merk dat ouderen met minder schaamte Corsicaans spreken.Ouders geven hun kinderen weer Corsicaanse namen – terwijl men daar in mijn jeugd nog schande van sprak”, zegt Filippi, wiens voornaam Petru ook Corsicaans is. Céline Pierrini hoopt binnen afzienbare tijd met haar vader Corsicaans te kunnen praten. „Hij weet dat ik deze lessen volg en vraagt me er vaak naar. Maar ik ben een perfectionist en ik durf het buiten de muren van dit lokaal voorlopig nog niet aan.”


Taxichauffeur Mostafa Salhane werd gegijzeld door een terrorist en zoekt nu erkenning en veiligheid

Mostafa Salhane (53) registreert alles. Als tijdens een wandeling over het Parijse Île de la Cité een jongen langsrent, kijkt hij op. Als een van de vele aanwezige politiewagens zijn sirenes aanzet, spitst hij zijn oren. Als hij de verslaggever alleen nog maar in de ogen heeft aangekeken, weet hij al dat ze een armband en witte sneakers draagt. „Ik ben altijd in een staat van hyperalertheid”, verklaart Salhane – een brede man met sprekende, bruine ogen. „Ik scan continu mijn omgeving, bekijk alle mensen, probeer in te schatten welke gevaren er zijn.”

Risico-inschatting zit in de Marokkaans-Franse Salhane: hij heeft een zwarte band in karate en werkte jarenlang in de beveiliging. Maar sinds december 2018 staat zijn alertheidsmodus ieder wakker moment aan. In de nacht neemt zijn herdershond Sayko die altijd naast hem slaapt de taak over. „Ik ben ervan doordrongen dat ik zo weer betrokken kan raken bij een terreuraanslag.”

Lees ook
Fransen nemen regels voor lief na aanslagen

Franse soldaten patrouilleren op het Place du Trocadero in Parijs, als onderdeel van het antiterreurplan Vigipirate.

Gegijzeld in eigen taxi

Weer, net als op 11 december 2018. Toen vermoordde Islamitische Staat-sympathisant Chérif Chekatt vijf mensen op een kerstmarkt in Straatsburg, de stad waar Salhane destijds werkte als taxichauffeur en vlakbij woont. Meteen na de aanslag sprong de terrorist bij Salhane op de achterbank, vanwaar hij hem onder schot hield en dwong hem te vervoeren naar het politiebureau, waar hij zijn moordtocht wilde voortzetten.

In het boek 15 minutes pour sauver ma vie (15 minuten om mijn leven te redden) beschrijft Salhane hoe hij de terrorist in het Arabisch naar de mond praat terwijl hij een oplossing zoekt om zichzelf en andere potentiële slachtoffers te redden. Na ruim tien minuten rijden biedt Salhane aan Chekatts wonden te verzorgen – hij was bij de aanslag in zijn schouder en kuit geschoten. Als ze bij de kofferbak staan, weet Salhane achter het stuur te springen en te ontkomen, waarna hij naar de politie rijdt om te vertellen waar de terrorist zich bevindt. Chekatt wordt dankzij Salhane die avond geïdentificeerd; twee dagen later wordt hij gevonden en doodgeschoten.

Vijf jaar later is Salhane op het Parijse Île de la Cité om de rechtszaak tegen vier vermeende handlangers van Chekatt te volgen, die net als andere terrorismezaken plaatsvindt in het zwaarbeveiligde Paleis van Justitie. Deze donderdag wordt de uitspraak verwacht. Als een van de belangrijkste getuigen heeft hij zijn relaas in de rechtbank verteld. „Het delen van mijn verhaal in de rechtszaak en in mijn boek is pijnlijk, maar het is ook een soort van therapie”, zegt Salhane. „Ik voel me erkend in wat er gebeurd is. En die erkenning heb ik nodig om mezelf weer bij elkaar te rapen.”

