
Geen naakt of volumineuze baljurken op de rode loper, slechts vijf superjachten in de baai en Variety die klaagt dat het marketingexces is verdwenen op het 78ste filmfestival van Cannes. De filmwereld doet het dit jaar even zuinig aan, dus mist het filmfestival dit jaar Sylvester Stallone die op een tank over de Boulevard de la Croisette davert (The Expendables 3), of straaljagers die de tricolor in de lucht schrijven (Maverick). Zelfs jumboschermen met non-stop trailers ontbreken.
Die soberheid draagt bij aan de serieuze, gefocuste sfeer van deze jaargang. Het filmfestival Cannes draait weer om Cinema met een grote C; er is geen plek meer voor tv-series van streamers. Het filmaanbod van de 78ste editie kan dat aan, met meesterlijke, zeer goede en interessante films en uiteraard een enkele teleurstelling. De algehele toon is fatalistisch, wanhopig of zelfs morbide.
Zo mist er een boos of hoopvol J’ accuse…!: politieke films halen eerder bitter of sarcastisch de schouders op. Van de Oekraïense somberman Sergej Loznitsa verwacht je niet anders dan een (zeer) traag naderend noodlot zoals in Two Prosecutors, waar een jonge communistische jurist zijn recht wil halen tijdens Stalins Grote Zuiveringen. Ook van paniqueur Ari Aster, bekend van arthousehorror als Midsommar en Hereditary, verwacht je geen pret, maar hij vertilt zich wat aan de neerbuigende politieke satire Eddington waarin kleinsteeds Amerika in het jaar van de pandemie en Black Lives Matter in een gekkenhuis verandert. Pedro Pascal speelt een linksige status-quo burgemeester in Texas die een streng mondkapjesbeleid invoert – voor anderen dan – terwijl hij er een nieuw datacentrum doorheen jast. Terwijl de jeugd absurd woke wordt, vervalt sheriff Joe Cross (Joaquin Phoenix) in MAGA-waanzin over reptielen en de pedofiele elite. Asters film desintegreert zelf van botte satire tot een bittere western-noir en paranoïde Rambo-extravaganza waar geen touw meer aan valt vast te knopen. Aster vertelde de pers na afloop dat Eddington zijn angsten reflecteert over een Amerika dat het niet meer eens is over wat echt is en wat niet. Dat hangt denkelijk samen met dat nieuwe datacentrum – ofwel internet.
Beter is de politieke thriller Dossier 137 van de Franse veteraan Dominik Moll, waarin Léa Drucker als inspecteur Stéphanie van Interne Zaken een geweldsexces onderzoekt dat een jonge provinciaal blijvende hersenschade bezorgt tijdens een protest van gele hesjes eind 2018. Het is een minutieus, uitgebeend relaas over een functionaris van goede wil die ontdekt hoe het systeem tegen de burgers samenspant en haarscherp de procedurele loopgraven in kaart brengt waarin de overheid zich verschanst. En hoe dat wantrouwen en populisme voedt.
Spookfilms
De echte meesterwerken van het 78ste Cannes ademen niet zozeer politieke, maar existentiële wanhoop. The Sound of Falling van nieuwkomer Mascha Schilinski is een adembenemende, melancholieke en labyrintische spookfilm waar de levens van vier generaties vrouwen op een Duitse boerderij Altmark in elkaar vastdraaien. In een extreem subjectieve filmstijl met ouwelijke kleuren en ondiep focus gluren ze door kieren en sleutelgaten naar vrouwelijk lijden, trauma en doodsverlangen; een terugkerend motief is het 19de-eeuwse gebruik om een groepsfoto met het lijk van een overleden kind te maken, soms met de oogleden met naaigaren open gestikt.
Even spookachtig, maar iets minder geslaagd in het fatalistische postpartum-drama Die, My Love van Lynne Ramsay. Jennifer Lawrence is Oscarwaardig als jonge moeder Grace die haar greep op de realiteit verliest – met haar geliefde Jackson (Robert Pattinson) ging de muziek toch al steevast op maximaal volume als communicatie dreigde. Het kleurenpalet is griezelg mooi, maar het bij vlagen verbluffende Die, My Love biedt uitleg nog uitweg zodat de cyclus van psychose en tijdelijk herstel wat gaat benauwen.
Een sensatie in Cannes is Sirât, wat verwijst naar de brug tussen hel en hemel: dun als een haar, scherp als een mes. Vader Ruiz brengt een groot offer om die brug te bewandelen in dit meesterwerk van de Spaanse mysticus Oliver Laxe die je in je beenmerg voelt. Als je vullingen al niet lostrillen van de techno zijn het wel de nare verrassingen die de rave-pelgrims wachten in wat uitpakt als een dodendans. Het begint met de Spaanse vader Ruiz die met zijn zoontje op een alternatieve rave in de Marokkaanse woestijn naar zijn verdwenen dochter zoekt. Elders volstrekt zich een catastrofe, de Derde Wereldoorlog? „Ach, die is toch allang begonnen”, legde Laxe ons na afloop uit. Wat rest is het redden van zielen: een gehavende Ruigoord-clan – de één mist een been, de andere een arm – besluit bij het slechte nieuws nog dieper de woestijn in te trekken, met vader en zoon op sleeptouw. Waar op ’s werelds meest zenuwslopende wegen trauma’s wachten die zelfs drugs en techno niet verdoven.
Jean-Luc Godard
Een zeldzame lichte noot levert de Amerikaan Richard Linklater (Boyhood, Hit Man) met Nouvelle Vague, over filmjournalist Jean-Luc Godard die in 1959 iedereen tot wanhoop dreef op de set van zijn grensverleggende filmdebuut À bout de souffle. Hij toonde hoe opwindend het is om met alle regels te breken. Linklater reconstrueert dat in zeer nauwkeurig historisch detail, zonder te pontificeren of in karikaturen te vervallen zoals Le redoutable (2017) wel deed, waarin hij Godard vermoedelijk terecht als een hanige kwast neerzet. Nouvelle Vague toont met liefde, respect én humor hoe Godards eigengereide rebellie de wereld veranderde. Het zal wel te geestig en lucide zijn voor de grote filmprijzen: lachen doe je thuis maar.
