Als een vader de bal voor de training tien meter de lucht in schiet, laat Anouar die eerst even rustig stuiteren. „Kop jij wel eens?”, vraagt zijn moeder Nadia omdat NRC dat graag wil weten. „Alleen tijdens de wedstrijd”, zegt Anouar, met een fris opgeschoren koppie na een kappersbezoek. En hij rent het veld weer op. „Dat koppie heb je nog nodig, hè”, zegt zijn moeder. „Rekenen kan hij ook goed.”
Bij de training donderdag van de Onder-8 pupillen van de Amsterdamse voetbalclub Real Sranang is de conclusie van de Gezondheidsraad zeker niet het gesprek van de namiddag. Koppen verhoogt de kans op hersenletsel en specifiek bij kinderen is waakzaamheid geboden. Enkele ouders aan de zijlijn op sportpark Middenmeer hebben het gezien in het nieuws. Maar koppen deden hun kinderen van rond de acht jaar toch al niet.
Lees ook
Het staat nu écht vast: koppen bij voetbal verhoogt de kans op dementie. Treft de KNVB ook maatregelen?
Anouar, Thomas en Damine zijn allemaal al gescout door jeugdopleidingen van profclubs. Wie weet hoe ver ze het zullen schoppen. Als het aan de huidige richtlijnen van de KNVB ligt, zullen ze gaandeweg leren koppen. De voetbalbond is voorstander van beperking, maar ook van leren hoe je technisch beheerst een bal kopt.
‘Afschaffen’
De vraag is hoe de Sportraad Nederland het onderzoek van de Gezondheidsraad vertaalt naar een advies aan de overheid. Hersenprofessor Erik Scherder, lid van dit adviesorgaan, wil aan de telefoon niets toelichten. „Het zou niet goed zijn als ik daar nu tussendoor iets over ga zeggen.”
„Voor mijn part schaffen ze koppen af”, zegt Onder 8-trainer Germain Beudeker van de club in Amsterdam-Oost. „Of dat je het alleen bij de profs en hogere amateurs houdt. Het is een spelletje, toch?” Hij was er zelf ook niet goed in, koppen. „Het mocht niet van mijn moeder, die had al in de gaten dat het niet goed voor je is.” Hoe dan? „Ik denk door boksverhalen. Zie wat er gebeurd is met Muhammad Ali.” De bokslegende leed sinds de jaren tachtig aan Parkinson, voor hij overleed in 2016.
Onder-8 pupillen van de Amsterdamse voetbalclub Real Sranang koppen eigenlijk nooit.
Foto’s Olivier Middendorp
Ouders langs de lijn maken wel degelijk onderscheid tussen voetbal en boksen of kickboksen. „Dat is wel even een tandje heftiger”, zegt Mark de Goede. „Zag je dat?”, zegt hij als voetballertje Thomas een hoge bal aan zich voorbij laat gaan. Moeder Morgana zag het ook. „Hij kon koppen, maar koos ervoor om dat niet te doen.” Zij legt uit hoe Thomas afgelopen oktober, „het was winterkoud”, een bal hard op zijn hoofd kreeg. Nog steeds vindt hij het spannend, vermoeden zijn ouders.
Ahmed Chalile, de vader van Damine, maakt zich geen zorgen. Zijn zoon is een handig dribbelaartje, die na een stage bij Feyenoord volgend seizoen instroomt in de jeugdopleiding in Rotterdam. Het ziet er niet naar uit dat hij een veelkoppende spits wordt of een bonkige verdediger die heerst in het luchtruim. „Ik zou wel waakzaam zijn als hij ineens veel kopduels aan moet gaan”, zegt Chalile. Maar alle jeugdopleidingen zijn gebonden aan de KNVB-richtlijnen, weet hij.
Drie keer per uur
Van trainer Germain mogen de pupillen drie keer per uur koppen. Maar in de praktijk koppen ze „nooit”, zegt hij. Natuurlijk, hoe ouder en sterker spelertjes worden, hoe vaker de bal de lucht in gaat. „Ze mogen ook gewoon de handen voor hun hoofd houden”, zegt Anouars moeder Nadia, die liever haar achternaam niet in de krant wil. „Af en toe hoor je dan een hele serieuze ertussen die dan roept: hands!”
