Bommen op Gaza klonken voor dit gezin in Ashkelon ‘als muziek in de oren’

De zon is ondergegaan en de sabbat is voorbij. Dotan Gabay (41), een joviale man met een grijzend ringbaardje, is bezig borden af te wassen, want dat doen gelovige joden bij voorkeur pas na de sabbat. Zijn vrouw Mayan, die zich het liefst op de achtergrond houdt, maakt hun ruime huis schoon. Het ligt in een rustige wijk met vrijstaande woningen aan de zuidkant van de stad Ashkelon, op slechts enkele honderden meters van de Middellandse Zee.

Hun huis ligt ook maar op vijftien kilometer van de Gazastrook. Weinig Israëlische plaatsen hebben zoveel raketten van Hamas te verduren gekregen als Ashkelon. Bij een eerder bezoek aan de Gabays, twee dagen na de aanval van Hamas op 7 oktober 2023, moest de betonnen safe room naast de woonkamer herhaaldelijk worden opgezocht. Terwijl hun dochter Netha zich angstig tegen haar moeder aandrukte, was te horen hoe het raketafweersysteem Iron Dome de meeste raketten van Hamas uit de lucht schoot.

Nadien kropen ze zeker één keer door het oog van de naald. „Ik herinner me nog dat het luchtalarm afging en ik mijn dochtertje onder de douche vandaan moest halen om snel naar de safe room te gaan”, vertelt Gabay, die voor een hightechbedrijf werkt. „Toen ik met haar de trap afkwam, zag ik een fel licht. Naderhand kreeg ik een telefoontje: zijn jullie oké? Er is een raket op het huis van jullie buren gevallen, maar die is niet tot ontploffing gekomen.”

Een huis verderop in de straat werd later wel vol geraakt. Daar is nu een diepe kuil te zien, en het begin van een nieuwe woning. Doden vielen er niet: de bewoners hadden al elders een veilig onderkomen gezocht.

Net als de meeste wijkbewoners besloten ook de Gabays enkele dagen na het uitbreken van de oorlog te vluchten. Vooral Mayan deed toen al geen oog meer dicht. Ze inspecteerde steeds de beveiligingscamera’s bij hun huis, of er geen Hamas-strijders voor de deur stonden. Dat gebeurde wel in Ofakim, de woonplaats van haar ouders, vijftig kilometer verderop. Daar vielen Hamas-strijders op 7 oktober binnen en doodden er 47 mensen. Haar ouders verbleven op dat moment – een joodse feestdag – echter bij Mayan en haar man.

Gabays werkgever liet weten dat hij gerust een tijdje weg mocht. Zo bracht het gezin een maand door in Netanya, een stad ten noorden van Tel Aviv. Geen fijne tijd, vond hun veertienjarige zoon Noam, die ook is aangeschoven. „Het was er wel veilig, maar ik miste ons huis.”

Vijfkilometerloop

Ashkelon is een provinciestad met ruim 150.000 inwoners, met veel hoogbouw. De bevolking is overwegend Joods. Dat was tot 1948 anders: toen heette het nog Majdal en zaten er vooral Palestijnen. Onder hen waren de ouders van de vorig jaar door Israël gedode Hamas-leider Yahya Sinwar, die door de nieuwe staat Israël naar de Gazastrook verdreven werden. De ironie wil dat Sinwar zelf later enige tijd gevangen zat in Ashkelon. Tijdens een partijtje tafeltennis op het gevangenisterrein riep hij zijn Palestijnse medegevangenen dan toe: „Ik zit niet in de gevangenis. Ik sta op mijn land. Ik ben hier vrij in mijn eigen land.”

De Israëlische stad Ashkelon, met op de achtergrond de Gazastrook. Het huis van de familie Gabay ligt er vijftien kilometer vandaan.
Foto Kobi Wolf

Na de terugkeer van de familie Gabay in Ashkelon moest Noam weer naar school. Maar de raketten bleven een bron van zorg. „We hebben hier nogal grote ruiten in het huis. Bij een explosie zou al dat glas heel gevaarlijk kunnen zijn.” Hij bleef zich ook anderszins ongemakkelijk voelen. „Het voelde gek om gewoon naar school te gaan, terwijl onze militairen zo dichtbij aan het vechten waren.” Soms kwam de oorlog erg dichtbij. „De oom van mijn vriend Roy werd in Gaza gedood. Er is later een vijfkilometerloop gehouden om hem te gedenken.”

