N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Mobiele luchtverdediging Zo chaotisch als de luchtafweer rond Kyiv kort na de invasie opereerde, zo gestructureerd gaat het nu, blijkt bij een luchtafweergroep in Barachty. Maar er komen nog raketten en drones door. „De Russen zijn niet dom.”
Schutter Jaroslav Kotyk schrok zich rot vorig jaar, vertelt hij op een heuvel bij het Oekraïense dorp Barachty. Hij heeft zich hier, op bijna vijftig kilometer ten zuiden van Kyiv, verzameld met de vierkoppige bemanning van een mobiele luchtafweergroep en hun commandant. Aan het begin van de oorlog verkeerde de 23-jarige Oekraïner in de veronderstelling dat hij een eigen Oekraïens gevechtsvliegtuig had neergeschoten in de buurt van de Oekraïense hoofdstad.
De opdracht was toen dat alles in de lucht dat bewoog neergehaald moest worden. Er was geen coördinatie. Kotyk zag het toestel en schoot. Hij zat er meteen over in de stress. „Oh, wat heb ik gedaan, vroeg ik me af. Wat is er gebeurd? Was dit wel een vijandig toestel? Ik vroeg aan iemand: weet je zeker dat het niet om ons toestel ging?”
Chaotische eerste maanden
Tot zijn opluchting kreeg hij een geruststellend antwoord: „Je hebt geluk. Het is een Russisch toestel.” En niet zomaar een toestel. Tot zijn vreugde had Kotyk een Russisch gevechtsvliegtuig uit de lucht gehaald.
De aanvankelijke zorgen bij Kotyk zijn illustratief voor hoe de Oekraïense luchtafweer in de eerste chaotische oorlogsmaanden opereerde. Zo verliep de communicatie nogal rommelig, en kreeg Kotyk per sms informatie over naderende Russische gevechtsgevliegtuigen. Nu kan hij op een tablet volgen waar Russische en waar Oekraïense gevechtsvliegtuigen en helikopters zich begeven, op de kaart weergegeven met respectievelijk rode en blauwe symbolen, en de positie van de Oekraïense luchtafweer met groene symbolen. Via een groepschat wisselen de verschillende mobiele luchtafweergroepen rond Kyiv informatie met elkaar uit.
„We werken nu veel gecoördineerder dan een jaar geleden”, legt commandant Joeri Melnyk (58) uit. Hij heeft zes tot acht mobiele luchtafweergroepen onder zich. „Aan het begin van de oorlog was niemand voorbereid. We moesten wennen aan de wapens die we kregen. Nu vormen we een tak binnen het leger en werken we samen met andere onderdelen. We hebben ons ontwikkeld en geprofessionaliseerd.”
De mobiele luchtafweergroep van Kotyk bestaat uit vier man en twee Humvee’s. Als wapens hebben ze twee ‘Stingers’ – waarmee vanaf de schouder granaten kunnen worden afgevuurd, en een die vastgemonteerd zit op de auto – en een zwaar machinegeweer. De laatste word gebruikt om drones van dichtbij te raken.
Samen met andere mobiele luchtafweergroepen bewaken zij het luchtruim boven Kyiv. Zij rijden rond in hun gebied en trachten kamikazedrones en kruisraketten met een maximumsnelheid van 915 kilometer per uur neer te halen, zegt Melnyk. Alle snellere wapens, zoals de hypersonische Russische Kinzjal-raketten – die met meer dan vijf maal de geluidssnelheid op hun doel afrazen – moeten een prooi worden van de door het Westen geleverde Patriot-luchtverdedigingssystemen.
Aan het begin van de oorlog was niemand voorbereid. Nu zijn we geprofessionaliseerd.
Joeri Melnyk commandant van meerdere eenheden
Rusland en Oekraïne spelen een kat-en-muisspel boven de hoofden van de Oekraïense bevolking. De Russen blijven proberen de Oekraïense luchtverdediging te misleiden. „Alles is goed georganiseerd bij de Russen. Ze zijn niet dom”, zegt schutter Maksim Holovko (48). „Hun raketten kunnen een eigen route volgen om ons luchtafweergeschut te ontwijken. Een raket kan vliegen naar het westen, richting Lviv, weg van Kyiv, om zich vervolgens om te draaien en op Kyiv af te komen.”