Je moet wel met je kop in het zand hebben gezeten als je nu nog van deze conclusies schrikt
Buurclub Zeeburgia, ook op sportpark Middenmeer, is een nog grotere kweekvijver van talent. Ook hier wordt niet specifiek op koppen getraind in de jeugd. Verzorgd voetbal staat voorop, hoge ballen horen daar eigenlijk niet bij, zegt voorzitter André Bonvanie aan de telefoon. En hoekschoppen dan? „Daarbij train je op scoren, op positioneren. Niet specifiek op koppen.”
Dat de Gezondheidsraad nu eerdere onderzoeken op een rij heeft gezet, maakt op hem niet veel indruk. „Jij en ik zijn verloren”, zegt Bonvanie „Maar spelers die nu worden opgeleid, trainen al anders. Iedereen vindt het nu weer even spannend, wij niet. En je moet wel met je kop in het zand hebben gezeten als je nu nog van deze conclusies schrikt.”
Lees ook
Kopballen verbieden: spelersvakbond is voor, sportartsen nog niet
Eiwit, proteïne, is een belangrijke voedingsstof én een hype – denk alleen al aan de vele eiwitshakes in de schappen van de supermarkt. We weten ongeveer waar het vandaan komt: uit melk, eieren of planten zoals soja. En we herkennen de producten waar het in zit of aan wordt toegevoegd: toetjes, chocolademelk en sport-repen. Maar hoe praten we over tien jaar over onze lunch: wil je een boterham met kaas of proteïne-cracker met whey cream?
Er komen nieuwe eiwitten aan, waar geen kip, koe, zelfs geen soja meer voor nodig is. Dierlijke eiwitten die in brouwerijen gemaakt zijn door gisten, schimmels en bacteriën. En die vast ook nieuwe producten opleveren, waarvan we nu nog niet weten waar ze op lijken. Op chips? Water? Babyvoeding?
Consumenten zien er nog niets van, maar start-ups zijn volop bezig met de ontwikkeling van nieuwe eiwitten, gemaakt met precisiefermentatie. In Ede is sinds deze week een proeffabriek te zien waarin bedrijven gaan onderzoeken hoe ze de productie kunnen opschalen – als maquette weliswaar. De Biotechnology Fermentation Factory (BFF) moet in 2027 volop draaien.
Wat is eiwitfermentatie? Hoe ontwikkelt deze nieuwe sector zich? Wat staat in de weg? En wat heeft de wereld eraan? Een kleine rondreis door een nieuwe sector.
EDEKernhemseweg 2
Veel mensen kennen Kernhemmer kaas. Weinigen weten dat die bedacht is bij NIZO Food Research, toen nog het Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek, in Ede. Ooit door zuivelcoöperaties opgericht om de kosten te delen voor de ontwikkeling van nieuwe producten.
In de ruime ontvangsthal van het jarenvijftiggebouw voel je nog het vooruitgangsoptimisme uit die tijd. Sicco Mansholt werd bij de opening van het laboratorium in 1955 gefilmd naast een bad vol dobberende kazen. De landbouwminister kon waarschijnlijk niet vermoeden dat zeventig jaar later bij dit zuivelinstituut een lab zou komen zónder koe als beginpunt, speciaal voor precisiefermentatie.
Het begon met boter en kaas. Steeds verder ging het onderzoek, naar melkzuurbacteriën, moleculen en dna. En van melk naar peulvruchten, zaden en algen. Veel van wat de onderzoekers hadden geleerd van zuivel, bleek toepasbaar op andere eiwitten. Ze onderzochten hoe je uit planten de beste eiwitten haalt, en die geschikt maakt om in voeding te verwerken. Eiwit dat goed schuimt, geleert of bindt. Met een goede voedingswaarde. Zonder bijsmaak.
