Myanmarezen slaan massaal op de vlucht om aan de dienstplicht van het gehate militaire regime te ontkomen

Het kostbaarste bezit in Kaung Setts nieuwe leven is een kleine plastic sleutelhanger met een meisjeshoofdje. Zijn ouders gaven het mee als aandenken toen hij eind maart vanuit Myanmar naar Thailand vluchtte om aan de militaire dienstplicht te ontkomen. „We weten niet wanneer we elkaar zullen terugzien”, zegt hij.

Hij heeft een smal gezicht met afstaande oren. Af en toe frommelt hij aan zijn bruin geblokte pyjamabroek terwijl hij zittend op de vloer van een huis in de Thaise grensplaats Mae Sot zijn verhaal doet.

In februari van dit jaar maakte de junta van Myanmar bekend dat alle mannen tussen de 18 en 35 en vrouwen tussen de 18 en 27 voor twee jaar opgeroepen kunnen worden. Voor professionals zoals artsen en ingenieurs geldt tot hun 45ste een dienstplicht van drie jaar.

Het bericht joeg een golf van paniek en woede door het land. Er kwam een ware exodus op gang. Ook de 26-jarige Kaung Sett en zijn ouders hoefden niet lang na te denken. Al was de tocht langs de militaire controleposten en dwars door de bergen gevaarlijk en is het illegale bestaan in Thailand armoedig en onzeker: alles is beter dan als kanonnenvoer dienen voor het gehate leger. „De militairen vechten niet voor de bevolking, maar voor hun eigen belangen. Ze zouden ons gebruiken om burgers te doden”, zegt hij. „Of ons inzetten als menselijk schild of mijnenveger.”

Veel fronten

Met vijftien lotgenoten bivakkeert Kaung Sett in een simpel huis van twee verdiepingen in een achteraf straatje van Mae Sot. Een enkel rugzakje leunt tegen de kale muur, hier en daar ligt een stuk karton in plaats van een matras. Meubels zijn er niet. Uit de vrijwel lege keuken komen knoflookgeuren.

dienstweigeraarAung Myo Ik zou onze eigen mensen moeten doden. Dat wil ik niet

De wet op de dienstplicht stamt uit 2010, maar werd niet eerder toegepast. Op een bevolking van ongeveer 55 miljoen betekent de maatregel een reservoir van veertien miljoen rekruten. Het leger kampt met een tekort aan manschappen nu een groot deel van het land in opstand is gekomen tegen het regime. Sinds de coup hebben een aantal van de etnische minderheden hun decennialange strijd voor autonomie verhevigd. Ook zijn overal nieuwe verzetsgroepen opgekomen, de People’s Defence Forces (PDF’s), voornamelijk bestaand uit jongeren.

Voor het eerst in de geschiedenis moet het leger tegelijkertijd op zo veel fronten vechten dat de troepen dun gezaaid zijn. De verliezen zijn hoger dan ooit tevoren en de aantallen deserteurs en krijgsgevangenen lopen in de duizenden. Steeds vaker zet het regime bommenwerpers in.

Vluchtelingen steken eind april de grensrivier over tussen het Myanmarese Myawaddy en het Thaise Mae Sot.
Foto Warangkana Wanichachewa/AP

Kaung Sett hield van zijn baan als onderwijzer. Nu zoekt hij werk als dagloner tegen een betaling die ver onder het Thaise minimum ligt. „Ik voel me hier verloren”, geeft hij met een bedeesd lachje toe. Dan vervolgt hij, plotseling gedecideerd: „We gaan deze strijd winnen. We houden het immers al drie jaar vol. Maar daarna zal het moeilijk zijn. De schade is enorm. Dan wil ik terug om het land weer op te bouwen.”

De 32-jarige Aung Myo leefde met zijn familie van de rijstbouw in een afgelegen gebied in Oost-Myanmar waar het militaire geweld en het politieke tumult de afgelopen drie jaar enigszins op afstand waren gebleven. Totdat de aankondiging van de dienstplicht kwam. „Het is nooit in me opgekomen om in het leger te gaan. De gedachte maakte me triest en bang.” Zijn blik had nooit verder gereikt dan het eigen bestaan. Over Thailand wist hij niet veel meer dan dat daar zijn enige kans lag om aan zijn noodlot te ontkomen. De familie verkocht een deel van het land om de tocht te betalen en de soldaten bij de controleposten onderweg om te kopen.

Aung Myo blikt door het raam naar de onbekende buurt. Voor het eerst van zijn leven is hij zonder zijn familie. Al pratend wrijft hij onwennig over zijn schouders die uit zijn witte mouwloze hemdje steken. Spijt van zijn gedwongen vertrek heeft hij niet. „Ik zou onze eigen mensen moeten doden. Dat wil ik niet”, zegt hij.

Volle klinieken

De dienstweigeraars vormen de zoveelste groep Myanmarezen in Mae Sot. De afgelopen decennia is de Thaise grensplaats steeds meer een buitenpost van het buurland geworden. Op de markt roezemoezen Myanmarese handelaren bij hun stalletjes met vis, groente en plasticwaren. Gevluchte activisten van verschillende generaties zetten er onder de radar hun werk voort. De landbouw, bouw en fabrieken draaien net als in andere gebieden in Thailand voor een deel op de duizenden goedkope arbeiders uit Myanmar.

Ook gewonde strijders uit de verzetsgroepen worden er in het geheim verpleegd. De volle klinieken laten zien dat de recente zware gevechten in de oostelijke Karen-staat hun tol eisen. Het rechteroog van Storm, een nom de guerre, is in de kas weggedraaid, maar met het linker kijkt hij doordringend de wereld in. Twee weken geleden, bij de slag rond de belangrijke handelsplaats Myawaddy, boorde een artilleriescherf zich van zijn rechterslaap naar zijn linkerwang. „Ik dacht niet dat ik het zou overleven”, zegt hij. Storm vocht als PDF’er tegen de Myanmarese junta. Bij een volgende operatie moet blijken of het oog te redden valt. Zijn zus die uit Myanmar is overgekomen, barst in snikken uit als ze het gehavende gezicht van haar tien jaar jongere broer ziet.

Storm laat zich niet weerhouden door haar zorgen. Hij wil zo snel mogelijk weer terug naar zijn eenheid in de jungle. „Dit regime moet weg. Ik ben bereid daarvoor te sterven”, zegt hij. Op zijn keel prijkt een grillig donker lijnenspel. Het is een tatoeage met het woord ‘Verandering’.

Ook half maart raakte hij al gewond. Toen een vriend voor hem op een mijn stapte en een been verloor, werd Storm in zijn bovenbeen getroffen. Vijf dagen later stond hij weer in de frontlinie.

Ook de 35-jarige Kawai is een PDF’er. Voor de staatsgreep werkte hij als bouwvakker. Die 26ste april raakte ook hij gewond. Nadat een vriend was omgekomen probeerde hij het lichaam in veiligheid te brengen, terwijl er een luchtaanval gaande was. „We zijn allemaal als broers voor elkaar”, vertelt hij. Die loyaliteit werd hem bijna fataal. Met diepe wonden in zijn maag en met minimale verdoving doorstond hij zes uur lang de reis in de laadbak van de pick-up die hem naar Thailand bracht. Als de hechtingen verwijderd zijn, wil ook hij weer terug naar de strijd. „Mijn werk is nog niet af.” De recente gevechten zijn de zwaarste die hij meemaakte sinds hij zich twee jaar geleden aansloot bij het verzet. De blik in zijn ogen is rusteloos en van het geluid uit een nabijgelegen gebouwtje schrikt hij meteen rechtop. „lk ben gewend altijd alert te zijn.”

Boeddhistische pagode

Ook het landschap rondom Mae Sot draagt de sporen van de oorlog. Een rivier vormt de grens tussen de oostelijke Karen-staat van Myanmar en Thailand. Op de Myanmarese oever ten zuiden van Mae Sot verblijven duizenden ontheemden die de afgelopen maanden voor de verhevigde gevechten op de vlucht sloegen. Sommige onderkomens bestaan uit niet meer dan een zeiltje op de grond. De 63-jarige Than Myint zit met haar kleinkind in een hutje van bladeren en bamboe. „Ik wil terug naar mijn dorp. Maar als ik daar gebleven was, zou ik alleen gestorven zijn. Hier zijn er tenminste mensen om me heen als ik doodga”, zegt ze. De thanaka, een traditionele crème van boomschors die de huid beschermt, trekt witte sporen in de plooien van haar vermoeide gezicht. Ze hoopt dat de nabijheid van een boeddhistische pagode haar en de ongeveer vierhonderd andere families hier zal beschermen tegen gevaar vanuit de lucht. „Andere veiligheid is hier niet.”

In de regentijd maakt de kolkende watermassa de Thaise rivieroever onbereikbaar

Ze overleven op donaties van vooral olie en rijst uit de Myanmarese gemeenschap in Thailand. Structurele humanitaire hulp voor deze nieuwe ontheemden is er vooralsnog niet. Daarover moet met de Thaise autoriteiten onderhandeld worden, wat telkens weer een stroperig proces is. De VN schat het totale aantal ontheemden in Myanmar op meer dan drie miljoen, het overgrote deel van hen sloeg vanwege het conflict en de onveiligheid na de staatsgreep op de vlucht.

Rivieroever

In de verte doemt een vijftigtal staketsels van bamboe op: behuizing in aanbouw voor toekomstige ontheemden. „Maar dat zal niet genoeg zijn”, zegt Naw Paw Lwe, die een nabijgelegen kamp met ruim 550 ontheemde families leidt. De zon teistert de hutjes die op de ingeklonken zandgrond staan. In de zware middaghitte lijkt alle leven tot stilstand te zijn gekomen. Die rust is bedrieglijk, weet Naw Paw Lwe. Twee maanden geleden nog waadde ze midden in de nacht naar de Thaise oever, op de vlucht voor bommenwerpers. Thailand heeft het VN-Vluchtelingenverdrag niet ondertekend. Zodra de ergste gevechten geluwd zijn, kunnen burgers die de overkant hebben weten te bereiken dan ook weer worden teruggestuurd.

Ook in deze grotere nederzetting is er geen natuurlijke schaduw te bekennen. In de uitgedroogde grond is het bijna onmogelijk waterputten te slaan. Vanwege de veiligheid is het toch de beste plek, weet Naw Paw Lwe uit ervaring. Ze wijst aan hoe de rivier in deze bocht slechts tot haar knieën reikt. Maar in de regentijd maakt de kolkende watermassa de Thaise oever onbereikbaar. „Dan kunnen we nergens meer heen.”