Noams eigen militaire dienstplicht – een verplicht station in het leven van ieder Israëlisch kind – is nog enige jaren weg. Als het even kan, hopen de Gabays, kan hij eerst computerwetenschappen studeren en dan worden toegelaten tot de roemruchte ‘Unit 8200’, die zich bezighoudt met geavanceerde cyberspionage. Een broer van Mayan is daar al werkzaam. „Ik ben er al hard voor aan het werken”, zegt Noam glimlachend.

Bij een vluchtig gesprekje aan de deur had Mayan een dag eerder verteld dat haar kinderen – anders dan voor 7 oktober – nog steeds gauw angstig zijn. Vooral de inmiddels achtjarige Netha. Zij weigert in haar eigen kamer te slapen en wil steeds in bed bij haar ouders. Als ze eenmaal in slaap is gevallen, draagt Gabay haar alsnog naar haar eigen bed.

De dreiging die er was is door de wapenstilstand tussen Israël en Hamas voorlopig verdwenen.

Dof gedreun

Ook het gedreun van de Israëlische bombardementen op de Gazastrook, waarbij bijna iedere dag veel Palestijnse doden vielen, merendeels burgers, is verstomd. Leverde dat doffe gedreun geen onbehaaglijk gevoel op al die maanden, in de wetenschap dat er ook tienduizenden Palestijnse burgers bij om het leven kwamen?

„Helemaal niet”, zegt de veertienjarige zoon Noam. „We vonden het juist fijn”. Zijn vader beaamt dat: „Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar die bombardementen klonken als muziek in mijn oren, als een verdiende terugbetaling voor wat ze ons hadden aangedaan. Als je het aan ze vraagt, zullen de meeste Israëliërs hetzelfde zeggen.”

Niettemin geeft Gabay senior toe dat beelden van een huilend Palestijns meisje dat haar familie heeft verloren bij een Israëlisch bombardement hem niet onberoerd laten. „Natuurlijk is de toestand voor hen daar ook erg moeilijk. Toch kan ik niet veel medelijden met hen voelen. Op zichzelf geloof ik in de goedheid van mensen, maar na 7 oktober is mijn hart harder geworden.” Bij Noam is nog minder empathie voor de Palestijnen te bespeuren: „Driejarige kinderen zwaaien daar al met geweren.”

Gabays afkeer geldt niet alleen voor Hamas, maar ook voor Gazaanse burgers in het algemeen. „Ik geloof, en daar zijn ook bewijzen voor, dat de meest gewelddadige acties op 7 oktober niet zozeer door Hamas als wel door op het oog onschuldige burgers zijn gepleegd.”

De Palestijnse bevolking is volgens Gabay te zeer gefixeerd op haat jegens Joden, deels ook door hun onderwijssysteem. „Als hun onderwijs wordt veranderd, zou er misschien verbetering mogelijk zijn, als ze beseffen dat Joden geen duivels zijn.” Zolang dat stadium niet is bereikt, vindt Gabay dat Hamas de Gazastrook niet kan blijven besturen. „We kunnen niet accepteren dat er naast ons land een plaats van terreur blijft bestaan”, zegt hij.

Mayan zit op de bank in de belendende woonkamer, maar blijkt door de open deur het gesprek nauwlettend te volgen. Plotseling roept zij in het Hebreeuws dat de Gazanen het beste naar een andere plaats in de wereld kunnen verhuizen, waar dan ook. Haar man sluit zich daarbij aan. „Wat er is gebeurd, mag niet opnieuw gebeuren.” Maar waar de Gazanen dan precies naar toe zouden moeten, weten zij ook niet. Evenmin staan ze stil bij de omstandigheid dat er in de Gazastrook, na alle dood en verderf die Israël er heeft gezaaid, geen enkele basis voor verzoening met de Joden lijkt te zijn overgebleven.

