In 1864 was Arizona nog een dunbevolkt, ruig en woestijnachtig buitengewest van goudzoekers, cowboys en opgejaagde inheemsen. Als territorium had het geen staatsrechten, vrouwen mochten er niet stemmen, maar net als in de rest van de VS woedde er wel de Burgeroorlog, toen dat jaar een bijna totaalverbod op abortus werd ingevoerd. Ook na verkrachting of incest mocht een zwangerschap niet langer worden afgebroken, op straffe van vijf jaar cel.
Dinsdag bepaalden vier van Arizona’s zeven hoogste rechters dat deze 160 jaar oude wet nog rechtsgeldig is. Dat lijkt vooralsnog geen al te grote juridische gevolgen te hebben, omdat de minister van Justitie in de staat een Democraat is. Zij noemt de uitspraak een „democratisch affront” en beloofde dinsdag meteen dat haar OM geen vrouwen zal vervolgen onder de archaïsche wet.
Lokaal kan de uitspraak mogelijk anders worden uitgelegd, maar de landelijke politieke impact lijkt vooralsnog veel groter in dit verkiezingsjaar. De kansen voor de Democraten en president Biden om in de belangrijke swing state te winnen, kunnen fors toenemen. Activisten verzamelden al genoeg handtekeningen voor een referendum om het recht op abortus in Arizona’s eigen grondwet te verankeren. Bij de Congres- en presidentsverkiezingen van november moet hun voorstel op het stembiljet staan.
De uitspraak van dinsdag geeft deze activisten een sterk extra argument om kiezers naar de stembus te krijgen. Mensen die anders misschien thuis waren gebleven, zullen nu wél opkomen. En dan mogelijk ook het hokje van president Biden of de Democratische kandidaat-senator aankruisen, is de progressieve hoop.
Elke stem telt doorgaans in Arizona, waar het electoraat grofweg bestaat uit een derde Democratische, een derde Republikeinse en een derde onafhankelijke kiezers. In 2020 was het een van de vijf staten waar Donald Trump het presidentschap verloor aan Joe Biden. De race werd er beslist met slechts 10.457 stemmen verschil (op een totaal van 3,2 miljoen).
Meerderheid wil keuzevrijheid
Met het schrappen van de baanbrekende uitspraak Roe v. Wade uit 1973, wierp het federale Hooggerechtshof de VS in juni 2022 een halve eeuw terug in de tijd. Staten mochten voortaan weer zelf hun abortuswetgeving bepalen, bepaalden zes conservatieve hoge rechters. Veertien door Republikeinen gedomineerde staten voerden daarop strenge verboden in. Een deel van de partij pleit er voor nu door te pakken met een landelijke ban.
Republikeinen lossen met verboden een belofte in bij evangelische christenen, die een flink en vooral trouw deel van hun electoraat vormen. Maar verder heeft de partij bij de stembus al twee jaar last van de uitspraak. Een strenge anti-abortuskoers (pro-life) gaat in tegen de wens van circa twee derde van de Amerikanen die, volgens enquêtes, vóór keuzevrijheid rond abortus zijn (pro-choice). Dat bleek bij alle referenda die in staten werden gehouden om het abortusrecht te beschermen. Al zeven maal won ‘pro-choice’, zelfs in een conservatieve staat als Kansas of Ohio.
In november kan abortus in tot wel elf staten op het stembiljet belanden
Bij de Democraten smaakt dit naar meer. In november kan abortus in tot wel elf staten op het stembiljet belanden. In Florida is zo’n referendum al zeker, na een uitspraak vorige week van de hoogste rechters in de staat. Onder gouverneur Ron DeSantis werd hier een wet van kracht die abortus tot in de zesde week van de zwangerschap toestaat, als veel vrouwen nog helemaal niet weten dat ze in verwachting zijn. Activisten willen dit ophogen tot het moment dat een kind buiten de baarmoeder levensvatbaar is (circa 24 weken).
Dat over dit voorstel gestemd wordt, haalt de landelijke verkiezingscampagne overhoop. Florida leek sinds Trumps overtuigende winst in 2020 en De Santis’ nog ruimere herverkiezing in 2022 niet langer de swing state die het decennialang was. Maar door het referendum zullen de Republikeinen nu meer tijd en geld in de staat moeten steken. Dat kan ten koste gaan van hun campagnes in de zes spannendste staten (Arizona, Michigan, Wisconsin, Pennsylvania, Georgia en Nevada). Ook die laatste staat houdt net als Arizona dit najaar mogelijk een abortusreferendum.
Trump wil het er niet over hebben
Joe Biden mag als president matig gewaardeerd worden en de onvrede onder burgers over de economie en de koers van het land blijft groot, maar op abortus worden zijn Democraten wél meer vertrouwd. Bij de Congresverkiezingen van eind 2022 verloor de regeringspartij daardoor al minder zetels dan gebruikelijk bij ‘midterms’. Ook bij latere tussentijdse stemrondes deden Democratische kandidaten het mede dankzij dit thema vaak beter dan verwacht.
Met de presidentsverkiezingen over zeven maanden lijkt Trump daarom nerveus te worden over abortus. Hij noemde zich ooit „de meest pro-life president ooit”, omdat het aan hem te danken is dat het negenkoppige Hooggerechtshof zijn huidige stabiele conservatieve meerderheid kent. Tijdens zijn termijn (2017-2021) had hij het geluk het ongekende aantal van drie nieuwe justices te kunnen voordragen.
Eerder deze week deed Trump een poging de politieke bom te ontmantelen. In een vooraf opgenomen en voorgelezen videoverklaring van vier minuten sprak hij zich uit tegen een landelijk verbod. Hij stelde dat „alle juristen, van beide kampen” het eens waren geweest met het Hof dat abortus weer een zaak van de staten moest worden. Wel toonde hij zich voorstander van ivf-behandelingen (die in Alabama eerder dit jaar kortstondig verboden werden) en van uitzonderingen bij verkrachting en gevaar voor de moeder. „Stem met je geweten”, raadde hij zijn conservatievere partijgenoten aan. „Maar bedenk dat we ook verkiezingen moeten winnen.”
Lees ook deze reportage uit Alabama: ‘In de Bijbel ga je niet vinden hoe je met ivf moet omgaan’
Trump wil het eigenlijk niet meer over abortus hebben. Maar het zijn niet alleen Democraten die het thema blijven agenderen. Zo oogstte zijn video deze week kritiek van pro-life-actiegroepen en van partijgenoten als de prominente senator Lindsey Graham en zijn ex-vicepresident Mike Pence. Trump reageerde hierop weer boos dat de Democraten „dol zijn op dit thema en het net zo lang levend willen houden als de Republikeinen hen toestaan. […] Veel goede Republikeinen hebben hierdoor al verkiezingen verloren en mensen als Graham, die maar niet van ophouden weten, overhandigen de Democraten hun droom van het Huis, de Senaat en misschien zelfs het presidentschap.”
Toen de papierfabriek nog open was, kon het op dagen dat de wind verkeerd stond verschrikkelijk stinken in Camden. ‘Dat is de geur van geld’, zeiden de inwoners van het plaatsje in de zuidelijke Amerikaanse staat Arkansas dan tegen elkaar. De papierfabriek was decennialang de grootste werkgever en toen die in 2001 sloot, stortte dat Camden in een depressie. Duizenden bewoners trokken weg, toeleveranciers gingen failliet. Camden dreigde een spookstad te worden.
De klap dendert nog altijd na. In de armere delen van het plaatsje wisselen dichtgespijkerde winkels huizen met voortuinen vol verweerd grofvuil en roestige autowrakken elkaar af. Spoorlijnen doen vooral nog dienst als rangeerterreinen voor afgeschreven vrachtwagons. Er zijn voor de tienduizend inwoners tientallen kerken en meerdere uitvaartondernemers, maar slechts twee restaurants die beter eten serveren dan in de tankstations.
Twee oorlogen – op vele duizenden kilometers afstand, aan de overkant van de oceaan – kunnen daar verandering in brengen.
Camden mikt op een tweede leven sinds zijn vele lokale defensiebedrijven er dankzij de oorlogen in Oekraïne en Gaza de ene miljoenenbestelling na de andere krijgen. Van de HIMARS- en GMLRS-systemen waarmee Kyiv de Russische invasie probeert af te slaan tot het Iron Dome-luchtafweer waarmee Israël zich verdedigt: veel van dit wapentuig wordt deels hier geproduceerd. Bedrijven als Raytheon en Lockheed Martin verdubbelden recent hun personeelsbestanden in Camden en breidden productiecapaciteit fors uit – ook in afwachting van nieuwe orders.
Defensie-bedrijven als Raytheon en Lockheed Martin verdubbelden recent hun personeelsbestand in Camden
Stinken doet het niet meer in Camden, maar de geur van geld is terug – of eigenlijk: het geluid. „Tegenwoordig horen we het uit het oosten soms luide knallen komen”, vertelt Jim Golden, de lokale Ford-autodealer, in zijn showroom. „Dan weten we dat ze op het park weer een test hebben gedaan.” Hij doelt op het nabijgelegen Highland-industriepark in East Camden, waar op het terrein van een voormalig munitiedepot van de Amerikaanse strijdkrachten nu een cluster aan defensie- en luchtvaartbedrijven zetelt. De bunkers die hier tijdens WO II werden opgetrokken, zijn nog steeds ideaal voor de veilige opslag van explosief wapentuig.
Volgens Golden heeft heel Camden de afgelopen twee jaar een impuls gekregen dankzij de lokale banengroei. De bowlingbaan heeft de pandemie weliswaar niet overleefd, maar recent ging er een nieuw hotel open en er wordt gebouwd aan een extra kliniek. Ook werd in hartje Camden een kleurige muurschildering onthuld van onder meer een HIMARS-systeem dat raketten afvuurt.
„Ik zou nooit zo’n grote zaak hebben zonder het industriepark”, zegt Golden. „En we hebben hier misschien niet alles wat ze in de grote stad hebben, maar omdat je nooit vaststaat in het verkeer, hebben mensen wel de tijd. Ook om hun vertier elders te halen”, zegt hij. „Voor mij is het glas altijd halfvol, maar ze noemen mij dan ook wel de cheerleader van Camden”, lacht hij.
Broeiend verzet
Minstens driekwart van alle defensiedollars voor bondgenoten, benadrukt de regering-Biden regelmatig, verlaat nooit de VS. Het is een directe investering in de eigen economie, omdat er vooral wapens van Amerikaanse makelij van worden gekocht. En van alle vijftig staten profiteerde Arkansas het sterkst van de ruim 36 miljard dollar militaire steun die de VS tot november 2023 verstrekten aan Oekraïne, becijferde het Pentagon vorig jaar: zo’n 2,3 miljard dollar. Het ministerie maakte hiervan een presentatie die het liet rondgaan onder politici in Washington, onder wie het verzet tegen nieuwe steun broeit.
Om twijfels over voortzetting van de steun aan Oekraïne nog verder weg te nemen, kreeg Camden vorige maand hoog bezoek. Generaal Charles Q. Brown, als voorzitter van de verenigde chefs van staven de hoogste militair van de VS, bezocht in bijzijn van enkele Congresleden de Lockheed-fabriek. „Ik heb hun [de meereizende politici] uitgelegd dat de extra steun niet alleen Oekraïne helpt, maar ons ook”, zei Brown na afloop tegen persbureau AP.
Maar of de orders van opnieuw vele honderden miljoenen de komende tijd naar Camden en andere staten en steden met wapenfabrieken blijven komen, is hierdoor onzeker. De Senaat keurde half februari weliswaar een nieuw pakket van 95 miljard dollar (waarvan 60 miljard voor Kyiv) goed, maar onder druk van de vermoedelijke Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump houdt Huis-voorzitter Mike Johnson verdere behandeling al weken op. Nu Washington deze week terugkeert van reces moet blijken of de Republikeinse fractie in het Huis de impasse weet te doorbreken.
