Als de Hongkongse miljardair Li Ka-shing had gedacht zichzelf van een kopzorg te verlossen door zijn havenactiviteiten aan het Panamakanaal te verkopen, heeft hij zich lelijk misrekend.
Deze maand maakte het conglomeraat CK Hutchison – formeel geleid door de zoon van de 96-jarige Li – bekend alle belangen in havens buiten China en Hongkong te verkopen aan een consortium geleid door de Amerikaanse vermogensbeheerder Blackrock. Behalve om twee havens in Cristóbal en Balboa, aan beide uiteinden van het Panamakanaal, ging het om activiteiten in nog eens 41 havens, verspreid over 22 andere landen. Daaronder is de containerterminal van ECT op de Rotterdamse Maasvlakte.
Lees ook
Twee ‘Chinese’ havens aan het Panamakanaal worden Amerikaans
Volgens CK Hutchison ging het om een puur „commerciële transactie”. Toch lijkt de deal – ter waarde van ruim 21 miljard euro – moeilijk los te zien van uitspraken van de Amerikaanse president Donald Trump, die beweert dat China de belangrijke vaarroute tussen de Atlantische en Grote Oceaan beheerst. Trump vierde de voorgenomen verkoop dan ook als een eerste stap om het Panamakanaal „terug te pakken”. Een anonieme betrokkene zei tegen zakenkrant de Financial Times dat CK Hutchison „besefte dat dit een politiek hoofdpijndossier was”.
Maar als Li zaterdag de Hongkongse Ta Kung Pao heeft opengeslagen, zal hij zich hebben gerealiseerd dat deze hoofdpijn niet met een paracetamolletje verholpen is. „De grote ondernemers die schitteren in de annalen van de nationale geschiedenis, zijn als grote generaals, die standvastig en dapper het nationale belang beschermen”, schreef de China-gezinde krant in een vlammend commentaar. Zij „richten hun kompas op de sterren van het moederland, en delen het lot van hun volk”.
Het artikel somde een reeks van deze helden op. Zoals Zhang Jian, die eind negentiende eeuw een katoenfabriek begon in Nantong en zo mede aan de wieg stond van de industrialisering van het toen nog „arme en zwakke” China. En ook was daar Ren Zhengfei, oprichter van elektronicagigant Huawei, die met „heroïsche acties” de „technologische soevereiniteit van de Chinese telecomindustrie” heeft verdedigd toen het bedrijf werd getroffen door Amerikaanse sancties. De 96-jarige Li Ka-shing, met een geschat vermogen van ruim 34 miljard euro de rijkste man van Hongkong, hoort in dit rijtje niet thuis, is de boodschap.
Tussen twee vuren
Het commentaar werd nog dezelfde dag integraal overgenomen op de website van het Bureau voor Hongkongse en Macaose Zaken in Beijing. Dat gebeurde ook met een eerder artikel waarin „volkomen begrijpelijke” afwijzende reacties van Chinese internetgebruikers werden aangehaald op de deal. Die zou onder Amerikaanse druk tot stand zijn gekomen en een gevaar vormen voor de Chinese scheepvaart en voor China’s wereldwijde infrastructuurproject, de ‘nieuwe zijderoute’. CK Hutchison zou nog eens goed over de verkoop na moeten denken.
Volgens analisten probeert Beijing op deze manier druk op Li uit te oefenen om de verkoop af te blazen. Dat is niet eenvoudig, volgens Lau Siu-ka, verbonden aan een Hongkongse denktank. „Hij zit tussen twee vuren en kan het nooit goed doen”, citeert de South China Morning Post hem. Vasthouden aan de verkoop brengt CK Hutchison in conflict met China, waar het grote financiële belangen heeft. Blaast het de deal wel af, dan loopt het juist gevaar door mogelijke Amerikaanse strafmaatregelen.
Ook voor Beijing zelf is het voorzichtig manoeuvreren, denkt Lau. Als het beeld ontstaat van een politieke ingreep in een zakelijke overeenkomst, schaadt dat volgens hem het investeringsklimaat in Hongkong. „Dat zal Beijing niet willen.”
Een andere mogelijkheid is dat Beijing de verkoop juridisch aanvecht. Aangezien de activiteiten van CK Hutchison in China en Hongkong buiten de deal vallen, is onduidelijk of dat mogelijk is.
Een woordvoerder van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken wilde op vragen daarover tijdens een persconferentie dinsdag niet ingaan. „Laat me benadrukken dat China in algemene zin sterk gekant is tegen […] economische dwang, hegemonie en treiterij”, zei ze slechts.
Hoeveel invloed hebben de Iraniërs op de Houthi’s? Duidelijk is dat Iran de Jemenitische strijdgroep voorziet van geld, wapens en technologie. Zonder Iraanse steun hadden de rebellen zich nooit kunnen ontpoppen tot een regionale machtsspeler die de afgelopen anderhalf jaar met drone- en raketaanvallen jaar het internationale scheepverkeer in de Rode Zee wist af te knijpen. Tegelijkertijd benadrukken analisten dat de Houthi’s wel degelijk onafhankelijk van Iran handelen en er een eigen agenda op nahouden.
De Amerikaanse president Donald Trump twijfelt niet aan de rol van Iran. Maandag plaatste hij een bericht op zijn platform Truth Social waarin hij Iran geheel verantwoordelijk stelt voor de aanvallen van de Houthi’s op de scheepvaart: „Elk schot dat wordt afgevuurd door de Houthi’s zal vanaf nu worden gezien als een schot afgevuurd door de wapens en het leiderschap van IRAN, en IRAN zal verantwoordelijk worden gehouden en de gevolgen dragen, en die gevolgen zullen onverbiddelijk zijn!”
Houthi-soldaten inspecteren de schade aan een evenementenhal in Sanaa, 20 maart, die is getroffen door Amerikaanse luchtaanvallen. Foto Yahya Arhab/EPA
De zaterdag ervoor waren Amerikaanse schepen en gevechtsvliegtuigen begonnen met luchtaanvallen op onder meer militaire bases, luchtafweer en raket- en radarsystemen van de Houthi’s, die het westen van Jemen in handen hebben. De Amerikaanse campagne moet de vrije scheepvaart op de Rode Zee garanderen, stelde de Amerikaanse minister Pete Hegseth (Defensie) in een interview met Fox News.
De Houthi’s begonnen met hun aanvallen op schepen na het uitbreken van de Gaza-oorlog in oktober 2023, naar eigen zeggen in solidariteit met Hamas en de Palestijnen. Ze pauzeerden de aanvallen bij het ingaan van het staakt-het-vuren in Gaza, afgelopen januari. Het hervatten van de Israëlische oorlogsvoering in Gaza, dinsdagnacht, werd door de Houthi’s diezelfde dag nog beantwoord met een raketaanval op Israël. Het Israëlische leger wist die raket te onderscheppen.
Tot nu lijken de Amerikaanse aanvallen de Houthi’s nog niet af te schrikken. „We zullen op escalatie reageren met escalatie”, zei Houthi-leider Abdul Malik al-Houthi zondag in een toespraak. De groep bestookte Amerikaanse oorlogsschepen sindsdien meermaals met raketten en drones. Die lijken geen schade te hebben aangericht.
Zwalkend beleid
Trumps besluit om een nieuwe luchtcampagne tegen de Houthi’s te lanceren is de meest recente wending in het zwalkende beleid van de VS ten opzichte van de Houthi’s.
In het staartje van zijn eerste termijn in het Witte Huis, in 2021, bestempelde Trump de Houthi’s als terroristische organisatie. President Joe Biden draaide dat besluit vrijwel meteen terug, in een poging om de groep aan de onderhandelingstafel te krijgen met de regering van Jemen en om makkelijker hulp te kunnen bieden aan noodlijdende Jemenieten.
Toen de Houthi’s begonnen met hun aanvallen in de Rode Zee, herstelde Biden toch weer gedeeltelijk de terreurstatus van de groep. Hij ging nog niet zover om de groep een tweede keer op de strengste Amerikaanse terreurlijst te plaatsen. Trump deed dat begin deze maand wel.
In de tussentijd hebben de Houthi’s hun macht alleen maar verder weten uit te breiden, zegt Nadwa al-Dawsari, een Jemen-expert die gelieerd is aan de Amerikaanse denktank Middle East Institute. „De afgelopen tien jaar weigerden de Houthi’s deel te nemen aan onderhandelingen. Sterker nog, ze hebben misbruik gemaakt van de onderhandelingen om er voordeel uit te halen.” Juist na Bidens diplomatieke handreiking wist de groep aanzienlijke terreinwinst te boeken met een nieuwe offensief.
Houthi-aanhangers bij demonstratie op 17 maart in Sanaa tegen de VS en Israël.Foto Osamah Abdulrahman/AP
Ook op militair vlak boekten tegenstanders van de Houthi’s weinig succes. De rebellen wisten zich tussen 2015 en 2022 te handhaven in hun oorlog met Saoedi-Arabië en bondgenoten, en de Verenigde Staten en het Verenigde Koninkrijk slaagden er de afgelopen anderhalf jaar niet in om de Houthi’s met luchtaanvallen te bedwingen. De strijdgroep bleef doorgaan met het bestoken van de scheepvaart.
Lees ook
Houthi’s blijven Israël vanuit Jemen bestoken en versterken zo hun positie in eigen land
Als de door Trump gelanceerde luchtaanvallen niet gepaard gaan met het ondersteunen van het Jemenitische staatsleger op de grond, zullen ze op de lange termijn geen resultaten opleveren, zegt Al-Dawsari. „Zolang de Houthi’s nog veel gebied beheersen, kunnen ze zich makkelijk aanpassen aan de nieuwe luchtaanvallen. Bijvoorbeeld door vernietigde wapenvoorraden aan te vullen via smokkelroutes, en nieuwe strijders te rekruteren door de indoctrinatie van kinderen.”
Druk op Iran
Mogelijk gebruikt Trump de Houthi’s om druk op Iran uit te oefenen en dat land zo aan de onderhandelingstafel te krijgen. Vorige week nodigde de Amerikaanse president de Iraniërs per brief uit om te onderhandelen over een nucleaire deal. In zijn eerste termijn stapte Trump uit een soortgelijk akkoord, uit 2015, dat ook moest voorkomen dat Iran atoomwapens zou ontwikkelen.
Het blijft ingewikkeld om te speculeren wat Trumps dreigementen doen met de relatie tussen Iran en de Houthi’s, zegt Al-Dawsari. Aan de ene kant zijn de Houthi’s volgens haar een van de laatste nog volledig overeind staande Iraanse bondgenoten, na de val van het Assad-regime in Syrië en het verzwakken van Hezbollah in Libanon door de oorlog met Israël.
Toch is het volgens haar denkbaar dat Iran afstand neemt van de Houthi’s om zichzelf te beschermen. „Trump was er heel duidelijk over dat hij Iran verantwoordelijk zou houden voor aanvallen van de Houthi’s. Als puntje bij paaltje komt, is het Iraanse regime pragmatisch genoeg om het overleven van vier jaar Trump te verkiezen boven het helpen van zijn bondgenoten in Jemen.”
Karstbergen, het Westmeer in Hangzhou en de minder bezochte steden Wuyishan en Xiamen: reisorganisatie Djoser heeft zijn Azië-aanbod dit jaar uitgebreid met een derde reis naar China. In 21 dagen voert die door het oosten van het land. „Wij geloven in China als bestemming”, zegt Djoser-oprichter Herman van der Velde.
De afgelopen jaren werd dat geloof wel beproefd. Na de coronapandemie was China een van de laatste landen die de grenzen weer openden, begin 2023. En hoewel de markt vorig jaar aantrok, is het aandeel Nederlanders dat naar China reisde nog niet terug op het niveau van voor 2019, pre-corona, laat de ANVR weten.
Niet alleen in China, maar in vrijwel héél Azië waren in 2024 minder toeristen dan voor corona, blijkt uit cijfers van UNTourism. In 2024 ontvingen de Aziatische landen samen 87 procent van de toeristen die in 2019 kwamen. Het valt des te meer op omdat vrijwel alle andere regio’s in de wereld wel dezelfde aantallen of meer toeristen zagen terugkeren. In Europa is het bijvoorbeeld meer: 101 procent.
