N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Mist Het nieuwe album van de Vreemde Kostgangers, ‘Mist’, is ook het laatste album van Henny Vrienten, Boudewijn de Groot en George Kooymans. Vreemde Kostganger De Groot namens de drie: „Ik hoop dat wat ik zeg ook naar hun idee hout snijdt.”
„Er zijn dagen in mijn leven, dat alles trager lijkt te gaan. Alsof ik op de tast mijn weg zoek. En nu en dan, stil moet blijven staan”, zingt Henny Vrienten in het stemmige ‘Mist’, het openingsnummer over verouderen en aftakeling op het nieuwe album van de Vreemde Kostgangers. Vrientens stem loopt voorop in een driestemmige, haast Everly Brothers-achtige harmonie. De andere Vreemde Kostgangers, Boudewijn de Groot en George Kooymans, volgen. Zou je denken. Maar nee.
„Dat was dus Henny, in zijn eentje zong hij alle koortjes”, vertelt Boudewijn de Groot. „We zouden dat nummer met zijn drieën doen, ieder een couplet. Maar bij elkaar komen ging toen al niet meer. Dus het bleef bij zijn stem. En nu denk ik: misschien had het met zijn drieën wel intensiteit verloren. Was het geneutraliseerd tot gewoon een liedje. Henny brengt een verhaal op mooie muziek.”
Een restaurant in Haarlem. Boudewijn de Groot (78) aan de koffie, een vorsende blik. Vlakbij, wijst hij, is het bos waar wandelingetjes met zijn hond hem fit houden. Een paar maanden geleden kwam zijn veertiende soloalbum Windveren uit. Een persoonlijke, zelfbewuste plaat waarop hij zijn herinneringen oogst, zachtjes mijmert, zich boos maakt over het klimaat en vooruitziet naar de jaren die nog komen. Op de albumhoes trotseert hij wind en regen met een grote paraplu.
Ons album: het is gewoon… niet proberen met botox te werken
Nu is Mist er. Het is de derde en laatste plaat van de Vreemde Kostgangers. Ze zetten hiermee een dubbele, dikke maatstreep. Het is bijna een jaar geleden dat Vrienten overleed. George Kooymans (75) lijdt aan de spierziekte ALS. Gitaarspelen gaat niet meer. Waar nu te beginnen? Boudewijn de Groot slikt even, nu als enkele Vreemde Kostganger met gitaartjes op zijn overhemd.
Hoe het begon dan maar. Zoals het ging sinds ze op een feestje bij Golden Earring-drummer Cesar Zuiderwijk samen speelden: elkaar melodieën, zanglijntjes en teksten doorsturen. Voor deze plaat maakten de drie muziektitanen tussen 2020 en 2022 afzonderlijk van elkaar opnames. „George en Henny namen altijd al hun eigen demo’s op. Daarna zaten we er samen aan in de studio. Toen hun ziektes roet in het eten gooiden, keken we hoe bruikbaar die eerste opnames waren. Goed wel. Al hadden we liever samen nog wat koortjes ingezongen of gitaren willen indubben. Maar dat is er niet van gekomen.”
Mist trekt van luchtig, pretentieloos naar diepzinnig. Er zijn speelse rockliedjes waarin de liefde voor gitaren hoogtij viert. Zoals het pompende ‘Fender Strat’, waarin Kooymans zijn 88 gitaren in onvervalst Haags bezingt. Voor de laatste keer, ook in ‘Ik Speel Gitaar’, met elegante zang van De Groot, laat hij zijn gitaar gieren.
In een handvol liedjes wordt teruggekeken, met berusting, met zinnetjes die confronteren. Er is zoveel tijd te kort, verzucht Vrienten in ‘Tijd Tekort’. („Waarom heeft een dag maar twaalf uren. Hij mag van mij wel dubbel zo lang duren”). De Groot: „We zijn te oud om jong te sterven, maar te jong om dood te gaan” in ‘Het Einde van Misschien’. Kooymans in ‘Luie Liefde’: „Dat wat achter ons ligt, is voorgoed voltooide tijd. Er is geen weg terug naar ons verleden.” En in de bluegrass-afsluiter ‘Zeg Me’, vraagt Vrienten zich af hoe hij het ooit zonder zijn liefde moet doen.
