‘Poëzie heeft in Nederland minder een vaste plek in de samenleving dan in Iran”, vertelt Sholeh Rezazadeh. Ze is de auteur van het titelloze Boekenweekgedicht dat begint met de regel ‘in welke taal zal ik je woorden geven’. In 2015 verhuisde Rezazadeh (1989) naar Nederland. Ze schreef twee romans en vorig jaar verscheen haar poëziedebuut Neem ruim zei de zee.
Rezazadeh is de zevende Boekenweekdichter, in een Boekenweek die draait om het thema ‘Je moerstaal’. „Voor mij gaat het gedicht over dat iedereen zich een beetje anders voelt en dat het daarom soms lastig communiceren is. We snappen elkaar minder, waardoor we minder ruimte en aandacht voor elkaar hebben. In het gedicht vraag ik andere stemmen te horen, andere talen te verstaan en anders te kijken naar communicatie.”
Om dat idee kracht bij te zetten, is er ook een luisterversie van het gedicht. Rezazadeh leest het gedicht niet alleen in het Nederlands voor, maar ook in het Perzisch en Azerbeidjaans. „Ik merk dat mensen in Nederland een beetje bang zijn voor poëzie. Je hoort vaak ‘ik snap er helemaal niks van’, en alles draait om de vraag wat je uit een gedicht moet halen. Die gedachten kun je achter je laten als je alleen maar luistert. En je bereikt zo misschien mensen die een probleem hebben met lezen.”
Zijn Perzisch en Azerbeidzjaans beide je moedertaal?
„De laatste tijd heb ik hier veel over nagedacht en ik kan echt niet zeggen welke van de twee nu meer mijn moedertaal is. Net als veel mensen in Iran ben ik opgegroeid met meerdere talen. Het Perzisch is overal, op tv, radio, op school, in boeken en kranten. Ik kom uit de provincie Azerbeidzjan, en sprak thuis met familie en vrienden Azerbeidzjaans. Ik kan dus niet echt kiezen. Misschien Perzisch, omdat voor mijn gedichten die taal mijn moedertaal is. Dus laten we zeggen: Perzisch is mijn literaire moedertaal.”
Poëzie kreeg je als verbindende kracht mee van thuis, vertelde je in interviews. Heeft poëzie in Nederland ook een verbindende kracht?
„Ik heb gemerkt dat poëzie in Nederland meer voor een kleine, elitaire groep is, waardoor er automatisch minder mee gebeurt. Eigenlijk zou je poëzie, net als muziek, overal moeten tegenkomen – dat zorgt voor verbinding. Omdat poëzie in Nederland minder aanwezig is, krijg je minder de kans om mensen met elkaar te verbinden, terwijl je via poëzie emoties met elkaar kunt delen. Of het nu een dichter is van een paar eeuwen geleden of van jouw generatie in een andere taal, gedichten laten zien hoe wij alles met elkaar delen. Los van tijd, van nationaliteit, van gender of wat dan ook.”
Is verbeelding dan de verbindende kracht, of schoonheid?
„Schoonheid. Of… het feit dat er al duizenden jaren poëzie en verhalen bestaan, zegt genoeg. Met schoonheid vind je onder meer troost in een gedicht, dankzij verbeelding denk je na het lezen: ‘oké, zo kan het ook’ of ‘zo heb ik het ook al jaren gevoeld, maar ik kon het nooit verwoorden’. Poëzie, en kunst in het algemeen, zorgt ervoor dat je je niet vreemd, gek of eenzaam voelt. Dat is denk ik een van de geschenken van poëzie.”

Je schrijft in het Boekenweekgedicht: ‘mijn taal klopt sterker dan mijn hart’. In je bundel staat ‘laat me een verhaal horen met woorden erin die armen hebben’. In de ene regel lijkt het verstand het te winnen, waar in de ander juist de emotie en het lichamelijke worden gezocht.
„Voor mij gaat het in beide om de vraag in welke taal je ‘omarmen’ het beste kunt omschrijven. Het Nederlands is als het om emoties gaat beperkend. Er zijn heel weinig woorden voor emoties. In het Perzisch heb je bijvoorbeeld veel verschillende woorden voor de lagen van vriendschap. Iemand waar je zo’n sterke band mee hebt dat je als het ware tegelijk in- en uitademt, omdat je zoveel dingen samen doet of zo sterk op elkaar bent afgestemd, zo iemand is… ja hoe zeg je dat, je ‘mede-adem’ of zoiets. In het Nederlands klinkt dat overdreven en sentimenteel, in Iran wordt het op straat gebruikt.
„Als je in Iran de telefoon opneemt en je weet niet wie het is, bestaat de kans dat mensen zeggen: ‘hé mijn bloem, zeg het maar’ of ‘dag mijn adem, wat wil je?’ Het zit in de aard van de taal. Toen ik nog in Iran woonde, was ik me er minder van bewust. Als je afstand neemt van de taal en een nieuwe taal leert, dan valt dat op.
„Ik mis soms wel woorden. De Nederlandse taal heeft minder bruggetjes, minder metaforen, je zegt wat je wilt zeggen. Dat is aan de andere kant ook waarom ik van de Nederlandse taal houd: die is minder beladen met emotie. Ik hoef minder bang te zijn dat ik niet op bepaalde woorden kom, of dat het te emotioneel wordt.”
In je bundel schrijf je ook: ‘In welk accent kan ik van je houden, nu de woorden in mijn keel bakstenen zijn geworden?’ Van welke taal zijn die bakstenen gemaakt?
„Misschien Perzisch. Dat is wat ik bedoel met minder woorden beschikbaar hebben. In het Perzisch heb je een woord voor als je iets wil zeggen, maar zo emotioneel bent dat je echt niets kan zeggen. Een soort brok, maar dan sterker. Dat probeerde ik in het Nederlands op te schrijven en ik vond ‘baksteen’ wel goed passen.
‘Accent’ gaat er ook over dat mensen vaak aan mij vragen: ‘Je hebt een accent, waar komt dat vandaan?’ Dan denk ik: ‘Laat het even los, kan ik gewoon zeggen wat ik wil zeggen’?”
Boekenweekgedicht 2025
in welke taal zal ik je woorden geven
zodat we elkaar opnieuw kunnen vinden
in welke blik, welke stilte
gaan we elkaar weer verstaan?
in welke regel moet ik het stotteren van de zon uitleggen
laag na laag, wolk na wolk
als we van elkaar slechts schaduwen herkennen
in welke taal kan ik je omarmen
zodat je blijft
in welke taal moet ik de zee oproepen, naar de bladeren luisteren
in de spiegels van rivieren
of met de oren van rotsen?
zie je, om begrepen te worden
heb ik mijn taal achter de bergen gelaten
mijn accent aan de golven geknoopt
de taal van bomen en wolken geleerd
de taal van treinen en seconden
en mijn taal klopt sterker dan mijn hart
grijpt vaster dan mijn handen
gaat verder dan mijn voeten
en brengt jou dichterbij