Lees ook
In overvolle cellen koelt de Myanmarese junta haar woede op politieke gevangenen

De beruchte Insein-gevangenis in Yangon.


‘Het internationaal recht biedt aanknopingspunten voor vervolging Israël om uithongering van Gaza’

Toen Jolanda Andela eind 2018 vanuit Nederland hand- en spandiensten verleende aan een organisatie die uitgehongerde Jemenieten probeerde te helpen, raakte ze er scherp van doordrongen hoe cruciaal de voedselvoorziening voor burgers in een land in oorlog is. „En ik vroeg mezelf af: hoe kan het toch dat daar in het internationaal recht zo weinig mee wordt gedaan”, vertelt ze in haar woonplaats Den Haag.

Ruim vijf jaar later is de dertigjarige Andela net gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op een proefschrift over de mogelijkheden die het internationaal recht biedt om oorlogvoerenden te vervolgen die uithongering van burgers als methode van oorlogvoering jegens hun tegenstanders gebruiken. Een zeer actueel onderwerp, gezien de Gaza-oorlog, waar Israël al maanden mondjesmaat voedsel toelaat. Honderdduizenden Gazanen worden daardoor geconfronteerd met acute honger.

Rijk was de oogst van Andela’s onderzoek in eerste instantie niet. Slechts één artikel in het Statuut van Rome, dat de grondslag vormde voor het Internationaal Strafhof in Den Haag, maakt expliciet melding van uithongering. Onder de categorie ‘oorlogsmisdaden’ wordt vermeld dat het opzettelijk uithongeren van burgers als oorlogsstrategie, bij voorbeeld door expres de voedselvoorziening te ontregelen, geldt als een oorlogsmisdaad.

Jolanda Andela: „Bij sommige misdaden is het voldoende als iets met opzet is begaan, maar bij uithongering moet je ook kunnen aantonen dat het voedsel is weggenomen met de intentie tot uithongering.”

s

Maar wie oorlogvoerende partijen hiermee juridisch wil aanpakken, heeft de nodige hindernissen te overwinnen. „Bij sommige misdaden is het voldoende als de handeling met opzet is begaan, maar bij uithongering moet je ook kunnen aantonen dat het voedsel is weggenomen met de intentie tot uithongering”, legt Andela uit. „Die vereisten voor de bewijsvoering zijn vrij strikt, waardoor vervolging op basis van dit specifieke oorlogsmisdrijf niet zo eenvoudig is.”

Is dat het enige aanknopingspunt in het internationaal recht tegen uithongering?

„Nee, ik heb in mijn proefschrift laten zien dat we verder kunnen gaan door ook naar andere regels in het internationaal recht te kijken, niet alleen binnen het internationaal strafrecht, maar ook op het gebied van de mensenrechten, het internationaal humanitair recht en staatsaansprakelijkheid.

„Mijn onderzoek heeft daarnaast aangetoond dat binnen het kader van internationaal strafrecht ook andere artikelen in het Statuut van Rome mogelijkheden bieden. Dan kun je denken aan aanvallen op burgerdoelen, het aanvallen van voedselvoorraden voor de burgerbevolking of misdrijven die onmenselijke behandeling betreffen, zoals opzettelijke mishandeling, schade of letsel toebrengen. Dan stuit je op meer aanknopingspunten met vaak ook minder strikte vereisten dan bij het bewijzen van intentie.”

Ziet u mogelijkheden om een klacht wegens uithongering in Gaza bij het Internationaal Strafhof in te dienen?

„Bepaalde bewijsstukken kunnen in dit opzicht doorslaggevend zijn. De Israëlische minister van Defensie (Yoav Gallant, red) riep bijvoorbeeld in de dagen na 7 oktober, het begin van de oorlog, op tot een totale belegering van Gaza. De hele regio zou moeten worden afgesloten van voedsel, water, elektriciteit en brandstof. Dat zou juridisch gezien kunnen worden als een intentie tot uithongering.

„Het opdracht geven tot zo’n belegering kan worden opgevat als een handeling die daartoe leidt. Maar als we het hebben over dezelfde gedragingen, kunnen klachten op grond van andere misdrijven wellicht eerder tot een veroordeling leiden. Er wordt door het Strafhof ook al een onderzoek uitgevoerd naar de situatie in Palestina.”

Als je een proces wilt beginnen over uithongering, kun je dan het beste zijn bij het Internationaal Strafhof of het Internationaal Gerechtshof?

„Het hangt ervan af wie je aansprakelijk wilt stellen. Het Strafhof gaat over individuen, het Gerechtshof over geschillen tussen staten. Maar in sommige gevallen kunnen staatsaansprakelijkheid en individuele aansprakelijkheid overlappen. Ik denk dat beide instanties complementair aan elkaar zijn.”

Zijn er in het verleden ooit zaken aangespannen over uithongering?

„Het is soms wel aan de orde geweest maar zeer beperkt. Onder meer bij het Tribunaal van Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog werd gerefereerd aan uithongering van burgers als onderdeel van misdaden tegen de vrede, oorlogsmisdrijven ofwel misdrijven tegen de mensheid. Maar verschillende typen gedragingen werden niet van elkaar gescheiden.”

Het opmerkelijke ‘Hungerplan’ van de naziminister van Landbouw en Voedselbeleid, Herbert Backe, werd echter niet als specifiek misdrijf in Neurenberg behandeld. Dit plan was erop gericht Duitsers, in het bijzonder militairen van de Wehrmacht, te voeden ten koste van de voedselvoorziening van miljoenen mensen in de Sovjet-Unie. Hoewel het plan maar gedeeltelijk werd uitgevoerd, leidde het tot een hongersnood die miljoenen mensen het leven kostte.

Zijn er buiten Gaza andere conflicten waarbij aan een aanklacht wegens uithongering valt te denken?

„Er zijn zeker andere conflicten waarin acute voedselonzekerheid of uithongering van burgers ook centraal staat. Soedan, Jemen en Tigray in Ethiopië, bijvoorbeeld. Maar je kunt ook denken aan de strategie van kneel or starve (kniel of verhonger) van de regering van president Assad in het Syrische conflict. Daarmee werden steden en dorpen in handen van de oppositie afgesloten van water en voedsel tot mensen verhongerden. Hiernaast zijn er in Syrië ook gerichte aanvallen geweest op voedselvoorzieningen zoals bakkerijen, markten en de landbouw, en werd humanitaire hulpverlening gehinderd. Hulpverleners zijn aangevallen.”

Denkt u dat uithongering als misdrijf een grotere rol in het internationaal recht kan krijgen?

„Inmiddels zijn hier en daar wel wat zaadjes geplant tijdens sommige processen, maar uithongering is nog niet het centrale misdrijf geweest in een internationale zaak en er is ook nog relatief weinig juridische reflectie en analyse op toegepast. We verkeren nog in een heel pril stadium wat betreft de ontwikkeling van regels hiervoor. Maar ik hoop zeker dat dit ertoe leidt dat er zaken worden aangespannen waarbij uithongering van burgers centraal staat. Dat kan dan bijdragen tot een beter begrip van de internationaal juridische implicaties van het gebruik van uithongering van burgers in situaties van gewapend conflict.”

Lees ook
‘Honger kan een enorm krachtig politiek-militair drukmiddel zijn’

Palestijnse kinderen in de rij voor de gaarkeuken, in het zuiden van Gaza.


Wat stemt een 16-jarige? ‘In de les gaat het nu over de politieke kleuren die er buiten de extremen zijn’

Alles wat hij over politiek weet, heeft hij van discussies aan de eettafel bij zijn oma, vertelt Lucas Rissman Garcia-Valcarel (16). Als de familie bij elkaar is gaat het de hele avond over politiek. De meningen verschillen best, maar er is nooit ruzie. „Ik luister dan naar wat er zo heen en weer over tafel vliegt aan argumenten, en daar zoek ik mijn eigen weg in.” Hij houdt zich meestal stil.

Lucas mag in juni stemmen bij de Europese verkiezingen, met ruim een miljoen andere Duitse 16- en 17-jarigen. Dat is voor het eerst. Duitsland, en ook België, Oostenrijk en Malta, hebben het stemrecht uitgebreid naar die leeftijdsgroep. In Griekenland mogen 17-jarigen stemmen.

Wat wil deze generatie met de Europese Unie, waarmee en waarin ze zijn opgegroeid? Wat vinden ze belangrijk, interesseert het ze überhaupt? Of komt de Europese politiek voor zestienjarigen een beetje te vroeg?

Lucas gaat niet stemmen. Hij weet niet zoveel van politiek, hij schat zelf dat hij „maar 20 procent” weet. En dat is niet genoeg, vindt hij.

Op de Friedensburg-Oberschule in de Berlijnse wijk Charlottenburg, waar hij net de wiskundeles uit komt lopen, gonst het niet van enthousiasme over de uitbreiding van het stemrecht. Het is maandagmiddag, de zon schijnt en de laatste lessen beginnen.

Het is het soort school waar je dat animo wel zou verwachten. Achter het bureau van schooldirecteur Sven Zimmerschied hangt een Europese vlag. Die hing hier al hoor, verzekert hij. In een gang hangt een luchtfoto van een viering van de jaarlijkse Europadag (9 mei). Op het asfalt van de voormalige luchthaven Berlin-Tempelhof vormen de scholieren de letters ‘E’ en ‘U’. De school is een Europaschule, waar leerlingen een tweetalig traject, Spaans en Duits, kunnen volgen, gericht op internationale uitwisseling. Tachtig procent van de leerlingen heeft een migratieachtergrond, schat de directeur. Deels vanwege dat Spaanstalige traject, zegt hij.

Nico Larisch (17)
Foto Gordon Welters

Het is een „goed besluit, maar wel wat overhaast” dat hij en zijn jaargenoten straks mogen stemmen, vindt Nico Larisch (17). Hij betwijfelt of zijn generatie wel weet waar ze straks over stemmen. „De meesten in mijn jaar hebben geen idee wat bijvoorbeeld de Raad van Europa, denk ik, doet.” Larisch volgt het keuzevak politiek en heeft daarom het gevoel dat hij wel doorheeft wat er te kiezen valt. Veiligheid vindt hij bijvoorbeeld belangrijk, gezien de recente oorlogen: „We lopen best risico daarbij betrokken te raken, of zelf een doelwit te worden.” Maar hij vertrouwt erop dat uiteindelijk het goede wordt gedaan: wel helpen, niet betrokken raken. Daarom weegt het klimaat toch zwaarder als hij gaat stemmen.

