De Syrische interim-president staat op terreurlijsten. Hoe werken die eigenlijk?

Ahmed al-Sharaa, leider van de Syrische rebellengroep Hayat Tahrir al-Sham (HTS), mag zich sinds kort „overgangspresident” van het land noemen, en maakte de afgelopen dagen zijn eerste buitenlandse reizen, naar Saoedi-Arabië en Turkije. Tegelijk met zijn aanstelling zijn alle gewapende groepen in Syrië ontbonden, inclusief HTS. Maar of de nu niet meer bestaande groep daarmee ook van terreurlijsten verdwijnt, is de vraag.

In 2015 werden de rebellen vanwege hun associatie met Al-Qaida op terreurlijsten gezet, waaronder die van de VN. Van die groep probeerden ze in 2017 afstand te nemen met een naamsverandering. Al-Sharaa zelf probeert ook al jaren tevergeefs van het label „terrorist” af te komen. Het is een „politieke categorisering” zonder „echte geloofwaardigheid”, en bovendien een oneerlijke, zei hij in het documentaireprogramma PBS Frontline.

Drie vragen over terreurlijsten.

1
Wat zijn terreurlijsten?

Dé terreurlijst bestaat niet. De VN hanteren een sanctielijst met terroristische organisaties. De EU heeft een aparte lijst. Daarnaast heeft vrijwel elk land ook een eigen terreurlijst. Groepen en individuen op deze lijsten zijn onderhevig aan sancties, onder meer met betrekking tot vrij reizen, geldstromen en wapenhandel. Het betreft ook organisaties die zelf geen terreuraanslagen plegen, maar wel lijntjes hebben lopen naar terreurgroepen zoals Al-Qaida en IS.

Omdat een universele definitie van terrorisme ontbreekt, zijn er geen eenduidige voorwaarden om op zo’n lijst terecht te komen. Voor iedere uitbreiding van de VN-sanctielijst wordt met een resolutie gestemd.

Individuele landen maken een eigen risico-inschatting. In Rusland staan bijvoorbeeld dissidenten, journalisten en de lhbti-beweging op de lijst. Oud-president van Zuid-Afrika Nelson Mandela stond tot 2008 op de Amerikaanse lijst, al won hij in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede.

Lees ook

Een ‘terrorist’ wordt geassocieerd met misdaad en is daarmee ideale oorlogspropaganda

Is dit een terrorist? Israëliër vecht tegen Palestijn.

„Het is zorgwekkend dat een vage aanduiding van ‘terrorisme’ gemakkelijk de mensenrechten van groepen en individuen in gevaar kan brengen”, schrijft mensenrechtenorganisatie Amnesty International. In het kader van terrorismepreventie delen banken, politie en migratiediensten gegevens met elkaar. Daardoor worden onschuldige mensen soms in verband gebracht met terrorisme, blijkt uit onderzoek van Follow the Money en the Intercept.

De nationale lijsten weerspiegelen vaak conflicten over grondgebied. China behandelt Oeigoerse organisaties die een onafhankelijk Xinjiang willen als terroristen. Indonesië heeft de Free Papua Movement op zijn lijst. Ook bondgenootschappen spelen een rol. Hamas richt zich uitsluitend tegen Israël, maar staat op veel westerse lijsten. De linkse, Koerdische PKK staat op Europese en Amerikaanse lijsten, terwijl die in Turkije aanslagen pleegt.

Lees ook

In de jaren zestig eisten terroristische aanslagen meer doden in Europa dan nu

Terreur? Vroeger meer doden in Europa dan nu

2
Wat gebeurt er als een ‘terreurorganisatie’ regeringsmacht krijgt?

Wie aan de macht komt terwijl hij op een terreurlijst staat, brengt andere regeringsleiders in een lastig parket, zegt Peter Knoope, oud-directeur van het International Centre for Counter-Terrorism (ICCT) in Den Haag. De sancties maken diplomatieke relaties onmogelijk en staan humanitaire hulp in de weg. De Taliban in Afghanistan zijn om die reden internationaal geïsoleerd.

Of datzelfde lot Syrië onder Al-Sharaa treft, is nog onduidelijk. De EU besloot eind januari een deel van de sancties op te schorten. Het ging daarbij om economische sancties die waren opgelegd aan Syrië onder Assad, niet om de terreur-sancties die de VN aan HTS heeft opgelegd.

Daar komt de rebellengroep niet zomaar vanaf, denkt Knoope. Om van de VN-lijst verwijderd te worden, moeten de vijftien leden van de Veiligheidsraad unaniem instemmen. „Landen zullen de kat uit de boom kijken voor ze zo’n stap ondernemen.”

Sancties maken diplomatieke relaties met organisaties en mensen op een terrorisme lijst onmogelijk. De Taliban in Afghanistan zijn om die reden internationaal geïsoleerd.
Foto Ebrahim Noroozi/AP

Op de Europese lijst staan ook groepen die al jaren niet meer actief zijn, zoals de Sri-Lankaanse Tamil Tijgers. Bovendien zijn landen huiverig om te snelle beslissingen te nemen. Toen oud-president Joe Biden in 2021 de Jemenitische Houthi’s van de Amerikaanse terreurlijst haalde zodat Jemen humanitaire hulp kon ontvangen, stuitte hij op flinke kritiek van de Republikeinen, die dat er weer goed inwreven toen Houthi-rebellen in 2023 Amerikaanse schepen aanvielen schepen in de Rode Zee. Donald Trump zette de Houthi’s twee dagen na zijn inauguratie weer op de lijst.

3
Weerspiegelen terreurlijsten terroristische dreiging?

Niet per se. In de VS staan de bewapende milities die in 2021 het Capitool bestormden, zoals de Proud Boys, Oath Keepers en Three Percenters, niet op de Amerikaanse terreurlijst, terwijl hun acties wel in veel definities van terrorisme vallen. „Na de aanslag van Al-Qaida op de Twin Towers in 2001 is de focus van counterterrorisme verschoven naar religieus geïnspireerde aanslagen”, zegt Knoope. „De rechterkant pleegt ook geweldsdaden die strikt genomen onder de noemer terrorisme vallen, maar dat wordt niet altijd zo genoemd. Dat betekent weer dat beleidsvoerders daar minder aandacht aan besteden in maatregelen en preventie.”

De Proud Boys staan in de VS niet op de Amerikaanse terreurlijst, terwijl hun acties wel in veel definities van terrorisme vallen.
Foto Stephanie Keith/AFP

Deels ligt dat aan de samenleving: witte aanslagplegers worden in het Westen minder snel als terrorist bestempeld. „Terrorisme is niet los te zien van ‘de ander’”, zegt Knoope. Als een dader in het jihadistische hokje lijkt te passen, wordt de connectie met een gevaarlijke en kwaadwillende terreurgroep veel sneller gelegd. „Elke keer komt dan het trauma van 9/11 weer terug.”

Lees ook

Gökmen T. een radicale gek of een gekke radicaal? Het etiket terreur maakt uit, volgens onderzoekers

Belangstellenden omhelzen elkaar bij de bloemen op het 24 Oktoberplein, de dag na het schietincident.

De grote nadruk op Al-Qaida en IS sinds 9/11 is één van de redenen dat westerse landen huiverig zijn om de voormalige Syrische rebellengroep en haar leider van terreurlijsten te halen. Wel komt er langzaamaan meer aandacht voor andere vormen van terrorisme. Sinds juli staat de gewelddadige neonazigroep The Base op de Europese terreurlijst – de enige extreemrechtse groep tot nu toe.


Australisch vluchtelingenbeleid is in strijd met internationaal recht, maar blijft inspiratie voor andere landen

Het appartement van Mostafa Azimitabar (38) – „noem me maar Moz, dat doet iedereen” – in Sydney staat vol grote schilderijen in een kenmerkende stijl. De landschappen zijn gearceerd met dicht op elkaar geschilderde lijnen. Op andere, abstractere werken druipen koperkleurige bergen van het doek af.

Hij schildert niet met standaard acrylverf. „Ik gebruik oploskoffie”, zegt Azimitabar terwijl hij een plastic boodschappentas opentrekt. Ook zijn gereedschap is onalledaags. Trots laat hij de inhoud zien: een stuk of vijftig vuile tandenborstels, die hij gebruikt om de lijnen te zetten. „Dit zijn alle borstels die ik heb gebruikt voor mijn werk sinds ik ben begonnen met schilderen”, zegt hij.

Koffie en een tandenborstel; ruim zes jaar lang waren dat de enige middelen die hij tot zijn beschikking had terwijl hij opgesloten zat in Australische offshore vreemdelingendetentie. De Koerdische activist ontvluchtte Iran in 2013. Hij stapte in een bootje dat hem naar Australische territoriale wateren bracht. Hij werd onderschept en samen met honderden andere vluchtelingen belandde hij in een detentiekamp op Christmaseiland.

Dat eilandje, kleiner dan Texel, is Australisch grondgebied; het ligt op 350 kilometer van de kust van het Indonesische eiland Java en 1.650 kilometer van Australië. Later werd hij overgebracht naar Manus, een Papoeaans eiland ter grootte van de Nederlandse provincie Limburg. Het was heet, er was weinig eten, de gezondheidszorg was gebrekkig en hij had geen idee wanneer en of hij vrij zou komen.

De toegangspoort tot het Nauru Australian Immigration Detention Centre. Foto Vlad Sokhin

Deze behandeling van vluchtelingen is in strijd met het internationaal recht. Begin dit jaar oordeelde het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties dat Australië internationale mensenrechten schendt doordat het zonder proces asielzoekers vasthoudt op het eiland Nauru. De Australische regering beweerde steevast dat ze niet verantwoordelijk is voor de behandeling van asielzoekers of vluchtelingen op Nauru, omdat het geen Australisch grondgebied is. Maar het comité stelt dat het land verantwoordelijk blijft voor wat er op Nauru gebeurt.

„Dit oordeel stuurt een duidelijke boodschap naar alle staten: waar macht is, is verantwoordelijkheid”, zei comitélid Mahjoub El Haiba in een reactie op de beslissing. „Offshore-detentiefaciliteiten zijn geen mensenrechtenvrije zones.”

Hardhandig

Het beruchte Australische zero tolerancebeleid tegenover vluchtelingen is een van de weinige onderwerpen waar de twee grootste partijen in het land, centrum-rechts en centrum-links, het over eens zijn. Het ‘Stop the boats’-beleid werd in 2013 ingevoerd en stelt dat asielzoekers die per boot proberen Australië te bereiken, zich nooit in het land mogen vestigen.

Waar macht is, is verantwoordelijkheid. Offshore-detentiefaciliteiten zijn geen mensenrechtenvrije zones

Mahjoub El Haiba
Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties

Als ze toch proberen om met hulp van mensensmokkelaars het Australische vasteland te bereiken, worden ze op zee tegengehouden en hardhandig teruggestuurd. Lukt dat niet, dan worden ze opgesloten in een kamp op een afgelegen eiland in de Stille Oceaan.