Op elk moment van de dag kunnen de Russen hun raketten afvuren, vertellen de mannen, in allerlei combinaties. Ze kunnen drones en kruisraketten samen inzetten. Of ze laten raketten tegelijkertijd vanuit het noorden, oosten en zuiden aankomen – al dan niet vergezeld van drones, met verschillende aantallen en raketten. De Oekraïners kunnen alleen maar staan, wachten en richten. „Het is als duiven schieten”, meent Melnyk. „Je moet het snel en nauwkeurig doen.”
Ze weten wie ze beschermen. Hun familieleden wonen in Kyiv. Iedere neergehaalde raket betekent dat een mensenleven is gered. Als je een raket eenmaal in het vizier hebt, is het niet moeilijk om die neer te halen, meent Holovko. Hij vat het kort samen: „Ik kwam, ik zag, ik schoot neer.”
Wie Marfa vanuit het westen binnenrijdt, kan denken dat dit net zo’n verloederde woestijnplaats is als andere ontvolkte dorpen in het zuidwesten van Texas. Rechts staat een totaal verweerd uithangbord van een verdwenen motel. Gevolgd door een roestkleurig kerkje met een golfplaten dak. Links ligt een keurige begraafplaats. Aan beide kanten vergezeld door rommelige autokerkhoven.
Snel daarna ontvouwt zich echter het Marfa waar jaarlijks tienduizenden toeristen op af komen: een trekpleister voor kunstliefhebbers. Hippe hotels. Een fietsenmaker annex espressotent in een oud benzinestation. Een wijnbar die ook fungeert als kunstgalerie. Betonnen landschapskunst van minimalist Donald Judd. Muurschilderingen. Een campagneposter van Kamala Harris achter de voorruit van een klassieke auto. Overal hangen regenboogvlaggen. Het lokale pride-festival is net voorbij.
Niet alles in Marfa is nieuw en speciaal voor passanten. Aan de hoofdstraat zijn de bank, het postkantoor, het stadhuis en de rechtbank nog intact. Het dorp van 1.788 inwoners heeft een radiostation én een eigen krant. De redactie is wel gevestigd in een gebouw waar je veganistische taco’s kunt eten en T-shirts met Print is not dead erop te koop zijn.
Zijn we nog in Texas?
Toen NRC Marfa in 1989 aandeed, was dit een dorpje vol cowboynostalgie in verval. „Het valt niet mee om leven in de gemeenschap te houden”, vertelde Robert Halpern, hoofdredacteur van The Big Bend Sentinel. De trein stopte er niet meer. De zilvermijn was al decennia gesloten. Veehouders zonderden zich af. Jongeren vertrokken zodra ze hun middelbare schooldiploma hadden. Werk was schaars en vooral bij de grenspolitie. De lang verlaten legerbasis was net verkocht aan de New Yorkse kunstenaar en kluizenaar Donald Judd. Niemand overzag daar de gevolgen van.
Foto’s: Zicht op het huis van bewaring van Presidio County in Marfa, in 1989 (links) en 2024.
De tijd leek hier langzamer vooruit te komen dan tumbleweed, de stukken struik die door de wind worden voortgejaagd. Inmiddels is de tijd als een zandstorm over Marfa heen geraasd. Het getatoeëerde hipstergehalte op straat is hoger dan in Brooklyn. Er zijn meerdere locaties voor bestemmingsbruiloften. Instagram krijgt geen genoeg van Marfa. Zangeres Beyoncé is meermaals gesignaleerd.
Leegstaande Airbnb’s
Tegenwoordig zijn de zorgen van de gemeenschap heel anders, vertelt Halpern (69). „We worstelen met te weinig betaalbare huisvesting. Bungalows kosten hier tegenwoordig een half tot een heel miljoen. Ze worden opgekocht en tot Airbnb’s gemaakt, die de helft van de tijd leegstaan.” Dat heeft tot gevolg dat de onroerendgoedbelasting meer dan verdubbeld is voor mensen die hier al generaties wonen. Het maakt huren onbetaalbaar voor de oorspronkelijke, grotendeels latino, bevolking. De inkomens liggen laag: naast werken bij de grenspolitie is er nu werk in de horeca. Wie kan doorleren vertrekt nog steeds. „We zien problemen tussen de haves en de have-nots. Grote stadse problemen”, zegt hij.