Ook binnen Azië zijn er grote verschillen, zo groeiden inkomsten uit toerisme in Japan juist sterk, meldt UNTourism. Herman van der Velde zag het succes van Japan terug in de boekingen vanuit Nederland bij Djoser. Dat komt deels door de inflatie daar, denkt hij. „Japan is als bestemming binnen het financiële bereik van meer Nederlanders gekomen.”
Ook de groei van toerisme in Japan kan niet goedmaken dat Azië als geheel achterblijft ten opzichte van andere regio’s. Hoe komt dat?
Lees ook
Minder bezoekers naar China: ‘Het sentiment is heel erg veranderd’
Experts wijzen op de gedaalde bezoekersaantallen in China, die de een wijt aan de hardhandige corona-aanpak of de angst voor nieuwe pandemieën, en de ander aan het verslechterde imago van China door zijn opstelling jegens de Russische oorlog in Oekraïne. Beijing tracht het toerisme aan te wakkeren, onder meer door het voor burgers van 38 landen, waaronder Nederland, makkelijker te maken om China zonder visum te bezoeken.
In China staan bezoekers in de rij voor het beroemde terracottaleger in Xi’an. China trekt minder toeristen dan voorheen. Foto Kevin Frayer/Getty Images
Scamcentrum
Op hun beurt proberen andere Aziatische landen juist meer Chinezen te lokken. Want niet alleen reizen minder mensen naar China, Chinezen zelf reizen ook minder naar andere landen. In 2019 ondernamen 155 miljoen Chinezen een internationale trip terwijl dat er in 2023 87 miljoen waren, volgens cijfers van de China Tourism Academy, onderdeel van het Chinese ministerie van Toerisme.
Vooral Thailand had hier last van: Chinezen zijn er de grootste groep toeristen. Waar er in 2019 nog 11 miljoen per jaar kwamen, was dat in 2024 nog geen 7 miljoen, schrijft de South China Morning Post op basis van gegevens van onderzoeksbureau Dragon Tail International. Een aantal incidenten in Thailand met Chinese burgers hielp niet mee. Zo verdween recent een Chinese acteur die dacht dat hij naar een casting voor een film in Thailand ging. Enkele dagen later bleek hij naar een zogenoemd scamcentrum in het door oorlog geteisterde Myanmar te zijn ontvoerd.
Lees ook
Ontvoering acteur leidt tot debat over cyberscams
Vanuit dit soort callcentra, vaak geleid door Chinezen, worden op grote schaal oplichtingspraktijken uitgevoerd. Na de vrijlating van de acteur nam de Thaise premier een filmpje op waarin zij met behulp van kunstmatige intelligentie in het Mandarijn Chinese toeristen beloofde dat zij veilig zullen zijn in Thailand. Maar de schade was al aangericht. Volgens de Bangkok Post annuleerde een groot aantal Chinezen hun nieuwjaarstrip naar Thailand.
Dat Chinezen minder zijn gaan reizen hangt volgens Marina Novelli, toerisme-onderzoeker aan de universiteit van Nottingham, vooral samen met de „onzekere economische situatie” daar. „Ook speelt mee dat luchtvaartmaatschappijen het aantal betaalbare vluchten nog altijd niet op het oude niveau hebben gebracht.”
Klein pensioentje
Ook gewoontevorming speelt een rol. De Chinese Junya Qian (34), die bij een techbedrijf werkt, reist sinds de pandemie vrijwel alleen nog voor werk naar het buitenland, vertelt ze. Ze voelt privé minder de noodzaak, zegt ze, om internationaal te reizen. Terwijl ze dat voor corona veel deed. „De zorgen om de pandemie zijn verdwenen, maar ik merk dat ik gewend ben geraakt aan hoe het leven in die jaren was. Toen reisde ik niet of alleen binnen China.”
Ze ziet om zich heen hoe veel Chinezen tijdens die jaren binnenlandse vakantiebestemmingen ontdekten. „De pandemie deed mensen realiseren dat er ook veel mooie plekken in China zijn om op vakantie te gaan, zoals Xinjiang of Tibet.” Beide regio’s zagen de aantallen toeristen de afgelopen jaren sterk stijgen. Xinjiang, waar de Chinese overheid zeer repressief optreedt tegen Oeigoeren en andere etnische minderheden uit naam van ‘anti-terrorismebeleid’ dat het gebied veiliger moet maken voor Chinese bezoekers, zag vorig jaar een recordaantal van driehonderd miljoen bezoeken van buiten de regio, 14 procent meer dan in het jaar ervoor.
Voor anderen is het vooral de moeizame economie die ze ervan weerhoudt naar het buitenland te reizen. De 67-jarige Yang Jie uit Chongqing houdt „erg van reizen” maar is sinds de pandemie het land niet meer uit geweest. Ze wil graag haar dochter bezoeken, die in Duitsland woont. Maar het pensioen dat ze krijgt als voormalig fabrieksarbeider is laag, zegt ze. En het lukt nauwelijks nog om geld bij te verdienen door zelfgemaakte kleding te verkopen op de markt, zoals ze eerder deed toen de economie beter was. „Veel mensen vrezen werkloosheid en geven geen geld uit. Ze moeten ook eten.”
Achteraf heeft Kim Haneul spijt dat hij in Noord-Korea nooit stiekem naar een Zuid-Koreaanse tv-serie heeft gekeken. Hij kende wel mensen die dat deden, maar deed zelf nooit mee. „Anders had ik Noord-Korea veel eerder verlaten”, verzucht de dertiger.
Maar zo liep het niet. Kims familie genoot een goede sociale status in Noord-Korea. Ze mochten in de hoofdstad Pyongyang wonen, wat alleen weggelegd is voor loyale burgers. En na tien jaar militaire dienstplicht mocht Kim lid worden van de Partij. Vanwege deze uitstekende achtergrond kwam hij in aanmerking om te werken in het buitenland, in zijn geval Rusland.
„Ik sprak in Pyongyang mannen die in dat land hadden gewerkt en met veel geld waren teruggekeerd, voor Noord-Koreaanse begrippen dan”, vertelt Kim in Leiden, waar hij te gast is voor een gesprek op de universiteit. „Ze vertelden me dat het echt extreem hard werken was, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, zonder vrije dagen.” Kim hoorde ze wel, maar zijn wens ook zoveel geld te verdienen, had de overhand. Hij betaalde zelfs steekpenningen om uitgezonden te worden. Hij zou vier jaar werken in de bouw, in Moskou, Chabarovsk en Novosibirsk.
Kim Haneul is niet zijn oorspronkelijke naam, maar de naam die hij tegenwoordig gebruikt, onder meer vanwege de veiligheid van zijn achtergebleven familie. Hij ontsnapte uiteindelijk van de Moskouse bouwplaats waar hij werkte en ook woonde.
Lees ook
Ontluisterende glimp achter de schermen van Noord-Korea
Gezin als ‘borg’
De mannen die hij in Pyongyang sprak, bleken gelijk te hebben. Kim en zijn Noord-Koreaanse collega’s werkten zeven dagen per week, vanaf 8 uur ’s ochtends. „We kregen één dag per jaar vrij, Nieuwjaarsdag, en als je een dag ziek was, werd er tien dagen loon ingehouden”, aldus Kim. Soms leerde hij bepaalde taken sneller uit te voeren, maar dat leverde hem geen vrije tijd op. „Dan kwam mijn [Noord-Koreaanse] chef met nieuwe taken. Hoe meer werk, hoe meer buitenlandse valuta hij kon binnen harken voor het regime.” Kims loon bleef altijd gelijk.
Noord-Korea stuurt al decennia dwangarbeiders naar onder meer Rusland, China en het Midden-Oosten, waar ze voor zeer lage lonen lange dagen maken. Het leeuwendeel van hun verdiensten gaat rechtstreeks naar het regime. In het verleden waren ze ook actief in Polen, waar ze werkten aan schepen voor Nederlandse bedrijven.
Momenteel werken naar schatting ruim honderdduizend Noord-Koreanen in het buitenland, die de afgelopen jaren honderden miljoenen euro’s verdienden voor het regime. Nauwkeurige cijfers ontbreken, onder meer omdat het inhuren van Noord-Koreanen in strijd is met VN-sancties.
Hoewel Kim zich vrijwillig aanmeldde, geldt hij toch als dwangarbeider. „In het algemeen gaan Noord-Koreanen graag in het buitenland werken, omdat ze ervan uitgaan dat ze, hoeveel de Partij ook inpikt, altijd met meer thuis komen dan ze in Noord-Korea zelf hadden kunnen verdienen”, vertelt de Leidse hoogleraar Koreastudies Remco Breuker. „Eenmaal in het buitenland begint de dwangarbeid. Hele lange dagen, moeilijke en gevaarlijke omstandigheden en geen mogelijkheid om ‘nee’ te zeggen of naar huis te gaan.”
Dwangarbeiders moeten een vrouw en minstens één kind hebben, die als ‘borg’ achterblijven in Noord-Korea
Vooral mannen uit de hogere sociale klassen worden uitgezonden. Zij komen alleen in aanmerking als ze een vrouw en minstens één kind hebben, die als ‘borg’ achterblijven en kunnen worden gestraft als de man niet terugkomt.
Kim trouwde kort voor hij werd uitgezonden en liet tegen betaling een valse verklaring opstellen dat zijn vrouw zwanger was. Kim heeft geen idee wat met zijn echtgenote en andere familieleden is gebeurd na zijn vlucht en schiet vol bij de vraag. „Ik heb verhalen gehoord van Noord-Koreanen die zijn gevlucht waarvan de familie niet gestraft is”, zegt Kim als hij zich heeft herpakt. „Aan die hoop klamp ik mij vast.”
Lees ook
In een Noord-Koreaanse grensgevangenis krijg je dertig maïskorrels per dag
Oorlog
In Noord-Korea geloofde Kim de staatspropaganda, maar in Rusland keek hij Russische televisie en kon hij later met een smartphone op internet. Kim groeide op met het idee dat Zuid-Koreanen in armoede leefden, maar zag in dramaseries juist hun rijkdom en vrijheid. „Ik voelde me bedrogen door de Noord-Koreaanse overheid”, aldus Kim. Hij zag een serie waarin Zuid-Koreaanse bouwvakkers over hun werk vertelden. „Daar klaagde iemand dat hij het zwaar vond dat hij maar 150 dollar per dag verdiende”, zegt hij met verbazing.
Zo hoorde hij ook over de Russische inval van Oekraïne, die onrust teweegbracht bij hem en zijn collega’s. „We waren bang dat we naar het slagveld zouden worden gestuurd, we hadden door de dienstplicht militaire ervaring”, zegt Kim. Dat Rusland overschakelde op een oorlogseconomie merkte hij nauwelijks, omdat hij het terrein nooit verliet en geen contact had met Russen. „De bouwmaterialen werden goedkoper en er kwamen soms minder opdrachten, maar dat was het wel.”
Een bouwvakker op het Rode Plein in Moskou in 2015. Beeld ter illustratie. Foto Alexander Nemenov/AFP
Gesprekken met Oezbeekse en Kazachse arbeiders deden zijn twijfels verder toenemen. „Zij verdienden 2.500 dollar per maand, terwijl ik daar nog geen tiende van kreeg.”
Toen het na vier jaar tijd was om terug te keren naar Noord-Korea, besloot Kim te vluchten. Hij wist ’s nachts weg te glippen door een gat in het hek rond het bouwterrein – dat hij al die tijd vrijwel niet had mogen verlaten – en belde de Zuid-Koreaanse ambassade, die Kim in contact bracht met een advocaat. Na enige tijd in de Russische asielopvang werd hij naar de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul gevlogen, waar hij nu woont en een nieuw leven probeert op te bouwen.
Aanvankelijk hoopte Kim dat hij zijn familieleden zou kunnen helpen vluchten. Van die hoop is weinig over. „De grens is bijna volledig gesloten, waardoor vluchten bijna niet mogelijk is”, zegt Kim. Zijn droom in Zuid-Korea is bescheiden: „Ik wil hier zo veel mogelijk leren, een fijne baan vinden en een normale Zuid-Koreaanse burger worden.”
Van alles wat Lee Zeldin, het nieuwe hoofd van het Amerikaanse agentschap voor milieubescherming (EPA), de komende tijd wil afschaffen en terugdraaien is de zogeheten endangerment finding over klimaatverandering het belangrijkst. In 2009 kwam het EPA tot de conclusie dat het de uitstoot van broeikasgassen mocht reguleren omdat die de gezondheid en het welzijn van Amerikanen in gevaar kunnen brengen. Het EPA gebruikte daarvoor een twee jaar oude uitspraak van het Hooggerechtshof dat broeikasgassen inderdaad een risico vormen. De conclusie legde het fundament onder het klimaatbeleid van president Barack Obama en bood het EPA onder meer de mogelijkheid de uitstoot door kolencentrales, industrie en auto’s aan banden te leggen.