De Australische regering heeft daarvoor een regeling getroffen met Nauru, een eiland op bijna drieduizend kilometer van de Australische kust. Jarenlang werden asielzoekers ook vastgehouden op Manus, waar Mostafa Azimitabar zat. Het bleken wetteloze plekken te zijn. Al in 2016 onthulde The Guardian Australia dat er op Nauru systematisch geweld, verkrachtingen en kindermishandelingen plaatsvinden in de offshore detentiekampen. Zeker twaalf mensen zijn sinds 2013 om het leven gekomen op Manus en Nauru. Sommigen zijn vermoord door beveiligers, anderen kwamen om het leven door gebrekkige gezondheidszorg en een aantal pleegde zelfmoord.

Mostafa Azimitabar met zijn deelname aan de Sir John Sulman Prize, een van de meest prestigieuze kunstprijzen van het land, in de Art Gallery of NSW, Sydney, Australië, 27 april 2023.
Foto Nikki Short / EPA

In datzelfde jaar werd de nederzetting op Manus door de Hoge Raad van Papoea-Nieuw-Guinea illegaal verklaard; in 2017 werd ze ontruimd. De Verenigde Naties stelden toen al dat het beleid in strijd is met het internationaal recht en noemden het „wreed, onmenselijk en vernederend”. De Australische regering moest een schadevergoeding van ruim 43 miljoen euro betalen aan de asielzoekers.

Ondanks de misstanden is het detentiecentrum op Nauru nog steeds in gebruik: zo’n honderd asielzoekers worden nog vastgehouden op het eiland. Hun smartphones zijn afgepakt, zodat ze hun leefomstandigheden niet kunnen vastleggen. Niet alleen de offshore detentiecentra zijn ontoereikend: ook op Australisch grondgebied leven migranten in kampen zonder water of werkend toilet.

Geen verlichting

De zaken bij het VN-Mensenrechtencomité werden negen jaar geleden ingediend door 25 migranten en asielzoekers die tussen 2014 en 2018 op Nauru werden vastgehouden. De Australische belangengroep Refugee Advice and Casework Service (RACS) diende de klacht in namens 24 kinderen tussen de veertien en zeventien jaar oud. „Dit is een historisch besluit van de Verenigde Naties, maar het brengt geen verlichting voor de individuen die de klacht hebben ingediend. Het zorgt er niet voor dat ze een visum krijgen in Australië, of dat ze gecompenseerd worden”, zegt Sarah Dale, hoofdadvocaat van die organisatie, aan de telefoon.

Enkele slachtoffers, die inmiddels volwassen zijn, zijn via een regeling naar andere landen overgeplaatst, zoals Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten. Anderen zijn nog in Australië met een tijdelijk visum, en kunnen op elk moment weer vastgezet worden. „Het heeft ze hun jeugd gekost. Velen zullen nooit helemaal genezen van de littekens die ze hebben opgelopen op Nauru. En de meesten zitten nog steeds in limbo, zonder te weten wanneer er een einde aan komt”, zegt Dale.

Behalve de 24 minderjarigen werd er ook één zaak aangespannen door iemand die al volwassen was: een Iraanse vrouw die vier jaar op Nauru opgesloten zat. Zij werd bijgestaan door mensenrechtenadvocaat Alison Battisson. „Deze uitspraak van de Verenigde Naties stuurt een heel heldere boodschap naar andere landen die overwegen het Australische voorbeeld te volgen”, zegt Battisson aan de telefoon. „Het is in strijd met internationaal recht, en als ze het toch doen, zullen ze verantwoordelijk zijn voor alles wat er op die gevangeniseilanden gebeurt.”

Jaarlijks kost het opsluiten van migranten de Australische belastingbetaler minimaal 260.000 euro per migrant. Battissons boodschap is duidelijk: „Het is het niet waard. Het kost veel geld, en het houdt de vluchtelingenstroom niet tegen. Doe het niet.”

Demonstranten buiten de staatsbibliotheek van Victoria in Melbourne, Australië op 20 juli 2019. In Canberra, Sydney, Melbourne en Brisbane waren bijeenkomsten ter gelegenheid zes jaar sinds de offshore-detentie op Manus en Nauru.
Foto James Ross / EPA

De VN-commissie dringt erop aan dat Australië de slachtoffers compenseert voor het leed dat hun is aangedaan, maar dat heeft de regering resoluut afgewezen. Amnesty International vindt dat de asielzoekers die nog op Nauru vastgehouden worden met spoed geëvacueerd moeten worden; ook dat zal voorlopig niet gebeuren.

Australië heeft een heel eigen geografie die het relatief makkelijk maakt om de grenzen dicht te houden. In Europa, met overal landsgrenzen, is dat veel lastiger

Ilse van Liempt
geograaf Universiteit Utrecht

De Australische regering doet er juist alles aan om het beleid voort te kunnen zetten. Eind vorig jaar zijn er nieuwe wetten ingevoerd die het mogelijk maken om asielzoekers langdurig op te sluiten, een elektronische enkelband te laten dragen en ze tegen betaling naar andere landen te sturen waar hun veiligheid niet gegarandeerd is. „Vluchtelingen worden gecriminaliseerd”, stelt mensenrechtenadvocaat Battisson.

Voorbeeldfunctie

Ondanks die mensenrechtenschendingen is het Australische migratiemodel al jaren een voorbeeld voor politici uit andere landen, vooral in Europa, die het aantal migranten willen terugdringen. De Britten hadden Rwanda op het oog als locatie voor asielzoekers, Italië brengt asielzoekers onder in een Albanees detentiecentrum. Het Verenigd Koninkrijk nam zelfs letterlijk de slogan ‘Stop the boats’ van de Australiërs over.

Dat landen zich graag met het Australische beleid associëren, „betekent niet dat het makkelijk te kopiëren is”, zegt geograaf Ilse van Liempt van de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek richt zich op de politiek van migratie met de nadruk op burgerschap, thuisgevoelens en in/uitsluiting op alledaagse plekken in Europa.

Van Liempt: „Australië heeft een heel eigen geografie die het relatief makkelijk maakt om de grenzen dicht te houden. In Europa, met overal landsgrenzen, is dat veel lastiger. Groot-Brittannië voelt zich nog meer aangesproken door het Australische beleid omdat het ook een eiland is, al liggen de buurlanden wel dichterbij.”

Inmiddels is de Rwanda-deal van tafel, en ook initiatieven van andere landen lopen tegen juridische bezwaren aan. De Australische advocaat Dale hoopt dat het recente VN-oordeel ertoe leidt dat andere landen afzien van soortgelijk beleid. „Dit maakt duidelijk dat Australië niet kan weglopen van zijn verantwoordelijkheden. En zelfs al blijft Australië een inspiratiebron voor wreedheid, dit besluit maakt glashelder dat het in strijd is met internationale wetgeving.”

Op één aspect scoort Australië overigens beter dan Europa, aldus Van Liempt: het land heeft een systeem waarmee jaarlijks twintigduizend vluchtelingen gericht worden uitgenodigd. „Zij kunnen op legale wijze reizen en worden goed ontvangen.” In Europa bestaat zo’n systeem niet. Wel worden er jaarlijks via de VN-organisatie UNHCR gericht kwetsbare vluchtelingen opgehaald; jaarlijks huisvest Nederland via deze route tweehonderd mensen.

Betekent niet moreel juist

De Koerdische vluchteling Azimitabar klaagde in 2022 de Australische regering aan voor zijn behandeling in detentie. Maar de rechtbank kon niet anders dan hem ongelijk geven, omdat de Australische wet dit toestaat. Toch benadrukte de rechter dat dit niet betekende dat het beleid moreel juist was.

Mostafa ‘Moz’ Azimitabar bij de rechtbank in Melbourne, in juli 2023.Foto Joel Carrett/AAP

Sinds zijn vrijlating, in 2021, moet Azimitabar elke zes maanden een nieuw tijdelijk visum aanvragen. Telkens dringen regeringsambtenaren erop aan dat hij terugkeert naar Iran. „Ik draag bij aan de samenleving, ik betaal belasting. Toch willen ze me weg hebben, en ze kunnen me op elk moment weer in vreemdelingendetentie zetten”, zegt hij.

Ondanks alles voelt Azimitabar zich thuis in Australië. „De mensen die ik hier heb ontmoet zijn het tegenovergestelde van het systeem dat me probeert kapot te maken”, zegt hij. Zijn schilderijen worden geroemd, twee keer was hij zelfs finalist van de meest prestigieuze kunstprijs van het land.

Lees ook

Koerdische auteur Boochani: ‘Australisch migratiebeleid is een tragedie’

Behrouz Boochani zat zes jaar lang in een detentiekamp voor migranten op het eiland Manus. Hij schreef een boek over zijn ervaringen.

In maart heeft hij zijn eerste solo-expositie. „Ik heb hier een nieuwe familie gevonden. Ik krijg de kans om kunst te maken, ik word gewaardeerd. Dat nemen ze me nooit meer af.”


Gedekt door slimme diplomatie kan Rwanda zijn agressieve gang gaan

Allebei verhulden ze hun daadwerkelijke bedoelingen, maar hun agressie was er niet minder om. De proxy-oorlogen van Paul Kagame in Oost-Congo en die van Vladimir Poetin in de Oekraïense Donbas in 2014 vertonen veel gelijkenissen. Rwanda does a Putin in Congo, kopte The Economist eerder deze week. In beide gevallen gebruiken de leiders lokale gewapende groepen – de M23-militie in Congo, separatisten in Oekraïne – als pionnen om land te winnen, terwijl ze zelf ontkennen betrokken te zijn.

Er is ook minstens één opvallend verschil: dit keer blijft de internationale gemeenschap oorverdovend stil. Woensdag uitte de Congolese president Félix Tshisekedi scherpe kritiek op wat hij de „passieve houding” van internationale actoren noemde – een „schande”. De rebellen van M23, volgens VN-rapporten gesteund door Kigali, rukken verder op en denken niet aan terugtrekken. „We blijven in Goma, en gaan door tot in [hoofdstad] Kinshasa”, aldus Corneille Nangaa, een van de politieke leiders van M23, donderdag tijdens een persconferentie.

Goma is altijd de rode lijn geweest voor de internationale gemeenschap, legt Stephanie Wolters van het South African Institute of International Affairs uit. „Wanneer de M23 of haar voorgangers Goma innamen of dreigden in te nemen, was dat het moment waarop internationale druk Kagame dwong zich terug te trekken.”

Ja, er klonken veroordelingen vanuit verschillende landen, die Rwanda opriepen zich terug te trekken. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marco Rubio zou in een telefoongesprek met Kagame hebben benadrukt dat Washington „diep verontrust” is over de situatie en hebben aangedrongen op een staakt-het-vuren. Dat gesprek had niet hetzelfde effect als Barack Obama in 2012, toen een telefoontje van de president en de dreiging met sancties voldoende waren om de M23 binnen een week uit Goma te zien vertrekken. Daarnaast schortte Duitsland woensdag gesprekken met Rwanda op over samenwerking en ontwikkelingshulp. Behalve dat bleef het bij woorden.

Hoewel de internationale gemeenschap de Rwandese rol in Oost-Congo steeds duidelijker erkent, blijft een krachtige reactie uit tot nu toe uit.