Want Salhane „verloor alles” door de aanslag. Hij lijdt aan PTSS en depressies, stopte als taxichauffeur en zijn bedrijf in kruiden ging failliet. Vanwege zijn gedaalde inkomen moest zijn familie hun huis met zwembad inruilen voor een kleinere woning. „Ik spendeer mijn dagen nu meestal alleen, vaak in joggingbroek”, zegt Salhane, die er deze dinsdag wel onberispelijk uitziet. „Zo kan ik niet voor altijd leven.”

‘Niet gezien’

Bij zijn zoektocht naar erkenning speelt mee dat Salhane vindt dat zijn daden in 2018 niet op waarde worden geschat door de autoriteiten. Dat begon toen hij na urenlange verhoren in zijn eigen, met bloed besmeurde taxi naar huis werd gestuurd met de boodschap: „We bellen u als we nog wat nodig hebben”. Het verergerde toen hij twee dagen later opnieuw aan felle verhoren werd onderworpen, in dezelfde gang als de moeder van de terrorist. „Ik leek eerder behandeld te worden als verdachte dan als getuige of slachtoffer.”

En het kwam tot een symbolisch dieptepunt toen hij anders dan andere betrokkenen geen légion d’honneur kreeg, de hoogste onderscheiding voor mensen die een buitengewone dienst hebben bewezen aan Frankrijk. Salhane kreeg enkel een bronzen ‘binnenlandse veiligheidsmedaille’. „Dat voelde als een groot onrecht, voor de hele familie. Mijn vrouw zei: gooi dat ding maar weg.” Naar de reden kan Salhane alleen gissen. „Misschien is het makkelijker om te zeggen dat een politieagent in functie een held is, dan een Arabier en moslim – net zoals de terrorist.”

Lees ook
Salah Abdeslam wil vergiffenis, maar ook applaus

Hoofdverdachte Salah Abdeslam, vorige week. „Ik wil voor altijd worden vergeten.”

‘Dreiging niet verdwenen’

Het gaat Salhane niet alleen om hemzelf. Ook wil hij bewustwording creëren om herhaling te voorkomen. Met dezelfde gedachte richtte hij in 2020 slachtoffersvereniging AVA op en geeft hij onder meer voorlichting op scholen. „Terrorismeslachtoffers zijn altijd bang voor herhaling”, zegt Salhane. „Maar ik zie ook dat de dreiging niet is verdwenen. Kijk naar Rusland, een wereldmacht die in zijn hart is geraakt”, zegt hij doelend op de door IS opgeëiste aanslag van nog geen twee weken geleden. Na deze aanslag verhoogde Frankrijk zijn dreigingsniveau voor aanslagen, te zien aan de zwaarbewapende militairen die weer in groten getale patrouilleren in Franse steden – ook tijdens het interview met Salhane komen ze voorbij.

„Ik voel me hier niet meer veilig”, zegt Salhane op een met politiebusjes gevuld plein. Daarom gaat hij sinds de aanslag geregeld naar Marokko, waar hij de eerste tien jaar van zijn leven woonde. „In Frankrijk heb ik continu een gevoel van dégout, van walging. Ik kan niet genieten van aanrakingen, ik kan niet genieten van de smaken van eten. Alleen in Marokko kan ik opladen, daar kan ik weer smaken proeven.” Soms droomt hij erover om te verhuizen naar zijn geboorteland. „Maar mijn hele familie is in Frankrijk. Dit is mijn land.”


Iran wil dood van officieren wreken

Iran heeft dinsdag wraak gezworen tegen Israël na een bombardement op de Iraanse diplomatieke vertegenwoordiging in de Syrische hoofdstad Damascus, waarbij twee Iraanse generaals en vijf officieren werden gedood. Hoewel Israël dit niet heeft bevestigd, wordt er algemeen van uitgegaan dat Israël verantwoordelijk was voor de aanval. Israël heeft de laatste jaren tientallen luchtaanvallen uitgevoerd op Iraanse doelen in Syrië. Meestal onthoudt het zich vervolgens van commentaar.

