Energieke propagandist moet regio Koersk voor Poetin behouden

Hij noemt Oekraïners „criminele nazi’s”, is fel op de vervolging van regime-critici, en onderhoudt warme banden met de inlichtingendiensten. De Russische politicus Aleksandr Chinstejn is een veelzijdig man. En dat maakt hem volgens president Poetin geknipt als bestuurder van de Russische regio Koersk, waar sinds afgelopen zomer fel gestreden wordt met Oekraïense troepen. Begin december benoemde hij Chinstejn tot waarnemend gouverneur van Koersk.

De voordracht van de 50-jarige Chinstejn leidde tot opgetrokken wenkbrauwen. Chinstejn heeft weliswaar een lange staat van dienst als lid van de Doema, hij heeft geen banden met de regio, noch beschikt hij over enige militaire ervaring. Maar Chinstejn heeft iets anders, zei Poetin. „Momenteel is crisismanagement nodig. En u heeft uitstekende relaties met de uitvoerende autoriteiten en het Russische veiligheidsapparaat.”

Dat het crisis is in Koersk, is geen geheim. Sinds Oekraïense troepen vorige zomer de grens overstaken en een tegenoffensief begonnen, zijn Russische dorpen ingenomen, werd infrastructuur vernietigd en ontvluchtten ruim honderdduizend Russen hun huizen. Tientallen burgers zijn omgekomen, enkele honderden worden vermist. Vluchtelingen verblijven bij familie elders of in opvangcentra, waar zij klagen over gebrek aan noodhulp en een duidelijke militaire strategie om de Oekraïners te verdrijven. Zittend gouverneur Aleksej Smirnov, pas zes maanden eerder aangetreden, bleek niet in staat de onvrede te smoren en moest vertrekken. Poetin gaf Chinstejn opdracht tot wederopbouw van de regio, na de „bevrijding” van Oekraïense bezetting.

Lees ook

Oekraïne voert nieuwe offensieve operaties uit in de Russische regio Koersk

Een Oekraïense eenheid neemt Russische posities in de regio Charkiv onder vuur, afgelopen vrijdag. Foto Sofiia Gatilova/Reuters

Die „bevrijding” laat nog even op zich wachten. Kort na de jaarwisseling begon Oekraïne in Koersk een tweede offensief. Hoewel de precieze doelen geheim zijn, lijkt Kyiv erop gebrand zoveel mogelijk gebied te bezetten als wisselgeld in onderhandelingen met Moskou. Vrijdag zei aankomend president Donald Trump dat een ontmoeting met Poetin in voorbereiding is. Diezelfde dag verklaarde het Kremlin dat Poetin openstaat voor een gesprek, maar benadrukte dat de Russische oorlogsdoelen („demilitarisering” en „denazificering”) onveranderd zijn.

Ondertussen hamert de Oekraïense president Zelensky op de successen in Koersk, die hij afgelopen week „een van de grootste overwinningen van de oorlog” noemde. Sinds het begin van het offensief zijn volgens Kyiv 15.000 Russische soldaten gesneuveld en 23.000 gewond geraakt, cijfers die door Moskou worden ontkend en onafhankelijk niet kunnen worden bevestigd. Ook sneuvelde aan Russische zijde een onbekend aantal Noord-Koreaanse soldaten.

Gangmaker achter censuurwetten

Dat Poetin juist Aleksandr Chinstejn benoemde tot ‘crisismanager’ in het explosieve Koersk illustreert waar de Russische prioriteiten liggen. Chinstejn is trouw lid van regeringspartij Verenigd Rusland en sinds 2003 lid van de Doema, waar hij invloedrijke commissies voorzat. Maar hij begon zijn carrière als journalist bij de Kremlinloyale krant Moskovski Komsomolets, waar hij erom bekend stond schandalen na te jagen en nauw samen te werken met de inlichtingendiensten. In 2016 was hij betrokken bij de oprichting van de Russische Garde, de militaire politie van het Kremlin, en werkte hij als pr-manager van de organisatie.

Sinds de Russische invasie van Oekraïne groeide de energieke Chinstejn uit tot een van de belangrijkste aanjagers van propaganda en repressie. Hij introduceerde censuurwetten, waaronder de wet die ‘nepnieuws’ over het leger bestraft met 15 jaar. Volgens Russische media had Chinstejn bovendien hand in de arrestatie van oorlogscritici, waaronder die van de Moskouse politicus Aleksandr Gorinov, die in 2022 als eerste werd vervolgd vanwege kritiek op de oorlog. Hij kreeg zeven jaar strafkamp.

Chinstejn begon zijn carrière als journalist bij een Kremlinloyale krant en stond erom bekend nauw samen te werken met de inlichtingendiensten

De afgelopen jaren trad Chinstejn in de schijnwerpers als voorvechter van ‘traditionele waarden’ en sprak hij zich hard uit tegen de Russische lhbt-gemeenschap, die hij afschilderde als instrument van westerse ‘hybride oorlogvoering’ tegen Rusland. In 2022 was hij co-auteur van het totaalverbod op „lhbt-propaganda”. Daarnaast schreef hij mee aan repressieve internetwetten en publiceerde hij al in 2018 een boek over de val van de Sovjet-Unie als „meest tragische” gebeurtenis van de Russische geschiedenis.

„Chinstejn is handig met de media en overtuigt”, zei de Petersburgse politicoloog Aleksej Giljov vorige maand tegen Novaja Gazeta. „Hij is aanjager van de repressie en ziet toe op de uitvoering ervan.” Naast zijn pr-ervaring en goede connecties met de inlichtingendiensten, maken zijn „duistere charisma” en zijn „aanvallende” karakter hem volgens Giljov geschikt als uitvoerder van Poetins beleid.

Anti-Oekraïense gevoelens

Na zijn aantreden in december als gouverneur, toonde Chinstejn zijn assertieve kant tijdens een bijeenkomst met inwoners van de door Oekraïne bezette stad Soedzja in Koersk. Een gepensioneerde man die klaagde dat de compensatie voor het herstel van de kapotgeschoten huizen onvoldoende was, kreeg van Chinstejn lik op stuk. „U zegt dat inwoners nergens om hebben gevraagd. Ik krijg de indruk dat u tot 2022 op een onbewoond eiland heeft geleefd. Dat er geen wegen, geen ziekenhuizen, geen scholen waren, geen hulp was en dat uw pensioen zomaar uit de lucht is komen vallen”, beet hij de man toe.

Ook zijn gevoelens ten aanzien van Oekraïne verhult Chinstejn niet. „Het valt me zwaar om in de hoofden van gestoorde mensen te kruipen. Om dat te doen, moet je eerst zelf gek worden. Welke doelen het naziregime nastreeft, is met het gezonde verstand niet te begrijpen. Het is een openlijke demonstratie van de criminele en onmenselijke aard van het Oekraïense regime”, zei hij kort na zijn benoeming. Hoe lang hij het zal volhouden op zijn nieuwe post is afwachten. Het gouverneurschap van Koersk mag een eervolle baan zijn, het is er een vol valkuilen.


Russische schooljeugd hoort maar één waarheid: die van Poetin

Het was een opmerkelijk toneelstukje, in het pas geopende Stalin-centrum in de Siberische stad Barnaoel. Daar stond tijdens een nieuwjaarsviering, naast een kerstboom en een manshoog portret van Stalin, een als piraat verklede man voor een groep jonge kinderen. Vadertje Vorst, de Russische versie van de Kerstman, en zijn kleindochter Snegoerotsjka jutten de kinderen op deze man te verjagen. „Hij is een liberaal! Een liberale wildeman! Kunnen wij liberalen hier gebruiken?”, riepen ze de kinderen toe. „Liberaal, ga weg! Wildeman, ga weg!”, riepen de kinderen in koor, waarop de ‘piraat’ zich uit de voeten maakte.

Het absurde tafereel, dat eind vorig jaar rondging op Russische sociale media, is voor de met oorlog, censuur en propaganda overladen Russische jeugd geen uitzondering. Al jaren herschrijven loyale ambtenaren en historici de Russische geschiedenisboeken in de geest van Poetins wereldbeeld. Daarin staan anti-westers revanchisme, patriottisme en ‘traditionele’ Russische waarden centraal en worden nederlagen weggepoetst. Kinderen moeten regelmatig opdraven om te figureren bij nationalistische parades en herdenkingen.

In sommige Russische regio’s leren scholieren kalasjnikovs en handgranaten te gebruiken

Sinds de grootschalige Russische invasie van Oekraïne, drie jaar geleden, doet de Russische regering er alles aan om kinderen het ‘juiste’ verhaal over de oorlog bij te brengen. Een verhaal waarin Oekraïne als natie geen bestaansrecht heeft, Russische militairen optreden als ‘bevrijders’ van de onderdrukten en de Russische geschiedenis bol staat van de heldendaden. Het onderwijsbeleid dient een duidelijk doel. Immers: „oorlogen worden niet door generaals gewonnen, maar door leraren en priesters”, citeerde Poetin de woorden van de Duitse kanselier Otto von Bismarck in zijn eindejaarstoespraak van 2023.

Sinds september 2022 beginnen Russische scholieren de week met het zingen van het volkslied en het hijsen van de vlag. Dat jaar werd ook het vak ‘Gesprek over het Belangrijke’ verplicht gesteld, dat tot doel heeft ‘Russische waarden’ te verbreiden. Daarnaast werd het lesprogramma ‘Grondbeginselen voor de verdediging van het vaderland’ ingevoerd. In sommige Russische regio’s leren jongeren kalasjnikovs en handgranaten te gebruiken, loopgraven te graven en wat te doen bij een nucleaire aanval. Met het oog op het dalende geboortecijfer moeten scholen verder veel nadruk leggen op het gezin. Eind 2023 werden ‘traditionele’ familiewaarden wettelijk verankerd in het schoolsysteem.

Lees ook

Russische vrouw moet mond houden en baren

De boodschap aan Russische vrouwen: mond houden, thuis blijven, soldaten baren

Gesprek over het Belangrijke

Scholen die de instructies weigeren, riskeren overheidsinspecties, boetes en zelfs sluiting. Dat laatste overkwam in 2024 het liberale, particuliere Novokolledzj in Novosibirsk. Toen schooldirecteur Sergej Tsjernyjov (35), historicus en uitgesproken tegenstander van de oorlog, weigerde het ‘Gesprek over het Belangrijke’ in te voeren, werden hij en zijn instelling het mikpunt van eindeloze inspecties en lastercampagnes door lokale pro-Kremlinactivisten. De school kreeg een boete en werd gedwongen tot sluiting. Tsjernyjov werd tot buitenlands agent verklaard en zag zich genoodzaakt het land te verlaten.

Tieners bestrijden elkaar in militair georiënteerde wedstrijdjes van het Jonge Leger.
Foto Sergei Ilnitsky/ANP

Het risico om door ouders, collega’s, of leerlingen verklikt te worden, leidt volgens docenten tot een angstcultuur op scholen en universiteiten. „De propagandalessen zijn een onderwerp dat ouders liever vermijden. Het is gevaarlijk en als het je eigen kind betreft, dan doe je er alles aan om problemen te voorkomen”, schrijft een anonieme vader van twee aan NRC. Hij ziet hoe kinderen op de school van zijn zoontje worden blootgesteld aan propaganda. „Het is een progressieve school, maar iedereen is op zijn hoede. Ouders doen hun best zich buiten ideologische discussies te houden en geen opmerkingen te maken die verkeerd kunnen worden geïnterpreteerd.”