1
Wat houdt een krachtig internationaal optreden tegen Rwanda’s betrokkenheid in Oost-Congo tegen?

De internationale reactie wordt verlamd door geopolitieke verdeeldheid en strategische belangen. Behalve scherpe woorden van VN-secretaris-generaal António Guterres aan het adres van Kigali kwam er geen expliciete veroordeling van Rwanda. De oproep tot de terugtrekking van de M23-rebellen bleef de meest verregaande maatregel. Dit toont de diplomatieke verdeeldheid binnen de VN, en de afnemende invloed van de organisatie in conflictgebieden zoals de Grote Meren, waar een VN-vredesmissie weinig succesvol bleek. Ook binnen de EU heerst verdeeldheid. Terwijl Frankrijk de afgelopen jaren militaire samenwerking met Rwanda heeft gesteund, stelt België zich kritischer op.

Leden van de M23-militie op een pickup truck in Goma.
Foto AFP

Kigali heeft zich slim gepositioneerd als een betrouwbare partner voor veel wereldmachten, zegt Judith Verweijen, universitair docent conflictstudies aan de Universiteit van Groningen. „Rwanda speelt een actieve rol in VN-vredesmissies in de Centraal-Afrikaanse Republiek en Mozambique, wat bijdraagt aan het beeld van het land als een verantwoordelijke speler op het wereldtoneel”.

Waar de diplomatie van de Congolese president Tshisekedi vaak wankel oogt, steekt de sluwheid van Kagame op het wereldtoneel en bij het bedrijfsleven scherp af. Dankzij allianties met invloedrijke partners, zoals voetbalclub Paris Saint-Germain, weet Rwanda zich in een gunstig daglicht te plaatsen. Dit imago is voor Kagame cruciaal. Volgens Wolters wordt Rwanda vaak geprezen als een zeldzaam succes in een onrustige regio, „waarbij de beperkte corruptie en groeiende militaire invloed het imago van een goed georganiseerd, stabiel land verder versterken”.

Lees ook

De Oost-Congolese stad Goma valt ten prooi aan de rebellen van M23 en Rwanda

Ontheemden vluchten uit vluchtelingenkampen voor de gevechten tussen M23 en het leger van Congo.

2
Wat zegt de terughoudende internationale reactie over de internationale diplomatie?

De lauwe internationale reactie op Rwanda’s betrokkenheid in Oost-Congo past in een bredere trend waarin geopolitieke en economische belangen zwaarder wegen dan mensenrechten. Veel Europese landen zijn hun buitenlandbeleid aan het herzien, mede door de opkomst van rechtspopulistische partijen. Eigenbelang en economisch gewin gaan voorop, zegt Verweij. „Dat ondermijnt de bereidheid tot ingrijpen verder. De EU en de VS zitten gevangen in een geopolitieke competitie met China, vooral op het gebied van grondstoffen voor de energietransitie. Dit maakt sancties tegen Rwanda onaantrekkelijk, gezien Kigali’s rol als doorvoerhaven van Congolese mineralen.”

Congolezen op de vlucht voor de gevechten.
Foto Thomas Mukoya/Reuters

3
Wat hoopt Kagame te bereiken?

Met zijn recente opmars lijkt Rwanda de grenzen van de internationale tolerantie op te zoeken. Hij kijkt verder dan de tijdelijke voordelen van militair succes. De vraag is of Rwanda’s invloed in de regio bedoeld is als hefboom in toekomstige onderhandelingen of als pure expansie. Zijn strategie in Oost-Congo is zowel berekend als riskant, zegt Verweijen. „Het innemen van Goma is een risicovolle zet. Sancties of niet, het conflict heeft de aandacht van de internationale gemeenschap.”

Kagame speelt in eigen land in op de angst voor instabiliteit en grijpt het conflict in Oost-Congo aan om zijn machtspositie te verstevigen. Het Rwandese regime heeft sinds de genocide van 1994 zijn machtspositie grotendeels opgebouwd rond de belofte van veiligheid. Niet alleen past de militaire opmars binnen een bredere strategie om Rwanda’s invloed in de regio te vergroten, het dient ook om zijn legitimiteit als leider in eigen land te versterken.

Recent heeft Kagame zijn retoriek opgevoerd, onder meer door Zuid-Afrika te provoceren met de beschuldiging dat Pretoria achter aanvallen op het Congolese burgers zat en door de regionale vredesmacht te bekritiseren. Het toont volgens Wolters Kagames vertrouwen in zijn positie. „En het blijkt te werken: de East African Community, waar zowel Rwanda als de Democratische Republiek Congo deel van uitmaken, zweeg in het communiqué na hun laatste vergadering in alle talen over de steun van Rwanda voor de M23. Daarvan hoeft Kigali dus geen druk te verwachten.”


Afrika heeft Frankrijk niet meer nodig, tot verdriet van Parijs

Arm in arm stonden ze, begin oktober. De Franse president Emmanuel Macron in zijn donkergrijze pak en zijn Tsjadische collega Mahamat Idriss Déby Itno in een witte boubou, zwaaiend naar de camera’s voor het Elysée in Parijs. Een ongemakkelijke vriendschap, bezegeld met zuinige lachjes. Binnen spraken de twee onder meer af hun militaire samenwerking „verder te versterken”, zo zei Parijs achteraf tegen journalisten.

Ook benadrukte Macron het belang van Frankrijks „speciale partnerschap” met Tsjaad.

Van dat „speciale partnerschap” was kort daarna weinig over. Eind november wees Tsjaad het Franse leger de deur, Parijs kreeg tot eind januari om zijn boeltje te pakken. Donderdag vertrokken de laatste Franse militairen uit het Centraal-Afrikaanse land en wapperde voor het laatst de Franse vlag naast de Tsjadische op wat iedere Tsjadiër kent als de „Franse basis” in hoofdstad Ndjamena.

Een stil einde van ruim een eeuw vrijwel onafgebroken militaire samenwerking.

Lees ook

Het ‘weg met Frankrijk!’ galmt door heel West-Afrika

Een voorstander van de coup in Niger met een ‘Frans’ geverfde haan, begin augustus.

Een nieuw tijdperk

Het is inmiddels een bekend fenomeen. Een golf van ontevredenheid die al lang borrelde in Frankrijks oud-koloniën in West- en Centraal-Afrika, is in korte tijd tot uitbarsting gekomen. Nieuwe regimes – sommigen kwamen aan de macht via een staatsgreep, andere via de stembus – verbreken één voor één de band die hun voorgangers met Parijs onderhielden en sturen de in hun landen gestationeerde Franse soldaten weg.

In 2023 waren het Mali, Burkina Faso, Niger. Eind november volgde Tsjaad. Op dezelfde dag maakte Senegal, van oudsher Frankrijks trouwe en stabiele bondgenoot, bekend dat er „geen toekomst is” voor Franse militairen in dat land – nog dit jaar zullen de Fransen hun bases daar verlaten. Een maand later zei zelfs Parijslievend Ivoorkust dat het de Franse militaire aanwezigheid fors wil afbouwen.

De manier waarop Afrikaanse regeringen afscheid nemen van Frankrijk verschilt per land, net als de diplomatieke banden die overblijven. Afgelopen decennium was Frankrijk met duizenden militairen aanwezig in zijn oud-koloniën, van Mali tot de Centraal Afrikaanse Republiek; onder meer om tegen jihadisten en rebellengroepen te vechten. Dadelijk blijft nog maar een klein plukje, met name in Gabon en Djibouti.

Er is een poussée populaire, een opleving van de bevolking, waaraan Afrikaanse leiders zich niet meer kunnen onttrekken, zegt de Tsjadische onderzoeker Remadji Hoinathy, verbonden aan het Institute for Security Studies. Garandeerde een warme relatie met Parijs vroeger de positie van presidenten – niet zelden tegen de wil van de bevolking in – nu maakt hen dat kwetsbaar.

Vooral in de ogen van jonge burgers. Ontevreden over Frankrijks aanhoudende bemoeienis, beperkte militaire successen, en paternalistische houding, willen die af van wat werd verkocht als een relation spéciale.

Daarmee breekt een nieuw tijdperk aan voor Frankrijk dat zijn diplomatieke gewicht op het wereldtoneel voor een groot deel dankt aan zijn militaire aanwezigheid in en banden met Afrika. Het was decennialang Europa’s referent op het continent – Parijs was vaak tussenpersoon voor andere Europese landen die iets in Afrika wilden. Het was er economisch sterk, militair gewichtig. En diplomatiek profiterend: zijn permanente zetel in de VN-veiligheidsraad dankt Frankrijk goeddeels aan zijn toenmalige koloniën in Afrika. Maar op dat continent lijkt het nu uitgespeeld.

Lees ook

Macron maakt zich onmogelijk bij Afrikaanse landen

Anti-Franse demonstranten in Ndjamena, Tsjaad Foto EPA

Gelijkwaardigheid

De ontwikkelingen zijn pijnlijk voor Macron, de eerste na de dekolonisatie geboren president van Frankrijk die bij zijn aantreden in 2017 een definitieve breuk met de schaduw van Françafrique beloofde: het beleid waarmee Parijs na de onafhankelijkheid van Afrikaanse landen decennialang middels militaire steun de eigen belangen bleef veiligstellen in voormalige koloniën. De jonge president zei voor nieuwe, gelijkwaardige relaties te staan.

Koud weg worden gestuurd, was niet wat hij beoogde.

Bij een toespraak voor Franse ambassadeurs kon Macron zijn frustratie daarover vorige maand nauwelijks verbergen. „Ze zijn ons vergeten te bedanken”, bitste de president. Woordvoerders van het Elysée haastten zich naderhand om te verduidelijken dat Macron doelde op de junta’s in Mali, Niger en Burkina Faso, die Frankrijk na hun staatsgrepen hun landen uitschopten.

Maar Macrons woorden resoneerden toen al door alle oud-koloniën.

Demonstranten protesteren op 30 augustus 2023 buiten de luchtmachtbasis van Niger en de Franse luchtmachtbasis in Niamey om het vertrek van het Franse leger te eisen.

Foto’s: AFP

„Ik denk dat hij [Macron] in het verkeerde tijdperk verkeert”, sneerde de Tsjadische president Déby op nationale televisie. Op de achtergrond klonk luid applaus. „Het bevestigt wat mensen al dachten”, zegt onderzoeker Hoinathy. „Het beeld van dit koloniale, arrogante Frankrijk dat zichzelf nooit dankbaar heeft getoond ten aanzien van de Afrikaanse troepen die voor háár heb gestreden in al haar oorlogen.”

Volgens de onderzoeker onderstrepen Macrons woorden het „kwaliteitsverlies van de Franse diplomatie”. Dat zou door oud-president Nicolas Sarkozy zijn begonnen – hij wekte in 2007 woede door te zeggen dat „de Afrikaanse mens de geschiedenis niet genoeg is binnengetreden” – en onder Macron zijn verergerd. „Het is een diplomatie die blijft vasthouden aan de rol van donneur de lesson, die Afrikaanse landen de les leest.”

Lees ook

Na hun vertrek uit Mali en Burkina Faso willen de Fransen wél in Tsjaad blijven

Enkele honderden mensen demonstreerden op 14 mei 2022 tegen de Franse aanwezigheid in Tsjaad.

Eiffeltorenmentaliteit

Die houding heeft volgens kenners ook bijgedragen aan Déby’s plotse besluit Tsjaads defensie-akkoorden met Frankrijk op te zeggen. Parijs werd daar totaal door verrast. Luttele uren voordat Tsjaad het nieuws bekendmaakte, was de Franse minister van Buitenlandse Zaken Jean-Noël Barrot nog in het land om te praten over de toekomst van hun samenwerking. Er leek voor de Fransen geen vuiltje aan de lucht – het was immers Tsjaad, dé historische partner.