Als Nadine Hartong (17) zo om zich heen kijkt, ziet ze „bijna alleen mensen die alleen het extreme lijken te kennen”, zegt ze. „Ze lopen weg met de rechts-radicalen, of zijn compleet links. Mensen van onze leeftijd kénnen het midden helemaal niet.” Dat die uitschieters zo makkelijk vat krijgen op haar generatie is deels „een gevolg van een gebrek aan educatie”. Aan sociale media moet je de politieke voorlichting niet overlaten, vindt ze.

Extreem-rechts

De grootste groep Duitse jongeren, een kwart van de 14- tot 29-jarigen, lijkt nog niet te weten welke partij hun voorkeur heeft. Bij de jongeren die het wel weten is de radicaal-rechtse AfD met 22 procent het populairst, gevolgd door CDU/CSU (20 procent) en de Groenen (17 procent), bleek uit recent onderzoek van socioloog Klaus Hurrelmann, hoogleraar volksgezondheid en onderwijs aan de Hertie School in Berlijn, en jeugdonderzoeker Simon Schnetzer. Waar AfD aan jonge aanhang lijkt te winnen, ziet de groene partij juist een afname.

De extremen weten de jongeren online goed te vinden. De Europese AfD-lijsttrekker, Maximilian Krah, is een hit op TikTok. Hij vertelt jongens bijvoorbeeld wat ze moeten doen om een vriendin te krijgen (rechts zijn, idealen hebben, vaderlandslievend zijn). AfD heeft gemiddeld tien keer meer views op TikTok dan andere partijen, bleek uit onderzoek van televisiezender ZDF.

Op de Friedensburg-Oberschule hebben ze dat inmiddels wel door, merkt Nadine. Toen in januari bekend werd dat AfD’ers in Potsdam bijeen waren geweest voor een plan om miljoenen mensen Duitsland uit te zetten, zijn de leraren in gesprek gegaan met de leerlingen. „In de les gaat het nu over de politieke kleuren die er ook buiten de extremen zijn, dus we krijgen een beter beeld van wat er überhaupt te kiezen is.”

De aantrekkingskracht van extremen betekent ook dat jongeren misschien sneller politiek geïnteresseerd raken, zegt Katrin Lange, hoofdonderzoeker van het Observatory for Sociopolitical Developments in Europe. „De complot-achtige ideeën van partijen als de AfD hebben ook iets spannends.” Goede informatievoorziening is belangrijk, zegt ze. „Er is een overvloed aan informatie in onze samenleving, maar mensen moeten daar wel hun weg in kunnen vinden.” Dat is niet alleen moeilijk bij Europese politiek, maar ook bij nationale of lokale verkiezingen, ziet Lange. „Je moet op school al leren hoe je je informeert, men kan niet verwachten dat zo’n vaardigheid er plots is.”

Yada Kaewwan (17)
Foto Gordon Welters

Op school hoorde ze voor het eerst over het nieuwe stemrecht, vertelt Yada Kaewwan (17). „Ik weet nog niet of ik ga stemmen. Ik zou me erin moeten verdiepen, ik wil niet zomaar iets stemmen.” Ze wil informatica gaan studeren en heeft niet zoveel met politiek, zegt ze. Yada herkent dat haar generatie „niet zo vrolijk wordt van de toekomst. Financieel hebben we het moeilijker dan onze ouders, ik maak mij zorgen over de huren die steeds hoger worden.” Klimaat vind ze het interessantste thema, maar hoe zich dat vertaalt naar de verkiezingen? „Ik weet dat je op een partij kan stemmen, maar wat die mensen vervolgens doen, geen idee.”

Schoolhoofd Sven Zimmerschied benadrukt dat aan politische Bildung genoeg op het programma staat. Een debat met kandidaat-Europarlementariërs, bijvoorbeeld. De school heeft AfD, in goed overleg met de ouder- en leerlingenraad, niet uitgenodigd. „Dat kun je intellectueel fout vinden, maar 80 procent van de leerlingen heeft een migratieachtergrond.” Bij de schoolverkiezingen krijgt deze partij heus een paar stemmen, maar dat zijn „Spaßstimme”, zegt Zimmerschied, voor de grap. „AfD-families zullen niet zo snel voor onze school kiezen.”

Juist omdat de jonge kiezers nog op school zitten, zullen ze op de verkiezingsdag goed op de hoogte zijn, verwacht Zimmerschied. „Misschien wel beter dan de volwassenen.” Zestien- en zeventienjarigen hebben gemiddeld net zoveel politieke kennis als volwassenen, bleek bij een onderzoek tijdens de deelstaatverkiezingen van 2019 in Sachsen en Brandenburg. Sterker nog: door ze nog op school bij de politiek te betrekken, stellen de onderzoekers van de Jugendwahlstudie.

Sebastian Schuck (17)

Foto Gordon Welters

Over Duitse politiek voert Sebastian Schuck (17) met zijn vrienden veel gesprekken, maar „tot nu toe is het niet voorgekomen” dat ze zich druk maakten over Europese politiek. Hij wil er nu best even over praten, zijn lessen zijn net afgelopen. Het is toevallig dat hij op een Europaschule zit, vertelt hij, Spaans volgt hij niet. Hij gaat wel stemmen, maar vindt het moeilijk om te zeggen waar hij op let bij die verkiezingen. Dan begint hij toch over duurzame energie, „dat zal voor onze toekomst belangrijk zijn”.

Vindt hij het belangrijk dat hij en zijn leeftijdsgenoten nu mee mogen doen met de verkiezingen? „Ik zou niet zeggen dat ik me niet gehoord voel, want ik heb ook nog niet zoveel te vertellen.”

Optimisme kwijt

Klimaat is het belangrijkste thema voor jongeren in de Europese Unie, ziet politicoloog Thorsten Faas, verbonden aan de Freie Universität Berlin. Op de tweede plek staan economie en sociale zekerheid, concludeert hij in een meerjarig onderzoek naar de politieke meningen van Europese jongeren. Hij ziet ook een andere trend: ze raken hun optimisme over de toekomst kwijt. De meerderheid van de leeftijdsgroep van 16 tot 26 was hoopvol, maar hij ziet ze elk jaar „weer een stukje optimisme verliezen”.

Hij vroeg jongeren: als je aan de toekomst denkt, ben je dan positief of negatief gestemd over je persoonlijke situatie? In 2017 was een kwart van de Europese jongeren daar pessimistisch over, in 2023 was dat 36 procent. In Duitsland zijn de cijfers vergelijkbaar: 39 procent van de jongeren is negatief gestemd over de eigen toekomst, zes jaar geleden was nog 29 procent.

Vanessa Krüger (17)

Foto Gordon Welters

Dat komt, vermoedt Vanessa Krüger (17), doordat „jonge mensen door internet precies weten wat er speelt in de wereld, van alle ellende zijn we op de hoogte”. En ja, daar word je vanzelf kritisch van, zegt ze. Neem de klimaatactivisten van Letzte Generation: „Die zijn niet voor niets zo jong.” Voor Vanessa zijn gelijke rechten voor vrouwen en de lhbtq+-gemeenschap belangrijk. „Het recht op abortus bijvoorbeeld, dat mag vrouwen niet ontnomen worden.”

De EU ziet Vanessa meer als een gegeven dan als iets om discussie over te voeren. „Het lijkt mij beter dat landen gewoon goed samenwerken in plaats van ieder voor zich.” Maar of ze gaat stemmen? „Ik ben bang dat ik na de verkiezingen ontdek dat ik toch een verkeerde keuze heb gemaakt, en er dan spijt van krijg.”

Lucas, de jongen die niet gaat stemmen, heeft genoeg groene onderwerpen waar hij zich druk om maakt. Bomenkap, overbevissing, en, o ja, vleesconsumptie. „Wat ik daar een beetje irritant aan vind, is dat er superveel eten geplant wordt. Dat eten krijgen de dieren dan, en dan krijgen wij er veel minder eten voor terug, in de vorm van vlees.” Ondertussen, zegt hij, „is er nog altijd honger op de wereld”.

Is dat niet genoeg reden om te stemmen? „Nou, milieubescherming is niet het enige dat er is, er is zoveel waar je rekening mee moet houden. Economie, internationale politiek. En daar weet ik dan weer niets van af.”


Hamas ging akkoord met de deal. Maar niet met de deal die Israël voor ogen had

Eindelijk leken de wekenlange diplomatieke inspanningen van Egypte en Qatar iets te hebben opgeleverd. Maandagavond was daar het verlossende bericht: Hamas stemt in met een overeenkomst over een staakt-het-vuren met Israël, in ruil voor de vrijlating van gijzelaars.

Het nieuws werd maandagavond in Gaza kortstondig gevierd. Maar al snel liet Israël weten dat het voorstel waarmee Hamas akkoord ging niet aan de belangrijkste Israëlische eisen voldoet. Een Israëlische vertegenwoordiger zei tegen persbureau Reuters dat het voorstel „onacceptabel” is.

In plaats van een staakt-het-vuren staat Gaza daarom een grondoffensief in Rafah te wachten. Wel stuurde Israël dinsdag een delegatie naar Egypte voor onderhandelingen. Ook Hamas en bemiddelaar Qatar zouden dinsdag een delegatie naar Caïro hebben gestuurd.

Welke deal?

Welk voorstel voor een deal had Hamas nou precies goedgekeurd? Weigert Israël de deal om niet zwak te lijken, en omdat het allerminst de oorlog in Gaza wil beëindigen?

Een Egyptische vertegenwoordiger en een westerse diplomaat vertelden aan persbureau AP dat de versie die Hamas accepteerde alleen kleine wijzigingen bevatte ten opzichte van een eerdere versie van het voorstel.

De VS zouden op die versie hebben aangedrongen, met goedkeurig van Israël. CIA-baas William Burns, die sinds afgelopen vrijdag in het Midden-Oosten is, zou de wijzigingen in het voorstel hebben goedgekeurd.

Israël zegt „totaal verrast” te zijn door het akkoord van Hamas, en niet door de VS op de hoogte te zijn gesteld van het jongste, door Egypte en Qatar onderhandelde voorstel.

De beëindiging van de oorlog vormt het grote knelpunt in de onderhandelingen. Hamas heeft steeds een einde aan de oorlog en de volledige terugtrekking van Israël uit Gaza geëist. Israëlische leiders, onder wie premier Netanyahu, hebben op hun beurt steeds gezegd dat het beëindigen van de oorlog geen optie is en dat het doel blijft om Hamas te „vernietigen”.

