Dankzij Halina Reijns Babygirl staat het thema seksuele onderwerping weer op de (feministische) agenda. Zo is er al veel gediscussieerd over de scène waarin Nicole Kidman op handen en voeten melk uit een schoteltje moet likken. Is dit nou bevrijdend of niet? Het is perfecte timing dat Belle de jour (1967) van Luis Buñuel vanaf volgende week weer in de bioscoop draait in een 4K-restauratie. Het legendarische schandaalsucces van Buñuel (1900-1983) en zijn coscenarist Jean-Claude Carrière is een van de beste films over sadomasochisme. Met opvallend genoeg een verhaal dat op veel punten raakt aan Babygirl. Ook Belle de jour gaat over de weg naar zelfacceptatie, in dit geval van een keurige bourgeoisvrouw die zich via sadomasochisme ontdoet van haar seksuele remmingen en zich bevrijdt van schaamte over haar seksuele voorkeur.
In Belle de jour is Séverine Serizy (Catherine Deneuve) een frigide, wat hautaine echtgenote van een keurige arts. De film begint als zij en haar man Pierre in een rijtuig over een bospad rijden, met rinkelende koetsbelletjes op de geluidsband. Plotseling stopt Pierre de landauer en beveelt Séverine uit te stappen. Als ze protesteert, trekken de twee koetsiers haar bruut het bos is. Ze wordt aan een boom gebonden en haar rode jurk wordt kapotgescheurd. Daarna beginnen de mannen haar te geselen. Een close-up van haar gezicht laat zien dat ze ook genot beleeft, niet alleen pijn.
Séverine gaat tussen twee en vijf werken in een Parijs bordeel, hiertoe (onbewust) aangezet door de libertaire huisvriend Henri Husson (Michel Piccoli). Daar maakt ze kennis met de perversies van allerlei klanten en kan ze haar eigen sadomasochistische fantasieën uitleven. De seksuele aberraties van Séverine en de bordeelklanten worden door Buñuel niet veroordeeld.
Id en superego
In een interview op de blu-ray van Belle de jour vertelt Jean-Claude Carrière dat hij en Buñuel de erotische sequenties baseerden op interviews met vrouwen over hun seksuele fantasieën: hun film is dus geen vieze mannenfantasie. Carrière zegt ook dat voor Buñuel Belle de jour, de verfilming van een boek van Joseph Kessel uit 1928, ging over de freudiaanse begrippen id (het ‘lustprincipe’) en superego. Simpel samengevat: de botsing van onbewuste verlangens en dierlijke driften met het bewuste geweten. Een geweten dat hier, net als in veel andere Buñuelfilms, gelijkgesteld wordt met de gezapigheid van de bourgeoisie. Belle de jour ging volgens Buñuel over het mysterie van seksuele krachten die zich niets aantrekken van moraal, decorum en begrenzing.
In Belle de jour, dat de Gouden Leeuw won op het filmfestival van Venetië, weigert de toen 67-jarige Buñuel onderscheid te maken tussen het echte leven en fantasieën, dagdromen en geheime wensen. Ze zijn even belangrijk voor de Spaanse surrealist, die zijn doorbraakfilm Un chien andalou (1929) samen met Salvador Dáli maakte.
In een fameuze scène gaat Séverine naar het kasteel van een hertog, zogenaamd voor een religieuze ceremonie in een kapel. Eenmaal aangekomen vraagt hij haar in een doodskist te gaan liggen, net zo opgebaard als zijn gestorven dochter. Nadat hij witte lelies op haar schijnbaar levenloze lichaam heeft gelegd, gaat de hertog recht onder de kist liggen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat hij masturbeert. Voor Buñuel was deze scène echt, volgens zijn scenarist Jean-Claude Carrière een fantasie van Séverine. Toch is het niet helemaal onmogelijk onderscheid tussen de twee te maken. Elke keer als we rinkelende belletjes horen, weten we dat het een van de fantasieën van Séverine is die we te zien krijgen. Er zitten ook flitsen in naar Séverines jeugd, met de suggestie dat zij als meisje misbruikt is. In een korte scène weigert zij als achtjarig meisje de hostie, waardoor de film ook een link legt tussen religie en (de fnuikende onderdrukking van) seksualiteit.
Voyeurisme
Belle de jour speelt ook met de verlangens van de toeschouwer, daagt zijn voyeurisme uit. Ondanks het onderwerp zit er geen naakt in, op de rug van Deneuve na of een doorzichtig negligé. En wie wil weten wat er in het zoemende doosje zit dat een Aziatische man aan de prostituees laat zien, komt bedrogen uit. Eén keert zich walgend af, Séverine is erdoor gefascineerd.
Het doosje keerde in 2006 terug in het vervolg op Buñuels film, Manoel de Oliveira’s Belle toujours, Catherine Deneuve niet. Séverine werd gespeeld door Bulle Ogier als bangige vrouw, gelaten afwachtend wat Husson nu weer voor haar in petto heeft. Deneuve wilde niet meewerken, want „een meesterwerk moet je met rust laten”. Goed punt.