Iran beschouwt de aanval maandag op het Iraanse consulaat in Damascus als een „schending van internationale conventies”. Hossein Amir-Abdollahian, Irans minister van Buitenlandse Zaken, acht Israël verantwoordelijk voor de luchtaanval en roept de internationale gemeenschap op met een „serieuze reactie” te komen.

Irans opperste leider, ayatollah Ali Khamenei, liet zich evenmin onbetuigd. „We zullen ervoor zorgen dat ze deze misdaad en soortgelijke daden berouwen”, verklaarde hij.

Het consulaat, een bijgebouw van de Iraanse ambassade, is volgens Syrische en Iraanse media grotendeels verwoest. Bij de luchtaanval zouden in totaal acht doden zijn gevallen, onder wie Mohammad Reza Zahedi, een kopstuk van de Iraanse Revolutionaire Garde.

Hoewel de Gaza-oorlog tussen Israël en Hamas het laatste half jaar ook heeft geleid tot verhoogde spanningen tussen Israël en Iran en zijn bondgenoten, wekte Iran tot nu toe de indruk niet direct betrokken te willen worden bij een escalatie van de vijandelijkheden. De aanval in Damascus kan daarin verandering brengen.

Een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken zegt dat Teheran het recht heeft om met een tegenreactie te komen. De Iraanse regering zou nog een besluit moeten nemen over wat die reactie zou gaan zijn. Israël heeft, zoals gebruikelijk, niet gereageerd op de beschuldigingen uit Iran. Maar een hoge Israëlische functionaris, die anoniem wilde blijven, vertrouwde het persbureau Reuters toe dat de aanval was gericht op mensen die betrokken waren geweest bij acties tegen Israël en de Verenigde Staten. Ze zouden bovendien nieuwe acties beraamd hebben.

Rusland noemde de aanval van maandag „onaanvaardbaar” en zegt eveneens dat Israël verantwoordelijk is. Het Kremlin roept Israël op om te stoppen met het uitvoeren van aanvallen op Syrisch grondgebied. Rusland is net als Iran een bondgenoot van de Syrische president Bashar al Assad. Beide landen hielden Assad enkele jaren geleden in het zadel toen diens regime wankelde in de strijd met islamitische rebellen.


Goudzoekers, ziektes en Saharazand zorgen voor een bittere smaak in de Ghanese cacao-industrie

In Samreboi, een plaatsje in het westen van Ghana, was drie jaar geleden nog 38.000 hectare grond beplant met cacaobomen. Nu is daar slechts 15 hectare van over. Meermaals probeerden illegale goudzoekers ook cacaoboer Janet Gyamfi (52) zo ver te krijgen haar plantage te verkopen. Ze weigerde, maar afgelopen zomer werd haar plantage haar alsnog ontnomen.

Gewapende mannen hielden haar tegen terwijl haar cacaobomen met bulldozers uit de grond getrokken werden, vertelt ze aan persbureau Reuters. Na zes maanden waren het goud en de goudzoekers verdwenen. Van Gyamfi’s plantage resteert nu alleen nog onbruikbaar land vervuild met giftige chemicaliën.  

Niet elke overname door illegale goudzoekers verloopt zo gewelddadig. Sommige boeren staan welwillend tegenover het idee om hun plantage te verkopen. Door teruglopende oogsten verdienen ze namelijk niet genoeg meer om te kunnen blijven investeren in hun bedrijf.

Jonge mannen zoeken naar goud op een verwoeste cacaoplantage in Samreboi in West-Ghana.
Foto Francis Kokoroko / Reuters

De Ghanese cacaoboer Janet Gyamfi (52) is in tranen bij het aanschouwen van haar verwoeste plantage. Slechts een paar bomen staan nog overeind. „Deze boerderij was mijn enige inkomstenbron.”
Foto Francis Kokoroko / Reuters
Brandstof voor kleinschalige illegale mijnen wordt in de buurt van verwoeste plantages opgeslagen.
Foto Francis Kokoroko / Reuters

Plantenziektes

Driekwart van de wereldwijde cacaoproductie komt uit Ghana, Ivoorkust, Nigeria en Kameroen. Maar plantenziektes vormen een grote bedreiging. Volgens de Ghanese toezichthouder Cocobod is naar schatting ruim 40 procent van de cacaoplanten in het land geïnfecteerd met het ‘swollen shoot virus’. Daardoor neemt eerst de opbrengst van de bomen af tot ze uiteindelijk sterven. Wanneer een plantage met het virus geïnfecteerd raakt, moeten alle bomen verwijderd worden en de grond behandeld worden tot er herplant kan worden.