Een deal over de vrijlating van alle gijzelaars zonder dat Israël uiteindelijk de oorlog in Gaza beëindigt, lijkt onmogelijk. Doordat Israël steeds zegt de oorlog te willen voortzetten, wekt het de indruk niet te kiezen voor de vrijlating van alle gijzelaars.

Duurzame rust

Nadat Hamas het voorstel maandag had geaccepteerd, gaf het de tekst vrij waarmee het akkoord zou zijn gegaan. Volgens deze tekst zou de deal bestaan uit een gefaseerde vrijlating van de gijzelaars en terugtrekking van Israëlische troepen uit Gaza, eindigend met een „duurzame rust” en een „permanente beëindiging van militaire en vijandelijke operaties”.

De eerste fase zou bestaan uit een staakt-het-vuren van 42 dagen, waarin Hamas 33 gevangen burgers zou vrijlaten, inclusief vrouwen, ouderen en zieken, plus enkele vrouwelijke soldaten, in ruil voor honderden Palestijnse gevangenen.

Ook zouden Israëlische troepen zich oostwaarts terugtrekken uit bepaalde delen van Gaza, vooral dichtbevolkte gebieden, en ontheemden in Gaza kunnen terugkeren naar hun woonplaats. Vanaf de eerste fase zou er bovendien voldoende humanitaire hulp en brandstof worden toegelaten.

Lees ook
Met de inname van een grensovergang blokkeert Israël alle noodhulp voor Gaza. Is de grondinvasie van Rafah begonnen?

De partijen zouden nog tijdens de eerste fase onderhandelen over de tweede fase van opnieuw 42 dagen, waarin de rest van de gevangen mannelijke burgers en soldaten uit Israël worden vrijgelaten, en Israël zich zou terugtrekken uit de rest van Gaza.

Tijdens de derde en laatste fase van 42 dagen moeten de lichamen van doden „aan beide zijden” worden uitgewisseld, een reconstructieplan worden gemaakt voor Gaza, en de blokkade van de Gazastrook worden beëindigd. Overigens is onduidelijk of dit om de blokkade van Gaza van vóór 7 oktober gaat, of om de volledige blokkade die daarna werd ingesteld.

Het is onduidelijk hoeveel gijzelaars er nog in leven zijn en wie er in aanmerking komen voor vrijlating. Israël drong er tijdens de onderhandelingen de afgelopen maanden tevergeefs op aan dat Hamas een lijst zou geven van de levende gijzelaars die in aanmerking zouden komen voor vrijlating.

Premier Netanyahu lijkt vooral geïnteresseerd in het voortzetten van de oorlog om het voortbestaan van zijn eigen positie te garanderen

In het voorstel staat dat indien er in de eerste fase minder dan 33 levende Israëlische gevangenen kunnen worden vrijgelaten, er in plaats daarvan lichamen worden vrijgegeven. Dit punt zou in strijd kunnen zijn met de Israëlische eisen.

Ook zou Israël mogelijk niet akkoord gaan met bepaalde Palestijnse gevangen die in aanmerking zouden komen voor vrijlating, noch met de terugtrekking in de eerste fase uit de centrale wegen door de Gazastrook.

Positie van Netanyahu

Israëlische vertegenwoordigers, buitenlandse diplomaten en analisten zijn ondertussen sceptisch over premier Netanyahu’s bereidheid tot een deal. De premier lijkt vooral geïnteresseerd in het voortzetten van de oorlog om het voortbestaan van zijn eigen positie te garanderen. Hij realiseert zich dat een einde aan de oorlog in Gaza snel nieuwe verkiezingen zal inluiden.

Lees ook
Met de inname van een grensovergang blokkeert Israël alle noodhulp voor Gaza. Is de grondinvasie van Rafah begonnen?

De Israëlische militaire overname op dinsdag van de Palestijnse kant van de Rafah-grensovergang kan niet los gezien worden van de onderhandelingen. Doet Israël dit om militaire druk uit te oefenen op Hamas, een gepropageerde strategie die ook door Netanyahu’s ultrarechtse coalitiepartners wordt verkozen boven een deal?

Tot nu toe is die strategie weinig succesvol gebleken voor de bevrijding van de gijzelaars. Hamas liet weten dat de Israëlische aanval op de Rafah-grensovergang de onderhandelingen over een staakt-het-vuren zou ondermijnen.


Verkiezingen Tsjaad dienen ook strategische doelen van het Westen

Tsjaad lijkt een eiland van stabiliteit in de moeilijk bestuurbare Sahel en Sahara. De verkiezingen van maandag moeten er een schijn van democratie ophouden in een regio gedomineerd door militaire bestuurders. De huidige interim-president Mahamat Déby zal winnen en de hoop in het Westen is dat hij militair blijft samenwerken met de in het land gestationeerde militairen van Frankrijk en de Verenigde Staten.

Tsjaad, dat 18 miljoen inwoners heeft, ligt ver van zee en was het laatste door Frankrijk gekoloniseerde land in de regio. De Franse invloed is altijd groot gebleven en talrijke militaire interventies door Parijs bepaalden wie de macht had. Tot drie jaar geleden was dat dertig jaar lang Idriss Déby, tot deze bij een militaire actie tegen rebellen in 2021 omkwam. Het vacuüm werd onmiddellijk opgevuld door aan vader Déby getrouwe generaals, die zijn zoon Mahamat, toen 37 jaar, aanwezen als diens opvolger. Er zouden binnen anderhalf jaar verkiezingen worden gehouden, waaraan Mahamat niet mocht deelnemen.

Interim-president Mahamat Déby van Tsjaad brengt maandag zijn stem uit in de hoofdstad Ndjamena.
Foto Issouf Sanogo / AFP

Maar net zoals zijn vader jarenlang het politieke toneel beheerde door een patronagesysteem, door manipulatie van verkiezingen en indien nodig door moord, hield Mahamat zich niet aan deze beloftes. Op de dag van de bekendmaking van de verkiezingsdatum eerder dit jaar, werd oppositieleider Yaya Dillo vermoord, volgens de oppositie door de overheid. De verkiezingscommissie, de rechterlijke macht: al deze instituties worden gedomineerd door Mahamats aanhangers en in het leger benoemde hij nieuwe aan hem trouwe generaals.

Broze machtsbasis

De vermoorde Yaya Dillo was Mahamats neef en tegelijkertijd liet hij zijn oom Saleh Déby Itno arresteren. Vader Déby streed regelmatig tegen gewapende groepen geleid door familieleden die, als een Franse interventie was uitgebleven, al in 2008 of in 2019 vermoedelijk een einde hadden gemaakt aan de Déby-dynastie.

De machtsbalans in de heersende elite rond Mahamat is broos. De familie Déby behoort tot de Zaghawa, een Afrikaanse bevolkingsgroep in Oost-Tsjaad die slechts 5 procent van de bevolking uitmaakt. Mahamats moeder is echter een Gorane uit het noorden en ook Arabische groepen hebben onder hem aan invloed gewonnen in de regering en de strijdkrachten, tot ergernis van de vele Zaghawa familieleden.

Déby speelt het schaakspel slim in het verschuivende zand van de Sahara

In tegenstelling tot de andere Sahellanden Mali, Burkina Faso en Niger heeft Mahamat nu verkiezingen georganiseerd. Maar de ironie wil dat de regimes in die andere militair bestuurde landen wél op aanzienlijke populariteit kunnen rekenen. Na jarenlang bestuur met zeer beperkte volkssteun onder de Déby’s willen de Tsjadiërs verandering, en deze gemanipuleerde verkiezingen zullen die wens niet in vervulling brengen. Na de moord op Dillo stuurde de Franse president Emmanuel Macron een speciale afgezant naar de hoofdstad Ndjamena die tot ergernis van de oppositie zijn „bewondering” uitsprak voor het verkiezingsproces.

Tsjaad heeft een enorm belangrijke strategische positie ingenomen na de talrijke militaire coups. Mali, Burkina Faso en Niger wezen alle militairen van Frankrijk en de VS het land uit, waarna het Russische Africa Corps, opvolger van huurlingenleger Wagner, hun plaats innam. Moskou is zo gretig om zijn nieuwe positie in te nemen, dat vorige week leden van het Africa Corps al een militaire basis van de Amerikanen in Niger innamen nog voordat de Amerikanen er waren vertrokken.

Lees ook
‘Brexit in de Sahel’: Mali, Burkina Faso en Niger wijzen Ecowas de deur

In de Nigerese hoofdstad Niamey gingen verheugde bewoners de straat op nadat het land, net als Mali en Burkina Faso, had aangekondigd het regionale samenwerkingsverband  Ecowas de wacht aan te zeggen.

Amerikaanse functionarissen waarschuwen voor een expansie van de Russische invloed op het continent. Michael Langley, hoofd van het in Duitsland gelegerde United States Africa Command, vertelde in maart aan de senaatscommissie voor strijdkrachten dat Rusland „zowel Centraal-Afrika als de Sahel in een versneld tempo probeert over te nemen”.

Amerikaanse militairen

Vanuit dit militaire oogpunt staat Tsjaad plots in het centrum van de westerse strategie voor de regio. Mahamat Déby speelt het schaakspel slim in het verschuivende zand van de Sahara. Zijn hoofd van de luchtmacht, Amine Ahmed Idriss, zond begin april 75 Amerikaanse militairen „tijdelijk” het land uit, eerder reisde hij zelf naar Moskou. De drieduizend Franse soldaten mogen blijven maar Déby zoekt ook een alliantie met de drie Sahellanden die Frankrijk de deur wezen.

Premier en presidentskandidaat Succes Masra (midden) brengt maandag zijn stem uit in Ndjamena.
Foto Joris Bolomey / AFP

Wil het Westen doorgaan met de bestrijding van islamitische radicalen en illegale migratie, dan heeft het nieuwe bases nodig die hun aandacht op het noorden kunnen richten, richting Middellandse Zee. Michael Langley, van het Amerikaanse leger, zei: „Dat is de zuidflank van de NAVO. We moeten toegang en invloed kunnen behouden in de hele Maghreb, van Marokko tot aan Libië.”

Ook in oostwaartse richting, naar Soedan, heeft Tsjaad aan strategische positie gewonnen sinds daar de oorlog een jaar geleden uitbrak. In tegenstelling tot zijn vader, die Afrikaanse rebellengroepen uit de Soedanese regio Darfur onderdak gaf, steunt zijn zoon juist de Arabische groepen onder generaal ‘Hemedti’ Hamdan Dagalo van de Rapid Support Forces (RSF). Hij liet een luchtbrug van door de Verenigde Arabische Emiraten gefinancierde wapens toe voor het RSF en kreeg daarvoor een lening van anderhalf miljard dollar van de Emiraten. Een deel van zijn Zaghawa bevolkingsgroep, die ook in Soedan leeft, evenals de regering van Soedan zijn daar woedend over.

