Biodiversiteitstop in Cali eindigt in een impasse: wie gaat betalen?

De slogan Paz con la Naturaleza klinkt na bijna twee weken biodiversiteitsoverleg nog altijd even hoopvol. Vrede sluiten met de natuur, dat was het motto van de internationale top COP 16 die in het Colombiaanse Cali plaatsvond. De bedoeling was dat deelnemende landen met concrete voorstellen zouden komen om zich aan de biodiversiteitsdoelen te committeren. Maar dat bleek zo makkelijk nog niet.

Een deadlock – zo omschreven experts de situatie in Cali donderdag, op de een-na-laatste dag van de top. Een impasse, waarbij het vooral leek te draaien om één grote vraag: hoe wordt het beschermen van de wereldwijde soortenrijkdom gefinancierd? „Rijke landen staan daarin lijnrecht tegenover ontwikkelingslanden”, aldus programmaleider Jeanne Nel, die vanuit Wageningen University & Research bij de Nederlandse delegatie was betrokken. „Onderhandelaars pleitten de afgelopen dagen voor meer vertrouwen en solidariteit. Want al dat gedoe over financiering leidt af van die ándere belangrijke vraag: wat gaan landen doen om de afgesproken biodiversiteitsdoelen te halen?”

Moeizaam onderhandelen

Op 21 oktober vond de aftrap plaats van deze 16de Conference of the Parties over biodiversiteit. Al vanaf dag één werd de top in de wandelgangen de ‘implementatie-COP’ genoemd. Twee jaar geleden, tijdens COP 15 in het Canadese Montreal, werd na bijna twee weken moeizaam onderhandelen door 196 landen een biodiversiteitsakkoord gesloten: het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework (KMGBF). Eén van de meest in het oog springende onderdelen daarvan was de 30 procent-doelstelling: vóór 2030 zou 30 procent van het totale aardoppervlak – zowel land als water – effectief moeten worden beschermd.

Voorafgaand aan COP 16 zouden alle deelnemende landen daarom hun plan van aanpak indienen: hoe zouden de gestelde doelen worden bereikt? Maar dat bleek uiterst stroef te gaan. Aan het begin van de COP hadden nog maar 31 landen hun National Biodiversity Strategies and Action Plan (NBSAP) ingeleverd; 20 procent van het totale aantal ondertekenaars. Vrijdag, op de laatste dag, waren dat er 44.

Ook veel welvarende landen komen de afspraak niet na – waaronder Nederland

Niet alle landen die het akkoord in 2022 ondertekenden hebben de middelen om bijtijds een volledig NBSAP af te ronden, benadrukken de organisatoren. Maar ook veel welvarende landen komen de afspraak niet na – waaronder Nederland. Want alhoewel er in Nederland na twee jaar werk een vrijwel complete NBSAP klaar lag, besloot het huidige kabinet die nog niet in te dienen. Pas op z’n vroegst in de loop van 2025 zal er een gereviseerde versie komen.

Van de vier autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland) had alleen Curaçao wél op tijd een plan van aanpak klaar. „Het merendeel van de landen heeft op COP 16 wel in grote lijnen de nationale doelen geschetst en zelfs dát heeft Nederland nagelaten”, aldus Jeanne Nel. „Bovendien was er niemand vanuit de regering aanwezig op de top. Mijn ergste nachtmerrie is dat biodiversiteit nu echt onderaan hun prioriteitenlijst bungelt.”

Tactische zet

Van uitstel hóéft niet per se afstel te komen, zegt Marcel Kok van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). „De ervaring laat zien dat uiteindelijk de meeste landen in dit soort situaties wel een plan indienen. Zeker voor veel ontwikkelingslanden is het opstellen van een NBSAP een grote klus. Maar het missen van zo’n deadline is soms ook een tactische zet: zo kunnen politici laten zien dat ze andere prioriteiten hebben, of door hun afwachtende houding eerst zien wat ánderen doen en bijvoorbeeld kijken of internationale financiering daadwerkelijk beschikbaar komt.”

Samen met collega’s van het PBL bracht Kok deze week een rapport uit waarin het effect van de KMGBF-doelen voor 2030 wordt doorberekend op hun bijdrage aan herstel van natuur op langere termijn, richting 2050. „Daarin gaan we uit van vier scenario’s, variërend van business as usual tot scenario’s waarin de tussendoelen voor biodiversiteit en klimaat worden behaald en er zelfs nog extra ambitieuze doelen worden gesteld.”

Uit de modelanalyses in het rapport blijkt dat voldoen aan de KMGBF-doelen zou zorgen voor ruim 3 miljoen vierkante kilometer beschermde natuur erbij in 2050: een oppervlak zo groot als India. Achteroverleunen en nietsdoen zou daarentegen zorgen voor het verlies van 3,5 miljoen vierkante kilometer. Met alle gevolgen van dien voor de biodiversiteit: want hoe minder geschikt leefgebied er voorhanden is, des te groter de negatieve gevolgen voor soortenrijkdom.