Een docent die lesgeeft aan een particuliere middelbare school in Moskou vertelt NRC anoniem dat er in zijn klas nog wel ruimte is voor kritische gesprekken. „Op openbare scholen doen besturen en docenten hun best om via propaganda hun loyaliteit te tonen. Maar als je de heikele thema’s omzeilt, is er weinig aan de hand”, zegt hij. Hoewel ook hij bezorgd is over de ontwikkelingen, benadrukt hij dat lang niet alle scholen en ouders het overheidsbeleid serieus nemen of erin geloven. „Ik heb in de Sovjet-Unie gewoond en geloof me, daar is het huidige Rusland nog niet mee te vergelijken. Onze situatie lijkt meer op die van Iran. Formeel houden mensen zich aan de officiële regeringslijn, maar privé halen ze er hun schouders over op.”

Het risico om verklikt te worden, leidt tot een angstcultuur op scholen en universiteiten

Dat veel leraren zich toch grote zorgen maken, blijkt uit een onderzoek over repressie op scholen van de Russische mensenrechtenorganisatie OVD-Info. Sinds 2022 telde deze ongeveer honderd administratieve en strafrechtelijke zaken tegen docenten om hun overtuigingen of lesmethodes. „Een deel van de medewerkers werd ontslagen, een ander deel verliet het land uit onvrede met de nieuwe arbeidsomstandigheden, vanwege repressie en uit angst voor mobilisatie”, aldus de onderzoekers. De ontslagen zouden in sommige regio’s tot personeelstekorten leiden.

„Het is onmogelijk aardrijkskundeles te geven zonder over de regionale verschillen in Rusland en over politiek te praten”, vertelde de 28-jarige aardrijkskundeleraar Kamran Ramiz Manafly aan OVD-Info. „En hoe kun je de Russische economie bespreken zonder corruptie te noemen?” Hij zag de sfeer in zijn klas onder invloed van de oorlog in Oekraïne sinds 2018 sterk veranderen. „Moskouse scholen zijn vaak uitstekend gerenoveerd en uitgerust, met peperdure, interactieve whiteboards. Maar er heerst een aan absurditeit grenzend conservatisme, met wilde propaganda en vreemde lesmethoden, vooral uitgedragen door de oudere generaties.”

Toen Rusland zijn buurland binnenviel, begon de school van Manafly bijeenkomsten te organiseren voor de docenten, waarin zij te horen kregen hoe zij over de oorlog moesten praten. „De directeur zei dat je óf een mening hebt die overeenkomt met die van de overheid, of geen mening.” Zelf werd hij na deelname aan een anti-oorlogsprotest in de lente van 2022 ontslagen wegens ‘amoreel gedrag’. Hij vertrok naar de Verenigde Staten.

Soldaten op school

Intussen worden Russische kinderen, zeker in afgelegen regio’s, steeds vaker blootgesteld aan oorlogsverhalen uit Oekraïne en aan toenemend geweld door teruggekeerde, getraumatiseerde soldaten binnen de Russische samenleving. Regelmatig nodigen scholen militairen uit om kinderen te vertellen over hun ‘heroïsche’ ervaringen aan het front. Het beleid is direct afkomstig van het Kremlin. „Jongeren onderwijzen over patriottisme is belangrijk”, zei president Poetin eind 2023. „Meer dan duizend strijders van de ‘speciale operatie’ werken al op scholen en met kinderen. Rusland zal dit werk voortzetten.”

Kinderen tussen twaalf en zeventien jaar kunnen lid worden van het Jonge Leger.
Foto Sergei Ilnitsky/ANP

Gezien het grote aantal gevangenen dat sinds 2022 dienst nam in het leger, in ruil voor amnestie, blijken dergelijke ‘gastdocenten’ niet zelden veroordeelde criminelen. Zo stonden afgelopen zomer in de provincie Toeva drie militairen van de huurlingengroep Wagner en het Tsjetsjeense Achmat-bataljon voor de klas. Twee waren veroordeeld wegens roof en poging tot moord, een derde wordt door Oekraïne verdacht van oorlogsmisdaden. De mannen poseerden met de kinderen en een Wagner-vlag, de foto’s werden online gezet.

In Tsjetsjenië begonnen scholieren dit schooljaar met een bezoek van de veroordeelde Wagner-veteraan Jevgeni Kim uit het Siberische Jakoetië. In 2018 kreeg Kim, die volgens lokale media als tiener zijn eigen schooljuf had vermoord, twaalf jaar wegens afpersing van tientallen personen. In de regio Saratov sloeg een andere Oekraïne-veteraan eind 2023 zijn buren in elkaar, nadat hij een gastles over moed had gegeven op de lokale basisschool. „Ik wilde laten zien wie de baas is”, verklaarde hij tijdens zijn proces afgelopen juni.

De optredens van militairen en veteranen in de klas zijn in Rusland omstreden. „Iedere bandiet mag tegenwoordig onze kinderen liefde voor het vaderland bijbrengen”, aldus de populaire, in Rusland vervolgde, blogger Maxim Katz vorig jaar in zijn goed bekeken YouTube-show. Maar ouders kunnen hun kinderen moeilijk aan de propgaganda onttrekken. Dan maken ze zichzelf verdacht als ‘anti-Russisch’.

Lees ook

Wat Russische kinderen op school leren over Oekraïne

Vader Georgi, oprichter van de Heilige Jekaterinaschool.

Rode baretten

Sinds enkele jaren schieten ook patriottische jeugdorganisaties in Rusland als paddestoelen uit de grond. In 2015 werd met financiering van het ministerie van Defensie het ‘Jonge Leger’ (Joenarmia) opgericht, door velen beschouwd als moderne versie van de communistische jeugdorganisatie Komsomol. Door hier lid van te zijn, hopen de jonge kadetten met hun rode baretten hun carrièrekansen te vergroten. De organisatie telt naar schatting bijna honderdduizend leden in Rusland en omringende landen als Kazachstan, Wit-Rusland en Azerbeidzjan. In 2022 werd de organisatie op de Europese sanctielijst gezet.

Munitie voor een spel van het Jonge Leger.
Foto Sergei Ilnitsky/ANP

Eind dat jaar werd op initiatief van Vladimir Poetin de ‘Beweging van de Eersten’ opgericht, met afdelingen door het hele land en in de bezette Oekraïense gebieden. Deze beweging organiseert bijeenkomsten en wedstrijden, waarin jongeren hun patriottisme en naastenliefde kunnen bewijzen. Kinderen met politieke ambities kunnen ook terecht bij de Jonge Garde, de jeugdafdeling van regeringspartij Verenigd Rusland. Kort voor de dood van huurlingenleider Jevgeni Prigozjin in 2023, was ook diens Wagner Groep een eigen jeugdafdeling gestart, aanvankelijk de ‘Wagneriaantjes’ genoemd, daarna simpelweg ‘Leider’. Ook deze groep zei „liefde voor het Vaderland” voorop te hebben staan, maar hield zich vooral bezig met het werven van rekruten. Leider Aleksandr Tronin verklaarde na Prigozjins dood het werk voort te zetten; onduidelijk is wat daarvan terecht gekomen is.

Voorlopig is het Kremlin niet van plan zijn bemoeienissen met de Russische jeugd te staken. Integendeel, Russische kinderen hebben een druk jaar voor de boeg. In mei is het tachtig jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog werd beëindigd, wat in Rusland met veel militair vertoon zal worden herdacht. President Poetin riep 2025 daarom uit tot ‘Jaar van de Verdediger van het Vaderland’. Het ministerie van Cultuur zette eind december alvast instructies online voor scholen. In de vieringen moet „diepgaand begrip voor het historische erfgoed” centraal staan.


Trump en Poetin dwingen Europa tot een race tegen de klok: krijgt het continent zijn verdediging op tijd op orde?

Europa is bezig aan een grote inhaaloperatie. Het moet weer weerbaar worden en zijn verdediging opschroeven. En dat liefst een beetje snel ook.

Decennia heeft Europa zijn krijgsmachten verwaarloosd en een belangrijk deel van de verdediging uitbesteed aan een bevriende grootmacht. Nu wordt het continent van twee kanten in de tang genomen. Europa kampt met Russische dreiging én met twijfels over de toewijding van de nieuwe Amerikaanse president aan de Europese veiligheid. Heeft Europa zijn verdediging wel op tijd op orde?

„Europa”, schreef Rusland-kenner Keir Giles van denktank Chatham House in zijn nieuwste boek Who will defend Europe?, „is verwikkeld in een race tegen de klok waarvan de inzet onmogelijk hoger kan zijn.”

Rusland wint nog steeds terrein in Oekraïne en voert met sabotage-acties en cyberaanvallen een steeds agressievere schaduwoorlog tegen het Westen. Deze week bleek uit onderzoek van NRC dat ook een datakabel op de bodem van de Noordzee boven Terschelling mogelijk doelwit is geweest.

De NAVO waarschuwde in december al dat hybride-aanvallen kunnen leiden tot materiële schade en een groot aantal slachtoffers. De kans bestaat bovendien dat Rusland geen halt houdt bij Oekraïne en een keer een NAVO-lidstaat binnenvalt. Europa moet dus gelijktijdig Kyiv steunen, zich verweren tegen hybride-aanvallen én een verdediging optuigen die zo formidabel is dat Poetin het niet in zijn hoofd haalt de NAVO-grens over te steken.

Alsof dat nog niet genoeg is, treedt in Washington deze maand een nieuw team aan dat vindt dat Europa veel meer aan de eigen verdediging moet doen. Het is niet de vraag óf Europa binnen de NAVO taken van de VS moet overnemen, maar hoe snel dat moet gaan. Aanvankelijk reageerde Europa bewust vrij gelaten op de verkiezing van Donald Trump in de hoop een enigszins zakelijke relatie op te bouwen. Maar nu hij zijn oog heeft laten vallen op Groenland, grondgebied van een NAVO-bondgenoot, en het, desnoods met dwang, wil inpalmen, is het opeens de vraag of met deze man überhaupt te praten valt.

In de wereld van dreiging en verdediging bestaan weinig zekerheden. Want wie zegt eigenlijk dat Rusland zijn oog op een NAVO-land zal laten vallen? Op dit moment heeft Moskou de handen vol aan de Oekraïense verdediging. Maar dat hoeft niet zo te blijven. Moskou kan met Kyiv een staakt-het-vuren overeenkomen om daarna zijn krijgsmacht te laten herstellen van de schade die in Oekraïne is opgelopen. Dat kan snel gaan: Rusland produceert van sommige types munitie en wapens in drie maanden evenveel als de NAVO in een jaar.

Sommige Rusland-experts zijn ervan overtuigd dat Poetin niet meer terug kan naar een situatie zonder externe vijand. Daarom blijft het van belang dat Europa weet wat het moet doen in het meest besproken aanvalsscenario: Russische tanks dringen enkele tientallen kilometers een van de Baltische landen binnen en Poetin bedreigt de verdedigers met een nucleair wapen.

Poetin, schrijft Giles, weet dat hij de NAVO in een grote confrontatie militair niet kan kloppen. Maar, hij zou wel eens kunnen geloven dat hij de NAVO politiek kan verslaan. Mocht blijken dat NAVO-landen elkaar in geval van nood niet of slechts aarzelend zouden helpen, dan heeft Poetin al gewonnen.