In beeld de bestaande Pilot Plant, waarin proeven voor verschillende opdrachtgevers worden uitgevoerd. De nieuwe plant (BFF – Biotechnology Fermentation Factory) moet nog gebouwd worden. Foto John van Hamond
In een kamer die uitkijkt over de bestaande onderzoeksfabriek vertelt onderzoeksleider Fred van de Velde over eendenkroos en zeewier als de opkomende eiwitbronnen. Intussen komt de volgende generatie er al aan: eiwit gemaakt door micro-organismen. Gisten, bacteriën of schimmels die suikers omzetten in een consistentie die veel eiwit bevat: fermentatie heet dat proces. De vleesvervanger Quorn, in feite een eiwitrijke schimmel, was een voorloper.
En dan het allernieuwste: eiwit gemaakt door micro-organismen waarvan het dna zodanig is aangepast dat hun productie identiek is aan dierlijk eiwit. Op moleculair niveau zie je geen verschil met wei of caseïne. Precisiefermentatie wordt die wijze van eiwitproductie genoemd.
Het zijn deze nieuwe eiwitten waarvan onderzoekers straks de voedingswaarde, de technische eigenschappen en de toepassingen gaan onderzoeken. Hoe verloopt het fermentatieproces in grote kweekvaten? Hoe maak je er een neutraal smakend poeder van? Kun je het in ijs verwerken? Sportdrank? Medische voeding?
Het doel is niet: veeteelt vervangen, maar de groeiende vraag in eiwit opvangen
Omdat er strenge regels zijn voor onderzoek met genetisch gemodificeerde micro-organismen, kan dit niet in de huidige proeffabriek gebeuren. Vandaar ook deze nieuwe ‘open-access scale-upfaciliteit’, zoals ze het zelf noemen: een testfabriek waar start-ups in deze prille sector onderzoek kunnen laten doen, hun product kunnen ontwikkelen en van elkaar kunnen leren.
De belangrijkste vraag waarop producenten in de fabriek een antwoord zoeken: kun je dit nieuwe eiwit op grote schaal produceren? Kun je het proces van precisiefermentatie van het lab naar de fabriek krijgen?
Start-ups hebben al laten zien dat ze met precisiefermentatie eiwit kunnen maken. Dat is het probleem niet – de farmacie doet het al decennia, denk aan insuline. Maar om commerciële voeding te maken, voor een prijs die met bestaande producten kan concurreren, moeten bedrijven hun eiwit op industriële schaal, in bioreactoren van duizenden liters kunnen produceren.
„Zo’n testfabriek is te kostbaar voor afzonderlijke start-ups”, zegt Marcel Oogink, directeur van de nieuwe opschalingsfaciliteit. Maar met 12,5 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds en een bijdrage van het Perspectieffonds Gelderland kunnen bedrijven, net zoals vroeger de kleine zuivelcoöperaties, de kosten delen en krijgt deze opkomende niche in de biotechnologie het opkontje dat nodig is om de voorsprong te behouden die Nederland nu heeft, is het idee. BFF refereert dan ook aan Best Friends Forever; de opschaalfaciliteit als beste vriend van de nieuwe eiwitmakers.
Tegelijk gaat er ook 12,5 miljoen euro uit het Groeifonds naar een testfabriek in Maastricht om kweekvlees verder te helpen. De hele sector van ‘cellulaire agricultuur’, zoals eiwitproductie zonder veeteelt heet, kan van de gedeelde kennis profiteren.
In de onderzoekshal van NIZO krijgen we een indruk van wat in het nieuwe lab te zien zal zijn. Kweekvaten, centrifuges, mixers en sproeidrogers op wieltjes kunnen, afhankelijk van de vraag van de klant, in verschillende opstellingen een productietreintje vormen. Dit soort bioreactoren – van één tot tienduizend liter – staat straks ook in de Biotechnology Fermentation Factory.
Die richt zich niet alleen op de voorkant; het proces tot er eiwit uit de tank komt. Start-ups kunnen hier ook testen hoe het eiwit bijvoorbeeld in een shake verwerkt kan worden, en hun product zo perfectioneren dat het aan alle regels voldoet en supermarkten het willen kopen.