De interne Republikeinse verdeeldheid leeft ook in Arkansas, een rechts stemmende staat. Alle vier afgevaardigden in het Huis zijn van Republikeinse huize, evenals twee senatoren en gouverneur Sarah Huckabee, een oud-woordvoerder van Trump. Van hen hebben vier zich openlijk uitgesproken voor of al ingestemd met nieuwe steun. De anderen delen Trumps standpunt dat Kyiv geen ‘blanco cheque’ verdient – of ze vrezen de toorn van de ex-president als ze hem op dit punt zouden tegenspreken.
Door de Democraten wordt vaak gesuggereerd dat Trump nieuwe hulp tegenhoudt of traineert om de Russische leider Vladimir Poetin te helpen. Dat is zeker het nettoresultaat op het slagveld, waar Oekraïne door munitietekorten steeds meer in het defensief raakt. Maar de ex-president – die eind dit jaar een derde gooi naar het Witte Huis doet – heeft óók binnenlandse motieven. Hij speelt in op een breder gedeeld sentiment dat het land in verval is en niet voor eeuwig de politieman van de wereld kan spelen. Dat het eens afgelopen moet zijn met de slepende oorlogen.
Prachtige, maar dure wapens
„We zijn altijd gezien als de verdediger van de wereld. En ik vermoed dat we dat nog steeds zijn, maar hoe laat je ons ook hier groeien?”, vraagt Alan Dean, die met collega’s net aanschuift in het Cardinal Cafe, een eettentje niet ver van de resten van de gesloopte papierfabriek van Camden. Zijn airco- en verwarmingsinstallatiebedrijf had vroeger een goede klant aan de fabriek. Die business is nooit teruggekomen. „Nee, het is hier niet booming”, antwoordt Dean desgevraagd. „We houden het net vol.”
Ook Billy Autrey, die als laatste vakbondspresident de sluiting van de papierfabriek meemaakte, is niet overtuigd. Hij vond snel nieuw werk, maar zag andere collega’s de afgelopen twintig jaar wegkwijnen of wegtrekken, vertelt hij in het lokale postkantoor waar hij nu chef onderhoud is. Het stadje is nooit meer hetzelfde geworden. Minder winkels, minder bars en clubs, meer daklozen en drugs in de straten. „Ik zie niet in hoe al dat geld voor die wapens óns helpt. De oorlog lijkt zich alleen maar voort te slepen, terwijl wij hier ook problemen hebben.”
oud-vakbondsman in CamdenBilly Autrey Ik zie niet in hoe al dat geld voor die wapens óns helpt
Deze scepsis wordt gedeeld door Beau Beard en David Miller, twee gepensioneerde medewerkers van Lockheed Martin. Op een woensdagavond zitten ze in een bijgebouwtje van de methodistenkerk aan bij het maandelijkse diner van hun congregatie. Beiden hebben decennia in de wapenindustrie gewerkt en vinden op zich dat „Rusland gestopt moet worden” [Miller] „net als de Sovjets in Afghanistan” [Beard]. Maar ze hebben ook twijfels.
Beard vond na zijn militaire diensttijd een baan bij LTV, dat later deels opging in Lockheed Martin. Hij sleutelde vooral aan MLRS-batterijen, die nu ook de Oekraïense artillerie volop inzet. Prachtig spul, zegt hij, maar ook heel duur. „En er moet toch een keer voor betaald worden. Ik ben dus voor, maar ook tegen.”
Miller vult vanaf de overkant van de tafel aan: „We kunnen de Oekraïners ook weer niet ons beste materiaal geven.” Ten eerste, omdat Amerikaanse technologie dan in Russische handen kan vallen „en een deel van onze wapens kan meer dan wat we erover publiceren”. Maar ook, zegt hij, omdat Rusland niet helemaal verslagen moet worden. „Dat zou pas echt tot veel doden en totale vernietiging leiden. Het is een dunne lijn tussen het irriteren van Rusland, opdat ze de prijs te hoog vinden worden, en Oekraïne niet laten winnen”, analyseert hij, onderwijl happen nemend van zijn Mac & Cheese en gehaktbrood.
Eerste-steenlegging
Matt Stone zit voor de Republikeinen in de deelstaatsenaat van Arkansas, waar hij het kiesdistrict vertegenwoordigt waarin ook Camden ligt. Hij zegt te hopen dat zijn federale collega’s in Washington er snel uitkomen. „Ik denk ook dat we dreigen te bezwijken onder het gewicht van onze staatsschuld en dat moet zeker worden meegewogen. Maar dat gezegd hebbende: Oekraïne wordt onder de voet gelopen door Rusland, en dat is historisch gezien geen bondgenoot van ons. Het is in ook ons langetermijnbelang Rusland terug te dringen. Het is win-win.”
Toch blijft onzeker of zijn sceptische partijgenoten in Washington zich de komende weken met dit soort argumenten laten overhalen. Zo komen ook tegenstanders van extra steun voor Kyiv gewoon naar eerste-steenleggingen als er weer eens een wapenfabriek wordt uitgebreid, ziet Rex Nelson, een prominente ex-Republikein in de staat, die nu columns schrijft voor de lokale Arkansas Democrat-Gazette. „Ze verwelkomen het geld, waar ze zelf tegen gestemd hebben. Daar zit zeker wat hypocrisie, maar dat is nu eenmaal een kenmerk van de partij geworden”, aldus Nelson, die eerder deze eeuw nog onder president George Bush jr. diende maar de Republikeinen na Trumps machtsgreep de rug toekeerde.
Nelson denkt dat een sterk land op het wereldtoneel en een prudente begroting samen kunnen gaan. „Daar valt best een creatieve oplossing voor te vinden.” Het is een verkiezingsjaar, wat de onderhandelingen kan compliceren, maar ook een ideaal moment voor het militair-industrieel complex om zijn belangen te behartigen via giften aan de campagnekassen van politici.
Trump zou dat ‘The Deep State’ in actie noemen. En Nelson beaamt dat conservatieve kiezers in de staat al ruim voor Trumps doorbraak, in 2015, sceptisch werden over buitenlandse oorlogen of de exploderende Amerikaanse schuldenberg. „Trump speelt in op een sentiment dat zeker al leefde en hij heeft het ook echt naar een nieuw niveau getild. Maar ik blijf erg optimistisch over de perspectieven van Camden en omgeving.”
Raketten in de mensa
Topmanager Aaron Huckaby die de operaties van Lockheed Martin in Camden overziet is optimistisch over de toekomst van Camden en de rest van zuid-Arkansas, zeker nu iets verderop ook een grote lithiummijn opent. Personeel vinden in deze vergrijzende streek, waar de jeugd vaak snel wegtrekt, is wel lastig. Om die reden, zegt Huckaby via e-mail, werkt de multinational samen met lokale scholen en de Technische Universiteit (SAU Tech) om jongeren zo vroeg mogelijk te enthousiasmeren voor een baan in de wapenindustrie.
Zo hebben veel studenten lastechniek al gehoord van de goede secundaire arbeidsvoorwaarden bij Lockheed Martin, leggen ze uit in hun klaslokaal. Aan het plafond hangt een grote Amerikaanse vlag met de tekst ‘Maak Amerika sterk, een las per keer’. Verderop op de campus, bij de ingang van de mensa staan twee kleine raketten en de sportteams van SAU Tech heten ‘The Rockets’.
Zack (23) wil na het afronden van zijn studie eerst een paar jaar door de VS reizen als ambulant lasser, maar wil daarna wel terugkeren naar Camden, vertelt hij met een zangerig zuidelijk accent. „Ik kom zelf uit een nog veel kleiner gehucht van maar vierhonderd inwoners, dus ik vind het een mooie plek, hoor. En je kan hier geweldig hertenjagen.”
Lees ook Hoe de Amerikaanse wapenindustrie floreert bij de oorlog in Israël
Op de begraafplaats van de martelaren in het Palestijnse vluchtelingenkamp Jenin is het stil. Het is een hete middag, het is ramadan, en de nacht daarvoor is het Israëlische leger opnieuw het kamp binnengevallen. Zo’n inval betekent een slapeloze nacht. Uit de lucht klinkt – onzichtbaar maar aanwezig – het gezoem van drones.
De eerste rijen graven zijn recent. Op de meeste stenen staat 2023 of 2024. Veel aarde is nog vers, de graven zijn verzorgd; er zijn bloemen en kruiden op geplant, en er staan potten en vazen omheen. De muren rondom de graven zijn bedekt met grote foto’s van jonge mannen, soms zijn het eerder kinderen. Op de foto’s lachen ze, sommigen dragen een wapen. In de schaduw zitten een paar jongens zachtjes te praten.
Dit zijn de graven van strijders en burgers uit Jenin die werden gedood tijdens een van de vele invallen door het Israëlische leger en de strijd met gewapende verzetsgroepen in het kamp.
Al voordat de Gaza-oorlog op 7 oktober begon, was er veel geweld in Jenin. In talloze huizen in het kamp zitten kogelgaten. Sommige gebouwen zijn volledig uitgebrand. Vorig jaar, in 2023, werden ruim vijfhonderd Palestijnen gedood door het Israëlische leger en kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem. In 2022 waren dat er ruim 160, het hoogste aantal sinds de Tweede Intifada (2000-2005), de grootschalige opstand tegen de Israëlische bezetting die omsloeg in gewapend verzet.
Bij het raam
Tussen de graven van jonge mannen valt het graf op van Majda Obaid, een vrouw uit het kamp. Tijdens een van de invallen, in de ochtend van 26 januari 2023, waren er hevige gevechten rond haar huis. Majda zat op de bovenste verdieping van haar huis bij het raam, toen ze werd beschoten, volgens haar dochter Kefaya (27) door een Israëlische sluipschutter. „Ze vormde geen gevaar, niet voor de Israëliërs, voor niemand niet”, zegt ze op de begane grond van het huis. „Waarom werd ze dan beschoten?”
Kefaya was die dag thuis met haar zus en de kinderen van haar broer. Ze rende naar boven, probeerde het bloeden te stelpen. Met moeite werd Majda naar een ziekenhuis net buiten het kamp gebracht, waar ze overleed aan haar verwondingen.
Op de bovenste verdieping van het huis laat Kefaya de gebroken stoel zien waar haar moeder die dag vanaf viel. Beneden toont ze een groot canvasdoek met een foto van haar moeder. Ook zij is een martelaar, zoals Palestijnen de slachtoffers van Israëlisch geweld noemen. „Ze was heel sociaal en geliefd”, zegt Kefaya.
Op de bank in de woonkamer is buurtbewoner Mahmoud Abu Talal (47) aangeschoven. Majda’s dood laat zien dat niet alleen gewapende groeperingen in Jenin worden geraakt door de invallen, zegt hij, maar ook de rest van de inwoners van het kamp.
Lees ook Zilveren Camera voor indringende serie over vluchtelingenkamp Jenin
Vluchtelingenkamp
Jenin is een stad en een vluchtelingenkamp in het noorden van de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. Veel inwoners van het kamp zijn de nakomelingen van Palestijnen die tijdens de Nakba (‘catastrofe’) bij de stichting van de staat Israël in 1948 zijn verdreven of gevlucht, veelal uit de omgeving van de noordelijke stad Haifa.
Een in 1948 opgezet tentenkamp werd verwoest door een storm, waarna in 1953 het huidige kamp werd opgericht, dat inmiddels bestaat uit dicht op elkaar gebouwde huizen die overvol zijn. Naast de stad Jenin wonen in het kamp, op nog geen halve vierkante kilometer, naar schatting ruim 23.000 mensen. De werkloosheid is hoog, veel inwoners leven in armoede.