„In Cali worden afspraken gemaakt om voortgang beter te monitoren en te waarborgen dat landen hun beloften nakomen. Om landen beter bij de les te houden, is inzicht nodig in hoe het gesteld is met de uitvoering van hun biodiversiteitsplannen”, zegt Kok. „Bij klimaatbeleid is global stocktake een belangrijk evaluatiemiddel om de uitvoering van nationale doelen te monitoren en landen te dwingen extra inspanningen te leveren als doelen niet gehaald worden. Maar bij biodiversiteitsbeleid ontbreekt zoiets. Dat is een van de redenen dat de vórige doelen, die in 2010 werden vastgelegd in het Japanse Nagoya, niet zijn gehaald.”

Het PBL houdt er in de berekeningen rekening mee dat niet elk doel even concreet is. „Als een land zegt: wij gaan zoveel vierkante kilometer land omzetten in natuur dan kun je daar makkelijk een percentage uithalen. Bij andere doelen, zoals het terugdringen van overconsumptie, is het abstracter.”

Landen die hun doelen niet behalen krijgen niet direct sancties opgelegd, benadrukt Kok. „Maar er zal wel meer transparantie over de voortgang van landen ontstaan. De maatschappelijke druk om dan zelf ook het beste beentje voor te zetten, wordt groter.”

Een natuurbeschermer in Panama met jonge dwergschildpadden (Lepidochelys olivacea).
Foto Bienvenido Velasco/EPA

Winstpercentages

Een belangrijk thema tijdens de top in Cali was digital sequence information (DSI) – een onderwerp dat ook in Montreal al uitgebreid op de agenda stond en waarin baten-deling van het gebruik van genetische informatie uit plant-, dier- en schimmelsoorten centraal staat. Bob Kreiken, die als promovendus aan de TU Delft en DSI-expert op de top aanwezig is, vertelt dat ook op dat vlak de onderhandelingen traag zijn gegaan. „Er is onder andere gesproken over de winstpercentages die bedrijven die DSI gebruiken moeten afstaan aan het DSI-fonds, en of dat überhaupt verplicht gesteld kan worden.”

Maar grote knopen zijn op de laatste dag van de conferentie nog altijd niet doorgehakt. „Een spanningsveld vormt de verdeling van het DSI-fonds: moet dat aan projecten worden besteed, aan inheemse volkeren en traditionele boeren of aan overheden? Hoewel dat laatste strookt met de gelijkheids- en soevereiniteitsprincipes van de VN kan het ook zorgen voor een sterke verwatering van het opgehaalde geld. Deel je een al kleine taart, dan resteren er per land slechts kruimels. Dat is eerlijk, maar ook effectief? Projecten die ik hier in Cali heb bezocht als case studies, zoals een universitair biochemisch laboratorium, vereisen miljoenen aan investeringen en bedrijven dragen weinig bij.”

Hoeders van de natuur

Sowieso is financiering een heikel punt tijdens COP 16. Nooit eerder waren zoveel financiële instellingen aanwezig op een biodiversiteitstop, van banken tot en met pensioenfondsen, verzekeraars en investeerders. Het Wereld Natuur Fonds en Deloitte kwamen tijdens de top met een nieuwe methode om organisaties inzicht te geven in de natuurgerelateerde risico’s en kansen van hun investeringen.

Maar ondanks al die aandacht voor financiën bleef het echt grote geld uit, terwijl dat wel nodig is. Op de langere termijn zouden er naar schatting vele honderden miljarden dollars méér beschikbaar moeten komen om de biodiversiteitsdoelen te behalen.

Gelukkig zijn er ook hoopgevende zaken, zegt Nel. „Het streven van deze top was om ook inheemse gemeenschappen en andere lokale natuurbeschermers erbij te betrekken. Zij zijn de echte hoeders van de natuur, de reden dat we überhaupt nog soortenrijke ecosystemen hebben. Tijdens de top zijn er ontzettend veel initiatieven aangekondigd waarbij de relatie tussen mens en natuur centraal staat. Of het nu gaat om een gemeenschap die aan de oevers van de Amazone leeft of een Nederlandse boer die streeft naar natuurinclusieve landbouw: zulke lokale initiatieven inspireren. Hopelijk kunnen we daar de energie uithalen om de problemen die we zien bij de lurven te grijpen.”

Integratie van tops

Kok: „Er wordt ook gesproken over een betere integratie van biodiversiteit- en klimaattops in de toekomst. Die twee thema’s hebben immers een belangrijke overlap, terwijl nu nog veel gescheiden wordt geregeld.” De volgende biodiversiteits-COP, in 2026, zal plaatsvinden in Armenië.

Op toekomstige biodiversiteitsconferenties kan nog wel gewerkt worden aan de daadwerkelijke verbinding met de natuur, zegt Kreiken. „Ik heb met andere wetenschappers een mooie tocht gemaakt naar het tropische bos hier vlak bij Cali, waar brilberen, poema’s en andere iconische dieren leven. Daar zagen we maar weinig onderhandelaars terug. Ze zullen geen tijd gehad hebben, maar aan die mens-natuurverbinding op toekomstige COP’s kan nog gewerkt worden.”