De stabiliteit van Tsjaad is dus gebouwd op allianties die ieder moment kunnen verschuiven. En verkiezingen zullen de democratie Tsjaad en verderop in de Sahel niet verder helpen.

Kiezers staan maandag in de rij bij een stembureau in Ndjamena, de hoofdstad van Tsjaad.
Foto Denis Sassou Gueipeur / AFP


Wat als het grootste stedelijk gebied ter wereld wordt getroffen door een aardbeving? Tokio moet altijd voorbereid zijn

Een volledig afgebrande stadswijk, metershoge tsunami’s, tienduizenden ingestorte gebouwen. De zware aardbeving die op nieuwjaarsdag het West-Japanse schiereiland Noto trof, veroorzaakte een enorme ravage. Japan is goed voorbereid op grote rampen, maar toch vielen er 245 doden en raakten duizenden mensen gewond.

In Tokio werd er met argusogen gekeken naar de reddingsoperaties, die moeilijk op gang kwamen. Kapotte toegangswegen zorgden dat tienduizenden mensen vast kwamen te zitten in evacuatiezones. Onophoudelijke regen en sneeuw verergerden de situatie. Vier maanden na de aardbeving is er op veel plekken nog steeds niet voldoende toegang tot basisbehoeften als drinkwater, voedsel en medische zorg.

„Stel je voor dat een soortgelijke beving hier plaatsvindt”, zegt Shin’ichi Sakai, professor Seismologie aan de Universiteit Tokio. „Met zoveel mensen is het onvermijdelijk dat er een groot aantal slachtoffers valt.” Tokio telt meer dan veertien miljoen inwoners. Samen met omringende steden en provincies, in het Japans bekend als de Kanto-regio, gaat het om 43,6 miljoen mensen: het dichtstbevolkte stedelijk gebied ter wereld.

„De laatste vergelijkbare ramp was de Kanto-aardbeving van 1923. Toen kwamen hier meer dan honderdduizend mensen om het leven”, vertelt Sakai. Vorig jaar was het precies honderd jaar sinds de ramp. De stad werd met de grond gelijkgemaakt door de beving. Meer dan 210.000 huizen werden brandstof voor de vuurzee die de regio opslokte.

Aardbeving middenin de stad

Vanwege Japans ligging tussen vier tektonische platen is geen plek in het land veilig voor aardbevingen. Vooral rond Tokio, dat op slechts kilometers afstand ligt van de plek waar drie van deze platen botsen, is het gevaar niet te onderschatten. „De laatste grote beving in Kanto was in 1987 bij het Izu-schiereiland. Daar woonden destijds weinig mensen, dus de schade was beperkt”, legt Sakai uit.

Professor SeismologieShin’ichi Sakai Er komt eens per twintig jaar een beving met een kracht van 7 of hoger. We zijn al zeventien jaar over datum

Hij laat een grafiek zien met alle metingen van magnitude 6 of hoger sinds 1600. „Maar de volgende kan in het midden van de stad zijn. Uit onze berekeningen kunnen we opmaken dat er eens per twintig jaar een beving met een kracht van 7 of hoger komt. Het is nu 2024, dus reken maar uit. We zijn al zeventien jaar over datum”, zucht Sakai.

De aardbeving in Noto heeft ook de gemeente wakker geschud. „We maken ons grote zorgen over de kans op een nieuwe ramp”, vertelt Tomofumi Omura, beleidsplanner bij de gemeente Tokio. „Daarom proberen we nu zoveel mogelijk mensen te informeren over wat ze wel en niet moeten doen zodra het gebeurt.”

Noodrantsoenen

Op de elfde verdieping van een wolkenkrabber in het hart van de stad is het Bureau voor Ramppreventie en Planning Tokio gevestigd. Aan grijze bureaus onder felle tl-lichten zitten tientallen ambtenaren te werken aan een plan voor het ondenkbare: de grote aardbeving die gegarandeerd komt. „Voorbereiding is het belangrijkste, en eigenlijk het enige wat we kunnen doen”, verklaart Omura.

Aan de muren van het gemeentekantoor hangen informatieposters. Hierop staan noodnummers, geïllustreerde gebruiksaanwijzingen voor brandblussers, en de waarschuwing om bij een ramp drukke plekken te vermijden. Op de vergadertafel liggen rode en blauwe handboekjes met de titel Leven in Tokio en Ramppreventie, over hoe je je kunt voorbereiden, en wat je moet doen op het moment van de ramp zelf. Het is een project dat de gemeente miljoenen euro’s kost.

„We zijn ermee begonnen op de gedenkdag van de Kanto-aardbeving en na een jaar werk sturen we nu exemplaren naar alle huishoudens in de stad”, vertelt leidinggevende Naoki Abe. De boeken bevatten honderden pagina’s aan instructies en advies: van het vastzetten van losse meubels, welke noodrantsoenen het beste zijn, tot het plannen van evacuatieroutes en tips over het maken van noodtoiletten. Dat ze gedistribueerd worden in de nasleep van de Noto-beving is toevallig, maar helpt met het benadrukken van de urgentie.

Medewerkers van vastgoedbedrijf Mori oefenen eerste hulp tijdens een rampenoefening.
Foto Franck Robichon/EPA

„We hebben ook een gratis app gebouwd. Alles is daarop te vinden, inclusief een interactieve kaart”, vertelt Abe terwijl hij de app op zijn telefoon laat zien. Inmiddels is die al bijna tweehonderdduizend keer gedownload. Samen met de boeken is het onderdeel van een bredere informatiecampagne. „Uiteindelijk zijn er wel grenzen aan wat we als gemeente kunnen doen. Persoonlijke voorbereiding is het belangrijkste”, legt Abe uit. „Zorg ook dat je op een veilige plek woont en je buurt goed kent.”

Chinees en Koreaans

Een hoofdpijndossier is het groeiende aantal toeristen dat naar Japan reist. In maart bezochten drie miljoen buitenlanders het land, een recordaantal. De meeste van hen landen in Tokio. „We vragen ons af hoe we hen het beste kunnen bereiken”, vertelt Abe. Voor beleidsmakers is het een probleem dat plots is ontstaan. „Op dit moment focussen we ons vooral op buitenlandse inwoners, maar met zo veel bezoekers voelen we de druk.”

De gemeente heeft in korte tijd een meertalige website opgezet waar mensen terecht kunnen. De app is inmiddels in vijf talen beschikbaar. Met reclameposters op treinstations en spotjes op tv-schermen door de hele stad probeert Tokio nu zoveel mogelijk mensen te bereiken. „Het liefst hebben we dat mensen de app downloaden voordat ze hier naartoe komen, en zich voorbereiden op een mogelijke ramp”, zegt Abe.

„Het is niet genoeg”, stelt Sakai. „De belangrijkste waarschuwingen worden in het Japans omgeroepen. Op een aantal plekken in het Engels, maar de meeste buitenlandse bezoekers spreken alleen Chinees of Koreaans . Zo is het onvermijdelijk dat er paniek ontstaat.” Het ontbreken van een duidelijke en gecentraliseerde commandostructuur in het geval van een ramp vergroot de risico’s verder. „Buitenlanders worden niet zoals Japanners al vanaf jonge leeftijd getraind om met rampen om te gaan”, vervolgt Sakai. „Dus moeten er duidelijke instructies komen, en is het belangrijk dat wij als land voorbereid zijn om in te grijpen.”

Sakai beklemtoont wel dat de perfecte voorbereiding niet bestaat. „Een ramp is een ramp omdat het onverwachte gebeurt. Het vertraagde reddingswerk in Noto is daar een voorbeeld van.”

Lees ook
Onrust door Japans plan om Fukushima-water in zee te lozen

Een Zuid-Koreaanse inspecteur controleert vis die in de buurt van Japan is gevangen op radioactiviteit.

Op het schiereiland braken na de beving verouderde leidingen, waardoor de toevoer van water stil kwam te liggen. Daarbij moesten ingestorte huizen opgeruimd worden om reparaties op te starten, maar doordat veel wegen kapot waren, kon er weinig getransporteerd worden. Door de beschadiging van communicatietorens was coördinatie tussen reddingswerkers ook lastig.

„De lijst aan problemen is eindeloos. Zo knappen op veel plekken de elektriciteitskabels en veroorzaakt dat brandhaarden. Hoe ga je die blussen zonder water? Uit de zee halen kan ook niet. Voor je het weet komt er een tsunami aan”, legt Sakai uit. „Dan vallen er nog meer slachtoffers.”

Het grootste gevaar in de Kanto-regio is de brand die na een aardbeving kan uitbreken.
Foto Franck Robichon/EPA

Dat gebeurde bij de krachtige aardbeving in 2011 voor de kust van Sendai. De bevolking van het hele kustgebied werd opgedragen om te evacueren. Niet alle inwoners waren overtuigd van het gevaar, of waren snel genoeg om weg te komen. Veel van hen die wel waren geëvacueerd, gingen naar plekken waarvan ze dachten dat het veilig was. „Velen daarvan werden alsnog getroffen.” Volgens Sakai is het een hopeloze situatie: „Als er een metershoge tsunami komt en die door de kustlijn heen breekt, kan je weinig doen. Alles wordt weggespoeld.”

Vuurzee

Vanwege strenge bouwregels en de bescherming van de baai van Tokio is het grootste risico in Kanto echter niet de beving zelf of mogelijke tsunami’s. Het is een vuurzee, zoals ook een vuurzee in 1923 de stad verschroeide. „Brand”, benadrukt Sakai. „Dat staat ons te wachten.”

Omura deelt deze mening: „Miljoenen mensen wonen nog in houten huizen. Mensen bepalen zelf waar ze willen wonen, maar we vragen ze wel rekening te houden met de risico’s. Voorkomen gaat niet. Daarom proberen we met onze informatiecampagne in ieder geval het aantal slachtoffers zo laag mogelijk te houden.”


Zonder olie kan Zuid-Soedan niets en ligt geweld op de loer

Zuid-Soedan dreigt het volgende slachtoffer te worden van de oorlog in Soedan. Voor de export bestemde olie, de levenslijn waarop vrijwel alles in het straatarme land draait, vloeit al maanden nauwelijks door de pijplijn. Die loopt noordwaarts door Soedan naar havenstad Port Sudan, door gebied onder controle van de paramilitairen van de Rapid Support Forces, die een machtsstrijd uitvechten met het Soedanese leger.

