Boek over Van Gogh-diefstallen: ‘Bij de politie is geen aandacht voor kunstcriminaliteit’

Het voelde als het begin van een verhaal en dus was hij in zijn auto gestapt. Lex Boon rijdt nu dezelfde route als toen, in 2020, van Amsterdam naar Laren. Zijn auto was grijs, hij heeft nu een gele. Over de Naarderstraat rijdt hij het dorp in. De villa’s staan verdekt opgesteld achter groen en herfstbruin bladerdek. Even verderop, dezelfde straat, staat het Singer Laren. Daar begon het.

Een Van Gogh was gestolen, bleek toen Boon in 2020 de geïmproviseerde persconferentie voor het museumgebouw bijwoonde. En dus werd het groot nieuws. Het gestolen werk, Lentetuin, kwam uit de collectie van het Groninger Museum, dat maakte de zaak extra pijnlijk.

Wat volgde was een zoektocht die journalist Boon beschrijft in zijn nieuwe boek, De gestolen Van Goghs: Het verhaal achter de sensationele diefstal van Lentetuin en 47 andere Van Goghs.

Waarom was de roof aanleiding voor u om in al die andere kunstroofzaken te duiken?

„Ik wilde weten: hoe lang duurt het gemiddeld tot ze terugkomen? Want ik dacht, ik wil berekenen wanneer de Lentetuin terug is. Ik weet dat dat geen harde wetenschap is, maar ik was op zoek naar een richting. Niemand had daar een antwoord op, en niemand kon mij vertellen hoeveel werken het zijn.” Het Art Loss Register bijvoorbeeld, een internationale database, houdt bij welke schilderijen en tekeningen vermist zijn, maar niet welke terug zijn gekomen.

Boon pluist de diefstal van 48 Van Goghs uit, werken die door hun explosieve waardestijging in de jaren tachtig ook bij kunstrovers in achting stegen. Boon vertelt de verhalen van een dronken zeeman in Parijs die uit bewondering stal, de mislukte roof van twintig schilderijen uit het Van Gogh Museum in 1991, en zit (met zijn dochter van vijf) op het terras met Octave Durham, de man die niet alleen een Van Gogh stal, maar er ook aan likte (Zeegezicht bij Scheveningen).

Als Boon kunstdetective Arthur Brand belt, nog op de stoep bij het Singer in 2020, heeft die zijn analyse al klaar; het schilderij zal opduiken bij een andere crimineel, en die zal het willen gebruiken als wisselgeld om strafvermindering te eisen in een zaak. Brand en Boon laten de Lentetuin niet meer los en houden contact. De journalist heeft eerder, voor NRC, een groot verhaal gemaakt over de diefstal van schilderijen uit de Kunsthal, en kent de wereld een beetje. En Arthur Brand is, ja, Arthur Brand. De internationaal bekende kunstdetective in binnen- en buitenland haalt het ene na het andere gestolen kunstwerk terug door intensief contact te onderhouden met de onderwereld.

De zoektocht van Arthur Brand en parallel daaraan van Lex Boon naar de Lentetuin loopt als een rode verfstreek door het verhaal. Brands werkwijze is niet zonder critici. Brand haalt de kunstwerken terug, maar niet per se de daders. Dat zou wel moeten, vindt bijvoorbeeld kunstdetective Ben Zuidema, een ander terugkerend personage in het boek van Boon.


Lees ook

De kunst van het stelen. Het tragische lot van de geroofde Kunsthalwerken

Wat vindt u van Arthur Brand?

„Ik heb mij lang afgevraagd: waarom is Arthur nou de man in Nederland die al die kunstwerken terughaalt? Het zou zijn taak niet moeten zijn. Maar bij de politie is geen aandacht voor kunstcriminaliteit.”