Een Oekraïense tank op weg naar de grens met de Russische regio Koersk, in oktober 2024. Recent heeft Oekraïne in deze regio weer een offensief uitgevoerd.
Foto Kostyantyn Chernichkin

Een feestje voor Poetin

Twijfels aan de eenheid binnen de alliantie halen de geloofwaardigheid van afschrikking onderuit. Daarom is het belangrijk dat Trump zich openlijk committeert aan Artikel 5 van het NAVO-Verdrag waarin de belofte is vervat dat bondgenoten elkaar te hulp schieten.

Zonder Amerikaanse hulp is Europa nu niet te verdedigen. De VS leveren manschappen en materieel en ze hebben de beschikking over onmisbare vaardigheden en systemen die Europa simpelweg niet heeft. Denk aan intelligence. Daarnaast is Europa in belangrijke mate aangewezen op de Amerikaanse wapenindustrie. Bovendien rust de afschrikking van de NAVO voor een groot deel op het Amerikaanse kernarsenaal. Het ontvlechten van Europa en de VS zou voor beide traumatisch zijn en een feestje voor Poetin.

De signalen uit Washington zijn niet eenduidig. De NAVO-top zegt keer op keer dat Trump het bondgenootschap niet de rug toe zal keren. Tegelijk maakt Trumps team steeds weer duidelijk dat de concurrentie met China belangrijker is dan het gevecht in Europa.


Verenigde Staten betalen overgroot deel NAVO-budget

chart visualization

Het gaat er niet om Europa aan zijn lot over te laten, schreef Trumps beoogd staatssecretaris voor Defensie Elbridge Colby vorig jaar. Het gaat erom „onze Europese bondgenoten aan te zetten om zelf als eerste verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen defensie”. Colby voorzag een transitie in samenspraak, maar onderstreepte ook dat de VS manschappen aan Europa kunnen onttrekken als die nodig zijn in Azië – „zelfs als Rusland als eerste aanvalt”.

Colby is niet Trump en een opiniestuk is geen beleid, maar het is wel zeker dat de NAVO zich moet opmaken voor ongemakkelijke discussies. Een eerste testcase voor de toewijding van Trump aan Europa en de NAVO is Oekraïne. Trump wil af van de Amerikaanse steun voor Kyiv. Vooruitlopend op zijn presidentschap heeft de NAVO daarom alvast een aantal taken – zoals de coördinatie van wapenleveranties aan Oekraïne – overgenomen van de VS.

Trump koerst aan op onderhandelingen over een staakt-het-vuren die hij binnen een half jaar hoopt af te ronden. Als hij Kyiv zou dwingen tot vergaande concessies en militaire en financiële steun snel terugschroeft, wordt dat in Moskou ongetwijfeld als een teken van zwakte geïnterpreteerd. Trumps opmerking over Groenland voorspelt niet veel goeds. Want hoe sterk sta je tegenover Poetin als je als Amerikaanse president zélf territoriale ambities koestert? Stevenen we af op een ordening waarbij sterke mannen gebied inpalmen en dat van elkaar gedogen: de Donbas voor Poetin, Groenland voor Trump en Taiwan voor Xi?

Het is, zoals altijd, moeilijk te bepalen hoeveel delen grootspraak op hoeveel delen serieus dreigement in de uitspraken van Trump en zijn entourage zitten. Maar ook als de Amerikaanse betrokkenheid bij Europa niet zou wijzigen; de Russische dreiging blijft. Europa, kortom, moet zich herbewapenen. Hoe groot is die opgave en hoever is Europa gevorderd?

Een vrouw loopt langs piramidevormige antitank-obstakels bij de grens tussen Estland en Rusland in de buurt van de Estse stad Narva, in december van vorig jaar. De grensovergang is alleen voor voetgangers open.
Foto Marko Mumm / AFP

Met de Russische annexatie van de Krim in 2014 begon het in Europa héél langzaam te dagen dat het wat al te voorbarig was geweest om krijgsmachten vergaand af te slanken en de plannen voor de verdediging van Europa te laten verstoffen in de ladekasten van de NAVO. De bondgenoten beloofden elkaar plechtig meer uit te geven aan defensie, maar er gebeurde vrijwel niets. Rusland bleef nog jaren een bevriende natie waarmee de NAVO regelmatig vergaderde.

Pas met de schok van de grootschalige Russische invasie in Oekraïne, in februari 2022, begrepen veel Europeanen dat het menens was. De NAVO verstevigde de verdediging aan de oostflank, 40.000 militairen kwamen direct onder het commando van de NAVO-opperbevelhebber, de defensiebudgetten gingen omhoog en Oekraïne kreeg omvangrijke militaire en financiële steun. In drie jaar tijd gebeurde veel, maar het is niet genoeg, zo blijkt.

De defensie-uitgaven lagen in 2024 50 procent hoger dan in 2014. Maar nog steeds haalt éénderde van de NAVO-lidstaten de uitgavennorm van minimaal 2 procent van het bruto binnenlands product per jaar niet. Bij de onderpresteerders horen rijke en grote landen als Spanje, Italië, België en Canada. Regionale grootmachten Duitsland en Frankijk halen de norm maar nét. De big spenders in Europa zijn de landen aan de oostflank met Polen (4,1 procent) als opvallende koploper.


Grote Europese landen halen NAVO-norm niet

chart visualization

De oostelijke en noordelijke landen nemen de dreiging veel serieuzer dan landen in het westen en zuiden. Dat is misschien begrijpelijk gezien de nabijheid van de dreiging, maar mocht het fout gaan, dan zijn die landen aangewezen op de rest voor steun. En omgekeerd geldt dat heel Europa dan is aangewezen op de oostflank om de eerste klap op te vangen. En dan is er ook nog een kleine groep landen met regeringen die graag tegen Poetin aanschurken, met de Hongaarse premier Viktor Orbán als vaandeldrager.

Als reactie op de Russische agressie heeft de NAVO de plannen voor de verdediging omgegooid en fors uitgebreid. Om die ideeën in praktijk te brengen moeten de defensie-uitgaven naar 3 tot 3,5 procent per jaar, rekende NAVO’s hoogste militair Rob Bauer voor. Als de VS hun bijdrage aan de verdediging terugschroeven, zou dat nog meer moeten worden. In de aanloop naar de NAVO-top deze zomer in Den Haag moeten de bondgenoten overeenstemming zien te bereiken over een nieuw streefgetal. Trumps openingsbod is 5 procent, hetgeen de VS zelf niet halen.

Een langdurige oorlog

De hogere uitgaven, het nieuwe gevoel van urgentie en de nieuwe plannen leidden tot een situatie die er kort gezegd op neer komt dat de NAVO in staat is om oorlog te voeren, maar dat vermoedelijk niet lang kan volhouden, constateerden onderzoekers van denktank CSIS. „Terwijl de NAVO klaar moge zijn voor oorlog, blijft de vraag of de NAVO klaar is voor een langdurige oorlog”, schreven ze vorige zomer in hun analyse Is NATO ready for War?

De verdediging van Europa bestaat uit nucleaire en conventionele afschrikking. De nucleaire afschrikking is voor het leeuwendeel in handen van de VS. Het Amerikaanse arsenaal is met 3.708 kernkoppen vergelijkbaar met de Russische voorraad van 4.380. Het Verenigd Koninkrijk beschikt over een kleine kernmacht (225 kernkoppen) die afhankelijk is van Amerikaanse raketten. Frankrijk is zelfstandig, maar heeft zijn kernwapens (290) buiten de NAVO gehouden. Parijs heeft aangeboden zijn kernmacht ook een Europese functie te geven, maar dat debat staat nog in de kinderschoenen. Veel landen vertrouwen liever op de enorme paraplu van de VS. En: kun je wel op Parijs bouwen als het erop aankomt?

Steadfast Defender in 2024 was de grootste oefening die de NAVO deze eeuw heeft gehouden. Ook Nederlandse troepen deden mee.
Foto Olivier Middendorp

Het conventionele arsenaal ziet er op papier indrukwekkend uit. Zo hebben de NAVO-landen meer tanks, gevechtsvliegtuigen en militairen dan Rusland – zelfs als je de Amerikaanse inbreng niet meerekent. „Maar dat overwicht vertaalt zich niet noodzakelijkerwijs naar het slagveld”, schrijft CSIS. Zo hebben de Europeanen op papier ruim drie keer zoveel tanks als Rusland (6.652 versus 2.000), maar die zijn niet allemaal gevechtsklaar. Bovendien ontbreekt van alles om langdurig te vechten: de Europese landen hebben „aanzienlijke gaten” laten vallen in zeestrijdkrachten, luchttransport, luchtverdediging, raketten en munitie voor artillerie. „Een grote operatie in Europa is afhankelijk van de VS om de gaten te dichten.”

Het toonaangevende Institute for International Strategic Studies (IISS) in London concludeerde eind vorig jaar dat in korte tijd veel vooruitgang is geboekt, maar schreef ook: „Na decennia van verwaarlozing en onderinvestering moet er nog veel gebeuren.” Wederopbouw van de Europese defensie „is een lange weg”.

Secretaris-generaal van de NAVO Mark Rutte zei in zijn opvallend alarmerende maidenspeech in december dat de verdediging nu op orde is, maar dat hij zich ernstig zorgen maakt over veiligheid over vier tot vijf jaar. Rutte gaat ervan uit dat de dreiging van Rusland, met steun van Noord-Korea, Iran en China zal aanhouden.

De NAVO, zei Rutte na afloop, heeft vastgesteld waar de komende vijf jaar behoefte aan is om Europa te verdedigen en wat bondgenoten moeten bijdragen. „Nu wordt bediscussieerd wat per land nodig is. En dan zie je gewoon de gáten die er zitten om wat je écht nodig hebt.” Als voorbeelden noemde hij luchtafweer, lange-afstandwapens en logistiek. „Als Poetin nu een vinger naar ons uit zou steken, dan kunnen we hem echt conventioneel verslaan. Maar over vier, vijf jaar wordt dat ingewikkelder en kan hij op een gegeven moment gaan denken: nou, misschien moet ik eens een poging gaan doen.”

Defensie versus zorg en onderwijs

Oorlogen worden in eerste instantie gevoerd door militairen, maar verdediging is een kwestie van een hele samenleving. Is er de politieke wil om geld naar defensie te sluizen dat anders naar zorg of onderwijs zou gaan? Is er draagvlak voor de herinvoering van (vormen van) de militaire dienstplicht? Kan de defensieproductie opgeschroefd worden? Is een rol weggelegd voor privaat geld? Dat zijn kwesties voor nationale overheden én voor de Europese Unie.

In het organiseren van geld, wapens en politieke steun voor Kyiv heeft de eerste Commissie van Ursula von der Leyen een belangrijke rol gespeeld. Tweederde van de steun voor Oekraïne (in geld én wapens) kwam uit de EU. Haar tweede Commissie, net aangetreden, heeft veiligheid bovenaan de agenda gezet. Voor het eerst is er een commissaris voor defensie en ruimte benoemd, Andrius Kubilius, voormalig premier van Litouwen.

Hij ziet het als zijn belangrijkste taak om de defensieproductie in Europa te verhogen. Bij verdediging gaat het al snel om grote bedragen. De verbetering van de infrastructuur om een deel van Ruttes logistieke problemen op te lossen komt op 200 miljard euro. Een luchtverdedigingsschild boven de hele EU kost circa 500 miljard. Kubilius hoopt dat in een nieuwe EU-begroting 100 miljard voor de defensie wordt gereserveerd. Nu is dat 10 miljard.