Voorheen werkten sommige Palestijnen uit het kamp in Jenin in Israël, of elders op de Westelijke Jordaanoever. De afgelopen jaren legde Israël verdere beperkingen op door reizen vanuit Jenin te verhinderen middels wegblokkades en het intrekken van werkvergunningen, die de werkloosheid nog verder hebben vergroot.
In het kamp Jenin zijn verschillende gewapende groeperingen actief. Strijders die zich identificeren met Islamitische Jihad, Hamas en de Al Aqsa Martelarenbrigade hebben zich deels verenigd in de Jenin Brigade. Hun doel is hetzelfde: strijd tegen de bezetting en voor het recht op terugkeer. Israël schaart hen onder de noemer terrorisme, en ziet Jenin als een broeinest van terreur. Het verdenkt de militante groeperingen in Jenin ook van het plegen van aanslagen in Tel Aviv en andere steden.
In het kamp wordt met trots verteld dat Jenin het epicentrum is van verzet, en dat het vuur van de strijd ook is overgeslagen op andere steden in de Westelijke Jordaanoever, zoals Tulkarem en Nablus. Op elke muur hangt wel een poster van een martelaar of gevangene. De Nakba is hier springlevend: er is een ‘rotonde van de terugkeer’, op kleurrijke muurschilderingen staat het jaar 1948, een huissleutel (symbool voor de hoop op terugkeer), of prijken dichtregels van Palestina’s ‘nationale dichter’ Mahmoud Darwish.
Verwoeste gedenksteen
Op een paar passen van de begraafplaats ligt, op een hoek in de schaduw van een grote boom, de gedenkplaats voor Al Jazeera-journaliste Shireen Abu Akleh. Op deze plek werd ze op 11 mei 2022 door een Israëlische soldaat doodgeschoten toen ze verslag deed van een inval door het leger. Afgelopen 26 oktober werd de straat waar de gedenkplaats en de begraafplaats van de martelaren liggen, volledig verwoest door bulldozers. Ook de gedenksteen voor Abu Akleh werd vernield.
Het kamp bij Jenin was al sinds de Eerste Intifada, vanaf 1987, een symbool van verzet. In 2002, tijdens de tweede opstand, werd het belegerd en deels verwoest, en werden er volgens onderzoek van Human Rights Watch zeker 52 Palestijnen gedood.
Inwoners van het kamp zeggen dat de situatie momenteel nog erger is dan in 2002. Toen was er een gewelddadige inval van anderhalve week. Nu zijn er constant invallen door het leger, en gaan die gepaard met drone-aanvallen en ‘targeted killings’.
Qasem Bani Ghada (37) is het hoofd van de spoedeisende hulp in het Jenin Regeringsziekenhuis, aan de rand van de stad vlakbij het vluchtelingenkamp. Tijdens de belegering afgelopen juli, die drie dagen duurde, kwamen er in 24 uur tijd ruim honderd gewonden binnen.
„Toen konden de ambulances het ziekenhuis nog bereiken. Twee maanden daarna werden bij een inval de ingangen van het ziekenhuis afgesloten door het bezettingsleger”, zegt Bani Ghada. „Alle auto’s en ambulances die het ziekenhuis wilden bereiken werden gecontroleerd.” Om toch eerste hulp te kunnen bieden werkten er tientallen vrijwilligers in het kamp, die vanaf een afstand werden geïnstrueerd door het ziekenhuis.
In een ander ziekenhuis in Jenin, het Ibn Sina-ziekenhuis, werden afgelopen januari drie Palestijnse mannen gedood door een Israëlische speciale eenheid die vermomd als medisch personeel en burgers het ziekenhuis was binnengegaan. Het ging om een patiënt in het ziekenhuis, zijn broer en een bezoeker. Volgens Israël waren zij leden van Hamas. De VN en juristen wezen erop dat er mogelijk sprake was van een grove schending van het oorlogsrecht.
Bedplassen
De constante invallen door het Israëlische leger eisen hun tol van de bewoners van het kamp. „Veel kinderen hebben slaapproblemen, plassen in bed, of hebben mentale klachten”, vertelt Bassima Musa (62), directrice van het Vrouwen Activiteitencentrum, een lokale stichting voor meisjes en vrouwen in het kamp die zich onder meer richt op creatieve activiteiten.
Volgens Musa is de angst bij kinderen groot: „Komt er vandaag een raket op mijn huis neer? Komen ze mijn vader halen?” Het activiteitencentrum hangt vol met tekeningen en knutselwerken van de kinderen uit het kamp.
Ook Abu Talal probeert de kinderen uit het kamp afleiding te bieden, vertelt hij in Kefaya Obaid’s woonkamer. Vroeger was Abu Talal zelf betrokken bij een militante groepering, net als zijn vader, die werd gedood in 2022. Inmiddels richt hij zich op maatschappelijk werk. Op zijn telefoon laat hij filmpjes zien waarop hij met kinderen van martelaren bij een speeltuin is, of eten verzorgt voor de armsten in het kamp.
Buiten Jenin komt hij niet meer. „Mijn familie komt oorspronkelijk uit Haifa, maar ik kan daar niet heen”, zegt Abu Talal. „Op de Westelijke Jordaanoever kunnen we alleen rondreizen onder bepaalde voorwaarden en zodra we iets verkeerds doen, wordt het verboden. Zodra ik uit Jenin wegga word ik opgepakt.”
Abu Talal mag dan zelf niet meer actief deelnemen aan het gewapende verzet, zijn steun voor de strijd tegen de bezetting is onverminderd. „Wij strijden hier tegen het sterkste land van het Midden-Oosten. Hoe kunnen wij als vluchtelingenkamp tegen een staat vechten?”, zegt Abu Talal. „Wij zijn de onderdrukten en Israël de onderdrukker, en de hele wereld kijkt in stilte naar ons.”
Duizenden mensen schuifelen over de perrons van Ueno Station in Noord-Tokio richting de uitgang. Op een groot televisiescherm boven de toegangspoortjes flitsen grote witte letters voorbij: ‘kersenbloesem in bloei’ staat er in meerdere talen. Met camera’s en koffiebekers beweegt de menigte zich richting het overvolle Ueno Park, om de mysterieuze, en vooral vluchtige bloei te bewonderen van de roze bloem die deze week het land in zijn greep houdt.
Televisiezenders zenden wekenlang speciale weerberichten uit om het verloop van de bloei in de gaten te houden. Het is een groot evenement. Miljoenen mensen wachten met smart op de mankai, de ‘volle bloei’, en plannen vrije dagen en reizen om het kersenbloesemseizoen heen. De laatste jaren is de mankai door klimaatverandering echter steeds minder voorspelbaar. Ook dit jaar dreigde een onverwachte reeks koude en regenachtige weken roet in het eten te gooien.
Op een steenworp afstand van de ingang van het park staan drie jonge vrouwen in de rij om zoete rode-bonenpasta met rijstcakejes te kopen. „Anders is de hanami niet compleet”, vertelt Yuna Yanagisawa, IT-medewerker in het dagelijkse leven. Hanami, het ‘bekijken van bloemen’, heeft een lange geschiedenis. Alhoewel ‘hana’ simpelweg ‘bloem’ betekent en ‘mi’ van het woord ‘kijken’ komt, is het voor Japanners duidelijk dat het gaat om de bloei van de sakura, zoals de kersenbloesem in het Japans heet. Alleen deze markeert het begin van de lente.
Symbool voor Japanse ziel
Al in de twaalfde eeuw schreven dichters over dit stukje delicate natuur dat de vergankelijkheid van de mensheid moet symboliseren. „Wat ik wens is, onder ontloken bloesems, te sterven in de lente”, schreef de boeddhistische monnik Saigyō (1118-1190, vertaling Ivo Smits) om zijn liefde voor de sakura uit te drukken.
„Voor mij staat het symbool voor de Japanse ziel”, zegt Risa Hasegawa, consultant van beroep. De kortstondige duur van de bloei en de pracht van de vallende bladeren staat in de Japanse cultuur gelijk aan een nieuw begin. „Het nieuwe schooljaar begint in april, en als je een nieuwe baan start, is dat ook in de lente. Voor mij is het jaar pas begonnen zodra ik de eerste kersenbloesems heb gezien”, vertelt Yanagisawa opgewonden.
Daarbij vervult de hanami een sociale functie. „Het is een excuus om na een lange winter weer de deur uit te gaan om mensen te ontmoeten”, zegt Yanagisawa, terwijl ze de rijstcakejes aan haar vriendinnen overhandigt. Langs de randen van het park zijn mensen uitgebreid aan het picknicken. Aan snacks en alcoholische versnaperingen is geen tekort. De gemeente heeft grote vuilnisbakken klaargezet om zwerfafval te voorkomen en door de drukte zitten die al helemaal vol.
„Ik doe elk jaar een hanami met vrienden of familie”, vertelt Narika Tashiro, die voor een ngo werkt. „Toch geeft elk jaar mij een ander gevoel. Elke nieuwe bloei is een nieuwe ervaring.” Na tien minuten de menigte te hebben gevolgd heeft het groepje vriendinnen een schaars open plekje bemachtigd. Zodra ze een blauw plastic kleedje over de grond hebben gespreid, nemen ze in het zicht van een rij kersenbomen zelfvoldaan plaats tussen spelende kinderen, lachende ouders en enthousiaste toeristen.
Klimaatverandering
De vanzelfsprekendheid waarmee Japanners de bloemen bewonderen staat de laatste jaren echter onder druk. Elk jaar doen experts voorspellingen over wanneer de bloei begint. Een populaire app helpt gebruikers om per regio te zien waar ze het beste de kersenbloesem kunnen bewonderen, en heel belangrijk: wanneer dat kan.
De technologische vernuftigheid geeft de indruk dat de voorspellingen goed zitten. De Japanse Weervereniging publiceerde in januari al een kaart waarop te zien was dat de volle bloei in Tokio op 20 maart zou plaatsvinden. Deze werd gretig overgenomen in de landelijke media. Toen de datum voorbijschoot en alleen nog maar bloemkopjes aan de bomen hingen werd de voorspelling bijgesteld. Uiteindelijk is de bloei pas op 29 maart van start gegaan, anderhalve week later.
„De gevolgen van de temperatuurschommelingen zijn merkbaar”, vertelt Naoe Matsumoto van Magonote Travel. Het bedrijf organiseert tijdens het kersenbloesemseizoen dagelijks tours langs bomen die al meer dan een eeuw bloeien. Een daarvan is de twaalf meter hoge Miharu Takizakura in Fukushima, een kersenboom die naar schatting al meer dan duizend jaar oud is. „Voorheen was deze boom in vergelijking met andere soorten een laatbloeier. Daar is tegenwoordig geen sprake meer van”, legt Matsumoto uit.
Experts wijzen erop dat het door klimaatverandering komt. Terwijl het kwik in Tokio in februari uitkwam op een ongebruikelijke twintig graden, en op het zuidelijke eiland Kyushu zelfs vierentwintig graden bereikte, verklaarde het Meteorologisch Agentschap dat het land een vroege zomer kon verwachten. Desondanks was er in maart onverwacht veel kou en regen. De bloeivoorspellingen moesten bijna elke week, in totaal zeven keer, aangepast worden.
„We zijn wel wat gewend”, vertelt Matsumoto. „Maar onder deze omstandigheden is plannen lastig.” Het doet niet af aan de populariteit van de sakura. De tours zitten elk jaar voller. „We raden mensen aan om ruim in te plannen als ze voor de kersenbloesem naar Japan komen. Anders loop je misschien het risico de bloei te missen.”