Zo spreekt Boon voor zijn boek met Richard Bronswijk, operationeel specialist kunstcriminaliteit van de Nationale Politie. Hij leidt het niet officieel bestaande team voor kunstcriminaliteit, dat tussen het moment van interview en publicatie van 2 fte naar 1,3 fte gaat. Het ‘team’ houdt bij welke kunst er gestolen is, en of die ergens wordt verhandeld. Maar voor opsporing hebben zij geen tijd. En dus, vertelt Bronswijk, zijn ze blij met Arthur Brand. De kunstdetective stemt alles met ze af, zegt Bronswijk, en „doet geen gekke dingen”. Zijn bronnen blijven geheim voor de politie.

Uiteindelijk is de Lentetuin in september vorig jaar bij Brand in een Ikea-tas teruggebracht; Brand heeft niet bekend gemaakt door wie. Drieënhalf jaar na de diefstal keerde het schilderij terug bij het Groninger Museum.

Jullie gaan heel verschillend te werk in jullie benadering. U bent terughoudend, deelt uw twijfel. Arthur Brand gaat er juist met gestrekt been in als dat nodig is, en presenteert, concludeert u, soms bevindingen waarvan hij helemaal niet weet of ze kloppen.

„Die televisieprogramma’s van Arthur, dat is natuurlijk geen journalistiek, het is televisie. Het wordt spannend gemaakt. Als je bijvoorbeeld het beeld stilzet in een scène waarin hij midden in de nacht een schilderij uit het Amsterdamse Bos haalt, zie je op het dashboard van de auto: het is zes uur ’s avonds. Maar ja daar kan ik mij niet zo druk om maken.

„En in het éérste gesprek dat ik met Arthur had, zei hij al: dit schilderij is gestolen om in te zetten in ruil voor strafvermindering. Dat bleek te kloppen.”

U komt, behalve het verhaal van de dronken zeeman, geen diefstallen tegen die ‘uit liefde voor de kunst’ worden gedaan. De werken worden vaak gestolen om als drukmiddel in een strafzaak te kunnen inzetten. De kunstdief die de Lentetuin uiteindelijk in zijn bezit had, zag het als ‘vrijkaart’. Waarom gebeurt dat nog steeds?

„Omdat schilderijen in het verleden, in de jaren negentig, een paar keer zo zijn teruggekeerd naar de bovenwereld – of het heeft de schijn dat dit is gebeurd –, leeft er bij criminelen nog altijd het idee dat het kan. Maar iedereen in de bovenwereld weet inmiddels dat je niet met schilderijen als drukmiddel moet gaan onderhandelen, anders zit je de komende tien jaar met kunstroven. Dus ook met de Lentetuin werd geen deal gesloten, anders was het schilderij veel eerder teruggekomen.”

Jan Rudolph de Lorm, de artistiek directeur van het Singer Laren, heeft moeite met de interesse in kunstroof, hij vindt het vooral pijnlijk. Snapt u dat?

„Uiteindelijk heeft De Lorm natuurlijk gelijk, iedere kunstdiefstal is een rotstreek, altijd voor eigen gewin.” Toch zijn kunstdiefstallen ook interessant, vindt Boon, omdat ze je confronteren met de enorme financiële waarde van kunst. „Het is ook belachelijk dat een schilderij tachtig, negentig miljoen euro waard kan zijn.”

Met één van de Kunsthalrovers uit 2012 heeft Lex Boon nog contact. „Hij heet Alex, ik heet Lex. Dat schept een band.” Boon was al die jaren blijven vissen naar meer informatie over de Kunsthalroof, toch vertelde Alex nooit écht iets, tot ze een keer na een, twee, drie glazen whiskey samen op de achterbank van een auto zaten, in Londen. „Oké, Lex, mag ik je wat vragen?”, zei Alex. „Wat is nou eigenlijk het punt? Waarom ben je weer hier? We zijn jaren verder, we hebben geen moord gepleegd. Het gaat om doek met wat verf erover, er zijn er miljoenen van. Wat is nou de big deal?”