Cabaretier Alex Ploeg over zijn worsteling op zijn weg naar succes: ‘Comedy is juist niet-cool zijn’

Half oktober, wanneer Alex Ploeg net is begonnen met zijn try-outs, komt er een podcast online van De Hete Brij, die Ploeg met cabaretvrienden Pepijn Schoneveld en Christine de Boer maakt. ‘Liegen’ heet de aflevering. Na driekwartier, net nadat Ploeg een reclame heeft opgelezen over een scheerapparaat voor de edele delen om lekker glad de winter door te komen, zegt hij: „Ik weet niet of jullie dat weten, maar ik ben heel lang pretend-student geweest.” Zijn vrienden zijn verrast. „Ben jij er zo een?”, vraagt Schoneveld.

Als je Alex Ploeg al langer volgt, worden door die ene zin dingen duidelijk. In zijn vorige twee voorstellingen benoemde hij al zijn lethargische en conflictvermijdende houding. Hij zette zichzelf neer als een antiheld op zoek naar bevestiging. Eentje die zich ook kan verstoppen achter zijn goede grappen. Maar hoe stevig hij zichzelf tegen is gekomen in het leven, werd nog nooit zo duidelijk als nu. In zijn nieuwe voorstelling Unplugged gebruikt hij dan wel niet het woord pretend-student maar praat hij wel – liggend op het podium – over de maanden waarop hij in bed lag en niets deed. En over hoe hij soms nog steeds in zijn eigen isolement kan zitten. „Mijn vriendin vindt mij kinderachtig, maar ze is jaloers omdat ze nooit welkom is in mijn boomhut.”

In een café in Amsterdam-Noord spreken we over zijn carrière. Ploeg is gevierd comedian. Zes jaar geleden brak hij door. Zijn vriend Peter Pannekoek vindt hem een van de beste comedyacteurs van Nederland. Hij werd met zijn beide voorstellingen genomineerd voor de Neerlands Hoop en in de recensies van zijn voorstellingen regende het sterren. NRC noemde hem „een van de meest veelbelovende cabaretiers van het decennium”. 12 december gaat zijn derde show Unplugged in première in De Kleine Komedie in Amsterdam.

Ben je ergens in je leven bewust grappen gaan gebruiken voor sociale situaties?

„Het was eerder een instinct. Waarschijnlijk begon het toen ik als kind van Nederland naar Amerika verhuisde en de taal niet goed sprak. Je wil toch meekomen met de groep en een grap kan dan een sociaal glijmiddel of een verdedigingsmechanisme zijn. Ik ben sowieso altijd bezig met hoe iedereen zich voelt. Als iemand te dominant is, ga ik daar grapjes over maken; als iemand te stil is, ga ik juist vragen stellen. Onbewust. Dat kan een superkracht zijn, maar het gevolg is ook dat mensen vragen: maar wie ben jij zelf?”

Wie vroeg dat?

„Bijvoorbeeld een docent van de jeugdtheaterschool in Groningen. Ik had daar als tiener les en was toen echt in de full-blown grapjesmodus. Er was nauwelijks een serieus gesprek met mij te voeren. Ik dacht, dat is grappig. Maar het is ook een angst, ben ik wel interessant genoeg als ik dat niet zou doen?”

Dit is wel de kern van…

„Van mijn zijn. Ja klopt.” Aangezet zegt hij: „Nou, we zijn klaar. Top! Dit was het. Is lekker hè, zo snel.”

Daarna weer rustig: „Nee, maar ook ervaren comedians vroegen me in het begin bij Comedytrain vaak ‘wie ben jij nou echt, wat vind je van dingen?’ Ik snapte dat niet, ik praat op het podium alleen maar over mijn onzekerheden, ik kan het niet helderder zeggen dan dit. Maar ik vertel inderdaad alleen impliciet wat ik van de wereld vind. Cabaretiers die opkomen en mij vertellen: ‘Dit zijn de klootzakken, dit zijn de helden, of mens durft te leven’, dat voelt voor mij ouderwets. Ook wat oppervlakkig voor de complexiteit van de maatschappij. Zodra ik op het podium zeg: ‘Mensen het zit toch zo’, heb ik meteen een stemmetje dat zegt: ‘O ja, komt meneertje even vertellen hoe het zit.’ Ik had best vaak in een maakproces wat filosofischere stukken, maar die sneuvelden in de latere fase. Is het superhilarisch? Niet per se. Dan gooide ik het toch weg.”

Een zin in de voorstelling vond ik mooi: je zegt daar dat we elkaar wat minder verhalen over helden moeten vertellen, en meer verhalen over collectieven.

„Het is goed dat je dat zegt, want die heb ik er net uitgesloopt.”

Wat was je plan om cabaretier te worden?

„Ik wist al jong dat ik cabaretier wilde worden. Ik bekeek videobanden met comedians, maakte een profielwerkstuk in 6 vwo over cabaret en speelde Hans Teeuwen na. Ik heb twee jaar met een Brabants accent gesproken.

„Wat ik dacht: ik ga naar de kleinkunstacademie en daar zullen ze zeggen”, (groots en aangezet): „‘Daar ben je, hier is de rode loper, we waren al op je aan het wachten’. Dat was natuurlijk niet zo. Ik deed twee keer auditie en werd twee keer niet aangenomen. Daarna deed ik mee met het Groninger Studenten Cabaret Festival, waar ik een vernietigend rapport kreeg in de halve finale. Ook werd ik twee keer afgewezen bij Comedytrain voordat ik in 2014 werd toegelaten.”