Dat partnerschap gaat lang terug: sinds 1900 waren de Fransen in Tsjaad aanwezig. De basis in Ndjamena werd in 1939 door de Franse luchtmacht gebouwd en ook na de dekolonisatie in 1960 werkten hun legers nauw samen. Meermaals redde Frankrijk met militaire interventies het regime in het olierijke land. „De oude machthebbers in Tsjaad waren echte francofielen”, zegt Antoine Glaser, de Franse schrijver en Afrikakenner die in 2021 het boek Le piège africain de Macron (De Afrikaanse valstrik van Macron) uitbracht. „Ze hadden de Eiffeltorenmentaliteit, waren dol op Frankrijk.”

Franse soldaten tijdens de Franse militaire interventie tegen de Frolinat (Tsjaads Nationaal Bevrijdingsfront) in oktober 1970. Meermaals redde Frankrijk met militaire interventies het regime in het olierijke land.
Foto AFP

Parijs dacht dat Tsjaad altijd afhankelijk zou zijn van Frankrijk, zegt Glaser. En het was zelf afhankelijk van Tsjaad. „Dit was Frankrijks bastion in Afrika en de Tsjadiërs waren hun belangrijkste militaire bondgenoten in de Sahel. En het is strategisch gelegen: vanuit Tsjaad kon Frankrijk inlichtingen verzamelen over omringende landen als Libië, Soedan en de Centraal-Afrikaanse Republiek.”

Het Franse leger deed tal van oefeningen in de Tsjadische woestijn en interventies in omringende landen vertrokken vanuit hun bases in onder meer het oostelijke Abéché. Een „win-winsituatie” noemde een Franse gevechtspiloot het toen NRC in 2023 de basis in Ndjamena bezocht.

Maar de tijden zijn veranderd. De huidige president Déby (40) nam in 2021 middels een de facto coup de macht over van zijn plots overleden vader, die dertig jaar lang en met continue steun van Parijs aan de macht was geweest. Frankrijk dacht aan Déby junior eenzelfde partner te hebben. „Maar het zag niet in dat het land was veranderd”, zegt Glaser.

De relatie tussen Déby en Parijs liep al gauw scheurtjes op, mede door een Frans justitieel onderzoek dat eind 2023 werd ingesteld naar peperdure maatpakken die de Tsjadische president in Parijs had gekocht. Daarop liet Déby zich in Moskou uitnodigen door de Russische president Vladimir Poetin, wiens huurlingen na het vertrek van de Franse militairen nu actief zijn in Mali, Niger, Burkina Faso en de Centraal-Afrikaanse Republiek.

In Parijs werden die signalen niet opgepikt: een breuk met hun historische partner leek ondenkbaar. Glaser wijdt dit aan een misplaatst soort arrogantie binnen het Franse leger en de politiek. „De Franse militairen wilden in Tsjaad blijven. Er is meer geluisterd naar wat de Fransen wilden, dan wat de Tsjadiërs wilden.”

 
President van de Franse Republiek Emmanuel Macron verwelkomt Mahamat Idriss Deby, president van de Republiek Tsjaad buiten het Elysée in Parijs, op 3 oktober 2024. Eind november wees Tsjaad het Franse leger de deur.
Foto Andrea Savorani Neri/Imago/ANP

Lees ook

Wéér wijst een Afrikaans land Frankrijk de deur: Tsjaad zegt defensieakkoord op

Inwoners  kijken naar Franse militaire voertuigen in het oosten van Tsjaad in 2007.

Aanval van Boko Haram

Het is niet zo dat Parijs helemaal niet doorhad dat er iets moest veranderen: Macron zelf kondigde in 2023 een herschikking aan van de militaire aanwezigheid in een poging de controle weer wat in handen te nemen na de deur te zijn gewezen door Mali en Burkina Faso. Begin 2024 wees hij een speciaal gezant aan, Afrika-kenner en oud-minister Jean-Marie Bockel, die vorig jaar onder meer naar Ndjamena ging om te praten over nieuwe samenwerkingsvormen.

Tijdens zijn tour d’Afrique moest Bockel op zoek naar een nieuw evenwicht waarbij de Fransen aanwezig konden blijven in de landen waar ze nog bases hadden – Senegal, Ivoorkust, Gabon en Tsjaad – maar op een minder zichtbare manier.

In het nooit openbaar gepubliceerde rapport dat hij eind november bij Macron indiende, stelde Bockel voor het aantal Franse soldaten in die landen flink terug te brengen (in het geval van Tsjaad van duizend naar zo’n 300, volgens bronnen van het Franse persbureau AFP), en de focus te verleggen van interventies naar vooral het opleiden van lokale eenheden.

De Tsjadische president Déby lijkt zijn eigen calculaties te hebben gemaakt. „Het [Tsjadische] leger leunde zwaar op de Fransen, onder meer voor hun inlichtingen”, zegt analist Remadji Hoinathy. Mogelijk, stelt hij, waren er twijfels of zo’n afgeschaalde aanwezigheid nog wel nut zou hebben.

Een grote aanval van terreurgroep Boko Haram afgelopen oktober bij het Tsjaadmeer zette de verhoudingen al op scherp. Tientallen Tsjadische soldaten kwamen daarbij om – in de kringen rond Déby klonk dat de Fransen hadden geweigerd te helpen. „De Tsjadiërs zeiden: de Fransen zijn hier om terreur te bestrijden, maar ze helpen ons nu niet Boko Haram aan te pakken. Waarom zijn ze er dan nog?”, zegt de Nigerese analist Seidik Abba, voorzitter van het in Parijs gevestigde CIRES-centrum dat zich richt op de Sahel.

Mensen slepen een Franse vlag achter een motorfiets aan tijdens een mars tegen de Franse militaire aanwezigheid in N’Djamena, op 6 december 2024, en op 11 januari 2025 wordt de Franse vlag gestreken tijdens een ceremonie ter gelegenheid van het vertrek van Franse soldaten van de militaire basis Abéché.

Foto’s: Joris Bolomey / AFP

De druppel, zo klinkt het, waren opmerkingen van de Franse minister Jean-Noël Barrot tijdens zijn bezoek in Ndjamena eind november, waarbij hij Tsjaad onder andere zou hebben aangesproken op diens dubieuze rol in de oorlog in Soedan.

Diezelfde avond, Barrot zat net in het vliegtuig, werden de historische banden doorgeknipt. „Het is tijd voor Tsjaad om zijn volledige soevereiniteit te bevestigen en zijn strategische partnerschappen te herdefiniëren op basis van nationale prioriteiten”, schreef de Tsjadische minister van Buitenlandse Zaken in een verklaring. De timing was symbolisch: op de 66e verjaardag van de Republiek Tsjaad.

Lees ook

Laat Thiaroye niet alleen een wond, maar ook een les zijn, zegt de Senegalese president

Een nabestaande houdt een foto omhoog van een van de soldaten die werd doodgeschoten tijdens het bloedbad van Thiaroye in 1944.

Landen inspireren elkaar

„Het is duidelijk dat de autoriteiten daarop wilden inspelen”, zegt Hoinathy. „Ze weten dat Frankrijk niet populair is. Zo’n discours over soevereiniteit valt niet alleen goed bij de jeugd in Tsjaad, maar door heel de Sahel.”

De staatshoofden kijken daarbij ook naar elkaar: het gevoel zonder Frankrijk te kunnen, wordt versterkt door het feit dat Mali, Niger en Burkina Faso niet in totale chaos afzakten nadat zij de Fransen wegstuurden – al is de jihadistische dreiging daar allerminst verdwenen. Met hun harde opstelling en scherpe woorden richting Parijs en Macron zijn de juntaleiders voor veel jongeren in de regio helden.

Van Senegal tot Gabon prijken stickers met hun hoofden op de dashboards van gebutste taxi’s, filmpjes met hun citaten worden op sociale media gretig gedeeld.

Plaatjes van de militaire leider van Burkina Faso, Ibrahim Traoré, en andere militaire leiders tijdens een protest om het vertrek van de Franse ambassadeur en strijdkrachten te eisen, in Ouagadougou, op 20 januari 2023.
Foto’s Olympia de Maismont/AFP

Een in Frankrijk veel gehoorde verklaring is dat Rusland dit soort sentimenten in Franstalig Afrika aanwakkert – ook Macron haalde dit aan in zijn gewraakte toespraak voor de Franse ambassadeurs. Ja, die Russische beïnvloedingscampagnes zijn er, zegt onderzoeker Abba. Maar de invloed daarvan wordt volgens hem overschat. „Rusland heeft echt geen geld om heel Afrika om te kopen. De meeste Afrikanen willen gewoon een andere relatie tot hun oud-kolonisator.”

Lees ook

Hoe het anti-Franse sentiment opleeft in West-Afrika

Hoe het anti-Franse sentiment opleeft in West-Afrika

Zoals in Senegal. Diens nieuwe, jonge leiders wonnen vorig jaar met overmacht de verkiezingen met een discours draaiend om soevereiniteit en pan-afrikanisme. Ook zij grepen een historisch moment aan om te laten zien dat het hen menens is: afgelopen december herdachten zij op grootse wijze een koloniaal bloedbad in het Senegalese plaatsje Thiaroye. Door de Fransen werd dat decennialang in de doofpot gestopt.

Dakar hield de gesprekken met Macrons gezant Bockel af – volgens Bockel omdat het land „meer tijd voor reflectie” wilde. Senegals president Bassirou Diomaye Faye gaf in de Franse krant Le Monde een andere reden: „Waarom zou het aan de heer Bockel of welke andere Fransman dan ook moeten zijn om te beslissen dat het in een soeverein land nodig is om 100 soldaten te hebben?”

Aanhangers van de leider van Burkina Faso, Ibrahim Traoré, met Russische vlaggen in de straten van Ouagadougou, op 2 oktober 2022. Een in Frankrijk veel gehoorde verklaring voor anti-Franse sentimenten is dat Rusland die aanwakkert. 
Foto Kilaye Bationo/AP

‘Na big honour for France’

Bij de besluiten om Frankrijk weg te sturen, speelt een nieuwe geopolitieke context mee. Niet alleen China en Rusland, ook opkomende machten als Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) profileren zich steeds sterker als alternatieve partner voor Afrikaanse landen. Zo is Turkije inmiddels één van Tsjaads belangrijkste wapenleveranciers en spekken de VAE Déby’s staatskas.

Hongarije, dat Tsjaad als een sleutelland ziet om migratie tegen te gaan, beloofde Déby zo’n tweehonderd soldaten te sturen. Zelfs Ivoorkust, dat een zeer Frankrijkminnende president heeft en de banden met Parijs niet volledig doorsnijdt, lijkt open te staan voor andere partijen. Terwijl de Franse basis daar deze maand aan het Ivoriaanse leger is overgedragen, in lijn met de afspraken met Macrons gezant Bockel, lopen vergaande gesprekken met de Amerikanen voor een militaire basis van dat land.

