Beuken op een parketvloer als begeleiding bij een rijke muzikale collage

Recensie

Muziek

Klassiek Twintig jonge componisten schreven voor het project ‘Toonzetters’ elk drie minuten muziek. Het resultaat is fascinerend en sfeervol, begeleid door licht-psychedelische videokunst.

Albumpresentatie van het project Toonzetters in het Muziekgebouw aan ’t IJ.
Albumpresentatie van het project Toonzetters in het Muziekgebouw aan ’t IJ.

Foto Majanka Fotografie

Vorig jaar bracht de jonge Nederlandse componist Primo Ish-Hurwitz (2001) negentien componistenvrienden samen in het project ‘Toonzetters’. Iedereen schreef drie minuten muziek voor dezelfde musici: pianisten Ramon van Engelenhoven en Shane van Neerden en slagwerkers Arjan Jongsma en Agostinho Sequeira.

Het resultaat: ruim een uur aan fascinerende, sfeervolle muziek, gevolgd door een tournee door Nederland. Tijdens de concertreeks haalde de groep bijna 10.000 euro op voor een opname bij het label 7 Mountain Records. Donderdag werd die cd gepresenteerd in het Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam.

Daar bleek Toonzetters meer dan een showcase van compositietalent. Elk stuk leek uit het vorige voort te vloeien, er commentaar op te leveren, of zich er juist tegen te verzetten. Het ensemble nam zelfs een theaterregisseur in de arm: Jos van Kan, die eerder samenwerkte met ensemble Asko Schönberg en muziektheatergezelschap Orkater.

Je zou Toonzetters kunnen begrijpen als een collage van de diverse muzikale stijlen die twintigers vandaag cultiveren, en die uiteindelijk meer is dan de som der delen. Die collage kwam op het podium nog sterker samen door de verbindende, licht-psychedelische muziekvideo’s van filmmaker-filosoof Bowie Verschuuren. Op drie schermen achter de musici lichtten Verschuurens dromerige werelden op als surrealistische triptieken. Die beeldtaal situeerde de diversiteit aan stijlen in dezelfde wereld.

Typmachine

Ramin Amin Tafreshi (1992) tikte tijdens zijn compositie Soorbâng op een typemachine, omgeven door studiepartituren van muzikale grootheden. Het tafereel deed denken aan het verhaal over schrijver Henry S. Thompson, die pagina’s uit The Great Gatsby letterlijk overtikte, om maar te voelen hoe het was om te schrijven als F. Scott Fitzgerald.

Wat moet je als componist nog als ‘alles al gedaan is’, en als lang overleden collega’s nog steeds zo hevig bewierookt worden? Geen ingewikkelde, diep systematische klankbouwsels voor liefhebbers neerzetten, maar muziek componeren die het publiek meeneemt, leek de conclusie. In Toonzetters proefde je de zoektocht naar verbinding, al hoorde je ook in alle stukken de zorg voor beheersing en structuur.

Het was interessant om te beluisteren hoe componisten met de stijlen van voorgangers omgingen. Mathilde Wantenaars (1993) legde een beheerste romantiek aan de dag in haar Sprookje nr. 1. „Pure eenvoud, zonder opsmuk, tegelijkertijd ongrijpbaar”, zoals Wantenaar sprookjes in NRC al eens kenschetste.

Jan-Peter de Graaff (1992) liet zich inspireren door laat-20ste-eeuwse jazz in zijn muzikale verwerking van de coronastrategieën van overheden. Gekoppeld aan de slowmotionbeelden bij zijn Hammer und Tanz, waarin De Graaff met een moker op een parketvloer insloeg, klonk de herhalende puls noodlottig en onbedwingbaar – als de menselijke behoefte aan dans.

Toonzetters zal in de toekomst wellicht een historisch project blijken; een unieke inkijk in het muziekleven van de jaren ’20. Misschien heeft een van de twintig componisten dan een onuitwisbare naam ontwikkeld, die de rest zal uitwissen. Maar als de indruk die deze Toonzetters wekken van voorspellende waarde blijkt, klinkt de muziek van de toekomst juist egalitair.