Intiem is De Groots ‘Hoe Meer Ik Dichterbij Kom’ over zijn vroeg gestorven moeder. Het staat ook op zijn recente soloalbum, maar Mist kreeg de ingeleefde versie van Kooymans. „Omdat George daar de muziek bij had gemaakt, had hij het thuis ingespeeld en met waanzinnig veel emotie ingezongen”, vertelt De Groot. „Hij heeft dat Haagse, dat het sappiger maakt. En een heel Amerikaanse manier van zingen. Ik zing het veel netter, binnen de lijntjes.”
De Vreemde Kostgangers konden echt in elkaars manier van werken kruipen.
„Ja. Maar ieders eigenheid bleef behouden. Van George, man van goede gitaarlicks, konden we wel eens een specifiek akkoord afkijken. George en ik verbaasden ons over wat Henny kon met een melodie. Zo inventief, met de klasse van Paul McCartney. En dan die speelse zang van hem. Bij de Kostgangers kwamen drie stijlen samen.”
Henny roemde jouw manier van tekst en muziek verbinden.
Aarzelend: „Ja, ik weet dat hij er zo over dacht.”
Mis je hem?
„Tuurlijk mis ik hem. Ik kende hem meer dan vijftig jaar. Er zijn perioden geweest dat we elkaar niet zagen. Maar echte vriendschap kan lange stiltes velen. Maar nu is die stilte wel heel erg stil.”
En nu moet je ineens alleen praten over jullie muziek.
„Ja.”
Hoe valt je dat?
„Ik hoop dat wat ik zeg ook naar hun idee hout snijdt.”
Heb je nog contact met George?
„Zeker. George is minder mobiel, maar is verder ontzettend positief en energiek. Hij gaat met zijn ziekte om op een manier dat je denkt van… wauw, ijzersterk.”
Uit jullie muziekverbond bleek goed dat er geen leeftijdsplafond bestaat voor muzikanten. Jullie waren bereid elkaar naar een artistiek hoog plan te tillen.
„We hadden respect voor elkaars ervaring en vakmanschap en waren natuurlijk vooral bezig met het eindresultaat dat fantastisch moest zijn. Maar met leeftijdsplafonds en dat soort dingen waren we niet zo bezig.”
Op het album blikken jullie terug op levens. Je beschrijft…
Fel: „Nee! We blikken niet terug op onze levens. We zijn bezig ons te gedragen naar onze leeftijd en naar onze levenservaring. Maar het is geen nostalgie wat we bedrijven. ‘Het Dorp’ van Wim Sonneveld, dat is pas nostalgie.”
Nee?
„Nee, het is gewoon… niet proberen met botox te werken.”
Wat bedoel je?
„Niets opkrikken. Schrijven naar wie je bent en hoe je je voelt op dit moment in je leven. Voel je je een jonge hond, dan komt er zo’n nummer. Ben je die oudere man met levenservaring, dan schrijf je zoiets met levenswijsheid.”
Maar met thema’s als hoe snel tijd verglijdt en verlies, krijgt het iets weemoedigs.
„Ja, naast hoop en optimisme is het wel weemoed misschien. Akkoord. In ‘Mist’ word het geheugen vager, mistiger. Dat raakt een melancholisch gevoel. In ‘Bladzij na Bladzij’ beschrijf ik alleen zijn zonder dat het eenzaam is. Het is akkoord gaan met alleen zijn en het besef dat er allerlei mooie dingen achter je liggen. Herinneringen heffen die eenzaamheid op.”
Denk je daar vaak over na? Of over wat er komt?
„Ik denk wel na over wat er mogelijk is, uiteraard. Ik vind het op een bepaalde manier wel spannend wat me te wachten staat. Ik voel me niet alleen trouwens. Ik heb Anja, de kinderen en de kleinkinderen. En publiek.”
Je zette een punt achter optredens. Voel je opluchting?
„Zeker. Kijk, ik ben niet gestopt omdat ik optreden altijd afschuwelijk vond. Maar concerten zijn nooit mijn prioriteit geweest. Ik vond het altijd het leukste dat ik nummers kon schrijven. En dan uitwerken, arrangeren, op de plaat zetten. Of níét. Optreden was een noodzakelijkheid, die – oké – ook best vaak leuk was. Dus ik voel nu niet: yes, daar ben ik van af. Maar de zorgen die naarmate ik ouder word steeds groter werden zijn weg.”