„De jonge staatshoofden hebben tegenwoordig de hele wereld in hun wachtkamer zitten”, zegt auteur Glaser. „Frankrijk heeft het niet willen zien, maar Afrika is gemondialiseerd.”

Macron geeft niet op en zoekt zijn vrienden nu in het Engelstalige deel van het continent. Zo nodigde hij onlangs de president van Nigeria uit voor een staatsbezoek in Parijs. „Na big honour for France, dear President Bola Tinubu, to welcome you for dis state visit as one big partner and friend of today and tomorrow”, schreef hij op X in het lokale pidgin: „Het is een eer voor Frankrijk, beste president Bola Tinubu, om u op staatsbezoek te ontvangen als een grote partner en vriend van vandaag en morgen.”


Britse boeren zijn sinds Brexit groener geworden, maar van alle nieuwe subsidies krijgen ze hoofdpijn

De boompjes die Holly Purdey in het weiland heeft geplant, zijn nu ongeveer twee jaar oud. Ze piepen net boven hun plastic beschermhulzen uit. Het zijn wilgen en espen, want die bevatten hoge concentraties mineralen, zoals kobalt. „Daar heeft mijn land juist heel weinig van. Zo kunnen de dieren straks zelf hun tekorten aanvullen”, vertelt ze.

Haar bruingevlekte koeien staan samen met de schapen in het weiland naast de babyboompjes. De dieren blijven er ongeveer 24 uur en gaan dan door naar een volgende weide. „Dan is je grond niet helemaal kaalgegeten, maar heb je een mooie wisselende hoogte van het gras, is het hier en daar lekker vertrappeld en heb je natuurlijk de voordelen van de poep.” Het gras herstelt zo beter, en langer gras is weer goed voor de biodiversiteit.

Voor het planten van haar rijen bomen kreeg Purdey subsidie van het Britse ministerie van Landbouw. Net zoals ze voor het roteren van haar kudde geld krijgt, en voor het beheer van haar gras zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Deze subsidies vervangen de uitkeringen op basis van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie, algemeen bekend als de CAP (Common Agricultural Policy).

Vijf jaar geleden werd het gezien als één van de grote kansen van de uittrede uit de Europese Unie: de mogelijkheid voor het Verenigd Koninkrijk om, voor het eerst in tientallen jaren, een eigen subsidiestelsel voor boeren te ontwikkelen. De CAP bestond al toen het VK in 1973 lid werd van de Europese Gemeenschap, en dus deden ook de Britten daar voortaan aan mee.

Elk van de vier landen van het VK heeft nu zijn eigen beleid – dat van Engeland is het verst ontwikkeld en ook het meest vernieuwend. Engelse boeren krijgen niet langer geld aan de hand van de oppervlakte van hun land, zoals voor EU-subsidies wel overwegend geldt, maar aan de hand van welke duurzame maatregelen ze treffen voor hun bedrijf.

En, is deze hervorming inderdaad een van de successen van de Brexit geworden?

Het beleid beweegt absoluut de juiste richting op, zegt Holly Purdey, met meer aandacht voor biodiversiteit en milieuvriendelijker landbeheer. Maar de administratieve kant is een drama: „Wij staan bij vier subsidieprogramma’s ingeschreven. Allemaal met andere looptijden en termijnen waarin je krijgt uitbetaald.”

Sommige subsidies ontvangt ze elk kwartaal, andere eens in de zes maanden of jaarlijks – en wanneer precies staat niet altijd vast. „Het is om hoofdpijn van te krijgen.” Purdey doet alle administratie zelf, uitbesteden zou voor een kleine boerderij als die van haar te duur zijn.

Holly Purdey met haar zoontje op hun boerderij in het Engelse plaatse Minehead.
Foto Joel Redman

Steeds nieuwe regels

Engeland scoort „ongeveer een zes” voor het nieuwe beleid en de uitvoering daarvan, zegt Ian Hodge, emeritus hoogleraar plattelandseconomie. „Het is nog wat vroeg voor harde conclusies. Maar je kunt niet zeggen dat we alle kansen volop hebben benut.”

De subsidies veranderden de afgelopen jaren steeds: in vorm, looptijd en hoogte. Soms werden ze samengevoegd met oude, bestaande natuursubsidies. Deels is dat logisch, zegt Hodge: „Als je voor het eerst weer zulk nieuw beleid optuigt, moet je dat hier en daar kunnen aanpassen om te zorgen dat geld daar terechtkomt waar je het wil hebben.”

Het programma dat boeren geld biedt voor relatief kleine, simpele maatregelen, het Sustainable Farming Incentive, loopt nu het beste. Meer dan tienduizend boeren hebben zich ervoor aangemeld. Het gaat bijvoorbeeld om onderhoud van heggen, sloten of houtwallen, en het planten van peulvruchten die stikstof uit de lucht halen. Het aantal maatregelen waarvoor je subsidie kan aanvragen, is in de loop der jaren flink uitgebreid, om het programma nog aantrekkelijker te maken.

Door de subsidiepauze kan ik het beleid niet meer verdedigen

Holly Purdey
boer

Maar een langduriger, ambitieuzer programma, waarin boeren samen grote managementplannen kunnen indienen om bijvoorbeeld hun gebied beter te beschermen tegen overstroming of broeikasgassen te verminderen, kreeg slechts enkele tientallen aanmeldingen. Terwijl juist die structurele veranderingen het belangrijkst zijn in de strijd tegen klimaatverandering, zegt Hodge: „Tijdens de Brexit-jaren heb ik ervoor gepleit landbouw niet als apart beleidsterrein te behandelen, maar om een plan te ontwikkelen voor ons gehele ecosysteem. Overigens zonder enig succes.”

Ongeveer 19 procent van alle milieu-gerelateerde subsidies voor dit jaar gaat naar boeren met structurele, duurzame projecten. De rest gaat op aan ‘snelle’ maatregelen. Natuurorganisaties drongen er afgelopen december bij het ministerie van Landbouw op aan juist ambitieuzere programma’s voorrang te geven, en subsidies deels eerder in het proces uit te betalen, zodat boeren hun plannen beter kunnen uitwerken.

Na lang twijfelen stopte Holly Purdey vorig jaar met haar geitenkudde, de kosten van het voer bleken te hoog. „Nu hebben we alleen nog een stel geiten omdat ze geweldig zijn als onkruideters.”
Foto Joel Redman

Plotselinge pauze

Sinds kort hebben de boeren er een probleem bij. De Labourregering die afgelopen zomer aantrad, legde de procedures om subsidie aan te vragen ineens tijdelijk stil. „De grote vraag heeft tot uitgaven geleid die we niet kunnen volhouden”, schreef het ministerie van Landbouw eind november. Toegekende subsidies lopen door, nieuwe aanvragen worden waarschijnlijk „ergens dit jaar” weer mogelijk.

Voor de boeren is die pauze nogal onhandig, zegt boerin Holly Purdey. Het plantseizoen is nú. „Dus boeren moeten snel een besluit nemen over het planten van nieuwe heggen of bomen. Daar kunnen ze niet mee wachten tot juni, als de nieuwe financiële plannen waarschijnlijk bekend worden.” Ze moeten kiezen: of de bomen zelf betalen, of een jaar wachten.

Labour kondigde ongeveer tegelijk met die subsidiepauze aan de afbouw van CAP-betalingen te versnellen. De afgelopen jaren compenseerde de regering in Londen de weggevallen subsidies uit Brussel. Die betalingen stoppen in 2028. Op zichzelf wisten de boeren dat al sinds het VK de Europese Unie in 2020 verliet. Alleen gaat Labour nu de bedragen terugbrengen. Het betekent voor veel boeren dat ze dit jaar enkele duizenden ponden minder krijgen.

De continue aanpassingen leiden tot „grote onzekerheid” in de landbouw, stelde de National Audit Office, onafhankelijk toezichthouder op de overheidsuitgaven, vorig jaar vast. En ze wekken groeiend wantrouwen bij boeren, die soms ook nog overtuigd moeten worden van het belang van een duurzamer bedrijfsvoering, zegt Holly Purdey. „We gingen de goede kant op met die milieugestuurde betalingen. Maar door de subsidiepauze kan ik het beleid niet meer verdedigen en kan ik andere boeren moeilijk aansporen om in te stappen.”

Je kunt niet zeggen dat we alle kansen volop benut hebben

Ian Hodge
emeritus hoogleraar plattelandseconomie

Purdey weet zeker dat regeneratieve landbouw, gericht op versterking van ecosystemen, het beste is. Ze wijst naar haar hobbelige weiland. „Voor mij zijn alle elementen even belangrijk. Het vee, de biodiversiteit, de kwaliteit van grond en water. Voor voedselzekerheid hebben we klimaatbestendige boerenbedrijven nodig. Die twee zijn intrinsiek aan elkaar verbonden.”

Zij en haar man Mark hebben schapen en koeien die goed gedijen op hun weides en geen extra krachtvoer nodig hebben. „Sommige boeren bekijken vooral welke koeien of schapen het snelst groeien, ik niet. Ik kijk of ze sterk zijn en weinig interventies nodig hebben; of ze bijvoorbeeld kunnen bevallen zonder hulp.”

Vorig jaar is ze na veel twijfelen gestopt met haar geitenkudde. De geiten bleven extra voer nodig hebben en moesten in de winter binnen staan omdat ze niet goed tegen de regen konden. En de Britse soja die ze hen voerde – uit principe wilde ze geen goedkopere soja uit Latijns-Amerika – was zo duur dat ze verlies draaide op de geiten. „Nu hebben we alleen nog een stel geiten omdat ze geweldig zijn als onkruideters.”

Foto’s Joel Redman

Voedselzekerheid

De laatste jaren is er in het VK weer groeiende aandacht voor voedselzekerheid en productieverhoging bij boeren, en minder voor het belang van duurzaam landgebruik. Eerst was er de coronacrisis, daarna de gestegen energieprijzen door de oorlog in Oekraïne. Daardoor beleefden veel boeren moeilijke tijden. De voedselprijzen stegen, in het VK mede door de Brexit nog net wat harder dan elders. En er waren enkele flink natte zomers, waardoor de oogsten van tarwe, haver en groenten tegenvielen. Het ministerie van Landbouw stelde vorig jaar een maximum aan het areaal aan land waarvoor boeren natuursubsidies kunnen aanvragen, om een negatief effect op de productie te voorkomen.

Britse boeren halen het belang van voedselzekerheid ook aan bij een nieuwe maatregel die de afgelopen maanden veel kritiek kreeg: invoering van successierecht voor landbouwbedrijven. Boeren waren er altijd van vrijgesteld, maar vanaf april 2026 geldt die vrijstelling nog tot 1 miljoen pond. Over het bedrag daarboven betalen landeigenaren straks 20 procent erfbelasting, de helft van het standaardtarief. De regering wil zo rijke landeigenaren, die boerderijen opkochten om vermogensbelasting te ontwijken, zo toch laten betalen.

Boerenvakbond NFU waarschuwde echter dat boerenbedrijven die kosten er niet bij kunnen hebben, en dat de erfbelasting de voedselzekerheid in gevaar brengt. Het onafhankelijke Institute for Fiscal Studies noemde de maatregel daarentegen een stap in de goede richting; in zijn optiek was de vrijstelling een oneerlijk belastingvoordeel voor agrarische bedrijven. „Als er zorgen bestaan over voedselproductie of de bescherming van het milieu, zijn er veel betere manieren om die te ondersteunen.”

