Bij handelsdeals met Trump draait het bovenal om auto’s

Donald Trump maakte dinsdagavond een handelsdeal met Japan bekend, de volgende ochtend schoten de beurskoersen van Europese autoproducenten de hoogte in. Opluchting was tastbaar in de grote Europese autosteden als Wolfsburg en Stuttgart, nu vast kwam te staan dat er – ondanks zijn grote hekel aan buitenlandse merken – beweging is te krijgen in Trumps heffingen op auto’s. Al is er nog steeds geen deal tussen de EU en de VS.

Duitse fabrikanten als Volkswagen, Mercedes-Benz en BMW wonnen ruim 5 procent. Beleggers reageerden opgetogen op de verlaging van de Amerikaanse importheffing voor Japanse autofabrikanten, van 25 procent naar 15 procent. Japanse producenten als Honda en Toyota zagen die dag hun koersen zelfs stijgen met 11 en 13 procent.

De Japanse regering heeft er in de onderhandelingen alles aan gedaan om specifiek de heffingen op auto’s en onderdelen fors naar beneden te krijgen. Japans enorme auto-industrie – denk aan Toyota, Honda, Suzuki – exporteert voor tientallen miljarden dollars aan voertuigen naar de VS, meer dan een kwart van de totale exportstroom die de Stille Oceaan over gaat.

Auto’s nemen in onderhandelingen met meer landen een speciale positie in. Ook in de gesprekken tussen Europa en de VS, waarvan de ontknoping nadert, zijn de voertuigen een van de belangrijkste onderwerpen – vooral door druk van Duitsland op de Brusselse onderhandelaars. Opvallend: een heffing van 15 procent die een halfjaar geleden nog als buitensporig werd beschouwd, geldt nu zo ongeveer als de best mogelijke uitkomst.

Dat politici in de handelsdeals zo gericht zijn op de auto-industrie, is niet zo gek. Autofabrieken hebben een hoog symbolisch gehalte: ze staan net als staalfabrieken voor de industriële kracht van een natie en zorgen voor veel werkgelegenheid. In Europa werken er 13 miljoen mensen in de sector. Het gaat bovendien vaak om enorme exportstromen: 8 procent van de totale export van de EU naar de VS bestaat uit auto’s. Merken die veel voertuigen de oceaan over sturen, zijn onder meer Volkswagen, Audi en Porsche.

De pijn van de in april ingevoerde heffingen van 25 procent is dan ook groot, zo bleek de afgelopen dagen bij de presentatie van halfjaarcijfers. Vrijdag meldde Volkswagen bijvoorbeeld dat het 1,3 miljard euro kwijt is aan heffinggerelateerde kosten. Een week eerder deed Volvo al een afboeking van een miljard, omdat het de ES90 – die het laat bouwen in China – niet winstgevend meer kan verkopen in de VS. Stellantis – moederbedrijf van onder meer Chrysler, Opel en Fiat – kwam zelfs met een miljardenverlies.

Ook Amerikaanse autobedrijven voelen de gevolgen, zoals General Motors. Dat bouwt bijvoorbeeld de Chevrolet Trailblazer in Zuid-Korea, en dus zit er een heffing op van 25 procent. GM heeft ervoor gekozen de prijzen nog niet te verhogen: een Amerikaanse consument die de SUV koopt, betaalt nog hetzelfde als vroeger: tussen de 23.000 en 27.000 dollar. GM kiest ervoor zelf de kosten te dragen, waardoor de winst ruim een miljard dollar lager uitkwam (op ongeveer 2 miljard dollar).

Het voorbeeld van GM weerspiegelt hoe bedrijven, ook buiten de auto-industrie, de heffingen nog niet doorrekenen aan de consument. Uit door Deutsche Bank verzamelde cijfers bleek deze week dat de rekening wordt opgepakt door importeurs aan de Amerikaanse grenzen (bij multinationals soms hetzelfde bedrijf, zoals GM).

Ondertussen neemt de inflatie in de VS nog maar beperkt toe, wat er dus op duidt dat de Amerikaanse importeurs de heffingen grotendeels zelf dragen.

GM wil in 2027 zo’n 300.000 auto’s meer bouwen in de VS

Autofabrikanten schatten een blijvende heffing van 15 procent op auto’s nu in als bijna onvermijdelijk. „We kunnen er niet van uitgaan dat de heffingen tijdelijk zijn”, zei Volkswagen-topman Oliver Blume vrijdagochtend. Daarmee komt vanuit Duitse hoek een berustende opstelling die een maand geleden nog ver te zoeken was: binnen de Europese Unie ontstond eind juni irritatie over de opstelling van bondskanselier Friedrich Merz, die bereid was heffingen voor allerlei sectoren te accepteren, als de autosector maar een uitzondering kreeg. Kansloos, dachten andere lidstaten toen al: Trump is nu eenmaal geobsedeerd met auto’s, Duitse in het bijzonder.

Een van de gevolgen zal zijn dat fabrikanten meer productie concentreren in de VS. GM wil in 2027 zo’n 300.000 auto’s meer bouwen in de VS. Volvo schroeft op dit moment al de productie op bij een fabriek in South Carolina. Audi, onderdeel van Volkswagen maar fabrieksloos in de VS, heeft ook gehint op een productielocatie in het land.

De bazen van de grote Duitse autoproducenten zijn de afgelopen maanden ook zelf bij Trump op bezoek geweest in het Witte Huis en voelen aan hoe ze de president kunnen paaien. „Wij kunnen enorme investeringen aanbieden, en dat biedt de kans om de heffing omlaag te krijgen”, zei Blume van Volkswagen vrijdag. „Ook met de mogelijkheid dat wij vanuit de VS naar de rest van de wereld exporteren.”

Hiermee bestaat de kans op een uitkomst waarbij iedereen redelijk ongeschonden wegkomt. Trump behaalt zijn doel: het binnenhalen van fabrieken die voor meer werk voor de Amerikaanse arbeider moeten zorgen. De autofabrikanten zijn eindelijk verlost van hun onzekerheid over hoe hoog de heffingen zullen eindigen. Die onzekerheid levert de Europese economie mogelijk meer schade op dan de heffingen. De impact van een Amerikaanse heffing van 15 procent op de meeste Europese goederen zal slechts enkele tienden van procenten zijn op de economische groei, al zullen de gevolgen groter zijn in sommige industriële regio’s. Dat geldt nu als een bescheiden prijs voor een hoge heffing.