Ik hoorde dat mensen in die tijd tegen je zeiden: je liedjes zijn zo leuk.

„Dat frustreerde mij; dus mijn grappen zijn niet leuk? Als je een lui oog hebt, plakken ze op het goede oog een pleister. Ik heb daarom die liedjes weggelegd tot die grappen beter werden. Ik kwam bij Comedy Café terecht, toentertijd een plek met veel loeiende vrijgezellengroepen. Gasten met piemelpetten die kwamen voor het sparerib-arrangement en schoonmoedergrappen. Daar word je hard van. Ik leerde grappig te zijn, voor welk publiek ik ook stond. Alleen, je leert daardoor zo afgestemd te zijn op het publiek, waardoor je minder denkt: wat wil ik echt maken?”

Studeerde je toen?

„Op papier studeerde ik filosofie. In het begin ging ik wel naar colleges, maar dan had ik een les gemist of een paper niet ingeleverd, waardoor ik met het vak stopte. Ik zei dan wel dat ik het had gehaald. Ik had andere plannen en dacht: het komt wel goed. Maar op een gegeven moment leken al mijn cabaretdromen niet te lukken en gingen mijn vrienden afstuderen terwijl ik dacht: huh, we waren toch allemaal aan het aankloten? Dat was doodeng. Ik durfde geen hulp te vragen, lag op een gegeven moment maanden op bed en zag niemand, want ik wilde ook niet liegen. Ik droeg de hele dag oortjes met muziek of een podcast. Ik was zelfs bang het vuilnis buiten te zetten zonder oortjes, want wat als er in die paar seconden een gedachte in mijn hoofd kwam van: waar ben je mee bezig?”

Was dat een soort depressie?

„Ik heb het nooit laten vaststellen maar ik heb wel aanleg tot een zwaarte, tot een soort nihilisme. Ik denk dat het een combinatie was van het gevoel: ‘Er zit grootsheid in mij’, en de realiteit van: ‘Andere mensen gaan nu al een carrière starten en ik ben nog steeds deze trieste gast met enkel middelbareschooldiploma, die amper optreedt’. Ik dacht ergens: dit moet mij toch komen aanwaaien? Ik was een typisch geprivilegieerd gymnasium-kind dat dacht dat de wereld op mij zat te wachten. Nee, de wereld zit niet op je te wachten. Je moet vechten voor je plek.”

Hoe ben je er uitgekomen?

„Ik was al een tijd niet meer ingeschreven op de universiteit. Intussen waren mijn studiefinanciering en mijn OV omgezet van gift naar lening. Er kwamen rekeningen binnen van honderden euro’s die ik niet had. Uiteindelijk kwamen mijn ouders erachter en zijn mijn broers naar mij toegekomen. Met hen heb ik geoefend hoe ik het hele verhaal aan mijn ouders ging vertellen. Als ik daarover denk, kan ik nog volschieten. Ik heb toen alles verteld en gezegd dat ik in de horeca ging werken om mijn schulden af te betalen, een andere studie ging doen, maar heb ook gezegd dat ik wilde blijven optreden. Ik ben op dat moment serieuzer geworden over stand-up. Harder gaan werken, nieuw materiaal gaan schrijven. Ik heb uiteindelijk mijn bachelor en masters communicatiewetenschappen gehaald en ben een paar jaar later aangenomen bij Comedytrain. Dat voelt nog steeds als een van de grootste mijlpalen in mijn carrière.”

In je eerste voorstellingen zag ik je enorme talent voor grappen en timing, maar ik had ook het idee dat je niet het achterste van je tong liet zien. Het gekke is, toen ik de opname terugzag…

„…zat het er allemaal al in – dat niet-studeren. Die worsteling heb ik jarenlang gehad: ik heb het allemaal verteld en toch kreeg ik te horen dat ik wat achterhield. Maar het draait om waar je je accenten legt. Of je iets echt wil laten voelen. Ik stopte grappen in sommige stukken om juist af te leiden.”

Is dat als comedian of ook als mens? In interviews uit die tijd hoor ik je om het onderwerp heen slalommen.

„Mijn demoon is dat ik me terugtrek als het moeilijk wordt. Ik was bang om over die periode te praten omdat ik bang was dat ik dan dat monster zou voeden en ik in dezelfde patronen terecht zou komen.”

Je hebt dus door die afwijzingen jezelf het ambacht van comedy geleerd waardoor je heel grappig bent geworden. Maar dat aspect werkte ook een tijdje tegen je.

„Ja. Nu de populariteit van bepaalde Amerikaanse stand-up groeit, zie ik dat veel nieuwe mensen denken dat comedy een beetje stoerdoenerij is. Dat komt voort uit angst, uit zoeken naar veiligheid. Dat is voor mij niet wat comedy is. Comedy is juist niet-cool zijn. Ik denk dat ik nu pas de skills heb om met mijn grappen niet weg te gaan van de kern van een verhaal. Dat je er de wrangheid doorheen hoort, maar dat het ook grappig blijft.”

CV
Alex Ploeg

2014
Lid van Comedytrain
2016
Winnaar Publieksprijs Cameretten
2016 tot nu
Schrijver Klikbeet
2018
Voorstelling Ultimatum, nominatie Neerlands Hoop
2021
Voorstelling Ego, nominatie Neerlands Hoop