Zijn vrouw Rosario (68) ziet het positiever in. „Er zijn locals die klagen dat Marfa verandert, dat zij niets hebben aan nog een galerie of een sjiek restaurant. Maar als een dorp als dit niet verandert, sterft het uit.” Zoals dat is gebeurd met veel andere dorpen die hier langs het spoor liggen, vijftig kilometer uit elkaar omdat de stoomtrein na die afstand weer water nodig had. Vanuit de huiskamer van hun met adobe (stenen van gedroogde klei) gebouwde huis, kijken de Halperns uit over dorre velden, met bergen in de verte.
Zij hebben de veranderingen allemaal meegemaakt en beschreven. Eind jaren tachtig kwamen zij als buitenstaanders. Hij was journalist in El Paso, zij was accountant. Ze verhuisden, met jonge kinderen, naar Marfa voor de rust en de natuur – even ten zuiden hiervan, aan de grens met Mexico, ligt het Big Bend nationaal park. En voor journalistieke zelfbeschikking. „Ik zag het teken aan de wand bij de El Paso Times toen dat familiebedrijf werd opgekocht. Opeens moesten we ons aan woordenlimieten houden en stukken publiceren uit andere kranten van hetzelfde concern. Het werd een McPaper” – een franchise van een smakeloze keten.”
In Marfa konden zij de kleine gemeenschapskrant overnemen en alles zelf verslaan. Van lokale verkiezingen tot de watertekorten. Van het verzet tegen een oliepijpleiding tot de transformatie tot kunstenaarsdorp. Van de dynamiek aan de zuidgrens, hier honderd kilometer vandaan, tot de spectaculaire arrestatie van de sheriff.
Sheriff bleek cocaïnesmokkelaar
Het hoofd van de lokale politie dat vijfendertig jaar geleden, pruimtabak spugend, tegenover NRC pochte over de smokkelaars, illegalen en een scherpschutter die hij in het gevang had, werd twee jaar later zelf gearresteerd. Hij bleek leiding te geven aan grootschalige cocaïnesmokkel en kreeg een levenslange gevangenisstraf. Die werd verlaagd tot dertig jaar en recent is hij vrijgekomen. Meerdere mensen zeggen hem gezien te hebben bij de begrafenis van een familielid.
„Je komt pas uit Marfa als je naam hier op het kerkhof ligt”, zegt Chip Love. Zijn familie woont hier vijf generaties, sinds 1885, toen het spoor net was aangelegd. Hij bestiert een ranch op een half uur rijden hier vandaan en de plaatselijke Marfa National Bank. Daar zit hij, met een rekenmachine, achter een zwaar en donker, koloniaal houten bureau. Hoffelijk laat hij elke klant persoonlijk uit.
Love (67) ligt nog niet op het kerkhof – al werd hij doodgeschoten als figurant in de film No Country for Old Men. Een van de vele films die hier zijn opgenomen, begonnen met Giant, met James Dean en Elizabeth Taylor, in 1956, dat zich afspeelt op een ranch. Aantrekkingskracht had Marfa altijd al. Mede dankzij het klimaat. Het ligt op een hoogvlakte waar het net wat koeler is dan elders in West-Texas.
Vee houden, zegt rancher en bankier Love, is de laatste decennia veel moeilijker geworden. „Klimaatverandering, minder regen, betekent dat je minder vee kunt houden per vierkante meter.” Er zijn door technologie sowieso veel minder handen nodig om een boerderij te bestieren. Terwijl andere dorpen mede daardoor ontvolkten, veranderde het imago van Marfa: niet langer een cattle town met rijke, witte ranchers, maar een kunstenaarsenclave met, even witte, import uit New York, Californië en Austin.
Bedevaartsoord
Allemaal dankzij de komst van Donald Judd. Op zoek naar ruimte om zijn enorme, betonnen en aluminium werken permanent te kunnen tonen, kwam die kunstenaar, architect en ontwerper in de jaren zeventig vrij willekeurig in Marfa terecht. Pas na zijn vroege dood, in 1994, werd het dorp een bedevaartsoord. Stichtingen die hij oprichtte of zijn naam dragen, beheren nog steeds veel kunst, vastgoed en organiseren populaire festivals.