Zeldin zei eind vorige week in een videoboodschap op X dat Obama’s klimaatwet „de heilige graal van de klimaatreligie” wordt genoemd. In de video liet hij weten nog zeker dertig andere wetten en reguleringen zo snel mogelijk buiten werking te willen stellen. Zo hoopt hij een einde te maken aan „de groene oplichterij” onder president Biden, die de Amerikanen „duizenden miljarden dollars” heeft gekost.
Zeldins plannen zijn niet alleen een schande, maar een bedreiging voor ons allemaal
Volgens Zeldin is veel milieuwetgeving een sta-in-de-weg voor economische ontwikkeling. Zo werden onder president Biden de normen voor de uitstoot van onder andere kwik, roet en fijnstof door kolencentrales fors aangescherpt. Daar wil Zeldin van af. Ook aan restricties voor de vervuiling van het wegtransport, die Amerikanen moesten stimuleren een hybride of elektrische auto te kopen, moet volgens Zeldin snel een einde komen.
Verder gelooft Zeldin niet in de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen te beprijzen. President Obama deed dat via de zogeheten „social cost of carbon”, een simpel principe dat een bedrijf verplicht zijn uitstoot te beperken als de financiële schade die daardoor wordt veroorzaakt (in de vorm van mislukte oogsten, overstromingen, watertekorten of bosbranden) hoger is dan de kosten om de uitstoot te reduceren.
Lees ook
Florida stemde tegen Bidens klimaatbeleid, en gaat gebukt onder steeds zwaardere orkanen
Verstikkende maatregelen
Het afschaffen van „economie verstikkende” maatregelen is volgens Zeldin de bijdrage van het EPA aan „de gouden eeuw van Amerika’s succes” die president Donald Trump bij zijn inauguratie heeft beloofd. Hij repte in zijn videoboodschap met geen woord over de gevolgen voor het milieu. De nieuwe missie van het agentschap is volgens Zeldin het verlagen van de kosten van levensonderhoud: het moet goedkoper worden om een auto aan te schaffen, je huis te verwarmen of een bedrijf te beginnen.
Gina McCarthy, die het EPA leidde ten tijde van Obama, noemde in The New York Times de plannen van Zeldin „niet alleen een schande, maar een bedreiging voor ons allemaal. Het agentschap heeft volledig afstand gedaan van zijn missie om de gezondheid en het welzijn van Amerikanen te beschermen.” Deze koerswijziging is „waarvoor Trumps megadonoren van de olie-industrie hebben betaald”, zei de Democratische senator Sheldon Whitehouse. Zeldin heeft volgens hem in de hoorzitting over zijn benoeming „gelogen toen hij zei dat hij de wetenschap zou respecteren en zou luisteren naar de experts”.
Veel olie- en gasbedrijven vinden Zeldins plannen juist getuigen van „gezond verstand”. Een autolobbygroep verwacht dat de auto-industrie dankzij Zeldins voorstellen „wereldwijd concurrerend” blijft. En de Amerikaanse Kamer van Koophandel is blij dat bedrijven niet langer worden „verlamd door een ongekende aanval van regelgeving van de vorige regering, die bijdroeg aan hogere kosten voor gezinnen in het hele land”.
Eenvoudig zal het niet zijn om de regels snel af te schaffen. In Trumps eerste termijn als president is dat ook geprobeerd, maar destijds wisten milieuorganisaties met succes veel van de versoepelingen tegen te houden. Zeldin heeft dat zien aankomen en lijkt beter voorbereid. Hij wordt bovendien geholpen door het Hooggerechtshof. Dat draaide afgelopen zomer een veertig jaar oude wet terug die agentschappen als het EPA veel macht gaf om wetten te interpreteren en nieuwe maatregelen door te voeren. Die macht is door de conservatieve meerderheid in het Hooggerechtshof aan banden gelegd.
Lees ook
Van ‘climate change’ tot ‘pregnant person’ – de woorden die door Trump taboe zijn verklaard
Toestemming Congres
Deze uitspraak van het hoogste Amerikaanse rechtscollege biedt volgens Zeldin aanknopingspunten voor snelle versoepelingen van milieuwetgeving. Zij bepaalde dat maatregelen van het EPA met grote economische gevolgen alleen kunnen worden doorgevoerd met toestemming van het Congres – wat volgens Zeldin betekent dat bestaande maatregelen die het EPA zonder steun van het Congres doorvoerde kunnen worden afgeschaft.
Omdat het EPA in 2009 eigenmachtig had geconcludeerd dat klimaatverandering een gevaar voor de volksgezondheid en het welzijn van Amerikanen was, kreeg het van president Obama de vrije hand om die uitspraak te vertalen naar klimaatbeleid, zonder bemoeienis van het Congres. Het agentschap gebruikte daarvoor de Clean Air Act, de wet op de schone lucht, om kolencentrales en de auto-industrie normen op te leggen voor de uitstoot van broeikasgassen. Zelfs voorstanders van een streng klimaatbeleid waarschuwden destijds dat de Clean Air Act daarvoor helemaal niet bedoeld was.
Als Zeldin dit juridische en politieke steekspel wint, krijgt hij waarschijnlijk te maken met weerstand in de Republikeinse partij zelf. Twee weken geleden vroeg een groep Republikeinse leden van het Huis van Afgevaardigden in staten die sterk profiteren van Bidens klimaatwet zich in een brief voorzichtig af of de maatregelen niet te snel worden genomen. Na Trumps energieplannen uitgebreid te hebben geprezen, waarschuwden ze voor economische ontwrichting als het oude beleid te snel overboord wordt gegooid. In hun brief pleiten ze dan ook voor een „gerichte en pragmatische” aanpak. Het is een advies dat Zeldin vermoedelijk in de wind zal slaan.
Er ging een schokgolf door de markt toen China vorige maand de uitvoer van vijf metalen aan banden legde, maar Dennis Wijnants had het al weken zien aankomen. Als directeur van Metel, een importeur van hoogwaardige metalen in het Brabantse Drunen (met een omzet van 6 miljoen euro in 2024) belt hij dagelijks met zijn leveranciers in China. „We kregen van hen in januari een seintje dat het ging gebeuren”, vertelt hij telefonisch.
Wijnants levert metalen aan fabrieken in heel Europa – vaak aan de hightechindustrie en de medische sector, soms aan defensiebedrijven. Hij koopt rechtstreeks in bij de producenten in China: wolfraam, tantaal, molybdeen, niobium en titanium bij twee fabrieken in de provincie Jiangsu en nikkellegeringen in de buurt van Beijing. Nu de regering-Trump een brede handelsoorlog ontketent en China vindt dat het moet terugslaan, is Wijnants een van de eersten in Europa die op de hoogte is van China’s exportrestricties voor metalen.
Toen president Trump een heffing van 10 procent op alle Chinese goederen afkondigde, besloot China dat wolfraam, tellurium, molybdeen, bismut en indium alleen nog het land mogen verlaten als zij niet voor militaire doelen worden gebruikt. Om in termen van handelsoorlog te blijven, kun je zeggen dat dit een precisie-aanval is: er gaan geen enorme bedragen om in deze markten, maar het Chinese aandeel in de wereldhandel is onmisbaar. Vooral over wolfraam heerste „ongeloof”, schreef persbureau Bloomberg.
Dat komt door het enorm brede scala aan toepassingen van wolfraam. Omdat dit metaal het hoogste smeltpunt heeft van alle elementen, is het zeer hittebestendig. Als er koolstof aan wordt toegevoegd ontstaat wolfraamcarbide dat een van de hardste materialen op aarde is. Wolfraam is een krachtpatser, goed voor extreme omstandigheden.
Röntgenapparatuur en pantserstaal
Wolfraam wordt gebruikt voor de gloeidraad in halogeenlampen, voor boren in de olie- en gasindustrie, voor röntgenapparatuur, lasapparatuur, elektronenmicroscopen, de productie van halfgeleiders en zonnepanelen, in het hitteschild van ruimtevoertuigen en in de containers waarin de splijtstofstaven van kernreactoren worden opgeslagen. Daarnaast zijn er militaire toepassingen: het wordt toegevoegd aan raketgeleidingssystemen, aan staal om de bepantsering van tanks en andere voertuigen te versterken en aan de punten van kogels om de bepantsering van de vijand juist te doorboren. Het wordt gebruikt in gevechtsvliegtuigen, fregatten en onderzeeërs.
Wat China betreft zijn de onderlinge relaties in de wereld nu dermate verhard – kennelijk niet alleen met de VS, maar ook met Europa – dat het niet meer wil meewerken aan de militaire toepassing in andere landen. Directeur Wijnants: „We moeten nu voor elke partij wolfraam die we afnemen exact aangeven wat de eindgebruiker ermee gaat doen.” Metel verliest er geen klandizie door: toevallig hebben huidige klanten het alleen nodig voor civiel gebruik.
Meer Europese wapenproductie betekent ook dat Europa daar zelf de grondstoffen voor moet inkopen
Toch is de maatregel wel degelijk slecht nieuws voor Europa, nu het in allerijl wil herbewapenen om zich ook zonder Amerikaanse steun staande te houden tegenover Rusland. Dat behelst niet alleen 800 miljard euro aan extra uitgaven, maar ook een enorme uitbreiding van de Europese defensie-industrie. De Europese Commissie wil regeringsleiders op de Europese top deze donderdag een plan voorleggen voor „grootse investeringen gedurende langere tijd” in die industrie.
Volgens een conceptversie van het plan, ingezien door Politico, gaat het onder andere om luchtverdediging, munitie en raketten, artilleriesystemen en militaire mobiliteit. Als Europa dit allemaal zelf gaat maken, zal het er ook de grondstoffen voor moeten inkopen.
Wat wolfraam betreft wordt het goed zoeken naar aanbieders: het wegvallende Chinese wolfraam is goed voor 83 procent van de wereldwijde productie. Rusland en Noord-Korea, twee landen die voor Europa bij voorbaat uitgesloten zijn als leveranciers, zijn goed voor nog eens 5 procent. Blijven over Vietnam, Bolivia, Rwanda – dat omstreden is wegens de handel in bloedmineralen – en de kleine wolfraamlanden Spanje, Portugal en Oostenrijk. Op die plaatsen zullen alle landen die niet China zijn zich dus melden. Reden genoeg voor enige stress.
Europa weet al jaren dat de aanvoerketen kwetsbaar is, maar heeft geen alternatief
De Europese Commissie beseft al jaren dat de aanvoerketen kwetsbaar is. Wolfraam staat zowel op de lijst van kritieke grondstoffen (belangrijk voor de economie en snel schaars) als die van strategische grondstoffen, wat betekent dat ze ook van geopolitiek belang zijn. Het staat eveneens op de lijst van twaalf elementen die wat de NAVO betreft onmisbaar zijn voor de defensie-industrie. Toch is er nog geen volwaardig alternatief gevonden voor Chinees wolfraam.
Het kan nog een tandje erger, voorzien analisten. China kan Europa ook treffen door juist aan de importkant te morrelen. Dat zit zo. Sinds enkele jaren hanteert China een importheffing voor schroot dat wolfraam bevat, met als reden dat recycling ervan milieuvervuilend is. Als China die heffing intrekt, zou dat de toevoer van schroot richting China vergroten terwijl er minder wolfraam naar buiten mag. Waar Trump een handelsoorlog ontketent door heffingen op te leggen, zou China terugslaan door juist een heffing te schrappen en wolfraam te gaan hamsteren.
Een heel ander soort macht
Het Chinese optreden laat zien dat heffingen niet het enige, en misschien ook niet het sterkste wapen zijn in een handelsoorlog. Ze domineren de krantenkoppen omdat ze beurskoersen beïnvloeden en hele economieën treffen. Maar een land dat wordt aangevallen met heffingen kan reageren met contra-heffingen. De Chinese dominantie in grondstoffen geeft een heel ander soort macht.
