Wat bijzonder is aan het werk van de Iraaks-Brits datajournalist Mona Chalabi (37), is dat ze cijfers en feiten in één oogopslag begrijpelijk en voorstelbaar maakt, door ze te presenteren in eigenzinnige en vaak geestige tekeningen. Verwacht van haar geen standaard taartdiagrammen of staafgrafieken. In plaats daarvan aantrekkelijke, kleurrijke verhaaltjes in een eigen, verrassende beeldtaal.
Neem de manier waarop ze voor het magazine van The New York Times de rijkdom van Amazon-oprichter Jeff Bezos in beeld bracht, onder de kop ‘Negen manieren om je de rijkdom van Jeff Bezos voor te stellen’. Voor die productie kreeg ze de prestigieuze Pulitzer-prijs. Ze won in de categorie ‘geïllustreerde verslaggeving’.
Wat moet je je voorstellen bij een vermogen van 172 miljard dollar? Chalabi plaatste het in perspectief door er het bezit van een gemiddeld Amerikaans huishouden tegenover te stellen. Die vergelijking ‘vertaalde’ ze vervolgens in beelden, zogenoemde datavisualisaties. Als je je de gemiddelde rijkdom voorstelt als één pinda, dan is de rijkdom van Bezos een vrachtwagen vol potten pindakaas. En zo verder: vergelijk de doorsnee van een Oreo-koekje (het gemiddelde huishouden) met twee keer de lengte van de Grand Canyon (Bezos); de hoogte van een stukje Toblerone-chocola met de Mount Everest (als je hem vijf keer beklimt).
Een stuk chocola vergelijken met ’s wereld hoogste berg: het is precies die lichtvoetigheid die zo kenmerkend is voor haar getekende visualisaties. „Lichtheid is belangrijk, het trekt een ander publiek”, licht Chalabi toe in een interview. Deze week was ze kort in Amsterdam om het Mozilla Festival, een conferentie over de toekomst van het internet, toe te spreken.
Humor als lokkertje
„Veel mensen hebben een negatieve relatie met cijfers. Ze denken dat datavisualisaties of bepaalde informatie niet voor hen bedoeld is. Met lichtheid, en soms humor als lokkertje, kun je toch hun belangstelling wekken. Iemand denkt eerst misschien: wat een rare illustratie, om daarna te ontdekken dat het echt ergens over gaat. Door bijvoorbeeld de stijging van de kosten van levensonderhoud te vergelijken met de veel grotere stijging van ‘de kosten van doodgaan’, vestig je er de aandacht op dat begrafenissen zó duur zijn geworden dat veel mensen dat niet meer kunnen betalen.”
Tegen de zaal vol maatschappelijk geëngageerde ‘techies’ van het Mozilla Festival zegt ze: „Het is de verantwoordelijkheid van journalisten om een verhaal te vertellen, ook voor díe mensen. Ik ben beducht voor ‘bouncers’ – mensen die een website bezoeken en meteen weer verlaten. Ik wil dat ze blijven, verder lezen, en pas weggaan als ze de informatie tot zich hebben genomen.”
Chalabi, in Londen opgegroeid als kind van Iraakse ouders, is tegenwoordig dataredacteur bij The Guardian. Ze werkte eerder onder meer voor de Amerikaanse website FiveThirtyEight, die gespecialiseerd is in politiek en opiniepeilingen. Maar daar knapte ze af op de behoudende manier waarop data in infographics worden weergeven.
„Voor mij is ’infographics’ eigenlijk vies woord. Cijfers werden door collega’s als iets puurs en heiligs gezien.” Dat er aan zogenaamd ‘harde cijfers’ vaak subjectieve keuzes ten grondslag liggen, zou je niet moeten wegmoffelen, vindt ze. De informele uitstraling van haar werk, en de schijnbaar handgeschreven belettering, contrasteren met de strengheid en stelligheid van de klassieke infographics.
„Door de computer gegenereerde infographics pretenderen exactheid, objectiviteit. Daar wilde ik me van losmaken. Mijn werk heeft niet die ‘definitieve kwaliteit’. Het ziet er bescheiden uit, alsof het niet af is. En zo hoort het ook.”