Jonge artistiekelingen, zoals Liza Samuel (29) uit Philadelphia, blijven komen – en gaan. „Ik was schilder en werd vijf jaar geleden verliefd op de luchten hier. Marfa heeft de mooiste zonsondergangen en een prachtige sterrenhemel.” Sindsdien heeft ze zich omgeschoold tot edelsmid en maakt ze zilveren sieraden.
„Ik kan ervan rondkomen, maar iedereen heeft hier meerdere baantjes”, vertelt ze in de cadeauwinkel van het dure Saint George hotel, waar ze achter de toonbank staat. „De Marfa hustle noemen we dat.” Veel werk is hier seizoens- of zelfs weekendgebonden, wat maakt dat jonge mensen een baantje, of twee, in de horeca combineren met online werk en hun creatieve projecten. Digitale nomaden kunnen hier goed terecht, maar stabiel is het niet.
Volgens Samuel leven de meesten bewust in zekere eenzaamheid. „Wat Marfa juist aantrekkelijk maakt voor mensen zoals ik, is dat het niet sociaal is. In de stad moet je vaak gedwongen ruimte delen met andere kunstenaars. Hier kun je je echt terugtrekken.” Dat is niet veranderd. In 1989 schreef de toenmalige NRC-correspondent dat de pursuit of loneliness Amerika ten minste net zozeer kenmerkt als de pursuit of happiness. Kom hier niet heen als je een commune zoekt, waarschuwt Samuel.
Gecompliceerder is de situatie van veel mensen uit de latinogemeenschap, die altijd gebleven is. „De mensen die hier het meeste leven en doodgaan”, volgens Chip Love, zo’n 60 procent van de inwoners.
Angel Silba (45) is een van hen. Zij opende vorig jaar het populaire TexMex restaurant Angel’s. Terwijl ze tussen lunch en diner bestek in papieren servetten rolt, vertelt ze hoe moeilijk dat was. „Restaurants komen en gaan hier, net als de mensen met geld. Ik denk dat wij het redden omdat we juist de locals trekken.” Al past zij zich ook aan aan de realiteit van het ‘nieuwe’ Marfa. „Wij maken de bonen zonder reuzel en koken de rijst niet in kippenbouillon, zoals dat eigenlijk hoort. Anders schrikken we de vegetariërs af.”
Het moeilijkste van het leven in Marfa is de afstand tot de meeste voorzieningen. Er is één supermarktje en een vestiging van prijsstunter Dollar General. De dorpsschool staat slecht bekend. Bij de dokterspost kun je alleen terecht voor kleine kwalen.
Toen Silba’s kleindochter leukemie kreeg, is haar zoon met zijn hele gezin naar El Paso verhuisd, op drie uur hier vandaan, om haar te laten behandelen. „En hij was één van de weinige jongeren die hier nog een toekomst zag.” De kleindochter is genezen, maar het gezin komt niet meer terug.
„Helemaal niets heb je hier”, zegt Leticia Sanchez (62), die buiten haar stacaravan zwerfkatten staat te voeren. Vanaf hier zie je glamping El Cosmico, een van de populairste plekken om te overnachten. Een nacht in een yurt of een tipi kost in het hoogseizoen 250 dollar. Sanchez betaalt in het aanpalende trailerpark 300 dollar per maand voor haar plek, plus alle lasten die daarbij komen. „We hebben airconditioning, maar het is te duur om die aan te zetten”, zegt ze in het Spaans. Haar man en zoon zijn dagloners, meestal in de bouw, soms in de kassen, die in de woestijn zijn neergezet. Zij beklaagt zich dat alles duur is en „je sowieso alleen kan kopen wat anglo’s leuk vinden”.
Iconische hotels
De vernieuwing van Marfa heeft de prijzen opgedreven, maar niet de armoede verdreven. Huizen in behoorlijke staat worden opgeknapt en enkele ontwikkelaars hebben iconische hotels gerenoveerd. Maar er is veel verval en leegstand waar niemand iets aan doet. „De oude architectuur is bijna overal intact gebleven”, zegt bankier Love. „Dat is een teken dat Marfa is niet rijk genoeg is – en ook die potentie niet heeft – om vernieuwing de moeite waard te maken.” Het officiële bevolkingsaantal, op het hoogtepunt vierduizend, loopt nog altijd terug.
