Het kostbaarste bezit in Kaung Setts nieuwe leven is een kleine plastic sleutelhanger met een meisjeshoofdje. Zijn ouders gaven het mee als aandenken toen hij eind maart vanuit Myanmar naar Thailand vluchtte om aan de militaire dienstplicht te ontkomen. „We weten niet wanneer we elkaar zullen terugzien”, zegt hij.
Hij heeft een smal gezicht met afstaande oren. Af en toe frommelt hij aan zijn bruin geblokte pyjamabroek terwijl hij zittend op de vloer van een huis in de Thaise grensplaats Mae Sot zijn verhaal doet.
In februari van dit jaar maakte de junta van Myanmar bekend dat alle mannen tussen de 18 en 35 en vrouwen tussen de 18 en 27 voor twee jaar opgeroepen kunnen worden. Voor professionals zoals artsen en ingenieurs geldt tot hun 45ste een dienstplicht van drie jaar.
Het bericht joeg een golf van paniek en woede door het land. Er kwam een ware exodus op gang. Ook de 26-jarige Kaung Sett en zijn ouders hoefden niet lang na te denken. Al was de tocht langs de militaire controleposten en dwars door de bergen gevaarlijk en is het illegale bestaan in Thailand armoedig en onzeker: alles is beter dan als kanonnenvoer dienen voor het gehate leger. „De militairen vechten niet voor de bevolking, maar voor hun eigen belangen. Ze zouden ons gebruiken om burgers te doden”, zegt hij. „Of ons inzetten als menselijk schild of mijnenveger.”
Veel fronten
Met vijftien lotgenoten bivakkeert Kaung Sett in een simpel huis van twee verdiepingen in een achteraf straatje van Mae Sot. Een enkel rugzakje leunt tegen de kale muur, hier en daar ligt een stuk karton in plaats van een matras. Meubels zijn er niet. Uit de vrijwel lege keuken komen knoflookgeuren.
dienstweigeraarAung Myo Ik zou onze eigen mensen moeten doden. Dat wil ik niet
De wet op de dienstplicht stamt uit 2010, maar werd niet eerder toegepast. Op een bevolking van ongeveer 55 miljoen betekent de maatregel een reservoir van veertien miljoen rekruten. Het leger kampt met een tekort aan manschappen nu een groot deel van het land in opstand is gekomen tegen het regime. Sinds de coup hebben een aantal van de etnische minderheden hun decennialange strijd voor autonomie verhevigd. Ook zijn overal nieuwe verzetsgroepen opgekomen, de People’s Defence Forces (PDF’s), voornamelijk bestaand uit jongeren.
Voor het eerst in de geschiedenis moet het leger tegelijkertijd op zo veel fronten vechten dat de troepen dun gezaaid zijn. De verliezen zijn hoger dan ooit tevoren en de aantallen deserteurs en krijgsgevangenen lopen in de duizenden. Steeds vaker zet het regime bommenwerpers in.
Kaung Sett hield van zijn baan als onderwijzer. Nu zoekt hij werk als dagloner tegen een betaling die ver onder het Thaise minimum ligt. „Ik voel me hier verloren”, geeft hij met een bedeesd lachje toe. Dan vervolgt hij, plotseling gedecideerd: „We gaan deze strijd winnen. We houden het immers al drie jaar vol. Maar daarna zal het moeilijk zijn. De schade is enorm. Dan wil ik terug om het land weer op te bouwen.”
De 32-jarige Aung Myo leefde met zijn familie van de rijstbouw in een afgelegen gebied in Oost-Myanmar waar het militaire geweld en het politieke tumult de afgelopen drie jaar enigszins op afstand waren gebleven. Totdat de aankondiging van de dienstplicht kwam. „Het is nooit in me opgekomen om in het leger te gaan. De gedachte maakte me triest en bang.” Zijn blik had nooit verder gereikt dan het eigen bestaan. Over Thailand wist hij niet veel meer dan dat daar zijn enige kans lag om aan zijn noodlot te ontkomen. De familie verkocht een deel van het land om de tocht te betalen en de soldaten bij de controleposten onderweg om te kopen.
Aung Myo blikt door het raam naar de onbekende buurt. Voor het eerst van zijn leven is hij zonder zijn familie. Al pratend wrijft hij onwennig over zijn schouders die uit zijn witte mouwloze hemdje steken. Spijt van zijn gedwongen vertrek heeft hij niet. „Ik zou onze eigen mensen moeten doden. Dat wil ik niet”, zegt hij.
Volle klinieken
De dienstweigeraars vormen de zoveelste groep Myanmarezen in Mae Sot. De afgelopen decennia is de Thaise grensplaats steeds meer een buitenpost van het buurland geworden. Op de markt roezemoezen Myanmarese handelaren bij hun stalletjes met vis, groente en plasticwaren. Gevluchte activisten van verschillende generaties zetten er onder de radar hun werk voort. De landbouw, bouw en fabrieken draaien net als in andere gebieden in Thailand voor een deel op de duizenden goedkope arbeiders uit Myanmar.