Het kan nog jaren duren voordat de eerste producten uit de BFF in de winkel liggen. Maar de glimp van de toekomstige eiwitindustrie die dit biedt, maakt nieuwsgierig naar de bedrijven die er straks aankloppen. Door naar Vivici.
OegstgeestDe Limes 7
De Limes 7, op de grens van Leiden en Oegstgeest. Het zou zomaar kunnen dat in deze polder niet zo lang geleden nog koeien graasden. Nu ademt alles op deze plek ‘start-up’. Het gebouw van Vivici, onlangs verhuisd naar de rand van het Leidse Bio Science Park, is circulair. De laboratoria zijn nog in opbouw. Bij NIZO was te zien waar eiwit vandaan komt, Vivici geeft een inkijkje in waar het naartoe gaat.
Vivici is koploper in de nog piepkleine sector van precisiefermentatie. Het haalde 33 miljoen euro op bij investeerders en heeft multinationals als ingrediëntenconcern DSM Firmenich en zuivelreus Fonterra als aandeelhouders.
Twee directieleden zitten aan een tafel met uitzicht op een nieuwe woonwijk. Stephan van Sint Fiet werkte bij verschillende ingrediëntenbedrijven aan de financiële kant, Marcel Wubbolts leidde de onderzoekstakken van biotechbedrijven Corbion en DSM. Daar was hij het contact met het werk aan de labtafel een beetje verloren. Hier zit hij er weer met zijn neus bovenop, met een klein clubje van amper twintig supergedreven specialisten.
Vivici heeft een missie. Het bedrijf wil impact hebben met duurzame, voedzame proteïneproducten. Het woord ‘eiwittransitie’ valt.
Laboranten van Vivici in Oegstgeest onderzoeken hoe gefermenteerd eiwit in producten kan worden toegepast.Foto John van Hamond
In een notendop: de planeet kan een verdubbeling van de vraag niet aan als mensen met vlees en zuivel de honger naar eiwit blijven stillen. Of het nu om CO2-uitstoot gaat of om land- en watergebruik: de grenzen van de planeet zijn in zicht. Eet meer planten, is het voor de hand liggende advies, dan is er genoeg eiwit voor iedereen. „Ik noem dat het Marie-Antoinette-antwoord, zegt Van Sint Fiet. „Let them eat beans. Maar het gedrag van mensen is moeilijk te veranderen. De vraag is dus: hoe kunnen we duurzamer dierlijk eiwit produceren?”
Er zijn bedrijven die met precisiefermentatie caseïne ontwikkelen, om kaas te maken die in smaak en textuur meer lijkt op ‘echte’ kaas dan de veganistische kazen die er nu zijn. Those Vegan Cowboys doet dat bijvoorbeeld. Melk bevat naast caseïne echter ook wei – bij veel sporters beter bekend als whey, het Engelse woord. Het bevat alle aminozuren die het lichaam nodig heeft. Maar het heeft ook allerlei eigenschappen die het een onmisbaar ingrediënt in de voedingsindustrie maken. Zo helpt het bij het opschuimen van melk.
Vivici maakt eiwit dat identiek is aan dierlijk wei-eiwit. Een crèmekleurig poeder, zonder smaak. Zonder slechte vetten of lactose. Dat maakt het ideaal als ingrediënt. Opgelost in water wordt het onzichtbaar. En anders dan plantaardig eiwit heeft het een lage viscositeit; het plakt niet in je mond.
De eerste toepassing ziet Vivici in sportvoeding, medische shakes voor mensen die herstellen van een operatie, of babyvoeding eventueel. Daar valt relatief veel mee te verdienen. Maar stel dat het op termijn ook in toetjes, melkvervangers, cake en brood zit. Van Sint Fiet: „Dat zijn pas écht grote volumes.”
Zoals één panellid zei: geef het nog drie jaar. Het komt eraan
Koeien vervangen door kweekvaten zou, volgens een externe studie die Vivici liet doen, 70 procent minder uitstoot van broeikasgassen geven per kilo eiwit. De grondstoffen komen weliswaar uit de landbouw: bacteriën zetten suikers uit planten om in eiwit. En voor de fabrieken is veel energie nodig. Maar je kunt het overal ter wereld produceren, met groene energie en lokale gewassen.
