Bericht uit de Zwolse vrouwenvleugel

Tientallen brieven In Zwolle verblijven achttien IS-vrouwen op een terroristenafdeling. Ze schreven een vertrouweling over het uitzichtloze leven daar. Hun kinderen zien ze eens in de zes weken, hun staatsburgerschap raken ze waarschijnlijk kwijt. „We hebben geen toekomst meer in Nederland.” 

De Penitentiaire Inrichting Zwolle waar de afgeschermde terroristenafdeling is gehuisvest.
De Penitentiaire Inrichting Zwolle waar de afgeschermde terroristenafdeling is gehuisvest.

Foto Piroschka van de Wouw/ANP

De meeste mensen deugen werd een bestseller toen Nawal H. nog in Syrië gevangen zat, in 2019. Ze vond het boek afgelopen februari in de kleine bibliotheek van de terroristenafdeling in Zwolle. Nawal (32) had „weinig concentratie” – ze was net terug in Nederland – maar werd gegrepen door het betoog van schrijver Rutger Bregman over dat de mens van nature geneigd is het goede te doen. „Echt heel mooi.”

Ze vraagt zich af waarom De meeste mensen deugen er eigenlijk stond, daar tussen de „boeken waarvan wordt gehoopt dat gedetineerden ze lezen en dat ze hun zienswijze op dingen veranderen”. Geloven ze in de gevangenis écht dat de meeste mensen deugen? „Want aan de andere kant”, schrijft Nawal op 23 maart 2023, „is het Nederlandse beleid: jij deugt niet. Je hebt een fout gemaakt en je mag het niet meer goedmaken.”

Nawal is een van de achttien vrouwen op de afdeling speciaal ingericht voor terroristen in de gevangenis van Zwolle. Met twee ‘speciale operaties’ werden de vrouwen vorig jaar door Nederland opgehaald uit Noord-Syrische detentiekampen, waar Europese uitreizigers werden vastgehouden nadat de Islamitische Staat in 2019 werd verdreven.

De vrouwen hebben het echt nodig om contact te hebben met mensen buiten deze muren. De meesten zitten al jaren vast in een echo-chamber en dat wordt hier niet anders

Nawal

Van de buitenwereld krijgen de vrouwen sinds hun repatriëring weinig mee. Vanuit hun cellen kijken ze uit op de betonnen gevangenismuur. Ze mogen niet op internet, lezen geen kranten. Met de vaste telefoonlijn mogen de vrouwen in totaal veertig minuten per week ‘naar buiten’ bellen, daarna begint een vrouwelijke robotstem de gesprekken te verstoren. De vrouwen mogen brieven schrijven, op papieren met streepjes of blokjes, die ze uit notitieboeken scheuren. Het briefverkeer verloopt onregelmatig, omdat alle brieven door de gevangenis worden gekopieerd en opgeslagen.

Veel brieven worden de laatste maanden verstuurd naar Uitgeest, naar het huis van Ad Corten, gepensioneerd visserijbioloog. Het actieve CDA-lid voerde afgelopen jaren actie om Nederlandse kinderen terug te halen uit het kalifaat. Zo kwam hij in contact met hun moeders. Zeven van de vrouwen stuurden hem tientallen brieven, waarmee Ad Corten naar NRC is gestapt, omdat hij zich zorgen maakt. „De wijze waarop de vrouwen nu worden behandeld”, zegt hij, „levert risico’s voor de maatschappij op.” Omdat de vrouwen niet met journalisten mogen praten, ziet Ad Corten „geen ander alternatief”. NRC verifieerde de inhoud van de brieven door te spreken met andere betrokkenen die de afdeling van dichtbij kennen.

Sommige vrouwen schrijven Ad Corten foutloos, gedecideerd, met een krullerig handschrift. Anderen met boze lange zinnen zonder punten en basale spelfouten („We hebben geen vlieg kwaat gedaan”). „Vergis je niet Ad”, schrijft Nawal, een van de beste schrijvers van de groep. „De vrouwen hebben het echt nodig om contact te hebben met mensen buiten deze muren. […] De meesten zitten al jaren vast in een echo-chamber en dat wordt hier niet anders.”