Ook oud-hoogleraar Ian Hodge vindt de belastingmaatregel redelijk. Alleen de timing is nogal beroerd, zegt hij. „Veel boeren voelden zich toch al tekortgedaan en financieel kwetsbaar, zeker ook door het verdwijnen van de directe betalingen uit Brussel.”

Foto Joel Redman

Eigen planning

De nieuwe subsidies zijn nooit bedoeld geweest als gelijkwaardige vervanging van de EU-gelden. Eén van de belangrijkste punten van kritiek op de Europese subsidies is altijd geweest dat ze boeren weinig aanleiding geven scherp naar hun bedrijfsvoering te kijken. En dat gebeurt in Engeland nu wel.

Volgens voorzichtige schattingen van het Britse ministerie van Landbouw moet ongeveer een derde van de boerderijen productiever worden om vanaf 2028, als de ‘Brusselse’ subsidies helemaal zijn afgebouwd, financieel rond te kunnen komen. Natuurgebonden subsidie moet de boeren daarbij helpen, bijvoorbeeld doordat ze meer aandacht geven aan verbetering van de vruchtbaarheid van hun grond.

Wat veel boeren enorm zou helpen, zegt Holly Purdey, is een duidelijk meerjarenplan van de regering, aan de hand waarvan ze een eigen planning kunnen maken. Zij en haar man hebben zichzelf als doel gesteld hun boerderij vóór 2028 winstgevend te maken, zonder daarvoor afhankelijk te zijn van subsidies.

Op dat punt zijn ze bijna: „Alleen kunnen we zonder de subsidies nog geen grote investeringen doen. We hebben bijvoorbeeld een nieuw hek voor de koeien nodig, maar dat kost zo 20.000 pond. Dat geld hebben we niet zomaar ergens liggen.”

Lees ook

Vijf jaar Brexit: meer immigratie, minder handel en na een kille periode stilletjes toenadering tot Brussel

In Sunderland werd in 2018 campagne gevoerd voor een nieuw Brexit-referendum.

Foto Joel Redman


Vrijheid in Hongkong? Daar is het volgens DeepSeek slecht mee gesteld. Of nee: ‘Laten we het over iets anders hebben’

De introductie van de Chinese AI-dienst DeepSeek kwam deze week als een grote verrassing. Zeker voor Amerikaanse concurrenten als OpenAI en chipfabrikant Nvidia, dat miljarden aan beurswaarde verloor toen bleek dat de start-up uit Hangzhou zijn geavanceerde AI-model R1 met heel bescheiden middelen ontwikkelde.

De dienst is wereldwijd gratis beschikbaar en verdrong OpenAI’s ChatGPT in de hitlijsten van de App Store.

Net als TikTok-alternatief Xiaohongshu, waar Engelstalige nieuwelingen werden verwelkomd met warme woorden én de vermaning „gevoelige onderwerpen als politiek, religie en drugs” te vermijden, is DeepSeek onderworpen aan de in China geldende beperkingen. Maar die censuur blijkt nog niet waterdicht.

Lees ook

Chinees ‘AI-wonder’ DeepSeek schokt de techsector

De DeepSeek-app staat nu bovenaan in de lijst van populairste downloads.

Dat blijkt bij een gesprek over de positie van het Kantonees, de taal die in het zuiden van China, Hongkong en Macao, wordt gesproken en op veel plekken onder druk staat: „De Chinese overheid promoot het gebruik van Mandarijn (Putonghua) als de nationale standaardtaal om de communicatie in het hele land te vergemakkelijken. Dit heeft geleid tot een zekere druk op regionale talen en dialecten, waaronder Kantonees.” Op een vervolg-prompt over Kantonees in Hongkong komt een verrassend eerlijk antwoord: „De taalpolitiek in Hongkong is vaak verbonden met bredere politieke spanningen tussen Hongkong en het vasteland van China.”

Doorvragen naar die „bredere politieke spanningen” legt de worsteling van DeepSeek bloot. Dinsdagmiddag antwoordde de chatbot met een opsomming van Chinese maatregelen en protesten daartegen sinds de overdracht van de voormalige Britse kroonkolonie aan Beijing, zoals de invoering van de Nationale Veiligheidswet (2020). Maar bij een volgende vraag, naar de gevolgen voor de burgerlijke vrijheden in Hongkong, gebeurt iets merkwaardigs. „De wet heeft geleid tot een significante inperking van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging, en heeft het recht op een eerlijk proces en privacy ondermijnd. Bovendien heeft het een klimaat van angst en zelfcensuur gecreëerd, waardoor veel inwoners van Hongkong zich minder vrij voelen om zich uit te spreken of deel te nemen aan politieke activiteiten”, zegt DeepSeek eerst. Maar na enkele seconden verdwijnt dat antwoord . „Sorry, dat ligt buiten mijn huidige reikwijdte.Laten we het over iets anders hebben.” Desgevraagd licht DeepSeek toe: „Mijn doel is om je de best mogelijke hulp te bieden, en dat kan soms betekenen dat ik mijn antwoorden aanpas om ervoor te zorgen dat ze zo nuttig mogelijk zijn.”

Taiwan

Een gesprek over Taiwan verloopt vergelijkbaar. DeepSeek legt graag het ‘één-Chinaprincipe’ uit. Maar desgevraagd erkent DeepSeek dat daarover geen internationale consensus bestaat: „Veel landen erkennen het één-Chinaprincipe uit pragmatisme, vanwege de economische en politieke invloed van China, maar steunen tegelijkertijd de democratische waarden en praktische onafhankelijkheid van Taiwan.” Ook dit antwoord verdwijnt na een paar tellen.

De gesprekken suggereren dat DeepSeek is getraind met ongecensureerde gegevens. Pas als het antwoord op het scherm verschijnt, volgt een controle en eventueel ingrijpen.

DeepSeek lijkt, in ieder geval in vreemde talen, een tamelijk beperkte lijst met gevoelige termen te hebben. Een in het Nederlands gestelde vraag over de neergeslagen studentenopstand (1989) op het ‘Tiananmenplein’ in Beijing krijgt geen antwoord. Op precies dezelfde vraag over het ‘Plein van de Hemelse Vrede’ volgt een omvangrijk overzicht. Andere gebruikers meldden op sociale media dat ze de censor om de tuin konden leiden door DeepSeek op te dragen in zijn antwoorden de letters a en e te vervangen door de cijfers 4 en 3: Ti4n4nm3n.

Overigens filteren ook Amerikaanse AI-programma’s, zoals ChatGPT, hun antwoorden – bijvoorbeeld om kinderporno of aanzetten tot geweld tegen te houden. En ook bij die concurrenten weten gebruikers regelmatig manieren te vinden om de chatbot zijn regels te laten overtreden, het zogenaamde jailbreaken.

Niet waterdicht

Rogier Creemers, die zich als docent en onderzoeker aan de Universiteit Leiden bezighoudt met het Chinese technologiebeleid, is niet verbaasd dat de censuur van DeepSeek niet waterdicht is. China kent duidelijke protocollen voor bedrijven die AI-toepassingen op de markt brengen, waarbij de antwoorden op honderden testvragen worden beoordeeld. „Maar de Chinese overheid heeft ook wel door dat je niet alles kunt tegenhouden.” Bovendien, zegt hij, „moeten we afwachten of er niet verschillende versies bestaan: zien wij hier hetzelfde als gebruikers in China?” In het Chinees stuit een vraag over Tiananmen inderdaad onmiddellijk op een foutmelding. Maar een redacteur van de New York Times die DeepSeek vanuit China testte, zag geen grote verschillen.

Andere Chinese digitale platforms, zoals het sociale medium Weibo, zijn ook aan censuur onderworpen. Dat gebeurt deels geautomatiseerd, maar moderatoren kunnen daar ookachteraf bijsturen. „Het probleem bij AI is natuurlijk: alle censuur moet preventief, want de content wordt gegenereerd op basis van je prompt”, zegt Creemers.

Kletsen over wiskunde

Dat blijkt als je DeepSeeks geavanceerdere redeneerfunctie R1 activeert. Dan laat de chatbot je live meekijken met zijn gedachtegang: hoe hij een vraag interpreteert, informatie vergaart en het resultaat nog eens kritisch bekijkt voor hij reageert. „Aan welke regels moet je je houden bij het beantwoorden van vragen?” vroeg NRC aan DeepSeek. „Het is belangrijk om neutraal en objectief te blijven, vooral over gevoelige onderwerpen. Bijvoorbeeld bij het bespreken van gebeurtenissen als het Tiananmenplein”, overpeinsde DeepSeek. „Ik moet schadelijke of illegale inhoud vermijden. Als een vraag ongepast is, moet ik beleefd weigeren te antwoorden. Ik moet ook geen discussies voeren over mijn interne werking of speculeren over dingen die buiten mijn kennis liggen. (…) Kijkend naar de geschiedenis van de gebruiker, zie ik dat die eerder vroeg naar het Tiananmenplein (…)”. Op het moment dat ‘Tiananmenplein’ voor de tweede keer op het scherm verschijnt, breekt DeepSeek zijn gedachtegang abrupt af. „Laten we in plaats daarvan kletsen over wiskunde, programmeren of logische problemen.”


Van database tot diversiteitsbeleid: Trump gumt Amerikaanse overheidsinformatie uit

Wie wil weten welke straffen zijn uitgedeeld voor de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021, kan sinds kort niet meer op de website van het Amerikaanse ministerie van Justitie terecht. Een openbare database van duizenden pagina’s is eind januari offline gehaald, meldde CNN. De database verdween na president Donald Trumps besluit alle veroordeelden van de bestorming gratie te verlenen. Juristen bekritiseerden die actie als het „witwassen” van de misdaden.

Het is niet de eerste keer dat de regering van Trump informatie op overheidswebsites uitgumt. In Trumps eerste termijn verdwenen overheidspagina’s over klimaat en duurzaamheid. Wetenschappers, lokale overheden en actiegroepen zagen de bui toen hangen en hadden belangrijke online informatie gearchiveerd. Zo was de informatie van het federaal milieuagentschap EPA, waar in 2017 onder andere lesmateriaal over klimaatverandering werd verwijderd, snel weer te vinden doordat milieugroepen kopieën van de website online zetten.

Hetzelfde gebeurt dit keer. In wetenschapstijdschift Scientific American zeggen onderzoekers dat ze voor de aanvang van Trumps tweede termijn zijn begonnen met het veiligstellen van databases op internet. Maar deze keer, vrezen wetenschappers, staat er meer op het spel.

Meer dan een make-over

Nadat Trump eerder deze maand decreten ondertekende die het diversiteit- en inclusiviteitsbeleid van de overheid per direct teniet moesten doen, gingen verschillende webpagina’s over diversiteit en inclusiviteit offline, schreef NBC News.

Dat is op zichzelf niet zo gek. Websites van de federale overheid veranderen met elke nieuwe president en weerspiegelen doorgaans het beleid van de zittende president. En het ingrijpen in het diversiteitsbeleid van de overheid was te verwachten want dat is al langer een doorn in het oog van conservatieve Republikeinen.