Vivici is al voorzichtig begonnen. In de VS, waar de voedselautoriteit zijn product Vivitein al heeft goedgekeurd, produceert het bedrijf op kleine schaal voor één klant. De omzet is bescheiden. Van Sint Fiet wil niet kwijt hoe hoog precies. „Maar we laten zien dat het werkt”, zegt hij. En dat helpt om kapitaal op te halen en op te schalen in andere landen.
Het is makkelijk sceptisch te zijn over start-ups die de wereld willen redden met een technologie die zich nog moet bewijzen. Hun grote uitdaging is om geldschieters warm te houden.
In 2021 ging wereldwijd 1,8 miljard dollar naar eiwitfermentatie, het grootste bedrag tot nog toe. Inmiddels stromen er geen miljarden meer naar start-ups, het aantal patentaanvragen neemt af. De hossanastemming van een paar jaar geleden op de markt voor nieuwe eiwitproducten heeft plaatsgemaakt voor realisme. Dat viel te beluisteren bij een panelgesprek met investeerders, half mei, in Wageningen bij het congres F&A (food en agri) Next.
Wat het sentiment beïnvloedt: langzaam groeit het besef dat er uit de bioreactoren geen kant-en-klare entrecote of Goudse kaas zullen komen. En de teleurstelling over de smaak en prijs van plantaardige vleesvervangers lijkt ook de verwachtingen voor toekomstige eiwitproducten te temperen. Om nog maar te zwijgen over de lange procedures waardoor in Europa voorlopig niets te verdienen valt.
Tegelijk is er nog steeds vertrouwen. De proteïnehype waait niet snel over. Vlees en zuivel worden duurder. De tourist investor, op zoek naar snel rendement, is vertrokken, maar de serieuze investeerders met een lange adem blijven over. Ze zijn selectiever, maar zien wel de potentie van een eiwit dat identiek is aan dierlijk eiwit. Zoals één panellid zei: geef het nog drie jaar. Het komt eraan.
Het is niet ondenkbaar dat Vivici dan bij de eerste bedrijven zit die geld gaan verdienen in deze nieuwe industrie. Een sectorrapport van het Good Food Institute noemt de Leidse onderneming als een van de bedrijven die het verst gevorderd zijn met opschaling van hun proces.
Je kunt zeggen: in veel landen consumeren mensen nu al te veel eiwit; heeft de wereld dit nodig? Ja, klonk het unaniem bij het paneldebat. De prangende redenen om nieuwe eiwitten te ontwikkelen verdwijnen niet: klimaatverandering, een kwetsbaar voedselsysteem, voedselonzekerheid en in grote delen van de wereld nog steeds eiwittekorten.
Niemand verwacht dat kweekvlees in plaats van rund, varken of kip komt. Net zomin zullen gefermenteerde eiwitten boter, kaas en eieren vervangen. En dat kinderen in Bangladesh straks Vivitein in hun pap krijgen, ligt niet voor de hand.
Maar op de markt van grondstoffen en ingrediënten kan de transitie wel beginnen, hopen de start-ups. Vivici verwacht dat er voor gefermenteerd wei-eiwit een markt van 5 miljard euro openligt. Drie miljoen ton eiwit per jaar. Veel meer dan de huidige start-ups – wereldwijd op de vingers van twee handen te tellen – samen kunnen produceren.
En hoe groot de ambities ook zijn, boeren hoeven zich niet bedreigd te voelen, zegt Van Sint Fiet. „Het doel is niet veeteelt vervangen, maar de groeiende vraag in eiwit opvangen. Wij hebben landbouw ook nodig voor onze grondstoffen. Hopelijk zien boeren in ons hun broeders.”
Lees ook
Lees ook: De testfabriek voor kweekvlees is er, nu de hamburgers nog
Het was geen superweek voor het populisme, dat kunnen we gerust stellen. Ik heb nog nooit zoveel popcorn-emoji’s bij elkaar gezien als op het linkse Twitter-alternatief BlueSky donderdagavond, toen Donald Trump en Elon Musk elkaar online in de haren vlogen. Het maakte niemand uit wie het gevecht won, zolang er maar bloed vloeide. Wie had gedacht dat een samenwerking tussen leiders die gedreven worden door rancune zou eindigen in slaande ruzie? Iedereen. Iedereen had dat gedacht.