Uitzonderlijke aanpak

Anders dan veel andere Europese landen heeft Nederland ervoor gekozen terrorismeverdachten bij elkaar op te sluiten. De aanpak stamt uit de tijd van de Hofstadgroep, het netwerk van Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. In eerste instantie belandden leden van de Hofstadgroep in de reguliere gevangenis. Totdat bleek dat ze er aan het ronselen waren. Ze werden er weggehaald en met elkaar op één afdeling geplaatst, in een strenger regime.

Nadat de eerste vrouwen terugkeerden uit Syrië, werd in 2020 ook voor hen een terroristenafdeling opgericht. Ook op de vrouwenafdeling is het regime streng. De vrouwen hebben een eigen, kleine luchtplaats, waar ze één uur per dag mogen zijn. Op weekenddagen mogen ze drie uur per dag uit hun cel – veel minder dan gevangenen in reguliere detentie, met wie ze absoluut geen contact mogen.

Er zit een „belangrijk nadeel” aan de Nederlandse aanpak om terreurverdachten bij elkaar te zetten, zegt Elanie Rodermond. Ze is criminoloog bij de Vrije Universiteit Amsterdam en doet onderzoek naar de vrouwelijke terroristen. „Als je praat met mensen die hun radicale gedachtegoed hebben losgelaten, hoor je een belangrijke gemene deler: in vrijwel alle gevallen ging die stap gepaard met nieuwe sociale contacten, met praten over andere zaken dan hun ideologie. Het gewoon kunnen hebben over muziek, mannen, films, kinderen, zonder dat je daar door een enkele fanatiekeling om wordt berispt. Dat is belangrijk. Op de terroristenafdeling kan dat eigenlijk niet.”

Waar het op neerkomt is dat we eigenlijk geen toekomst hebben in Nederland

Op het eerste gezicht schetsen de vrouwen in hun brieven een gemoedelijk beeld van de Zwolse vrouwenafdeling. Ze hebben een ‘crea kast’, met knutsel- en breispullen. Ze breien sjaals en knopen armbandjes voor elkaar, en voor elkaars kinderen. Ze maken samen ontbijtjes, bakken cupcakes en taarten – „alles waar meer dan 700 calorieën in zitten”. Sommigen luisteren naar R&B en houden van Feyenoord. De gevangenisboeddhist leert de vrouwen meditatie-methodes, daarna drinken ze een kop ‘vrouwenthee’. Elke zes weken gaan de vrouwen naar de kerk, aan de andere kant van de gevangenis. Daar lezen ze boeken voor, voor hun kinderen. „Vrijwilligers en de pastoor branden de video die ze van ons opnemen op een cd en sturen het naar onze kinderen”, schrijft Nawal.

Lastig te rijmen met de beelden die de afgelopen jaren uit Syrië kwamen, van ultraorthodoxe IS-vrouwen in zwarte niqaabs. Veel vrouwen vertonen inderdaad a-typisch gedrag, vertelt een oud-gevangenismedewerker (anoniem, omdat de medewerker niet met de media mag praten). „De meeste vrouwen zijn helemaal niet zo fanatiek met hun geloof bezig. Sommigen waren nog maar net terug uit het kamp en begonnen al te flirten met bewakers. Ze luisteren muziek of kijken televisie op hun cel – dingen die in de fundamentalistische islam absoluut verboden zijn.”

Maar: „Er zitten wel een paar hardliners tussen, natuurlijk.”

Een radicale terugkeerder zou vrouwen met een televisie op hun kamer hebben aangesproken. Criminologe Rodermond, die de groep onderzoekt, ziet dat vrouwen elkaar beïnvloeden. „Als je oprecht afstand wil nemen van de beweging, wordt dat bemoeilijkt door de kleine groep hardliners.”

