Bewust het duel opzoeken in de grote wedstrijden? Nee, de toprenners bepalen hun eigen koers

Het klinkt tegenstrijdig, een wedstrijd die lastig is voor Tadej Pogacar. De meest veelzijdige wielrenner van zijn generatie is in staat om iedere denkbare koers te winnen, van eendagsklassiekers tot grote rondes, over asfalt en grindwegen en kasseien, in de heuvels en in het hooggebergte. Twee weken geleden nog verpulverde de Sloveense coureur zijn concurrenten met een 80 kilometer lange solo bij de Strade Bianche in Italië.

Toch is dat wat José ‘Matxin’ Fernandez, teammanager van Pogacars ploeg UAE, zegt voorafgaand aan Milaan-Sanremo, de voorjaarsklassieker die zaterdag wordt verreden: „Voor hem is dit het moeilijkste monument om te winnen.” Wat hij bedoelt: ‘La Primavera’ is notoir lang (dit jaar 288 kilometer), tamelijk vlak en wordt bijna altijd in de laatste kilometers beslist. En dat, zegt Fernandez, is lastig voor Pogacar, die graag vroeg in de wedstrijd aanvalt. „Na 300 kilometer wordt de koers in vijf minuten beslist.”

Vorig jaar mondde de finale van Milaan-Sanremo – de belangrijkste eendagsklassieker in het Italiaanse voorjaar – uit in een adembenemend duel tussen Pogacar en diens traditionele rivalen in het voorjaar, de Belg Wout van Aert en de Nederlander Mathieu van der Poel. De laatste won, door een slimme ontsnapping vlak onder de top van de Poggio, de laatste klim van de koers.

Het duel Pogacar – Van der Poel kan dit jaar in reprise: Nederlands beste renner opent deze zaterdag zijn wegseizoen aan de Italiaanse bloemenrivièra. Maar de derde hoofdrolspeler van vorig jaar, Van Aert, is er niet bij. Hij slaat Milaan-Sanremo, altijd een vast onderdeel van zijn seizoen, dit jaar over. Ongetwijfeld verstandig met het oog op de rest van zijn programma, wel buitengewoon jammer voor de wielerliefhebber.

Aangepast programma

Van Aerts absentie bij La Primavera staat niet op zichzelf. Van de ‘grote zes’ coureurs die het wielrennen de afgelopen jaren met hun aanvalslust en onderlinge concurrentie zo aantrekkelijk maakten, hebben er meerderen dit jaar gekozen voor een aangepast programma. Het gevolg is dat zij elkaar minder treffen – en dat wielerfans dit seizoen dus in potentie minder epische duels te wachten staan.

Naast Milaan-Sanremo mist ook de Ronde van Vlaanderen het driemansgevecht Van Aert – Van der Poel – Pogacar, dat de afgelopen seizoenen voor zoveel verrukkelijke wielermomenten zorgde. Pogacar laat het monument, dat hij in 2023 won, dit jaar schieten. Hij wil fris wil zijn voor de Giro d’Italia, waarin hij voor het eerst van start gaat. Van Aert ontbreekt op zijn beurt – voor het eerst in zijn carrière – in de Tour de France.

In diezelfde Tour zal de tweestrijd Pogacar versus Jonas Vingegaard, de Deense renner die de afgelopen twee edities won, vermoedelijk minder spannend worden dan voorheen: Pogacar heeft dan al de Giro in de benen. De andere twee van de Grote Zes – de Sloveen Primoz Roglic en de Belg Remco Evenepoel – treffen elkaar ook minder: vorig jaar reden ze tegen elkaar twee grote rondes (de Giro én de Vuelta a España), dit jaar kruisen hun wegen alleen in de Tour de France.

Olympische Spelen

Waarom kiezen de Grote Zes dit seizoen voor andere programma’s? De verklaring, zo blijkt uit een rondgang langs hun ploegleiders, is een combinatie van persoonlijke ambities, veranderende wielerwetten en een kalender die vanwege de Olympische Spelen van Parijs nóg voller is dan gebruikelijk.

Bij de ploeg van Wout van Aert (29) wisten ze „al heel lang dat hij een keer de Tour wilde laten schieten en een goede Giro wilde rijden”, zegt trainer Mathieu Heijboer van Visma-Lease a Bike. Ook heeft Van Aert zijn zinnen gezet op de Olympische Spelen, zegt hij – en die beginnen in het laatste weekend van de Tour. Dus kreeg Van Aert dit jaar vrijaf voor de belangrijkste wedstrijd van het jaar. Heijboer: „Zakelijk gezien is dat geen goed idee voor de ploeg, idealiter wil je je beste renners in de grootste koers laten starten. Maar vanuit het oogpunt van mentaal welzijn is het wel belangrijk.” De concessie die Van Aert op zijn beurt moest doen: enkele voorjaarskoersen die hij graag rijdt, zoals Milaan-Sanremo, laten schieten.

Van Aerts vaste tegenspeler Mathieu van der Poel (29) heeft in de eerste helft van het seizoen hetzelfde doel als altijd: schitteren in de voorjaarsklassiekers, de koersen die hem het beste liggen. Toch is er ook bij hem iets veranderd aan het programma: hoogstwaarschijnlijk gaat hij eind april van start in Luik-Bastenaken-Luik, een monument dat hij nooit eerder reed voor de winst. Liever dan een koers voor een tweede keer winnen, zoekt Van der Poel een nieuwe uitdaging, zegt ploegleider Christoph Roodhooft van zijn team Alpecin-Deceuninck. „Die uitdaging kan in het kaliber wedstrijd zitten, maar ook in de strijd met andere toprenners in een koers.”