Zoals het ook met kabinet Schoof ging zoals iedereen al had voorspeld. Ze kwamen aan de macht met vijandbeelden, ze verweten anderen dat hun eigen plannen onuitvoerbaar waren en geven elkaar nu de schuld van de mislukking.
Het werd mogelijk gemaakt door de VVD onder Dilan Yesilgöz, die zich in 2023 bereid toonde samen te werken met de PVV. Aan tafel bij Op1 kreeg ze destijds de vraag waarom ze Geert Wilders niet langer uitsloot, want sinds 2012 had de VVD dat altijd wel gedaan. Een nogal bepalende koerswijziging, maar Yesilgöz vond het maar ‘een gekke vraag’ van Tijs van den Brink: „Vraag maar aan de andere leiders: met wat voor programma kom je? En ben je bereid om aan een tafel te zitten om coalities te kunnen sluiten, ja of nee?”
Het is haar vaste strategie: heel even fel zijn, de vraag afkeuren of de vragensteller de les lezen, om daarna zo snel mogelijk weer terug te kunnen keren bij je door spindoctors dichtgetimmerde verhaal. Kritiek is voor Yesilgöz nooit een kans om standpunten aan te scherpen, voor haar is het niets meer dan een aanval die zo snel mogelijk moet worden geneutraliseerd. De aanval is dan de beste verdediging, daarbij denk je misschien aan Johan Cruijff, maar het motto komt oorspronkelijk van Mao Zedong, die ook niet hield van kritische vragen.
Je zou het ook kunnen toeschrijven aan Roger Stone, de louche politiek adviseur achter onder anderen Richard Nixon, Ronald Reagan en Donald Trump. Een man die er trots op is dat hij het spel smerig speelt. „Aanvallen, aanvallen, aanvallen, nooit verdedigen”, is zijn advies. „Niets toegeven, alles ontkennen en in de tegenaanval gaan.”
Nu zit er nog wel wat licht tussen de mores in het huidige Witte Huis en de Tweede Kamer, maar de strategie werd woensdag tijdens het debat over de kabinetsval toch weer keer op keer toegepast. En het was toch weer Dilan Yesilgöz die zich kroonde tot de koningin van de jij-bak – of als je graag gymnasiaal over wil komen: de regina tu quoque.
Het gebeurde in een confrontatie met Frans Timmermans, een debatje dat we de komende maanden nog veel vaker gaan zien. Tussen de man die altijd net te laat veel te veel wil zeggen en de vrouw die precies op tijd veel te weinig zegt. Timmermans verweet Yesilgöz dat ze de rechtsstaat heeft ondermijnd door met de PVV samen te werken en ondertussen niets heeft bereikt. Yesilgöz reageerde dat helemaal niets doen nog altijd beter is dan de plannen die Timmermans voor Nederland heeft, een jij-bak. Ze zette de tegenaanval voort door Timmermans te verwijten niet naar de kiezer te luisteren: „Het is een arrogantie die gewoon niet te beschrijven is.” „Zo kennen we mevrouw Yesilgöz”, reageerde Timmermans. „Ze vlucht, als ze het moeilijk heeft, altijd in jij-bakken en persoonlijke aanvallen.”
En toen gebeurde het, Yesilgöz tilde de jij-bak naar een hoger niveau. In haar reactie beweerde ze dat Timmermans allerlei persoonlijke aanvallen had geplaatst en nu haar een jij-bak verweet: „Dat werkt alleen als je niet zelf met jij-bakken begint, meneer Timmermans.”