Toch gaat de regering van Trump verder dan een ‘make-over’ van de overheidswebsites. Zo is de Spaanstalige versie van de website van het Witte Huis (Casa Blanca) offline gehaald, net als de pagina over de bereikbaarheid van de ambtswoning voor mensen met een beperking.

Eind januari werd een website over „reproductieve rechten” van het ministerie van Volksgezondheid ontoegankelijk gemaakt. De website was een belangrijke hulpbron voor informatie over abortus en de pil. Er was onder meer te vinden waar abortus is toegestaan, wat iemands rechten en plichten zijn, en welke hulp wordt gedekt door Amerikaanse zorgverzekeringen.

Milieudata

„In Trumps vorige termijn verdwenen vooral rapporten en webpagina’s”, zegt Beth Jarosz per mail. Ze is vicepresident van de Association of Public Data Users (APDU), een organisatie van onderzoekers en bibliothecarissen die zich inzetten voor goede openbare overheidsbronnen. Ze vreest dat deze keer ook gegevens die periodiek bijgehouden worden, over bijvoorbeeld klimaat, werkgelegenheid en gezondheid, het doelwit kunnen worden van overheidsingrijpen.

Ze wijst op de mogelijke invloed van Project 2025. Dat conservatieve programma bevat aanbevelingen over hoe de regering van Trump de overheid, inclusief de online-kant daarvan, naar conservatieve waarden kan herinrichten. De auteurs pleiten volgens Jarosz niet alleen voor het weghalen van webpaginas van de overheid die met diversiteit te maken hebben, maar ook voor een verbod op het verzamelen van data over ras en gender, bijvoorbeeld bij statistieken over werkgelegenheid.

Project 2025 bepleit ook ontmanteling van de National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA), de Amerikaanse instantie die onder andere weerstations beheert. De dienst zou te alarmistisch zijn over klimaatverandering, private partijen zouden de taken moeten overnemen. Het verlies van data van NOAA zal enorme gevolgen hebben voor onder andere vliegtuigmaatschappijen, defensie en de wetenschappelijke wereld, schreef The New York Times in november 2024. Als die geen onafhankelijke informatie over weer en klimaat meer kunnen krijgen, kunnen zij niet goed functioneren.

Door de afbouw van dit soort bureaus staat dataverzameling op het spel, vrezen onderzoekers. „Dat staat zelfs nadrukkelijker in Project 2025 dan het weghalen van openbare informatie”, zegt Jarosz. Volksgezondheidsgegevens „worden momenteel niet meer bijgewerkt”, zegt Jarosz. „Het cruciale wekelijkse mortaliteitsrapport van Volksgezondheid is al opgeschort.” Begin januari overleed voor het eerst in de VS iemand door de vogelgriep, maar de meest actuele informatie over de ziekte is niet op overheidssites te vinden.

Trump verbood functionarissen bovendien elke vorm van publieke communicatie, zeiden ambtenaren tegen The New York Times. „Overheidsgegevens ondersteunen alles, van federale investeringen tot lokale rookmelder-inspectieprogrammas”, zegt Jarosz. „Hieraan tornen schaadt vrijwel iedereen.”


Israël verbiedt VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen. Dit zijn de gevolgen voor Gaza

Nog één dag en dan moeten de kantoren leeg zijn. Israël heeft UNRWA, de organisatie van de Verenigde Naties voor Palestijnse vluchtelingen, opgedragen om uiterlijk donderdag twee gebouwen in bezet Oost-Jeruzalem te ontruimen. De werkvisa van internationale medewerkers van UNRWA verlopen deze woensdag al; zij worden overgeheveld naar de Jordaanse hoofdstad Amman.

Dit alles is het gevolg van twee wetten die Israël over UNRWA aangenomen heeft. In bezet Oost-Jeruzalem – dat Israël als integraal deel van het eigen land ziet – wordt de organisatie geheel verboden. Daarbuiten mag ze blijven bestaan, maar wordt het Israëliërs verboden om contacten met de organisatie te onderhouden.

De wetten hebben potentieel grote consequenties voor de Gazastrook, waar UNRWA veruit de belangrijkste verstrekker van noodhulp is. Die hulp wordt, volgens de afspraken van het staakt-het-vuren, door het Israëlische leger tot de Gazastrook toegelaten. Maar dat mag dus geen contact meer hebben met de ontvanger aan Gazaanse kant.

Voertuigen van UNRWA rijden op 21 januari in de buurt van Rafah. Foto Haitham Imad/EPA

Israël stelt dat de taken van UNRWA overgenomen kunnen worden door ngo’s of een ander deel van de Verenigde Naties. Maar in Gaza, zegt de Rotterdamse hoogleraar humanitaire studies Thea Hilhorst, fungeert UNRWA als een soort overheid. „Die kun je er niet zomaar tussenuit halen. Hoe zou de Nederlandse gezondheidszorg functioneren als ze het morgen ineens zonder overheid moet stellen? Als andere partijen bijvoorbeeld de onderwijstaak van UNRWA zouden moeten overnemen, zou het jaren duren om dat in goede banen te leiden.”

Volgens het Peace Research Institute Oslo zullen humanitaire operaties in Gaza door het verbod hun „operationele ruggengraat” verliezen, waardoor de distributie van hulp ook voor andere partijen extreem moeilijk wordt. Die organisaties zijn bovendien woedend op de manier waarop Israël hun zusterclub aanpakt. Een „rechtstreekse aanval op de VN”, noemt Hilhorst het.

Daar komt bij dat hulporganisaties wereldwijd onder zware druk staan sinds het aantreden van Donald Trump als president van de Verenigde Staten. Door het intrekken van Amerikaanse subsidies vrezen veel organisaties in het Midden-Oosten dat ze medewerkers moeten ontslaan en hun werkzaamheden moeten staken.

Recht op terugkeer

UNRWA werd opgericht in 1949, een jaar nadat Israël zo’n 750.000 Palestijnen had verdreven om een eigen staat te kunnen stichten. Die vluchtelingen raakten verspreid over de Palestijnse gebieden, maar ook over de buurlanden Jordanië, Syrië en Libanon. Ook de nakomelingen van de verdrevenen van 1948 staan als vluchteling geregistreerd; inmiddels zijn dat er tegen de zes miljoen. Zij hebben allen het recht op terugkeer naar het grondgebied van hun voorouders. Israël weigert dat recht te erkennen.

Israël is bezig met een grootschalige campagne om UNRWA verdacht te maken. Wie de organisatie googelt, krijgt eerst een gesponsorde post van de Israëlische regering met „de waarheid over UNRWA”. Israël beschuldigt de organisatie onder meer van banden met Hamas.

Lees ook

Nederland wacht met overmaken UNRWA-bijdrage, terwijl humanitaire situatie in Gaza schrijnend is

Minister Caspar Veldkamp (NSC, Buitenlandse Zaken) tijdens een debat in de Tweede Kamer over het Midden-Oosten op 21 januari.

Die strategie van de Israëlische regering komt neer op het „recyclen van weerlegde beschuldigingen”, zegt Hilhorst. „Het is platte politieke propaganda. Israël houdt UNRWA er ook verantwoordelijk voor dat de hulp aan Gaza niet goed doorkwam toen daar gevochten werd. Een rookgordijn, om de aandacht van de eigen schuld af te leiden. Israël heeft zelf die hulp tegengehouden.”

Fundamenteel zit het Israël onder meer dwars dat de vluchtelingenstatus niet alleen geldt voor degenen die het in 1948 verdreven heeft, maar ook voor hun nazaten. Evenmin zint het Israël dat UNRWA het recht op terugkeer van al die vluchtelingen naar Israëlisch grondgebied benadrukt. „Maar Israël kan de rechten van Palestijnen niet wegfantaseren door simpelweg UNRWA te verbieden”, zegt Hilhorst.

Een man loopt voor een UNRWA-gebouw in de Gazastrook, dat is verwoest door Israëlische bombardementen. Foto Omar Al-Qattaa/AFP

Jeruzalem

Vooruitlopend op het verbod heeft UNRWA een groot hoofdkantoor in bezet Oost-Jeruzalem zo goed als ontruimd. „Je moet het zien als een kleine universiteitscampus”, zegt Lex Takkenberg, die dertig jaar voor de VN-organisatie werkte, onder meer als operationeel directeur en chef ethiek. Die compound beslaat 3,4 hectare en is naar schatting 70 tot 100 miljoen dollar (67 tot 96 miljoen euro) waard.

Al langer hebben Israëlische projectontwikkelaars hun oog laten vallen op het complex, dat direct aan West-Jeruzalem grenst. De verwachting is dat de Israëlische politie de locatie vannacht zal bewaken; vermoedelijk zal het terrein op termijn in een illegale nederzetting transformeren. UNRWA, zegt Takkenberg, zag de bui hangen en heeft de inboedel – „documenten, archieven, auto’s, computers” – naar de Palestijnse stad Ramallah verplaatst.

Het internationale personeel vormt maar een klein deel van de dertigduizend UNRWA-medewerkers; het grootste deel zijn Palestijnen. De meesten van hen kunnen vooralsnog op scholen en klinieken van de organisatie blijven werken, verwacht Takkenberg. „In Gaza beheert UNRWA alle vrachtwagens, loodsen en distributiecentra. Het is erg onhandig als de ontvangende partij van de noodhulp geen contact mag hebben met de partij die de hulp toelaat. Want Israël blijft volgens het bestand verplicht om zeshonderd vrachtwagens per dag toe te laten.”

Ondanks alle retoriek die het tegen de organisatie in stelling brengt, zou Israël UNRWA dankbaar moeten zijn, aldus Takkenberg, die tegenwoordig actief is als adviseur van de Jordaanse ngo Arab Renaissance for Democracy and Development. „Want eigenlijk is Israël volgens het internationaal recht verantwoordelijk voor het wel en wee van de bevolking in het gebied dat het bezet houdt. Dus ook voor scholing en gezondheidszorg. UNRWA neemt het land een flinke taak uit handen.”

Lees ook

In opspraak geraakte VN-organisatie UNRWA is al sinds 1949 onmisbaar voor de Palestijnen

Uitzicht vanaf het dak van de UNRWA-meisjesschool in Jalazone over de scheidingsmuur en de olijfgaard naar de Israëlische nederzetting Beit El.


Hoe Rwanda het lot van Oost-Congo blijft bepalen

De geschiedenis herhaalt zich. Opnieuw hebben de M23 de Oost-Congolese stad Goma ingenomen, onder regie van Rwanda. Zo ging het ook in 2012. Er zijn ook grote verschillen: waar de Tutsi-militie toen na een week onder internationale druk vertrok, is Rwanda nu van plan te blijven. En van internationale druk is geen sprake.

Een zwakke en corrupte Congolese overheid, een krachtig en efficiënt leger van buurland Rwanda en tientallen lokale milities in een vruchtbaar maar etnisch verdeeld gebied vormen de voedingsbodem voor de eindeloze oorlog in Oost-Congo. Ook in de Congolese hoofstad Kinshasa loopt de spanning op. Dinsdag zijn de ambassades van onder meer Nederland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Oeganda en Rwanda aangevallen door boze demonstranten.