Pogingen om plantages te herstellen verlopen trager dan de ziekte zich verspreidt. Bovendien worden herstelde plantages soms weer door goudzoekers veroverd, zegt Cocobod.

Klimaatverandering zorgt ervoor dat er in West-Afrika meer periodes van intense regenval komen, afgewisseld met langere periodes van droogte. Dit seizoen werd het zonlicht ook nog eens geblokkeerd door de harmattan, een stoffige wind die veel Saharazand meevoert. „De harmattan was erg streng tijdens de periode waarin de vruchten zich moesten ontwikkelen”, zegt een woordvoerder van Cocobod tegen persbureau AP.

De problemen in West-Afrika maken het aantrekkelijk voor boeren in andere geschikte klimaten, zoals Latijns-Amerika, om cacao te gaan verbouwen. Marktkenners verwachten dat Ecuador in 2027 Ghana zal passeren als tweede cacaoproducent.

Veldwerkers zoeken cacaobomen die besmet zijn met het swollen foot virus.
Foto Francis Kokoroko / Reuters
Een veldwerker identificeert besmette cacaobomen.
Foto Francis Kokoroko / Reuters

Torenhoge prijzen

De productieproblemen zorgen ervoor dat de prijs van cacaobonen tot recordhoogten is gestegen. Een ton cacao kost inmiddels meer dan tienduizend dollar. Voor boeren compenseren die prijsstijgingen de fors lagere bonenopbrengst echter niet voldoende.

Ook voor West-Afrikaanse cacaofabrieken zijn de bonen inmiddels te duur. Vorige maand stopten enkele grote verwerkers al met het inkopen van bonen. De fabrieken maken cacaoboter en -poeder van de bonen, waar voedingsreuzen als Nestlé en Mars weer chocolade van maken.

In de supermarkt zijn de prijsstijgingen ook voor consumenten zichtbaar. Paaseieren waren dit jaar circa tien procent duurder dan een jaar geleden. Voor de chocoladeletters eind dit jaar worden nog forsere stijgingen verwacht. Fabrikanten zoeken naar manieren om de kosten omlaag te brengen. Bijvoorbeeld door minder chocolade in producten te verwerken: meer mueslirepen in uitdeelzakken in plaats van chocoladerepen.

Eind dit jaar treden Europese regels in werking die ontbossing tegen moeten gaan. Vanaf dan mogen alleen cacaoproducten waarvoor geen land is ontbost in de Europese Unie verkocht worden. Fabrikanten moeten daarvoor de herkomst van cacao kunnen traceren. De kosten daarvoor komen echter bij de productieketen te liggen, wat ertoe kan leiden dat boeren nog minder voor hun bonen krijgen.

Bomen op een cacaoplantage in het oostelijke plaatsje Osino in Ghana.
Foto Francis Kokoroko / Reuters
Een cacaovrucht groeit aan een boom in Osino. In de peul van een vrucht zitten rond de vijftig bonen.
Foto Francis Kokoroko / Reuters

Wanneer ze rijp zijn, worden de cacaovruchten van de bomen geplukt. Per boom kunnen jaarlijks maar enkele tientallen vruchten geoogst worden.
Foto Francis Kokoroko / Reuters

De bonen worden, nadat ze uit de vruchten zijn gehaald, in de zon gedroogd.
Foto Francis Kokoroko / Reuters
De bonen kunnen zo gegeten worden. Door de bonen te persen kunnen cacaoboter en cacaopoeder van elkaar gescheiden worden.
Foto Francis Kokoroko / Reuters