Waanzinnig en zover ik weet nog nooit vertoond; zelfs als Yesilgöz erop wordt gewezen dat ze jij-bakt, pareert ze met een jij-bak, namelijk dat de ander begon met jij-bakken. En dat niet alleen, ze herhaalde vervolgens ook nog eens haar oorspronkelijke jij-bak: „Dit is een arrogantie, zó elitair, zó ver van de mensen, ik zou niet eens weten hoe je daarop moet reageren.” En in die laatste woorden zit de crux; de jij-bak is inderdaad een ideale uitweg als je niet weet hoe je moet reageren.
Het heeft weliswaar 43 jaar moeten duren, maar het valt toe te juichen dat een rechter in El Salvador de geruchtmakende moorden op vier IKON-journalisten, in 1982, alsnog heeft bestraft. Een rechtbankjury oordeelde dinsdag unaniem dat een voormalig kolonel, minister van Defensie en politiechef destijds de dodelijke legerhinderlaag hielpen leggen, waarin het Nederlandse viertal stierf toen het verslag deed van de burgeroorlog in het Midden-Amerikaanse land.
Voor de nabestaanden van Hans ter Laag, Koos Koster, Jan Kuiper en Joop Willemsen sluit dit vonnis een decennialange strijd voor gerechtigdheid af. Gedurende de slepende rechtsgang zijn andere verdachten overleden en twee van de drie hoogbejaarde veroordeelden zullen als negentigers niet meer de cel indraaien, terwijl een derde zich al jaren in de VS verschuilt. Maar dankzij dit vonnis gaan zij tenminste wel als veroordeelde moordenaars het graf in.
Dat zo een einde is gekomen aan de schrijnende straffeloosheid in deze zaak, maakt van El Salvador nog geen voorbeeldige rechtsstaat. Integendeel: juist de laatste jaren is het land afgegleden van een gemankeerde democratie naar een autoritair geleide politiestaat onder leiding van een man die zichzelf als „’s werelds coolste dictator” aanprijst.
Nayib Bukele is president sinds mei 2019 en in die zes jaar zette hij eerst zowel de wetgevende als de rechtsprekende macht naar zijn hand. Vervolgens riep hij in de strijd tegen bendegeweld een al drie jaar durende noodtoestand uit. Hieronder zijn tienduizenden mensen vastgezet, met amper toegang tot de rechter. In strijd met de grondwet ging hij begin 2024 op voor een tweede termijn, die hij op overtuigende wijze won: veel Salvadoranen waarderen de herwonnen veiligheid in wat jarenlang het land met het hoogste moordcijfer ter wereld was.
Dit Bukele-model – minder burgerlijke vrijheden in ruil voor veiligheid – maakt sindsdien school in het door criminaliteit geteisterde Latijns-Amerika. In de hele regio zeggen burgers „iemand als Bukele” te willen en beloven politici zijn aanpak te kopiëren en bendeleden ook massaal op te sluiten in extra beveiligde megagevangenissen.
Ook Donald Trump herkende de aantrekkingskracht van die belofte. Kort na zijn aantreden sloot zijn regering een akkoord om bijna driehonderd migranten uit te zetten naar El Salvador. Hoewel van lang niet allemaal vaststaat dat zij bendeleden zijn, zoals Washington beweert, belandden zij in Bukeles omstreden Cecot-gevang. Beelden van hun deportatie en detentie dienden als propagandamateriaal.
De veiligheid waarmee Bukele internationaal sier maakt, is in werkelijkheid het resultaat van een schimmige deal. Zijn bewind gooide het op een heimelijk akkoordje met de top van de belangrijkste bendes. In ruil voor persoonlijke vrijgeleides, kwamen deze leiders niet in opstand toen hun voetsoldaten massaal werden opgepakt.
De bendes in El Salvador zijn een directe erfenis van het gewapend conflict waarvan de IKON-ploeg destijds verslag deed. Bukele heeft slechts een façade van veiligheid opgetrokken en de hele bevolking tot gevangene gemaakt. Zonder mij, dreigt hij, zal het geweld zó terugkeren. Mensenrechtenactivisten of journalisten die de keerzijden van dit beleid belichten, worden het land uitgejaagd of vervolgd. Hoewel El Salvador niet meer in de internationale belangstelling staat zoals tijdens de Koude Oorlog, verdient dat onrecht meer aandacht.