Britpop-underdog Pulp viert de misfit met energieke show

Bij het schoolpleingevecht tussen Blur en Oasis in de jaren ’90 stond Pulp aan de zijkant toe te kijken met een gek brilletje op. Wat natuurlijk eigenlijk betekent dat Pulp altijd al het coolst was. Op vrijdagavond stond de eeuwige Britpop-underdog in de Afas Live, weggemoffeld tussen vierkoppige cash-cow De Toppers in de Johan Cruyff ArenA en popprinses Olivia Rodrigo in de Ziggo Dome. Het was Pulps tweede zaalconcert in Nederland ooit; het eerste was in 1995.

Frontman Jarvis Cocker en zijn band speelden in Afas Live twee uur lang hoogtepunten uit hun werk (het laatste Pulp-album komt uit 2001). Dat werk is, om toch weer de vergelijking te maken met Oasis en Blur, dansbaarder en theatraler, met meer disco-invloeden in de sound en uitvergrote scènes en ironische kwinkslagen in de teksten.

Strijkorkest

Naast Cocker waren alle originele bandleden van Pulp present, behalve de vorig jaar overleden bassist Steve Mackey. De band droeg ‘Something’s Changed’, het meest oprechte liefdesliedje uit hun catalogus, aan hem op. Pulp had ook nog drie tourmuzikanten mee en ook – ja, echt – een tienkoppig strijkorkest.

Dit concert was niet zomaar een routineuze afwerking van Greatest Hits: al bij het opzwepende tweede nummer ‘Disco 2000’ werd het publiek gegrepen door de energie van Cocker, van de band, van de liedjes die niets aan kracht hebben ingeboet. De show was ook geen nostalgiefestijn: alleen bij het laatste nummer, ‘Glory Days’, werden er archiefbeelden afgespeeld op de grote schermen. Het voelde alsof het 1995 was, of alsof Pulp deze liedjes vorig jaar heeft uitgebracht. Er werd gedanst en gefeest in de zaal, ondanks het feit dat het grootste deel van het publiek gezien de leeftijd inmiddels toch last moet hebben van beginnende onderrugklachten.

Dandy in velours

Cocker is als frontman tegelijkertijd flamboyant en een beetje ongemakkelijk, een dandy in een velours zeventigerjarenpak met karakteristiek zwart brilmontuur. Hij danst veel, maar eigenlijk alleen met z’n ledematen. Zijn grapjes zijn droog en typisch Engels: vlak voor de grootste hit ‘Common People’ zegt hij “We’ve played them all, haven’t we?” De hoofdpersoon van het liedje, een studente met rijke ouders, legt het aan met Cocker’s verteller om te proeven van hoe het gepeupel leeft. Het nummer duurt vanavond een glorieuze tien minuten, waar het publiek met volle teugen van geniet. ‘Common People’ is, zoals zoveel van Pulps werk, een ode aan de armoedzaaier, de misfit: hoezeer ze ons ook minachten, wij underdogs weten wel beter.