Op deze luchtfoto is de verwoesting van plantages in het Oost-Ghanese Kwabeng te zien. Ghana en buurland Ivoorkust waren lange tijd de onbetwiste cacaokampioenen die meer dan 60 procent van de wereldwijde productie voor hun rekening namen.
Foto Francis Kokoroko / Reuters
Op deze luchtfoto is de verwoesting van plantages in het Oost-Ghanese Kwabeng te zien. Ghana en buurland Ivoorkust waren lange tijd de onbetwiste cacaokampioenen die meer dan 60 procent van de wereldwijde productie voor hun rekening namen.
Foto Francis Kokoroko / Reuters


‘De corruptie in Malta is overal. En vrijwel niemand doet nog onderzoek’

Gewoon Daphne. In Malta was ze zó bekend, dat iedereen aan haar voornaam al genoeg had om te weten over wie men het had. Daphne Caruana Galizia was een pionier. Ze was in de jaren tachtig de eerste vrouwelijke journalist in de kleine mediawereld op Malta. De enige ook die later in haar columns en op haar blog met bijtende ironie de wijdverbreide corruptie op het eiland zou aanklagen. „Mama was erg grappig. Ze schreef op een onderhoudende manier over corruptie, en ook daarom lazen zoveel Maltezen haar stukken”, zegt haar zoon Matthew (38), informeel in een t-shirt en casual broek, met stoppelbaard en licht versleten bruine schoenen.

Zeven jaar na zijn moeders dood vecht hij, samen met zijn broers Andrew en Paul, die onlangs een boek publiceerde, en hun vader Peter, nog altijd voor gerechtigheid voor de moord op Daphne. Op 16 oktober 2017 kwam ze om het leven door een autobom, dicht bij haar huis. Matthew was die noodlottige middag thuis bij zijn moeder en had net met haar gewerkt. Als software-ingenieur werkte hij voor het Internationale Consortium voor Onderzoeksjournalisten (ICIJ), het platform dat onder honderden journalisten grote hoeveelheden gelekte data over belastingontduiking had verspreid, eerst voor het mega-onderzoek Panama Papers, later ook voor de Paradise Papers.

Matthew hoorde de knal en wist meteen dat het een autobom was. Dat moment beschrijven blijft moeilijk. „Die dag pakten ze mij niet alleen mijn moeder af, maar ook mijn land”, zegt hij tijdens een gesprek in de marge van het journalistiek festival Voices, in een voormalig treinstation in Florence.

Column

Zijn moeder had machtige vijanden gemaakt. „Toen mijn moeder werd vermoord, liepen er meer dan veertig aanklachten tegen haar wegens laster en smaad, vijf strafrechtelijke vervolgingen en een onderzoek door de fiscus. Haar bankrekeningen waren bevroren én ze probeerden haar magazine over eten te laten sluiten.”

Lees ook
deze recensie van het boek van Paul Caruana Galizia, de broer van Matthew

Daphne Caruana Galizia en haar zoons Paul, Andrew and Matthew in Lissabon in 1989.

Dat magazine, dat het belangrijkste deel van haar inkomsten verschafte, werd bij The Malta Independent gevoegd, de krant die ook tweemaal per week haar columns publiceerde, vertelt haar zoon. Tot een groep zakenlui die dicht stond bij de Maltese premier Joseph Muscat, de krant probeerde te kopen, in een poging zijn moeders column op te heffen. En tot de stafchef van de premier ook nog een concurrerend blad over voeding oprichtte om Daphnes magazine uit de markt te prijzen.

Op de koop toe werd Daphne van haar omgeving geïsoleerd. „Toen Muscat net premier was geworden, werden verschillende vrienden van haar benaderd met een dik betaald aanbod van de regering, en de meerderheid aanvaardde het. Een vriend van mijn moeder zei haar dat ze de vraag hadden gekregen om samen de communicatie van Muscats regering te verzorgen. ‘Jij maakt een grapje zeker’, grinnikte mijn moeder, maar die vriend had de baan al aanvaard.” Ze hield slechts een paar échte vrienden over, zegt Matthew, nadat ze zwaar teleurgesteld was geraakt over alle anderen die poen verkozen boven vriendschap.

