Breaking is een serieuze sport geworden. Beknot dat de creatieve vrijheid?

‘Breaking’ is vanaf 2024 een olympische sport. Dansers op het WK, dit weekend in Leuven, kunnen zich plaatsen voor de Spelen van Parijs. Vijftig jaar na de geboorte van hiphop krijgt breaking erkenning, maar het is ook een verdienmodel. En dat knelt.

Foto Roger Dohmen/ANP

„Clap your hands, stomp ya feet!”, roept James Brown tegen het einde van Give It Up Or Turnit A Loose. Bijna een minuut lang klinken vooral zijn uitroepen (‘In the jungle brother!’) en wat minimale percussie. Dan doet de ‘Godfather of Soul’ een appel op zijn drummer: „Clyde!”. Die tovert uit zijn drumkit een aantal maten van een van de meest funky beats uit de muziekgeschiedenis.

Speciaal voor die minuten kwamen de dansers, de b-boys en b-girls, in 1973 naar het flatgebouw op Sedgwick Avenue nummer 1520 in de Bronx in New York, waar Cindy Campbell en haar broer DJ Kool Herc feestjes gaven. Want Herc had als een van de weinigen die gewilde live-versie van dat liedje, evenals andere rock, soul en funk waarop ritmische intermezzo’s ruimte boden aan een nieuwe dansstijl. De dansers draaiden om hun as, schopten zichzelf in de knieholte om daarna hun benen als een helikopter over de vloer te bewegen en even zo plots rechtop tot een freeze te komen, met de armen stoer en uitdagend over elkaar. De feesten worden gezien als het begin van hiphop.

Toen zijn zusje hem vroeg om te draaien op haar ‘back to school party’ wist hij direct welke muziek hij moest draaien: die platen met de funky drumsolo’s

Afgelopen zomer werd de vijftigste verjaardag van deze muziekcultuur en lifestyle gevierd met uitgebreide overzichten en terugblikken. Wat begon als de obscure kunstuitingen van de zwarte jeugd in achtergestelde wijken van New York, is uitgegroeid tot een miljardenindustrie. Dj’s en rappers zijn miljonairs, graffiti hangt in musea en galerieën, streetwear domineert de mode.

Minder zichtbaar in al die terugblikken was de dans waarmee het allemaal begon. Als enige van de vier klassieke ‘elementen’ van hiphop – graffiti, dj’en, rappen, breaken – bleef het breaken (‘breakdance’ is een term die alleen buitenstaanders gebruiken) lange tijd iets van de straathoeken en buurthuizen, met een sterke internationale gemeenschap die elkaar opzocht bij grotere battles. Maar vanaf 2024 zijn de danspassen die de New Yorkse tieners vijftig jaar geleden uitvonden officieel olympisch.

Eindelijk erkenning, klinkt het onder b-boys en b-girls. Toch maken dansers zich ook zorgen. Nu het meer en meer een geformaliseerde sport aan het worden is, klinkt vaker de kassa en steeds minder vaak James Brown. Voor breakers is dat meer dan alleen een nostalgisch probleem.

Lees ook: Ineens is hiphop 50 jaar. Hoezo?

Merry-go-round

Nederland is goed vertegenwoordigd in het breaken. In juni werd de jonge Haagse b-girl India Sardjoe (17) Europees kampioen. Zij is daarmee als eerste geplaatst voor de Olympische Spelen en meteen medaillekandidaat. Een andere kanshebber op eremetaal, oudgediende Menno van Gorp (34), zou zich dit weekeinde kunnen plaatsen door het wereldkampioenschap in Leuven te winnen. Onmogelijk is dat niet, want hij werd al drie keer eerder wereldkampioen, maar toen was breaken nog niet olympisch.

Volgens veel oudere breakers is het überhaupt geen sport, maar een kunstvorm die draait om gevoel en expressie. Dat valt ook te lezen in het onlangs verschenen The Birth of Breaking van danswetenschapper en b-boy Serouj ‘Midus’ Aprahamian. Hij plaatst het breaken in een lange danstraditie uit de zwarte Amerikaanse samenleving. De stijl van de jaren zeventig voegde aan die traditie onder meer het dansen dicht bij de grond toe. B-boys en b-girls imiteerden James Brown, maar voegden ook atletische moves toe, vaak met wortels in de jazz dances van de jaren dertig.