Echt investeren in de gemeenschap gebeurt niet, legt Genevieve Prieto-Bassham (83) uit. Zij was in de jaren tachtig de eerste latina burgemeester en houdt nu de voedselbank draaiende. In het dorp van nog geen 1800 inwoners, krijgen er 450 voedselhulp – een kwart. „We hebben geluk met het soort mensen dat Marfa aantrekt: ze zijn gul. En ze doen soms echt hun best de lokale gemeenschap bij festiviteiten te betrekken, maar die voelt zich daar niet thuis.” De realiteit is dat nieuw en oud, rijk en arm, anglo en latino langs elkaar heen leven. Keeping to yourself is de norm in Marfa.
Robert en Rosario Halpern zijn het levende bewijs dat het lang samen goed is gegaan. Zij publiceerden nieuws in twee talen en voor iedereen. Met abonnees en advertenties hielden ze een weekblad in leven in een gemeenschap die almaar kromp. In de laatste twintig jaar is een derde van de lokale kranten in de VS opgeheven, met nieuwswoestijnen tot gevolg. „Hier hebben we het altijd levend kunnen houden”, zegt Robert. Maar vlak voor de pandemie verkochten ze de Sentinel aan een filmmaker en een business consultant uit New York. Die brachten de redactie onder in een horeca-gebouw. Cocktails en T-shirts brengen de gemeenschap meer samen dan nieuws, zegt de nieuwe eigenaar.
„We hebben toen overwogen om te verhuizen”, zegt Rosario, wier zicht verslechtert, wat het leven in een uithoek moeilijk maakt. Hun drie volwassen kinderen zijn lang geleden al vertrokken. Maar Marfa is toch hun thuis geworden – hun gemeenschap. En het heeft niet alle grote stadse problemen, zoals dakloosheid, openlijk drugsgebruik, geweld. „Het is hier mooi, rustig en veilig”, zegt Robert. Wat hij in 1989 zei is nog steeds waar. „Ik zet mijn auto hier nooit op slot.”
Aan het turquoise water van Patok, een lagune in het noorden van Albanië, staat het luxe-visrestaurant Royal Blue. Op het terras doen gasten zich te goed aan exorbitant geprijsde carpaccio van schorpioenvis. In een kooi kraait een grijze roodstaartpapegaai – in het wild met uitsterven bedreigd. Maar dé sterattractie, een leeuwenwelpje dat in een video op het Instagramaccount van het restaurant, is er niet.
In de video – in november gepost als promotie voor de Albanese onafhankelijkheidsdag – zit een baby-leeuw aan tafel. Een ober in een traditioneel gewaad met daarop het Albanese wapen, de tweekoppige zwarte adelaar, schenkt het dier een glas rode wijn in. „Hij is nu te groot om naar het restaurant te komen”, zegt een medewerker die uit de keuken wordt geroepen. En nee, we kunnen het dier niet thuis bezoeken: „Dat is veel te gevaarlijk”.
De medewerker kan het ook over zijn baas hebben, de restauranteigenaar. De politie legde vorig jaar beslag op Royal Blue van drugsbaron Gëzim Çela. De voormalige politieagent wordt verdacht van illegaal wapenbezit, drugssmokkel en het opzetten van een criminele groep, die Patok als uitvalsbasis gebruikt. Çela’s bende zou heroïne, cocaïne en cannabis naar West-Europa hebben gesmokkeld.
Geïnspireerd door influencers in de Arabische oliestaten, is het in Albanië de nieuwste trend om leeuwen en tijgers te bezitten. Hoewel het verboden is, pronken welgestelde personen, vaak net als Çela betrokken bij de georganiseerde misdaad, steeds vaker met hun exotische huisdieren, vooral op TikTok en Instagram.
Camera’s, geblindeerde ramen, en een gespierde bewaker beveiligen Arberia Palace. Het hotel op de snelweg van de noordelijke stad Shkodër naar hoofdstad Tirana is volgens video’s op TikTok het ‘paleis’ van de leeuw King Simba. Binnen, op de muur, staat met rode neonletters „The world is yours” — de woorden van gangster Tony Montana in de film Scarface. „Simba is te groot om naar het hotel te komen”, zegt een ober. De leeuw is nu een meter hoog en moet „thuisblijven”.