Al ging de intimidatie zeer ver, toch had niemand, volgens Matthew ook zijn moeder niet, durven bevroeden dat het zou eindigen met een autobom. „En zelfs toen hield het niet op. We hadden mama nog niet eens begraven toen bleek dat wij in de rechtbank werden verwacht. De rechtszaken werden voortgezet tegen haar nabestaanden. Wij hadden alle aanklachten meegeërfd.”

Twee uitvoerders van de moord kregen elk veertig jaar cel, hun handlanger werd veroordeeld tot vijftien jaar, nadat hij had meegewerkt met justitie. Nadat de achtergronden van het onderzoek naar buiten kwamen, trad Muscat begin 2020 af als premier. Zijn stafchef Keith Schembri en twee ministers waren al eerder opgestapt.

Schembri was een goede bekende van zakenman Yorgen Fenech, die ervan verdacht wordt de opdrachtgever van de moord te zijn. Fenech zit in voorarrest, maar de familie Caruana Galizia tast in het duister over wanneer de strafzaak tegen hem eindelijk begint. „Dat is zeer frustrerend”, zegt Matthew. „We willen niet alleen eindelijk gerechtigheid voor onze moeder, maar ook dat er uit haar corruptie-onderzoeken rechtszaken vloeien.”

Straffeloosheid

Het systeem van georganiseerde misdaad op Malta omschrijft hij als de kar die achter het paard wordt gehangen. „Georganiseerde criminele groeperingen zullen samenklitten rond bepaalde families of bedrijven. Zij zijn de kar, en de politicus is het paard. Wint het paard de verkiezingsrace, dan is het bingo: dan staat die politicus bij de lui achter zich in het krijt, die dan openbare contracten krijgen toegewezen, en ga zo maar voort.”

Matthew Caruana Galizia op een conferentie over persvrijheid in Londen in 2019.
Foto Leon Neal/Getty

Een gebrek aan transparantie over politieke financiering en aan regels rond lobbyen werken volgens Matthew Caruana Galizia dit corrupte systeem verder in de hand. In 2021 concludeerde een onderzoekscommissie in Malta dat de staat een sfeer van straffeloosheid had gecreëerd en hierdoor de verantwoordelijkheid moest dragen voor de moord op Daphne.

Sinds de dood van zijn moeder is Malta er nog slechter aan toe, denkt Matthew: „Er ontstond een vacuüm. Nu onderzoekt vrijwel niemand nog de misstanden op Malta, waar de corruptie is doorgedrongen in alle sectoren.”

Postuum is wél Daphnes isolement doorbroken. Haar familie richtte een stichting op die strijdt voor gerechtigheid voor Daphne, maar die ook gratis juridische bijstand biedt aan rechteloze migranten op Malta, die onder meer op gevaarlijke bouwplaatsen worden uitgebuit. De stichting vormt daarnaast een hecht netwerk met persverenigingen in de rest van Europa. „Want ook elders staat de mediavrijheid onder druk. Net als mijn moeder zien wij de journalistiek als het laatste baken dat overeind blijft in een democratie als de rest, van de rechterlijke macht tot de regering, faalt.”


Europees geld raakt in Tunesië uit zicht

Geen geld naar dictators. Dit was onlangs de teneur van een debat in het Europees Parlement over 150 miljoen euro begrotingssteun die de Europese Commissie begin maart naar de Tunesische autoriteiten heeft overgemaakt. Die betaling vloeide voort uit de vorige zomer beklonken ‘Tunesië-deal’, waarmee de EU-leiders vooral de migratiestroom uit Tunesië willen beperken. Het Europarlement nam een motie tegen de deal met ruime meerderheid aan.