Dit is de eerste bijdrage van NRC’s nieuwe medewerker in Japan, Anoma van der Veere.
Als tiener ging de Australische Grace Forrest een paar maanden naar Nepal, waar ze in een kindertehuis vrijwilligerswerk deed. „Hier woonden kinderen, de jongsten slechts drie jaar oud, die waren gered van kinderhandel en seksuele uitbuiting. Die ervaring heeft mijn perspectief op de wereld fundamenteel veranderd”, zegt ze via een videoverbinding uit Londen, waar ze woont. Sinds die ervaring zet ze zich in voor de afschaffing van moderne slavernij.
Forrest was niet de eerste tiener die na een reis naar een ontwikkelingsland de wereld wilde verbeteren. Maar er was een groot verschil tussen Forrest en haar leeftijdsgenoten; ze komt uit een van de rijkste families van Australië. Haar vader Andrew Forrest is de oprichter van mijnbouwgigant Fortescue Metals en heeft een vermogen van grofweg 25 miljard euro. Bij thuiskomst spoorde zijn dochter hem aan om te onderzoeken of er gevallen van slavernij voorkwamen in de toeleveringsketens van zijn bedrijf.
Hoe was het om uw vader hiermee te confronteren?
„Ik ben opgegroeid in een gezin waarin het vanzelfsprekend was om voor anderen op te komen. Van huis uit heb ik geleerd dat mensen met macht ook een verantwoordelijkheid hebben om het goede te doen. Daarom stond mijn vader er meteen voor open om zijn toeleveringsketens te onderzoeken, vooral omdat hij niet geloofde dat er iets te vinden was. Maar dat was wel zo, bij zeker twaalf leveranciers kwam gedwongen arbeid voor. Zijn bedrijf was vervolgens heel open over wat het had aangetroffen, en liet zien hoe ze het voortaan voorkomen zou worden.”
Op achttienjarige leeftijd richtte Grace Forrest samen met haar vader de mensenrechtenorganisatie Walk Free op, met als doel moderne slavernij aan de kaak te stellen. Transparantie over de toeleveringsketens van bedrijven om zo moderne slavernij zichtbaar te maken werd een van de belangrijkste peilers van de organisatie. Mede dankzij de lobby van Forrest werd in 2018 een Australische wet ingevoerd die bedrijven hiertoe wettelijk verplicht.
De nu dertigjarige Forrest is uitgegroeid tot een invloedrijke mensenrechtenactivist. In 2023 werd ze benoemd als lid van de Global Commission on Modern Slavery en Human Trafficking, een internationale organisatie die wordt voorgezeten door de Britse oud-premier Theresa May. Walk Free introduceerde bovendien de Global Slavery Index, het eerste wereldwijde onderzoek waarin moderne slavernij in kaart wordt gebracht. Volgens het laatste rapport uit 2021 leven bijna vijftig miljoen mensen in een vorm van moderne slavernij, een toename van tien miljoen ten opzichte van 2016.
Hoe ziet moderne slavernij eruit?
„Moderne slavernij gaat over het systematisch ontnemen van iemands vrijheid. Het is een paraplubegrip voor verschillende manieren van uitbuiting zoals dwangarbeid, mensenhandel, schuldslavernij waarbij iemand moet werken als onderpand voor een lening, seksuele uitbuiting en gedwongen huwelijken.”
Wie zijn de slachtoffers van moderne slavernij?
„Moderne slavernij treft de meest kwetsbaren in de samenleving, degenen van wie de rechten het minst worden beschermd. Minderheden, migranten en vooral meisjes en vrouwen krijgen het meest te maken met moderne slavernij. In tijden van crisis worden hun rechten als eerste geschonden. Moderne slavernij is daarom in essentie een gendergerelateerd probleem.”
Bij slavernij denken mensen niet meteen aan gedwongen huwelijken. Waarom hoort dit er wel bij?
„Gedwongen huwelijken worden pas de laatste jaren erkend als een vorm van moderne slavernij. In veel onderzoeken werd dit probleem lange tijd over het hoofd gezien. Maar als iemand gedwongen wordt te trouwen, gratis huishoudelijk werk doet en geen seksuele zeggenschap heeft, is dat absoluut een vorm van slavernij. In 2021 leefden zo’n 22 miljoen mensen in een gedwongen huwelijk. Dit probleem neemt toe als er crises zijn in de wereld, zoals de coronapandemie en klimaatverandering. Somalië probeerde bijvoorbeeld kindhuwelijken vanaf acht jaar opnieuw te legaliseren. Dat was een direct gevolg van de economische instabiliteit die door de pandemie werd veroorzaakt. Ook tijdens oorlogen neemt het risico op moderne slavernij toe.”
Kunt u een voorbeeld geven van conflicten die moderne slavernij veroorzaken?
„Neem de oorlogen in Oekraïne en Gaza. Ik was vorig jaar in Kyiv om te praten over de dwangarbeid in het door Rusland bezette gebied. Ook zijn veel kinderen van Oekraïne naar Rusland ontvoerd, dat is mensenhandel. Maar ook in het Verenigd Koninkrijk worden kwetsbare, gevluchte Oekraïeners uitgebuit door werkgevers.
„Ik maak me ook grote zorgen om de mensenrechtenschendingen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Palestijnen zijn altijd al kwetsbaar voor moderne slavernij vanwege de onderdrukking en bezetting door Israël. Ik heb in Ramallah op de Westelijke Jordaanoever gewerkt, waar we veel voorbeelden zagen van mensenhandel en dwangarbeid van arbeidsmigranten die in Israël werkten.”
Een bekender voorbeeld van moderne slavernij is de kledingindustrie. Fast fashion is zo goedkoop omdat de mensen die het maken worden uitgebuit.
„Inderdaad. Een T-shirt zou niet goedkoper mogen zijn dan een broodje. Gemiddeld wordt een katoenen shirt door honderd handen aangeraakt om het te maken, en de overgrote meerderheid van die handen zijn van meisjes en vrouwen. Daarom vind ik dat als je jezelf een feminist noemt zonder te denken aan de vrouwen die de kleding die je draagt hebben gemaakt, het geen echt feminisme is.”
Toch blijven mensen het kopen. Waar ligt de verantwoordelijkheid om dit tegen te houden, bij de bedrijven of de consument?
„De grootste verantwoordelijkheid ligt daar waar de meeste macht is: bij regeringen en bedrijven. En dan moeten we vooral naar de rijkste landen ter wereld kijken. De G20, de twintig machtigste landen ter wereld, zijn verantwoordelijk voor 75 procent van de wereldhandel. Je kunt dus stellen dat dwangarbeid overal ter wereld wordt veroorzaakt door de vraag van slechts twintig landen. Van al deze landen hebben er slechts een paar wetgeving om slavernij te voorkomen. Ook consumenten hebben een keuze, maar het is oneerlijk om de verantwoordelijkheid vooral bij hen te leggen. Zij hebben niet voor dit systeem gekozen.”
Nederland staat momenteel in de top vijf van landen waar moderne slavernij het minst voorkomt. Maar Nederland speelde een grote rol tijdens de historische slavernij. Werkt die geschiedenis nu nog door?
„Ja. Slavernij mag dan officieel zijn afgeschaft, nog altijd leven miljoenen mensen in een vorm van slavernij. Het viel me op dat die geschiedenis expliciet werd erkend in de uitnodiging die ik kreeg van de Four Freedoms-organisatie. Er zijn denk ik weinig monarchieën in de wereld die dit openlijk erkennen, en toegeven dat deze geschiedenis onlosmakelijk verbonden is met de wereld waarin we nu leven. Eigenlijk wordt toegegeven: we hebben de slavernij wel afgeschaft, maar we hebben het niet opgelost. Het probleem is alleen verplaatst. Een islamitische leider in Ghana zei eens tegen me: ‘Ooit werden onze mensen als handelswaar over zee verscheept. Nu worden grondstoffen en producten over zee verscheept, gemaakt door onze mensen die vaak nog steeds in slavernij leven’. Het is een nieuwe vorm van transatlantische slavenhandel.”
Israël heeft het grootste deel van zijn troepen uit het zuiden van de Gazastrook teruggetrokken, zo maakte een Israëlische legerwoordvoerder zondag bekend. Ook elders in het gebied zijn niet veel Israëlische militaire eenheden meer over. Niettemin verklaarde legerleider Herzel Halevi naderhand: „De oorlog in Gaza gaat door en we houden nog bij lange na niet op.” Premier Benjamin Netanyahu herhaalde zondag dat Israël vastbesloten blijft om Hamas te vernietigen.
Niet duidelijk is intussen of hiermee het eerder door Netanyahu aangekondigde offensief bij de zuidelijke grensplaats Rafah, het laatste grote bolwerk van Hamas, van de baan is. De internationale gemeenschap oefent al wekenlang zware druk op de Israëlische regering uit om van zo’n offensief af te zien, omdat daar ook veel burgerslachtoffers zouden kunnen vallen. Bij Rafah zitten ongeveer 1,3 miljoen ontheemden.
Na vier maanden vechten heeft de 98ste divisie Khan Younis, de belangrijkste stad in het zuiden van de Gazastrook, ontruimd. Volgens de legerwoordvoerder hadden ze hun doel bereikt en waren duizenden Hamasstrijders gedood. Zondag was het precies zes maanden geleden dat de Gaza-oorlog begon met de aanval van Hamas op Zuid-Israël, waarbij zo’n 1.200 mensen omkwamen. In de Gazastrook zijn inmiddels volgens de Palestijnse autoriteiten ruim 33.000 doden gevallen.
Huizen inspecteren
Ondanks de Israëlische aankondiging aarzelen gevluchte inwoners om terug te keren naar hun zwaar gehavende stad. „De militairen kunnen wel zeggen dat ze vandaag vertrokken zijn”, aldus een van hen tegenover The New York Times, „maar ze kunnen morgen weer terug zijn.” Toch trokken sommige anderen richting Khan Younis om te inspecteren hoe hun huizen eraan toe waren.
Ook John Kirby, de woordvoerder van het Witte Huis voor veiligheidszaken, zei niet te weten wat de Israëlische bekendmaking precies betekent. Volgens hem kan dit er ook op duiden dat de Israëlische troepen slechts tijd krijgen „om te rusten en te herstellen”, alvorens opnieuw te worden ingezet.
legerleider IsraëlHerzel Halevi De oorlog in Gaza gaat door en we houden nog bij lange na niet op
Het afgelopen weekeinde kwam er ook weer enige beweging in de indirecte onderhandelingen tussen Israël en Hamas over een wapenstilstand en de vrijlating van de resterende 129 gijzelaars in ruil voor de vrijlating van Palestijnse gevangenen. Hamas liet zaterdag weten dat de groep weer een delegatie naar Caïro zou sturen en zondag volgde ook Israël. Bemiddelaars uit Egypte, Qatar en de Verenigde Staten zijn eveneens present in de Egyptische hoofdstad. De hoop van sommigen is dat het nog lukt overeenstemming over een bestand te krijgen voor het einde van de ramadan zodat de islamitische inwoners van de Gazastrook het suikerfeest in vrede kunnen vieren.
Iraanse wraak
In Israël is het wachten nog altijd op de aangekondigde Iraanse wraak voor het doden – naar wordt aangenomen door Israël – van zeven leden van de Revolutionaire Garde, onder wie twee generaals vorige week in Damascus. Generaal Halevi zei dit weekeinde dat Israël op alles was voorbereid. Volgens hem is Israël momenteel verwikkeld in „een oorlog op meerdere fronten”.
Lees ook Israël zet zich schrap: waar en hoe gaat Iran wraak nemen?