Aan het begin van 2025 is het streven naar veiligheid in brede zin het allesoverheersende thema in Europa. Begin volgende maand is een speciaal informeel overleg van EU-leiders over defensie gepland, waar naast Rutte ook de Britse premier Keir Starmer aanschuift. Als Europa weerbaarder moet worden, wil het het Verenigd Koninkrijk daar graag bij hebben. Zeker als er minder op de VS kan worden geleund.

Een conflict tussen de NAVO en Rusland kan makkelijk uitlopen op een strijd tussen samenlevingen, waarschuwde CSIS. Het wordt dan een concurrentie in onder meer weerbaarheid en voorbereiding, industriële capaciteit en aanvoerlijnen, voorraden en logistiek. En: „bovenal moeten NAVO-bondgenoten de ‘will to fight’ vinden, zoals Oekraïne heeft laten zien.”


Eindelijk worden deze Marokkaanse kinderen geopereerd aan hun hart

In de vroege ochtend worden de zes maanden oude Daoud el Masbahi en zijn ouders door een ambulance vanuit Tetouan in het noorden van Marokko naar het ziekenhuis in Casablanca gebracht. De baby heeft een hartoperatie nodig, die een Nederlands medisch team zal uitvoeren. Daoud heeft het enorm benauwd en alle hoop is gevestigd op de operatie. Maar het is te laat, de artsen kunnen niets meer voor hem doen. Ze vertellen de ouders dat Daoud niet heel lang meer zal leven.

Vanaf het eerste contact met de patiëntjes en hun ouders tot en met de operaties legde fotograaf Mona van den Berg het werk van dit team vast. Zij werken voor de Qalb Foundation, een Nederlandse stichting die gratis hartoperaties uitvoert in Marokko. „Ik was aanwezig bij de gesprekken waar de ouders het slechte nieuws kregen. Ik kon mijn tranen niet bedwingen.” Ze was al ruim voor de operaties naar Marokko gereisd om een band op te bouwen met een aantal gezinnen. Ondanks een taalbarrière kwam ze met Google Translate een heel eind, zegt ze. „Het contact was gelijk heel warm. Ik voelde me onderdeel van het gezin.”

Foto Mona van den Berg

Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg

Elke dag had Mohamed ed Dauouy (18) last van pijn op zijn borst, hij heeft astma. Zijn moeder kon een operatie niet betalen. Nu wordt hij alsnog geopereerd door het team van Najib Ben Ayad.

Najib Ben Ayad (36) is klinisch perfusionist (verantwoordelijk voor de bloedsomloop van patiënten tijdens bijvoorbeeld hartoperaties) en oprichter en voorzitter van Qalb Foundation. Van hem had Mona van den Berg over de medische reis gehoord, die eind november plaatsvond. „Hij vertelde dat er weinig kinderhartchirurgen zijn in Marokko, waardoor er onnodig kinderen sterven.” Marokko heeft drie gespecialiseerde kinderhartchirurgen op een bevolking van 35 miljoen inwoners. Van den Berg kreeg toestemming om mee te gaan voor een fotoreportage. „Ik vind het ook heel mooi dat Najib en de mensen uit zijn organisatie een Marokkaanse én medische achtergrond hebben.”

Najib Ben Ayad werkt in verschillende ziekenhuizen in Nederland. In 2023 richtte hij met collega’s Sulayman el Mathari, Nabil Saouti en met vriend Mohamed Karim de Qalb (‘hart’) Foundation op. „Het idee om iets te doen voor mensen in nood in Marokko, vooral kinderen, was altijd een droom”, zegt Ben Ayad, wiens wortels in Marokko liggen. De stichting doet gratis hartoperaties bij mensen die geen toegang hebben tot zorg, traint lokaal personeel en probeert met voorlichting en medicijnen hart- en vaatziekten te verminderen. Het medisch personeel doet de operaties onbetaald, de overige uitgaven worden gedekt door donaties en de gezondheidsstichting van de Marokkaanse koning.

Foto Mona van den Berg

Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg

Voor baby Daoud komt een operatie te laat, die had direct na zijn geboorte moeten plaatsvinden. Hij heeft niet lang meer te leven.

„We kiezen de patiënten zorgvuldig uit, vooral kinderen wier ouders geen verzekering hebben en niet in staat zijn om een operatie te betalen”, zegt Najib Ben Ayad. Een hartoperatie in Marokko kost al snel tussen de 12.000 en 15.000 euro. De nieuwe verplichte verzekering zou de kosten voor medische behandelingen in principe moeten dekken, maar veel Marokkanen hebben deze verzekering niet; de kosten zijn te hoog, de bureaucratie is te ingewikkeld, of het overheidskantoor is ver weg. „Daarom hebben we besloten om deze kinderen te helpen, die vaak in een noodsituatie verkeren.” In Marokko is hartchirurgie nog niet zo goed ontwikkeld als in Nederland – koning Mohamed VI liet zijn hartoperatie in 2018 liever in Parijs uitvoeren.

Ben Ayad en een team van 21 zorgprofessionals hebben onder leiding van kinderhartchirurgen Pieter van der Woestijen en Peter de Jong van het Erasmus MC vijf kinderen kunnen opereren. Mona van den Berg legde het vast. „Het was bijzonder om boven iemands hart te hangen met je camera.” Daarnaast heeft cardioloog Laurens Koopman 26 kinderen op de polikliniek gezien en geselecteerd voor de volgende operatieronde in Tanger en Casablanca, die gepland staat voor 2025.

Ben Ayad: „We hebben diagnostische onderzoeken uitgevoerd en slecht nieuws moeten geven. Het was verschrikkelijk om jonge baby’s met een te hoge bloeddruk in de longen naar huis te moeten sturen. Ze hadden al veel eerder geopereerd moeten worden, maar door gebrek aan financiële middelen en goede zorg is het vaak al te laat.” De kinderen zullen binnen een paar weken tot maanden overlijden.

Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg

Romaissa Benkacem heeft een geboren hartafwijking. Van Najib Ben Ayad hoort ze dat ze een zware operatie moet ondergaan.

Het team kwam soms voor moeilijke keuzes te staan. Zo zagen ze bij een kindje het Eisenmenger syndroom, vertelt Ben Ayad. Dat is een aandoening die in Nederland vaak alleen uit boeken bekend is. Het syndroom ontstaat door een aangeboren hartafwijking die leidt tot te veel bloedstroom naar de longen, waardoor de bloeddruk te hoog wordt. Daardoor kan uiteindelijk zuurstofarm bloed in de rest van het lichaam terechtkomen, wat levensgevaarlijk is. Ben Ayad: „Het was confronterend om dit te zien, ook voor de cardiologen met tientallen jaren ervaring. Ze hadden zoiets nog niet eerder meegemaakt.”

Het viel Mona van den Berg op dat er een groot verschil is in communicatie in Marokko en Nederland. „Witte Nederlanders zijn heel direct. Mensen in Marokko leven met hoop. Dat is hun houvast.” Ben Ayad: „We proberen altijd hoop te geven, door hen te laten weten dat hun situatie in de handen van Allah ligt. Het is een andere ervaring dan je dagelijkse werk in Nederland, waar je toch een zekere afstand hebt tot je patiënten. Het is onmogelijk om je hier niet betrokken te voelen, zeker als je kinderen ziet die lijken op je eigen broertjes, zusjes, neefjes of nichtjes. Het was intens en soms brak ik.”

Mona van den Berg heeft nog steeds contact met de ouders van Daoud el Masbahi. Het gezin heeft onlangs te horen gekregen dat hij nog maximaal een jaar zal leven.

Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg
Foto Mona van den Berg

Sulaiman al Harchali (3), een dag na zijn operatie, met zijn moeder.
Foto Mona van den Berg


Opinie | Macron maakt zich onmogelijk bij Afrikaanse landen

‘Ze zijn vergeten bedankt te zeggen”, schamperde Emmanuel Macron maandag op de jaarlijkse conferentie voor Franse ambassadeurs. Met ‘ze’ doelde hij op de leiders van de landen in de Afrikaanse Sahel-regio. ‘Bedankt’ hadden die volgens de Franse president moeten zeggen voor de antiterrorismeoperaties die de Fransen er vanaf 2013 jarenlang uitvoerden.

De effectiviteit van die missies wordt betwijfeld. Terroristen zijn er in sommige landen nog volop, terwijl de Franse militairen sinds halverwege 2023 door het ene na het andere Sahel-land worden weggestuurd. Toch blijft Macron overtuigd van het succes: „Wij hadden gelijk”, zei de president. „Ik zeg dit voor alle Afrikaanse regeringen die niet de moed hebben gehad om de publieke opinie onder ogen te komen: geen van hen zou vandaag de dag nog een soeverein land zijn als het Franse leger niet in deze regio was ingezet.”

De uitspraken leidden tot woede in de landen in kwestie. Frankrijk heeft, zo twitterde de Senegalese premier Ousmane Sonko, „de capaciteit, noch de legitimiteit om de veiligheid en soevereiniteit van Afrika te waarborgen”.

Lees ook

Het ‘weg met Frankrijk!’ galmt door heel West-Afrika

Een voorstander van de coup in Niger met een ‘Frans’ geverfde haan, begin augustus.

Sonko en andere Afrikaanse leiders zijn ook woedend over een andere uitspraak van Macron. De president stelde dat het geen autonome beslissingen waren van Tsjaad, Senegal en Ivoorkust om het Franse leger weg te sturen: dit zou in overleg met Parijs zijn gegaan. „We hebben aan de Afrikaanse regeringsleiders voorgesteld onze militaire aanwezigheid te herorganiseren. En aangezien we erg beleefd zijn, hebben we hen het voortouw laten nemen wat betreft de aankondiging”, zei Macron.

Dit is in de meeste gevallen onwaar, zei de voormalige Franse ambassadeur in Senegal en Mali Nicolas Normand tegenover nieuwssite Public Sénat. Er hebben inderdaad discussies plaatsgevonden met Macrons persoonlijk attaché Jean-Marie Bockel, maar niet met Dakar – en Parijs was volgens de ambassadeur wel degelijk overvallen door ‘de snelheid’ van de besluiten van Senegal en Tsjaad. Macrons bewering zou enkel kloppen wat betreft Ivoorkust, dat eind december het einde van de Franse aanwezigheid aankondigde.

‘Onbeschoft en respectloos’

Premier Sonko van Senegal, dat eind november duidelijk maakte dat de Franse militairen moeten vertrekken, reageerde hier dan ook woedend op. „Er heeft geen enkele discussie plaatsgevonden”, zei hij. Het besluit van Senegal zou voortkomen uit „de eigen wil […] als vrij, onafhankelijk en soeverein land”. Ook Tsjaad reageerde getergd. Toen dat land rond dezelfde tijd bekendmaakte dat de Fransen moesten vertrekken, kwam dat als een verrassing voor Parijs. Minister van Buitenlandse Zaken Abderaman Koulamallah sprak in een interview met radiozender RFI dan ook van „onbeschofte en ronduit respectloze” uitspraken van Macron, die moet leren „dat de tijd van de kolonieën is afgelopen”.