Arberia Palace is volgens de politie van de sinds een jaar spoorloos verdwenen ‘gokkoning’ Ervis Martinaj. Albanese media meldden dat de beruchte zakenman werd omgelegd door een rivaliserend syndicaat. Naar verluidt stuurde hij voor zijn verdwijning nog één bericht naar huis: „Vergeet niet de leeuw te voeden”.
Handel via Instagram
„Het is een prestigedingetje als je tot de maffia behoort, als gangster moet je een leeuw hebben”, zegt Ariel Vasili, de enige dierenarts in Albanië die gespecialiseerd is in wilde katten. Vasili spreekt met passie over zijn ‘patiënten’ – de huisleeuwen en -tijgers van rijke Albanezen. Over hun baasjes, zegt hij: „Ze willen opscheppen met wat ze hebben: een chique auto, een huis, zes of zeven minnaressen. En de nieuwste trend? Leeuwenwelpen.”
Vasili schat dat er ongeveer negentig leeuwen in illegaal privébezit op diverse plekken in Albanië worden gehouden. En de vraag naar zulke exotische huisdieren stijgt sterk, zegt hij. Hij ziet de dieren steeds vaker op sociale media voorbijkomen.
Activisten voor dierenwelzijn in Albanië maken zich zorgen om de rage. In Shkodër pronkt een maffiafamilie met een leeuw op sociale media, zegt Oli Pero van Justice for Animals Albania, een organisatie die straathonden redt. De activist krijgt steeds meer klachten over leeuwen. Soms ontsnapt er een, zegt ze, en dat jaagt families in de Noord-Albanese stad angst aan. Pero zegt dat het riskant is voor de volksgezondheid: „Dierziekten kunnen zich onder mensen verspreiden”.
„Ook vanuit het perspectief van dierenwelzijn is het heel erg slecht: wat bied je een leeuw aan? Niets. Een ellendig leven”, zegt Pero. De autoriteiten doen volgens haar niet genoeg om de leeuwen in beslag te nemen. Het is niet makkelijk voor de politie dat hun baasjes zware criminelen zijn: „De maffia staat boven de wet”.
In de dierentuin in het centrum van Tirana slaapt Sherkan, een witte tijger met blauwe ogen, in zijn hok. „Het is te warm voor hem”, zegt Sajmir Muçu, de verzorger van de drie tijgers en vier leeuwen in het dierenpark. Meerdere dieren zijn gered uit privébezit, zegt Muçu. De leeuw Tuku bijvoorbeeld. Als welpje werd het dier in wanhoop door zijn eigenaar naar de dierentuin gebracht.
Reddingsoperaties
Dat steeds meer mannen grote katten willen, creëert een winstgevende zwarte markt, zegt Sajmir Shehu, de coördinator van Four Paws, een organisatie die reddingsoperaties voor grote katachtigen organiseert. Tijgers en leeuwen worden via sociale media en marktplaats-achtige websites verkocht. „Hoe populairder het is, hoe meer mensen bij de handel betrokken raken”, zegt Shehu, die weet dat de welpjes voor vijf- tot negenduizend euro worden verkocht.
Vanwege deze prijzen duiken er steeds meer verdwaalde leeuwenwelpjes op de Balkan op, zegt Shehu. In Noord-Macedonië waren de autoriteiten in 2021 op zoek naar een ontsnapte leeuw. En in Servië vond de politie in 2022 en 2023 twee uitgehongerde leeuwtjes. In de Montenegrijnse kustplaats Budva dwaalde vorig jaar nog een ondervoede baby-leeuw op straat. Four Paws nam het zieke diertje tijdelijk op in hun rehabilitatiecentrum in het Friese dorpje Nijeberkoop.
Dierenarts Vasili zegt dat de dieren al lang niet meer uit Afrika komen. Omdat veel van zijn ‘patiënten’ feline infectieuze peritonitis – in Europa een zeldzame virale infectie – hebben, denkt hij dat ze in onhygiënische omstandigheden op de Balkan worden gefokt. „De enige manier om dit te krijgen is als je veel katten bij elkaar houdt en ze op dezelfde plek poepen.” Ook hebben zijn dieren vaak poreuze botten en loensende ogen – gezondheidsproblemen die door inteelt komen.
Op Mirlir, een marktplaatsachtige website, worden leeuwenwelpen te koop aangeboden.
