Boekenserie ‘De Kameleon’ bestaat 75 jaar: Hielke en Sietse zijn als sociale helden opnieuw actueel

Veel, misschien wel miljoenen volwassen Nederlanders hebben in hun jeugd de boeken gelezen over de avonturen van Hielke en Sietse, de twaalfjarige tweeling met hun veelkleurige snelle motorbootje ‘de Kameleon’. En ze herinneren zich misschien nog de sfeer uit die boeken, waarin de tweeling in vakantietijd met vrienden op een bootje in alle vrijheid kon ronddarren op het Friese water en het platteland. De Kameleon is by far de best verkochte Nederlandse kinderboekenreeks ooit. Vorig jaar, toen de reeks driekwart eeuw bestond, stond de teller op 15 miljoen verkochte Kameleon-deeltjes, volgens uitgeverij Kluitman. Dat zijn oplages die andere ‘klassieke’ kinderboeken zoals die over Dik Trom en Pietje Bell bij lange na niet halen.

Niet gek voor de Friese timmerman Hotze de Roos, die na de oorlog in 1949 op zijn veertigste in zijn vrije tijd aan de boeken begon – en tot zijn dood in 1991 zestig Kameleon-delen schreef. Omdat de Friese filmmaker Steven de Jong vervolgens tussen 2003 en 2021 ook drie veelbekeken films en een tv-serie maakte gebaseerd op de De Roos’ jeugdboeken, kun je wel stellen dat de Kameleon is uitgegroeid tot een nationaal cultuurfenomeen.

Hielke en Sietse en hun Kameleon zijn in ieder geval onderdeel van het Nederlandse collectieve geheugen geworden. Dat bleek bijvoorbeeld in de Tweede Kamer na de verkiezingen in 2017. Omdat ze graag een groen nieuw kabinet zag – als in goed voor natuur en dieren – bood Marianne Thieme van de Partij voor de dieren de informateur Edith Schippers ter inspiratie een cadeau aan: het eerste deel uit de serie, De schippers van de Kameleon. Die boot kon immers, net als het nieuwe kabinet, alle kleuren aannemen, vertelde Thieme erbij – en zij hoopte (vergeefs) op groen. Haar cadeau was natuurlijk een knipoog naar de achternaam van informateur Schippers. Maar de Kameleon fungeerde hier ook als symbool voor de Nederlandse coalitiepolitiek.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Daarmee zijn we meteen in politiek vaarwater, iets waarmee je zorgeloos ogende, zonnige avonturen-kinderboeken als de Kameleon niet direct associeert. Maar de boeken van De Kameleon hebben wel degelijk een ideologische achtergrond. Dat komt omdat de verhalen over Hielke en Sietse hun oorsprong vinden in hetzelfde gebied als waar rond 1900 ook de sociaal-democratie wortel schoot in Nederland: de arme veenstreken van Friesland.

Illustratie uit ‘De schippers van de Kameleon’.

Hotze de Roos, geboren in 1909 in Langezwaag, groeide op in die sociaal roerige omgeving. De armoede onder uitgebuite veenarbeiders was daar zo groot geweest, dat er stakingen en hongeropstanden uitbraken. De socialistische voorman Domela Nieuwenhuis pleitte voor verbeterde arbeidsomstandigheden, zoals een achturige werkdag, algemeen kiesrecht en meer loon: ‘recht voor allen’ en ‘brood voor allen’, waren zijn slogans. De ellende was zo groot dat Friese middenstanders en ambachtslui, ook christelijke, Domela Nieuwenhuis in 1888 als eerste socialist in de Tweede Kamer kozen in hoop op verbetering. (Arbeiders en vrouwen mochten toen nog niet stemmen.)

Hotze’s vader, aannemer ‘rooie’ Ruurd de Roos, was begaan met het lot van de armen in zijn streek, de Nederlandse „verdoemden in hongers’ sfeer” of „verworpenen der aarde” uit het socialistische lied De Internationale: hij was Domela-aanhanger en later als socialist politiek actief.

Die sociaal hulpvaardige geest zit ook sterk verweven in alle Kameleon-boeken: Hielke en Sietse helpen in ieder deel armen, werklozen en gelukzoekers – tussen de grappen en avonturen met hun boot door. In Goede vaart, Kameleon zetten ze zich bijvoorbeeld in voor een arm veenarbeidersgezin dat nog in een plaggenhut woont op de hei in de buurt. En in De Kameleon altijd paraat helpt de tweeling het meisje Joke: zij loopt in de hoogzomer nog in een lange winterjas om te verbergen dat ze daaronder kapotte, verstelde kleren draagt. Verborgen armoede die tot schaamte leidt; de tweeling en hun vrienden helpen haar, en kopen nieuwe kleren.