‘Bibi’

Bij het vorige bezoek erkende Gabay dat zijn vrouw enige druk op hem uitoefende om te verhuizen, zoals kort daarna ook noodgedwongen gebeurde. Maar ditmaal aarzelt Gabay, zelf geboren in Ashkelon, geen moment. „We blijven hier. We houden van deze stad en van ons land.” Bovendien is het sinds de Iraanse aanvallen op doelen in Israël van vorig jaar eigenlijk nergens meer echt veilig in Israël, betoogt hij.

Juist omdat Hamas nog altijd niet is verdreven uit de Gazastrook, is Gabay kwaad over het huidige staakt-het-vuren, ondanks de rust die dat bracht. Hij heeft het gevoel dat premier Benjamin Netanyahu, door hem steevast bij zijn koosnaam ‘Bibi’ genoemd, dit alleen maar onder druk van de Amerikaanse president Trump heeft gedaan.

Dotan Gabay, de vader des huizes, dacht aanvankelijk dat Netanyahu de situatie niet aankon, maar is nu positiever over de premier.
Foto Kobi Wolf

Lange tijd dacht Gabay, evenals Netanyahu, dat er met Hamas zaken gedaan konden worden zonder dat Israëls veiligheid daardoor gevaar liep. „Ik dacht dat Hamas op den duur zou inzien dat geweld niet effectief was”, zegt hij. „Maar dat was een vergissing.” Noam vult aan: „We dachten dat Hamas alleen maar zwakker werd, maar het werd juist sterker.”

Een ander bezwaar in hun ogen is dat er door het akkoord veel Palestijnse gevangenen vrijkomen. Ze juichen toe dat hierdoor ook een deel van de gijzelaars vrijkomt, „maar die vrijgelaten Palestijnen kunnen makkelijk weer leermeesters voor nieuwe terreurdaden worden”, zegt Gabay. „Dat zou juist weer kunnen bijdragen aan een nieuwe gevechtsronde.”

Tot zijn spijt moet Gabay erkennen dat alle bombardementen op de Gazastrook en de klappen die Israël Hamas heeft toegediend niet erg doeltreffend zijn geweest. Hij verwijst ook naar een Amerikaans rapport waarin staat dat Hamas er weer bijna net zoveel nieuwe strijders bij had gekregen als het de laatste vijftien maanden verloren had.

Ook voor de grote demonstraties in Tel Aviv, waarbij vele tienduizenden mensen de regering ervan beschuldigden niet voldoende te doen voor de vrijlating van de gijzelaars, heeft Gabay weinig begrip. „Ik heb het gevoel dat die demonstranten over de rug van de gijzelaars de regering onder druk proberen te zetten. Ze beschuldigen mensen als wij ervan dat we de gijzelaars niet steunen, maar dat is niet eerlijk. Iedereen wil de gijzelaars natuurlijk vrij hebben.”

De Gabays hebben hoe dan ook geen hoge dunk van de bewoners van Tel Aviv. „Zij zijn anders dan wij, hier in Ashkelon, alsof ze uit een ander land komen: minder religieus en ook in de manier waarop ze denken”, zegt Gabay. „Ze zijn niet zo opgewekt als wij, glimlachen niet naar elkaar en omhelzen elkaar niet vaak.” Zijn zoon doet er nog een schepje bovenop: „Ze zijn killer dan wij, ze leven als computers.” Zijn vader lacht.

Zijn opinie over ‘Bibi’ heeft Gabay in de loop van de oorlog herzien. Aanvankelijk dacht hij dat Netanyahu niet meer was opgewassen voor zijn taak, maar na de aanvallen op Hezbollah in Zuid-Libanon, Iran en Syrië, draaide hij. „Ik ben ervan overtuigd dat hij weet wat hij doet. Wat er nu gebeurt is het begin van een grote verandering in het Midden-Oosten.”