Als de hele wereld wolfraam zoekt en China houdt de export ervan tegen, kan Europa daar weinig tegenover stellen. Nieuwe mijnen zijn niet zomaar gevonden. In Spanje is er een in ontwikkeling, maar die is voorlopig nog niet operationeel. Europa kan hoogstens de export van schroot dat wolfraam bevat verbieden.
Als de vijandelijkheden aanhouden, voorziet Wijnants al wat een volgende stap kan zijn. „Ik hoor uit China geluiden over titanium”, zegt hij. Mochten daar restricties op komen, dan heeft hij wellicht wél een probleem. Zijn bedrijf levert onder andere titanium aan de vliegtuigindustrie en aan ASML. „Niemand weet waar dit gaat eindigen. Als China de halfgeleidersector wil treffen, kan het verbieden dat wij titanium aan ASML leveren, terwijl onze verplichting aan ASML gewoon doorloopt.”
Wijnants heeft dan wel een alternatief: Japan. „We hebben ook een overeenkomst met een fabriek daar. Daar kunnen we op terugvallen, maar dan zitten we wel met de kosten. China is heel sterk in titanium én heel prijscompetititief.”
Naast de kosten is er nog een probleem. Japan delft zelf nauwelijks titaniumerts. Het koopt erts in het buitenland en bewerkt dat voor de industrie. China is wereldwijd ook de nummer één in titaniumwinning. Wijnants: „Veel van Japans basismateriaal komt toch weer uit China.”
De naar verluidt duurste Arabische serie ooit gemaakt zorgt in het Midden-Oosten voor grote ophef. Het Saoedische Moe’awija, een zogenaamde ramadan-soap, is verboden in Irak en Iran en is onder meer in Egypte door islamitische geestelijken als zondig bestempeld.
Ramadan-televisie is een fenomeen in grote delen van het Midden-Oosten. Na een dag vasten en de rijke iftar-maaltijd buiken veel gezinnen uit voor de tv. Programmamakers spelen hierop in met soaps, thrillers en historische dramas met doorgaans dertig afleveringen. Kijkers worden zo de hele ramadanmaand bediend en blijven – zo is de hoop – dagelijks terugkomen.
Deze ramadan kunnen moslims kijken naar een serie over het leven van Moe’awija ibn Abi Soefjan, een metgezel van de profeet Mohammed, die in de zevende eeuw een centrale rol speelde in de opsplitsing van de islam in twee hoofdstromingen: het soennisme en het sjiisme. Een religieuze en politieke verdeling die tot de dag van vandaag stand houdt.
Iraakse autoriteiten vrezen dat de serie „sektarische onenigheid” aanwakkert
De Saoedische productie – inclusief pan-Arabische sterrencast – zou wel 100 miljoen dollar (92 miljoen euro) hebben gekost en had al tijdens de ramadan in 2023 op televisie moeten verschijnen. Dat de uitzending twee jaar werd uitgesteld, was volgens sommigen omdat Soedi-Arabië vreesde dat de serie zou leiden tot spanningen met Irak en Iran, landen met een sjiitische meerderheid.
Vertrouweling van Mohammed
Moe’awija was een tijdgenoot van Mohammed, die zich volgens de overlevering aanvankelijk verzette tegen de islam, maar tot inkeer kwam na Mohammeds verovering van de stad Mekka. Hij sloot zich aan bij de entourage van de profeet en werd diens secretaris.
Na de dood van Mohammed had Moe’awija een belangrijke rol in de verovering van Syrië. Kalief Oethman, de nieuwe islamitische leider, benoemde hem tot gouverneur van de regio. In 656 werd Oethman vermoord en brak een machtsstrijd uit. Moe’awija weigerde om Ali – de neef en schoonzoon van profeet Mohammed – te erkennen als kalief en trok tegen hem ten strijde tijdens de Eerste Fitna (successieoorlog). Twee jaar later eiste Moe’awija het kalifaat voor zichzelf op.
Veertien eeuwen later zien sjiieten (ongeveer 10 tot 15 procent van alle moslims) dit nog altijd als een groot onrecht. Anders dan de soennitische meerderheid beschouwen zij Ali als de rechtmatige opvolger van de profeet Mohammed. Dat Ali’s rivaal Moe’awija – binnen de sjiitische traditie een verguisd figuur – onderwerp is van een peperdure tv-serie, compleet met grootste veldslagen en spectaculaire decors, raakt bij veel sjiieten een gevoelige snaar.
Voor de media-autoriteiten in het sjiitische Iran was het reden om de serie te verbieden, de productie zou Moe’awaijas dynastie willen „witwassen”. Ook in Irak is de show niet legaal te zien. Het programma zou mogelijk „sektarische onenigheid uitlokken en zo een bedreiging zijn voor de maatschappelijke samenhang”, aldus de Iraakse autoriteiten.
In het voornamelijk soennitische Egypte doet de soap om andere redenen stof opwaaien. Het afbeelden van metgezellen van de profeet is „religieus onacceptabel”, aldus een geleerde aan het gezaghebbende islamitische instituut Al-Azhar in Caïro. Per fatwa heeft het instituut het kijken naar Moe’awaija verboden. Vooral gevoelig ligt een badscène waarbij Moe’awija, met omgeslagen handdoek, een massage krijgt van een concubine.
Lees ook
Ook in Gaza en Syrië begint de ramadan: op de ene plek in het puin, op de andere onder strengere regels
Bikkelharde concurrentie
Moe’awaija is niet de enige ramadanserie die de afgelopen jaren voor opschudding zorgde. Controverse rondom ramadantelevisie is inmiddels een traditie op zich. Conservatieve religieuze leiders klagen vaak over het in hun ogen losbandige gedrag van personages, terwijl anderen meer moeite hebben met eventuele politieke ondertonen. Maatschappijkritiek is namelijk een vast onderdeel van veel ramadan-series. Zoals in het Egyptische Lam Shamsiya, dat deze ramadan te zien is en kindermishandeling aan de kaak stelt.
Van al die controverse liggen tv-producenten niet per se wakker. Via streamingdiensten en satelliettelevisie hebben kijkers toegang tot tientallen producties uit de Arabische wereld. Dat maakt de concurrentie bikkelhard. Een beetje ophef helpt dan om op te vallen.
Onder het getsjirp van vogels dringen tientallen mensen samen in de tuin van de dorpsmoskee in het Noord-Libanese dorpje Hissa. „Ik heb ze gezien, ze slachtten iedereen af!” roept iemand. „Vrouwen, kinderen, iedereen”, zegt een ander.
Samira – haar achternaam wil ze niet geven – vertelt hoe ze halsoverkop Syrië ontvluchtte tijdens de recente geweldsuitbarsting tegen onder meer de alawitische minderheid in het land. Ze draagt haar pyjama en pantoffels nog. „Ik was thuis en hoorde geschreeuw. De militanten waren allemaal gemaskerd. Ze staken huizen in brand, doodden mensen overal en verminkten lichamen.” Samira verblijft nu al dagen in de moskee met haar zus en hun beide kinderen. Hun ouders en veel buren zijn achtergebleven in de Syrische stad Hama, ongeveer honderd kilometer noordelijker.
Deze foto kan als schokkend ervaren worden.
Een vluchteling uit Syrië toont zelfgemaakte beelden van het geweld in zijn land. Foto Raghed Waked
Ook Mounir is nog niet van de schok bekomen. De vijftiger, met een petje op, is vanochtend vroeg aangekomen in Hissa, nadat hij zijn huis in de provincie Tartous was ontvlucht. „Groepen als Daesh (Islamitische Staat) en HTS reden de straten binnen en schoten mensen dood. Ze riepen dat we varkens waren en dwongen mannen op de grond te liggen en te blaffen als honden.” Hij vreest dat dit slechts het begin is van een lange reeks gewelddaden tegen alawieten in Syrië. „Het ergste moet nog komen”, zegt Mounir. In Ahmad al-Sharaa, de nieuwe president van Syrië, heeft hij geen enkel vertrouwen.
Burgemeester Mohammad Husein zegt dat het dorp, waar soennieten en Libanese alawieten samenleven, de nieuwe vluchtelingen hartelijk heeft ontvangen. „Mensen vangen ze op in hun eigen huizen of winkels, ze brengen eten uit hun eigen voorraad. Maar er blijven elke dag nieuwe mensen aankomen, dit kunnen we niet lang volhouden.” Het Libanese Rode Kruis heeft matrassen en dekens gebracht. VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR zegt samen met organisaties als het Wereldvoedselprogramma te zijn begonnen met hulpverlening in Noord-Libanon.
Burgemeester Mohammad Husein van Hissa. Foto Raghed Waked
Nostalgie naar Assad
Ondanks de pogingen van veel Syriërs en de nieuwe autoriteiten in Damascus om eenheid en verzoening te bevorderen, is Syrië toch opgeschrikt door de nieuwe golf van geweld. De directe aanleiding was de moord op een groep regeringsmilitairen door loyalisten van het oude Assad-regime. In reactie hierop stuurde de regering versterkingen uit het hele land, wat leidde tot een gewelddadige escalatie en confrontaties in regio’s als Homs, Hama, Tartous en Latakia.
Volgens het Syrian Network for Human Rights, een mensenrechtenorganisatie die het geweld nauwkeurig verifieert, zijn ruim duizend mensen buitenechtelijk geëxecuteerd. Opvallend is dat zowel pro-Assad-groepen als extremistische groeperingen die zich recent bij het regeringsleger hebben aangesloten, verantwoordelijk zouden zijn voor honderden burgerslachtoffers, met name onder alawieten. De eersten lijken vooral uit te zijn op destabilisatie, terwijl de extremisten waarschijnlijk handelden uit wraak.
De geweldsuitbarsting lijkt een lang gevreesde echo van de verdeel-en-heerspolitiek van oud-dictator Bashar al-Assad. Hij behoorde tot de alawitische gemeenschap, die oververtegenwoordigd was onder zijn aanhangers, en profileerde zich als beschermheer van minderheden terwijl hij zich vaak tegen soennitische moslims keerde. Toch leefde het grootst deel van de alawitische bevolking in armoede en liep zij het risico net zo hard afgestraft te worden bij desertie als andere Syriërs.
Lees ook
Angst in Damascus voor meer sektarisch geweld tegen alawieten: ‘Op straat liggen dode vrouwen en kinderen’
Sommige vluchtelingen kijken nu met nostalgie terug op hun leven onder Assad en zien de moordpartijen van afgelopen week zelfs als bevestiging van het gelijk van zijn politiek. Een oud-militair, die onder Assad diende, zegt dat hij de nieuwe autoriteiten aanvankelijk het voordeel van de twijfel gaf, maar nu niet meer. „Ik was blij toen Assad viel. Ik hoopte op meer vrede, maar toen ze onze wapens afnamen hadden we niets meer om onszelf mee te verdedigen.”
Uit Syrië gevluchte kinderen in de moskee van Hissa. Foto Raghed Waked
Soher, die met haar gezin uit Tartous is gevlucht en nu in het huis van een gastvrije familie in Ain el-Zeit verblijft, had ook liever gezien dat Assad was gebleven. De jonge moeder zit op haar knieën op de grond en houdt haar brabbelende zoontje vast. Ze zegt dat ze de afgelopen maanden mannen met zwarte vlaggen van Islamitische Staat in haar dorp Talkalakh heeft zien rondrijden. „Eerst zeiden ze dat ze naar ons dorp waren gekomen om ons te beschermen. Daarna begonnen ze ons lastig te vallen en doodden ze een onschuldige jongen.”
Door de onrust besloot Soher met haar gezin naar de stad Tartous te trekken. „We hoopten dat het daar veiliger was. Toen hoorden we van de eerste moorden door gewapende groepen. Ik dacht dat het misschien om mensen van Assads regime ging, maar toen duidelijk werd dat ook vrouwen en kinderen werden gedood, zijn we halsoverkop vertrokken.” Ze huilt. „Het was zo moeilijk met drie kleine kinderen.” Het jonge gezin rende de stad uit, de velden in, en liep urenlang totdat de grens met Libanon werd bereikt.
Libanese groepen
Dat de nieuwe stroom Syrische vluchtelingen nu vooral bestaat uit gemeenschappen die Assad in meer of mindere mate steunden, kan ook tot nieuwe spanningen in Libanon leiden. Verschillende Libanese groepen vochten tijdens de oorlog in Syrië mee aan verschillende zijden. De kans is groot dat zich onder de nieuwe vluchtelingen ook voormalig legerofficieren, hoge ambtenaren, gevangenisbewaarders of leden van Assads gewelddadige doodseskaders bevinden.