Een hangend kopje
Om te zorgen dat haar werk laagdrempelig is, gebruikt Chalabi vaak analogieën. In een visualisatie van de toename van het aantal mannen met erectiestoornissen tussen 2003 en 2013, is een neergaande grafieklijn een tulp met een hangend kopje. „Mijn werk moet ook begrijpelijk zijn voor mensen die Engels als tweede taal hebben, en mensen met een andere culturele achtergrond.”
Haar werk mag op statistische data zijn gebaseerd, Chalabi maakt er vaak onmiskenbaar een politiek punt mee. Bijvoorbeeld over de oorlog in Gaza. Op basis van een lijst goederen die de Israëlische autoriteiten in oktober 2023 wel, en welke ze niet toelieten in Gaza, maakte ze twee kleurige, bijna vrolijke visualisaties, alsof ze voor kinderen bestemd zijn. Op de ene een vrolijke baby met een pak natte doekjes, een kam, mineraalwater, wc-papier, eten uit blik (toegestaan). Op de andere koekjes, muziekinstrumenten, speelgoed, kranten, visdraad, naaimachines (verboden).
Je zou het tweeluik als een puur feitelijke, journalistieke presentatie van een aspect van de toenmalige situatie kunnen zien. Ware het niet dat Chalabi er in een voetnoot onder schrijft dat ze zich gebaseerd heeft op een lijst uit 2010, maar dat het huidige systeem „nog ondoorgrondelijker, wreder en willekeuriger” is. Is ze met die woorden als datajournalist niet van de afdeling nieuws de grens overgestoken naar de afdeling opinie?
„Een deel van de lezers zal me daardoor wantrouwen. Maar een ander deel zal me daardoor juist betrouwbaarder vinden, want ik pretendeer niet dat ik geen mening heb. En zoals júllie konden zien waar de grens liep, waar de feitelijke berichtgeving stopte en mijn persoonlijke interpretatie heel duidelijk begon, zo denk ik dat het ook voor anderen duidelijk is, en dat het dus misschien niet zo schadelijk is. Pretenderen dat ik níet met afschuw vervuld zou zijn door wat er in Gaza gebeurt, zou bullshit zijn. Dan zou ik de lezers een leugen opdienen.”
Palestijnse journalisten
Dat Chalabi vorig jaar de Pulitzer-prijs won was voor haar een hoogtepunt („Ik was zo blij, ik moest huilen, ik kon het niet geloven”). Maar dat veranderde snel in een teleurstelling.
Het stak haar dat bij de plechtige uitreiking van de prijs in oktober, waar de crème de la crème van de Amerikaanse journalistiek aanwezig was, met geen woord werd gerept over de vele Palestijnse journalisten die toen al in het oorlogsgeweld in Gaza waren omgekomen.
„Ook aan de vele Palestijnse journalisten die al jaren ten onrechte in Israël gevangen zitten werd geen enkele aandacht besteed. Terwijl wél veel journalisten rondliepen met speldjes met de tekst ‘Free Evan’ – uit solidariteit met de journalist Evan Gershkovich van The Wall Street Journal, die ten onrechte in een Russische gevangenis zit. Geweldig dat ze dat doen, maar wat gebeurt er als niet-witte journalisten worden aangevallen? Denken ze dat Palestijnse journalisten het eigenlijk wel een beetje verdienen om gevangen te zitten? Ik heb het bestuur van de prijs naderhand per brief gevraagd waarom ze niets over de Palestijnse journalisten hebben gezegd. Ik heb niets terug gehoord.” Op Instagram liet ze haar meer dan 450.000 volgers weten dat ze het prijzengeld (15.000 dollar) had gedoneerd aan een organisatie voor Palestijnse journalisten.
„De journalistiek heeft de Palestijnen zo lang verwaarloosd. Er waren bij de prijsuitreiking ook prominente journalisten van The New York Times aanwezig, die bij de krant een grote rol speelden bij het creëren van steun voor de Irak-oorlog. Als Iraakse ben ik niet vergeten hoe de Westerse pers steeds maar bleef waarschuwen voor de massavernietigingswapens in Irak – die er niet bleken te zijn. Ik vind dat de mensen met bloed aan hun handen daar niet genoeg rekenschap voor hebben afgelegd. Daarom neem ik mijn werk zo serieus: als je publieke steun voor of tegen iets mobiliseert, dan moet je ook een deel van de verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen.”