In dit verband maakte Israël zondag ook bekend dat het extra voorbereidingen heeft getroffen voor een mogelijke uitbreiding van de vijandelijkheden met het Libanese Hezbollah. Zo nodig kan Israël daar in een tijdsbestek van enkele uren extra eenheden voor mobiliseren. Al sinds het begin van de Gaza-oorlog in oktober vorig jaar beschieten Israël en Hezbollah elkaar. Duizenden burgers aan beide kanten zijn geëvacueerd en vooral aan Libanese kant zijn er al honderden doden gevallen.
Binnen Israël zelf groeide dit weekeinde de druk op premier Netanyahu om af te treden. Tienduizenden Israëliërs demonstreerden in Tel Aviv. Ze eisten nieuwe verkiezingen en verweten de premier zich onvoldoende in te zetten voor de bevrijding van de gijzelaars die nog in handen van Hamas verkeren. Ook elders in Israël hadden zulke demonstraties plaats.
Lees ook Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-Stad volledig verwoest door Israëlische belegering
De presidentsverkiezingen in Slowakije kunnen deze zaterdag beslist worden met enkele honderden stemmen verschil. Zo spannend is de strijd tussen de populistisch-nationalistische Peter Pellegrini (48) en de pro-westerse ex-diplomaat Ivan Korcok (60). De laatste opiniepeilingen wijzen geen duidelijke winnaar aan – alle peilingen vallen binnen de statistische foutmarge.
Hoewel het presidentschap in Slowakije grotendeels een ceremoniële positie betreft, zijn deze verkiezingen een krachtmeting tussen Slowaken die willen dat het gepolariseerde land Hongarije volgt in het voeren van een nationalistische politiek én het omarmen van Rusland, en de Slowaken die zich senang voelen bij de Europese Unie en het Westen.
Waar Polen vorig najaar na acht jaar autoritair beleid de afslag nam richting Brussel dankzij de winst van de coalitie van Donald Tusk, stemden Slowaken in diezelfde periode tijdens de parlementsverkiezingen voor een terugkeer van de nationalistische pro-Russische Robert Fico, die nu voor de vierde keer premier is van het land. Een ongekende politieke wederopstanding, aangezien hij in 2018 aftrad na massale straatprotesten en vele aantijgingen van corruptie na de moord op onderzoeksjournalist Jan Kuciak en diens verloofde. Kuciak deed onderzoek naar corruptie binnen Fico’s regering.
Fico’s vierde kabinet heeft in een paar maanden tijd Slowakije ingrijpend veranderd: het bureau van de corruptieaanklager is opgeheven, de publieke televisie heeft te maken met politieke benoemingen, Fico flirt openlijk met Rusland en is uitgesproken tegen militaire hulp aan Oe-kraïne.
Bedreigingen
De huidige president Zuzana Caputova, die zich niet opnieuw verkiesbaar stelt vanwege onder meer de vele bedreigingen die ze kreeg, zei recentelijk tegen FTdat Fico „de grenzen van de democratie” opzoekt. Anderen spreken in Slowakije openlijk van een „oligarische maffiastaat” aangezien binnen Fico’s politiek oligarchen veel invloed hebben. Tientallen personen die betrokken waren bij Fico’s vorige regeringen zijn inmiddels veroordeeld vanwege corruptie.
Wint Pellegrini, die onderdeel is van Fico’s kabinet, dan zijn het premierschap (Fico) en het presidentschap (Pellegrini) in handen van dezelfde coalitie. Wint Korcok dan is er nog sprake van enige tegenmacht. De president kan namelijk wetten tijdelijk vetoën, mensen op belangrijke posities aanstellen en amnestie verlenen. Vooral dat laatste is belangrijk voor Fico, aangezien veel van zijn partijgenoten en loyalisten in de gevangenis zitten vanwege corruptie onder zijn eerdere regeringen. Met Korcok als president blijven zij waarschijnlijk in het gevang.
De eerste ronde, waar elf mannelijke kandidaten aan meededen, won Korcok verrassend met 42 procent van de stemmen tegen 37 procent voor Pellegrini. Korcok, oud-minister van Buitenlandse Zaken en ex-diplomaat van oppositiepartij SaS (Vrijheid en Solidariteit) zal het in de tweede ronde moeilijk krijgen, aangezien Pellegrini waarschijnlijk gesteund wordt door de kiezers van de pro-Russische nationalistische Stefan Harabin, die tijdens de eerste ronde bijna 12 procent van de stemmen kreeg met een anti-lhbti en anti-migratiecampagne.
Geen vrienden
De relatief jonge en charismatische Pellegrini is een bekend gezicht in de Slowaakse politiek. Na Fico’s ontslag als premier in 2018 nam partijgenoot Pellegrini het stokje over, maar die besloot zich later af te splitsen en richtte HLAS (Stem) op. Na de parlementsverkiezingen lag de sleutel voor een nieuw Fico-kabinet in de handen van zijn partij. Pellegrini ging overstag, werd voorzitter van het parlement én wist dat Fico hem zou steunen als presidentskandidaat.
Maar dat betekent niet dat Fico en Pellegrini vrienden zijn. Integendeel, zegt de Slowaakse socioloog Michal Vasecka in een zolderkantoortje in Bratislava. „Pellegrini is Fico met een menselijk gezicht. Ze mogen elkaar niet, maar ze kunnen door één deur.”
12 procent stemde voor de man met anti-lhbti- en anti-migratiecampagne
Pellegrini’s politieke stijl omschrijft politiek analist Grigorij Meseznikov, van de denktank Institute of Public Affairs in Bratislava, als „opportunistisch”. Onlangs publiceerde het onderzoeksplatform VSquare een verhaal dat Pellegrini tijdens een eerdere verkiezingscampagne hulp vroeg aan de Hongaarse premier Viktor Orban, om voor electoraal gewin een ontmoeting te regelen met Russische bewindslieden. Het hielp hem uiteindelijk niet. Aan de andere kant staat Korcok bekend als „droog en serieus”, zegt Meseznikov.
De strijd tussen de twee presidentskandidaten verloopt de afgelopen weken hard. Pellegrini en zijn partijgenoten zijn in opspraak gekomen vanwege het bezit van dure villa’s en vliegen met een privévliegtuig van de regering, terwijl Korcok wordt afgeschilderd als pion van het westen die Slowaakse soldaten de oorlog met buurland Oe-kraïne in wil sturen. Een bevoegdheid die de president niet heeft. „Zeker de helft van de Slowaken gelooft in bepaalde mate in complottheorieën”, zegt Vasecka, schermend met opiniepeilingen.
De kiezers van Harabin, die bijna 12 procent van de stemmen kreeg, moeten nu een keuze maken tussen Pellegrini en Korcok. Pellegrini is voor hen te gematigd en Korcok te westers. Harabin heeft vooralsnog geen stemadvies gegeven. „Mijn kiezers weten wat ze moeten doen”, was zijn cryptische boodschap.
Lees ook De toekomst van de Slowaken is in één klap veranderd
Ook first lady Jill Biden kan de oorlog en het leed van Palestijnse burgers in Gaza niet langer aanzien. Op een bijeenkomst met moslimleiders, afgelopen dinsdag in Washington, deelde president Joe Biden dat zijn vrouw er bij hem op aandringt te zorgen dat de vernietiging en de honger eindigt, zo vertelde een aanwezige aan The New York Times. „Stop het, stop het nu”, had zij volgens de overlevering tegen hem gezegd.
Jill Biden zou daarmee aansluiten – of voordringen – in een lange rij medestanders van de Amerikaanse president die zich steeds luidruchtiger beklagen over zijn gebrek aan overwicht op Israël om de vergelding voor de aanslag van Hamas van een half jaar geleden in te tomen. Belegering, bombardementen en honger hebben aan naar schatting 32.000 Palestijnen, en nu ook westerse hulpverleners, het leven gekost en Gaza grotendeels onbewoonbaar maakt.
Uit het Witte Huis lekt regelmatig dat Biden gefrustreerd of zelfs woedend is over de wijze waarop de Israëlische premier Benjamin Netanyahu de oorlog voert. In een onderling telefoongesprek donderdag riep Biden op tot een „onmiddellijk staakt-het-vuren”. Maar als hij gedreigd heeft met consequenties wanneer Israël blijft bombarderen, zijn die niet publiek gemaakt. De machtigste man van de wereld lijkt niet bij machte de ellende te stoppen.
„Hij oogt zwak”, zegt Jonah Blank, een decennium lang een van Bidens adviseurs en nu een van diens critici. „De perceptie van zwakte kan hem zijn herverkiezing kosten.” Bidens gebrek aan greep op Israëls militaire handelen schaadt niet alleen zijn internationale aanzien. Het treft zijn binnenlandse politieke kansen in de verkiezingen van november.
Sinds jaar en dag is het in de Verenigde Staten „een politieke doodzonde” om kritiek te hebben op Israël, dat voor zijn defensie jaarlijks zonder beperkingen miljarden dollars aan Amerikaans belastinggeld ontvangt en een ongeëvenaard sterke lobby heeft. „Ook ik heb daarom lang mijn mond gehouden”, zegt Blank. Hij denkt dat zijn commentaar op Israël, meer dan dat op Biden, betekent dat hij nooit meer voor de overheid of in de politiek zal kunnen werken. „Maar we zijn op een punt beland waar zwijgen over Israël moreel niet meer kan.”
Frustratie
Jonah Blank is antropoloog en politiek analist, verbonden aan verschillende denktanks en werkte tien jaar voor senator Joe Biden. Tot Biden in 2009 vicepresident werd, adviseerde Blank hem over buitenlands beleid en de islam. Met name wat betreft Afghanistan, dat ze samen bezochten, maar ook over het Midden-Oosten. Tijdens een gesprek in Washington – vanwege een flinke verkoudheid via videoverbinding – noemt hij Biden meestal „mijn oude baas”. Hij weet hoe de president politiek en strategisch opereert. En wat hem vormt en drijft als mens.
Vorige maand schreef Blank een artikel voor het tijdschrift Foreign Affairsom zijn oude baas aan te moedigen maatregelen te nemen tegen Netanyahu. Het artikel ontstond „uit frustratie – met de ellende in Gaza en de mogelijke electorale gevolgen”. Daarnaast hoort Blank dat „sommige opties die ik aandraag besproken worden door mijn oud-collega’s” die nog voor Biden werken. „Ik weet uit ervaring dat het kan helpen als je tegen hem zegt: ‘dit wordt geopperd in Foreign Affairs’, in plaats van iets zelf aan te dragen.”
Blank voert aan dat Biden zich op verschillende humanitaire wetten kan beroepen om financiering van Israëls oorlog op te schorten. De Verenigde Staten zouden Palestina kunnen erkennen om de twee-staten-optie levend te houden. Hij veroordeelt het bewerkstelligen van een „walgelijk” akkoord tussen Israël en Saoedi-Arabië „waar de Palestijnen niets aan hebben”. En hij roept Biden op een televisietoespraak te houden over Israël en Gaza. „Het zou allemaal too little too late zijn, maar een stap in de goede richting.”
Blanks frustratie is sinds de publicatie verder toegenomen. „In februari had ik het idee dat hij probeerde een grens te trekken, maar sindsdien beweegt mijn oude baas weer in tegengestelde richting. Het lijkt alsof Netanyahu hem heeft uitgedaagd zijn steun op te zeggen en hij heeft moeten inbinden.” Deze week keurde Biden de versnelling van de levering van gevechtsvliegtuigen voor Israël goed. een wapendeal goed voor Israël, ter waarde van 18 miljard dollar. Na de aanval op medewerkers van de Amerikaanse voedselhulporganisatie World Central Kitchen en het telefoontje donderdag heeft Israël wel beloofd tijdelijk meer hulp aan de bevolking van Gaza toe te staan. Blank is niet onder de indruk van Bidens gesprek met Netanyahu. „Ja, hij slaat een andere toon aan, maar zijn daden spreken luider.”