De 28-jarige Sleiman zegt fel dat het onder Assad „veilig” was in Syrië en dat er „geen sprake van sektarisme” was. „Het enige probleem was dat je niet over politiek moest praten.” Sleiman ontkent dat er onder het oude regime sprake was van extreem geweld. „De media hebben dat allemaal overdreven. Iedereen is wel eens gemarteld. Er waren misschien wat corrupte legerofficieren.”
Hij beweert verder dat „alle moslims” de alawieten en christenen willen verjagen en noemt hen zelfs „leugenaars” en „terroristen”. Het liefst zou Sleiman Syrië opgedeeld zien, zodat hij niet „onder moslims” hoeft te leven.
Mohammed al -Ammar in een Libanees vluchtelingenkamp in Akkar. Vluchtelingen uit Syrië steken de Al Kabir-rivier over naar Libanon. Foto’s Raghed Waked
Enkele dorpen verderop ligt een van de illegale grensovergangen in Noord-Libanon. Dit stukje grensgebied staat, in tegenstelling tot de rest, niet onder controle van Hezbollah, maar van verschillende clans en families. De onverharde weg leidt naar de bedding van de Al Kabir-rivier, waar taxi’s en een gebouwtje staan. Van dieren en voedsel tot aan drugs en mensen – hier wordt van alles over de grens heen en weer gesmokkeld. Op het wankele bruggetje over de rivier loopt een groepje mannen met lege plastic kooitjes Syrië in. Even later loopt een twintigtal mannen, vrouwen en kinderen over hetzelfde bruggetje Libanon binnen.
De familie komt uit Kamishli, een stad in het noordoosten van Syrië op de grens met Turkije. Ze zijn geen vluchtelingen, maar komen naar werk zoeken. De nieuwe president Al-Sharaa kan op hun steun rekenen. Ze tonen begrip voor het geweld tegen alawitische burgers. „Dit is wraak voor wat zij ons jarenlang hebben aangedaan. Bovendien begonnen zij eerst met het doden van onze regeringssoldaten.”
De recente geweldsuitbarsting en de nieuwe vluchtelingenstroom laten zien hoe diep de wonden in Syrië zijn. Er heerst veel wrok, woede en wantrouwen, sommige gemeenschappen leefden in compleet verschillende realiteiten en zijn decennialang tegen elkaar opgezet. Hoewel Al-Sharaa na de gewelddadigheden meteen aankondigde een commissie op te zetten die onderzoek moet doen naar de recente gebeurtenissen, heeft het vertrouwen in regeringstroepen voor veel Syriërs een flinke deuk opgelopen.
De 42-jarige Mohammed al-Ammar, een Syriër die al 14 jaar in een vluchtelingenkamp in Akkar woont, vindt de recente gebeurtenissen verschrikkelijk. „We staan achter de nieuwe regering, maar hier zaten heel veel onschuldige mensen tussen. Wat hebben die kinderen misdaan?” Wraakacties ziet hij als het laatste wat Syrië nu nodig heeft. „Gelijkwaardigheid en vergeving zijn de enige oplossingen om opnieuw te kunnen beginnen.”
Lees ook
Zit achter het geweld in Syrië wraaklust? En zes andere vragen over de moordpartijen in de kustregio
Hij wordt niet verdacht van een misdrijf, hij heeft met zijn green card een geldige verblijfstitel en toch is Mahmoud Khalil in de Verenigde Staten gearresteerd. De activist die zich in de lente van 2024 regelmatig roerde bij pro-Palestinademonstraties op de Columbia-universiteit, werd afgelopen weekend door de vreemdelingenpolitie uit zijn huis in New York gehaald en afgevoerd. In reactie op de dagelijkse protesten die nadien tegen Khalils voorgenomen uitzetting zijn georganiseerd, zei de door president Trump als ‘grenstsaar’ aangestelde Tom Homan dat Khalil met zijn steun aan de Palestijnse zaak de veiligheid van de VS in gevaar brengt. Mag je dan niks meer zeggen, vroegen de demonstranten. Waarop Homan als hoofd van Enforcement and Removal Operations zei: „De vrijheid van meningsuiting heeft grenzen.”
Heus?
En het decreet dan dat president Trump op de eerste dag van zijn tweede termijn uitstuurde? „Overheidscensuur van meningsuiting is ontoelaatbaar in een vrije maatschappij.”
In de zuiveringsijver was een foto gemarkeerd van het vliegtuig dat de eerste atoombom had afgeworpen: de Enola Gay
En de toespraak van vicepresident JD Vance dan, tijdens de veiligheidsconferentie in München? Die gaf een kleine maand geleden de Europese bondgenoten een veeg uit de pan. Het lijkt wel, zei Vance, alsof jullie zijn vergeten dat vrijheid van meningsuiting de hoeksteen van democratie is en dat het geen pas geeft beperkingen op te leggen aan andersdenkenden. „Wij zouden niet bang moeten zijn voor ons volk, ook niet als ze meningen naar voren brengen die haaks staan op die van hun regering.”
Met elkaar zozeer tegensprekende hoogwaardigheidsbekleders is de enige manier om te weten welke opvatting beleid is: kijken wat de Amerikaanse regering en haar medestanders doen. Drie voorbeelden.
1Khalil en de universiteiten
De arrestatie van Khalil werd op dinsdag door de woordvoerder van het Witte Huis nader onderbouwd. Hij zou een gevaar voor de nationale veiligheid zijn omdat hij „de kant van Hamas heeft gekozen”. Omdat hij een Palestijn is, worden Khalil op grond van immigratiewet zijn verblijfspapieren ontnomen. De suggestie dat Khalil actief steun verleent aan het in de VS (en de Europese Unie) als terreurorganisatie aangemerkte Hamas, werd niet met bewijzen onderbouwd. Zijn advocaat verwierp die suggestie met kracht. Juristen verwachten dat de zaak van Khalil, als die het Hooggerechtshof bereikt, vooral om het Eerste Amendement zal draaien, en dus om de vrijheid van meningsuiting.
De arrestatie van Khalil staat niet op zichzelf. Deze week werd bekend dat de regering 400 miljoen dollar aan subsidies voor de Columbia universiteit intrekt. Als reden werd gegeven dat Columbia te weinig doet tegen de „hardnekkige intimidatie van Joodse studenten”. Daarmee lijkt het ministerie van Onderwijs uitvoering te geven aan een boodschap die de president op 4 maart verspreidde: „Alle federale subsidies voor hogescholen, scholen en universiteiten die illegale demonstraties toestaan, worden stopgezet. Activisten moeten de gevangenis in, of terug naar het land waar ze vandaan komen.”
Dinsdag verstuurde de minister van Onderwijs een waarschuwing aan zestig onderwijsinstellingen, waaronder Columbia, waarin ze zei maatregelen te overwegen als die instellingen Joodse studenten op de campus onvoldoende beschermen. Alle instellingen, schreef ze, worden onderzocht op grond van burgerrechtenwetgeving voor zover die van toepassing is op „antisemitische intimidatie en discriminatie”.
Onder druk van dergelijke dreigementen zijn universiteiten al begonnen met eigen maatregelen, die beslist verder gaan dan onderzoek naar intimidatie of discriminatie. Persbureau AP berichtte vorige week over studenten aan Columbia die door het college van bestuur worden onderzocht wegens hun activisme. Een van hen schreef mee aan een opinieartikel waarin werd gepleit voor het doorsnijden van economische en academische banden met Israël en werd beschuldigd van ‘discriminerende intimidatie’. Anderen kregen mails van een pas ingesteld universitair bureau voor ‘institutionele gelijkwaardigheid’, omdat zij op sociale media hun steun aan Palestina hadden betuigd of hadden deelgenomen aan ‘ongeoorloofde’ demonstraties. Straffen hiervoor kunnen oplopen tot schorsing of verwijdering van de universiteit.
Demonstranten bij de universiteit van Columbia na de arrestatie van Mahmoud Khalil.Foto Jeenah Moon/Reuters
2Verboden woorden
Opmerkelijk, trouwens, dat de minister van Onderwijs in haar verklaring het woord ‘discriminatie’ gebruikt. The New York Times vlooide de afgelopen weken door memo’s en notities die op ministeries rondgingen, waarin bepaalde woorden werden aangemerkt als ongewenst. Het leverde een groslijst van 199 woorden op – en de krant verwachtte er nog meer te vinden.
Elke nieuwe Amerikaanse regering doet bij aanvang betekenisvolle woorden van de vorige regering in de ban (Trump I: ‘klimaatcrisis’. Biden: ‘illegalen’ om zich te onderscheiden van de vorige, aldus de krant. Maar de foute-woordenlijst van Trump II is wel heel lang en heel ideologisch. Het gaat – met uitzondering van het niet langer geoorloofde ‘Golf van Mexico’ – om woorden met een progressieve bijklank. ‘Antiracistisch’, ‘gelijkwaardigheid’, ‘ongelijkheid’, ‘structureel’, ‘voorrecht’, ‘vrouwen’.
Het gaat om woorden met een progressieve bijklank: ‘antiracistisch’, ‘gelijkwaardigheid’, ‘ongelijkheid’
Op de lijst die The New York Times vorige week publiceerde ontbrak nog het woord ‘gay’. Diezelfde dag berichtte AP dat het ministerie van Defensie in zijn ijver om documenten en beelden in haar archief te zuiveren van politiek onwenselijke termen, een vinkje had gezet bij de naam van het vliegtuig dat voor het eerst in de geschiedenis een atoombom had afgeworpen: de Enola Gay. Niet genoemd naar homoseksuele activisten, maar naar de moeder van een luchtmachtpiloot.
Een woord dat wel op de New York Times-lijst staat: ‘discriminatie’. De stok waarmee de minister anti-Israëlische demonstraties slaat, is in andere verbanden taboe. Zo blijkt dat de vrijheid van meningsuiting van de regering-Trump de vrijheid is om een welbepaalde mening te uiten. De mening die in lijn ligt met het regeringsbeleid.
Een man roept zijn mening naar Chuck Edwards tijdens de townhall in Ashville, North Carolina.FotoSean Rayford/Getty Images/AFP
3De Townhalls
Het duidelijkst is dat te zien in de haarvaten van de Republikeinse Partij zelf. Anders dan in zijn eerste termijn, van 2017 tot 2021, is Trump nu de onbetwiste leider. Tegenstribbelende politici, twijfelaars en tegenstemmers, zijn allemaal uit de partij gewerkt. In het Congres zitten alleen nog Republikeinse jaknikkers.
Dezelfde volksvertegenwoordigers die in Washington geen vinger durven op te steken bij de ravage die de president en zijn rechterhand Elon Musk aanrichten in de federale overheid, moeten zich daarvoor thuis in hun kiesdistricten verantwoorden. Dat leverde de afgelopen weken een paar spektakelstukken op die de Democraten en media gretig verspreidden.
In Republikeinse districten in staten die Trump in november veroverde, zoals Wisconsin, Oklahoma, North Carolina, vroegen kiezers op lokale partij-avonden hun afgevaardigden naar de bezuinigingen op het ziekenfonds en de veteranenzorg, naar de invoertarieven en naar de massaontslagen van ambtenaren door het ‘efficiëntieministerie’ van Elon Musk. In het ene na het andere zaaltje stonden rijen bewoners te joelen tegen bedremmelde politici.
Het antwoord van de Republikeinse Partij op deze meningsuiting? Stop met die kiezersbijeenkomsten. Republikeinse politici zeiden in interviews dat de joelers en vragenstellers door George Soros gefinancierde Democraten waren. Maar wie de filmpjes bekijkt, ziet een doorsnee van de bevolking. Ja, sommige mensen waren duidelijk gekomen om te demonstreren tegen de regering-Trump. Maar geregistreerde Republikeinen stelden evengoed kritische vragen.
Dat beaamde Keith Self. „Er zijn veel mensen die zich zorgen maken over wat er gebeurt”, zei de Republikeinse afgevaardigde uit Texas na afloop van zo’n woeste bijeenkomst. „Dit is Amerika. Wij verschillen hier van mening, en we mogen die verschillen laten horen.”
Dat was twee weken geleden. Sindsdien heeft vrijwel geen Republikein zich nog publiekelijk laten ondervragen. Chuck Edwards, uit North Carolina was deze week een nobele uitzondering. Hij ploeterde een uur lang door vragen van kiezers over sociale uitkeringen en de activiteiten van Elon Musk. „Collega’s in Washington zeiden tegen me: je bent een idioot, Chuck.”