In het debat kwamen de mensenrechtenschendingen door het regime van de Tunesische president Kais Saied uitgebreid aan de orde. Het gaat om pesterijen en willekeurige arrestaties van journalisten, advocaten, mensenrechtenactivisten en politieke tegenstanders, en over dumping van zwarte migranten in woestijngebieden zonder voedsel en drinkwater. Bescherming van democratie en mensenrechten, aldus de Europarlementariërs, moeten leidende principes zijn in de samenwerking met andere landen. Ze verwezen naar een reeks verdragen en afspraken waar de EU zich aan heeft gecommitteerd.

Tegen die achtergrond viel een stevige koerswijziging van de EU al te verwachten toen Saied in de zomer van 2021 parlement en premier opzijschoof en de uitvoeringsmacht naar zich toetrok. Temeer daar de EU en Tunesië eerder een ‘geprivilegieerd partnerschap’ sloten met het idee dat dankzij de revolutie van 2011 – de Arabische Lente – „alle voorwaarden voor de opbouw van de democratische rechtsstaat aanwezig waren”.

Soevereiniteit

Maar in werkelijkheid investeert Europa meer in de dictatuur dan in de democratie. Waar de Unie in 2013 ruim 80 miljoen euro aan begrotingssteun overmaakte, is dit inmiddels 300 miljoen – uitgaven op beleidsterreinen als democratie, rechtsstaat en migratie niet meegeteld. Alles bij elkaar ontving Tunesië sinds 2011 ruim 3,4 miljard euro van de EU, waarvan 2 miljard in de vorm van giften en 1,4 miljard als lening onder gunstige voorwaarden. Van die 2 miljard was 60 procent begrotingssteun. De overige 40 procent ging naar meer specifieke doelen, waarvan bevordering van democratie en goed bestuur (258 miljoen euro) en economische ontwikkeling (205 miljoen euro) de belangrijkste zijn.

Volgens Moez Ali, voorzitter van de Union des Tunisiens Indépendants pour la Liberté, een Tunesische maatschappelijke organisatie, begrijpen „onze Europese partners” Saied niet. Tijdens de onderhandelingen over de Tunesië-deal zegde de president regelmatig afspraken op het laatste moment af. En in september weigerde hij een delegatie van het Europees parlement de toegang tot het land. Een maand later stortte -Saied 60 miljoen euro Europees hulpgeld terug.

„De politieke houding tegenover het buitenland is na 2021 ingrijpend veranderd”, aldus Moez Ali. „Het is nu soevereiniteit voor en soevereiniteit na. Internationale samenwerking komt op de tweede of de derde plaats. Partners die met Tunesië samenwerken, vragen zich af wat er van oude afspraken terechtkomt.”

Vrijbrief

Met opeenvolgende Tunesische leiders sloot Europa sinds eind jaren 60 van de vorige eeuw handelsakkoorden, die volgens verschillende studies en economen vooral zeer voordelig uitpakten voor Europese landen zelf. Pogingen van de EU om te komen tot een nieuw vrijhandelsakkoord, liepen de laatste jaren vast op Tunesische onwil. Het geprivilegieerd partnerschap consolideerden de EU en Tunesië in een akkoord over strategische prioriteiten om „de overgang naar een democratie en de sociaal-economische ontwikkeling van Tunesië te ondersteunen en versterken”. Deze afspraken zijn nooit gewijzigd, ook niet toen de machtsgreep in 2021 een abrupt einde maakte aan de democratische transitie.

Uiteindelijk pakt het Europees beleid volgens Moez Ali contraproductief uit. „Mensenrechten promoten zonder strategie is zinloos”, zegt hij. „Door met alle winden mee te waaien geeft de EU een vrijbrief aan notoire mensenrechtenschenders en verliest ze geloofwaardigheid. In de praktijk zijn Tunesië en de EU allebei pragmatisch. De samenwerking wordt, hoe precair ook, gewoon voortgezet. Alleen het sausje is anders.”

Onhoudbaar economisch model

Zonder het geld van Europa was Tunesië er waarschijnlijk nog veel slechter aan toe geweest. Het economische model zit vol weeffouten. De economie is in handen van enkele machtige families. Corruptie heerst, de prijzen voor import stijgen, de export blijft weinig rendabel.