Sadaf schrijft: „Als je een roker bent en je wilt stoppen dan zal de dokter nooit zeggen: meng je met rokers want je kan toch nooit stoppen. Eens een roker, altijd een roker.”

Sommige onderlinge spanningen gaan verder terug, tot in Syrië. Sadaf en Samira woonden samen in het kalifaat, ze waren schoonzussen. Maar terug in Nederland wilden ze niet meer met elkaar praten. Samira verklaarde tegen de politie dat Sadaf haar had overgehaald om naar Syrië te vertrekken.

Om ruzie en beïnvloeding te voorkomen, heeft de gevangenis de vrouwen ingedeeld in drie groepen: TA1, TA2, TA3. Praten met iemand uit een andere groep is verboden. De groepen zijn zorgvuldig geselecteerd. Als een vrouw in de ogen van het personeel invloed uitoefent op anderen, wordt ze overgeplaatst. Elke interactie wordt in de gaten gehouden. „Alles wat we zeggen en doen wordt gerapporteerd en dat wordt ook vaak benoemd”, schrijft Nawal. „Stel je spreekt uit de macht der gewoonte een paar woorden Arabisch met je vriendin, het kan gaan over een nachtmerrie die je over je ex hebt gehad of iets dergelijks. Je wilt dat met iemand delen zonder dat iemand het weet. Veel PIW’ers [penitentiair inrichtingswerkers, red.] accepteren dat niet en dreigen gelijk met een rapport of rapporteren het.”

Een woordvoerder van de gevangenis bevestigt dat de vrouwen geen Arabisch mogen praten, zodat bewakers kunnen meeluisteren. „Om zicht te krijgen op onderlinge beïnvloeding en om een goede functionele werkrelatie met de gedetineerden aan te kunnen gaan dient er onderling Nederlands gesproken te worden.”

‘s Nachts klinkt er geschreeuw door de gangen. Zodra het donker wordt, beginnen de stemmen te spreken. Een van de vrouwen hoorde medewerkers die er niet waren, hallucineerde. Veel vrouwen hebben hun man of mannen in Syrië verloren. Amal trouwde er drie keer, Sadaf vier. Een van de vrouwen, Khadija, verloor in 2018 twee zoontjes. Een door honger en gebrek aan medicijnen, een door bombardementen. Amber zag in het detentiekamp kinderen levend verbranden in hun tent. Chadia’s voet werd in Syrië provisorisch geamputeerd na een auto-ongeluk. Later raakte ze weer gewond, bij een aanslag. Ze kruipt „op handen en voeten door haar cel”, zei haar advocaat tijdens haar pro-forma-zitting. Door achtergebleven granaatscherven in haar lichaam kan Chadia nauwelijks rechtop zitten.

Ze tonen geen begrip voor mijn zwakte als vrouw

In de brieven aan Ad Corten schrijven de vrouwen niet over hun leven in het kalifaat, alsof die jaren er nooit zijn geweest. Toch worden ze verdacht van ernstige misdrijven die bij IS plaatsvonden. Amina, de jongste van de groep, zou met haar zus bij een vrouwenbrigade hebben gezeten, die erop toezag dat de regels van de sharia werden nageleefd. Twee vrouwen worden verdacht van het plegen van internationale misdrijven. Krista zou geplunderd hebben. Haar man zou een huis van een „ongelovige” hebben „gepakt”, appte ze vanuit het kalifaat naar haar moeder. Hasna zou een jezidi-vrouw als slaaf hebben gehad. Hun zaken moeten nog voor de rechter komen.

In de brieven beginnen de verhalen van de vrouwen pas in de Koerdische detentiekampen, waar de meesten pas terechtkwamen toen het kalifaat gevallen was, en ze nergens anders meer naartoe konden. Sommige Nederlandse vrouwen werden door de Koerden gemarteld, schrijft Nawal. Ze werden „naakt” verhoord, kregen „emmers water” over zich heen, waarna ze „in de airco” moesten zitten. Ze schrijft dat vrouwen aan een hondenriem door de cel moesten lopen. Dat vrouwen met hun kinderen werden weggevoerd en dat „werd gedaan” alsof ze „geëxecuteerd” zouden gaan worden.