Lees ook
Met arrestatie van student-activist Mahmoud Khalil lost Trump zijn dreigement tegen Gaza-betogers in
Vanonder de klep van zijn pet werpt de douanier me een schoolmeestersblik toe. Het is negen uur ’s ochtends, buiten op de oevers van de grensrivier klinkt het oink! oink! oink! van migrerende padden.
Met gespeeld enthousiasme heb ik de beambte gevraagd of hij Moskou kent – het Rode Plein, het Kremlin?
De Nicaraguaan reageert bars. Al op de stoep van het grenskantoor zijn mijn dochter Vera en ik als enigen uit de rij gehaald. Alle andere passagiers uit onze nachtbus krijgen de standaardbehandeling van paspoortcontrole en bagagecheck, maar wij moeten plaatsnemen op een oranje strafbankje.
„U heeft in Moskou gewoond?”
Ik ben van plan de Nicaraguanen die ik ontmoet te interviewen, maar deze grenswachter draait de rollen om.
„Ja, van 1997 tot 2001.”
In mijn paspoort staat niet één Russische stempel – hoe komt hij aan zijn achtergrondkennis?
„Waar heeft u Spaans geleerd?”
We bevinden ons in een betegelde hal waarvan de muren zijn behangen met banieren: het nationale blauw-wit-blauw van de Republiek Nicaragua en het rood-zwart van het Frente Sandinista de Liberación Nacional, het vaandel waar links Europa van 1979 tot 1989 begeesterd achteraanliep – niet zelden letterlijk als koffieplukkers op sandalen. In slaperige stadjes als Matagalpa werden we nagewezen als ‘sandalistas’ die de heersende ‘sandinistas’ steun kwamen betuigen. (Ja, ook mijn jongere ik liep er rond met een hangmat in zijn rugzak).
Ook wie niet afreisde kon zich met goed fatsoen achter Daniel Ortega en zijn schrijvende en dichtende kameraden scharen. Nicaragua was the mouse that roared, een opgestoken middelvinger tegen het Amerikaanse imperialisme van president Ronald Reagan, en dan ook nog als een soort ‘Cuba-light’, democratisch en pluriform.
„Ik heb Spaans geleerd in Peru”, zeg ik naar waarheid.
De douanier tikt een WhatsApp-bericht – kennelijk aan iemand met meer strepen op zijn uniform.
„Is dit de eerste keer dat u Nicaragua bezoekt?”
„Ja”, antwoordt mijn dochter. Ik aarzel, maar krijg gelukkig een andere vraag voorgeschoteld.
„Werkte u in Moskou voor de televisie?”
„No señor.” (Of kan ik beter compañero zeggen?)
„De radio?” In mijn ooghoek zie ik dat de beambte mijn website op zijn telefoon heeft geopend. Ontkennen dat ik Rusland-correspondent ben geweest, is zinloos.
„Voor een krant in Rotterdam”, zeg ik. „Ik heb de opkomst van Vladimir Poetin verslagen.”
„U bent journalist.”
2
Voor we op de bus naar Nicaragua stapten, heb ik drie dagen deelgenomen aan Vera’s studentenleven aan de Universiteit voor de Vrede in Costa Rica, tussen de koffieplantages net buiten de hoofdstad San José. De Upaz verzorgt uit naam van de Verenigde Naties masteropleidingen in Peace and Law, Peace and Environment, Peace and Gender. ’s Middags speelden we tafeltennis onder hoge bomen waarin toekans zaten; ’s avonds proostten we met Imperial-bier in haar favoriete Jamaicaanse kroegje. Over onze voorgenomen Nicaragua-reis hadden de vrienden en docenten van mijn dochter een eensluidend advies: ga als toerist, verzwijg je schrijfplannen.
De 60-jarige taxichauffeur Alvaro, die het wekelijkse potje studentenvoetbal organiseert, was het meest uitgesproken in zijn afkeer van het presidentiële echtpaar Daniel Ortega (79) en Rosario Murillo (73). Samen houden zij Nicaragua in een wurggreep. Het ooit bewierookte revolutionaire stel (Salman Rushdie hing in 1986 drie weken in kritische bewondering aan hun lippen) heeft de grondwet dertien keer in zijn voordeel gewijzigd, waardoor ze als bejaarde despoten zijn gaan lijken op Nicolae en Elena Ceausescu, zij het minder bleek en dunner gekleed.
Het gezegde wil dat revoluties hun eigen kinderen opeten. Wie een tiran van de troon stoot, wordt er zelf een. Vrijheidsstrijder Fidel Castro verjoeg dictator Batista en smoorde de rest van zijn leven elk sprankje vrijheid op Cuba. Maar waaróm baart elke succesvolle bevrijdingsbeweging vroeg of laat haar eigen schrikbewind? Was ik (of waren ‘we’) te goedgelovig, te naiëf destijds?
Iedereen zegt dat ons land steeds meer gaat lijken op Noord-Korea
Als ergens ter wereld een met roestige geweren bewapend volksfront die vloek had kunnen verbreken, dan toch in Nicaragua het Frente Sandinista. Als aanvoerder van de guerrilla wierp Daniel Ortega in 1979 de 43-jarige dictatuur van de familie Somoza omver. In een uitzinnig Managua werden hij en zijn medestrijders met bloemslingers omhangen. Bij vrije verkiezingen in 1984 won hun partij, het FSLN van de rood-zwarte vlaggen, de absolute meerderheid. Daniel Ortega werd president, Rosario Murillo primera dama.
In november 2024, veertig jaar later en alweer een tijdje terug aan de macht, heeft dit koppel zich tot ‘mede-presidenten’ laten beëdigen; met de zegen van het Constitutionele Hof is Rosario Murillo bevorderd van vice-president tot ‘co-presidente’.
„Wie van de twee heeft de eigenlijke macht?” vroeg ik na afloop van het voetbal aan Alvaro. „Hij of zij?”
„Zij. Geen twijfel mogelijk. Ze heeft hem bij zijn ballen.” Omdat hij er niet zeker van was dat ik het woord huevos in deze context kon plaatsen, kromde Alvaro ter visualisatie langzaam de vingers van zijn rechterhand.
3
We hadden de zon zien opkomen boven de Pan-American Highway. De grensovergang kondigde zich aan met een opstopping van kop aan staart geparkeerde vrachtauto’s, allemaal met verchroomde knalpijpen die als hoorntjes boven de cabine uitstaken. Met de slaap nog in de ogen waren we in een aparte rij beland van Nicaraguaanse arbeidsmigranten die met magnetrons en andere kerstcadeaus op weg waren naar hun familie. Wachtend op een stempel om Costa Rica te mogen verlaten, maakten we kennis met Yasser, Germaine en Elisa.
Yasser (zijn sandinistische ouders hadden hem vernoemd naar de Palestijnse verzetsleider Yasser Arafat) wilde niet veel kwijt. Hij was bang voor verklikkers. Germaine (zilveren tongpiercing) werkte als manicure in een schoonheidssalon vlak bij Vera’s vredesuniversiteit. „Ik ben een jaar niet in Nicaragua geweest”, zei ze. „Maar iedereen zegt dat ons land steeds meer gaat lijken op…”
„Noord-Korea”, vulde Elisa in, een muziekdocente met opgestoken haren die in Parijs bleek te wonen.
Vera zag mij een mentale notitie maken.
„Ja, Noord-Korea”, zei Germaine.
„Hè, zeg dat nou niet hardop”, siste Yasser.
De gelijkenis leek me overtrokken. Zo luchtdicht als Kim Jong-un zijn land weet af te knijpen, daar konden Ortega en Murillo hooguit van dromen. Niettemin: amper een uur later werd ik, één slagboom verderop, ontmaskerd als een journalist in de vermomming van een toerist.
Misschien hadden we beter een surfplank onder onze arm kunnen dragen, zoals de twee Franse jongens die níét apart waren genomen. Nu moet Vera uitleggen wát ze studeert.
„Genero y paz”, klinkt het goudeerlijk.
De beambte verstaat beide woorden: ‘geslacht’ (in dit verband: ‘gender’) en ‘vrede’. Maar hij kan niet bedenken wat je met die opleiding kunt worden, qua beroep.
„Heeft u een studentenpas?”
Een van haar docenten, die ook meevoetbalde, had ons op het hart gedrukt om niet over Upaz te beginnen. „In Nicaragua houden ze niet van de lhbti-gemeenschap.”
De douanier pikt Vera’s studentenkaart in, schuift hem tussen onze paspoorten en verdwijnt in een kantoor met geblindeerde ruiten. We overdenken onze papierloze staat. „Als we worden geweigerd, gaan we in Costa Rica naar het strand.”
In de reistas aan mijn voeten zit een oude reportage uit Managua die ik op mijn 24ste heb geschreven. Samen met driehonderdduizend Nicaraguanen was ik op 19 juli 1989 aanwezig bij de viering van de tiende verjaardag van de sandinistische revolutie. Er heerste een hosanna-stemming.
De Cubaanse president Fidel Castro met Daniel Ortega, 1985. Foto Arturo Robles/AP Photo
Op een podium tussen de rood-zwarte FSLN-vlaggen stond niet alleen de bebrilde commandante Daniel Ortega te zwaaien, maar ook de dichter-priester Ernesto Cardenal. Een man met een honkbalpet en een megafoon zette de spreekkoren in. „Viva Nicaragua Libre.” Na tien jaar van rantsoenen, hyperinflatie en oorlog (om het regime op de knieën te dwingen bewapende de CIA twee legertjes van contrarevolutionairen) gloorde er vrede: in de aanloop naar nieuwe verkiezingen leverden de duizenden contra’s hun geweren in. De balans van mijn kopij voor het links-kerkelijke HN-magazine („Is tien jaar Sandinisme reden voor een feest?”) was meer pro dan contra.
Omdat niemand onze bagage doorzoekt, blijft mijn artikel uit 1989 onontdekt, net als mijn exemplaar van De glimlach van een jaguar van Salman Rushdie, het geëngageerde verslag van een rondreis door Nicaragua die hij in 1986 op uitnodiging van dichteres Rosario Murillo had gemaakt. Aan Daniel Ortega had Rushdie de uitspraak ontlokt: „In Nicaragua is iedereen een dichter, tenzij hij het tegendeel bewijst.”
Na vijf kwartier van lijdzaamheid loop ik naar het glazen kantoortje van de grenswachters. „Onze bus zal zonder ons vertrekken”, zeg ik.
„De bus wacht”, klinkt het afgemeten.
Midden in de douanehal hangt een kleurrijk doek aan een balustrade. Het tweespan Ortega en Murillo neemt de overwinningsparade af op 19 juli 2024. „45 jaar vrede en veiligheid”, luidt de opdruk. „Leve het FSLN.” Hij draagt een blauw vliegeniersjack en tuurt met toegeknepen ogen voor zich uit; zij balt een strijdvaardige vuist. Aan elke pols fonkelen zeker tien armbanden.
Dan ineens staan er twee geüniformeerde mannen voor ons: de beambte van daarnet en een collega die wat meer belangstelling in zijn stem legt.
„Waar gaat de reis naartoe?”
Op vertoon van onze hotelboeking (drie nachten op het toeristische eiland Ometepe) krijgen we ineens onze documenten terug. We worden bedankt.
Terug in de bus beginnen Germaine en Elisa spontaan te klappen. Geen van de passagiers rekent ons het oponthoud aan. „Dat ze jullie als buitenlanders zo behandelen”, zegt Germaine. „Kun je nagaan wat ze met onze eigen mensen doen!”
Elisa vertelt dat ze een stukje van ons verhoor had kunnen volgen. „Ik ving op: ‘Television? Radio?’ en probeerde nog naar je te gebaren: zeg alsjeblieft nee!”
4
Hoewel ik me niet kan voorstellen dat we geschaduwd zullen worden, besluiten we eerst maar eens opzichtig de toerist uit te hangen. We stappen uit in het lawaaiige Rivas, waar de fietstaxichauffeurs zich verdringen om ons naar de veersteiger te brengen. Onze keuze valt op een magere figuur die zegt dat hij vijf kindermonden te voeden heeft.
Halverwege, tijdens een verfrissende stortbui, vraag ik de riksjarijder hoe het leven ervoor staat.