In eigen land beschuldigt de hardlinkse partij LFI Macron van „een onaanvaardbaar, neokoloniaal paternalisme”, dat de dipomatieke verhoudingen in de weg kan zitten. Als Frankrijk enige rol van betekenis wil blijven spelen in zijn voormalige kolonieën, kan het de machthebbers inderdaad beter te vriend houden.

Maar de uitspraken zijn wel erg kenmerkend voor de Franse president, die wel vaker mensen in eigen land of het buitenland tegen zich in het harnas jaagt. Half november noemde Macron Haïtianen „volstrekte idioten” die verantwoordelijk zijn voor de drugsoorlog in hun land. En vorige maand zei hij tegen de (Franse) bewoners van het door een cycloon verwoestte eiland Mayotte dat ze blij mochten zijn dat ze bij Frankrijk horen. Ook daar bespeurden critici een neokoloniaal geurtje.


In Hoyerswerda is te zien hoe de Duitse eenwording is mislukt. ‘Het gat is nooit meer gedicht.’

‘Ik heb mijn hele leven gezien hoe deze stad altijd maar kromp. Hoe flats leeg stonden, werden afgebroken, hoe alles kleiner werd en ophield te bestaan, hoe buren links en rechts alleen maar ouder werden.”

Toni Züchner (1990) is geboren en getogen in Hoyerswerda, een stadje in de Lausitz, een regio in Oost-Saksen in het oosten van Duitsland. Hoyerswerda bestaat uit een middeleeuws stadscentrum en een ‘nieuwe stad’ die vanaf de jaren vijftig uit de grond werd gestampt voor werknemers van het nabijgelegen Schwarze Pumpe, de energiecentrale van de DDR.

De ‘Neustadt’ van Hoyerswerda werd in de jaren zestig gezien als een socialistische modelstad, van waaruit de DDR-burgers driemaal per dag per bus naar de omringende bruinkoolgroeves of de gas- en brikettenfabrieken in Schwarze Pumpe werden gereden. De kinderen van de jonge arbeidersstaat konden ondertussen op het gras tussen de typisch Oost-Duitse ‘Plattenbauten’ spelen, onder toeziend oog van de moeders die even geen dienst hadden. De wijken in de ‘nieuwe stad’ werden ‘wooncomplexen’ (‘WK’s’) genoemd en waren genummerd van één tot en met tien.

Toni Zürcher werkt als programmamaker bij cultureel centrum Kulturfabrik in Hoyerswerda. „Er zijn hier nog altijd een paar goeie kroegen, hoewel je goed moet zoeken.”
Foto: Matthias Schumann

Tot 1990 groeide Hoyerswerda explosief. In de jaren na de val van de Muur werden de brikettenfabrieken en de energiecentrales van Schwarze Pumpe stilgezet, verloren zo’n 70.000 mensen hun baan, en begon de grote leegloop. Tussen 1990 en 2008 kromp Hoyerswerda, dat in 1990 zo’n 72.000 inwoners telde, met ruim 43 procent. „Dat gat”, zegt Züchner, „is nooit meer gedicht.”

Ook Züchners vader, die in de bruinkooldagbouw werkte, stond begin jaren negentig op straat, en vond gelegenheidswerk in het voormalige West-Duitsland. „Verhuizen was bij ons altijd onderwerp van gesprek: op een dag zouden we mijn vader achterna reizen. Dat mijn ouders dat niet deden – ze moesten altijd de eindjes aan elkaar knopen – had er uiteindelijk mee te maken dat ik en mijn zusje het hier fijn hadden op school.” Tot in zijn tienerjaren, vertelt Züchner, woonde het gezin in ‘WK 10’. Het flatgebouw is inmiddels gesloopt.


Gulaschkanone

Anno 2024 is de ‘Neustadt’ van -Hoyerswerda een wat droefgeestige gatenkaas, waar ooit modern ogende flats en winkelcentra worden afgewisseld door bergen puin van net gesloopte WK’s, groene vlaktes waar de sloop al een tijd terug ligt, en fors vervallen flats die goeddeels leegstaan. Voor de Lausitzhalle, een groots opgezette concertzaal uit de jaren tachtig die de belangrijkste musici en ensembles uit de DDR een podium moest bieden, staat op een doordeweekse dag in december een ‘Gulaschkanone’, een grote legergroene warmhoudpan op wielen, waar plastic bordjes met macaroni en goulash te koop zijn.

In de tien verdiepingen tellende flat WK 5 – waar in de jaren tachtig een lokale Dadaïstische beweging de kop opstak (‘Hoyerswerdada’) – staat inmiddels een derde van de woningen leeg. Ongeveer de helft van de overige woningen wordt nog bewoond door de eerst generatie van arbeidskrachten. In de hele stad is maar liefst een derde van de inwoners ouder dan tachtig jaar, en ook in de flat is de gemiddelde leeftijd van witte Duitsers hoog. In de andere helft van de woningen in WK 5 wonen migranten, vooral uit Afghanistan, Syrië en Venezuela. De woningen in de flat zijn voor veel mensen de eerste eigen plek na het azc. „In Hoyerswerda is niet veel te doen”, zegt een jonge man uit Venezuela schouderophalend. Verder vindt hij het er oké, en de oudere Duitsers zijn niet onvriendelijk, zegt hij.

Mozaïek op een muur van de Lausitzhalle, in het centrum van Hoyerswerda. Het mozaïek, ontworpen door Fritz Eisel, komt uit 1984, toen de hal werd geopend als het Huis van Mijnwerkers.
Foto: Matthias Schumann

In Hoyerswerda was de krimp en de vergrijzing in de afgelopen decennia immens, maar vrijwel alle regio’s in Saksen kampen met dezelfde problemen. Alleen de steden Leipzig en Dresden groeien. Halverwege de jaren tien werd de grote krimp een halt toe geroepen door de honderdduizenden vluchtelingen die in 2015 en 2016 naar Duitsland kwamen en die over alle deelstaten en gemeentes werden verspreid.

In dezelfde periode, zegt geograaf Tim Leibert van het Leibniz-Institut für Länderkunde, trok ook de economie aan in het voormalige Oost-Duitsland, wat zorgde voor meer banen en betere perspectieven voor jonge mensen uit de regio. Toch zijn de gevolgen van de massaontslagen uit de jaren negentig en de daaropvolgende krimp nog altijd merkbaar, zegt Leibert. „De jonge vrouwen die in de jaren negentig als eersten hun biezen pakten, hebben elders kinderen gekregen; die kinderen, op hun beurt, zijn nu weer in de leeftijd om een gezin te beginnen – maar dus niet in Hoyerswerda.”

Helft woningen gesloopt

De burgemeester van Hoyerswerda, de sociaal-democraat Torsten Ruban-Zeh, zit ondanks de neergaande trend niet bij de pakken neer. Energiek vertelt hij hoe de flats in Neustadt nu eenmaal gesloopt moeten worden omdat de leegstand anders te groot zou worden. „Hele blokken die leegstaan – dat doen we niet.” Volgens Ruban-Zeh is al bijna de helft van de woningen in Neustadt gesloopt. Hij wijst er op dat het aantal mensen dat naar Hoyerswerda komt iets hoger ligt dan degenen die er vertrekken, en dat ook het geboortecijfer iets stijgt; helaas doet het hoge sterftecijfer die positieve ontwikkelingen teniet. „De krimp moeten we voorlopig accepteren, daar valt niets tegen te doen.”

Tegelijkertijd doet de stad veel om het tij te keren, en de deelstaat Saksen investeert fors om de regio nieuw leven in te blazen. Ruban-Zeh wil met eigentijdse, duurzame woningen – „en niet zo uniform als in de Platte, drie kamers op zestig vierkante meter” – jonge gezinnen aantrekken. In de Lausitz moet een nieuwe campus ontstaan voor astrofysica en aan de rand van Hoyerswerda werkt de Technische Universiteit van Dresden aan een nieuw instituut dat de mobiliteit van de toekomst onderzoekt. Het bruinkoolgebied moet worden omgeturnd in een kenniseconomie – rest de vraag of er genoeg mensen kunnen worden geworven om de nieuwe banen in te vullen. De bruinkoolgroeves om Hoyerswerda heen zijn in ieder geval al grotendeels getransformeerd tot meren.

De ‘Neustadt’ van Hoyerswerda gold ooit als socialistische modelstad, nu worden flatgebouwen daar gesloopt. Veel tussen de jaren 50 en 80 verrezen gebouwen staan door de extreme krimp leeg.
Torsten Ruban-Zeh, burgemeester van Hoyerswerda, in zijn werkkamer. „Mensen verlangen naar erkenning voor waar hun leven uit bestond, en dat wordt door de AfD handig uitgespeeld.”

Foto’s: Matthias Schumann

Franz Bleck en Vanessa Tietz, allebei zestien jaar oud, zitten in de jeugdgemeenteraad van de stad, en maken zich hard voor de belangen van de jongere generatie. Zo wordt er al jaren gepleit voor een skatepark in de stad. Bleck: „Ik geloof niet dat er heel veel mensen in Hoyerswerda skaten, er zijn er een paar, maar het is ook niet alleen voor skaters bedoeld. Het moet een trefpunt worden.” Na hun eindexamen zullen ze allebei vertrekken om te studeren. Bleck „sluit niet 100 procent uit” dat hij ooit terugkomt naar Hoyerswerda. Vanessa Tietz acht de kans erg klein: „Ik wil iets internationaals doen. Dat wordt van hieruit moeilijk.”

De krimp is niet alleen tekenend voor Hoyerswerda en Saksen, maar, zo schrijft socioloog Steffen Mau in zijn boek Ungleich Vereint, gaat op voor alle voormalig Oost-Duitse deelstaten, en staat in sterk contrast tot de West-Duitse deelstaten.

In het voormalige West-Duitsland wonen 60 procent meer inwoners dan voor de Tweede Wereldoorlog; in het gebied van de voormalige DDR is het 15 procent minder, waardoor het inwoneraantal er terug is op het niveau van 1905 (Berlijn niet meegerekend). Dit groei-schisma tussen Oost en West is volgens Mau overal in Europa aan weerszijden van het IJzeren Gordijn terug te zien.

Vanessa Tietz, lid van de jeugdgemeenteraad, bij haar middelbare school in Hoyerswerda. „Ik wil iets internationaals doen. Dat wordt van hieruit moeilijk.”
Foto: Matthias Schumann

Lees ook

Duitsland is ongelijk verenigd – en zal dat ook blijven

In de Duitse gemeente Hötensleben is een deel van de voormalige muur bewaard gebleven.

Jonge vrouwen

In de landelijke regio’s in het voormalige Oost-Duitsland zijn het met name jonge vrouwen die verhuizen, wat leidt tot een mannenoverschot. In sommige gemeentes is de verhouding in de leeftijdsgroep van 20 tot 29 jaar maar liefst honderdveertig mannen tegenover honderd vrouwen.

Geograaf Leibert: „Vrouwen zoeken vaker een baan in de dienstverlening, vaker in stedelijke gebieden. Bovendien zijn vrouwen minder traditioneel in hun beroepskeuze, en volgen zij vaker hun eigen pad, ook omdat ze minder vaste rolmodellen hebben. Mannen volgen meer de beroepen van de mensen om zich heen, hun mannelijke familieleden bijvoorbeeld, en zijn ook vaak meer geworteld in hun dorp of regio, door bijvoorbeeld hun sportclub.”

