Brandwondencentrum in Beiroet kan de stroom aan nieuwe patiënten nauwelijks aan. ‘Elke dag wordt de situatie erger’

Twee verpleegkundigen duwen een brancard met een volledig in verband gewikkelde peuter erop, de armpjes boven het hoofd. „Gewond geraakt bij een bombardement”, zegt een van de verplegers voor ze met het slachtoffertje in een gang verdwijnen. „We zien kinderen, vrouwen, mannen, burgers”, zegt plastisch chirurg Ziad Sleiman van het Lebanese Hospital Geitaoui in Beiroet. „De slachtoffers die hier binnenkomen, zijn over 40 tot 95 procent van hun lichaam verbrand.”

De patiënten hebben vaak derde- en zelfs vierdegraads brandwonden als gevolg van de bombardementen die Israël al wekenlang uitvoert en waarbij vaak hevige branden uitbreken. Bij vierdegraads wonden is niet alleen de huid zwaar beschadigd, maar zijn ook spieren, bloedvaten en zenuwen aangetast. Het lichaam verliest hierbij veel vocht, patiënten raken in shock door een te lage bloeddruk. Sleiman: „Velen hier redden het niet.”

In het afgelopen jaar kwamen in Libanon zo’n 2.400 mensen om en raakten er ruim 11.000 gewond door Israëlische aanvallen. Het overgrote deel van de slachtoffers viel de afgelopen maand, toen Israëls offensief tegen Hezbollah overging in een nieuwe oorlog.

Het brandwondencentrum in Beiroet kan de stroom aan nieuwe patiënten maar moeilijk aan. Normaal staan hier negen bedden klaar voor de meest acute en ernstige gevallen in het land. „Dat is nu opgeschaald naar bijna 25, het maximum dat we aankunnen”, zegt plastisch chirurg Sleiman. „We krijgen veel telefoontjes van ziekenhuizen uit Zuid-Libanon, maar we kunnen niet iedereen opnemen.” De patiënten die wel kunnen worden overgeplaatst, komen vaak te laat. „Ze hebben vaak al infecties opgelopen, wat voor grote complicaties zorgt”, aldus Sleiman.

Rode Kruis-medewerkers bij de noodtelefoon in Beiroet.
Foto Jose Colon

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is de helft van de eerstelijns zorgcentra en apotheken in de getroffen gebieden inmiddels gesloten door Israëlische bombardementen. Meerdere ziekenhuizen, ook in Beiroet, zijn (gedeeltelijk) gesloten en beschadigd, en ook het zorgtransport is getroffen. Hanan Balkhy, de regionale WHO-directeur, noemt de situatie in een verklaring „alarmerend”.

Een paar verpleegkundigen staan voor een whiteboard en bespreken het zorgrooster voor de komende week. Hoofdverpleegkundige Leny Mhana zegt dat ze al weken overuren maakt. „Elke dag. Soms ga ik pas om middernacht of later naar huis.” Mhana vertelt over de vele botbreuken die ze voorbij ziet komen, omdat mensen uit gebouwen zijn gesprongen om zichzelf van de vlammenzee te redden. Soms moet er een fixateur worden aangebracht, een metalen raamwerk van chirurgisch staal dat de verschillende botstukken in de gewenste stand houdt, maar dat verhoogt weer de kans op infecties.

Het is de moeilijkste periode die ze in haar 32 jaar in het ziekenhuis heeft meegemaakt, zegt Mhana. „Tijdens de oorlog van 2006 zagen we niet zoveel ernstige brandwonden als nu. Misschien komt het wel door het type wapens dat ze gebruiken. Het is heel zwaar, maar het is onze plicht om voor onze patiënten te bidden en te zorgen.”

Zestig zorgmedewerkers gedood

De omstandigheden waaronder zorgcentra en eerstehulpdiensten werken, worden steeds gevaarlijker. Ambulances die naar gebombardeerde plekken gaan, worden geregeld getroffen door Israëlische raketten, sommigen direct, anderen indirect. Zeker zestig zorgmedewerkers zijn de afgelopen maand gedood.