Op een avond sneeuwde het in het detentiekamp, schrijft Sadaf, en ze keek omhoog, naar de sterren die „schitterden”. „Het leek alsof ik op de maan stond.” Als een van de eersten wist zij uit het kamp te ontsnappen om zelf terug te keren.

Ouder-en-kinddag

De moeders beschrijven in de brieven hoe ze in het kamp iedere nacht met hun kinderen in hun armen in slaap vielen. Veel kinderen hebben geen vader meer, die zijn omgekomen op het slagveld. Na de repatriëring moesten de kinderen ook afscheid van hun moeder nemen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en in pleeggezinnen geplaatst. Ze zien hun kinderen eens in de zes weken, schrijven de vrouwen in hun brieven. Tijdens het ‘ouder-en-kind-bezoek’, dat één uur duurt. Dan mogen de moeders met hun kinderen spelen en ze knuffelen, „in een kringetje” met toekijkende beveiligers en jeugdbeschermers.

In een reactie zegt de gevangenis dat de moeders hun kinderen vaker mogen zien. Eens per week is er een bezoekuur, „ook kinderen mogen tijdens dit bezoek aansluiten”. Maar de vrouwen schrijven dat het daar in de praktijk niet van komt, door onderbezetting bij de jeugdbescherming en de gevangenis.

In hun brieven beschrijven de vrouwen hoe hun kinderen huilend door hun oudere broertjes en zusjes moeten worden weggetrokken als het bezoekuur voorbij is, hoe een vijfjarige zich aan een stoel vastklampte. De vrouwen schrijven dat ze begrijpen hoe zwaar het voor hun kinderen moet zijn, omdat ze zichzelf als kind ook vaak in de steek gelaten hebben gevoeld. Wie klaagt, krijgt te horen dat ‘Den Haag’ het nu eenmaal zo besloten heeft.

Pragmatisch over de doodstraf

Als het aan de politiek lag, waren de vrouwen nooit teruggekomen. „Voor de VVD is er geen enkele reden om deze vrouwen een tweede kans in Nederland te geven”, schreef justitieminister Dilan Yesilgöz in 2019 – toen nog als Kamerlid – in een opiniestuk. „Dit zijn oorlogsmisdadigers die alle mensenrechten die zijzelf grof hebben geschonden nu ineens willen gebruiken om terug te kunnen keren naar Nederland.” Yesilgöz wilde de vrouwen ter plekke laten berechten, met het risico dat zij ter dood zouden worden veroordeeld. „Dat de Iraakse rechtbanken in sommige gevallen nog steeds de doodstraf hanteren, daar staat de VVD pragmatisch in.”

Dat ze konden terugkeren, kwam enkel door een dreigement van de Nederlandse rechter dat hun strafzaak anders zou komen te vervallen. De vrouwen weten zelf ook wel dat ze „als monsters” worden gezien. Maar dat zou ook door beeldvorming komen. „De media schetst zo’n angstaanjagend beeld van ons dat ik zelfs bang word van mezelf”, schrijft Sadaf. Deze opvatting schemert door in veel van de brieven. De vrouwen lijken zich eerder slachtoffer dan dader te voelen. „Wij zijn kwetsbare vrouwen die veel hebben meegemaakt”, schrijven ze, „maar we worden bestempeld als zware terroristen.” Begrijpen ze in Nederland dan niet dat vrouwen, eenmaal in het kalifaat, niets meer te zeggen hadden? Dat ze helemaal niet terug kónden, zelfs al zouden ze willen? Sadaf: „Ze tonen geen begrip voor mijn zwakte als vrouw.”