Voor de achterblijvers is de krimp vaak een bron van onvrede. „Enerzijds worden sociale verbindingen verbroken. Maar degene die vertrekt drukt ook uit geen toekomst meer te zien en te vrezen ooit zo te eindigen als de mensen die hij of zij iedere dag op straat ziet”, zegt Leibert. „Het maakt mensen woedend als hun kinderen vertrekken. Moeders die ik voor een onderzoek een paar jaar geleden sprak, zeiden dat het arbeidsbureau hun kinderen heeft afgepakt. Destijds was de werkloosheid groot, en voor werk moesten veel mensen verhuizen. Die mensen worden natuurlijk gemist, en de achtergebleven mensen blijven die wonden voelen.”

Volgens onderzoek is de extreem-rechtse partij Alternative für Deutschland (AfD) juist sterk in de gebieden die krimpen, vergrijzen en waar een mannenoverschot is. Ook in Hoyerswerda is de AfD al jaren de sterkste kracht in de gemeenteraad. „Dat was al zo voordat ik burgemeester werd”, zegt Ruban-Zeh gelaten. „Maar bij ons is de AfD niet zo extreem als elders.”

In de tien verdiepingen tellende flat WK 5 staat inmiddels een derde van de woningen leeg.

Wapens voor Oekraïne

Het succes van de partij wijt Ruban-Zeh meer aan het beleid van de regering in Berlijn dan aan de demografie. „Met name wat betreft het buitenlandbeleid en het gebrek aan vredesbesprekingen tussen Oekraïne en Rusland. Dat houdt de mensen hier erg bezig.” Ruban-Zeh is tegen de Duitse wapenleveranties aan Oekraïne. Hij is zelf opgegroeid in Moskou, waar zijn vader op de ambassade werkte, is getrouwd met een Russische vrouw, en heeft nog een huis in Rusland, al is hij daar jaren niet meer geweest. „Mijn schoonvader bekommert zich er nu om.”

De socialistische modelstad Hoyerswerda is 35 jaar na de val van de Muur een soort schoolvoorbeeld van hoe de ‘Wende’ is mislukt, maar ook een voorbeeld van hoe er stapje bij beetje een uitweg uit de neergang wordt gezocht. Ruban-Zeh: „Natuurlijk, mensen voelen zich gekrenkt omdat alles wat er vóór 1990 hier was opgebouwd, van de ene op de andere dag waardeloos werd verklaard. Mensen verlangen toch een beetje naar erkenning voor waar hun leven tot dan toe uit bestond, en dat wordt door de AfD handig uitgespeeld. Tegelijkertijd zijn de mensen in het oosten misschien een beetje gevoeliger voor crises, omdat ze al eens hebben meegemaakt hoe ze in één klap alles verloren.”

Toni Züchner, die als programmamaker werkt bij cultureel centrum ‘Kulturfabrik’, woont graag in Hoyerswerda. „Er zijn nog altijd een paar goeie kroegen”, zegt Züchner, „hoewel je goed moet zoeken. Als je hier altijd al woont, bekijk je het van de positieve kant: ‘oh, die bestaat nog’. Als je van buitenaf hierheen komt ben je, denk ik, in shock.” Mensen van buiten, zeker die uit het westen, associëren Hoyerswerda bovenal met de neonazi’s die in 1991 dagenlang een migrantenverblijf met molotov-cocktails bestookten, zegt Züchner. „Dat is zo’n sterk stigma.” Voorlopig blijft hij: „Het is ook spannend wat hier allemaal gebeurt hè, politiek en maatschappelijk. Er is weer een soort ‘Wende’ gaande, maar nu is er wel geld en wordt er geïnvesteerd om alles enigszins gestructureerd en met een plan te laten verlopen.”

Lees ook

In onze hoofden staat de muur nog overeind

Nynke van Verschuer (rechts) halverwege de jaren 90 met haar broer op weg naar de basisschool in Sternberg.


Wat moet Canada na het opstappen van Trudeau?

Het aanstaande vertrek van Justin Trudeau heeft Canada in diepe onzekerheid gestort. Na ruim negen jaar aan de macht laat de premier een Liberale Partij achter die volgens opiniepeilingen electoraal dreigt te worden weggevaagd bij naderende verkiezingen. De aanstaande beëdiging van Donald Trump als president van de Verenigde Staten plaatst het land ondertussen voor ongekende uitdagingen.

Canada zet zich schrap voor een economische recessie wegens Trumps herhaalde dreigementen heffingen van 25 procent in de stellen op importen uit het buurland. Trump eist strengere bewaking van de gedeelde grens, om migranten en drugs richting de VS te onderscheppen. Daarnaast fantaseert hij openlijk over aansluiting van Canada bij de VS.

Geen optimaal moment voor een machtsvacuüm in Ottawa. Toch is dat precies wat de Canadezen krijgen, nu Trudeau onder grote druk van zijn eigen partij zijn vertrek heeft aangekondigd. Hij blijft aan als premier totdat een nieuwe leider is gekozen, verklaarde hij maandag. Om de partij tijd te geven voor die zoektocht, blijft het parlement tot 24 maart gesloten. Zonder die omstreden opschorting zou zijn kabinet, dat regeert met een parlementaire minderheid, waarschijnlijk al eerder sneuvelen bij een motie van wantrouwen. De drie belangrijkste oppositiepartijen dreigen daarmee.

Lees ook

Trudeau stapt op. Na zijn doorbraak als mondiaal progressief boegbeeld, is zijn politieke val nu net zo diep

Justin Trudeau begon vorige maand  te wankelen na het vertrek van zijn gerespecteerde minister van Financiën, Chrystia Freeland.

Zodra de Liberalen een nieuwe partijleider als premier aanwijzen en het parlement terugkeert, volgen waarschijnlijk snel verkiezingen, naar verwachting dit voorjaar. De Conservatieve Partij van de rechts-populistische oppositieleider Pierre Poilievre stevent daarbij volgens peilingen af op een ruime zege. Het blijft echter nog maandenlang onzeker wie het land – en de onderhandelingen met Trump – de komende jaren gaat leiden.

1
Wat is nu de volgende stap voor de Liberale Partij?

In feite volgden de Liberalen het voorbeeld van de Democraten in de VS, deze zomer: in de overtuiging dat hun leider niet opnieuw kon winnen, forceerden ze een late wissel. Waar de Democraten een zege van Trump hoopten af te wenden, willen de Liberalen Poilievre de pas afsnijden. Ze gaan ervan uit dat de sterke positie van Poilievre in de peilingen vooral ligt aan de impopulariteit van Trudeau, en dat veel kiezers open staan voor een alternatieve kandidaat.

Onder de voornaamste kanshebbers die worden genoemd, zijn de half december opgestapte minister van Financiën en vicepremier Chrystia Freeland en minister van Industrie François-Philippe Champagne. Ook Mark Carney, oud-gouverneur van de Canadese centrale bank en van de Britse centrale bank, geldt als een mogelijk opvolger. Geen van hen heeft zich nog officieel kandidaat gesteld.

Gezien de omstandigheden is er haast geboden bij de benoeming van een nieuwe leider. De partij streeft ernaar om die voor de terugkeer van het parlement op 24 maart in functie te hebben. Dat betekent een versnelde leiderschapsrace, waar normaal zo’n vier maanden voor staan. Deze woensdag vindt eerst fractieberaad plaats en vrijdag vergadert het partijbestuur over de te volgen procedure.

2
Hoe reageert Donald Trump op de politieke onrust in Canada?

Al voor Trudeaus aankondiging van zijn terugtreden, maandag, richtte Trump zijn pijlen onverminderd op de noorderburen. Niet alleen dreigt hij als president-elect met importheffingen en klaagt hij over een tekort op de onderlinge handelsbalans, ook herhaalt hij al weken het idee dat Canada een ‘51ste staat’ van de VS zou moeten worden.

Dinsdag zei hij dat doel niet met militaire maar met „economische kracht” te willen bereiken. Canadese politieke leiders deden het idee aanvankelijk af als grap, maar Trump houdt er niet over op. Van links tot rechts hebben politici het fel verworpen. Volgens Trudeau maakt aansluiting van Canada bij de VS evenveel kans als „een sneeuwbal in de hel”, schreef hij dinsdag op X.

Lees ook

Schrik en ongeloof in Canada over Trumps importdreigement

Nieuwe voertuigen staan opgesteld bij autofabrikant General Motors in de Canadese stad Oshawa. Foto Norbert Grisay/Hans Lucas/AFP

3
Wie verdedigt nu Canada tegen Trumps dreigementen?

Premiers van de Canadese provincies, veelal van conservatieve huize, springen inmiddels in het vacuüm door tegenover Amerikaanse leiders en media tegen de heffingen te pleiten – mede omdat die ook schadelijk zijn voor de economie van de VS. Zo verschijnt Doug Ford, de volkse premier van Ontario, regelmatig op Fox News om te onderstrepen dat beide landen baat hebben bij hun nauwe economische samenwerking.


Verslag doen van drugskartels in Mexico: ‘We hebben geen idee wat op sommige plekken gebeurt’

Als zwijgende toeschouwers kijken ze neer op de verlaten straten van de Mexicaanse stad Culiacán. Op de ene muur, met zijn karakteristieke hoed en rechthoekige bril, is het gezicht van Javier Valdez, oprichter van het weekblad Ríodoce, geschilderd. Hij werd in 2017 op klaarlichte dag doodgeschoten, kort nadat hij de redactie van zijn krant had verlaten. Een paar straten verderop, op de gevel van de krant Diario Adicusción, prijkt het strenge gezicht van Humberto Millán Salazar. Hij werd op een ochtend in 2011 meegenomen door gewapende mannen en een dag later dood aangetroffen in een veld even buiten Culiacán.

De twee journalisten zijn vermoord omdat ze het aandurfden verslag te doen van de georganiseerde misdaad, die hier oppermachtig is. In deze stad in het westen van Mexico richtten Joaquín ‘El Chapo’ Guzmán, Héctor ‘El Güero’ Palma en Ismael ‘El Mayo’ Zambada in de jaren tachtig het Sinaloakartel op, een kartel dat sindsdien is uitgegroeid tot een wereldwijde organisatie met een miljardenomzet. Het kartel beheerst het dagelijks leven en mijdt tegelijkertijd de schijnwerpers. Aandacht in de pers is niet welkom, journalisten die zich er toch aan wagen, zijn hun leven niet zeker.

Mexico is een van de gevaarlijkste landen ter wereld voor journalisten. Sinds 2000 werden in het land ruim 160 verslaggevers vermoord. Nog eens tientallen journalisten zijn er de afgelopen decennia ontvoerd en worden nog altijd vermist. Weinig landen – buiten oorlogsgebieden als Syrië, Gaza of Oekraïne – zijn zó dodelijk voor de pers. Vorig jaar werden alleen in Bangladesh en de Palestijnse gebieden meer journalisten omgebracht. Afgelopen oktober was het nog raak: binnen 24 uur werden twee journalisten doodgeschoten, een in de door geweld geplaagde staat Michoacán, een ander in de stad Colima.