De pijplijn, waar zo’n 70 procent van Zuid-Soedans olie doorheen vloeit, raakte in februari beschadigd. Soedans ministerie van Energie, geleid door het regeringsleger, verklaarde daarop force majeure (overmacht): de benodigde reparaties en onderhoud konden niet worden uitgevoerd, schreef het in een persbericht.

Karige salarissen

„Maar die inkomsten zijn cruciaal voor onze economie”, e-mailt Ahmed Morgan, die economie doceert aan de Universiteit van Juba. Op olie na produceert Zuid-Soedan vrijwel niets. Reis vanuit hoofdstad Juba noordwaarts en je ziet gortdroge vlaktes afgewisseld door rivieren en moerasgebieden en vooral dorpen van leem. Geen grote plantages, geen fabrieken. Bijna alles moet worden geïmporteerd – en daar zijn de oliedollars voor nodig. „Als dit doorgaat”, waarschuwt Morgan, „dreigt onze economie totaal in te storten.”

Het land kampt al met hyperinflatie en een munt die in een jaar tijd de helft van haar waarde verloor ten opzichte van de dollar. Ambtenaren, onder wie leraren en soldaten, zitten al maanden zonder salaris. Onlangs kondigde Zuid-Soedans gloednieuwe minister van Financiën Awow Daniel Chuang aan dat zij in ieder geval één maandsalaris, dat van oktober, betaald zouden krijgen. Aan de rest werd nog „hard gewerkt”.

Het zal „weinig veranderen”, erkende Chuang, een ingenieur die eerder minister voor Olie was, tegenover lokale journalisten. „Maar het is iets.”

Chuangs voorganger, die in april, amper een half jaar na zijn benoeming, alweer werd ontslagen, weet daar alles van. Bij zijn aantreden afgelopen zomer beloofde hij de karige salarissen voor ambtenaren en soldaten – tóén omgerekend zo’n 3 tot 30 dollar per maand – met 400 procent te verhogen. Kort daarop stopten de betalingen, zonder uitleg. Maanden later pas erkende hij dat de beloofde verhoging „niet houdbaar” was.

Loyaliteit

„Begrotingen zijn projecties”, reageerde de toenmalige minister op de lokale staatszender. „Maar als er een oorlog uitbreekt in Soedan en de olie wordt afgesneden, dan hebben we geen middelen meer. Is dat de schuld van de minister van Financiën?”

De situatie legt in elk geval bloot dat het staatsapparaat sinds Zuid-Soedan in 2011 onafhankelijk werd van Soedan nergens anders in investeerde dan in olie. Op papier was het dankzij die grondstof destijds een van de rijkste landen in Oost-Afrika. Maar van de inkomsten uit de naar schatting 170.000 vaten die per dag werden geproduceerd, en op de markt zo’n 1 miljard dollar per jaar opleverden, zag de staatskas weinig terug.

Zo gaat een groot deel daarvan naar de oliebedrijven die de grondstof oppompen, en een ander deel naar Soedan: over zijn grondgebied lopen Zuid-Soedans enige twee pijpleidingen. De rest gaat volgens een rapport van de International Crisis Group grotendeels op aan het afbetalen van leningen of verdwijnt in de zakken van een politieke elite onder leiding van president Salva Kiir. Die moet veel belangengroepen tevreden houden en dat patronagesysteem kost geld.

„Met het oliegeld kocht Kiir onder meer de loyaliteit van een aantal belangrijke gewapende leiders”, zegt Ferenc David Marko, onderzoeker bij de denktank, over de telefoon. „Dat staat nu allemaal stil.”

Daarmee dreigt naast een economische instorting ook een nieuwe cyclus van geweld in een land waarvan de geschiedenis al door geweld getekend is. Kort na de onafhankelijkheid zakte Zuid-Soedan al weg in een bloedige burgeroorlog, deels vanwege ruzie over olie. Zeker 400.000 mensen kwamen daarbij om het leven. Een vredesdeal bracht vanaf 2018 enige rust, maar echt stoppen deden de veelal etnische conflicten nooit.

Rechter

Nu groeit het chagrijn, ook onder de soldaten, van wie de meesten al nauwelijks betaald kregen. Voor hen en veel andere Zuid-Soedanezen is voedsel, brandstof en zelfs water inmiddels onbetaalbaar. Onder meer de prijzen van maïsmeel en bonen stegen volgens het Wereldvoedselprogramma het afgelopen jaar respectievelijk met 55 en zelfs 84 procent. Terwijl vóór de oorlog in Soedan al zo’n 80 procent van de bevolking in armoede leefde.

Afgelopen november was hij voor het laatst in Zuid-Soedan, vertelt onderzoeker Marko. Zoals wel vaker werd hij in Juba staande gehouden door politieagenten. Normaal is het verzoek simpel, zegt de onderzoeker: ze willen gewoon wat geld. Maar deze agenten vroegen hem eten voor hen te kopen. „Eten!”, herhaalt hij. „Want ze hadden zo’n honger.”

Lees ook
uid-Soedanezen waanden zich veilig in Soedan. Nu is het ook daar oorlog en vluchten ze terug naar hun eigen, kapotte land

Vluchtelingen passeren bij Joda de grens tussen Soedan en Zuid-Soedan

Boven op dit alles stapelt zich een enorme vluchtelingencrisis, eveneens veroorzaakt door de oorlog bij de buren, die zwaar op het land drukt. Ruim 600.000 mensen vluchtten de afgelopen maanden de grens over, velen van hen zijn Zuid-Soedanezen die juist eerder naar Soedan waren gevlucht voor het geweld in hún land.

Zijn regering heeft leningen nodig, zegt econoom Ahmed Morgan. Maar landen als China en Qatar, die ze in het verleden nog wel verstrekten, zijn daar nu niet meer zo happig op. Zuid-Soedans regering beloofde hun miljoenen- en zelfs miljardenleningen met toekomstige olie-inkomsten terug te betalen, maar daarvan kwam mede door dalende olieprijzen weinig terecht. Qatar eist nu via de rechter de geleende honderden miljoenen terug.

Risicovol

Toch lijkt een gegadigde zich te hebben aangediend. Een onbekend bedrijf waarvan de oprichter verre familie is van de koninklijke familie in de Verenigde Arabische Emiraten, zou bereid zijn Zuid-Soedan het enorme bedrag van 12 miljard dollar – tweemaal Zuid-Soedans bruto nationaal product – te lenen in ruil voor twintig jaar aan olieleveranties met korting.

Het akkoord hierover, waar persbureau Bloomberg als eerste over schreef en waar NRC een kopie van in handen heeft, zou eind december zijn getekend. De echtheid ervan kon niet door NRC worden vastgesteld: Zuid-Soedans ministerie van Informatie noch de directeur van het desbetreffende bedrijf Hamad Bin Khalifa Department of Projects reageerde op vragen.

„Als het klopt, en daar lijkt het op, laat dit zien hoe wanhopig de regering is”, zegt Marko van de International Crisis Group. „Ze weten dat de toekomst van het land op het spel staat.” Geld-voor-olieleningen zijn risicovol en daarmee omstreden. Nog maar een paar jaar geleden beloofde de Zuid-Soedanese regering het Internationaal Monetair Fonds van dit soort leningen af te zien, destijds in ruil voor een steunpakket van enkele tientallen miljoenen.

Dat deze deals inderdaad risicovol zijn, zeker voor een land als Zuid-Soedan, is nu gebleken. Nog geen twee maanden na het tekenen ervan raakte de pijplijn beschadigd. De vraag is daarmee of de (volgens het document afgesproken) eerste aanbetaling van 5 miljard dollar al is overgemaakt. Soedans vicepresident en generaal in het regeringsleger beloofde onlangs dat Zuid-Soedans olie „binnen twee maanden” weer zou vloeien.

Hoe hij die belofte denkt te kunnen nakomen, is niet duidelijk.


Jordanië balanceert op wankel koord tussen Israël en Iran

Sinds de Gaza-oorlog balanceert Jordanië op een wankel koord. Het koningshuis en de regering uiten stevige kritiek op de Israëlische aanvallen op Gaza. Tegelijk willen zij de relaties met Israël niet te veel beschadigen en ook hun bondgenootschap met de Amerikanen bewaken.

De helft van de bevolking in Jordanië is van Palestijnse afkomst en de solidariteit met de Palestijnse zaak in het land is groot. Tegelijk heeft Jordanië strategische en economische banden met Israël. Ook is het, net als Israël, een belangrijke regionale bondgenoot van de Amerikanen, van wie het jaarlijks 1,45 miljard dollar (1,3 miljard euro) aan hulp ontvangt.

Op de banden met Israël is veel kritiek. Dat Jordanië enkele weken geleden meehielp met het onderscheppen van Iraanse drones in het Jordaanse luchtruim richting Israël heeft de spanning alleen maar verder doen oplopen, ook al ging het volgens politici primair om bescherming van de Jordaanse soevereiniteit.

„Jordanië nam een moeilijke positie in door de raketten uit de lucht te halen, wetende dat dit geen populaire zet is onder de bevolking”, zegt de Jordaanse journalist en politiek commentator Osama al-Sharif, in zijn huis in de hoofdstad Amman.

De afgelopen maanden is er in Jordanië veelvuldig gedemonstreerd tegen de Gaza-oorlog, de opstelling van de eigen regering en de banden met Israël en de VS. De protesten worden bijgewoond door een breed scala van de bevolking. De straten rondom de Israëlische ambassade in Amman zijn inmiddels afgezet. In de hele wijk staan politieagenten en busjes van de veiligheidstroepen.

Wat bijdraagt aan de binnenlandse spanningen zijn de aanstaande verkiezingen in september. Volgens Al-Sharif overwegen sommige Jordaniërs een proteststem op de islamisten. „Niet noodzakelijk vanwege hun geloof in de Moslimbroederschap, maar uit sympathie voor het Palestijnse verzet”, zegt Al-Sharif.

Verrader

Half april voerde Iran met raketten en drones een grootschalige aanval uit op Israël, uit vergelding voor de Israëlische luchtaanval op het Iraanse consulaat in Damascus in Syrië, begin april. Jordanië haalde drones neer en zou zijn luchtruim ook hebben opgesteld voor Amerikaanse, Franse en Israëlische straaljagers.

