Bestaanszekerheid gaat over van alles, maar uiteindelijk vooral om geld

Analyse

Kamerdebat Een hoger minimumloon of een lagere benzineprijs: fractievoorzitters zien er al snel een kwestie van bestaanszekerheid in. Marijnissen: „Laten we er geen holle term van maken”.  

Veel mensen met een middeninkomen, zei D66-fractievoorzitter Paternotte tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, „wisten het door de hoge inflatie soms ook niet meer”.
Veel mensen met een middeninkomen, zei D66-fractievoorzitter Paternotte tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, „wisten het door de hoge inflatie soms ook niet meer”. Foto Bart Maat

Het was D66-fractievoorzitter Jan Paternotte die het begrip ‘bestaanszekerheid’ woensdag in de Tweede Kamer tot zijn uiterste limieten oprekte. Bestaanszekerheid, zei Paternotte, omvat ook het recht op euthanasie: de zekerheid dat je je bestaan mag beëindigen.

Geen woord gaat zo rap over de tong tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, maar onder dat begrip scharen partijen inmiddels zo’n beetje al hun wensen en prioriteiten. De portemonnee van lage en middeninkomens. De belastingdruk voor het bedrijfsleven. De betaalbaarheid van brandstof en openbaar vervoer. Maar ook: aandacht voor ouderenzorg, de woningmarkt, het klimaat.

Bij Lilian Marijnissen, die als lijsttrekker van de SP toch een van de aangewezen politici lijkt om zich het onderwerp toe te eigenen, ontlokte het geen gejuich, maar een verzuchting. „Laten we niet van bestaanszekerheid eenzelfde holle term maken als van bestuurscultuur.”

Aandacht voor het midden

Dit is zeker: de politici die zich deze week uitspraken voor bestaanszekerheid, hadden het allang niet meer alleen over de allerarmste groepen. Zo begon het wel. De afgelopen weken domineerde een waarschuwing van het Centraal Planbureau het politieke debat. Zonder extra kabinetsbeleid zou het aantal mensen in armoede volgend jaar toenemen tot bijna 1 miljoen.

Het kabinet wist die stijging te voorkomen met een koopkrachtpakket van 2 miljard euro, dat vooral de laagste inkomens omhoog trekt. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen verlegden veel partijen, uit coalitie en oppositie, de aandacht naar de groep die daar net boven zit: de middeninkomens. Daar, zei VVD-fractievoorzitter Sophie Hermans, bevindt zich „een hele grote groep mensen die het ook zwaar heeft”.

Lees ook: Van armoedeval tot werkloosheid: het debat over bestaanszekerheid kent grote dilemma’s

De VVD stond daarmee niet alleen. Middeninkomens dreigen vergeten te worden, zei CDA-leider Henri Bontenbal. „In Nederland zijn er veel mensen met een middeninkomen”, zei D66-fractievoorzitter Jan Paternotte, „die het door de hoge inflatie het afgelopen jaar soms ook niet wisten”.

Concreet wil de VVD de middengroepen helpen door een naderende verhoging van de benzineaccijnzen te blokkeren. Vanwege de energiecrisis houdt het kabinet de brandstofaccijnzen sinds het voorjaar van 2022 kunstmatig laag. Dat loopt eind dit jaar af, waarbij de accijns ook verhoogd wordt om de inflatie bij te houden. Hierdoor zullen de benzineprijzen straks met 21 cent per liter stijgen.

Een deel van de Kamer dringt aan op een langere verlaging. De steun voor het VVD-voorstel lijkt breed: die komt van rechtse partijen als de PVV, Forum voor Democratie en BBB, maar ook van de SP en Denk. Het voorstel kost 1,2 miljard euro, de VVD overweegt dat uit het Nationaal Groeifonds te halen.

Experts, en in hun kielzog partijen als D66 en GroenLinks-PvdA, zijn kritisch over het VVD-voorstel. Het grootste deel van zo’n accijnsverlaging komt terecht bij de hoogste inkomens, stelde een analyse van ING deze week vast. Omdat zij vier tot vijf keer zoveel uitgeven aan brandstof als de laagste inkomens, en omdat zij meer en grotere auto’s bezitten.

Turbo op minimumloon

Ambtenaren noemden verlenging van de accijnsverlaging dit voorjaar daarom een inefficiënte maatregel. Daarbij legden zij een tweede argument op tafel: het klimaat is er niet bij gebaat als lagere benzineprijzen leiden tot meer autogebruik. En de allerlaagste inkomens, zei Kamerlid Pieter Omtzigt, zoals mensen in de bijstand, kunnen niet eens een auto betalen.

Een heel ander plan werd gepresenteerd door een gelegenheidsverbond van GroenLinks-PvdA en ChristenUnie. Zij zetten liever de turbo op de maatregelen die het kabinet al nam voor de laagste inkomens, via een extra verhoging van het minimumloon, de bijstand en de AOW in het nieuwe jaar.

Zelfs in dat betoog klonk inmiddels aandacht voor de middengroepen door. Want een hoger minimumloon stuwt ook de loonschalen daarboven omhoog, zo verdedigde GroenLinks-fractievoorzitter Jesse Klaver zijn voorstel tegenover de VVD. Dus het komt óók de middeninkomens ten goede.

Toch niet, vinden VVD en CDA. Want de kosten van dit voorstel, ongeveer 2,3 miljard euro, leggen GroenLinks-PvdA en ChristenUnie bij het bedrijfsleven. Ook dat schaadt de bestaanszekerheid. Want bedrijven, zei Henri Bontenbal, „zorgen voor bestaanszekerheid voor heel veel mensen die bij deze bedrijven werken, elke dag. Dat vergeten we nog weleens.”