Journalisten, vrienden en familieleden eisen een jaar na de moord op Javier Valdez, mede-oprichter van de krant Riodoce, gerechtigheid.
Foto Rashide Frias/AFP

Misdaad of corruptie

Bij vrijwel alle aanslagen op journalisten is er een gemene deler: het zijn verslaggevers die zich bezighouden met misdaad of corruptie. In Culiacán is sinds september vorig jaar sprake van een enorme geweldsuitbarsting, nadat oprichter ‘El Mayo’ Zambada werd opgepakt. Volgens zijn advocaten werd hij erin geluisd door een van de zonen van ‘El Chapo’ Guzmán, die een levenslange gevangenisstraf uitzit in de Verenigde Staten. Na de arrestatie is tussen de zoon van Zambada enerzijds en twee zonen van Guzmán anderzijds een strijd uitgebroken om de macht over het Sinaloakartel.

De impact op Culiacán is enorm. In drie maanden tijd zijn er bijna zeshonderd doden gevallen. Zeker zevenhonderd mensen zijn slachtoffer geworden van ontvoering – voor losgeld, om gedwongen voor een kartel te vechten, of omdat ze voor bendelid worden aangezien. Overdag lopen mensen gehaast met hun hoofd naar beneden over straat, als ze al buiten komen. Winkels en restaurants gaan tegen het einde van de middag dicht of openen helemaal niet. Het openbaar vervoer stopt zodra de nacht valt. De enige voertuigen die dan nog rondrijden zijn patrouilles met zwaarbewapende militairen en geblindeerde SUV’s, waarschijnlijk van kartelleden.

Een man loopt langs een muur bij de kathedraal van Culiacán waarop alle vermiste inwoners uit de stad zijn afgebeeld.
Foto Luis Antonio Rojas/The Washington Post

Voor journalisten zorgt de karteloorlog in Culiacán voor nieuwe uitdagingen. Hoewel het Sinaloakartel de stad altijd heeft beheerst, was het zeker in het centrum lange tijd relatief rustig. De vrouwen, kinderen en familieleden van de kartelleden woonden hier, winkelden hier, gingen hier naar school. Maar sinds ‘El Mayo’ Zambada als laatste oprichter van het kartel achter tralies is verdwenen, vechten de jongere generaties een machtsstrijd uit waarin de voorheen ongeschreven wetten niet meer lijken te bestaan. En waarin de lokale pers opnieuw doelwit is van de georganiseerde misdaad, die ook een informatieoorlog lijkt uit te vechten.

hoofdredacteur en mede-oprichter RíodoceIsmael Bojórquez

Ismael Bojórquez, hoofdredacteur en mede-oprichter van Ríodoce
Privéfoto

„Ik werk al 35 jaar als journalist in Culiacán. Ríodoce heb ik 21 jaar geleden opgericht, onder meer met Javier Valdez. Wij houden ons bezig met onderzoeksjournalistiek, met een focus op de georganiseerde misdaad. Hier, in de staat Sinaloa, bevinden we ons in de wieg van de wereldwijde drugshandel, dus het is belangrijk om daar ook over te schrijven.

„Schrijven over de georganiseerde misdaad is altijd een risico. Niet alleen in deze staat, maar in vrijwel alle staten in Mexico worden journalisten vermoord. Maar welke keus hebben we? Moeten we stoppen met schrijven over misdaad omdat we worden bedreigd? Of moeten we de bedreigingen zien als een teken dat onze journalistiek kracht heeft?

„Je kunt niet over alles schrijven. De familie van narco’s is een rode lijn. Je kunt bijvoorbeeld niet de kinderen van machtige narco’s onderzoeken en over hen schrijven als ze niet eerder in de publiciteit zijn gekomen. Doe je dat wel, dan loop je gevaar.

„Ik herinner me de moord op Javier nog goed. Ik sprak met hem op de redactie, hij liep naar zijn auto, en twee straten verderop werd hij klemgereden, gedwongen uit te stappen en met twaalf kogels doorzeefd. Daarna hebben we besloten dat alleen nog ervaren verslaggevers de straat op mogen om onderzoek te doen. Jongere journalisten moeten eerst ervaring opdoen vanaf hun bureau.

„In de huidige karteloorlog zijn we heel voorzichtig met welke informatie we brengen. De twee groeperingen gebruiken actief sociale media om verhalen over aanslagen, schietpartijen en ontwikkelingen te delen. Als je daarin meegaat, help je ze met hun propaganda. En in bepaalde wijken van de stad komen we niet meer.”

eindredacteur El DebateGustavo Lizárraga Reyes

Gustavo Lizárraga Reyes, eindredacteur van El Debate.
Privéfoto

„Ik werk al 26 jaar bij El Debate. Een groot deel daarvan heb ik me beziggehouden met misdaadverslaggeving. Ik vind het fascinerend en afschrikwekkend tegelijk om te zien hoe machtig de misdaad hier is, en hoe groot de rol van politie en autoriteiten daarin is. Ondanks mijn ervaring zijn er dingen waar ik niet aan kan wennen. De dreigementen zijn het ergst. Er is geen opleiding ter wereld die je daarop kan voorbereiden.

„Zeker als je je op straat bevindt, het echte verslaggeven, moet je je aan de regels van de straat aanpassen. Je kunt worden doodgeschoten. Je kunt verdwijnen. Mijn regel is altijd: je eigen leven gaat voor. Als iets niet publiceren betekent dat je daarmee je leven redt, dan moet je dat doen. Niets in de journalistiek is het waard om voor te sterven.

„In oktober werd onze redactie op klaarlichte dag beschoten. Twee volle magazijnen van een AK-47 werden geleegd op de personeelsingang, de kogelgaten zitten er nog. Twee jonge verslaggevers werden in november korte tijd ontvoerd nadat ze verslag hadden gedaan van een schietpartij. En dan is er nog Sergio, een van onze krantenbezorgers en vader van twee kinderen. Hij is op een dag verdwenen en we hebben hem niet meer gezien.

„Als er nu ergens schietpartijen zijn, wachten we tot de politie de boel heeft afgezet. Daarna vertrekken we in een colonne met alle voertuigen van alle kranten, radiostations en televisiezenders in Culiacán tegelijk naar die plek. Er is meer saamhorigheid, we zien elkaar niet meer als competitie. Iemand er zomaar op uitsturen om verslag te doen, is er niet meer bij.”

verslaggever Revista EspejoMarco Vizcarra

Marco Vizcarra, verslaggever van Revista Espejo.
Privéfoto

„Ik ben geboren en getogen in Culiacán en werk hier nu dertien jaar als journalist. De situatie momenteel is uniek, met name vanwege de hoeveelheid mensen die de afgelopen maanden zijn verdwenen en vermoord. Het is schrikbarend hoe ontvoering momenteel wordt gebruikt als wapen.

„Ik heb voorzorgsmaatregelen genomen om mijn werk te kunnen blijven doen. Ik zet mijn naam niet meer onder artikelen en schrijf niet meer over narco’s, alleen nog over hun slachtoffers. En er zijn een hoop plekken, met name buiten Culiacán, waar mijn collega’s en ik niet langer heengaan.

„Die blinde vlekken, die we zonas silenciadas (het zwijgen opgelegde zones) noemen, zijn het moeilijkst. Toen de oorlog net losbarstte, probeerden we naar een dorp op een half uur rijden van Culiacán te rijden, met een karavaan persvoertuigen. Onderweg stuitten we op een wegblokkade. We moesten onze telefoons inleveren en omdraaien. We mochten er niet langs.

„Zo zijn veel dorpen soms al maanden afgesloten van de buitenwereld. Er zijn geen autoriteiten of journalisten. Als burgers zelf beelden delen op sociale media, kunnen ze worden vermoord. We hebben geen idee wat daar speelt, behalve dat het er zeer gewelddadig is.

„De strijdende partijen gebruiken die blinde vlekken door via sociale media en WhatsApp-groepen hun eigen verhaal te creëren. Met video’s, propaganda en eenzijdig materiaal doen ze voorkomen dat ze de strijd winnen. Daarom zijn we nu vooral bezig met analyses en het aanleggen van een database, om het grotere plaatje te laten zien en weg te blijven van informatie die moeilijk te verifiëren is.”


Voor Saoedi-Arabië is obstructie het doel van de klimaattop

Saoedi-Arabië heeft ‘systematisch obstructionisme’ tot een kunst verheven. Weinig landen weten op zo’n creatieve manier klimaatonderhandelingen te ontregelen – ook afgelopen jaar weer, bij de top in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe. Daar weigerden de Saoediërs volgens insiders iedere discussie over het geleidelijk ‘wegbewegen’ van fossiele brandstoffen. Daarover waren juist een jaar eerder, op de klimaattop in Dubai, afspraken gemaakt. Ook over de rol van vrouwen in het klimaatbeleid wilde de Saoedische delegatie niet praten.

De term systematisch obstructionisme werd in 2008 gemunt door Joanna Depledge, onderzoeker aan de universiteit van Cambridge. In een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Global Environmental Politics, getiteld „Striving for No” (‘streven naar nee’), schrijft ze dat „onderhandelaars bij mondiale conferenties [doorgaans] actief op zoek zijn naar collectieve overeenstemming over het probleem dat op tafel ligt”. Zo niet Saoedi-Arabië. Landen houden weliswaar het eigenbelang in het achterhoofd, maar proberen toch een voor hen gunstige deal te sluiten. Het beleid van het oliekoninkrijk is er volgens Depledge alleen op gericht een deal te voorkomen.

Dat begon al bij de Earth Summit van 1992 in Rio de Janeiro. Op advies van de Amerikaanse olielobbyist Don Pearlman, in het Duitse opinieweekblad Der Spiegel ooit gekroond tot „hogepriester van de koolstofclub”, wist Saoedi-Arabië de wereld ervan te overtuigen dat consensus het doel moest zijn bij onderhandelingen over een complex onderwerp als klimaatverandering. Een besluit heeft meer kracht als het in grote eensgezindheid door de wereldgemeenschap is genomen, in plaats van alleen te steunen op een gewone meerderheid. Voor de enorme veranderingen die de klimaatcrisis van landen vraagt, van álle landen, lijkt consensus een goed idee.

Lees ook

Eerst heel lang traag, dan ineens supersnel: zo werkt het vaak met kantelpunten. Kan dat ook met de klimaattransitie?

Illustratie Anne van Wieren

Vetodreiging

Maar de keerzijde van consensus is dat scherpe kantjes gemakkelijk uit akkoorden verdwijnen om alle partijen binnenboord te houden – precies zoals Pearlman hoopte. En omdat ieder land kan dreigen met een veto, is consensus een recept voor tijdrekken; niet voor niets eindigen klimaatconferenties al jaren met grote vertragingen. Saoedische delegaties zijn groot, goed voorbereid en zeer kundig, volgens Decades of Systematic Obstructionism, een onderzoek van het Climate Social Science Network. Als bij andere partijen de vermoeidheid toeslaat, hebben de Saoediërs altijd wel een paar frisse ‘reservespelers’ klaarstaan.

De Noorse onderzoeker Morten Flisnes geeft in zijn proefschrift Where You Stand Depends on What You Sell (2019) legio voorbeelden van Saoedische obstructie bij klimaatonderhandelingen: lange speeches houden terwijl de tijd dringt en daarna klagen dat onderhandelingen uitlopen; blokkades opwerpen over onbeduidende kwesties die afleiden van waar het echt om gaat; hameren op procedures (over toegezegde vertalingen, afwijkingen van de agenda, enzovoort); bagatelliseren van de klimaatwetenschap (de Saoediërs willen in slotverklaringen van een klimaattop hooguit „kennis nemen van” belangrijke klimaatrapporten, en ze nooit „verwelkomen”).