„We hebben een andere regering nodig”, roept hij onder het trappen. „Hay mucha repression.”
Vera en ik kijken elkaar aan. Zo’n openlijk protest op klaarlichte dag? Staat de revolutie opnieuw op uitbreken of is hij een provocateur?
„Hoezo dat?”
„In ons land is er maar één opvatting toegestaan”, zegt hij hijgend. „Je mag het nergens mee oneens zijn.”
Ik veins desinteresse. Argwaan, heb ik geleerd als journalist, brengt je verder dan vertrouwen. Niet zonder reden waarschuwt de Amerikaanse ambassade met name studenten en journalisten voor „het risico van onrechtmatige opsluiting”.
Bij het havenhoofd zet de vader-van-vijf ons af onder een verbleekt canvas van commandante Daniel Ortega, moederziel alleen. „In eendracht overwint het volk – FSLN.” Een ober in een zwart serveerschort duwt ons met zachte hand onder de luifel van zijn restaurant. Spaghetteria El Navegante – met uitzicht op de schuimkoppen van het Meer van Nicaragua.
De ober, tevens uitbater, verzamelt oude bankbiljetten. Ze hangen in glazen vitrines aan de muur, opgeprikt als vlinders. De opeenvolgende ontwerpen van de cordoba tekenen de tragiek van Nicaragua.
Lilian (‘Lilita’) blijkt als dochter van dictator Anastasio Somoza de enige vrouw die ooit het papiergeld sierde. In 1979 stapte de Banco Central over op de martelaren van de vrijheidsstrijd, onder wie de historische verzetsheld Sandino. Maar na jaren van Amerikaanse sancties kon de drukkerij de inflatie niet meer bijbenen. Op een tabaksbruin briefje van 1.000 cordoba is in 1988 tweemaal een nieuwe waarde gestempeld, eerst 200.000, daarna 1.000.000. Sandino’s beeltenis, met zijn breedgerande hoed, verdwijnt zowat onder de nullen. Een treffender zinnebeeld voor het bankroet van een ideaal kan ik niet bedenken.
Bij de verkiezingen van 1990 was het FSLN tot grote ontsteltenis van zijn (buitenlandse) sympathisanten weggestemd. Pas zestien jaar later, in 2006, wist Daniel Ortega het presidentsambt te heroveren. Hij dankte zijn comeback aan een door Murillo uitgedachte ‘total make-over’ van zijn persona.
Ter vervanging van zijn jaren-zeventig-bril liet ze hem lenzen aanmeten. Legergroene jasjes werden hemelsblauwe. Als onderdeel van zijn campagne troonde Murillo haar echtgenoot mee naar het altaar om hun huwelijk alsnog te laten inzegenen door de aartsbisschop van Managua. Daniel Ortega sprak zich prompt uit tegen elke vorm van abortus. Als FSLN-partisaan koos hij een voormalige contra-leider tot running mate en vocht zich terug naar de top van de machtspiramide.
5
Tegen de straffe wind in brengt ‘Che Guevara’ ons met een vaartijd van een uur naar het vulkaaneiland Ometepe. Het stampen van de dieselmotoren trilt door tot op de passagiersdekken. Beneden in het open laadruim staan een paar met kabels vastgesjorde vrachtauto’s; in de verte rijzen twee vuurspuwende bergen met een grote politieke onverschilligheid uit het water op: Concepción (1.610 meter, kaal en actief) en Maderas (1.340 meter, bebost en slapend).
We krijgen gezelschap van een zwerversfiguur die zijn houten krukken met enig theater van zich afwerpt. Leunend tegen de stuurhut begint hij levensechte dierengeluiden te maken, telkens gevolgd door de soortnaam. Zodra hij zijn show heeft afgesloten met het gehuil van de brulaap gaat hij hinkend rond met zijn legerbaret.
„Hij is een oorlogsveteraan”, zegt de passagier naast me. „Omdat hij een been mist, mag hij gratis met het openbaar vervoer.”
Vulkaaneiland Ometepe, met de Concepción en de baai bij Playa Mangos. Foto Frank Westerman
Ik geef de dierenimitator een cordoba-biljet waarop het Nationaal Theater staat afgebeeld, de schouwburg waar Laureano Ortega Murillo zijn tenorstem laat klinken. Deze oudste zoon van Ortega en Murillo is niet alleen operazanger, maar ook: de beoogde troonopvolger. Zijn ouders zijn druk bezig een dynastie te vestigen naar het voorbeeld van de Somoza’s. Rafael, hun jongste zoon, is presidentieel raadgever. Luciana, de jongste dochter, is ook presidentieel raadgever. Maurice staat aan het hoofd van Canal 13. Juan waakt over Canal 8 en Carlos over Canal 4 – terwijl er geen omroep is die iets anders uitzendt dan quizzen en zwijmelseries.
Voltrekt de werdegang van de Sandinistische idealen zich als een telenovela, dan kan de intrige niet ontbreken. De Ortega-Murillo-clan woont in een ommuurd wijkje in Managua, maar één halfdochter uit een eerder huwelijk van Murillo is door hen verstoten. Zij – Zoilamérica – heeft haar stiefvader Daniel Ortega in 1998 beschuldigd van jarenlang seksueel misbruik, vanaf haar 12de. In een openbare getuigenis van 48 pagina’s verklaart ze voor het laatst door hem te zijn verkracht in april 1989. Ze was toen 21. Nadat haar aangifte als niet ontvankelijk was verworpen, vluchtte Zoilamérica naar Costa Rica. Op de vraag wat haar het meeste leed heeft toegebracht, zegt ze in een documentaire: „Dat mijn moeder me niet wil geloven.”
Rosario Murillo heeft zich publiekelijk achter haar man geschaard. Op een manifestatie met rood-zwarte vlaggen verklaarde Daniel Ortega met zijn huilende echtgenote aan zijn zijde: „Rosario smeekt het volk om vergiffenis voor het hebben van een dochter die de principes van het FSLN heeft verraden.”
Het fragment staat op YouTube, we hebben het een paar keer afgespeeld. Wat de van verkrachting beschuldigde Daniel Ortega hier flikt, met instemming van Murillo, is meedogenlozer dan ontkennen, onterven of doodzwijgen.
Al is zijn boodschap niet aan mij gericht, zijn nijdig op- en neergaande vinger raakt me persoonlijk: hoe kon ik – hoe kon een solidaire, bij wat we toen nog de ‘Derde Wereld’ noemden betrokken generatie – een despoot hebben aangezien voor een vrijheidsstrijder, schrijver van het gedicht ‘In de gevangenis?’
Schop hem op deze manier, zo, In zijn ballen, in zijn gezicht, in zijn ribben, Reik me het hete ijzer aan, de gummiknuppel. Spreek! Spreek, jij klootzak. Probeer zout water, Spree-eek, we willen je niet toetakelen.
Deze regels staan in zijn dichtbundel Ik liep Managua in minirok mis, een verwijzing naar de zeven jaar dat hij als gevangene van Somoza vastzat in de Modelo-gevangenis, juist in de tijd (begin jaren zeventig) toen de zoomen van de jurken in de hoofdstad tot boven de knie kropen.
6
Mijn buurman aan dek van de veerboot is elektricien. Hij is naar Ometepe geroepen vanwege de haperende wifi op het eiland. „Eduardo”, stelt hij zich voor. Misschien is het mijn achterdocht, maar hij draagt geen werkmanskleding. „De tijd dat ik zelf in elektriciteitsmasten klom”, zegt hij ter verklaring, „ligt ver achter me”. Naar eigen zeggen komt Eduardo de problemen in kaart brengen waar de plaatselijke monteurs tegenaan lopen. Met zijn armen voor zijn buik gevouwen, helt hij naar me over. „Niets werkt meer”, vervolgt hij op gedempte toon. „Er is een tekort aan alle denkbare onderdelen.”
Als 14-jarige had hij als koerier hand- en spandiensten verleend aan de Sandinistische strijders in de heuvels rond de stad Estelí. Begin jaren tachtig volgde hij in Cuba een opleiding elektrotechniek, hij wilde Nicaragua vooruithelpen, maar de handelsboycot en het oorlogsgeweld maakten alles kapot. „De Koude Oorlog was bij ons warm”, zegt hij. „We waren een pion op het schaakbord van de VS en de Sovjet-Unie.”
Ik vertel hem dat ik in juli 1989 vanuit Honduras met twee overjarige hippies uit de VS was meegelift in een oude schoolbus, een Dodge vol cirkelzagen, bankschroeven, waterpompen en ander tweedehands gereedschap dat ze cadeau kwamen doen aan het Sandinistische Nicaragua. „Iedereen die we tegenkwamen was toen opgelucht dat de oorlog voorbij was.”
Eduardo knikt: hij ook. Maar niet lang daarna, bij de verkiezingsnederlaag van het FSLN in 1990, zou de kiem zijn gelegd voor de misère van nu. „Er was iemand die niet tegen z’n verlies kon.” Dat Daniel Ortega als een machtswellusteling revanche heeft genomen, viel volgens Eduardo alleen medisch te verklaren: de president was een pathologisch geval.
Wij hebben een president die een dictator verdreef en nu zelf dictator is geworden
Murillo zou hem volledig hebben overvleugeld. Binnen hun ‘duopolie’ houdt het echtpaar Ortega-Murillo zich aan een heldere rolverdeling. Zij balsemt de ziel van haar onderdanen met toespraken over familiewaarden, de evangeliën en de lessen in dienstbaarheid en kalmte van de Indiase goeroe Sai Baba. Ze ziet toe op de uitdeling van rijst en bonen aan de armen, en extraatjes als gedroogd fruit en sardientjes op Moederdag. Ortega vaardigt decreten uit die welvaart moeten brengen.
„Hij presenteert zich graag als een doener”, beaamt mijn gesprekspartner. „Maar als het erop aankomt, blijkt hij ook een dromer te zijn.”
„U doelt op het kanaal?”
„Het kanaal is een klucht. De VS zullen de bouw ervan niet toestaan zolang de Sandinisten aan de macht zijn… en zeker niet onder president Trump.”
Als een handelaar in hoop belooft Daniel Ortega van tijd tot tijd om Nicaragua – nu echt! – te doorklieven met een waterweg van de Atlantische naar de Stille Oceaan: een vaarroute die het Panamakanaal naar de kroon moet steken. Daar waar wij nu varen loopt een deel van het uitgetekende tracé: dwars over het Meer van Nicaragua, via een diepe, nog uit te baggeren geul.
„Maak je geen zorgen. Dat kanaal is een luchtspiegeling.” Eduardo wijst in de verte op een landingsbaan aan de voet van de vulkaan: een zwarte asfaltreep met witte strepen, te midden van het oerwoudgroen. „Dat daar is een vliegveld zonder vliegtuigen. Tien jaar geleden aangelegd. Er zou een lijnvlucht komen tussen Managua en Ometepe. Maar de enige verbinding is deze trage veerboot.”
7
In december 2013 schoof Daniel Ortega de Chinese miljardair Wang Jing naar voren als de verlosser die Nicaragua uit het geopolitieke verdomhoekje kwam halen. Met zijn in Hong Kong gevestigde investeringsmaatschappij werd het Wang Jing vergund om niet alleen het 278 kilometer lange Nicaragua-kanaal aan te leggen (met sluizen en al), maar ook twee diepzeehavens, een olieraffinaderij en een spoorlijn van kust tot kust. De geschatte kosten (50 miljard dollar) zouden met tolheffingen worden terugverdiend.
Om het werk feestelijk af te trappen was Wang Jing naar Nicaragua afgereisd, waar de president hem voorstelde als „onze Chinese broeder”. In een poging de heersende scepsis weg te nemen (er werd op fluistertoon gesproken van een ‘fantoomkanaal’), voegde Ortega eraan toe: „Hier voor jullie staat het fantoom in vlees en bloed.”
De eerste verkenningen voor het Nicaraguakanaal, als alternatief voor het Panamakanaal, dateren uit 1551. Deze kaart komt uit 1870. De huidige president Daniel Ortega onderzoekt opnieuw de mogelijkheden. Beeld Wikipedia
Het parlement nam een onteigeningswet aan voor huizen en boerderijen die in de weg staan. In combinatie met een nieuwe pensioenwet leidde dit in april 2018 tot massale protesten. Murillo noemde de betogers „bloeddorstige vampiers” die het land met straatvuren en barricades in wanorde wilden storten. Van schrik trok Ortega de pensioenwet weer in, maar de geest leek uit de fles. Net als in de tijd van de Somoza-dictatuur kwamen de berooide, onderdrukte Nicaraguanen in opstand. De familie Ortega-Murillo stuurde de gevreesde Policia Voluntaria op hen af: bewapende brigades ‘jonge Sandinisten’. Samen met de reguliere ordetroepen wisten zij na drie maanden de rust te herstellen – ten koste van meer dan driehonderd mensenlevens.