In Israël werd die bijdrage bejubeld. Israëlische en Amerikaanse leiders presenteerden de indirecte ‘hulp’ van Arabische landen als een hoopvol teken van regionale samenwerking. Maar critici van de Jordaanse betrekkingen met Israël noemden koning Abdullah een verrader. Op sociale media verschenen gefingeerde afbeeldingen van de koning gehuld in een Israëlisch militair uniform.

Lees ook
Bang om zwak te lijken, slaan Iran en Israël liefst hard terug

Een anti-Israëlisch billboard in Teheran, twee dagen na de Iraanse aanval met drones en raketten op het land.

Tijdens de betogingen in Jordanië wordt opgeroepen tot het verbreken van het vredesverdrag met Israël uit 1994. Jordanië is het tweede Arabische land dat een vredesverdrag met Israël sloot, na Egypte (in 1979). Jordanië importeert Israëlisch gas en ontvangt – als onderdeel van het vredesverdrag – water uit het meer van Galilea. Naast de economische betrekkingen werken ook de Israëlische en Jordaanse inlichtingendiensten nauw samen.

Verschillende Jordaanse politici claimen nu dat Hamas en de Jordaanse Moslimbroederschap achter de binnenlandse protesten zitten. Op papier is Hamas niet aanwezig in het land; hun leiders werden in 1999 Jordanië uitgezet. De voormalige minister van Informatie Samih al-Maaytah beschuldigt Hamas ervan om via de Moslimbroederschap te pogen opnieuw voet aan de grond te krijgen en chaos te creëren in Jordanië. 

Destabiliseren

Ook wijzen (voormalige) Jordaanse politieke vertegenwoordigers en analisten naar Iran, dat van de protesten zou profiteren. „Iran probeert al sinds lange tijd Jordanië te destabiliseren”, zegt ook Amer al-Sabaileh, professor aan de Universiteit van Jordanië in Amman en geopolitiek analist.

„We zijn allemaal tegen de oorlog in Gaza. Maar de realiteit is dat Jordanië gemakkelijk in chaos kan vervallen. Je hebt geen idee hoeveel pogingen er zijn om Jordanië te infiltreren vanuit omringende landen”, zegt Al-Sabaileh, doelend op pro-Iraanse militante groeperingen in Syrië en Irak.

Het Nationale Forum voor de Steun aan het Verzet en de Bescherming van het Vaderland, een alliantie van Jordaanse activisten en politici, roept al maanden op tot demonstraties bij de Israëlische ambassade. Ook de Jordaanse tak van de BDS-beweging (boycot, desinvesteren, sancties) is een van de organisatoren van de protesten. Zij willen dat er een einde gemaakt wordt aan de betrekkingen met Israël, waaronder de export van groente.

geopolitiek analist aan Universiteit van JordaniëAmer al-Sabaileh We zijn allemaal tegen de oorlog in Gaza. Maar de realiteit is dat Jordanië gemakkelijk in chaos kan vervallen

Al-Sabaileh meent dat de demonstranten onrealistische eisen hebben: „Niemand verwacht van Jordanië om Che Guevara te zijn. Jordanië is een westerse bondgenoot met een heel stabiel beleid, een duidelijke diplomatieke benadering. De alliantie met de VS is heilig.”

Volgens Al-Sharif zijn de politieke betrekkingen tussen Jordanië en Israël echter nog nooit zo ‘koud’ geweest sinds het vredesverdrag dertig jaar geleden werd gesloten. Begin november riep Jordanië zijn ambassadeur in Tel Aviv terug vanwege de humanitaire catastrofe die Israël in Gaza aanricht. Ook verzocht het land de Israëlische ambassadeur in Amman, die toen in Israël was, om niet terug te keren naar Jordanië.

Onderdrukking activisten

Ondertussen worden de aanhoudende protesten tegen de Gaza-oorlog streng gereguleerd en activisten onderdrukt. Volgens demonstranten zijn Palestijnse vlaggen en spandoeken met bepaalde leuzen verboden. Niet alleen in Jordanië, maar ook elders in de Arabische wereld wordt gedemonstreerd tegen Israëls oorlog in Gaza. Voor veel activisten is de Palestijnse strijd verbonden met de binnenlandse politiek en strijd voor meer vrijheden, en daarvan zijn Arabische regeringen zich terdege bewust.

Sinds 7 oktober zijn er in Jordanië ruim vijftienhonderd mensen opgepakt tijdens protesten tegen de oorlog in Gaza, meldde Amnesty International . Eind maart, toen er tijdens de ramadan opnieuw grote protesten waren, werden demonstranten uiteen gedreven door de veiligheidstroepen met traangas en wapenstokken, schrijft de organisatie.

„De meerderheid is inmiddels vrijgelaten, maar tientallen mensen worden nog gevangen gehouden”, vertelt Reina Wehbi, regionale campagnevoerder van Amnesty voor Jordanië en Libanon, telefonisch vanuit Beiroet.

Afgelopen augustus werd in Jordanië een cybercrime-wet ingevoerd, een bewust brede en vaag geformuleerde wet die onder meer het verspreiden van nepnieuws en ‘immoraliteit’ moet tegengaan. Het is deze wet die nu veel wordt gebruikt om demonstranten op te pakken en te berechten, zegt Wehbi.

Sommigen worden in administratieve detentie – zonder aanklacht of proces – vastgehouden,  en mogen geen bezoek ontvangen van hun advocaat. „In Jordanië kan administratieve detentie oneindig zijn, en er zijn heel weinig middelen om in beroep te gaan of bezwaar te maken.”


Berlusconi’s palazzo in Rome is nu hoofdkwartier van wereldpers

Dat Silvio Berlusconi tijdens zijn politieke carrière, viermaal als premier van Italië en tussendoor als oppositieleider, bepaald niet tuk was op internationale media, is nog zacht uitgedrukt. Kritische vragen vond hij irritant en werden volgens hem sowieso gesteld door ‘communisten’ – zijn ultieme scheldwoord.

Het lot kan ironisch zijn. De buitenlandse persvereniging in Rome, die meer dan twintig jaar kantoor hield in een gebouw nabij de Trevi-fontein maar op zoek moest naar een andere plek omdat een buitenlands investeringsfonds er een luxehotel van wil maken, is eind maart uitgerekend verhuisd naar Palazzo Grazioli. Heel Rome kent dat pand als het zestiende-eeuwse stulpje dat 25 jaar lang de residentie was van de vorig jaar overleden Berlusconi.

„Toen ik hardop vroeg of Palazzo Grazioli een optie voor ons zou zijn, maakte ik eigenlijk een grap”, vertelt Gustav Hofer, correspondent voor tv-zender Arte en lid van de uittredende raad van bestuur van de persvereniging. „We hadden al veertien gebouwen in Rome bezocht, en altijd mankeerde er wel wat aan. De ruimte was te klein, ofwel net te groot, of het was niet mogelijk om er een bar en restaurant in onder te brengen, toch essentieel bij een co-workingplek van journalisten.”

Palazzo Grazioli bleek uitermate geschikt: centraal gelegen bij de politieke instellingen, in het hart van Rome, 1.600 vierkante meter groot, met twee conferentiezalen, en ruimte voor een koffiehoek, bar en restaurant. Toen Hofer voor het eerst het gebouw bezocht, hing de geest van Berlusconi volgens hem nog in het gebouw.

„Berlusconi had, net zoals wij nu, de hele piano nobile, de eerste verdieping, afgehuurd. Maar het gebouw had een opfrisbeurt nodig.” In de kamers lag een oubollige roze vloerbedekking, en in de gang stonden rode fluwelen stoeltjes in nep-Versailles-stijl. „Je kreeg kortom niet het gevoel dat hier een van de rijkste en meest succesvolle mannen van Italië had gewoond. Het was meer ingericht op basis van status dan van smaak”, blikt Hofer terug.

Lees ook
deze necrologie van Berlusconi (1936-2023)

In februari 2021 arriveerde Silvio Berlusconi als leider van Forza Italia bij het Italiaanse parlement voor overleg over de kabinetsformatie van beoogd premier Mario Draghi.

Mussolini

De internationale persvereniging is een ontmoetingsplaats en werkplek voor buitenlandse correspondenten in Rome, waar ook frequent persconferenties worden gehouden. De vereniging werd opgericht in 1912 en telt inmiddels meer dan driehonderd betalende leden. Het begon met samen werken in een koffiehuis, maar in de jaren dertig stelde de fascistische dictator Benito Mussolini de buitenlandse pers een gebouw ter beschikking, een manier om de media te kunnen controleren.

De Italiaanse overheid betaalt nog steeds de huur. Verwacht de regering dan iets in ruil? Helemaal niet, zegt Hofer. Maar een plek hebben van waaruit een wereldwijd publiek wordt geïnformeerd over het politieke, economische en culturele reilen en zeilen in Italië, is voor iedereen nuttig. „Giorgia Meloni staat hierbuiten, en heeft nog nooit een persconferentie bij ons willen houden”, zegt Hofer. De moeilijkste jaren, toen de overheidsfondsen zelfs ter discussie werden gesteld, waren overigens tijdens het bewind van de centrumlinkse premier Matteo Renzi.

buitenlandse persvereniging in RomeGustav Hofer Het was meer ingericht op basis van status dan van smaak

Architect Serena Mignatti gaf het gebouw een grondige opknapbeurt. De gedeelde werkkamers van de journalisten hebben nu een nieuwe houten vloer en zijn ingericht met strak, wit kantoormeubilair. De buitenlandse correspondenten werken onder een indrukwekkende hemel van levendige fresco’s.

Na enige tijd vergeten ze vast dat hun nieuwe werkplek ooit Berlusconi’s werkkamer of slaapkamer was – met een versterkte deur en met ramen van kogelwerend glas – of dat ze het toilet gebruiken in de badkamer die werd vereeuwigd in de spiegelselfies van deelneemsters aan Berlusconi’s bunga-bunga-feestjes. Maar wat vooralsnog wél nog zorgt voor fascinatie en enige hilariteit, is Palazzo Grazioli’s geheime deur – handig verstopt achter een op maat gemaakte boekenkast.


Schrijver Stanislav Aseyev vecht in Oost-Oekraïne: ‘Ik ben beter in schrijven dan in schieten, maar het zal wel moeten’

Zijn grootste angst aan het Oekraïense front is niet de dood, want daar kan hij zich bij gebrek aan ervaring niks bij voorstellen. Zijn grootste angst is dat de Russen hem opnieuw gevangen nemen. Deze keer zal hij dat niet overleven, verwacht schrijver en journalist Stanislav Aseyev (34). Hij zit in een ondergrondse kelder op vijf kilometer van het front. Sinds vier maanden vecht hij als soldaat in Oost-Oekraïne.