Kool Herc zelf was begin jaren zeventig ook eerst en vooral een danser. Toen zijn zusje hem vroeg om te draaien op haar ‘back to school party’ wist hij direct welke muziek hij moest draaien: die platen met de funky drumsolo’s. De term ‘breaking’ sloeg niet op de break in de muziek, maar op een modewoord voor ‘uit je dak gaan’, zowel van plezier als van boosheid. De b-boys waren de sterren van de feestjes en probeerden elkaar af te troeven met de beste moves.

India Sardjo tijdens de finale van het Nederlands Kampioenschap Breaking in Heerlen.Foto Roger Dohmen/ANP

Het dj’en, de rap, de sneakers

Het was dus ook voor de dansers dat Kool Herc een nieuwe techniek op de draaitafels ontwikkelde, de merry-go-round, waardoor hij de break-stukken kon verlengen en zo een eigen nummer samenstelde. Zo konden de b-boys en b-girls nog langer hun toprocks, headspins en windmills doen. Andere dj’s perfectioneerden zijn techniek en voegden het scratchen toe. Het dj’en was geboren. Ook het mc’en, het rappen en rijmen over de beat, begon aanvankelijk om de dansers op te zwepen.

Zelfs de hiphopkledingstijl is deels gebaseerd op breaken: trainingspakken gaven de ruimte voor goede moves, de sneakers van Adidas, Puma en Converse hadden de beste grip. Steeds vaker verenigden dansers zich in uniform geklede crews, die het opnamen tegen anderen in battles. De expressiefste, origineelste en uitdagendste moves oogstten het hardste applaus.

Journalisten en onderzoekers kwamen nauwelijks in de Bronx, dus tot begin jaren tachtig bleef het breaken buiten het zicht van de rest van de wereld. Totdat de Rock Steady Crew media-aandacht kreeg. Breaken dook plotseling op in muziekvideo’s en tv-shows. Hiphopfilms als Wild Style (1983) en de straatmusical Beat Street (1984) vonden een groot publiek.

Terwijl na een paar jaar de hype voorbij was in New York, stonden in Europa en Japan nieuwe dansers op, geïnspireerd door onderling gedeelde video’s en muziek. Ze ontwikkelden nieuwe stijlen, vaak atletischer en spectaculairder.

Een van de grote internationale bijeenkomsten was IBE, dat tussen 1998 en 2005 plaatsvond in Rotterdam en sindsdien in Heerlen. Volgens drievoudig wereldkampioen Menno van Gorp is IBE een van de redenen dat Nederland nu zo goed presteert in de breakscene. Zelf begon hij als twaalfjarige in Tilburg met breaken en won later vrijwel alle solotitels die er te behalen zijn.

Inmiddels is hij 34 jaar en blij met de erkenning voor breaken. Maar hij ziet de cultuur ook veranderen door de olympische status die het nu heeft. Van Gorp werd dit jaar tweede bij de European Games. „Dat is zuur zilver, want ik wilde me direct plaatsen. De Spelen voelen als een waardige afsluiting van mijn carrière, maar tenzij ik dit weekend wereldkampioen word, moet ik veel verschillende battles doen om er te komen. Het nieuwe officiële circuit heeft het dansen voor mij behoorlijk veranderd.”

Hij is gewend om een paar maanden aan nieuwe moves te werken, om de tegenstander mee te imponeren. „Maar nu moet ik vaker wedstrijden doen en gaat het meer om de atletische uitvoering en het ready zijn en veel minder om de creativiteit. Je moet het zien als een muzikant die maandenlang tourt met hetzelfde album. Op een bepaald moment wil je weer de studio in om iets nieuws te maken.”

Bovendien, zegt Van Gorp, draait de dj op sportevenementen vaak niet de muziek waar de breakers graag op dansen. „B-boys en b-girls gaan goed op Wu-Tang Clan of James Brown. Muziek met gevoel en emotie. Maar die EK’s en WK’s worden uitgezonden op televisie en online. Als zij niet de rechten betalen voor de goede muziek, dan is de dj beperkt. Ik dans op gevoel, op wat de muziek met me doet. Dat is moeilijker op die vlakke muziek bij de grotere evenementen.”

