‘Het woord toevluchtsoord is nog nooit zo belangrijk geweest als nu. Dat voelde ik ook toen ik de film The Brutalist zag [over de architect László Toths die de Holocaust overleeft en dan in de VS terechtkomt], en dat voel ik ook als ik werk”, vertelt de Oost-Vlaamse kunstenaar Berlinde de Bruyckere (1964) wanneer we elkaar spreken in het Brusselse kunstcentrum Bozar. Met haar werken vol wezens zonder hoofd en een zoektocht naar compassie is De Bruyckere een superster in de beeldende kunst geworden. Op de laatste Biënnale in Venetië kreeg ze voor haar City of Refuge III (een verwijzing naar een nummer van Nick Cave) zelfs de volledige kerk met abdij van San Giorgio Maggiore tot haar beschikking.
In het Bozar is nu de overzichtstentoonstelling Khorós te zien met oud en nieuwe werk dat ze koppelt aan kunstenaars die haar inspireren. En ze maakt deel uit van de expositie Compassion in het Antwerpse museum MAS, waar een piëta uit 2008 van haar te zien is. In Bozar gaat ze een dialoog aan met onder meer de Italiaanse filmer Paolo Pasolini, de Amerikaanse zangeres Patti Smith en de 16de eeuwse schilder Lucas Cranach de Oude. Van Cranach koos ze Salome met het hoofd van Johannes de Doper (ca. 1530) en dat is interessant omdat De Bruyckere zelf menig beeld heeft onthoofd.
Uw Jezus heeft geen hoofd in de Piëta, en sowieso zijn uw beelden doorgaans onthoofd. Waarom is dat?
„Omdat een gezicht voor mij te direct de conversatie bepaalt. In een gezicht zit herkenning, maar ook reactie. Een glimlach, traan, de kleur van ons haar, het type bril, et cetera. Het naakte lichaam daarentegen is van iedereen. Ik probeer dat lichaam in mijn beelden expressief tot uitdrukking te brengen en dan is een hoofd niet nodig. Hoewel hier wel een paar sculpturen met paardenlichamen zijn, waar het hoofd nog wel op zit, maar dan gaat het ook niet echt om het hoofd.”
Heeft u ooit overwogen met maskers te werken?
„Nee. Ik denk dat dit nep zou zijn.”
De hoofden op uw beelden waren aanvankelijk met kleden bedekt, toen door haren die voor het gezicht hingen. De dekens stonden enerzijds voor het keurslijf, maar ook voor bescherming tegen de buitenwereld. Toen ging het hoofd eraf, en nu bieden dekens noch haren bescherming meer. Was dat een moeilijke beslissing?
„Sommige beslissingen – of de meeste eigenlijk – neem ik niet bewust in mijn werk. Die maak ik vanuit het hart en dan ben ik heel zeker, om me pas daarna af te vragen: waarom heb ik dat nu gedaan? Dus ik denk dat het gebruik van de deken door de jaren heen… altijd is verminderd en verminderd. Die dekenvrouwen maakte ik in het begin, die iconische beelden zijn er nu. Uiteindelijk zijn het er niet zoveel, maar ze blijven me achtervolgen. Die beelden kan je niet blijven maken, daarom ben ik ermee gestopt.”
In de catalogus staat dat u vreest voor het gevaar van het verdwijnen van compassie door de vele beeldschermen. Wat is compassie volgens u?
„Mededogen en medeleven. Dat we naar alle beelden kijken die op ons afkomen, maar dat er ook een remming is. Ik ken mensen die niet meer naar het journaal kijken of de krant niet meer lezen om zich zo af te schermen tegen al het leed. Ik denk juist, en in mijn werk gaat het heel vaak daarover, dat kwetsbaarheid veel toelaat. Met mededogen, medeleven en kwetsbaarheid wordt heel veel creativiteit en vrijheid toegelaten.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129542194-03efa9.jpg|https://images.nrc.nl/kbV7lGOKndFalZW9N7uoIL9LFPU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129542194-03efa9.jpg|https://images.nrc.nl/SUNalB8nOYWJDtgKBu-J-Y5tMlI=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129542194-03efa9.jpg)
De kunstenaars die u koos voor deze expositie om mee in dialoog te gaan, onderzoeken allemaal het geloof op een individuele manier. Is dat bewust?
„Nee, wat mij betreft gaat het vooral om spiritualiteit, om ruimte zoeken. Ze zoeken in hun werk naar mogelijkheden om op grote vragen die we hebben in ons leven antwoorden te vinden, en om die een plek te geven. En het gaat om rituelen.”
Bent u nog gelovig?
Na een korte aarzeling: „Ik ga vooral naar begrafenissen, in de kerk, maar ik ben niet meer praktiserend. Het geloof is wel bepalend voor hoe ik in het leven sta, en als het gaat om het toepassen van normen. Dat komt allemaal voort uit mijn katholieke opvoeding, in de zin van compassie, medeleven, mededogen en proberen een goed mens te zijn. En op die plekken, in zo’n kerk, krijg je een gevoel van monumentaliteit, van samen zijn. Daar geloof ik heel sterk in.