Veel van de vrouwen vinden dat ze al genoeg zijn gestraft. Ze zaten al jaren in het detentiekamp. Ze hebben voor hun keuzes al „moeten boeten door 5 jaar in een tent te wonen”.

Het Nederlandse beleid is: jij deugt niet. Je hebt een fout gemaakt en je mag het niet meer goedmaken.

Nawal

In januari zag Nawal twee gezichten op de terrorismeafdeling die ze nog niet kende. De twee zagen er niet uit als medewerkers van de gevangenis, ze hadden andere kleding aan, maar liepen wel naar een celdeur toe. Een van de vrouwen kreeg „een paniekaanval”, schrijft Nawal. „Omdat ze dacht dat het de immigratiedienst IND was.” Het bleken nieuwe medewerkers van de schoonmaakdienst te zijn.

Maar het hád de IND kunnen zijn, met de boodschap dat er weer een Nederlandse nationaliteit is ingetrokken.

Het is kabinetsbeleid om van veroordeelde terroristen met een dubbele nationaliteit het Nederlanderschap af te pakken. Dat betekent dat de vrouwen na hun detentie over een paar jaar als illegaal de gevangenis uitstappen. Ze worden geacht te vertrekken naar het land van hun tweede nationaliteit, vaak Marokko. Misschien wel zonder hun kinderen. Want de kinderen staan op dit moment onder gezag van jeugdbescherming, en wat als ze, als hun moeders eenmaal vrijkomen, in Nederland zijn geworteld?

Tijdens de hele reis uit het detentiekamp terug naar Nederland, zei Nawal tijdens haar rechtszaak, „heeft mijn zoontje liggen slapen op de schoot van Nederlandse militairen. Maar bij aankomst in Nederland wordt dan wel gezegd: als het hele juridische circus hier is afgerond, sturen we je naar Marokko.”

Sadaf, die al veroordeeld is, was een van de eersten. Met Kerst hoorde ze dat ze geen Nederlandse nationaliteit meer heeft. Als ze over een paar jaar vrijkomt, mag ze niet meer werken, niet meer studeren, heeft ze geen zorgverzekering meer, geen BSN-nummer. Maar naar Afghanistan, het land dat ze op haar zevende ontvluchtte, kan ze ook niet terug. Ze schrijft: „Wat is dan het verschil tussen dit en de actie van de Taliban die vrouwen verbiedt te werken en te studeren?”

„Waar het op neerkomt”, schrijft een van de vrouwen, „is dat we eigenlijk geen toekomst hebben in Nederland”.

Ook de vrouwen die nog niet zijn veroordeeld, worden op dat scenario voorbereid. Ze schrijven dat de reclassering hun aanraadt een opleiding te kiezen waar ze iets mee kunnen in Marokko. „Dat het misschien beter is om Arabisch te studeren, in plaats van havo.” In hun brieven lijken de vrouwen inmiddels meer spijt van hun terugkeer dan van hun vertrek te hebben. „Was ik maar dood gegaan onder een bom”, hoort een van de vrouwen op de afdeling. .

Het is „inderdaad een complexe taak” om vrouwen die mogelijk hun nationaliteit verliezen, voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving, zegt de gevangenis in een reactie. Daarom wordt het deze vrouwen aangeraden om hun opleiding „aan te laten sluiten” op het land waar zij na hun straf naar toe moeten.

In een van de brieven wordt al gewaarschuwd voor „recidive”, als sommige vrouwen hun nationaliteit en kinderen verliezen. „Dan hebben ze echt niets meer te verliezen”.

Nawal ziet op de terrorismeafdeling nu „hetzelfde gebeuren als in het detentiekamp”. Dat vrouwen die steeds minder te verliezen hebben, gevaarlijk worden. „Ik voel me verantwoordelijk om het te zeggen, ook al weet ik dat aan mijn woorden geen waarde wordt gehecht. Maar dit beleid, en vooral de dreiging van het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit, werkt radicalisering in de hand.”