Hij weet hoe het is om in Russische krijgsgevangenschap te verblijven. Aseyev belandde in 2017 in gevangenis Isolatie aan de Paradijsstraat in Donetsk toen hij als journalist verslag deed uit die door Rusland bezette Oost-Oekraïense stad. De Russen hadden hem in een gefabriceerde aanklacht veroordeeld tot vijftien jaar cel voor zijn journalistieke werk en spionage.

In de gevangenis ervoer hij de Russische wreedheid en het sadisme, zoals de stroomstoten op zijn lichaam (andere gevangenen kregen die op hun geslachtsdelen), seksueel misbruik bij vrouwelijke gevangenen, de zak over zijn hoofd en kookafval als eten.

Na zijn vrijlating in december 2019 schreef hij er een boek over, Het concentratiekamp in de Paradijsstraat, en sprak over zijn gevangenschap in het buitenland. Nu is hij een schrijver in oorlog, gekleed in groene legerkleding, een scherfvest aan en drie magazijnen voor zijn kalasjnikov. Opnieuw verkeert hij in extreme omstandigheden.

Vanwege zijn bekendheid, publicaties, publieke optredens en zijn werk voor zijn eigen ngo Justice Initiative Fund, die Russische oorlogsmisdadigers in Oekraïne opspoort, zullen de Russen hem geen tweede kans geven om levend uit krijgsgevangenschap te komen, verwacht hij.

Zijn dood, zo stelt hij zich voor, staat voor 100 procent vast en zal langzaam zijn. Geruisloos, om niet te veel ruchtbaarheid te geven aan het overlijden van een bekend persoon. De Russen, denkt hij, zullen hem maandenlang in een kelder laten creperen tot hij sterft.

Daarom bestudeert Aseyev de oorlogskaarten nauwlettend, terwijl hij de Russen ziet oprukken in Oost-Oekraïne. „Ik hou het bij om te zien of ze ons kunnen omsingelen, dat kan leiden tot opnieuw mijn krijgsgevangenschap.”

Ter demonstratie sloegen ze met een groot bot hakmes tegen mijn neusbrug. Een van de stroomdraden zat al aan mijn linkeroor en ik moest vragen beantwoorden terwijl mijn gezichtsspieren verkrampten. Hierdoor sprak ik minder duidelijk, zodat een van hen de spanning verhoogde.

(Fragment uit: Het concentratiekamp in de Paradijsstraat, vertaald door Nina Targan Mouravi, uitgegeven door Jurgen Maas)

Een dag voor het bezoek van NRC aan Aseyev belandde een kilometer verderop een Russische raket op een woning waar Oekraïense soldaten verbleven. Ze raakten gewond. Van de woning is de helft nog over. De brandlucht dwaalt de auto in op weg naar Aseyevs verblijfplaats.

Hier komen hij en de andere militairen van de 109de Territoriale Defensiebrigade bij van de gevechten. In de keuken staat een pan met garnalen op het vuur. Oekraïense militairen maken met toestemming gebruik van huizen die zijn achtergelaten door gevluchte bewoners. Aseyevs bed is een grijze bank met vlekken. In de tuin is een ondergrondse kelder met bedden. In een hoek staan machinegeweren netjes op een rij.

Jongensachtig

De bleke Aseyev – donkerblond haar, opgeschoren aan de zijkant – ziet er vermoeid uit, al heeft hij tegelijkertijd wat jongensachtigs. Hij heeft de afgelopen nacht een aantal uren kunnen slapen aan het front, waar de Russen met granaten, bommen en drones de Oekraïners voortdurend onder vuur nemen.

Zijn taak als schutter is het verdedigen van de Oekraïense positie bij een Russische doorbraak. Voor nu is het zaak stand te houden tot er Westerse hulp komt. Aseyev kreeg vooraf een training van twee maanden.

Hij vecht niet om wraak te nemen, niet om zoveel mogelijk Russen te doden. En ook niet om hen gevangen te nemen en te martelen. Zijn keuze om te dienen staat los van zijn ervaringen in Isolatie, zegt Aseyev.

Hij meldde zich vrijwillig aan. Zijn geweten vertelde hem dat hij in dienst moest gaan op een voor Oekraïne kritiek moment in de oorlog. De troepen zitten in de verdrukking aan het front, merkt hij ook zelf. „We verliezen dorp na dorp.”

Van het reguliere leger is na twee jaar Russische invasie niet veel meer over. Niet alleen de oorlogskaarten vertellen hoe Oekraïne ervoor staat. „Het is een teken dat nu mensen naar het front gaan die nooit iets met oorlog te maken hebben gehad, die niet tot het professionele leger behoren. Die vormen nu de ruggengraat van het leger. Ik ben in een goede fysieke conditie en vrij jong. Dus zou het verkeerd zijn om nu in Kyiv te zitten.”

Misschien had Palytsj toch gelijk toen hij raaskalde dat hij God was? Trok hij zich daarom niets aan van al dat geschreeuw en gesmeek, ging hij daarom onverstoorbaar door, door, door met martelen? Zou dat gedrocht, want aan het beeld van een mens voldeed hij niet, gelijk hebben en moeten we hiermee leven? Wat doen we ertegen? Wij twijfelen, zij slaan toe. Wij praten, zij zijn met stroomdraden in de weer…

Palytsj was de wrede baas van Isolatie, het absolute kwaad, schrijft Aseyev, die zich lichamelijk en geestelijk uitleefde op de gevangenen. De passage, geschreven toen de Russen al oorlog voerden in Oost-Oekraïne, leest als een metafoor voor de huidige situatie waarin Rusland aanvalt en Oekraïense steden bombardeert, terwijl de westerse militaire steun voor Oekraïne hapert.

Het bericht dat Aseyev deze week op X plaatste.

Een jaar geleden zag Aseyevs leven er heel anders uit. In maart 2023 was hij te gast op een literatuurfestival in Den Haag. Negen maanden reisde de schrijver door Europa en de Verenigde Staten om steun te vragen voor Oekraïne. Ook voor de grootschalige Russische invasie bezocht hij het buitenland om zijn verhaal te doen.

Het Westen, merkt hij op, begrijpt nog steeds niet wat Rusland is en probeert voortdurend toch tot een akkoord te komen. „Anders zou de hulp die we hebben gekregen niet over twee jaar worden gespreid, maar over een periode van twee maanden, zoals het geval zou zijn geweest als Duitsland of Polen was aangevallen. Als het Westen zou zien dat het huidige Rusland een fascistisch regime is, met een dictatuur op het niveau van Mussolini en Hitler, dan zou het Westen snappen dat er geen afspraak te maken valt met Poetin.”

Had hij dan niet beter kunnen blijven rondtrekken langs Westerse politici om hen te overtuigen van steun aan Oekraïne? Aseyev schudt zijn hoofd. „Uiteindelijk stond mijn geweten mij het niet langer toe om in het Westen te zijn, om me als het ware te verstoppen.”

Kom er levend uit en breng je verhaal naar buiten, dan neem je ze pas goed te grazen!

In de gevangenis maakte hij aantekeningen op een kartonnen map, aan het front schrijft Aseyev op zijn telefoon, overal waar het kan en, als hij er tijd voor heeft, ook op X. „Tussen het slapen en het werk door probeer ik mezelf in intellectuele vorm te houden door te schrijven.”

In de loopgraven of op het basiskamp werkt hij aan zijn nieuwe boek Pellegrino. De oorlog komt er nauwelijks in voor. Aseyev, zelf fervent hardloper, hangt het boek op aan een hardlooptocht van Kyiv naar Lissabon.

Is hij een betere schutter dan schrijver? „Een betere schrijver. Zeker weten. Ik heb weinig ervaring met schieten. Maar ik zal wel moeten. Als je niet terugschiet, verliezen we deze oorlog. Maar ik heb geen psychische problemen. Ik onderga de Russische beschietingen kalm.”

Ze kunnen je uitkleden, je de muur laten vasthouden en van achteren tegen je ballen en je penis meppen, tot die net zo opgezwollen zijn als die van een stier.

Na de terreuraanslag in Moskou in maart zag hij beelden van de mishandelde verdachten, hun opgezwollen gezichten, één zonder oor, een ander werd in een rolstoel de rechtszaal binnengereden. Hij zag een foto van een telefoon, waarvan een draad op een van de verdachten was bevestigd om hem stroomstoten toe te dienen. Aseyev herkende direct de methode. Het was allemaal geen verrassing voor hem. „De Russen doen overal en altijd hetzelfde.”

Russisch overheidsbeleid

„Marteling en brute moorden zijn Russisch overheidsbeleid. Ze verhullen het niet eens door zo’n foto te publiceren op sociale media. Je zag het bij de Wagner-troepen. Ook daar sloegen ze met een hamer op iemands hoofd, sneden bij een ander het hoofd eraf en verbrandden het lichaam.” De Wagner Groep wordt aangeduid als een privé-onderneming van huurlingen, maar heeft banden met de Russische staat.

Geliefden en dierbaren blijven hier voor iedereen de wegwijzer die het bestaan ondanks de tranen en de pijn waardevol maakt en kracht geeft om door te gaan.

Met dezelfde gedachte vecht Aseyev tegen de Russen. Hij sprak er met zijn moeder en vriendin al langer over om naar het front te gaan, om te voorkomen dat het als een complete schok voor hen zou komen. Desondanks maken ze zich voor de tweede keer zorgen om hem. Opnieuw vrezen ze voor zijn leven.

Lees ook
Oekraïne heeft heel hard verse aanwas van soldaten nodig

Net aangekomen burgers krijgen een training bij de Derde Aanvalsbrigade van Oekraïne

Zijn moeder verblijft in Kyiv. Ze ontvluchtte de Oekraïense hoofdstad op de dag van de grootschalige Russische invasie op 24 februari 2022 en vertrok naar de EU. Uiteindelijk keerde ze terug. „Mijn aanwezigheid aan het front is een kleine bijdrage aan een voor haar rustig leven in Kyiv. Nou ja, relatief rustig. De raketten komen ook daar terecht, maar er zitten in ieder geval geen Russen.”

In april, na dit interview, belandde Aseyev in het ziekenhuis als gevolg van gevechten, schreef hij deze week in een WhatsApp-bericht. Een dag later meldde hij op X: „Ik leef, hoewel ik volgens alle wetten van de natuurkunde waarschijnlijk had moeten sterven. Helaas zijn de posities verloren gegaan. Nu lig ik met een hersenschudding in het ziekenhuis.”