„Als ik denk aan… plekken om afscheid te nemen, van rouwende mensen in crematoria, gruwel ik daarvan. Dat zijn geen goede plekken, ook om wat er getoond wordt: een fotoreportage, een kleinkind dat in tranen uitbarst terwijl er iets wordt verteld over opa en oma. Ik vind dat niet de juiste manier om afscheid te nemen van iemand. Het kan erbij, maar de ideale begrafenis voor mij heeft oog voor het ritueel. Dat je in een kerk zit, de dienst in het Latijn houdt en niemand er een woord van begrijpt, maar dat je wel samen bent op zo’n plek. Veel mensen zijn daar naar op zoek.”
En verandert de betekenis van uw werk als het bijvoorbeeld in de kerk en abdij in Venetië hangt of bij de triënnale in de kerk bij het klooster van de Heilige Driehoek?
„Als ik kijk naar een van de engelen, waarvan er hier ook één staat, stond in Venetië in een totaal andere opstelling. We hebben een nieuwe sokkel moeten maken, die veel lager is dan in Venetië. En van één beeld uit de serie die we tijdens de Heilige Driehoek getoond hebben, is de impact hier in het museum toch kleiner. Hier houd je rekening met de zalen, de verhouding tot de zalen is belangrijk en daarvoor kies ik het juiste werk.”
Dan gaat het om vorm, maar verandert ook de betekenis? Was het bijvoorbeeld anders om ‘City of Refugee III’ te maken in de Venetiaanse abdij omdat in Italië er meer vluchtelingen zijn dan hier?
„De Biënnale van Venetië is iets groots voor de kunstwereld, maar klein als het gaat om het hele verhaal van Italië. Mensen die naar Venetië komen, de San Giorgio Maggiore bezoeken, zijn er dus gewoon om daar naar kunst te kijken. Het grote migratieverhaal van Italië komt daar niet aan de orde. Het gaat mij er vooral om wat City of Refugee betekent: toevluchtsoord. De migratietoeloop kunnen we niet stoppen. We hebben te veel beloofd en kunnen onze beloftes niet waarmaken. De boodschap van [de Duitse oud-kanselier] Angela Merkel met ‘Wir schaffen dass’ is niet meer realiseerbaar. Daar zijn we niet op voorbereid geweest, maar het is nu de realiteit.”
Kunst heeft daar natuurlijk geen oplossing voor. Wat kan kunst dan wel?
„Met kunst kan je op de meeste vragen geen antwoord geven, misschien zelfs vooral meer vragen oproepen. Maar je kan ook herkenning oproepen, een andere dan die in de huiskamer binnenkomt. Mijn werk vertraagt, er zitten veel lagen in. En dat is ook wat je in Khorós terugziet: samenzang en verschillende stemmen. Zo is het ook in onze maatschappij, we zijn allemaal op zoek naar andere dingen, maar uiteindelijk worden we allemaal geconfronteerd met het moment van afscheid moeten nemen.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129542257-221bb1.jpg|https://images.nrc.nl/GPSDPav2SnwdJSXX6b9MAQKkX4E=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129542257-221bb1.jpg|https://images.nrc.nl/0-wwK5uoAF27Z_7XSanTxREZYYI=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129542257-221bb1.jpg)
Nog even terug naar de compassie en uw dialoog met schrijver J.M. Coetzee die u jaren geleden op de Biënnale in 2013 maakte. Ziet u zijn roman ‘Wachten op de barbaren’, over decreten om mensen te vervolgen, als een boek over compassie of het vernietigen van compassie?
„Bij hem is dat heel dubbel. De ene keer lees ik het als compassie, de andere keer als de vernietiging ervan. Dat is eigen aan Coetzee: hij toont de mens op zijn eerlijkst, en die mens is in staat om gruwelijkheden te verrichten, maar ook om dat toe te geven. Hij toont dat de mens niet volmaakt is, dat we allemaal dat inslechte in ons hebben.”
De personages van Coetzee hebben in zijn romans steeds meer moeite met het vinden van enige compassie, ze hebben ook steeds minder woorden tot hun beschikking om nog liefde of compassie te kunnen uiten. Bent u ook bang dat compassie op een gegeven moment ook voor niet meer te tonen is?
„Dat denk ik niet. Ik vind dat we moeten vasthouden aan dat fragile moment om compassie te tonen, dan zijn we op ons mooist. Meestal tonen we dan ons verdriet of laten we ons gaan. Die kwetsbaarheid is heel sterk, omdat je dan een ander toelaat. Doe je dat niet, dan is het zinloos.”
Wat weegt er zwaarder in uw werk? Compassie of machteloosheid?
„Machteloosheid is wat mij bezig houdt, zoals zo velen. Zeker in de situatie waarin we nu leven. Dat je wel kunt proberen met je werk iets te verleggen, terwijl je weet dat dit allemaal druppels zijn op een hele hete plaat. Het gevoel van machteloosheid ervaar je dan sterk, maar je mag daar niet te lang mee bezig zijn, machteloosheid houd je tegen om iets te doen. Compassie doet dat niet, die vormt een constante om verder te gaan. Mijn werk gaat over die compassie en dat mededogen, zonder sentimenteel te worden. Sentiment is immers tijdgebonden.”