Wat drijft Biden (81) om Israël vrijwel onvoorwaardelijk te steunen? „Ten eerste houdt hij niet van openbare confrontaties met andere leiders. Zijn benadering, ik heb hem dit eindeloos zien doen, is bear hug-diplomatie”, een wurgende omhelzing. „Al doet hij dat niet met Poetin – er zijn grenzen. Blijkbaar heeft hij met Netanyahu het breekpunt nog niet bereikt.”
Blank vervolgt: „Ten tweede is hij een product van zijn generatie, de oudere boomers. In zijn vormende jaren was Israël de underdog, het bevochten bastion voor Holocaust-overlevenden.” Daarmee staat Biden op afstand van de meeste Amerikanen „die Israël kennen als een gevestigd, dominant, gewelddadig land dat illegaal gebied bezet. Het is een militaire macht die te maken heeft met terrorisme, maar dat is geen existentieel gevaar”.
Na de aanslag op 7 oktober vorig jaar reisde Biden naar Tel Aviv om steun te betuigen, maar hij waarschuwde ook meteen om niet de Amerikaanse fouten in de War on Terror na 11 september 2001 te herhalen. „Nu faciliteert hij Netanyahu onze fouten te herhalen”, zegt Blank.
Electorale schade
Bijna alle Amerikaanse politici zijn voorzichtig richting Israël, maar onder anderen de Democratische Senaatsleider Chuck Schumer riep recent wel op tot nieuwe verkiezingen in Israël, die Netanyahu vrijwel zeker zou verliezen. „Deze oorlog kan Netanyahu niet lang genoeg duren”, zegt Blank cynisch. „Wanneer die voorbij is komt zijn afrekening en moet hij de gevangenis in” vanwege verdenking van corruptie. „Hij zal er alles aan doen om Trump te helpen weer president te worden.”
Het derde wat Biden zou weerhouden van fermere stellingname tegen Israël is de binnenlandse situatie. „Hij kent de realiteit dat niemand politiek ongeschonden Israël bekritiseert. Waarschijnlijk is zijn calculatie dat hij meer te verliezen heeft als hij het opneemt tegen Netanyahu dan hij kan terugwinnen aan kiezers die hem vanwege Gaza de rug toe keren.”
Buitenlands beleid speelt, behalve als het om Amerikaanse militairen overzee gaat, vrijwel nooit een rol in verkiezingen. Toch zijn het nu internationale kwesties die aan Bidens populariteit knagen. De chaotische terugtrekking uit Afghanistan kostte hem veel krediet en de meeste kiezers keuren zijn Midden-Oostenbeleid af. Vooral voor jongeren weegt dat laatste zwaar.
Biden is formeel al de Democratische kandidaat voor november, opnieuw tegenover de Republikein Donald Trump, maar in pro forma voorverkiezingen maken proteststemmers zich kenbaar. Deze week vulde ruim 8 procent van de Democratische kiezers in Wisconsin in dat Biden niet op hun stem hoeft te rekenen. In Michigan en Minnesota, waar relatief veel moslimimmigranten wonen, kwamen de percentages in de dubbele cijfers. Bidens campagne-optredens worden steevast onderbroken door demonstranten die hem genocide verwijten. Meestal hoort hij het gelaten aan. Een tournee die vicepresident Kamala Harris zou houden op universiteitscampussen, is van de agenda geschrapt.
„Jongeren kunnen nog van gedachte veranderen de komende maanden, maar ik denk dat hij de Arabische stem al verloren heeft”, zegt Blank. „Palestijnse-Amerikanen hebben naaste familie verloren, mede dankzij onze medeplichtigheid. Die wint hij zelfs niet meer terug als hij de oorlog morgen tot een einde brengt. Enkelen zijn boos genoeg om op Trump te stemmen, maar ook thuisblijvers kunnen de uitkomst bepalen.” Presidentsverkiezingen worden maar in een handjevol staten beslist en de marges zijn daar uiterst smal. In peilingen staat Trump voor op Biden.
Oekraïne
Een belangrijke reden voor Blank om zich publiekelijk met Bidens beleid te bemoeien is dat hij wil dat zijn oude baas herkozen wordt. „Ik ben het vreselijk met hem oneens op dit moment. Maar ik heb ontzettend veel respect voor hem”, zegt Blank over de president. „Het alternatief zou zo vreselijk veel erger zijn, voor Palestijnen en Amerikanen.”
Misschien – hier moet Blank speculeren, omdat hij interne peilingen van de Democraten niet kent – weet Biden beter dan hij welke kiezers straks het belangrijkst zijn. „Vreest hij de pro-Israëlische, niet per se Joodse, kiezers meer dan de Arabische? En rekent hij erop dat progressieve kiezers uiteindelijk toch op hem zullen stemmen omdat Gaza niet het enige onderwerp is dat hun keuze bepaalt?” Hij helpt het hem hopen. „Hoe gefrustreerd ik ook ben, mijn stem heeft hij sowieso.”
Blank heeft nog een beetje vertrouwen dat Bidens houding verscherpt als het Huis van Afgevaardigden vanaf volgende week, na een maandenlange Republikeinse blokkade, toch instemt met een pakket aan hulp voor Oekraïne, Israël en Taiwan. „Oekraïne vecht wel tegen een existentiële bedreiging en Biden zal doen wat nodig is om dat land te blijven steunen”. Daarom moet hij voorlopig de Republikeinen te vriend houden wat betreft steun aan Israël, die binnen die partij niet ter discussie staat.
Maar Blank verwacht geen wonderen van Biden. „Iedereen snapt dat de Amerikaanse president geen Superman is en dat ook als wij Israël iets minder geld en wapens sturen, de vernietiging van Gaza misschien doorgaat. Maar je kunt niet niks doen en hopen dat dit in november geen belangrijk onderwerp meer is. Maak de juiste morele keuze”, besluit hij. Daarmee kan Biden ook het beeld van zwakte en machteloosheid van zich afwerpen. „Ik zeg niet dat Biden ervoor kan zorgen dat de oorlog ophoudt. Hij zal Netanyahu niet veranderen. Maar hij kan er wel voor zorgen dat we niet meer medeplichtig zijn.”
In het strak georganiseerde Nederland leiden snelle e-bikes tot ophef, op de notoir chaotische wegen van Kenia veroorzaken brommers steeds meer controverse. Iedere Keniaan heeft na een hachelijk ritje met een boda boda wel eens gezworen nooit meer zijn leven te wagen op zo’n motorfietstaxi. Maar in het vaak vastgelopen verkeer van Nairobi is er soms geen andere optie.
Zeker, de rit is meestal opwindend. Het brengt het roekeloze kind in je naar boven als de rijder heen en weer zwenkt en het flikt om bijna tegelijkertijd op rem en gaspedaal te trappen. De boda boda’s – de term is in zwang voor zowel de motorfiets als de bestuurder zelf – snellen agressief op de verkeerde rijstroken, negeren verkeerslichten en rijden op voetgangerspaden. „Het hele verkeerssysteem in Kenia kan het in zijn huidige staat niet aan, en als gevolg daarvan komen zeer grote aantallen mensen om het leven”, concludeert de Nationale Transport- en Veiligheidsautoriteit (NTSA).
In Nederland rijd je met het verkeer mee, in Kenia houdt iedereen er zijn eigen regels op na. De boda boda’s vervoeren gemakkelijk vier passagiers met nog eens een tros kippen hangend aan de bagagedrager, of met een torenhoge stapel zakken meel met daarop triomfantelijk een passagier, of in meer nomadische gebieden met een paar geiten, ja zelfs een koe.
Chinese import
Het vervoer met boda boda is het favoriete transportmiddel in Kenia. Kenianen weten om te gaan met chaos en bij chaos hoort tolerantie en begrip, zeker als armen er hun geld mee verdienen. Ze vervloeken motortaxi’s niet, net zoals ze respect hebben voor de verkeer vertragende, zwaar zwetende trekker van een handkar.
Op iedere straathoek staan er wel een paar, ze dringen diep door in afgelegen plattelandsgebieden, ze kunnen manoeuvreren op slechte wegen en smalle paden, ze verslaan de auto in ronkende files en zetten de passagier voor zijn huis af. De naam, boda boda, heeft zijn oorsprong in het personenvervoer over de grens (border) met buurland Oeganda.
In 2008 zette de Keniaanse regering de importbelasting van motorfietsen tot 250cc op nul en dat leidde tot een toename van 1.773 procent in het aantal geregistreerde motorfietsen. Uit statistieken van de NTSA blijkt dat er in 2008 130.307 motorfietsen waren, in 2016 ging het om meer dan één miljoen en in 2022 ruim twee miljoen – vooral vervuilende motorfietsen uit China. Het opheffen van de belasting betekende een enorm succes in het bestrijden van de jeugdwerkeloosheid. Naar schatting 1,2 miljoen motorfietsbestuurders verdienen met hun ritjes rond de 1.000 Keniaanse shilling (rond de 7 euro) per dag.
De boda boda-rijders zijn bovendien goede handel voor de producenten van doodskisten: ze veroorzaken een op de drie doden in het verkeer. Vorig jaar waren dat er 4.324. 18.561 mensen raakten gewond. Sommige ziekenhuizen hebben een speciale afdeling ingericht voor slachtoffers van ongevallen door motorfietsen. Zeker, niet alleen het slechte rijgedrag van de meestal jonge motorbestuurders is verantwoordelijk: de wegen zijn slecht, zonder verkeersborden en politieagenten die voor een habbekrats om te kopen zijn. Afrika bezuiden de Sahara is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie WHO een kerkhof voor verkeersdoden – drie keer zoveel als in Europa – hoewel slechts 2 procent van alle auto’s ter wereld in Afrika rijdt.
Politieke factor
Twee jaar geleden werd de Keniaanse regering de controverses over de boda boda-rijders net iets te veel. Ze raakten steeds meer bedreven in het beroven van telefoons en sieraden van voetgangers. Boda boda’s ranselden een vrouwelijke chauffeur af en misbruikten haar, want ze had een van hen aangereden. Een boze president Uhuru Kenyatta gebood hen allen zich opnieuw te laten registreren. „Het rijden op een boda boda is geen vrijbrief om drive-by overvallen te plegen, en al helemaal niet om vrouwen hun waardigheid te ontnemen”, fulmineerde Kenyatta.
Maar boda boda’s zijn inmiddels een politieke factor. Willem Ruto, Kenyatta’s opvolger, probeerde de boda boda’s juist te paaien. Hij presenteerde zich bij de verkiezingscampagnes als de helper van de arme doordouwers, want dat zijn de rijders. Ruto gaf ze geld om mee te werken aan zijn campagnes, een slimme zet want de rijders komen op plaatsen waar geen politici zich laat zien. Nu zijn de boda boda’s dus een factor van betekenis geworden in het politieke machtsspel en misschien wel daarom wordt hen geen stro in de weg gelegd.
Het zijn onwaarschijnlijke verzoeningen, dertig jaar na de genocide in Rwanda. Van moordenaars en nabestaanden. Van familieleden, zelfs ouders en kinderen, die als gevolg van de slachtpartij tegenover elkaar kwamen staan. In geen land in de historie van de mensheid vielen in zo’n korte tijd zoveel doden. Naar schatting 800.000 tot een miljoen mensen in honderd dagen tijd. Een op de tien Rwandezen. Merendeel Tutsi’s, maar ook Hutu’s die voor Tutsi’s werden aangezien of Tutsi’s beschermden.