Anders dan bij bijvoorbeeld kunstschaatsen of ritmische gymnastiek bepaalt niet de danser zelf, maar een dj de muziek. Een jury oordeelt wie de battle heeft gewonnen op basis van de moves en algehele expressie. Via verschillende rondes leidt dat tot een kampioen. Paul van Dal, bondscoach van Nederland, beaamt dat de beperkte muziekselectie bij evenementen die online of op televisie worden uitgezonden de „creativiteit en energie bij de danser weghaalt”.

Omarmd door Red Bull

„Break kun je niet goed verkopen”, zegt Aruna Vermeulen, b-girl en directeur van het Hiphophuis in Rotterdam. Het is volgens haar een van de redenen dat breaken lang buiten de mainstream bleef. Ze merkte het toen ze zelf actief werd in de scene van Rotterdam in de jaren negentig. „Dj’s en rappers hadden een product, graffiti-artiesten en mode-ontwerpers ook. Maar break had nog geen verdienmodel. Daarom waren er weinig sponsors. Ook clubs wilden ons niet hebben. Met een crew van acht man voor een act van tien minuten ben je duur. Bovendien drinken breakers vooral water, dus de baromzet bleef achter.”

Ze zag het veranderen toen sportsponsor Red Bull breaking omarmde als extreme sport („Dat is het niet.”) en toen, zo’n tien jaar geleden, veel deelnemers van het televisieprogramma So You Think You Can Dance een breakachtergrond bleken te hebben. Ook Van Gorp, dansdocent, ziet dat: „Steeds meer dansers staan met één voet in hiphop en één voet in de moderne dans.” Het is te vergelijken met de ontwikkeling van graffiti-artiesten. De kunstenaars die metro’s en muren gebruikten als hun canvas, stroomden na verloop van tijd ook door naar musea. De breakers die op karton op de straathoek dansten, staan nu op erkende podia.

Maar ondanks zijn kritiek ziet Van Gorp veel voordelen aan de olympische status. Hij wijst op het succes van b-girl India Sardjoe. „Zij heeft nu een sponsordeal met Nike. Als meer mensen kunnen leven van het breaken is dat enorme winst.”

Wat Vermeulen betreft zijn de Spelen een geweldige kans, maar ze vraag zich af of het sportformat past. De breakgemeenschap moet wat haar betreft scherper onderhandelen met het Olympisch Comité. „De Spelen willen relevant blijven, zij hebben ons harder nodig dan wij hen. Zorg ervoor dat je eigenaar van je cultuur blijft. Het is geweldig dat mensen kunnen leven van dansen, maar laat je niet omkopen of uithollen. Er zit altijd spanning tussen de waarden van een artistieke community en institutionalisering of commercie.”

Als een van die hiphopwaarden noemt ze ‘each one teach one’, het idee dat iedereen van elkaar leert, ook de mentor van de leerling. „De breakscene is een gemeenschap waarin naast vaardigheden ook codes, kennis en geschiedenis worden overgedragen. Dat staat op gespannen voet met het formaliseren van hiphop in onderwijs en juryrapporten. Je moet het eigenlijk leren in een informele omgeving, waar verschillende generaties elkaar ontmoeten.” Op een plek waar bijvoorbeeld de dj de muziek in alle vrijheid bepaalt. Vermeulen: „Er komt nu een generatie breakers die geen James Brown of old skool hiphop meer hoort tijdens battles. Dan krijgen ze dus ook de politieke lading niet mee.”

Want het waren niet zomaar liedjes die Kool Herc draaide op die feesten in de Bronx. James Browns meest uitgesproken song Say It Loud, I’m Black And I’m Proud zit niet toevallig vol funky breaks. Het was muziek die voortkwam uit autonomie, uit trots op een eigen cultuur.

Lees ook: India Sardjoe (16): ‘Ik verschil denk ik wel iets van leeftijdsgenoten’