Ook gewonde strijders uit de verzetsgroepen worden er in het geheim verpleegd. De volle klinieken laten zien dat de recente zware gevechten in de oostelijke Karen-staat hun tol eisen. Het rechteroog van Storm, een nom de guerre, is in de kas weggedraaid, maar met het linker kijkt hij doordringend de wereld in. Twee weken geleden, bij de slag rond de belangrijke handelsplaats Myawaddy, boorde een artilleriescherf zich van zijn rechterslaap naar zijn linkerwang. „Ik dacht niet dat ik het zou overleven”, zegt hij. Storm vocht als PDF’er tegen de Myanmarese junta. Bij een volgende operatie moet blijken of het oog te redden valt. Zijn zus die uit Myanmar is overgekomen, barst in snikken uit als ze het gehavende gezicht van haar tien jaar jongere broer ziet.
Storm laat zich niet weerhouden door haar zorgen. Hij wil zo snel mogelijk weer terug naar zijn eenheid in de jungle. „Dit regime moet weg. Ik ben bereid daarvoor te sterven”, zegt hij. Op zijn keel prijkt een grillig donker lijnenspel. Het is een tatoeage met het woord ‘Verandering’.
Ook half maart raakte hij al gewond. Toen een vriend voor hem op een mijn stapte en een been verloor, werd Storm in zijn bovenbeen getroffen. Vijf dagen later stond hij weer in de frontlinie.
Ook de 35-jarige Kawai is een PDF’er. Voor de staatsgreep werkte hij als bouwvakker. Die 26ste april raakte ook hij gewond. Nadat een vriend was omgekomen probeerde hij het lichaam in veiligheid te brengen, terwijl er een luchtaanval gaande was. „We zijn allemaal als broers voor elkaar”, vertelt hij. Die loyaliteit werd hem bijna fataal. Met diepe wonden in zijn maag en met minimale verdoving doorstond hij zes uur lang de reis in de laadbak van de pick-up die hem naar Thailand bracht. Als de hechtingen verwijderd zijn, wil ook hij weer terug naar de strijd. „Mijn werk is nog niet af.” De recente gevechten zijn de zwaarste die hij meemaakte sinds hij zich twee jaar geleden aansloot bij het verzet. De blik in zijn ogen is rusteloos en van het geluid uit een nabijgelegen gebouwtje schrikt hij meteen rechtop. „lk ben gewend altijd alert te zijn.”
Boeddhistische pagode
Ook het landschap rondom Mae Sot draagt de sporen van de oorlog. Een rivier vormt de grens tussen de oostelijke Karen-staat van Myanmar en Thailand. Op de Myanmarese oever ten zuiden van Mae Sot verblijven duizenden ontheemden die de afgelopen maanden voor de verhevigde gevechten op de vlucht sloegen. Sommige onderkomens bestaan uit niet meer dan een zeiltje op de grond. De 63-jarige Than Myint zit met haar kleinkind in een hutje van bladeren en bamboe. „Ik wil terug naar mijn dorp. Maar als ik daar gebleven was, zou ik alleen gestorven zijn. Hier zijn er tenminste mensen om me heen als ik doodga”, zegt ze. De thanaka, een traditionele crème van boomschors die de huid beschermt, trekt witte sporen in de plooien van haar vermoeide gezicht. Ze hoopt dat de nabijheid van een boeddhistische pagode haar en de ongeveer vierhonderd andere families hier zal beschermen tegen gevaar vanuit de lucht. „Andere veiligheid is hier niet.”
In de regentijd maakt de kolkende watermassa de Thaise rivieroever onbereikbaar
Ze overleven op donaties van vooral olie en rijst uit de Myanmarese gemeenschap in Thailand. Structurele humanitaire hulp voor deze nieuwe ontheemden is er vooralsnog niet. Daarover moet met de Thaise autoriteiten onderhandeld worden, wat telkens weer een stroperig proces is. De VN schat het totale aantal ontheemden in Myanmar op meer dan drie miljoen, het overgrote deel van hen sloeg vanwege het conflict en de onveiligheid na de staatsgreep op de vlucht.
Rivieroever
In de verte doemt een vijftigtal staketsels van bamboe op: behuizing in aanbouw voor toekomstige ontheemden. „Maar dat zal niet genoeg zijn”, zegt Naw Paw Lwe, die een nabijgelegen kamp met ruim 550 ontheemde families leidt. De zon teistert de hutjes die op de ingeklonken zandgrond staan. In de zware middaghitte lijkt alle leven tot stilstand te zijn gekomen. Die rust is bedrieglijk, weet Naw Paw Lwe. Twee maanden geleden nog waadde ze midden in de nacht naar de Thaise oever, op de vlucht voor bommenwerpers. Thailand heeft het VN-Vluchtelingenverdrag niet ondertekend. Zodra de ergste gevechten geluwd zijn, kunnen burgers die de overkant hebben weten te bereiken dan ook weer worden teruggestuurd.
Ook in deze grotere nederzetting is er geen natuurlijke schaduw te bekennen. In de uitgedroogde grond is het bijna onmogelijk waterputten te slaan. Vanwege de veiligheid is het toch de beste plek, weet Naw Paw Lwe uit ervaring. Ze wijst aan hoe de rivier in deze bocht slechts tot haar knieën reikt. Maar in de regentijd maakt de kolkende watermassa de Thaise oever onbereikbaar. „Dan kunnen we nergens meer heen.”
Lees ook
In overvolle cellen koelt de Myanmarese junta haar woede op politieke gevangenen