Van links tot rechts in Amerika zijn velen het er na de mislukte moordaanslag op oud-president Donald Trump, zaterdag in Pennsylvania, over eens: politiek geweld hoort niet thuis in de Verenigde Staten, ’s werelds leidende democratie. „Er is geen plaats voor dit soort geweld in Amerika”, zei president Joe Biden in een reactie. „Deze gruwelijke daad van politiek geweld tijdens een vreedzame campagnebijeenkomst hoort niet thuis in dit land”, reageerde Mike Johnson, de Republikeinse voorzitter van het Huis van Afgevaardigden.
Toch loopt geweld als een rode draad door de Amerikaanse politieke geschiedenis. Vier van de 45 mannen die sinds 1789 als president dienden, kwamen bij moordaanslagen om het leven; anderen overleefden aanslagen. Ook presidentskandidaten en andere politici werden doodgeschoten of raakten gewond bij schietpartijen. Nu hij door een kogel is geraakt, past Trump in een rij van illustere presidentiële namen, waaronder Lincoln, Roosevelt, Kennedy en Reagan.
De presidentiële geschiedenis van de VS is al sinds de begindagen van het land niet vrij van geweld. In een berucht duel in 1804 schoot de toenmalige vicepresident Aaron Burr de voormalige minister van Financiën Alexander Hamilton dood. Later in de negentiende eeuw werden twee zittende presidenten bij moordaanslagen omgebracht: Abraham Lincoln, de eerste Republikeinse president, werd in 1865, kort voor het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog, doodgeschoten in een theater in Washington. Zestien jaar later, in 1881, werd zijn partijgenoot James Garfield neergeschoten in een Washingtons station; hij overleed 2,5 maanden later aan zijn verwondingen.
Zittende presidenten vermoord
Ook in de twintigste eeuw werden twee zittende presidenten vermoord: de Republikein William McKinley werd in Buffalo, in de staat New York, doodgeschoten door een anarchist. En in 1963 kwam de Democraat John F. Kennedy om in Dallas toen hij in een open limousine door de straten van de Texaanse stad reed. De moord op hem, gepleegd door Lee Harvey Oswald en vastgelegd op video, was een traumatische ervaring voor het land, die aanleiding gaf tot complottheorieën over de toedracht van de schokkende gebeurtenis.
Andere presidenten overleefden aanslagen. Voor de Burgeroorlog werd president Andrew Jackson beschoten, maar niet geraakt. Recenter bleef de Republikein Gerald Ford in 1975 ongedeerd bij twee moordaanslagen binnen drie weken. Zijn partijgenoot Ronald Reagan raakte in 1981 bij het Hilton Hotel in Washington gewond toen een kogel uit het vuurwapen van aanslagpleger John Hinckley Jr. hem raakte bij zijn linker oksel. Reagan verbleef twaalf dagen in het ziekenhuis. Zijn woordvoerder James Brady raakte bij de aanslag verlamd. Totdat Trump zaterdag werd geraakt aan zijn oor, was de aanslag op Reagan de laatste waarbij een president werd getroffen.
Ook moordaanslagen tijdens presidentiële campagnes zijn niet nieuw. De Democratische presidentskandidaat Robert F. Kennedy werd in 1968 in Los Angeles doodgeschoten in het Ambassador Hotel in Los Angeles, nadat hij de voorverkiezingen van Californië had gewonnen. En George Wallace, gouverneur van Alabama, werd tijdens zijn derde campagne voor het Witte Huis in 1972 nabij Washington neergeschoten en raakte daarbij verlamd aan zijn onderlichaam.
Lees ook
Wat we nu weten over moordaanslag op Trump
Roosevelt hield toch toespraak
Het is zelfs niet de eerste keer dat een oud-president is beschoten tijdens een campagne om opnieuw president te worden. In 1912 deed de Republikein Theodore Roosevelt opnieuw een gooi naar het Witte Huis als Progressieve kandidaat, toen hij werd neergeschoten voor een toespraak in Milwaukee. Roosevelt werd in de borst geraakt, maar gaf toch zijn toespraak van een uur lang. Achteraf bleek dat de kogel een van zijn ribben had gebroken en bij zijn rechterlong was beland. De vijftig pagina’s van zijn rede en een brilkoker hadden de kogel afgeremd.
In de recente geschiedenis zijn ook andere politici het slachtoffer geworden van vuurwapengeweld. De toenmalige Democratische Afgevaardigde Gabrielle Giffords liep in 2011 ernstig hersenletsel op toen ze bij een politiek evenement in Tucson, Arizona, in het hoofd werd geschoten; zes andere mensen kwamen om. De prominente Republikeinse Afgevaardigde Steve Scalise raakte in 2017 zwaargewond toen een schutter het vuur opende bij een honkbalwedstrijd van Congresleden. En in 2022 werd Paul Pelosi, echtgenoot van de voormalige voorzitter van het Huis van Afgevaardigden Nancy Pelosi, thuis aangevallen met een hamer door een indringer. Hij liep een schedelfractuur op.