In Rivas werden mannen en vrouwen opgepakt die voorop hadden gelopen bij marsen tegen de onteigeningen. Hoewel het verzet was gebroken, ging er geen spade de grond in. Aan de andere kant van de wereld was het fortuin van kanaalbouwer Wang Jing als bij toverslag verdampt. Van de ene op de andere dag kon de Nicaraguaanse Kanaalautoriteit hem niet meer bereiken. Ortega en Murillo namen het woord ‘canal’ niet meer in de mond.
Tot november 2024, toen de twee mede-presidenten hun blauwdruk onthulden voor een nieuw kanaalplan dat in omvang nog ambitieuzer is dan het gefnuikte. Met een diepte van 27 meter en een lengte van 445 kilometer moet dit ‘Gran Canal de Nicaragua’ worden uitgegraven door de landmassa’s van de noordelijke provincies. De prijs valt wat hoger uit: 65 miljard dollar. Hoofdcontractor is ditmaal het Chinese bouwbedrijf CAMC uit Beijing.
„El Gran Canal de Nicaragua zal ervoor zorgen dat we in waardigheid kunnen leven”, profeteerde Daniel Ortega bij de onthulling. Het gepresenteerde tracé is vijf keer langer dan het Panama-kanaal.
8
De schouderhoge bronzen Sandino bij de aanlegsteiger van Ometepe valt nauwelijks op tussen de verhuurbedrijfjes van scooters en mountainbikes. We lopen naar ons dorpshotel op de heuvel, waar de eigenaren Jorge en Elena ons individuele scooterrijles aanbieden op een modderig honkbalveld. We leren loslopend vee te ontwijken (twee paarden en een koe). Onze scooters zijn gloednieuw. „Vorige week aangekomen”, zegt Elena. „Ze hebben nog geen nummerplaten.”
Voor het eerst in jaren durven ze weer te investeren. Zomaar uit zichzelf begint Jorge over de crisis van 2018, toen Nicaragua rood kleurde op de reisadvieskaartjes. De toeristen bleven weg. Niet één seizoen, maar meerdere. Om te kunnen eten waren de inwoners van Ometepe, zo’n dertigduizend in getal, weer gaan schoffelen in hun moestuinen. Bloemperken werden yuccaveldjes. „Onze grootouders waren campesinos [boeren]”, zegt Jorge, „onze ouders zijn dit hotel begonnen, en wij werden ineens weer campesinos.”
Onderweg op het eiland komen we welgeteld één handelsgewas tegen: tabak. Tussen de kniehoge, donkergroene bladeren staan sjofel geklede mannen en vrouwen onkruid te wieden. „Dit is eerste kwaliteit”, zegt de opzichter die aan de rand van het veld staat toe te kijken. „We hebben nu 400 hectare tabak op Ometepe.” De oogst blijkt bestemd voor Cuba, waar er ‘Cubaanse’ sigaren van worden gerold. Cohiba’s, in dit geval.
Cuba, zegt de opzichter, is een van de weinige landen die Nicaragua nog steunt. Ons vermoeden met een FSLN-aanhanger van doen te hebben, wordt meteen gelogenstraft. Zonder aansporing begint de tabaksplanter af te geven op de Banco Central. Die zou de staatskas vullen door geld af te pakken van alle hardwerkende Nicaraguanen in het buitenland die dollars overmaken aan hun familieleden. „En dan zeggen ze dat de economie met 4 procent is gegroeid. Het is pure diefstal.”
Reizend in Nicaragua dringt het tot me door hoe gemakkelijk frisse ideeën onfris worden
Het begint op te vallen hoe onbevreesd de Nicaraguanen afgeven op hun overheid. Maar op de vraag of er weer strijdlust broeit, schiet de opzichter in de lach. De jongeren van nu werken in Costa Rica om een smartphone te kunnen kopen. Het politieke bewustzijn van een hele generatie zou in slaap worden gesust door hun getuur naar nietszeggende filmpjes op sociale media – als het nieuwe opium voor het volk.
Wat vindt hij van Daniel Ortega?
„Wij hebben een president die een dictator verdreef en nu zelf dictator is geworden.”
Niet de verbeelding, maar de ironie is aan macht?
„Zo is dat!”
Gevraagd naar ‘co-presidente’ Murillo wordt de tabaksteler ernstig. „Zij is een heks”, zegt hij. „Una bruja.”
Mijn dochter heeft moeite met dat label: het is seksistisch.
„Maar ik citeer alleen maar.”
„Je citeert een man.”
Eerder al heeft ze zich geërgerd aan de nadruk die er wordt gelegd op het uiterlijk van Murillo, haar rode lippenstift, haar zijden sjaals en haar met jade ingelegde ringen – geen journalist die er níét over uitweidt. Door Vera’s bril bezien is het te grote ego van Daniel Ortega getekend door zijn machismo.
Anders dan in mijn studententijd, toen we de dynamiek van de geschiedenis toeschreven aan de massa, hebben Vera en haar leeftijdsgenoten oog voor het individu. Niet de klassenstrijd, maar de psychologie van de machthebbers geeft de doorslag. Wil je iets van de wereld begrijpen, dan heb je meer aan Shakespeare dan aan Marx. Onder de Nicaraguaanse oppositie in ballingschap leeft de volgende overtuiging: Murillo heeft haar bloedeigen dochter verstoten niet uit liefde voor haar man of trouw aan de Sandinistische zaak, maar in ruil voor de macht. Als een Lady Macbeth kan ze Daniel Ortega voor de rest van zijn leven chanteren met de mogelijkheid om het op elk gewenst moment alsnog voor haar dochter op te nemen.
9
Zelf worstel ik in de eerste plaats met de desillusie die Daniel Ortega voor mij belichaamt. Als lid van de Midden-Amerika Werkgroep heb ik in Wageningen, toen ik de leeftijd had die mijn dochter nu heeft, nota bene voor het Frente Sandinista lopen collectéren. Geboeid keek ik naar de ‘videobrieven’ die Emile Fallaux voor de VPRO vanuit Nicaragua verstuurde. Ik herinner me hoe blij ik was dat Salman Rushdie het regime, ondanks zijn kritiek op de perscensuur, het voordeel van de twijfel schonk. De Sandinisten, schreef hij, zijn geen verstokte communisten. „Als Nicaragua een staat naar Sovjet-model was, dan was ik de keizer van China.” Salman Rushdie bewonderde „de wilskracht en de integriteit van de regering”. Zijn bijzondere dank ging uit naar „compañera Rosario Murillo”.
Reizend in Nicaragua dringt het tot me door hoe gemakkelijk frisse ideeën onfris worden. Bevlogenheid heeft een korte halfwaardetijd. En ja, ook linkse poëten kunnen via de stembus uitgroeien tot grimmige potentaten. Maar als ik in de jaren tachtig naïef was, dan was ik naïef in commissie. Ook Salman Rushdie is erin getrapt. Op de door hemzelf opgeworpen vraag of Daniel Ortega en Rosario Murillo mogelijk dictators in spe zijn, antwoordde hij in 1986: „Nee, pertinent niet.”
10
Kanoënd bij ondergaande zon in de baai van Playa Mangos zegt Vera: „Ik heb nog nooit zo’n mooie plek gezien.”
Ik ook niet. De kustlijn is dichtbebost; de hoogste kruin is van een kapokboom.
„El ceibo”, zegt onze kanogids. Dan zijn er de kokospalmen en, half in het water, de mangrove. We peddelen onder de groene galerijen door, waar het wemelt van de vlinders. Boven onze hoofden laten twee brulapen een overhangende tak zwiepen. Verderop, bij de monding van een riviertje, tussen de beide vulkanen in, zitten jacana’s te vissen, lichtgewicht vogels die over waterplanten kunnen lopen.
Onze gids gebaart dat we stil moeten zijn. Geruisloos loodst hij zijn kano in een soep van moerasandijvie, onderwijl de omgeving afturend. We zijn zojuist de habitat van de kaaimannen binnengevaren, of beter gezegd: de kaaimannetjes, want de krokodillen van Ometepe behoren tot de kleinsten op aarde. We krijgen er één te zien, zwart-wit geschubd en niet langer dan een onderarm.
Een verslaggeefster van de BBC die in 2022 dezelfde kanotocht maakte, had onder inwoners van Ometepe een hoopvolle stemming opgetekend. Zo voorspelde de eigenaar van haar pension de komst van een nieuwe stroom toeristen zodra er olietankers en containerschepen in optocht langs het vulkaaneiland zouden varen. Scheepsspotters, zoals er ook in Panama op de heuvels aan weerszijden van de sluizen neerstrijken.
Háár kanogids maakte zich zorgen over de vernietiging van het ecosysteem. „De flora en fauna zal afsterven.”
De onze vindt dat onzin.
Waarom?
„Er kómt geen kanaal.”
Hij zegt dat er al jaren een grap rondgaat die de status van een uitdrukking heeft gekregen: als iemand een loze belofte doet, dan antwoord je schamper: ‘Proyecto Canal!’
Toch een troost, de gedachte dat de natuur het van de dictatuur zal winnen.
Vulkaaneiland Ometepe, met de Concepción en de baai bij Playa Mangos. Foto Frank Westerman
Proyecto Canal
Sinds president Donald Trump roept dat hij het Panamakanaal wil innemen, staat ook het alternatief, een mogelijk Nicaragua-kanaal, weer als een pion op het schaakbord van Midden-Amerika.
Machthebbers in de Nicaraguaanse hoofdstad Managua zinspelen al meer dan anderhalve eeuw op een zeevaartroute van de Atlantische naar de Stille Oceaan. Ter hoogte van Panama is de Midden-Amerikaanse landengte op haar smalst (amper tachtig kilometer), maar Nicaragua beschikt over een immens meer waarvan je de overkant niet kunt zien. Alleen de landbrug bij Rivas zou moeten worden doorgestoken (amper twintig kilometer), terwijl aan de oostkust de rivier San Juan in het tracé kan worden opgenomen.
De eerste verkenningen voor zo’n kanaal dateren van 1551, de tweede van 1738. Het Amerikaans Congres overwoog het plan in 1825. Cornelius Vanderbilt, een transporttycoon met Nederlandse wortels, opende in 1849 een scheepvaartlijn van New York naar San Francisco. De passagiers zakten af naar de Caribische kust, stoomden via de oerwoudrivieren op naar het Meer van Nicaragua en hoefden alleen bij Rivas met paard-en-wagen de landbrug naar de Pacifische kust te overbruggen. Nieuwe kanaalplannen door Nicaragua volgden in 1855, 1888 en 1897 – totdat in 1902 de keuze viel op Panama.
De elite in Managua hield in de twintigste eeuw de droom van een concurrerende waterweg levend. Het meest tot de verbeelding sprekende ontwerp was een Nicaragua-kanaal dat met nucleaire explosies moest worden uitgegraven. Het voorstel voor zo’n Pan Atomic Canal, was in 1961 ingebracht in het kader van het project Plowshare, dat met atoomproeven in de Verenigde Staten de haalbaarheid testte van het opblazen van gebergten voor openbare werken.
In 2009 haalde president Daniel Ortega een van de bestaande plannen tevoorschijn. Nog voordat hij een sponsor vond in de Chinese miljardair Wang Jing, probeerde hij financiering los te krijgen van de sultan van de Verenigde Arabische Emiraten. Intussen mocht het Nederlandse ingenieursbureau Royal HaskoningDHV een ‘impactstudie’ uitvoeren ter waarde van 720.000 dollar.
In november 2024 is de blauwdruk voor de zuidelijke route vervangen door het project om in het noorden van het land ‘El Gran Canal te Nicaragua’ te bouwen, een faraonisch bouwwerk met een lengte van 445 kilometer. Tot op heden is er voor geen enkele variant ooit een serieus begin gemaakt met het graafwerk. Alleen in het district Rivas is in 2014 door driehonderd arbeiders een toegangsweg aangelegd naar een niet bestaande zeesluis.