The special one

Tadej Pogacar (25) is op het punt in zijn carrière gekomen dat hij „klaar is voor twee grote rondes in één seizoen”, zegt zijn teambaas Fernandez. De Sloveense renner heeft volgens hem „ieder jaar een nieuwe uitdaging nodig”. Pogacar heeft daarbij meteen voor de moeilijkste combinatie van grote rondes gekozen: de laatste renner die in hetzelfde jaar zowel de Giro als de Tour wist te winnen, was de Italiaan Marco Pantani in 1998.

Toch zegt Fernandez dat Pogacar in beide rondes voor de eindzege gaat. Een voordeel is volgens hem dat er dit seizoen, anders dan in voorgaande jaren, meer dan vier weken zit tussen de finish van de Giro en de start van de Tour – extra tijd om te herstellen dus. „En Tadej is naar mijn mening de allerbeste wielrenner van dit moment. Hij is the special one. Dus ik denk dat hij ze allebei kan winnen.”

In de Giro ontbreken twee toprenners die de Italiaanse ronde de afgelopen jaren kleurden. Voor Remco Evenepoel (24) geldt dat hij dit seizoen eindelijk zijn debuut maakt in de Tour – iets waar al jaren naar wordt uitgekeken. Voor titelverdediger Primoz Roglic (34), de oudste van de Grote Zes, geldt dat hij voor het eerst in drie jaar weer als kopman naar de Tour de France kan. Hij maakte na vorig seizoen de overstap van de Nederlandse Visma Lease a Bike-ploeg, waar Vingegaard de onbetwiste nummer één was geworden, naar het Duitse Bora-hansgrohe.

De planning voor Roglic’ seizoen, vertelt zijn ploegleider Rolf Aldag, is „van achteren naar voren, van de finish naar de start” tot stand gekomen. De finish is in dit geval de Tour de France, die voor Roglic en zijn team „in steen gebeiteld” is. „Vervolgens plannen we de maanden ervoor, gebaseerd op de tijd die er tussen de verschillende koersen zit.” Voor de periode ná de Tour hebben Roglic en zijn team bewust nog niets vastgelegd, „om niet afgeleid te raken in de eerste helft van het seizoen”. De Vuelta – start: vier weken na de Tour, twee weken na de olympische wegwedstrijd – is voor zijn kopman „een serieuze optie”, aldus Aldag. „Maar het hangt helemaal af van hoe we uit de Tour komen.”

Gedoseerd koersen

Zelfs als Roglic de drieweekse Spaanse ronde meepakt, komt hij volgens zijn ploegleider dit seizoen op „niet meer dan zeventig koersdagen”. Dat past helemaal in het moderne wielrennen: renners rijden minder wedstrijden en gaan in plaats daarvan midden in het seizoen op hoogtestage. Onder invloed van de datarevolutie in het wielrennen is trainen, met name op hoogte, vele malen belangrijker geworden. „Tien, twintig jaar geleden reden renners zich in vorm in wedstrijden”, zegt Visma-trainer Mathieu Heijboer. „Dat is in mijn ogen volledig verdwenen.”

De koning van het gedoseerde koersen is Jonas Vingegaard. Van de grote wedstrijden heeft de Deen vooralsnog alleen deelname aan de Tour de France bevestigd – het kortste programma van de Grote Zes. „Jonas heeft zo’n status dat als hij ergens van start gaat, hij rijdt om te winnen”, zegt Heijboer. „Dat zorgt voor een bepaalde druk, dat kost energie, dus je moet met hem gericht kiezen. Hij kan niet meer op halve kracht aan een koers meedoen.”

De ploegen van de Grote Zes snappen dat het wielerpubliek door hun onderlinge concurrentie gewend is geraakt aan meeslepende wedstrijden, maar verantwoordelijkheid om het duel te zoeken voelen ze niet. „Ik denk dat renners als Mathieu meer dan voldoende doen voor de wielersport en organisatoren”, zegt ploegleider Roodhooft.

Bij het samenstellen van het seizoen gaan ze uit van hun „eigen kracht”, zeggen de wielerploegen. De planning van het seizoen begint meestal al in oktober. Hoe kun je dan weten of een andere grote naam ook van start zal gaan in jouw beoogde koers? En op dat moment ook daadwerkelijk in topvorm is? Bovendien zit de wieleragenda zó vol dat het aantal combinaties aan races dat je kunt maken, duizelingwekkend groot is. Rekening houden met de concurrentie, zegt UAE-directeur Fernandez, is „geen beginnen aan.”

Een troost voor de wielerfans: áls de Grote Zes van start gaan, rijden ze meteen ook voor de winst. Dat was de afgelopen jaren zo en alles wijst erop dat het dit jaar opnieuw zo zal zijn. Geen enkele topcoureur heeft aangegeven ‘rustig aan’ te willen doen in een van de voorjaarsklassiekers – zelfs als het, zoals bij Van der Poel in Milaan-Sanremo, de eerste koers van het seizoen is. Ook bij La Primavera zal het zaterdag vermoedelijk niet ontbreken aan gretigheid en aanvalslust.