Alles wijst erop dat M23 de veroverde gebieden niet op zal geven. Gefinancierd en geleid door Rwanda opereren M23-strijders steeds meer als een regulier leger. Mogelijk volgt inname van de steden Bukavu en Uvira. De Verenigde Naties waarschuwen al voor een regionale oorlog waarin ook buurlanden zoals Oeganda en Burundi kunnen worden meegetrokken.

In het verleden heeft internationale druk op Rwanda effect gesorteerd. Een derde van de begroting van het land bestaat uit donorhulp, waardoor het land afhankelijk is van westerse landen en investeerders. In 2012 liep Kigali 240 miljoen dollar aan hulp mis vanwege de bezetting van Goma. Toenmalig president van de Verenigde Staten Barack Obama vroeg de Rwandese president Paul Kagame de steun aan M23 te beëindigen. Binnen enkele maanden stopte de militie zijn oorlog in Oost-Congo en stortte in.

Dit keer hoeft Rwanda zo’n verzoek niet te verwachten. Dat komt niet alleen door de onbeholpen diplomatie van de Congolese president Félix Tshisekedi en de sluwheid van Kagame op het wereldtoneel, maar vooral doordat de economische belangen van het Westen in de regio groot zijn. Zo sloot de EU afgelopen jaar een belangrijk akkoord met Rwanda over de uitvoer van grondstoffen.

Inwoners van Goma gaan water halen in het Kivumeer.
Foto ALEXIS HUGUET/AFP
Een stuk niet-ontploft munitie ligt in een goot in Goma, samen met een weggeworpen deel van een politie-uniform.
Foto AFP

Volgens Jason Stearns, auteur van verscheidene boeken over Congo, moeten daarom ook partijen buiten de internationale politiek hun verantwoordelijkheid nemen om Rwanda tot inkeer te brengen. „De Amerikaanse basketbalcompetitie NBA werkt samen met Rwanda in de Basketball Africa League. ‘Visit Rwanda’ staat op de shirts van voetbalclubs als Paris Saint-Germain en Arsenal. Het land wil een Formule 1-race organiseren. En Kagame verschijnt graag met beroemdheden als acteur Idris Elba en hiphopartiest Kendrick Lamar, in de hoop dat iets van hun roem op hem zal afstralen”.

Lees ook

In de gewapende anarchie van Oost-Congo waant geen burger zich nog veilig

Zuid-Afrikaanse militaire voertuigen nabij Sake, in het oosten van de Democratische Republiek Congo.

Dominante rol

De M23-militie breidde haar grondgebied de afgelopen maanden flink uit, meer dan ze ooit heeft gecontroleerd. Volgens verscheidene rapporten van een VN-expertgroep was de hulp van Rwanda daarbij essentieel: Kigali stuurde duizenden militairen van de eigen krijgsmacht de grens over, leverde grond-luchtdoelraketten, sluipschutters, pantservoertuigen en speciale troepen. In veroverde gebieden zet de M23 haar eigen bestuursstructuren op, heft belastingen en formaliseert de illegale uitvoer van onder meer coltan, een erts, naar Rwanda. Tutsi’s uit omliggende landen worden er gevestigd en voorzien van nieuwe identiteitspapieren.

Al ruim dertig jaar bepaalt Rwanda de gebeurtenissen in het gebied van de Grote Meren, dat Rwanda, Burundi, Oeganda en delen van de Democratische Republiek Congo omvat. Die dominante rol begon in 1994 in de nasleep van de genocide waarbij de Hutu’s in Rwanda zeker 800.000 Tutsi’s hebben gedood. Honderdduizenden Hutu’s trokken vanuit de Rwandese heuvels naar het oosten van Congo. Giftige etnische spanningen en haat kregen de vrije loop, bewoners bewapenden zich en rebellengroepen nestelden zich rond de vulkanen. Er opereren inmiddels meer dan honderd groepen van opstandelingen die gebruik maken van de overvloed aan makkelijk te ontginnen grondstoffen.

Lees ook

De Oost-Congolese stad Goma valt ten prooi aan de rebellen van M23 en Rwanda

Ontheemden vluchten uit vluchtelingenkampen voor de gevechten tussen M23 en het leger van Congo.

Oorlogsmisdaden

Twee jaar na de genocide in Rwanda ging het Rwandese leger in Congo op jacht naar de Hutu-extremisten. Tegelijk werd met een coalitie van rebellengroepen en linkse Afrikaanse regimes de Congolese dictator Mobutu Sese Seko verdreven. Het was de opmaat naar wat Afrika’s „eerste wereldoorlog” ging heten. Twee jaar later bezette Rwanda zelf een groot deel van Oost-Congo en stelde een eigen bestuur in.

Conglozen die de strijd in Goma zijn ontvluchten, komen aan in een opvangcentrum in Rwanda.
Foto Thomas Mukoya/Reuters

Na het einde van de oorlog in 2003 door onder meer bemiddeling van Zuid-Afrika veranderde Kigali van tactiek door lokale gewapende groepen op afstand te controleren, zoals het Congrès National pour la Défense du Peuple (CNDP). Drie jaar nadat die groep in 2009 een vredesakkoord met de Congolese regering sloot, kwam een groep Tutsi-soldaten, vooral voormalige leden van het CNDP, in het Congolese regeringsleger in opstand. Dat verzet markeerde de oprichting van de M23, die haar bestaan rechtvaardigde met het argument dat de regering het vredesakkoord niet had nageleefd.

De afgelopen maanden vormde M23 coalities met andere milities, waardoor de groep niet meer uitsluitend uit Tutsi’s bestaat. Toch is M23 verre van geliefd in Congo. Alle door Rwanda gesteunde groepen hebben namelijk ernstige misdrijven begaan. Militieleider Bosco Ntaganda werd door het Internationale Strafhof in Den Haag veroordeeld tot dertig jaar cel wegens misdaden tegen de menselijkheid. Mede vanwege die beruchte reputatie houden de Oost-Congolezen in en rond Goma hun adem in. Sommigen zijn naar Rwanda gevlucht.

Vluchtelingen uit Congo arriveren in een opvangcentrum in Rwanda.
Foto Thomas Mukoya/Reuters


Mensenrechten in Bangladesh worden nog steeds geschonden, al is het doelwit nu anders

In Bangladesh vinden nog steeds schendingen van de mensenrechten plaats, ook onder de interim-regering die het land sinds de zomer leidt. Vooral vermeende aanhangers van het vorige, verdreven regime zijn daar nu slachtoffer van. Dat schrijft Human Rights Watch in een rapport over de huidige situatie in het land.

In wat wel de Moesson-revolutie wordt genoemd kwam in augustus vorig jaar een eind aan het vijftienjarig bewind van Sheik Hasina, leider van de politieke partij Awami League. Zij ontvluchtte het land met een helikopter na aanhoudende studentenprotesten en verblijft sindsdien in buurland India.

Een interim-regering onder leiding van econoom en Nobelprijswinnaar Muhammad Yunus probeert het land sindsdien te hervormen. Maar Human Rights Watch signaleert dat die tijdelijke regering wordt ondermijnd door „krachtige en gepolitiseerde veiligheidsdiensten”. Aanhangers – of vermeende aanhangers – van de Awami League zijn nu de dupe van repressie.

Vooral studenten namen deel vaa de ‘Mars voor eenheid’ eind vorig jaar in Dhaka.Foto Mahmud Hossain Opu/AP

Duizend zaken

In de eerste twee maanden nadat de interim-regering aan de macht kwam, werden meer dan duizend zaken aangespannen tegen Awami-leden die werden beschuldigd van moord en corruptie. Maar in veel gevallen lijkt alleen al de schijn van een relatie met met Hasina’s politieke partij voldoende voor een aanklacht, zo waarschuwden ook eerder Bengaalse mensenrechtenadvocaten.

Lees ook

Hoe gaat Bangladesh verder na de studentenrevolutie?

Hoe gaat Bangladesh verder na de bloedige revolutie?

De studentenorganisaties die de protesten van afgelopen zomer organiseerden, stelden destijds af te willen van door wraak gedreven politiek tussen de verschillende politieke partijen. Een van de organisatoren zegt nu tegen HRW: „In de geschiedenis van Bangladesh heeft iedereen, ongeacht wie er aan de macht is geweest, bloed moeten vergieten om de democratie te herstellen. Wij willen dat dit stopt en daarvoor zijn diepgaande hervormingen nodig.”

Activisten wijzen er in het rapport op dat de critici van het vorige regime kenmerken van dezelfde intolerantie vertonen. Zo zijn sinds augustus moordaanklachten ingediend tegen ten minste 140 journalisten in verband met hun berichtgeving over de Moesson-revolutie en meer dan 150 persaccreditaties ingetrokken. Gevraagd naar de strafzaken tegen journalisten zei Yunus dat de aanklachten waren ingediend „volgens de oude wetten en praktijken”, waarmee hij volgens HRW benadrukte dat het doelwit van de politie zonder structurele hervormingen weliswaar kan veranderen, maar hun handelen niet.

Ook leden van de hindoe-minderheid in Bangladesh zijn slachtoffer van geweld, meestal gepleegd door groepen die islamistisch extremisme aanhangen. Tot eind oktober heeft de interim-regering 88 gevallen van geweld tegen hindoes geregistreerd. Volgens hindoes is dat aantal slechts een topje van de ijsberg. Zij zeggen dat ook hun winkels, woningen en heilige plaatsen op grote schaal worden vernield.

Activisten protesteerden begin vorig jaar tegen de verkiezingen die in hun ogen eenzijdig waren verlopen. Foto Mahmud Hossain Opu/AP

Rohingya-vluchtelingen

Tegelijkertijd is de situatie voor Rohingya-vluchtelingen in grote opvangkampen in Bangladesh onveranderd penibel. Ongeveer een miljoen Rohingya, waarvan het grootste deel Myanmar na een militaire coup in 2021 is ontvlucht, verblijven hier al jaren. Volgens The Guardian heeft de interim-regering van Bangladesh sinds begin januari meerdere groepen teruggestuurd naar Myanmar, waar zij hun leven niet zeker zijn.

Ook de regering van Hasina had al aangegeven dat Bangladesh geen vluchtelingen meer wilde opnemen. HRW stelt in het rapport dat bewoners van vluchtelingenkampen ten tijde van het regime van Hasina te maken kregen met afpersing door lokale politie-eenheden.

De recente berichten over teruggestuurde groepen kunnen volgens Sreeparna Banerjee, Myanmar-deskundige verbonden aan de Indiase denktank Observer Research Foundation, duiden op „strengere handhaving tegen de achtergrond van toegenomen zorgen over veiligheid en instabiliteit in de regio, door de aanhoudende oorlog in Myanmar zelf”. Het zou gaan om het wegsturen aan de grens en de uitzetting van vluchtelingen die al in Bangladesh zijn.

De grens tussen beide landen is echter poreus. Tijdens een ontmoeting met de VN-gezant voor vluchtelingenzaken sprak interim-regeringsleider Yunus van een „influx” van zo’n honderdduizend Rohingya’s. Hij stelde dat meer internationale hulp nodig is bij de opvang.

De hervormingen die Yunus wil doorvoeren in het veiligheidsapparaat moeten volgens de mensenrechtenorganisatie de bescherming van minderheden garanderen.

Voor het onderzoek sprak HRW met dertig ooggetuigen en slachtoffers, acht leden van de veiligheidstroepen en drie van de interim-regering.