„Alles wijst op een illegale broedboerderij”, zegt Vasili, die vermoedt dat de leeuwen en tijgers in Servië worden gefokt en dan via smokkelroutes in Kosovo over de Balkan worden verspreid. Hij kan geen bewijs voor zijn claims leveren. Wel weet de dierenarts van een speciaalzaak buiten de stad Durrës, die leeuwen verkoopt. Op TikTok bood de winkel acht babyleeuwen, een panterwelpje en een witte tijgerbaby aan. Ze kunnen welpjes in twee weken leveren voor drie- tot vierduizend euro per stuk.
De illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten, met wapen-, drugs- en mensenhandel, is uitgegroeid „tot een van de grootste criminele activiteiten ter wereld”. Dat zegt Interpol, die de globale handel op 18 miljard euro per jaar schat. Toch staan zulke misdrijven vaak laag op de prioriteitenlijst van politiediensten.
In het café in Tirana neemt dierenarts Vasili hoofdschuddend een slok van zijn ijskoffie. Het is ingewikkeld voor de politie om de leeuwen en tijgers in beslag te nemen, zegt hij: „De meeste eigenaren staan bovenaan de lijst van Interpol. De kopstukken, druglords — daar willen ze zich niet mee bemoeien.”
Alleen dierentuinen, wildparken, en andere goedgekeurde instellingen mogen de exotische dieren volgens de wet houden, schrijft het ministerie van Toerisme en Milieu. Maar hoewel activisten precies weten waar ze worden gehouden, zegt het ministerie niet te weten hoeveel leeuwen en tijgers er in Albanië leven. In de laatste tien jaar zijn er maar twee in beslag genomen, bevestigt het ministerie.
In tien jaar tijd heeft de staatspolitie vijftien dossiers geopend in zake dierenmishandeling, waarbij negentien daders zijn bestraft. Maar: „er zijn geen zaken geopend voor de handel in beschermde diersoorten”, schrijft een politiewoordvoerder, die niet kan of wil bevestigen hoeveel van de zaken over de leeuwen en tijgers in privébezit gingen.
Volgens Shehu van Four Paws geven „de autoriteiten er niets om”. Maar ze hebben ook een praktisch probleem: de dierentuinen in de Balkan zitten bomvol. „Ze zien me al aankomen. Ik zoek onderdak voor tachtig leeuwen. Kan je me helpen? Idioot.” Shehu vraagt zich af wat de eigenaren doen als hun baby’s volwassen worden. Hij vreest dat ze aan hun lot worden overgelaten, losgelaten, of simpelweg afgeschoten.
Toen tijdens de corona-pandemie de wereld op de waakvlam ging, werd pijnlijk duidelijk dat zelfs een mondiale, levensbedreigende crisis niet automatisch leidt tot internationale samenwerking. De wereld had een gezamenlijke vijand, en toch zorgde iedereen op de eerste plaats voor zichzelf.
De VN-lidstaten vroegen VN-baas António Guterres toen om maar eens op te schrijven waar het met de VN, net 75 jaar, heen moest. Het werd een document dat bol stond van idealisme. Guterres pleitte voor een „inclusief multilateralisme”. Het project was voor Guterres wat de zuurdesemstarter voor anderen werd, zegt VN-kenner Richard Gowan van de International Crisis Group: zijn pandemie-hobby.
Toch kreeg de idealistische voorzet een vervolg. Maandenlang werd in New York onderhandeld over de vraag hoe je Guterres’ idealen kunt omzetten en hoe de VN zélf aangepast moeten worden aan een nieuwe wereld. Sinds de oprichting in ‘45 zijn de machtsverhoudingen in de wereld immers drastisch gewijzigd en zijn vraagstukken op tafel gekomen die er destijds niet waren, zoals ‘zelfdenkende’ wapens.
De exercitie leidde zondag tot consensus over een hervormingsagenda, waarin een kleine zestig aanbevelingen worden gedaan. Over hervorming van de Veiligheidsraad, de hervorming van de internationale financiële instellingen als IMF en Wereldbank, de gezamenlijke aanpak van AI. Over het indammen van nucleaire risico’s en het belang stelselmatig rekening te houden met toekomstige generaties en de wereld leefbaar over te dragen.