Illustratie uit ‘Redders met de kameleon’.

Hotze de Roos heeft ook zelf, als kind en jong volwassene, de doem van armoede van dichtbij gevoeld: hij schrok als kind erg dat zijn vader een paar keer failliet ging. Zelf kon hij als jonge man geen werk vinden in de crisisjaren voor de Tweede Wereldoorlog. Hij bezocht een ideologisch werklozenkamp van de Volkshogeschool in het Friese Bakkeveen, waar hij niet alleen kon werken, maar door de scholing ook doordrongen raakte van het ideaal van een dorpse gemeenschapszin.

Tegen een kritische journalist van Trouw, die zijn Kameleonboeken te oppervlakkig en zorgeloos vond, zei Hotze de Roos in 1991: „U [had] in heel veel delen [van de Kameleon] kunnen lezen dat tal van personages van tijd tot tijd goed in de problemen zitten en door de tweeling en de dorpsgenoten worden geholpen. Ik heb daarmee de sociale band die er altijd in een dorp is geweest, willen beschrijven.”

Verzorgingsstaat

Die sociale drijfveer zou ook wel eens de reden kunnen zijn dat De Roos zijn jonge helden van het arme platteland, Hielke en Sietse, zoontjes van de dorpssmid Klinkhamer, zo’n sprookjesachtig sterke toverboot heeft gegeven.

Die boot kon niet alleen op magische wijze alle kleuren van de regenboog aannemen, hij had ook de sterkste motor van alle boten in de wijde omtrek – de hele wereld van Hielke en Sietse. De tweeling kon daardoor niet alleen zelf frank en vrij zijn, maar ook minder bedeelden helpen. Dat maakte ze tot een toonbeeld van de kracht van het achtergestelde, maar sociaal sterke platteland – en bij uitbreiding van het hele toenmalige (nog altijd dorpse) Nederland.

Illustratie uit ‘De kameleon altijd paraat’.

Dat het hoogtepunt van het succes van de Kameleon-boeken samenviel met de jaren waarin in Nederland de verzorgingsstaat – gemeenschapszin op nationaal niveau – werd opgebouwd is dan ook geen toeval. Je veilig en vrij voelen, zwakkeren helpen: wat in de wereld van Hielke en Sietse in het klein gebeurde, gebeurde in het groot ook in Nederland. En in het hele vrije Westen, als je het ruim wil zien.

Dat verband viel me al op toen ik in de jaren negentig op zoek ging naar de achtergrond van Kameleon-schrijver Hotze de Roos en zijn enorme succes. Met collega en medecultuurredacteur Pieter Steinz had ik in 1991 de kans gekregen De Roos te interviewen voor NRC, vlak voor diens overlijden. Ik zocht daarna zijn familie en jeugdvrienden op in Friesland en Krommenie, waar hij sinds 1934 werkte. Dat resulteerde rond het vijftigjarig bestaan van de Kameleon in een boek (Helden zonder zee, 1998) – over de achtergrond van de Kameleon. Het was ook meteen het enige boek over de serie, want in kringen van jeugdliteratuurliefhebbers vond men de boeken van De Roos maar minderwaardige serieboekjes, waaraan je liever geen aandacht besteedt. En dat dédain was ook vorig jaar, 75 jaar na het verschijnen van het eerste deel De schippers van de Kameleon in 1949, nog niet veranderd.

Toen ik Helden zonder zee vorig jaar ter gelegenheid van 75 jaar Kameleon actualiseerde, viel me opnieuw op hoe sterk het sociaal-ideologische aspect is, en hoezeer Nederland nu een on-Kameleonland is geworden. Het idee dat je als samenleving zwakkeren en armen helpt, een gemeenschappelijk vooruitgangsideaal, lijkt verlaten in de politiek, althans bij de meerderheid.

Het doet soms verlangen naar de recht-voor-allen en help-de-zwakkeren-houding die je zo duidelijk terugvindt in de Kameleon-boeken. „We moeten niet zo wantrouwig zijn, want dan wordt de wereld onbewoonbaar”, zegt vader Klinkhamer in De Kameleon in de branding, deel 11 uit 1961. Profetische woorden. Het maakt De Kameleon opnieuw actueel.