Alles bij elkaar leidt dit tot een oplopende en volgens economen op den duur onhoudbare schuldenlast. De Tunesische regering probeert die te verminderen door minder suiker, koffie, granen en andere levensmiddelen te importeren. Burgers vinden al maanden lege schappen in de supermarkten.

Tunesië heeft volgens Mongi Rahoui, directeur van de Nationale Landbouwbank en oud-parlementslid, nooit de ruimte gehad een eigen economisch beleid te ontwikkelen en zijn belangen te verdedigen. „De EU doet alles om buitenlandse partners haar wil op te leggen. Europese landen verdienen meer aan onze zout, fosfaat en olijfolie dan wijzelf.”

Ook de Europese steun voor de Tunesische democratie neemt hij met een korrel zout. „Hoezo denken ze Tunesië te kunnen ‘democratiseren’, terwijl Tunesiërs door hun beleid nauwelijks te eten hebben? Democratie is meer dan hier en daar een verkiezing en een debattraining. Al die begrotingssteun leidt er alleen maar toe dat een onwenselijk en onhoudbaar economisch model kunstmatig in leven wordt gehouden.”

Politieke instabiliteit

De Europese begrotingssteun maakt de kans dat deze spiraal binnenkort wordt doorbroken „nihil”, meent Mohamed Abdelmoumen van Raqabah. Dit ‘observatorium’ voor burgercontrole op staatsinstellingen deed onderzoek naar de Europese financiële steun aan Tunesië. „Al het geld gaat naar ambtenarensalarissen, disfunctionerende en de facto bankroete staatsbedrijven, en rentebetalingen op leningen die Europa zelf heeft verstrekt – oftewel naar handhaving van de status quo.”

Gemiddeld zijn de Tunesiërs weinig met de Europese hulp opgeschoten, zegt Abdelmoumen. „Slechts een handjevol bedrijven en steeds dezelfde onderzoeksbureaus profiteren. Sommige Europese projecten komen nooit verder dan de tekenkamer of blijven halverwege hangen – er is geen enkele controle of toezicht. Een land als Japan zou het geld blokkeren als ze zien dat het niet loopt.”

Imad Daimi, collega van Abdelmoumen, tevens oud-parlementslid en na 2011 nauw betrokken bij de opbouw van democratische instituties, wil niet alleen de EU de schuld geven. „Die is zich bewust van haar reputatie als zedenmeester en bemoeial.” Hij ziet dat projecten onder ingewikkelde omstandigheden tot stand moeten komen. „Er heerst politieke instabiliteit en de instituties zijn log. En de Tunesische elite, wijzelf, heeft veel te weinig gedaan om de democratische waarden te laten indalen.”

Vrees voor herhaling

Precieze bedragen, cijfers en programmaoverzichten omtrent de samenwerking tussen de EU en Tunesië zijn lastig te vinden, merkte ook NRC. Het Tunesische ministerie van Financiën, de Europese Commissie in Brussel en de Europese delegatie in Tunis stuurden uiteenlopende gegevens. Ondanks herhaalde verzoeken gaven ze geen informatie over oude of lopende programma’s en totaaloverzichten van aan Tunesië overgemaakte bedragen. Evaluaties lijken niet uitgevoerd.

Europarlementariër Tineke Strik (GroenLinks), initiatiefnemer van de resolutie tegen de Tunesië-deal, concludeert dat de overeenkomst met Tunesië niet werkt, in economisch opzicht noch op het terrein van de mensenrechten. Met de afspraken die de EU eerder deze maand maakte met Egypte, weer vooral om de migratie uit dat land te beperken, vreest ze voor herhaling.

„Tevergeefs vroegen we de Europese Commissie meerdere malen ons een helder beeld te geven van de betalingen in het kader van de Tunesië-deal”, zegt ze aan de telefoon. „In een zeer kritische brief over de Egypte-deal hebben we gevraagd waarvoor de toegezegde betalingen zijn bedoeld en hoe die afspraken worden gemonitord. We zien het niet zitten om de geschiedenis rond de Tunesië-deal dunnetjes over te doen.”