Poging tot verwateren mislukt
De aanvaarding van het document in de Algemene Vergadering is een optimistisch begin van een VN-week die vanaf maandag ongetwijfeld weer volledig gedomineerd zal worden door oorlogen en het falen van de organisatie. Het Pact had eigenlijk een bewijs van internationale solidariteit moeten worden, maar liet ook zien dat Rusland-en-vrienden weinig trek hebben in samenwerking. Moskou probeerde, met steun van onder andere Venezuela, Iran, Syrië en Wit-Rusland, het Pact op het allerlaatste moment met een amendement te verwateren. Afrikaanse landen gingen daar niet in mee en lieten met een stemming het Russische plan verijdelen.
Het Pact is niet bindend. Het zou dus zomaar op de berg niet-uitgevoerde-plannen kunnen belanden. Bovendien: is het niet wereldvreemd om juist nú te proberen het stelsel van internationaal overleg te moderniseren? Op de pandemie volgden de oorlog in Oekraïne en de oorlog in Soedan, waar de VN weinig konden betekenen. En alsof het nog niet genoeg was, leidde de schrikbarende aanval van Hamas tot een oorlog in Gaza die de VN, in elk geval tijdelijk, onderdompelden in defaitisme.
Er werden veel sarcastische grappen gemaakt over het pact. Gowan: „Eén diplomaat zei: het is alsof er een patiënt met een enorme schotwond in zijn borst wordt binnengebracht en de arts hem zegt dat hij een ander dieet had moeten volgen.” In de weken na de aanval van Hamas vroeg een diplomaat uit het Midden-Oosten zich af: Waarom praten over toekomstige generaties als in Gaza kinderen sterven?
Lange termijn
Nederland was samen met vijf andere landen een van de voortrekkers in de onderhandelingen. Terwijl Duitsland met Namibië het hele project leidde, was Nederland met Jamaica speciaal belast met een bijlage over die toekomstige generaties. Ambassadeur Joke Brandt, die eigenlijk afgelopen zomer terug zou keren naar Nederland, bleef er wat langer voor in New York. Bevonden de onderhandelaars zich niet op een andere planeet toen ze dagenlang over het Pact spraken, terwijl de VN geen antwoord hebben op drie oorlogen?
Brandt: „Dat zie ik echt niet zo. Je moet onderscheid maken tussen wat je kunt op de korte termijn én wat je kunt bijdragen aan die hele ingewikkelde processen op de lange termijn. We zijn ook gewoon dagelijks bezig met de vraag hoe we nu wél hulp in Gaza krijgen, dat er weer vrachtwagens naar Soedan gaan. Lost dat het politieke probleem op? Nee. Red je er mensenlevens mee? Ja.”
Maar ze herkent de scepsis. Soms moest ze aan haar broer uitleggen dat ze urenlang niet bereikbaar was omdat ze moest onderhandelen over iets waar hij van zegt: ‘wat heb het voor nut’?
„Je kunt heel somber zijn over de tijd waar we in zitten. En ik moet zeggen dat mij ook af en toe wel de moed een beetje in de schoenen zinkt. Er is nauwelijks zicht op een oplossing voor Gaza en nauwelijks zicht op een oplossing voor Oekraïne, en laten we niet vergeten: er is nauwelijks zicht op een oplossing voor Soedan. Toch heeft het werk hier me gesterkt in de overtuiging dat we moeten proberen er met zijn allen uit te komen. Ook al is het soms twee stappen voorwaarts, drie stappen achterwaarts.”
,,Alle 193 landen hebben het afgelopen jaar de tijd, energie en middelen gevonden om veel in dit proces te steken”, zegt ze. „Als het Pact er ligt is dat toch een teken: we moeten het doen, we moeten dit systeem sterker maken.”
Ook Gowan ziet het Pact als een teken dat verreweg de meeste VN-leden ondanks alles toch hechten aan het multilaterale overleg. „In een tijd dat de sfeer rond de VN zo negatief is, is het feit dat landen bijeenkomen en dertig pagina’s kunnen vullen met waar ze het over eens zijn, ook is veel daarvan niet origineel, zegt iets. Het is een teken dat er een brede consensus is om te proberen het multilaterale systeem overeind te houden. Ik denk dat veel landen hebben doorgezet omdat ze dachten: we moeten laten zien dat we op zijn minst érgens toe in staat zijn.”