Vanuit de coördinatiekamer van het Libanese Rode Kruis in Beiroeit worden aan de lopende band ambulances het land ingestuurd. Naast de ongeveer honderd medewerkers die hier werken, leunt de organisatie op ruim vijfduizend vrijwilligers, die bijvoorbeeld als ambulancemedewerker of reddingswerker actief zijn. Ook in het zwaar getroffen zuiden van het land. „Elke dag wordt de situatie daar erger”, zegt Alexy Nehme, hoofd van de spoedeisende hulp van het Libanese Rode Kruis. „Maar de meeste van onze vrijwilligers die in deze gebieden wonen en werken, blijven voorlopig in hun dorpen.”

Alexy Nehme, een van de directeuren van het Rode Kruis in Beiroet.

Sinds het begin van deze maand heeft het Israëlische leger steeds grotere stukken van Zuid- en Noordwest-Libanon tot ‘evacuatiezones’ verklaard. Israël roep bewoners van deze gebieden op om te vertrekken, omdat ze zich in de buurt van Hezbollah-doelen zouden kunnen bevinden. Ook riep het leger vorige week gezondheidsmedewerkers op om hun ambulances te laten staan. Het leger dreigde deze aan te vallen omdat deze door Hezbollah-strijders gebruikt zouden worden.

Nehme zegt dat er tot dusver „goddank” geen vrijwilligers van het Libanese Rode Kruis zijn gedood of ernstig gewond zijn geraakt. Wel raakten de afgelopen weken meerdere vrijwilligers lichtgewond door scherven van nabije bombardementen. Volgens Nehme zijn de Israëlische bedreigingen vooral gericht op noodhulpdiensten die gelieerd zijn aan groepen als Hezbollah of Amal, een andere sjiitische partij en militie. In Libanon is het gebruikelijk dat politieke partijen elk hun hulporganisaties hebben. Het Rode Kruis is onafhankelijk. „Wij zijn de enige organisatie die vrij kan bewegen in alle delen van het land”, aldus Nehme.

Internationaal recht

Het aanvallen van ambulances en medisch personeel in oorlogsgebied is in strijd met het internationaal recht. „Lid van of geaffilieerd zijn met een groep als Hezbollah is op zichzelf niet genoeg om een rechtmatig militair doelwit te zijn”, zegt Ramzi Kaiss van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch in Beiroet. „Ook hun medisch personeel is beschermd onder het internationaal humanitair recht. Zij verliezen die bescherming alleen als zij op dat moment deelnemen aan vijandelijkheden (…) Maar Israël heeft daar de afgelopen maand geen bewijs voor geleverd.”

Om hun werk te blijven doen, geeft het Libanese Rode Kruis zijn bewegingen altijd door aan VN-vredesmissie UNIFIL, die de informatie weer doorgeeft aan het Israëlische leger. „We vragen in principe niet om toestemming, maar het komt wel eens voor dat we van de andere kant [Israël, red.] horen dat we ergens niet heen mogen gaan. En dan gaan we ook niet, om onze mensen te beschermen, terwijl we weten dat er nog mensen onder het puin liggen”, zegt Nehme.

Dan wordt op de tv in Nehmes kantoor overgeschakeld naar live beelden van een nieuw groot bombardement op Zuid-Libanon. Een paar seconden later beginnen meerdere telefoons op zijn bureau te rinkelen. „Zo gaat het 24 uur per dag.”


Lees ook

Het is oorlog in het zuiden van Libanon, maar de overheid schittert door afwezigheid

Syrische vluchtelingen die moesten vluchten vanuit hun opvangplek in het zuiden van Libanon dragen matrassen die dinsdag door de internationale hulporganisatie Inara werden verstrekt in hun nieuwe opvang in Qornet Akkar, in het noorden van Libanon.