Doel je op podiumangst?
„Nee, twijfel. Die is er sinds ik in 1997 vast ging toeren met goede muzikanten. Een goed ontvangen show, publiek enthousiast, dan slaat de twijfel hard toe: een nieuw programma moest minstens even goed worden. Ik voelde die voorraad een beetje opraken.”
Fans houden van de hits. Jij steeds minder, toch?
„Nou ja, ik vond dat ik zoveel andere mooie liedjes had. De album-nummers zeg maar. Dan kan je zeggen, trek je daar niets van aan. Maar van volle zalen naar halflege zalen leek me een armoedige situatie.
„Het is overigens niet zo dat een zaal massaal opstaat: wij willen ‘Het Land van Maas en Waal’. Maar na afloop kwamen wel steeds meer mensen met: ‘god, waarom heb je ‘Verdronken Vlinder’ niet gezongen?’ Maar iedere keer weer ‘Testament’ of weet ik veel ‘Een Meisje van Zestien’… Mijn twijfels werden sterker en culmineerden ten slotte in nervositeit en slapeloze nachten.
„Die zenuwtoestand begon steeds vroeger. Een week van tevoren spanning hoort erbij. Na vijf voorstellingen zat je erin en wist je: het is weer gelukt. Maar drie maanden ervoor maakte ik me al druk. Ging ik obsessief naar de kastanjebomen kijken; hun bloei werd mijn tijdmeter. Hoe lang nog tot ik in september weer op toer moest.”
Wat vreselijk.
„Het komt allemaal neer op het feit dat ik domweg geen podiumdier ben. Henny wel. George ook. Of iemand als Rob de Nijs. Die leven voor het podium. Inclusief de hits voor de zoveelste keer.”
Jullie tour van de Vreemde Kostgangers werd in 2021 door corona afgebroken.
„Het zat net allemaal lekker na tien voorstellingen. Iedereen voelde zich totaal relaxed op het podium.”
Uiteindelijk was dus ineens je allerlaatste show al geweest.
„Tja. We zouden van de laatste voorstelling in Haarlem een Boudewijn de Groot-feest maken met een lange, feestelijke toegift. Nog één keer de hits. Maar die kwam niet meer. Het is me daarna nog vaak aangeboden, en pfff… voor veel geld ook, om in de Ziggo Dome een afscheidsconcert te doen. Wil ik niet. Niet daar en niet zo pontificaal. Of in Carré, de Philharmonie. Ik zie dat niet zitten. Niets mis met uitdoven als een eenzame nachtkaars.”
Is er iets van je afgevallen?
„Het is vooral ook prettig voor mijn omgeving. Als je samenwoont met iemand die drie maanden onbereikbaar wordt, dat is moeilijk.”
Deelde je dit met Henny en George?
„Ik liet het wel eens vallen. Maar Henny was altijd positief. Bo, zo noemde hij me, ‘ze willen je horen’. Met hen op het podium was het ook werkelijk fantastisch. Heel organisch en stimulerend. Henny in het midden, George en ik aan weerszijden. Liedjes die we alle drie leuk vonden. Een oude Earring erbij. Wat Doe Maar ook.”
Wat zou jij nu muzikaal nog willen?
„Ik heb wat nummers geschreven voor een nieuwe theatervoorstelling van actrice Johanna ter Steege en regisseur Liesbeth Coltof. En er komt een groot oeuvreboek aan na de zomer van Peter Voskuil met de verhalen achter al mijn liedjes, ook die ik voor anderen heb geschreven.”
Luister je nog naar oude muziek van jezelf?
„Ik analyseerde laatst een beetje mijn muzikale ontwikkeling, ook voor dat boek natuurlijk. Heb ik al mijn platen chronologisch afgeluisterd over een aantal dagen. Het technische verschil tussen deze laatste plaat en mijn allereerste, ik was twintig, is logisch groot. Maar mijn zang toen…” (lacht hard).
Je was vast blij dat het erop stond.
„Ja dat. Op een bepaalde manier klinkt het wel spontaan, jeugdig, maar ook slordig, snel en eenzijdig omdat ik gewoon de ervaring niet had. Dan hoor ik mijn laatste album en dan denk ik: ha, toch wel wat geleerd. Al is het nooit geworden als George en Henny, die altijd meer durfden dan ik ooit zou kunnen.”