„Na de genocide was ik krankzinnig. Ik vergat me aan te kleden. Ik liep in mijn blootje naar buiten. Ik schold iedereen uit die had meegedaan.” De 70-jarige Liberatha Nyirasangwe uit het district Karongi, waar negen op de tien Tutsi’s werden vermoord, schudt gelaten het hoofd. „Mensen kwamen zich verontschuldigen. Ze vielen op hun knieën. ‘Nooit zal ik jullie vergeven’, zei ik. Ik vervloekte ze. Ik had niet verwacht dat ik nog ooit een woord met die mensen zou wisselen.”
„Sinds de genocide leefde ik met een prop in mijn keel. Ik kon niet praten. Ik kon niet huilen.” De 60-jarige Rose Mukarusagara uit hetzelfde district praat nog altijd zachtjes. „Ik verschanste me in mijn huis. Meed contact. Ik was altijd boos, altijd verdrietig. Ik droomde vaak dat ik een man was en wraak nam. Dat ik een van hun kinderen doodde. Ik heb het geprobeerd. Gelukkig is het me niet gelukt.”
Smeulend wantrouwen
Aan elke oorlog, elke slachtpartij, komt ooit een einde. De overlevenden begraven hun doden en dragen hun littekens. De moordenaars, plunderaars en verkrachters boeten voor hun daden of komen ermee weg. En al die beschadigde mensen hebben geen andere keuze dan opnieuw te proberen samen te leven, bij voorkeur in vrede. Maar hoe doe je dat als wederzijds wantrouwen smeult, als angst en haat nog nagloeien? Hoe maak je het uiteengereten weefsel van een samenleving heel?
Daar zijn ze in Rwanda al dertig jaar mee bezig. Een traag en moeizaam proces. De meeste slachtoffers werden gedood met kapmessen en knuppels waarin spijkers waren geslagen. Het waren vaak geen vreemden die hen doodden, maar buren of andere bekenden. Daders en slachtoffers, het waren vrijwel allemaal christenen. Ze spraken dezelfde taal, deelden dezelfde cultuur.
Rwanda telt tien psychiaters op ruim dertien miljoen mensen
De overheid propageert sinds 1999 nationale eenheid en verzoening. Voor de staat bestaan er geen Hutu’s en Tutsi’s meer. Behalve tijdens de jaarlijkse rouwperiode van honderd dagen die begint op 7 april als de ‘Genocide tegen de Tutsi’s’ wordt herdacht. De rest van het jaar geldt iedere burger als Rwandees.
Maar eenheid en verzoening laten zich niet opleggen. Dertig jaar na de genocide worstelt nog steeds een groot deel van de bevolking met de psychische gevolgen. Ruim 20 procent van de bevolking heeft een depressie, een posttraumatische stressstoornis of een andere angststoornis, wijst onderzoek uit. Bij het deel van de bevolking dat de genocide heeft overleefd, is dat meer dan 50 procent.
Hoe komen mensen in arme landen over hun oorlogstrauma’s heen? In landen vrijwel zonder geestelijke gezondheidszorg? Rwanda telt tien psychiaters op een bevolking van ruim dertien miljoen mensen.
„Het hielp dat daders de waarheid vertelden. Ik zag dat het ook mensen zijn”
Liberatha Nyirasangwe, 70 jaar, zittend: „Na de genocide was ik krankzinnig. Heel mijn familie hadden ze uitgemoord. Ik liep in mijn blootje naar buiten. Ik schold iedereen uit die had meegedaan. Mensen kwamen zich verontschuldigen. Ik vervloekte ze. ‘Nooit zal ik jullie vergeven’, zei ik. Jaren hield die gekte aan. Tot ze me vroegen voor die sociotherapie. De eerste twee keer moesten ze me komen halen. De derde keer voelde ik een zweem van blijdschap. Het hielp dat daders de waarheid vertelden. Ik zag dat het ook mensen zijn.”
Alphonse Kanyemera, 78: „Ik was betrokken bij de moord op haar broer. De duivel moet in mij gevaren zijn. In de gevangenis werd ik heel erg ziek. Ik was ervan overtuigd dat ze me zouden laten creperen. Maar ze brachten me naar een ziekenhuis. Daar trof ik een verpleegster uit mijn streek, een van de overlevenden. Ze was zorgzaam voor mij. Nu zorgen Liberatha en ik voor elkaar. We wonen op dezelfde heuvel. Ik hoor haar als ze me roept.”
Speciaal voor dat doel ontwikkelde de Nederlandse sociotherapeut Cora Dekker een goedkope en effectieve therapie, in samenwerking met het bisdom Byumba van de Anglicaanse kerk in Rwanda. Een aanpak waarmee artsen en psychiatrisch verpleegkundigen in westerse klinieken oorlogstrauma’s van militairen en asielzoekers behandelen, vormden zij om tot een methode die getrainde therapeuten uit de eigen gemeenschap kunnen gebruiken.
In Rwanda staat de methode bekend als Mvura Nkuvure, ‘ik heel jou, jij heelt mij’. De zogeheten ‘community-based sociotherapy’ richt zich op het verbeteren van de sociale betrekkingen tussen mensen met uiteenlopende psychosociale problemen. Met de groep als helende kracht. Tussen 2006 en 2022 voltooiden meer dan 64.000 Rwandezen die therapie.
De lokale organisatie CBS Rwanda en partners leidden ruim duizend therapeuten op. Die kregen een intensieve training van zeven weken. Ze wonen in het dorp of de wijk waar ze groepen begeleiden en kennen de mensen, de gevoeligheden en problemen. Meestal opereren ze in duo’s: Hutu en Tutsi, man en vrouw. Ze krijgen niet betaald, alleen een vergoeding voor transport en communicatie. Vaak zijn het ervaringsdeskundigen, mensen die eerder zelf baat hadden bij de therapie.
„Ik begrijp nog steeds niet dat ik buren heb gedood”
Clever Kadurira, 68 jaar, rechts, in zijn achtertuin, naast de grafsteen van zijn oudere broer: „Van 1993 tot 2000 was ik soldaat in het bevrijdiingsleger van de tegenwoordige president Paul Kagame, dat een einde heeft gemaakt aan de genocide. Het gehucht waar ik vandaan kwam, meed ik. Daar waren mijn vrouw en drie kinderen vermoord. Daar waren mijn ouders, vier broers en zus gedood. Het was een spookdorp. Pas in 2019 keerde ik terug. Celestin had mij eerder benaderd. Hij had herhaaldelijk zijn spijt betuigd.”
Celestin Musengimana, 74 jaar: „Op nog geen tien meter afstand van wat nog altijd mijn huis is, hebben ik en mijn maatje zijn oudere broer doodgestoken bij een wegversperring. Ik zat 21 jaar in de cel. Al in de gevangenis heb ik bekend. Later voor de dorpsrechtbank opnieuw. Het heeft mijn straf niet bekort, maar mijn geweten wel verlicht. Ik begrijp nog steeds niet dat ik buren heb gedood. Sinds de sociotherapie gaan Clever en ik als broers met elkaar om.”
Verborgen
Een maand lang reizen we door Rwanda, hobbelend over roodkleurige zandwegen, bezaaid met keien, waar je alleen met een fourwheeldrive kan komen en soms alleen te voet. Slingerend over de ontelbare heuvels van het eeuwig groene middelgebergte, met een overdaad aan bloemenpracht. Ons doel is mensen te portretteren en te spreken die elkaar ooit als vijanden zagen en dankzij die therapie bevriend zijn geraakt.
Zoals Solange Uwamahirwe en Elie Zmanizaboyo. „Ik was zeven jaar oud toen mijn vader vertelde dat hij had meegedaan aan de genocide”, vertelt Uwamahirwe (23). „Daarna durfde ik niet meer in de buurt komen van dorpsgenoten. Misschien had mijn vader hun familieleden wel vermoord? Ik was ervan overtuigd dat ik niet mocht bestaan.” En Zmanizaboyo (40), destijds tien jaar: „Ik zag hoe mijn beide ouders werden vermoord. Mijn vader met een kapmes. Mijn moeder met een knuppel. Ik kon me verstoppen in het struikgewas. Mensen met een goed hart verborgen mij tot het einde van de genocide. Ik overleefde, maar ik voelde me doods. Tijdens de groepstherapie hoorde ik het verhaal van de dochter van de man die mijn ouders had vermoord. Over het opgroeien zonder vader. Met een moeder die niet voor haar kinderen kon zorgen. Altijd bang, altijd beschaamd. We hebben allebei geleden. Nu steunen we elkaar.”
„Vanuit het bos zag ik hoe het huis met benzine werd overgoten en in brand werd gestoken”
Epiphanie Mukamazimpaka, 37 jaar, destijds 7, links: „Ik was te laat die dag. De meesten van onze familie waren al naar het huis van mijn grootouders gevlucht. Broers, zussen, tantes, ooms, met hun kinderen. Vanuit het bos zag ik hoe het huis met benzine werd overgoten en in brand werd gestoken. Ik hoorde ze daarbinnen kermen. Deze man was erbij, net als zijn broers. Op één na. Die ene broer en diens moeder hebben mij gered. Zij loodsten mij van schuilplek naar schuilplek. Jarenlang was ik bang me onder de mensen te bewegen. In de sociotherapiegroep heb ik geleerd me niet door het verleden te laten verlammen. Ook deze man heeft geleden.”
Jean Baptiste Sibomana, 49 jaar: „Twaalf jaar heb ik in de gevangenis gezeten. Daarna nog eens drie jaar omdat ik met mijn dronken kop over de genocide had opgeschept. Pas daarna drong het besef door dat ik levens had vernietigd, inclusief de levens van mezelf en mijn gezin. Ik heb Epiphanie op mijn knieën om vergeving gevraagd.”
Tot elkaar veroordeeld
Sociotherapeuten hebben de tweetallen gevraagd of ze willen meewerken aan zo’n ontmoeting met journalisten. We horen de verschrikkelijkste verhalen over de genocide. Over trouwgasten die in het huis van de bruidegom levend werden verbrand nadat het dak was overgoten met benzine. Over de verkrachte zus die de genocide overleefde, maar overleed aan aids. Verhalen die dertig jaar na dato nog steeds tot in detail moeten worden verteld. Ogenschijnlijk zonder emotie, maar met alle gebaren en bewegingen die er destijds bij hoorden. Een slachtpartij wordt nagespeeld.
Zij die overleefden, vertellen niet alleen over de wandaden. Zij „voor wie het nog geen tijd was”, zoals de destijds zesjarige Epiphanie Mukamazimpaka het uitdrukt, spreken ook over de goedertierenheid van sommige medemensen, van Hutu’s, buren die hen verborgen, in bescherming namen, eten brachten. Over bekenden met bloed aan de handen die op een beslissend moment toch wegkeken of niet toesloegen, aan wie ze het leven danken, zoals de destijds tienjarige Elie Zmanizaboyo. Hij kan het nog altijd niet bevatten.
In die chaotische periode van bloeddorst en collectieve waanzin gebeurde wel meer onbegrijpelijks, leren de verhalen. Over de Hutu-zoon die meedeed met de moordenaars omdat hij zo hun gangen kon nagaan en zijn Tutsi-moeder kon beschermen. Over de Hutu-vader die zijn vrouw de keel afsneed, omdat hij van de moordenaars moest kiezen tussen zijn vrouw en hun twee kinderen, en zijn vrouw van hem eiste haar te doden. Zijn kinderen moesten hem tien jaar missen omdat hij in de gevangenis zat voor moord.
