Canadees trio General Idea speelde een indrukwekkend satirisch spel met de kunstwereld

Recensie

Beeldende kunst

Tentoonstelling Het oeuvre van het Canadese kunstenaarstrio General Idea is een slimme mix van kunst en commercie. Het Stedelijk Museum, dat hun werk al in 1979 ontdekte, presenteert nu een groots overzicht.

General Idea, ‘Fin de Siècle’, 1990. Graci Collection.
General Idea, ‘Fin de Siècle’, 1990. Graci Collection.

Foto Peter Tijhuis

‘Culturele criminelen’ en ‘media parasieten’. Zo omschreef General Idea zich, een groep vrienden die in 1970 in Toronto een kunstenaarstrio vormden. 25 jaar lang werkten ze samen: AA Bronson (1946), Felix Partz (1945-1994) en Jorge Zontal (1944-1994). Hun naam, General Idea, betekent natuurlijk ‘algemeen idee’, maar verwijst ook naar een fictieve generaal in het Canadese leger, zoals AA Bronson zegt in de catalogus bij de overzichtstentoonstelling die nu te zien is in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ook refereerden ze met deze generaal aan de Amerikaanse schrijver en kunstenaar William Burroughs (1914-1997), vertegenwoordiger van de Beatgeneratie. Burroughs diende als rolmodel voor de groep, niet alleen door zijn maatschappijkritische romans, maar meer nog door zijn vrijgevochten manier van leven aan de onderkant van de samenleving.

General Idea speelde vanaf het begin een satirisch spel met de kunst en was vooral geïnteresseerd in hoe glamour en persoonsbekendheid gecreëerd worden door televisie en reclame. De drie kunstenaars verwisselden voortdurend van gedaante en poseerden vooral als de bad boys van de Canadese kunst. Daarbij zetten ze hun queer mannelijkheid in bij de productie van hun werk. General Idea omarmde allerlei verschillende soorten kunst: van Mail Art en Body Art tot performance, schilderkunst, sculptuur en videokunst. De persoon van de kunstenaar was het eigenlijke ‘merk’, en die was belangrijker dan het kunstwerk zelf. General Idea kwam ten einde in 1994, toen Partz en Zontal overleden aan aids.

Meeslepende rollenspel

De eerste solotentoonstelling van General Idea was in 1979 in het Stedelijk Museum en in 2018 kreeg het Museum, dat de groep zo vroeg had erkend, het archief. De tentoonstelling die nu in het Stedelijk te zien is, neemt de bezoeker mee langs het meeslepende rollenspel van het trio, vanaf de Miss General Idea verkiezingen in 1970 en 1971 tot aan een theatrale installatie getiteld Fin de Siècle (1990). Die installatie is geïnspireerd op het schilderij IJszee (1823) van Caspar David Friedrich, een huiveringwekkende verbeelding van een berg kruiend ijs in een apocalyptisch licht. Fin de Siècle is een decor van een verblindend wit landschap van ijsschotsen, gemaakt van polystyreen. De drie kunstenaars worden hier gepersonifieerd door drie aandoenlijke witte zeehondjes, hulpeloos liggend op het ijs. Wat ooit begonnen was met uitbundige talkshows en schoonheidswedstrijden eindigt met een dreigende en eenzame kilte – ook al had General Idea zelfs hier het gevoel voor humor en zelfspot niet verloren.

Het oeuvre van General Idea is een slimme mix van kunst en commercie. Het balanceert op de grens van kunst en design, met bedrijfslogo’s, reclamebeelden, posters en goedkope kunstwerken geproduceerd in grote oplagen. Het drietal maakte winkels waar prullaria werden verkocht of presenteerde een tentoonstelling in de gedaante van een stijlvolle ‘boetiek’, zoals The Miss General Idea Boutique (1980). Andy Warhol’s Factory diende de groep tot voorbeeld, met het idee dat een persoonlijke kunstenaarssignatuur volstrekt onbelangrijk was; dat ieder object van het ene naar het andere medium omgezet kon worden (bijvoorbeeld van film naar zeefdruk); en dat er geen wezenlijk onderscheid bestond tussen reclame en kunst. Of het nu ging om de studiopraktijk, het publiceren van tijdschriften (FILE Megazine, 1972–1989, een parodie op LIFE Magazine), het archiveren van handelingen en een sociaal leven: alles liep naadloos in elkaar over.

De inrichting van de tentoonstelling in het Stedelijk doet recht aan deze uitgangspunten. Een groot aantal installaties is gereconstrueerd en opgenomen in een alomvattend, doorlopend geheel met door General Idea ontworpen behang en wandvullende reliëfs en schilderingen.

Een hoofdthema in de tentoonstelling zijn de zelfportretten. Het eerste groepszelfportret dateert uit 1981, een fotografische zwart-witmontage van de drie mannen, gecomplementeerd met attributen als een dollarteken, een sjabloon van een zwarte poedel en een cover van FILE Megazine. Op een pastelkleurige poster uit 1983 zijn ze geportretteerd als poedels met krullerige bontmutsen en vervolgens als drie baby’s met blozende wangen liggend onder een roze deken. Na het uitbreken van de aids-epidemie poseerden ze onder meer als dokters met stethoscopen en glanzende, tweekleurige pillen. Nog vóór aids bedacht General Idea het concept van het ‘beeldvirus’. Beelden infecteren degenen die ernaar kijken, zo was de gedachte. Ook infecteren de beelden elkaar, zodat het ene beeld als vanzelf uit het andere voortkomt.

Kleine ingrepen

Toen General Idea in 1986 van Toronto naar New York verhuisde, verkeerde de kunstwereld in een crisis door de uitbraak van aids. Het eerste werk dat de groep in New York maakte, was een remake van het bekende popartkunstwerk LOVE, een aluminium sculptuur van Robert Indiana uit 1966. General Idea verving het woord LOVE door AIDS. Het begon als schilderij van vier letters en werd vervolgens ingezet als logo. Het ‘beeldvirus’ van het AIDS-werk greep snel om zich heen, middels posters, reclame, billboards, animaties en merchandise.

Het beeldvirus strekte zich uit tot de kunstgeschiedenis, allerlei beroemde kunstwerken werden ermee besmet en ondergingen kleine ingrepen. Werken van iconen als Mondriaan, Marcel Duchamp en Lucio Fontana werden aangepast. Zo kreeg een Mondriaan bijvoorbeeld opeens een groen vlakje. Ook ontstond een reeks werken met AZT-pillen, zoals het eerste middel tegen aids heette, van levensgrote pilvormige sculpturen en prenten tot ballonnen en presse-papiers. Na het overlijden van Partz en Zontal in 1994, ging AA Bronson alleen verder met performances over dood, rouwverwerking en genezing.

Terugkijkend op General Idea zegt AA Bronson dat het hen niet ging om de dingen die ze maakten, maar dat de echte kunst het Kunstleven is. De radicaliteit van hun manier van leven en de kunst die eruit voortkwam, raakt aan uitersten van plezier en vreugde tot pijn en verlies. Deze tentoonstelling is een indrukwekkend tijdsdocument, in artistieke en in maatschappelijke zin.


Lees ook: Samen sterk. De kracht van het collectief