Beteugelen van opwarming aarde blijft belangrijk, maar veel verder gaat G7 niet

G7-top Japan houdt voorlopig vast aan energie uit steenkool. Duitsland vindt investeringen in gas ook duurzaam. Frankrijk pleit voor een pauze in het klimaatbeleid. Uit vrees voor de kiezer zijn politici voorzichtig als het gaat om al te streng klimaatbeleid.

De veiligheidsmaatregelen zijn aangescherpt in het Japanse Hiroshima in de aanloop van de G7-top.
De veiligheidsmaatregelen zijn aangescherpt in het Japanse Hiroshima in de aanloop van de G7-top. Foto Eugene Hoshiko/AP

De G7, de groep van rijkste, westerse landen, spreekt de laatste jaren steeds nadrukkelijker over klimaat. Ook tijdens de driedaagse top die vanaf deze vrijdag wordt gehouden in het Japanse Hiroshima zijn de gevolgen van klimaatverandering een belangrijk thema.

In de vorige maand in Sapporo voorgekookte slotverklaring, een 36 pagina’s tellende tekst, wordt nog eens bevestigd hoe belangrijk het is om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad Celsius. De zeven landen, plus de EU, beloven er alles aan te doen om die grens niet te passeren. Maar dat optimisme kan niet verhullen dat de gesprekken moeizaam verliepen.

Dat blijkt vooral uit wat er níét in de verklaring in staat. Zo ontbreekt een ondubbelzinnige afwijzing van het gebruik van steenkool, de meest vervuilende fossiele brandstof. Japan voelde daar niets voor. Terwijl Duitsland en Canada pleitten voor het snel afbouwen van energie uit steenkool rond 2030, wilde de gastheer onderhandelen over het gebruik van ammoniak als brandstof in kolencentrales. Het bijmengen van ammoniak zorgt voor een vermindering van de uitstoot, maar tegenstanders vrezen dat zo’n nieuwe technologie vooral leidt tot het langer gebruiken van kolen.

In deze discussie is het geen toeval dat Japan voor een derde van zijn energievoorziening van steenkool afhankelijk is, terwijl Canada en Duitsland nog geen 10 procent van hun energie uit kolen halen. Concrete afspraken over een deadline voor kolencentrales ontbreken en in plaats daarvan herhalen de ministers wat ze in 2022 ook zeiden, namelijk hun „toewijding om in 2035 een volledig of overwegend koolstofarme energiesector te bereiken”.

Geen versnelling van doelstellingen

De ministers pleiten in hun verklaring ook voor meer energie uit wind en zon. Ze willen bijdragen aan een mondiale verlaging van de kosten door tot 2030 voor zo’n 150 gigawatt aan windturbines aan te leggen en 1 terawatt aan zonnepanelen. Maar volgens de Global Wind Energy Council (GWEC) is dat ongeveer de hoeveelheid die nu al in de planning zit. Van een versnelling is dan ook geen sprake, aldus de GWEC.

Lees ook Het klimaat redden? Dit zijn de kansen en gevaren. ‘Klimaatbeleid wordt te vaak afgeschilderd als opoffering’

Vorige week liet de Duitse regering onverwachts weten op de top opnieuw te willen onderhandelen over de verklaring. Duitsland vindt dat in de tekst ook iets moet staan over subsidiëring van aardgas als klimaatvriendelijke investering. Gas is in de Duitse visie een belangrijke ‘transitiebrandstof’.

De Fransen, die zelf vooral kernenergie gebruiken, voelen daar weinig voor. Dat Europese landen vorig jaar veel geld hebben gestoken in nieuwe terminals voor lng (vloeibaar gas) was volgens Frankrijk logisch omdat het Russische gas na het begin van de oorlog in Oekraïne plotseling wegviel. Maar volgens de Fransen was de afspraak dat het ging om een tijdelijke maatregel. Duitsland, dat zelf vorige maand zijn laatste kerncentrale heeft gesloten, heeft het gas voorlopig nog hard nodig en wil in de slotverklaring opnemen dat gas-investeringen „noodzakelijk zijn in reactie op de huidige crisis.

Het is hetzelfde argument dat Japan gebruikt als het om steenkool gaat. „In deze ongekende energiecrisis is het belangrijk om alleen maatregelen te nemen die klimaatverandering voorkomen als ze tegelijkertijd de energiezekerheid garanderen”, zei de minister van Industrie na afloop van de bijeenkomst in Sapporo.

Protest voorafgaand aan de G7-top in het Japanse Hiroshima.
Foto Yuichi Yamazaki/AFP

Pijnlijke maatregelen

Nu de deadlines die regeringen zichzelf hebben gesteld voor hun klimaatbeleid – 2030 is bijvoorbeeld een belangrijk ijkjaar – dichterbij komen, blijkt in veel gevallen meer nodig te zijn om de doelstellingen te halen. Het wordt steeds moeilijker om pijnlijke maatregelen, die ook burgers direct zullen raken, te voorkomen. Zowel bij de G7 als in de EU bestaat de vrees dat al te streng klimaatbeleid bij komende verkiezingen wel eens stemmen kan gaan kosten.

Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, zei afgelopen maandag tegen journalisten dat Europa misschien een pas op de plaats moet maken bij de uitvoering van de Green Deal – het Europese pakket aan klimaatmaatregelen – om te onderzoeken of de capaciteit om al die nieuwe wetten in te voeren niet wordt overschreden.

Lees ook Ook in Brussel wordt nu gelonkt naar de boerenstem

Von der Leyen reageerde daarmee op oproepen van onder andere de Franse president Emmanuel Macron die vorige week pleitte voor „een pauze” in het klimaatbeleid en van Manfred Weber, fractievoorzitter van de centrumrechtse EVP in het Europees Parlement, om voorzichtig te zijn met het aan banden leggen van pesticiden en het al te streng toezien op natuurherstel. Weber klonk na de opmerking van de Commissievoorzitter dan ook heel tevreden. Want, zei hij, „als het klimaat wint en de rest van de samenleving verliest, zullen we netto-nul [uitstoot] nooit bereiken”.

Intussen constateert Climate Action Tracker, een onafhankelijke wetenschappelijke organisatie die het klimaatbeleid van landen in kaart brengt, dat acht jaar na het inwerkingtreden van het klimaatakkoord van Parijs nog steeds geen van de grote landen voldoet aan de klimaatdoelen die daarin zijn vastgelegd. Het meeste beleid wordt beoordeeld als „onvoldoende” (de Europese Unie en de Verenigde Staten), „ruim onvoldoende” (onder meer China en Canada) of „totaal onvoldoende” (Rusland).

Wat dat betekent laten de rapporten van het IPCC, het wetenschappelijk klimaatpanel van de Verenigde Naties, goed zien. De zesde cyclus rapporten, waarvan de samenvatting afgelopen maart werd gepubliceerd, leest volgens VN-chef António Guterres als „een litanie van gebroken klimaatbeloftes”.