„De vrouw van wie ik de zus heb gedood, hield mij in leven”
Marianna Nyirantagorama, 58 jaar: „Van ons gezin ben ik de enige die de genocide heeft overleefd. Mijn moeder, twee broers, vier zussen liggen in een massagraf. Ik behoorde steeds tot die enkele overlevenden tussen al die doden. In de kerk waar het grootste deel van mijn familie werd vermoord. Later op de Besesero-heuvel waar de laatste Tutsi’s zich tot het uiterste verdedigden tegen een overmacht. Onder bloederige lijken hield ik me dood. Deze man heeft mijn oudste zus gedood. Dankzij sociotherapie kon ik hem vergeven. Ik zag zijn berouw.”
Marc Nyandekwe, 60 jaar: „Ik heb 6 jaar en 9 maanden gevangen gezeten. Na mijn vrijlating durfde ik Marianna niet onder ogen te komen. Eerst verschanste ik me in mijn eigen huis. Later ging ik elders werken. Af en toe kwam ik terug naar mijn gezin. Marianna zei tegen mijn vrouw dat ik niet langer hoefde te vluchten. Ik was bang dat het een valstrik was. Maar ze leende ons geld. Ze hielp me aan werk. De vrouw van wie ik de zus heb gedood, hield mij in leven.”
Na de genocide was samenleven voor iedereen op eieren lopen. Voor de overlevenden. En voor hen die hadden meegedaan of toegekeken. Ze waren tot elkaar veroordeeld maar ze negeerden of ontweken elkaar, verlamd door angst, verteerd door woede. „Van de overheid moesten we ons verzoenen”, zegt Elie Zmanizaboyo. „Maar zij hadden onze families vermoord. Zij hadden onze levens vernietigd. Veel daders zaten voor jaren achter de tralies. Maar dat was niet voldoende. Ze moesten lijden zoals wij hadden geleden. Ik was als een explosief dat elk moment kon ontploffen.”
De 59-jarige Letitia Uwamariya durfde nauwelijks buiten te komen uit angst dat ze familieleden zou tegenkomen van een van de mannen die haar zes kinderen hadden gedood. „Ik bewerkte het land. Daarna ging ik meteen naar mijn kamer. Voor de kinderen die ik na de genocide nog kreeg, had ik geen oog. Mijn enige vriend was mijn bed.”
Ze waren tot elkaar veroordeeld maar ze negeerden of ontweken elkaar
Ook veel daders die op vrije voeten kwamen en daarmee voor onrust zorgden in de gemeenschappen waar ze naar terugkeren, zijn wantrouwend en bang. De 46-jarige Ezechiel Niyibizi, die tien jaar vastzat, wist zeker dat de overlevenden hem zouden proberen te doden. Hij verschool zich in zijn eigen huis, durfde niemand in de ogen te kijken. „Ik schaamde me. Iedereen wist wat ik gedaan had. Ik bewoog me als een schim.”
De 56-jarige Jean Claude Kwizera, die na vijftien jaar in mei 2022 vrij kwam, herkende zijn eigen dorp niet meer. „Hier was vroeger overal bos.” Zijn eigen huis kon hij aanvankelijk niet vinden. Het zag er armoedig uit in vergelijking met al die nieuwe huizen. „Ik voelde me eenzaam en terneergeslagen. Hoe haal ik die achterstand ooit in?”
Verzoening is geen doel
Veel Rwandezen zijn direct of indirect beschadigd door de genocide en isoleren zich, hun contact met de gemeenschap is verstoord. Dat merken we aan de tweetallen die we elk afzonderlijk spreken. Zij gaan sinds de sociotherapie vriendschappelijk met elkaar om, terwijl ze daarvoor doodsbang voor elkaar waren of elkaar het licht in de ogen niet gunden. In veel gevallen hebben ze zich verzoend of de ander vergeven. Al is dat niet het doel van de sociotherapie. De therapeuten die de bijeenkomsten begeleiden, nemen woorden als ‘verzoening’ en ‘vergeving’ niet snel in de mond. Als die momenten zich voordoen, gebeurt dat op initiatief van deelnemers zelf.
„Sociotherapeuten voeren niet het hoogste woord. Ze zeggen niet hoe het moet”, vertelt Emmanuel Sarabwe, trainer en onderzoeker van het eerste uur bij CBS Rwanda. „Ze maken mogelijk. Ze luisteren en stellen vragen. Dat is onze grootste uitdaging tijdens de training. Want in Rwanda denken we van oudsher hiërarchisch. Geestelijken preken. Onderwijzers hebben de wijsheid in pacht. Sociotherapie moet het juist hebben van de kennis en wijsheid van de groep.”
„Ik heb twaalf jaar gevangen gezeten. Ik kreeg nooit bezoek”
Ancile Unabagira, 57 jaar, met zwarte hoofddoek: „Mijn man werd in de eerste dagen van de genocide door militairen gedood. Ik vluchtte met onze drie kleine kinderen naar mijn geboortedorp. Dat was riskant omdat daar moordenaars waren die mij kenden. Maar er woonden ook mensen die mij hielpen, die mij waarschuwden als er weer een bende in aantocht was. Dan vluchtten we de bossen in. Deze vrouw heeft de zussen van mijn man verraden. ‘Dat zijn Tutsi’s’, zei ze tegen een groep mannen. ‘Maak ze af.’ Tijdens de sociotherapie kwam ik erachter hoe arm ze was. Dat ze geen matras had en op bananenbladeren sliep. Ik kreeg meelij met haar.”
Ancile Nyiramimani, 52 jaar: „Ik heb twaalf jaar gevangen gezeten. Ik kreeg nooit bezoek. Mijn man zat nog veel langer gevangen. Na zijn vrijlating wilde hij niks meer van me weten, omdat ik oud en zwak was geworden. Dankzij de sociotherapiegroep heb ik nu beddengoed. Mensen praten weer met mij.”
Een therapie omvat vijftien wekelijkse sessies van elk drie uur. Er doen tien tot vijftien mensen aan mee. De eerste drie sessies staan in het teken van veiligheid. Een huis, een kerk, een schaduwrijke plek in de buitenlucht, de plaats van samenkomst moet voor iedereen veilig zijn. „Maar tijdens de eerste bijeenkomst voelt niemand zich veilig”, vertelt Sarabwe. „Stel je voor: je zit in een kring met familieleden van degene die jouw broers en zussen hebben vermoord. Of met de dader zelf. Met wie je tot dan toe elk contact hebt gemeden. Sommige groepsleden zitten bijna achterstevoren. Het ongemak druipt eraf.”
Tijdens de eerste sessies wordt er vaak gedanst en gezongen. Er worden spelletjes gespeeld. Om de sfeer luchtig te houden. Langzaam ontstaat het begin van groepsgevoel.
In de tweede serie van drie sessies staat vertrouwen centraal. Wie vertrouw je? Wat wekt vertrouwen? De volgende twee fasen draaien om zorg en respect. Wat voor zorg heb je nodig? Welke zorg kun je de andere groepsleden bieden? Meestal voelt het gezelschap inmiddels vertrouwd. Mensen hechten zich bijna ongemerkt.
In de laatste twee fasen gaat het om je richten op de toekomst en je leven niet laten beheersen door het verleden. En om het opdiepen van positieve herinneringen. Wanneer voelde je je blij? Wanneer werd je gesteund? Ken je ook mensen die goed voor je zijn geweest?
„Elk woord, elk gebaar, elke zucht kan de vonk zijn die tot toenadering en helend contact leidt binnen de groep”, zegt Sarabwe. „Dat gebeurt meestal in de zorgfase.” Het helpt als daders precies vertellen hoe en waar ze hun wandaden pleegden en waar ze hun slachtoffers begroeven. Het helpt als ze oprecht berouw tonen en besef van wat ze hebben aangericht.
„Elke nacht opnieuw zag ik die beelden. Ik werd verteerd door haat”
Rose Mukarusagara, 60 jaar, rechts: „Ik zat mijn drie maanden oude baby te voeden, toen de meute op me afkwam. Iemand schoot mijn jongetje dood. Een ander wilde me de genadeklap geven met een kapmes. Ik weerde af met mijn arm die hevig begon te bloeden, net zoals mijn oor die was geraakt. Ik viel voorover op mijn baby en verloor het bewustzijn. Waarschijnlijk dachten de mannen dat ik vanzelf zou doodbloeden. Na de genocide had ik altijd hoofdpijn. Elke nacht opnieuw zag ik die beelden. Ik werd verteerd door haat. Sociotherapie hielp me weer mens te worden. ‘Heel mij, ik heel jou’ heet die aanpak. Dat hebben we gedaan.”
Ezechiel Niyibizi, 46: „Ik maakte deel uit van die meute. ‘Als wij hen niet doden, doden ze ons’, hadden leiders ons verteld. Na de genocide vluchtte ik naar Congo. Tien jaar cel wachtte mij bij terugkeer. Wat ik heb gedaan, is onvergeeflijk. En toch heeft Rose me vergeven, De zoon van Rose brengt mijn dochter elke dag naar school.”
Wat ook bijdraagt is dat groepsleden elkaar hun persoonlijke verhalen vertellen en dat er aandachtig wordt geluisterd. „We voelden elkaars verdriet”, zegt de 60-jarige Marc Nyandekwe over de 58-jarige Marianna Nyirantagorama wier zuster hij doodde. „We probeerden elkaar te troosten.”
Een uitspraak die in de gesprekken over de sessies steeds terugkomt, in allerlei variaties: „Zij hebben ook geleden. We hebben allemaal geleden.”
Het effect van de therapie omschrijft de 46-jarige Ezechiel Niyibizi als „nooit verwacht geschenk”, de 68-jarige Clever Kadurira noemt het „genade”, de 40-jarige Elie Zmanizaboyo spreekt over „een bevrijding” en de 59-jarige Letitia Uwamariya zegt dat het „dat was wat ze nodig had om me weer mens te voelen tussen de mensen, niet meer moederziel alleen”.
Tachtig procent van de groepen gaat op eigen kracht verder. Ze blijven elkaar ontmoeten. Vanzelfsprekend, vindt onderzoeker Sarabwe. „Ze willen de verbondenheid niet kwijt.”
Sommige groepen beginnen gezamenlijke bezigheden om geld te verdienen. Ze vlechten matten. Ze bewerken samen een stuk land. Sarabwe: „Trauma’s houden mensen niet alleen klein maar ook arm.” Community-based sociotherapie wordt inmiddels toegepast in Liberia, Congo-Kinshasa, Oeganda, Ethiopië en Zuid-Soedan.
Tijdlijn Rwanda
15de eeuw
Rwanda is tot 1884 een koninkrijk.
1884
Rwanda maakt tot 1919 deel uit van de kolonie Duits Oost-Afrika.
1922
Rwanda behoort tot 1962 tot Belgisch mandaatgebied. In navolging van Duitsers zien Belgen de Tutsi’s als elite en Hutu’s als onderklasse. In de jaren dertig voeren ze id-kaarten in met daarop: Hutu, Tutsi of Twa.
1959
Hutu’s doden tienduizenden Tutsi’s.
1961
Een Hutu-regering neemt de macht over.
1962
Rwanda onafhankelijk. Massamoorden op Tutsi’s in 1963, 1967 en 1973.
1990
Etnisch geweld laait op als Tutsi-milities, verenigd in het Rwandees Patriottisch Front (RPF), vanuit Oeganda Rwanda binnenvallen.
1994
Op 6 april wordt een vliegtuig met de presidenten van Rwanda en Burundi uit de lucht geschoten. Het is het startsein voor de massamoord op Tutsi’s. Er sterven zo’n 800.000 mensen. De genocide eindigt op 18 juli met de machtsovername door het RPF. Zo’n 1,5 miljoen Hutu’s en Tutsi’s vluchten naar Congo-Kinshasa. De meesten keren in 1996 en 1997 terug.
1999
De regering richt een Commissie voor Nationale Eenheid en Verzoening op. De benamingen Hutu en Tutsi worden verboden. Een nieuw ministerie neemt die taak over in 2021.