Yvo de Boer, voormalig hoofd van het klimaatbureau van de Verenigde Naties en tientallen jaren namens Nederland en de Europese Unie betrokken bij de onderhandelingen, is sinds anderhalf jaar een van de adviseurs voor duurzaamheid van het Saoedische staatsoliebedrijf Aramco, het grootste olie- en gasconcern ter wereld. Ook hij vindt het jammer dat de strategie van de Saoediërs „primair defensief” is, zegt hij in een telefoongesprek.

Volgens De Boer zijn de Saoediërs vooral bezorgd „dat er in het onderhandelingsproces dingen gebeuren die hun huidige businessmodel schaden”. Hun centrale strategie is erop gericht om te voorkomen dat er vooruitgang wordt geboekt die in hun nadeel uitpakt. „Het probleem is natuurlijk dat bijna alles ten nadele van hen is.”

Overigens heeft Saoedi-Arabië volgens De Boer daarbij wel degelijk een legitiem belang. Hij wijst op artikel 4 van het klimaatverdrag uit 1992. Daarin staat expliciet dat bij de vormgeving van het mondiale klimaatbeleid rekening moet worden gehouden met „landen waarvan de economie sterk afhankelijk is van inkomsten uit de productie, verwerking en export, en/of van de consumptie van fossiele brandstoffen en daaraan gerelateerde energie-intensieve producten”.

De Boer ziet het als zijn belangrijkste taak om de Saoediërs erop te wijzen dat ze hun economie moeten diversifiëren. „Gebruik de welvaart van vandaag om je businessmodel aan te passen aan een wereld die geen klimaatverandering wil. Ontwikkel andere manieren om je product te benutten, dan door het te verbranden voor energie-opwekking. Gebruik het geld dat je verdient voor zonne-energie, om waterstof te maken en die te exporteren.”

Lees ook

De bodem van de diepzee is ook militair terrein

De bodem van de diepzee is ook militair terrein

Wereldwijde energiemix

In 2020 waren de Saoediërs nog niet zover. Hun Oil Sustainability Program (OSP) heeft volgens de bijbehorende website de ambitie „om wereldwijd kansen en toepassingen te creëren voor koolwaterstoffen [lees: olie en gas] als een concurrerende energiebron, zowel vanuit economisch als vanuit milieuoogpunt, terwijl koolwaterstoffen op de meest efficiënte en duurzame manier deel blijven uitmaken van de wereldwijde energiemix.”

Ayman Shasly, een van de hoofonderhandelaars van Saoedi-Arabië, hamerde in 2018 in een interview met de klimaatwebsite CarbonBrief op het economische belang van fossiele brandstoffen. „We willen er echt zeker van zijn dat alles wat we doen, wat met energie te maken heeft, geen impact heeft op de wereldwijde economische groei, op de strijd tegen armoede… We hebben tijd nodig. Dat kan binnen vijftien, twintig of dertig jaar zijn. Het is gewoon een kwestie van vraag en aanbod.”

Saoedi-Arabië ziet zichzelf volgens Shasly als dubbel slachtoffer van klimaatverandering. „We worden getroffen door klimaatverandering, misschien wel meer dan wie dan ook”, zei hij tegen CarbonBrief. „We zijn een woestijnland dat zwaar afhankelijk is van deze ene bron van inkomsten. We hebben zo’n kwetsbare, fragiele economie. Dankzij de olie eten we, voeden we, reizen we, onderwijzen we onze mensen, hebben we medische zorg.”

Het doet De Boer denken aan de ‘dutch disease’ – de Hollandse ziekte, een term uit de economische wetenschap die teruggaat naar de jaren zestig toen de Nederlandse economie eenzijdig afhankelijk was van export van de net ontdekte gasvoorraad. Nederland heeft zijn gasinkomsten volgens De Boer mede gebruikt om de economie op een andere leest te schoeien. „Saoedi-Arabië staat voor dezelfde uitdaging als Nederland destijds.”


Olieraffinaderijen azen op Tunesië

De Tunesische campagne ‘#Winou El Petrol’ (‘Waar is de olie’) had rond 2015 veel succes. Mensen droegen gele T-shirts met de slogan erop in vet gedrukte Arabische letters. Op internet verschenen gefotoshopte beelden van wereldleiders die zich in tekstballonnen afvragen waar de olie is. En een rapnummer: „Ze hebben ons de mond gesnoerd toen we over olie begonnen. Ze zeiden dat Tunesië leeg is: ‘Ga maar gewoon lol trappen’.”

Veel Tunesiërs konden niet geloven dat de buurlanden Algerije en Libië vol olie zaten terwijl Tunesië slechts over een paar verwaarloosbare olieveldjes zou beschikken. Volgens sociologen was de woede bij de bevolking vooral veroorzaakt door het gevoel dat de opbrengst van de schaarse Tunesische grondstoffen oneerlijk werd verdeeld terwijl de winsten vooral naar grote multinationals gingen.

Ineens in trek bij oliebedrijven

Bijna tien jaar later is Tunesië toch in trek bij grote oliemaatschappijen, zij het om raffinaderijen te bouwen, merkt een Tunesische energie-expert met goede contacten bij de directie Energie van het Tunesische ministerie van Industrie, Mijnen en Energie. „Buitenlandse olieraffinaderijen staan in de rij voor een vestigingsvergunning. In enkele maanden kwamen er zo’n vijftien aanvragen binnen”, aldus de expert, die niet met zijn naam in de krant wil, omdat de informatie vertrouwelijk is.

Oorzaak is dat de vraag naar olie wereldwijd afneemt en Amerikaanse en Europese olieraffinaderijen het hoofd moeilijk boven water kunnen houden. Ze kampen met allerlei milieuregels en hoge CO2-belastingen. „Zo zijn Azië en Afrika in trek geraakt”, weet de energie-expert. Tunesië doet namelijk niet moeilijk over het milieu, heeft meerdere havens en ligt dicht bij Europa. Raffinaderijen kunnen olie importeren uit buurlanden Libië en Algerije, in Tunesië bewerken en vervolgens exporteren. „Algerije is heel gesloten en Libië politiek te instabiel om zich er te vestigen.”

Inmiddels is een commissie benoemd om de aanvragen te beoordelen, aldus de expert, terwijl de raffinaderijen hun best doen concurrenten te overtroeven. Wat dacht Tunesië van een nieuwe havenpoort? Of een waterontziltingsinstallatie? Anderen oefenen op een minder subtiele manier druk op de regering uit. „Die zeggen dingen als: houd er rekening mee dat ons dossier op het bureau van president Kais Saied ligt”, inspelend op de angst bij ambtenaren zich diens woede op de hals te halen. Saied, die in 2021 alle macht naar zich toetrok, staat bekend als populariteitsgevoelige autocraat die, als het in zijn belang is, ambtenaren rustig neerzet als „verraders” of „agenten van het buitenland”.

Tunesië heeft nu slechts één olieraffinaderij, de STIR, bij de noordelijke havenstad Bizerte. Dit staatsbedrijf produceert nog geen derde van de brandstoffen die het land nodig heeft. De rest wordt geïmporteerd uit Libië en Algerije. Met een of twee raffinaderijen erbij kan het land snel en goed vooruit, gelooft de energie-expert. „Als we het slim spelen, komt ons land straks tegen een spotprijsje aan olieproducten. Handig voor een land dat ruimhartig brandstoffen subsidieert. De milieuschade valt door de moderne technologie nu erg mee. Daarbij hebben bedrijven vanwege hun eigen veiligheid er zelf ook belang bij milieuregels te respecteren.”

Milieuwetgeving mag geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen

Circulaire van de regering-Saied

Dat zo’n strategie moeilijk is te combineren met de energie-ambities – Tunesië wil dat in 2030 zo’n 35 procent van de energie duurzaam is opgewekt, tegen 3 procent nu – is volgens de expert niet iets dat de Tunesische regering wakker houdt. „De ambtenaren die zich bemoeien met duurzame energie zijn bij de besluitvorming betrokken, maar ons land blinkt niet uit in strategisch denken. Zo gaat het zeer schaarse water voor een prikkie naar waterslurpende internationale textielbedrijven. Volgens een circulaire van de regering-Said van enkele maanden terug mag milieuwetgeving geen belemmering voor het bedrijfsleven vormen.”

Achterliggende reden is dat de schatkist zo goed als leeg is. Mehdi Abdelli, oud-woordvoerder van het ministerie van Milieu, wordt moedeloos van het gebrek aan interesse in duurzaamheid. „Milieu is in Tunesië bijna een taboe. Het ministerie wordt genegeerd en heeft geen geld en capaciteit om serieus onderzoek te doen. Laat staan om regels te handhaven. De raffinaderij bij Bizerte is een goed voorbeeld. Iedereen weet dat olieraffinaderijen continu C02 uitstoten, maar over de STIR is in 65 jaar bij mijn weten maar één milieurapportage verschenen, in 2013.”

Milieutechnisch gezien mag de STIR intussen nauwelijks meer een olieraffinaderij heten, vinden experts. Zelfstandig energie-expert Mohamed Ghazi Ben-Jamia gaf leiding aan het Tunesische filiaal van een internationale oliemaatschappij uit Koeweit en was in die functie betrokken bij onderhandelingen met de Tunesische regering over een tweede raffinaderij. „Renovatie van de Tunesische raffinaderij is economisch niet haalbaar, was onze conclusie. Alle apparatuur moet worden vervangen. Het zou slimmer zijn een nieuwe raffinaderij te bouwen. We zaten toen in de race voor een vergunning voor een nieuwe raffinaderij, maar die aanbesteding is vanwege een intern conflict afgeketst.” Tunesië heeft door zijn ligging veel potentie op het gebied van olie, maar heeft tot nu toe alle kansen gemist.”

Houden zo, mailt een woordvoerder van milieuorganisatie Greenpeace aan NRC. „Olieraffinaderijen kunnen een verwoestende uitwerking hebben op de lucht- en waterkwaliteit. Omwonenden lopen daardoor meer risico op ademhalingsziekten, en waterbronnen gaan teloor. Door de wereldwijde verschuiving naar hernieuwbare energie zullen er in 2050 waarschijnlijk minder olieraffinaderijen zijn. Maar veel rijke landen verplaatsen hun raffinaderijen liever naar elders dan te investeren in minder CO2-uitstoot”, aldus de woordvoerder, die Noord-Afrika en West-Azië noemt als regio’s die het meeste last hebben van deze „neokoloniale praktijken”.

Internationale wetgeving

De anonieme energie-expert krijgt in Nederland wel bijval van energiemarktdeskundige Cyril Widdershoven. „Als voor de bouw van nieuwe raffinaderijen gebruik wordt gemaakt van Europese technologie, valt de milieuschade mogelijk erg mee. Internationale oliemaatschappijen, zeker de beursgenoteerde, kunnen het zich niet permitteren er een zooitje van te maken.” Energie-expert Ben-Jamia is daarvan niet overtuigd: „Oliemaatschappijen zullen nooit genoeg investeren om de milieuschade tot een minimum te beperken. Dit vergt strenge internationale wetgeving. Zodat oliemaatschappijen en landen bij overtreding opdraaien voor de kosten van de veroorzaakte schade, met straffen die hoog genoeg zijn om ze ervan te weerhouden opnieuw te vervuilen.”

De naam van de Tunesische olie-expert is bekend bij de redactie.