Bloedwraak, nevels en sobere taal: in zijn romans en verhalen liet Ismail Kadare zien hoe dictaturen werken

De Albanese schrijver Ismail Kadare, veelvuldig genomineerd voor de Nobelprijs voor de Literatuur, is maandagochtend overleden in Tirana. Hij was 88 jaar.

Sinds de verschijning van zijn roman De generaal van het dode leger in 1963 is Kadare een gevestigde naam in de wereldliteratuur. Zijn werk is vertaald in vijfenveertig talen.

Kadare werd in 1936 geboren als zoon van een rechtbankbediende in het Zuid-Albanese Gjirokastër. Ook de achttien jaar oudere dictator Enver Hoxha komt uit die stad. Hun gedeelde herkomst schiep een band, die Kadare mogelijk het leven heeft gered.

Als kind plukte Kadare bij een oom Shakespeares Macbeth uit de kast. Dat boek met zijn kastelen, nevels, spoken en geheimen fascineerde hem zo dat hij besloot zelf te gaan schrijven. Shakespeare werd, net als later Cervantes en Gogol, zijn grote voorbeeld.

In 1953 debuteerde hij als dichter. In hetzelfde jaar begon hij met zijn studie talen en literatuur aan de universiteit van Tirana. Na voltooiing daarvan in 1958 studeerde hij enkele jaren literatuurwetenschap in Moskou. Daar moedigden zijn medestudenten hem aan tot het schrijven van een roman over Gjirokastër: Kroniek van een stenen stad (1971). In zijn autobiografische roman De schemering der steppegoden (1978) zou hij over die Moskouse tijd schrijven.

Legendes en ballades

Kadares romans en verhalen spelen zich meestal af in het verleden, waarin legendes en ballades van de Balkan een belangrijke rol spelen. Vaste motieven zijn bloedwraak en geruchten. Het decor is vaak winters en kil, met mistflarden en nevels als in Macbeth. Zijn taal is sober en kaal als de Albanese bergen.

In veel van zijn boeken laat hij zien hoe dictaturen werken. Het Ottomaanse Rijk met zijn vervallen bureaucratie gebruikt hij daarbij als oer-dictatuur. In zijn ‘Ottomaanse’ romans De nis der schande (1978) en Het dromenpaleis (1982) herken je dan ook zonder veel moeite Stalins Sovjet-Unie of het Duitsland van Hitler. Ook verwijst hij in zijn romans naar de antieke hel van Aischylos. Op een andere manier was het niet mogelijk om kritiek te leveren op het regime van Enver Hoxha en diens opvolger Ramiz Alia.

In 1961, toen de betrekkingen met Albaniës bondgenoot Moskou zich op een dieptepunt bevonden, viel de stalinistische oude garde de jonge liberale schrijvers aan, van wie Kadare er een was. Hoxha, een literatuurliefhebber, koos partij voor hen. Het was het begin van een culturele dooi.

De definitieve breuk met Moskou in 1965 maakte een einde aan deze liberalisering. Kadare ondervond meteen de gevolgen hiervan toen zijn korte roman Het monster – over de belegering van Troje door de Grieken, waarbij de schrijver wraak neemt op de belegeraars door het paard de stad niet te laten binnengaan – werd verboden.

In 1967 nam de repressie verder toe. In het kielzog van China kondigde Hoxha een culturele revolutie af, waarbij alle godsdiensten werden verboden. Het leidde tot nieuwe zuiveringen, die vooral onder intellectuelen slachtoffers maakte.


Lees ook

deze column van Michel Krielaars uit 2018

De leugen regeert op de hele Balkan

Albanese burcht

Nadat het Warschaupact in 1968 Tsjechoslowakije binnenviel veranderde Hoxha zijn land met tienduizenden bunkers in een vesting. Kadare schreef nu De regentrommen, over de belegering van een Albanese burcht door de Turken.

In die dagen begon hij gevaar te lopen. Ook omdat hij iets wist van het seksleven van de jonge Hoxha in Gjirokastër dat te allen tijde verborgen moest blijven. Menig getuige van die gebeurtenissen van weleer was geliquideerd.

Kadare probeerde daarom in de gunst van Hoxha te komen door een voor de dictator positief uitpakkende roman, De grote winter, te schrijven. Hierin is de dictator een edelmoedige leider, die het beste met zijn land voorheeft en openlijke ruzie met Sovjetleider Chroesjtsjov niet uit de weg gaat. Kadare stelde de publicatie van het boek echter keer op keer uit.

Toen De grote winter in 1973 toch verscheen, orkestreerde de stalinistische vrouw van Hoxha een lastercampagne tegen de roman, omdat Kadare, die een jaar eerder lid was geworden van de communistische partij, het personage Hoxha kritiek liet leveren op de door haar geleide geheime politie. Hoxha, die zich kon vinden in de manier waarop hij in de roman werd verbeeld, nam de schrijver in bescherming en gebood de geheime politie de hetze tegen Kadare te staken.

Maar lang bleef Kadare niet buiten schot. Toen hij kort daarna zijn gedicht De rode pasja’s ter publicatie aanbood, waarin het politbureau met een bende rovers met bloed aan hun handen werd vergeleken, kreeg hij een publicatieverbod opgelegd. Ook werd hij gedwongen te bekennen zich schuldig te hebben gemaakt aan het oproepen tot rebellie.

Zoete broodjes

Pas in 1978 werd het regime tegen hem versoepeld. Daarna schreef hij enkele van zijn beste boeken: De brug met de drie bogen, De schemering der steppegoden en De nis der schande. In die laatste roman kun je in de Turkse gouverneur en moordenaar Ali Pasja duidelijk Hoxha herkennen, maar vreemd genoeg was er dit keer niemand die er over begon.

Ook al leverde Kadare verhulde kritiek op het regime van Hoxha, tegelijkertijd probeerde hij zoete broodjes met de leiders te bakken. Sterker nog, er gaan geruchten dat Kadare in zijn beschermde positie gebruik heeft gemaakt om hem onwelgevalligen uit te schakelen. Zo zou hij tijdens de dictatuur de geheime politie hebben ingeschakeld om te voorkomen dat zijn dochter met een man zou trouwen die hem niet aanstond.

In 1990 verliet Kadare Albanië als reactie op het terugdraaien van democratische verworvenheden door Ramiz Alia. Hij kreeg asiel in Frankrijk. In het daaropvolgende jaar publiceerde hij daar het essay Albanese lente. Afscheid van een dictatuur. Het is een briljante analyse van een totalitaire staat. Tevens is het Kadares laatste goede boek, want hierna herhaalde hij zichzelf alleen nog maar, en dan in mindere mate.

In 1999 keerde hij terug naar Albanië, maar hij hield een woning in Parijs aan. Als hij in Tirana is werpt hij zich in het literaire leven op als een fel tegenstander van de dictatuur. Terwijl hij eerder gezien moet worden als een schipperende schrijver die alles deed om zijn werk uitgegeven te krijgen.


Lees ook

deze reportage uit Gjirokastër uit 2018

Foto’s Pieter van Os